Rallycrossxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Rallycross wordt op permanente circuits van circa xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />1 kilometer lang gereden (minimum 800, maximum 2000 meter). Die circuits zijn deels verhard, deels onverhard. In principe geldt dat minstens 35% verhard moet zijn en minstens 40% onverhard, maar uitzonderlijk worden ook autocrosscircuits gebruikt (volledig onverhard), op voorwaarde dat de startgrid wel van asfalt of beton is (bijvoorbeeld de baan "Am Matschenberg" die af en toe gebruikt wordt voor het Duits kampioenschap, en het Circuit André Toton dat enkele keren op de Franse rallycrosskalender stond).
Typisch voor veel circuits is ook de aparte startstrook, d.w.z. dat de startgrid in het verlengde ligt van een rechte lijn of grote bocht, zodat de volgende starters zich al kunnen opstellen terwijl de vorige nog aan het racen zijn. Meestal bevindt de finish zich ook op die rechte lijn of in de bocht net voor de piloten er terug op komen. Vanaf de finish mogen de piloten niet rechtdoor terug het rennerskwartier in kunnen rijden (zodat ze dat zeker niet met volle snelheid doen). De eerste 30 meter vanaf de start moeten zeker verhard zijn en tot de eerste bocht moet de afstand minstens 100 meter bedragen. Het circuit moet overal 10 tot 25 meter breed zijn en van de start (minimumbreedte 13,5m: 2,5m per starter + minstens een halve meter aan elke kant tot de baanrand) tot de eerste bocht mag er zeker geen versmalling zijn.
Verloop van een wedstrijd
Eerst krijgen de piloten de kans om enkele rondjes te rijden om met het circuit en zijn toestand vertrouwd te raken (meestal 2x 3 rondjes; bij wedstrijden over twee dagen, bijvoorbeeld voor het EK, begint de tweede dag ook met een "warm up" van 1x 3 rondjes vrije training). Na deze vrije training is er de tijdtraining: de piloten rijden individueel 3 rondjes. Van de tweede en de derde wordt de tijd gemeten en aan de hand van het beste resultaat wordt de startvolgorde voor de eerste reeks bepaald.
Daarbij starten de wagens per 3, 4 of 5 (van onderaan geteld per 5 tot er 10 of minder overblijven, dan die per 3, 4 of 5 de even bij mekaar en de oneven bij mekaar) tegelijk en naast mekaar, met als "pole" de positie aan de binnenkant van de eerste bocht. Naargelang het kampioenschap en het circuit worden er 3, 4 of 5 rondjes afgelegd. De tijd hiervan geldt voor de startvolgorde voor de tweede reeks, die op dezelfde manier verloopt. Dan volgt er nog een derde reeks. Voor de startvolgorde daarvan gelden eerste en tweede reeks samen.
Na de reeksen volgen de finales. De twee beste resultaten van de reeksen worden gebruikt om de startvolgorde te bepalen; twee keer de finish bereiken tijdens de reeksen is dus nodig om een finale te mogen rijden. Er zijn 3 finales: C, B en A. In de C starten degenen die de elfde tot en met zestiende plaats behaalden. De winnaar daarvan krijgt de laatste startplaats bij de vijf volgende in de B, analoog voor de A. De piloten starten niet meer naast mekaar maar verspringend: de eerste start op de pole, de tweede op positie 3, de derde achter positie 2, de vierde achter positie 4, de vijfde twee plaatsen achter de tweede en de laatste twee plaatsen achter positie 5 van de reeksen (het kan ook gebeuren dat de startrij van de reeksen als laatste startrij van de finales dienst doet en dat plaatsen 1 tot en met 4 van de finales zich dus verder naar voor bevinden). Uitzonderlijk wordt er voor nationale kampioenschappen (o.a. in Nederland en Ierland) ook per acht gestart in de finales, met 3 piloten naast mekaar op de eerste en de derde rij. De afstand tussen de startstrepen van de verschillende rijen bedraagt 6 meter. Naargelang het kampioenschap en het circuit rijden de piloten dan 4, 5, 6 of zelfs 7 ronden. De tijd speelt geen rol meer; het is de plaats die telt.
Voor de startvolgorde worden niet de tijden bij mekaar opgeteld, maar wel de daarmee verbonden plaatsen in de bewuste reeks. Wie in een reeks de snelste tijd neerzet, krijgt voor die reeks één punt, de tweede twee, en zo voort. Wie in de twee eerste reeksen de snelste tijd neerzet heeft dus sowieso de pole in de A-finale, want niemand kan nog beter doen dan twee punten, en hoeft dus in principe de derde reeks niet meer te rijden. Wie uitvalt krijgt 80 punten, wie niet start 90 en wie gediskwalificeerd wordt 95. Deze punten kunnen niet in rekening gebracht worden voor de startvolgorde van de finales (vandaar dat twee tijden noodzakelijk zijn). Voor de uitslag van de wedstrijd telt enkel de volgorde waarin men de finishlijn overschrijdt; de resultaten van de reeksen spelen geen rol meer.
Soms (o.a. in Duitsland en Groot-Brittannië) wordt er na de eigenlijke finales nog een zogenaamde superfinale gereden. Deze race verloopt zoals een gewone finale, maar de starters kunnen uit de verschillende divisies komen. Degenen die aan de start mogen komen zijn immers de acht of zelfs tien (start in vier rijen: 3-2-3-2) piloten die tijdens de reeksen de snelste rondetijden hebben gedraaid.
Zoals bij de meeste autosporten is er ook bij rallycross een indeling in divisies. Hier volgt de indeling zoals ze tegenwoordig voor het door de FIA georganiseerde Europees kampioenschap geldt. Voor de nationale kampioenschappen kan ze aangepast worden, maar meestal is ze hier wel op gebaseerd.
Divisie 1: vierwielaangedreven toerismewagens met een turbomotor van max. 2058cc, startnummers 1-99.
Divisie 1A: toerismewagens met voorwielaandrijving, 1600cc (vandaar ook "super 1600"), startnummers 101-199.
Divisie 2: tweewielaangedreven productiewagens, 2000cc, startnummers 201-299.
Vanaf 2007 komt hier een 'Cup'-klasse (startnummers 301-399) bij met wagens met achterwielaandrijving en 2000cc-motoren, opgevat op basis van de technische reglementen van divisie 1. Het is de bedoeling dat deze klasse binnen enkele jaren de "uitstervende" divisie 2 zal gaan vervangen.
Bron: Wikipidea
|