<Waar dénk je aan?>, vraagt Aaron aan Rebecca als ze samen in de bank zitten. <Ik denk aan niets>, zegt Rebecca, terwijl doorgaat met peinzen. <Hoe kán dat nou, roept Aaron, je kunt toch niet aan niets denken? Je denkt toch altijd érgens aan?> <Nee, antwoordt Rebecca, ik denk aan het kado dat je mij met Pasen niet gegeven hebt>.
|