Inhoud blog
  • De mergel van Gelinden.
  • Heksen in Gelinden
  • Gelindense Folklore
  • Het kanton Sint-Truiden
  • De grote steenweg
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    GELINDEN
    Een dorp als geen ander
    06-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De mergel van Gelinden.
    Over de mergel van Gelinden zijn talrijke artikels verschenen.
    Eerwaarde Heer Brouwers Jacques, pastoor in Gelinden tussen 1953 en 1967, heeft in het tijdschrift "Het Land van Loon" een omvangrijke eigen studie gepubliceerd over de mergel van Gelinden.
    Hetgeen ik nu neerschrijf is gewoon het verhaal over de Gelindense mergel om de onwetenden onder ons te verbazen met het feit hoe een doordeweeks dorp als Gelinden ooit wereldnieuws werd omwille van zijn mergelgroeve.
    Zestig miljoen jaar geleden (vroeg-tertiair) had onze regio een subtropisch klimaat.  De zee overspoelde ons land en op de hoogten groeiden tropische reuzenbomen met daartussen weelderige plantengroei.  De zee was zeer visrijk en talrijke vogelsoorten vonden er hun thuis.
    De eerste schriftelijke vermelding van de mergelkuil in het gehucht Overbroek te Gelinden dateert van 1612. Over een lengte van 300 meter en 10 meter hoog werden drie mergelgroeven uitgebaat. De mergel werd als meststof aangewend voor de plaatselijke landbouwgronden. Men moet weten dat Keizer Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome al in de achtste eeuw na christus het jaarlijks bemesten met mergel van alle landbouwgronden verplichtte. De mergel was niet alleen meststof, maar ook bouwmateriaal en grondstof voor de pottenbakkers. De OLV basiliek van Tongeren werd gebouwd met mergelblokken.  Boussemart Jos van Lille had in 1770 een beroemde pottenbakkerij en porseleinfabriek te Luik. In een handschriift van hem, dat bewaard is gebleven, vinden wij de potaarde of mergel van Gelinden,  vermeld tussen de verschillend aardsoorten die hij gebruikte om zijn mengels samen te stellen.
    Tussendoor wat plaatselijke geschiedenis : In het huis dat bewoond werd door Baptist Ory, woonde vroeger Willem Boden. Hij was de vader van Potbet en de ontginner van één van de drie mergelgroeven. De familie Boden was hier gekend als "bij potterkens".
    Een lid van de stam Boden was "Joès" of Jozef Boden, bijnaam "de weter". Hij bewoonde het huis dat later eigendom werd van Jozef Steuckers.
    In de jaren 1860 werd er veel onderzoek gedaan omtrent de mergelgroeve van Gelinden.
    Rond 1870 ontdekte professor G. Dewalque, hoogleraar aan de Luikse Universiteit, in de mergelkuil van Overbroek de afdrukken van 26 verschillende soorten bomen en planten die thans niet meer bestaan. Hij werd een paar jaren later bijgestaan door de Hoogleraren Graaf Georges de Looz-Corswarem en Constantin Malaise. In het totaal beschikte men nu over 59 fossiele afdrukken van planten, waaronder 33 nieuwe soorten, verdeeld onder 20 families.
    De meeste fossielen zijn uitgestald in de vitrines 36 en 37 van het Natuurhistorisch Museum in Brussel.
    Het Britisch Museum te Londen huisvest nog een zestal exemplaren.
    De Heren onderzoekers hadden een fossiele plantenreeks ontdekt die de schakel vormt tussen de flora van het krijttijdperk en de eerste tertiaire Tijd.  Het "nieskruid" dat men ontdekt had nog geen latijnse naam en werd geregistreerd onder de naam "Dewalquea Gelindenensis".
    Buiten de plantenfossielen werden er ook schelpen gevonden van 23 soorten weekdieren, 15 verschillende vissoorten en een fragment van een niet nader te bepalen vogel.
    In een houten koffer in de voormalige pastorij te Gelinden werden een aantal mergelblokjes met afdrukken van plantenfossielen bewaard. Ik heb ze onder het beheer van pastoor Ory nog gezien.
    Toen pastoor Ory verhuisde wegens gezondheidsproblemen kwam de pastorij leeg te staan.
    De kist is dan verhuisd naar de parochiekerk, maar de mergelblokjes waren verdwenen.
    Ik hoop dat ze ooit eens terug boven water komen en een veilige plaats krijgen in bijvoorbeeld de parochiekerk. Het is tenslotte Gelindens erfgoed.

    06-02-2009 om 18:49 geschreven door Vanswegenoven René

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (31 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    29-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heksen in Gelinden
    De kinderen werd op het hart gedrukt dat ze geen knopen, haarspelden, enz, mochten oprapen op de openbare weg, want die waren daar gelegd om U te beheksen.
    Aan de zogenaamde "stichels" werd de nachtelijke wandelaar dikwijls door de heksen lastiggevallen. Ook de kruisbanen golden als gevaarlijke plekken, en daarom werden er Onze Lieve Here kruisen opgericht, ofwel Lieve Vrouwe beeldjes geplaatst.
    Opdat de heksen de mensen niet zouden schaden, moest men zich 's morgens en 's avonds en voor het werk met wijwater zegenen.
    Een heks kon men op verschillende manieren kennen. Ze was een oud, lelijk, boos, venijnig, geheimzinnigdoend wijf, die de macht bezat mens en dier te schaden.  Zij stichtte onheil en bracht in het algemeen ongeluk.  Sommige heksen waren met naam en toenaam gekend, door iedereen gevreesd en toch ontzien.  Anderen werden door niemand verdacht en verrieden zich door iemand te beheksen.
    Mijn grootmoeder, Leonie Bergans, vertelde aan kinderen en kleinkinderen van de bedelheks van Mielen.  Uit danbaarheid voor een milde aalmoes, bracht zij onheil over het huis en het gezin.  Men mocht haar dus niets geven en doorzenden. Dan ging ze meestal grommend verder.
    O wee, de goedhartige buger die haar wilde helpen met een handgift.  Als ze terug buiten ging, prees de heks de boerin om haar goeduitziend vet varken in de stal, terwijl ze het dier even aanraakte.
    Het varken zou naderhand levend verrotten alvorens te sterven.
    Een vrouw, welbekend, heeft de heks geholpen.  Toen de heks weg was, begonnen de kinderen des huizes te schreien tot ze stierven.  Na hun dood vond men een kroon van pluimenrozen in hun oorkussen. Een boer is toen met paard en kar, vol buurtkinderen,  naar de Mindebroeders te St-Truiden gereden om de kinderen te laten overlezen.
    In de winter kwam de heks eens met natte voeten bedelen bij Aldegondis van Willekens. Het brave vrouwtje gaf haar kousen en klompen te leen. Nauwelijks was de heks buiten en Aldegondis werd ziek, kon niet meer eten of slapen.  Ongerust wachtte ze dreigend de heks af om bij haar gesloten huisdeur, onder doodsbedreiging te doen "ontheksen".  De oude heks grommelde een paar onverstaanbare woorden en de plaag vloog als een verlichting van de bedrukte vrouw weg.
    Grootmoeder was eens appelen aan het schillen en de kinderen speelden in huis.
    De heks verscheen en wilde binnenkomen. Dit kon niet want grootmoeder had een gewijde medaille onder de drempel van de deur verborgen. De heks vroeg dan een appel en een mes. Grootmoeder vroeg kwaad waarom ze dat nodig had.  De heks wou aan de kinderen een stukje appel geven. De heks werd weggejaagd en grommend trok ze verder.
    Aan de kinderen werd gezegd nooit suikerbollen van vreemde, oude wijven aan te nemen.
    Ze moesten ze ontwijken en hun duimpje van de linkerhand in hun vuist sluiten.  Zo had de heks geen macht over hen.
    Natuurlijk werd ook al eens een braaf oud vrouwtje voor heks gehouden.
    Op hun sterfbed hebben ze zich dikwijls verraden, want ze konden niet sterven vooraleer haar kunst door te geven aan haar dochters.
    Hoe en waardoor hadden de heksen de macht om onheil te stichten? Sommigen hadden die macht overgeërfd, anderen waren in de macht van de duivel omdat ze niet of slecht gedoopt waren.
    's Nachts sliepen ze niet en moesten ze de manen en staarten van de paarden vlechten, en landbouwalaam en vooral kettingen verwarren en in bomen hangen.  Ze konden met bolletjes aarde muizen maken en ze over de grond doen lopen.

    29-07-2008 om 00:00 geschreven door Vanswegenoven René

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (15 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gelindense Folklore
    Sinds tientalle jaren is de Poëzie helemaal uit ons volksleven verdwenen. Zoveel schoons gaat daarbij verloren. Een volk dat zijn gebruiken, zeden en zijn aard laat varen, verliest meteen alles wat zijn adel, zijn persoonlijkheid, zijn kenmerkende eigenschappen uitmaken, waardoor het gehecht blijft aan dorp en streek. Vele oude gebruiken, die getuigden van het oude geloof van onze mensen, zijn bijna allen verloren gegaan.
    Eigen aan onze haspengouwse dorpen was het palmsteken op de akkers, met daarbij een vroom gebed om van de Heer het zestigvoud te bekomen. Meer algemeen is nog het palmsteken op de graven van de afgestorven familieleden op Palmzondag.  Op de boerderijen werden palmtakken aangebracht in de stallen om het vee voor ziekten te behoeden.  Bij onweer werd een palmtak in de kachel verbrand omdat de rook ervan als wierook het huis zou beschermen tegen blikseminslag. Telkens als het bliksemde maakte men biddend een kruisteken en wachtte met vrees het einde van het onweer af.
    De plaatselijke bedevaarten zijn vergeten erfgoed.  Naar Boekhout ging men om geluk te hebben in de varkenstal. Ook de Ossenweg, Hakendover, Horpmaal en Hoepertingen waren geliefde bedevaartplaatsen om geluk in de varkenskweek af te smeken.  Naar Heers werd gebeewegd tegen de St Gilisziekte van mens en vee. De dreefkapel in Mechelen-Bovelingen was een geliefde plaats tegen de dysenterie van het pluimvee. St Andreas van Mielen-boven-Aalst was goed tegen de hoofdpijn, St Job in Hasseltbroek tegen zweren, St Stefanus in Batsheers tegen de stuipen, en men trok zelfs naar Grivignée tegen allerlei kinderziekten.
    Een veelgehoorde uitdrukking in Gelinden was : St Quintinus is een waterman, en daarom regent het altijd op kemis Gelinden.
    Om een oogverzwering (wian) te doen verdwijnen moest men er een kruisje over maken met een trouwring.
    Voor het zaaien van de veldvruchten moest men rekening houden met de St Martenszomer, het feest van Sint Lambert en met de rosse maan.
    Een spiegel breken brengt ongeluk binnen het jaar en dertien was ook hier een ongeluksgetal.
    Was een koe zeer mager, dan was ze van de kwade hand geraakt of behekst. Men moest in een emmer water kijken om de heks te zien.
    Spinnewebben in huis beloven een weduwnaar aan de jonge trouwlustige dochters.
    Als een weduwnaar of weduwe in het huwelijk trad, verlustigde zich gans de wijk, gedurende vele avonden, aan getoeter en ketelmuziek.
    Op het feest van St Maarten haalde de jeugd gedurende de dag stro en mutsaarden bijeen, om 's avonds, als het donker was, het St Maartenvuur aan te steken.  Zingend en dansend om de vuurgloed heen, tot laat in de nacht, werd het volgende lied gezongen :
    "Toete, toete Matte, koale, koale vuur,
    gef os e scheufke out de schuur,
    de hinnen krijgen de pip,
    de hanen krijgen de scheit,
    zeven oeren wijd"
    Op vetten donderdag ging de jeugd zingend van huis tot huis en ontvingen appelen, noten, en meestal geld. Ze zongen daarbij :
    "Broimoi, broimoi, gef mich enne broi,
    ich koam ni mei voor d'ander joar,
    dies joar enne schiling,
    d'ander joar enne piling,
    piling, piling, woagepond,
    vrouw en mester blef gezond"
    Als men geen gehoor kreeg zong men :
    "Hoag hoas, lèg hoas,
    doa zit en gierige pin in hoas"

    29-07-2008 om 00:00 geschreven door Vanswegenoven René

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (14 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    26-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het kanton Sint-Truiden
    De Franse revolutie bracht een gans nieuwe staatsinrichting met zich mee.
    De plaats van Drossaerden, luitenanten, kwartieren en bannen werd ingenomen door Prefecten, onderprefecten, gouverneurs, commisarissen, departementen of provincies, arrondissementen en kantons.
    Het besluit van het "Comité de salut public" van 31 augustus 1795 verdeelde België in negen departementen of arrondissementen.  Het vijfde arrondissement de la Meuse inférieure (Maastricht) had dertig kantons.  Het veertiende kanton bestond uit : Vrijheers (onder Engelmanshoven) met Vrijheers, Engelmanshoven, Gelinden, Groot-Gelmen, Klein-Gelmen, Marline, Mettecoven, Gutshoven, Broekom, Hels, Veulen, Horpmaal, Opheers, Nerem en Rukkelingen.
    Op verzoek van de Volksvertegenwoordigers (12 november 1795) werd op 9 januari 1796 door de generale administratie van Maastricht, het kanton Vrijheers vervangen door het kanton Heers.
    Door het besluit van de consul van 9 januari 1802 werd het getal kantons en vredegerechten van 31 tot 25 veminderd en alzo ontstond het huidig kanton Sint-Truiden.
    Met de Franse Revolutie verdwijnen al de kapittels van de Collegiale Kerken en worden de parochies opnieuw zelfstandig opgericht.  Het Kapittel van St Servaes en St Materne zijn niet langer meer de begevers van de pastorij van Gelinden.  De pastoor wordt nu rechtstreeks benoemd en aangesteld door zijn Bisschop.  Klein-Gelmen, dat tot de parochie Gelinden behoorde, wordt een zelfstandige parochie. Zodoende is er in Gelinden geen Kapelaan meer nodig.
    Samen met de vele landelijke kapellen en heiligdommen werd waarschijnlijk de kapel van St Jan van Marsnil verbeurd verklaard, afgebroken en het materiaal verkocht.
    Omdat er geen kapelaan meer is in Gelinden, werd het onderwijs gegeven door lekenonverwijzers.
    Mijn over-overgrootvader, Jan Thewis (uit de Thewiswinning van Ovelingen) was de eerste onderwijzer van Gelinden.  Hij was afgestudeerd aan de Humaniora en Wijsbegeerte (Leuven) , en werd door de liberale gemeenteraad het onderwijzerschap aangeboden.  Hij heeft school gehouden in Ida's huis op de Berg, waar later Victor Vanstapel gewoond heeft. Vervolgens in de dorpstraat, waar Julieke Drisque winkel hield, en later bij hem thuis in overbroek.  Zijn huis werd door de gemeenschap dan ook "bij schoolmeesters" genoemd. Na zijn dood werd dit goed geërfd door de zuster van mijn grootvader, Maria Vanswegenoven, de echtgenote van Charel Bormans, bijgenaamd het "oud charelke".

    26-07-2008 om 00:00 geschreven door Vanswegenoven René

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (14 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De grote steenweg
    De grote steenweg (luikersteenweg) werd aangelegd onder de regering van Maria Theresia (1740-1780).  Sinsdien is de dorpskom, die zich op de berg (barettestraat) en aan het kruis bevond, verplaatst geworden naar de steenweg. Voor de aanleg liep er wel een gewone weg, die waarschijnlijk uit de lindestraat kwam en juist na het huis van Generaal Nonnon door de tramstatie, via de beemd over de helling van de boschberg liep. Het huis Nonnon staat schuin ten opzichte van de nieuwe steenweg en werd indertijd gebouwd in de richting van de voormalige weg.
    Voor de Franse Revolutie was het Huis Nonnon met de landerijen eigendom van de Prinsbisschop van Luik. Het huis zelf had een private huiskapel en op de koer was een steen in de muur gemetseld met het wapenschild.  Veel documenten en boeken uit het huis zijn verloren gegaan toen de zoon van de Generaal, Guy, onder de 2de wereldoorlog (1942) vuurtje gestookt heeft in de weide achter het huis.
    Aan de winning "Ghijsens" (zusterklooster) waren de barriers, en op de hoek met de dorpsstraat, langs café Vroonen, stond het oude huis van de "schatters".  Dit tolhuisje staat nu in Bokrijk.

    26-07-2008 om 00:00 geschreven door Vanswegenoven René

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gelinden en de bank
    Het land van Luik werd verdeeld in 21 regeringskwartieren (districten, bans, drossaerdschaps) in        Loon en in Haspengouw.  Haspengouw had 4 districten, oa dat van Montenaken met 1 Drossaerd en 1 Luitenant-drossaerd (soms 2), waarvan 1 te Montenaken en 1 te Gelinden.
    Alleen leden van oude Adel konden volgens keizerlijk diploma van 14 mei 1707 drossaerd genoemd worden.  Drossaerd waren de graven van Duras, van Lynden, Mirbich, Heers, Glynnes, Berlaymont en de Borchgrave van Bovelingen.
    Van 1685 tot 1710 was Ernest Balthazar van Oyenbruggen "Drossaerd des Ampts Montenaken en der ding-banke Gelinden".
    Van 1772 tot 1796 was de hooggeboren en edele Heer Graaf Joannes Guillaume Michael Pascales de Borchgrave, baron van Elderen, de landdrossaerd van Montenaken.  Hij benoemde in 1772 als luitenant de heer Petrus Jacobus Vanbuitennake van Sint-Truiden.
    Het drossaerdschap Montenaken bevatte 36 dorpen. De volgende dorpen volgden de gewoonten van Luik : Brustem, Corthys, Halle, Hautain-l'Eveque, Montenaken, Walsbetz en Wezeren.
    De andere dorpen volgden de gewoonten van het land van Loon : Bouckhout, Engelmanshoven, Gelinden, Grootgelmen, Halmael, Mettecoven, Mielen-boven-Aelst, Kleingelmen en Vrijheers.
    In zijn"Topographia Lossensis" vemeldt Robijns in zijn artikel "Bancken ende Laet-hoven die naar Vliermael ten hoff te gaen" ook Gelinden met zijn bank.
    De gemeente Gelinden volgde de gewoonten van Loon, evenals zijn bank. Om in beroep te gaan en om volmachten te vragen wendden zij zich tot het Hooger Hof van Vliermael.
    De bank van Gelinden bestond uit de gemeente Gelinden (waar de schepenen zitting hielden) en uit de Gemeenten Groot-gelmen, Klein-gelmen, Engelmanshoven en Mettekoven.
    Eertijds hoorden ook de gemeenten Opheers en Batsheers tot de bank, en de schepenen van Gelinden waren toen rechters van Opheers met speciale opdracht.
    In Gelinden waren er in die tijd ook drie "Laethoven". De laethoven stonden onder het "Refort" van Vliermael : oa het laethof van Jean van Hamel, van de Reysen, en het hof van Roost.
    De burgemeester werd jaarlijks door de inwoners gekozen. Ze moesten de schattingen innen, mochten geldboetes eisen, samen met Drossaert of Schout, ze konden soms voor het gemeentebestuur de aankondigingen of klokslagen van de Gerichtsschepenen verzoeken.
    Om gewichtiger gemeentebelangen te verrichten, moesten ze daartoe door de inwoners gevolmachtigd zijn.
    De schepenen stonden ook in voor de ordehandhaving in de "vrijheid". Ze moesten ook de verschillende verordeningen bekrachtigen die voorgedragen werden door de Drossaerd, de schout of de burgemeester. De Gerrichtsschepenen werden samen met de Griffier door zijne Hoogheid de Prins van Luik in een geheime raad levenslang aangesteld.
    De Schout was voorzitter en samen met de 7 schepenen moest hij "recht kiezen, vinden of wijzen" en de Schout of de Drossaerd moeten hun besluiten met hun rechtsbedienden ten uitvoer brengen.
    De schepenbanken vormden destijds de Burgerlijke en boetstraffelijke rechtbank en gingen in beroep bij de "Zaal van Curingen".
    De schepenbank moest daarenboven notariële aken opstellen, testamenten en huwelijkscontracten registreren in de Gichtregisters.  Daarenboven hielden ze de "rolleregisters" bij die gehouden werden door de Griffier.  Of de schepenbank van Gelinden een doodsvonnis op zichzelf mocht uitspreken, weten we niet. Maar ze mocht in alle geval deze volmacht vragen aan het oppergericht van Vliermael.
    Onder Engelmanshoven ligt nu nog een plaats die de naam "Philippusgalg" heeft. Daar zouden de veroordeelde misdadigers terecht zijn gesteld.
    Op de steenweg te Gelinden stond een zeer oude Linde.  Daar zouden weleer Schout en schepenen, op bepaalde tijdstippen, rechtszittingen hebben gehouden.  De gerichtsbode stelde door het gelui van de banklok de gemeentenaren in kennis van de aanstaande rechtszitting. De Drossaerd of zijn Luitenant kwamen dan ook naar deze rechtszitting.  Onder de brede kroon van de majestueuze linde werden vier banken in een vierkant geplaatst.  Daarrond werd met palen een touw gespannen, vandaar de uitdrukking "de bank spannen". De luitenant-drossaerd, schout en schepenen namen plaats op de banken en de gerechtszitting kon beginnen.  De toegestroomde menigte stond achter de koorden te luisteren en kon in belangrijke zaken hun mening zeggen.  De Schout leidde de rechtszitting in en vroeg in traditionele gerechtsvragen het oordeel van de 7 schepenen.  Gerechtsboden stonden erbij op de orde te handhaven.
    Daarna gingen Schout en Schepenen naar de nabije schepenkamer om daar gezamelijk te onderzoeken welk oordeel men zou uitspreken.  In moeilijke gevallen werd op voorhand het oordeel gevraagd van het Oppergericht van Vliermael. In het huis bij de linde werd later nog een kist met oude papieren gevonden.  Op het rijksarchief van Hasselt bevinden zich de Rolle- en Gichtregisters van de Schepenbank van Gelinden.

    25-07-2008 om 00:00 geschreven door Vanswegenoven René

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Ridders en de parochie van Gelinden.
    Henricourt schrijft in zijn werk "Miroir des Nobles de la Hesbaye" enige aanduidingen over de familie "de Monferrant" van Bas-Heers.  Hij schrijft " Yves de Monferrant had éen zoon, Adam, en elf dochters, die allen huwden met edellieden.  Uit de tiende dochter sproten de ridders van Gelinden en van Rijkel in 't Graafschap Loon. Ze hadden een gouden wapenschild met zwarte leeuw.
    Van het kasteel dat de Monferrants gedurende de eeuwen te Bas-Heers bewoonden, blijft niet meer over dan een weg welke men nog "den dreef" noemt, en een plaatsnaam "t demoisellenveld achter Monferrants".  Het kasteel lag bij het gehucht Maesnil, links van de weg die van Batsheers naar de Bovelingenstraat loopt.  Het kasteel is zodanig "geslecht", dat zelfs van de grachten, die een vierkant vormden, niets meer zichtbaar is. Het schijnt dat de grondvesten en een gedeelte van de muren van de kleine hoeve, toebehorend aan Trienke van "Barons", zijn gebouwd met dikke blokken silex die overbleven van het kasteel.
    In de kerk van Batsheers vindt men nog een grafsteen en jaarlijks worden er nog 5 missen gelezen ter nagedachtenis van deze roemrijke familie. De laatste Monferrant stierf te Bas-Heers op 16 augustus 1693.  Ulrich de Monferrant bezat in 1241 goederen te Bas-Heers, evenals zijn zoon Yvan in 1315.
    Al de aangetrouwde families der elf dochters en éen zoon van Ivo de Monferrant zijn, verwantschapshalve, moeten tussenkomen in de bloedige strijd der huizen van Awans en Waroux.
    Op 12 mei 1284 ging Ridder Arnold van Gelinden (getrouwd met de 10de dochter van de Monferrants) een overeenkomst aan met de Kanunniken van St Materne, aangaande de Kerk van Gelinden. (Cart II, 382). De Ridder behield zich het recht voor de kosterij te begeven. Het Kapittel mocht een priester aanstellen om de H. Mis te lezen aan het altaar van OLVrouw. De inkomsten van het OL Vrouwe altaar volstonden niet meer om in de priester zijn levensonderhoud te voorzien, en daarom kreeg hij van de Ridder de inkomsten van de kosterij.  De Gemeente sprong ook bij en geeft hem later ook de functie van dorpsonderwijzer.
    De zoon van Ridder Arnold, Ridder Wilhelm de Gelinden (Gleyden, Glendene, Glynden), schonk op 15 mei 1306 enige bunder bouwland, gelegen te Egoven, aan de abdij van St-Truiden, bestuurd door de Abt Adam (cart. de St-Trond I p. 423).  Alzo werd de Abdij van St-Truiden de kleine tiendeheffer in Gelinden. De abdij moest bijgevolg, volgens de beslissing van den Aartsdiaken of de deken van het Concilie van Tongeren (Denis Scroux), tussen 1558 en 1572, bijdragen tot het herstel van de kerk van Gelinden.
    Het Kapittel van St Servaes en St Materne te Luik was de begever van de Pastorij en meteen ook de grote tiendeheffer.  De grote tiendeheffer moest de middenbeuk van de kerk onderhouden en zorgen voor al de benodigheden van het altaar.  Zij moesten ook de banklok aanschaffen.
    De kleine tiendeheffer moest zorg dragen voor het koor van de kerk.  Het Kerkfabriek droeg de lasten van het onderhoud van de zijbeuken en van al het meubilair dat niet behoorde tot het hoofdaltaar.  Is de toren gebouwd van op de grond, dan moestende parohianen er voor instaan. Staat de toren evenwel op de muren van het schip der kerk, dan is hij ten laste van de grootste tiendeheffer.
    Klein-Gelmen behoorde tot de parochie Gelinden.  De kapelaan van Gelinden moest er in de kapel, die toegewijd was aan OLV, twee maal per week de mis lezen. 's Zondags moesten de inwoners van Klein-Gelmen mis horen in de parochiekerk van Gelinden.
    In het verslag van het bezoek van den aartsdiaken, op 22 mei 1628, wordt ook de Kapel van Maesnil vemeld, die toegewijd was aan St Jan.  De pastoor van Opheers las er wekelijks één Heilige Mis.  De kapel was in het bezit van de Ridders  van Malta (Tempeliers).  Het gehucht Maesnil behoorde tijdelijk toe aan de gemeente Heers.
    In het hoger vermeld veslag lezen wij dat de pastoor van Gelinden, aangesteld door het Kapittel van St Materne, de opbrengst had van twaalf bunder grond, genomen aan tien vaten gerst per bunder. Hij had geen deel aan de tienden.
    Op het einde van de 17de eeuw gaf de tiendeheffer hem een toelage van tachtig florijnen.
    In 1700 telde de parochie Gelinden 73 families en 220 communicerenden.
    Volgens de parochielijsten van het voormalig landdekenaat Tongeren, opgesteld door J. Paquay, hadden wij in Gelinden : "het altaar van OLV, waarvan de inkomsten 16 mud bedroeg. De begever was het Kapittel van St Materne"
    In 1581 had de Kerkfabriek een inkomen van 18 mud gerst en de Armen een inkomen van 15 mud.
    In 1730 had de kosterij een inkomen van 20 mud gerst.

    22-07-2008 om 00:00 geschreven door Vanswegenoven René

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (12 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De naam
    Mansion in "De voornaamste bestanddelen der vlaamse plaatsnamen" schrijft  dat "Gelende" het middelnederlands was van "gi-landja", wat hekwerk of afsluiting betekende.
    Bij Wouters in zijn "Table chronique des Chartes et dîplomes imprimés concernant l'Histoire de la Belgique" (Commission royale d'histoire. Deel I, blz 448) : L'Evèque de Liège, Notger, prend en engagère d'Ingelard, abbé de Samint-Reqnier, pour un terme de vingt années et mogément trente-trois livres de derniers, les biens que sont monostère possedait dans le dioscèse de Liège : à Hair (Heers), Formala (Fumal), Burcis (Borsu) et Gledela (Gelinden).  Acta sunt hace leodië publice V kal. novembris 1007 28 oct. D'achery, specilegium, tome iv blz 537.
    Kort samengevat uit alle oude geschriften evolueerde onze gemeentenaam dus van gi-landja naar :
    1002 - 1007 : Gledela
    1223 : Glennes (Cart I  201, 202, 203)
    1224 : Glenes (cart I 209, 211)
    1230 : Glenden (cart I 258, Enoc, curé de Glenden)
    1268 : Glinden
    1284 : Glenne ( overeenkomst tussen Kapittel St Maternus en Arnold van Gelinden)
    1304 : Gleynden en Glendene
    1305 : Glynden
    1367 : Ghelinden.

    Mijn heeroom zaliger vermeld in geschriften uit 1946 dat hij met genoegen van parochianen in Wallonië vernam dat zij in het waals dialect nog steeds spreken van Glenge.  Aangezien het waals slechts gesproken taal is, is het duidelijk dat de middeleeuwse naam van onze gemeente in hun uitspraak nog steeds dezelfde is gebleven.
    Zelfs in ons dialect spreken wij Gelinden ook uit als Gelenge, wat een verbastering is van het middeleeuwse Glennes.


    13-07-2008 om 00:00 geschreven door Vanswegenoven René

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (9 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Kapittel van Sint Materne
    Ten tijde van Keizer Otto waren alle moederkerken van het Concilie van Tongeren, behalve drie kerken die in het bezit waren van de Kerk van Luik.
    In 908 na Chr. bekrachtigde Lodewijk, Koning van Lotheringen, de schenkingen gedaan aan de Kerk van Luik door zijn vader Koning Arnulph,  zijn broer Koning Zwentibold en zijn nicht Abdis Gisla.
    Keizer Otto II, door het diploma van 8 der iden van januari 981, en de Heilige Hendrik, koning van Germanië, door het diploma van 1006, bekrachtigden het bezit van de schenkingen gedaan aan de Kerk van Luik door hun voorgangers Pepijn, Karel, Lotharius en Lodewijk, die reeds bekrachtigd waren door keizer Otto I.  Tussen deze schenkingen gedaan aan de Kerk van Luik bevindt zich de kerk van Tongeren, die alzo uitsluitend onder het rechtsgebied van de Prinsbisschop komt te staan.
    Alde moederkerken van het Concilie van Tongeren,  alzo in het bezit van de Prinsbisschoppen, werden vooral door de bisschoppen Erachus, Notger en Theodium geschonken aan de Kapittels van de collegiale kerken van Luik en Hoei en het klooste'r van St Laurens te Luik.
    Groot-Gelmen met Berlingen werd gegeven aan de collegiale Kerk van St Bartholimi (twee keuren voor Pasen 1079)
    De kapel van Klein-Gelmen en de kerk van Gelinden bleven het eigendom van de kerk van St Lambrecht, of van de Abt van OLV ad Fontes, of van de stad Luik.
    In het begin van de 13 de eeuw werd de Abt van OLV ad Fontes en de deken van St Lambrechtskerk verenigd in de persoon van Gantier de Chauveney.  De ^prebenden van OLV ad Fontes kwamen zo naar de kathedrale kerk, waar ze dienden om het Kapittel van St Materne te stichten. Dit gebeurde met toestemming van Guy de Prénesse, apostolisch legaat, en door de zorgen van Gantier de Chauveney.
    In 1200 verminderde hij de prebenden van OLV ad Fontes tot 10 (cartulaire de St Lambert I p.121).
    In december 1203 geeft hij ze aan de kannuniken van St Materne ( car. de St Lambert I p. 135).
    De deken van de St Lambrechtskerk, die de rechten heeft van de abt van OLV ad Fontes, houdt voor zichzelf de 2/3 van het bezit van de kerk van Groot-Gelmen en geeft het overblijvende, met het bezit van de kerk van Gelinden, aan het kapittel van St Materne.
    In september 1223 bekrachtigde Hugo van Pierrepont de schenking van de kerk van Gelinden (Glennes), gedaan aan de kannuniken vn St Materne, door Jean d'Eppes, grootprovoost van abt van OLV (cart I p. 203.)  "Ecclesiam de Glennes cum suis appendiciïs que de jure ablatie ad me tunc spectabat".  Eveneens in 1223 bevestigde Simon van Bethel, Aartsdiaken van Haspengouw, deze schenking (cart I p. 201).  Met de opbrengst van de kerk van Gelinden werd een elfde konnonikaat van St Materne gesticht.
    In het volgende jaar (1224) bevestigde Koenraad, bisschop van Porto en apostolisch legaat, de instellingen van de kannuniken van St Materne en hun prebenden, waarin begrepen zijn de kerken van Gelinden en van Villers-l'Eveque (cart I pag 209).  Paus Honorius III bevestigde dezelfde bezittingen door "bulle van 16 november 1224" (cart I p. 200). De kerken van Groot-Gelmen en Gelinden bezaten elk een doopvont.

    12-07-2008 om 00:00 geschreven door Vanswegenoven René

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (9 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een beetje geschiedenis
    Eertijds omvatte Haspengouw alle gebied dat gelegen was tussen Luik (op de maas) en Leuven (op de Dijle), tussen Diest (op de demer) en Hoei (op de Mehagne).
    Daarna heeft al het land tussen de Kleine Gete en de Dijle, of van Landen tot Nijvel en Leuven, de naam van Roman-Pays (Brabant) gekregen.
    Omtrent 700 voor Christus kwamen hier de Kelten en Galliërs uit het noorden van Germanië.
    Van hen bekwamen de Belgen rond 280 voor Christus de landstreek tussen de Rijn en de Seine (Belgisch Gallië)
    Op het grondgebied van Gelinden heeft men stenen wapens en voorwerpen teruggevonden die dateren van voor de komst van de Romeinen.
    Aan de Zwarten Lieven Heer, Mielenstraat en het Uilengat zouden volgens mijn Heeroom zaliger en proffessor Zilverijzer van Herk-de-Stad, urnen en frankische graven zijn gevonden.
    Op de velden langs de weg van Gelinden naar Boekhout heeft men vloeren van hutten gevonden.
    Volgens mijn Heeroom en onderwijzer Majelle van Boekhout behoorden zij toe aan de Oude Belgen. Er werden eveneens wapens en stenen voorwerpen gevonden.
    Drinkwater haalden deze voorouders van de bronnen (oa van de steenbron). Met de keien uit silex (keiberg) die in schijven werden geslagen, maakten ze stenen messen, zaagjes, bijlen en punten voor boogpijlen, die geslepen werden op een hosteen. Bij de poort van de boerderij van mijn grootvader Joseph Vanswegenoven lag indertijd zo een holsteen.
    Romeinse dakpannen, potscherven en fundamenten van kelders liggen onder de bebouwde grondlaag aan het Kruis, rechts van de weg naar Boekhout.
    Niet lang voor de Romeinse overheersing (57 voor Chr) verbleven aan de linkse oever van de Maas de Atwatikers of Eburonen. Bij de komst van de Romeinen zijn hier de Tungren gekomen.
    Sedert 359 hebben de Franken (duitse volksstam) zich hier verspreid
    Na de dood van Covis verdeelden zijn 4 zonen zijn Rijk.
    Sedert toen maakte het Hertogdom Haspengouw, later genoemt het Graafschap van Loon, deel uit van Austrië met Metz als hoofdstad.
    Na de dood van Karel de Grote (814) werd dit land Lotheringen of Lorreinen genaamd.
    Opper- en Neder-Lotaringen zijn in de 10de eeuw van Frankrijk afgescheiden en aan het Duitse Rijk toegevoegd. Alleen Vlaanderen is aan Frankrijk onderhorig gebleven.
    Arnold van Rummen, laatste graaf van Loon en Chiny, verkocht in 1367 het Graafschap Loon aan de Prinsbisschop van Luik.
    Van dien tijd af zijn de Belgische landstreken : Luik, Brabant, Loon, die tot Neder Lotharingen behoorden, aan het Duitse Keizerrijk leenrechterlijk onderworpen gebleven tot het einde der 18de eeuw

    06-07-2008 om 15:49 geschreven door Vanswegenoven René

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (24 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 02/02-08/02 2009
  • 28/07-03/08 2008
  • 21/07-27/07 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 30/06-06/07 2008

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Vanswegenoven René
    Ik ben een man en woon in Gelinden (België) en mijn beroep is Bruggepensioneerd.
    Ik ben geboren op 22/03/1947 en ben nu dus 77 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: erfgoed.


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!