Ridder Geeraard van Gent droeg zijn bijnaam 'de duivel' met verve! Het moet maar eens gedaan zijn om bijna overal te moeten lezen, tot in buitenlandse teksten toe, dat ridder Geeraard van Gent, zoon van burggraaf Zeger III (en niet van Zeger II), bijgenaamd de duivel, aldus werd genoemd omwillen van zijn slecht karakter, braspartijen, overspel, zelfs moord én zijn... gitzwarte haren en donkere huidskleur. De burggraaf van Gent, zijn taken worden in onze dagen door een burgemeester waargenomen, had als tweede zoon Geeraard die in Gent de eerste woning in steen bouwde (medio 13e eeuw), want voorheen was de particulier in houten huizen gevestigd. Vandaar de benaming 'Steen' dat, omwille van de afkomst van de bouwheer, ook militaire kenmerken behield: een burcht langsheen water (de Nederschelde), waar een donjon de woonvertrekken herbergde. Geeraard was vooral een gedreven persoonlijkheid, een echt haantje de voorste en vandaar kreeg hij de bijnaam van duiveltje-doet-al... 'gezegd de duivel' was geboren. Geeraard droeg die bijnaam fier en met verve, immers was hij als compliment bedoeld. Of het feit dat hij zo te popelen stond om ter kruistocht te varen dat hij te vroeg aan de poorten van Jeruzalem verscheen, heeft misschien geholpen om de bijnaam 's-Dievel' opgeplakt te krijgen!? Geeraard was dus een bijdehandse kerel, graag gezien door 'het volk' en daar gaat de volgende strofe uit een Geeraard-gedicht over: Was ie tuig en slecht?, bah neen: Geeraard den duvel-doet-al nooddals kastelein van t Steen àlle Gentnaars naar t groot bal!