ROOMS HINDELOOPEN
Van de kinderen van meester Elskamp (jarenlang schoolmeester te Hindeloopen) kreeg ik een overdruk uit ,, Ons Noorden van mei 1940. Het stuk bestaat zoals uit de overdruk blijkt uit drie delen. Het geheel is echter door het oude taalgebruik en door de regelmatige verwijzingen naar andere artrikels niet gemakkelijk te volgen. Toch heb ik gemeend dit artikel hierbij (voor de echte liefhebbers) te moeten doorgeven. Het originele krantenartikel is ondergebracht bij het museum Hidde Nijland Stichting.
Sinte Gertrudis parochie te Hindelopen
I
Frieslands Zuidwesthoek beheerst in opzichten het begin van de geschiedenis van het gewest. Op maatschappelijk gebied neemt de handelsstad Staveren in de al oudste tijd een overheersende positie in, terwijl de geestelijke macht er culmineerde in de machtige abdij van St. Odulphus. Beide invloedsferen onderling bevatten de elementen voor wrijving en van buiten af voelen andere machthebbers zich getrokken om hun kracht met hen te meten.De strijd van de Hollandse graven wordt gevoerd om in Staveren de sleutel positie Friesland te bezitten.
Van Staveren als geestelijk middelpunt profiteren in verre omtrek vele omliggende kleinere plaatsen, waaronder voor de middeleeuwen Hindeloopen - het latere beroemde - geenszins de geringste. De schaarste van de bronnen voor de geschiedenis van die tijd is algemeen bekend, maar voor Hindeloopen is de toestand al zeer ongunstig. De lidtekens der stad zijn vele: herhaalde plunderingen en branden, waardoor het geteisterd werd reduceerde het archief tot een minimum, in tegenstelling tot Workum, dat een voor Friesland rijk te noemen oud-archief bezit.
Rond 1420 werd er gedurende de felle partijtwisten van Schieringers en Vetkoopers huisgehouden; op 13 Mei 1507 legde een brand stad met kerk incluis in de as terwijl het bezoek van den Grooten Pier niet veel later, aan het archief ook wel ten goed zal zijn gekomen; 1570 kwam nogmaals de verwoesting over het oude Hanzestadje. Een enigszins sluitende geschiedenis is noch voor het burgerlijk noch het kerklijk leven te geven, slechts met hulp van hier en daar verspreid liggende gegevens kunnen enkele -grote lijnen getrokken worden.
Zeer vroeg - op het einde der 8e eeuw maken wij kennis in de ,TraditioneFuldenses de schenkingen aan het St Bonifatius toegewijde klooster van Fulda rnet de hoeve vila Hintinluofe, als Engelmar en Goltgar zijn vrouw aan deze abdij dertig koegrazen land schenken met zestien horigen en Alberik de Fesia zijn land afstaat, gelegen aan de Zuidkant van de Mardunga tot aan de grens der hoeve ,,Hindalop". Van veel betekenis zal dit eerste begin niet weest zijn. Voor het eerst daarna vinden wij Hindeloopen terug in de goederenlijs van het klooster van Staveren. Waaruit blijkt dat in het begin der 12e eeuw te Hindeloopen een kapel was onder jurisdictie van van den abt van Stavoren, want de kapel van Hindeloopen staat niet in verband met de vervalsingen, welke te voorscein in het cartularium van deze abdij toen Prof. 0. 0ppermann er de kwartslamp van zijn critisch vernuft er op richtte.
De invloed van het Benedictijnse Staveren op Hindeloopen komt eveneens tot uiting in de patrones, aan wie de kerk was toegewijd. Wij spreken van een kerk of van de parochie van Hindeloopen sinds 21 AprIl 1355, toen Judices totaque Communitas parochie de Hindelopis Bestuurders en gemeente van het kerspel Hindeloopen, voor de raad van de mede Hanzestad Lûbeck een verklaring aflegde over een vervalste oorkonde.Mr. A. Telting in zijn Oud Friese stadsrecht vond de naam ,,parocie in dit verband erg vreemd klinken, doch dit is geenszins het geval, daar de namen stad, parochie en kerspel dooreen gebruikt werden ten gevolge van het feit dat de grenzen van parochie en dorp of stad elkaar in de regel dekten, zonder nochtans in alles een bestuurseenheid te vormen. Er moet dus een opkomende bevolkingskern geweest zijn, doch wanneer er van een stad sprake is blijft voor alle elf Friese steden een uitgemaakte zaak en de lukraak gedane beweringen van Occo van Scharl verdienen verder niet de minste aandacht.
Van der Aa in het Aardrijkskundig woordenboek, hierin nog aarzelend gevolgd door Mr. S. Muller in zijn Indeling van het Bisdom, redeneerde als volgt bij de aanwijzing van het kerkpatronaat: de kerkstichting te Hindeloopen ging uit van Staveren; de abdij van Staveren was toegewijd aan St. Odulphus, en dus waarschijnlijk ook Hindeloopen. Voor ieder, die weleens met patroonheiligen van middeleeuwse kerken te doen had is zo'n ,,dus" verdacht en het verwonderde dan ook niet in het oudst bewaarde recesboek (Register Ç. van het rechterlijk archief van Hindeloopen op het rijksarchief te Leeuwarden) een proces te vinden ,,thuijsschen partien als Jelle Jellezoen, Sepke Aggeszoen, Luijtk Lauwezoen ende Naenk Oenezoen, als volmachtich kerckfouden van wegen Sinte Gertrudis, patronisse tot Hindeloopen". Of Ste Geertruud van Nivelles, - met St. Nicolaas een van de veel vereerde schippersheiligen van de middeleeuwen, aan de druk beoefende scheepvaart van Hindelopen haar patroaat te danken heeft is niet te zeggen, doch ook de nabij gelegen kerk van Workum, eveneens een handelscentrum was haar gewijd. En in Workum, waarvan in de Proeliarius ,,hetstrijdboek geschreven door den monnik Paulus van Rixtel de bewijze te vinden zijn, en in Hindeloopen hield de abt van Staveren vast aan zijn rechten bij de benoeming van geestelijken aan de kerk. Ook het stadsbestuur heeft in het Friese gewest hierbij stenm in het kapittel, zoals de titel ,,kerckfooden al wijst op medestiching door de gemeente.Van beider invloed meen ik iets te bemerken in een akte van 20 Januari 1557 (Recesboek), wanneer de kapelaan van Hindeloopen verzoekt in het bezit te worden gesteld van de inkomsten verbonden aan het luiden van de klok. ,,Heer Johannes ficarijs der stede Hindeloopen heeft bijeen doen vergaren te gerechte der vorscreven stede begerende
. dat sij hem zijn clockproeven souden laten folgen. Dit wordt hem toegestaan onder beding echter ,,dat de vorscreven Heer Johannes souden de clocken hluijden als dat van oldts gewonliek waer te dene, te weten: smorgens tehluiden dat morgenhuild ende tot Missen anderwerf, ende dat middaechs hluijd ende des avonds te loff. Ende dat denselven Her Johannes sijn goede dienst in derkercken soude bedienen en waren hem niet toelatende te Staveren te dene ende indien daer eenige meer clachten quamen ende dat hij die clocken niet en wachten ende dede hluijden
. gedochten zij de clocken te doen bestedigen ende aen andere persoenen doen laten hluijden op costen.
Daar er sprake is van goede dienst te doen in de kerk en een verbod wordt gegeven om in Staveren functies waar te nemen schijnt het stadsbestuur hier wel verder te willen gaan dan condities te stellen voor het luiden van de klok en daarbij oude bepalingen van het vicarisambt, dat Heer Johannes reeds het jaar te voren beklede, opnieuw te willen inscherpen of als nieuw toevoegen. Het eerste is wel het meest waarschijnlijk, daar het in overeenstemming is met de Friese tradities, dat de fundatie van de kerk mede van de burgers is uitgegaan, waaruit dan wederkerig rechten volgen. Er is ook een scherp onderscheid tussen kerkgoederen en die van pastorie en vicarie, De rekening en verantwoording van de kerkgoederen wordt door kerckfonden gedaan zoals in 1571 blijkt, maar de pastoor verkoopt wegens armoede wel van zijn landen.
De bekende opgaven van 1543 van alle beneficleën laat zien, dat de kerk van Hindeloopen 14 pondematen greedtland en maedtland bezit, waarbij de dijk niet is meegerekend. Dit bezit levert per jaar gemiddeld 16 stuivers vrij geld per pondemaat; verder trekt de kerk haar inkomsten uit de twee zijlen tot een bedrag van 60 hoorntjes gulden per jaar. Over een der zijlroede voeren de kerkvoogden in 1565 een proces tegen Jacob Rennerszoen, die hen de eigendom betwistte ,,nopende de zijlroede van den Maelsloet nae Coudum in de gerechtichheijt van Hindeloopen", waarop als vonnis wordt gewezen, dat de kerkvoogden eigenaars zijn van zijl en opwas. In 1543 trok de kerk ook nog inkomsten uit een leen, dat open stond omdat de opbrengst voor het bestemde doel te klein was.
II
Van het bestaan van andere kerkelijke jnstellingen in de stad komen wij niets te weten; alleen vinden wij in 1557 een ,,Magdalenehuis", waarvan doel of bestemming nergens duidelijk wordt. Vermeldenswaard is wel de naamsafleiding van Klinte, welke welke naam bewaard bleef in Grote en Kleine Klinten en vroeger als Kluntefenne geschreven werd. Van der Aa in het Aardrijkskundig Woordenboek spreekt over ,,benamingen, waarvan de oorsprong tot hiertoe niet gebleken is. Men zou echter mogen gissen, dat deze dusgenoemde straten oudtijds zeker soort van schansen zijn geweest, dienende om de stad voor het geweld van vijandelijke aanvallen te dekken.... althans tussen Molkwerum en Warns is een gedeelte der linie tegen de stad opgeworpen om de Spanjaarden te verdrijven, nog tegenwoordig onder de naam Klinkert bekend". Achteraf is de oplossing in Hindeloopen van veel vreedzamer aard. Kluntefenne werd ook geschreven Knuntefenne en is verbasterd uit Kanunikenfenne, waarschijnlijk land dus van de vroegere Regulieren Kanunninken van Hemelum.
Een opvallend feit nog is verder, dat de pastoor Johannes Adrieszoen en de kapelaan herhaaldelijk met derden in proces gewikkeld zijn in het kleine tijdsbestek, waarover het oudste recesboek loopt. In deze kleine wereld lagen alle functies nauw verstrengeld en stof voor conflicten bij veel voorkomende rechtsonzekerheid was er in overvloed. Zo boterde het niet tussen pastoor en schoolmeester rond 1567 en de 10e November verschijnt de pastoor voor den secretaris om akte te doen opmaken, dat Hertman Foekelszoen de schoolmeester ,,van huijs treckt" zonder toestemming, de kerk verwaarloost en het klokluiden achtterwege laat. De secretaris steekt het niet onder stoelen of banken, dat hij weinig met pastoors standpunt is ingenomen, want wrevelig tekent hij aan: ,,de pastoer begerende dat ick secretaris daer van actesoude stellen int stadsboeck,'t welck ick hem niet mag weijgeren, heb ick daavan acte gemaakt".
Dit was echter pas eerste offensief in de strijd. 29 Februari 1568sluiten ,,pastoer Johannes Andrieszoen ende kerckfoiden mijtsdragers de burgemeijsteren, schepenen ende raden tot Hindelopen sampt ingeseten burgeren" een overeenkomst met Dirckzoen schoolmeester in het dorp Folgare om een jaar lang de school te bedienen ,,ende die kinderen eerlicken te leren met guede zeden ende manieren ende geholden te wessen de klocken te hluijden ende dat uurwerck te stellen ende de kerek te bedienen in zingen: missen, versperen, metten ende off, als dat van oldts gewoonlicken is te doene ende licht en water te halen inder kercke ofte doen halen" 's Morgens en 's middags moet hij luiden en zijn betrekking zal ingaan Maandag, uiterlijk Woensdag na den Zondag Invocavit, d.i. voor dat jaar op 8 of 10 Maart. Hij zal van de kinderen twee stuivers per kwartaal schoolgeld ontvangen, bij grote afname echter belangrijke reductie ,,als er drie kijnderen zijn in een huijs sal dat derde vri wesen; ende sal dat presente vierndiel jaers volle schoelpenningen hebben overmijts dat hij syn schoele nu tot Volgare verlaet ende sal de vorscreven schoelmeijster hem selven kost en huijsinghe bestellen. Des sal de vorscreven Jochem schoelmeijster een iegelick vierndel iaers van een iegelijck huijs der stede Hindelopen ontfangen een stuiver ende sal Kopermaandach (d.i. Maandag na Driekoningen) ontfanghen vuijt handen van de kerckifoiiden van Hindelopen drie Karolus gulden". Beide partijen zullen tenslotte een opzeggingstermijn van drie maanden in acht nemen.
Het onweer was hiermede niet van de lucht. 30 October 1568 besluit de magistraat het onderwijs te monopoliseren te behoeve van den nieuwen schoolmeester, want de afgezette beconcurreerde in privaatlessen zijn tegenstander. Ook dit was nog niet het einde. Ongeveer een jaar nadat de nieuwe schoiarch Jochem Dirckszoen was opgetreden zien wij hem het veld ruimen voor niemand minder dan zijn gesmaden voorganger Hertman Foekelzoen. Staat dit verdwijnen in verband met he heengaan van den pastoor?
De kritieke tijd van de omwenteling in de ideeën is niet onopgemerkt aan Hinde loopen voorbij gegaan: de pastoor is na 1568 verdwenen. In de ,,Conscriptio Exulum" komt hij niet voor; was hij wellicht de nieuwere richting toegedaan? Wellicht ook heeft de strijd met den schoolmeester een diepere oorzaak. Het zijn vragen, welke onongelost blijven. De storm woedde in Frieslands Zuidwesthoek en het kerkgebouw Geitrudis kercke viel als slachtoffer. Als de eerste bisschop van Leeuwarden, Cunerus Petri, steunend op het Spaanse gezag Friesland kan binnen komen en zijn visitatie in 1570 begint, dan leert het verslag van die reis, dat Hindeloopen, zonder kerk en pastoor hem geen gastvrij land was. 10 Juli bezoekt hij Sneek, dan IJLst, Harlingen, Staveren, Hemelum en Bolsward, maar niet Hindeloopen. De terugslagvav de gebeurtenissen welke zich afgespeeld hebben vindt men in een akte van 22 Februari 1577, welke zeer onbeholpen is gesteld, waarin kerkvoogden Allert Dowes en Jorgen Sijpkes verklaren, dat er nieuwe kerkvoogden gekozen moeten worden volgens gebruik ,,om dije laenden toe verhuuren alle jaren en soel daer gijen pastoer toe Hindeloopen en is en dat dije pastoer dije karckvoegden sedt ende sij mosten reijsen toe dije bijscop toe Lewarden ende gefen hem aan dije gelegenheijt van dije saecke ende hebben hem geseijt, dat Hessel Sverts ende Klaes Goedes ende Wijbrant Rijethesz, dat sij daer best toe ordeneert woerden". De bisschop gaf zijn goedkeuring aan dit voorstel en de afgevaardigden keerden naar huis terug, waar zij aanstonds de burgemeester bezochten en verzochten, dat de nieuw benoemden direct verwittigd zouden worden; om bij het afhoren der rekening tegenwoordig te zijn. De nieuwe kerkvoogden wilden geen verantwoordelijkheid nemen, waarop Aller en Jorgen ,,renonseren van dije voogdije" onder deze akte staat aangetekend, dat de twee oude kerkvoogden Aller en Joergen voor burgemeesteren de rekening gepresenteerd hebben, ,,als Jarijch Bijnteszoen en Harich Pijeters als nuwe karckvoegden deij rekeninge nijet ontvangen wijlen ende gijn karck voegde wese wijlden ofer bijscop bevel".
Nog eenmaal schijnt een poging te zijn aangewend om de zaken voor het oude standpunt te vindiceren: de landdagpunten van 16 October 1577 zijn ondertekend door een Hindelooper pastoor Wopco Douwes. In 1580 heeft de Hervorming haar intrede voor goed gedaan; in 1580 preekte Rudoiphus Fabritius van Koudum tevens in Hindeloopen en wel in het huis van Laurens Gijsberts, waar ook de gerechtszaken werden afgedaan: symoool van de lotsverbondenheid tussen kerk en magistraat voor de komende tijden en oorzaak van vele geschillen.
De stadsregering verklaart 22 Februarie1796,, dat zij sinds onheugelijke tijden de administratie van de Gereformeerde Kerk heeft gevoerd in alles (uitgezonderd de diakonie). Het komt ons waarschijnlijk; voor uit aantekeningen agter Reele Cohieren dat de zogenaamde Kerk- en Pastorie vastigheden had, welke nu onder de naam van stadslanden bekend zijn. De stadsregering heeft tot hier toe aangesteld de tweede predikant, den organist en poestertreder (d.i. de man, die het orgel trapt) en worden beide predicanten en organist en poestertreder uit des stadscassa betaald. De gereformeerde kerk schijnt volgens het verhaal in Tegenwoordige Staat p. 399 op stadskosten gevestigd te zijn en is zo verre bekend is, van stadswege onderhouden". (Resolutieboek No. 8. f. 125). Veel tijd heeft in de troebele dagen van de Franse Revolutie de telkens wisselende stadsregering niet gehad om in haar stukken waarheid na te zien, doch men vergiste zich niet. Inderdaad was reeds de eerste Hindeloopense predikant Everard Bomehus op 31 October 1596 door het stadsbestuur aangesteld om tegen een tractement van 300 Carolua gulden en vrij wonen de dienst van het Godlijk Woord waar te nemen. Al 3 jaar vroeger was eveneens op stadskosten de kerk herbouwd blijkens de kwitantie van Allert Jansz groot 1400 Carolus gulden aan de stad aangeboden voor het bouwen van de kerk; 120 Carolus gulden voor het bouwen van de toren en het maken van preekstoel en banken en voor reis- en verblijfkosten naar en in Amsterdam ,,om 't holt tot de toorn te coopen".
Dit zou het einde kunnen zijn van de geschiedenis van St. Geertruidskerke van Hindeloopen naar oude stijl en voor het kerkelijk leven kon men verwijzen naar de geschiedenis van Hervormde Kerk en Doopsgezinde Gemeente.... als Hindeloopen geen hande1stad was geweest.
(Slot).
De officiële stukken kennen na1580 voorlopig geen Katholieken meer en men zou menen, dat zoals in vele andere plaatsen gedeeltelijk onder drang tot vernieuwing van de oude vervallen religie, maar voornamelijk onder drang van boven af de zaken geliquideerd waren. Het verwonderd dan ook ten zeerste als men drie kwart eeuw nadien opeens in de ,,Annotationes" van A Tiara, die de zaken toch niet overdreven voorstelt wat de getalsterkte van de Katholieken in F!iesland betreft het volgende te lezen krijgt. ,,'s Nachts deed de misionaris op het platteland te Koudum de eerste Mis, vervolgens brachten de burgers van Hindeloopen hem naar hun stad. Daar werd de uitoefening van de godsdienst meer oogluikend toegestaan, dan elders, omdat die stad grotendeels uit schippers bestond, waarvan de schepen eigendom waren van katholieke reders, terwille van wie men gewoonlijk wel iets door de vingers zag. Ook was hier meer vrijheid om te preken, daar de mensen; Zondags ook al was er geen priester, samen kwamen en een van hen, die daartoe aangewezen was las een preek voor ,,uyt de Sondachschool" en voor en na de voorlezing zongen zij en hielden na afloop een collecte voor de armen".
Een verklaring van deze toestand biedt de eigenaardige positie van Hindeloopen, waar de toestanden meer Amsterdams dan Fries moeten heten. Typisch is, dat de stad ofschoon het niet over een haven, doch slechts over een open rede beschikte, intensief deelnam aan de scheepvaart. De gehele bevolking is direct bij de scheepaart betrokken en weinig mannen blijven gedurende de zomermaanden in de stad achter. Heel het seizoen van de vaart op Noorwegen en de Oostzeelanden wordt er geen rechtsdag gehouden en later in de 17e eeuw krijgt men van de Stadhouders zelfs gedaan dat bij afwezigheid van de burgemeesters, die alle zeevarend zijn, een vroedsman - In een bepaald geval de schoolmeester - de stadszaken behartigt., In het begin der 14e eeuw vinden wij in Engeland de schippers van Hindeloopen met hun schepen de ,,Holigost"; de ,,Godesfrend"; de ,,Maryknigt" en de ,,Blitheleven". Medembuk, Hoorn, Enkhuizen maar bovenal Amsterdam is het domein van de schippers van Hindeloopen; hier brengen zij het hout, dat zij van Noorwegen halen De thuishaven van Hindeloopen vooral na de ondergang van Staveren, doch reeds lang voordien was Amsterdam: daar klopt het hart van deze kleine stad. Vandaar dat ook in zake de omwenteling op godsdienstig gebied hier Amsterdamse - en paralel hiermede Rotterdainse - toestanden te zien zijn, Langzamerhand begint het duidelijk te worden, dat op de economisch sterke bevolkingsgroepen de Hervorming niet zulk een invloed heeft gehad, in tegenstelling tot de verarmde massa, welke van bovenaf veelal het in te nemen standpunt kreeg opgelegd. Juist de twee grote Hollandse steden laten zien, dat de omwenteling hier niet snel ging. Van Amsterdam was bekend, dat er voor geld veel godsdienst vrijheid te koop was en voor Rotterdam spreken kerkraadsnotulen een duidelijke taal, omdat het doordringen van de nieuwe ideeën zonder sancties van hoger hand bijna onmogelijk was. Bovendien was men in handelskringen vanzelf meer verdraagzaam, omdat de dogmatische passies de handel afbreuk deden. Van deze gesteldheid heeft, zij het in het klein, ook Hindeloopen gebruik gemaakt. Die brede opvatting in godsdienst zaken heeft de magistraat van Hindeloopen steeds behouden : als in 1669 een kwestie ontstaat over de gez'indheid van de te bedelen armen besluit men dat alle weeskinderen gemeen zullen zijn of hun ouders ledematen of toehoorders waren van de watyerlandse of Vlaamse gemeente of dat zij tot Rommse gezinden behoorden.
Voor 1630 werkte als pastoor te Hindeloopen P. Jacobus en wel vanuit Workum; later werd hij door den Jesuit Giesla-Watteau opgevolgd tussen 1633-1637, terwijl ook Pater Schiedam van de Dominicanen er gewerkt heeft. Onderling verdeeldheid van de clerus gaf aanleiding tot mistoestanden en twisten, waarin de gelovigen betrokken werden. Zo is er een tegenstelling te zien in het bericht van Tiara, die enerzijds verklaart, dat te Hindeloopen de grote reders Katholiek zijn en van de andere kant, dat deze statie alleen geen priester kan onderhouden. Dit zal wel op onwil berustten, zoals men weigerde de boete voor den missionaris te betalen, toen voor de eerste en enige maal het gerecht de uitoefening van de godsdienst stoorde. Na 1658 werd de stad door seculiere priesters bediend. Langzaam aan is het getal der katholieken terug gelopen, waaraan vertrek naar Amsterdam wel niet vreemd geweest zal zijn: de handel van Hindeloopen in de 18e eeuw wordt beheerst door de Doopsge 'zinden. Een klein contingent - waarschijnlijk toch nog groter dan wij vermoeden omdat pas in 1797 gesproken wordt van de vervallen Roomse Gemeente terwijl de verhouding dan is 1050 Gereformeerden, 320 Doopsgezinden, 90 Roomse en 40 Joden- bleef er steeds gevestigd; zodat men zelfs over een kerk beschikte. Immers 7 Augustus 1755 zenden de gecommitteerden uit het minder getal het volgende stuk aan de magistraat van Hindeloopen. ,,Veste, lieve, bezondere, Met verwonderinge hebben wij bij de revisie van het vernieuwde reèle cohier van U edele's stad gezien, dat U.E. het huis Tjalk Luitjes van het ree1e hebben afgelaten, om reden dat er een Paepsche Kerck van is gemaekt, welke reden geenszins voldoende zijnde, zo hebben wij die post weder aangeslagen". In Jan. 1786 komt er een verzoek van Ruurd Johannes en Broer Dikkes in om de Roomse Kerk af te breken zonder betaling van de huisfloreen. Eerst dit was het einde van St. Gertrudis kerk van Hindeloopen.
M. P. v. Buijtenen.
|