Juni
En dat gij, juni, maar een feestkleed zijt dat dra verkleurd en uit elkaar gereten verwaaien zal en vallen uit de tijd wat deert het wie van alle schoonheid weten de bronaër die niet sterft in de natuir en ons ? God is die geen sieraden kent en als hij hoogtij viert zijn in zijn vuur verteerd de bloemenkransen onzer lent...? hij zet ons naakt in 't zenit van ons lecven. en wat is roem, een naam die even blinkt iets langer maar dan geest en lijf ineengedreven staan in "t lied dat van hun eenheid zingt. en wie , wie woont bestendig in gezangen? de zanger zelf is broeder van de wind zijn hart wordt voortgejaagd door overgangen er is geen ander nest waar het ooit vrede vindt (ook niet in u, o juni, glanzend heden!) dan in de kracht die u en ons verdrijft -ontgoochelingen door en bitterheden- van broze bloem naar vrucht die rijpt zodat wij gaarne leven;
René Verbeeck uit: Verzamelde gfedichten, Orion, Brugge. 1974
|