Vele jongens en meisjes gingen met de christelijke mutualiteit op kamp naar Melchtal. In het begin was dat op initiatief van Jules Deprins ( later stichter van Intersoc) voor de leden van de CM- verbonden Mechelen en Turnhout. Het vertrek was aanvankelijk met een optocht naar de stations ( Mechelen en Herentals) onder begeleiding van fanfares en de nodige plechtigheden. Wie van de senioren herinnert zich nog dat iedereen voor zijn ( haar) bagage een kartonnen CM valies had. De reis vatte aan met een nachttrein naar Bazel. Dan ging het verder met een bergtrein naar Sarnen en vandaar met bussen naar Melchtal. Op de kampen ging het er nogal militaristisch aan toe en ieder paviljoen had zijn proost. Wie beelden van " uit deze oude doos" wil zien kan dat via GOOGLE . U vraagt : " MelchtalYou tube " en u vindt dan vijf filmpjes ( ook één met foto's) , die Karel Meuleman op you tube plaatste. Een aanrader. Hoe ziet de wereld er nu anders uit....
Er sterven te weinig mensen! Ik viel bijna van mijn stoel toen ik in een wachtzaal in een krant de titel van volgend artikel las:' Dalend aantal doden verontrust uitvaartsector'. Op de voorpagina van ' Het Laatste Nieuws' ( 18.11.2011) werd een samenvatting gegeven van een bijna volle blz. over het onderwerp op blz.7 : ' Paniek bij de begrafenisondernemers: ersterven te weinig mensen'.Ik citeer eerst deze samenvatting op de voorpagina:
Er zijn dit jaar tot nog toe bijna 2.000 Belgen minder gestorven dan vorig jaar en dat zorgt in de uitvaartsector voor kopzorgen. " Als de daling blijft aanhouden, vrees ik dat er collega's failliet gaan", zegt begrafenisondernemer Johan Dexters. Vooral het zachte weer zorgde er dit jaar al voor dat het aantal overlijdens beperkt bleef. Bovendien lieten heel wat mensen die nu tegen hun stervensleeftijd zouden aanzitten het leven al tijdens de Tweede Wereldoorlog. De sector rekent echter op ' beterschap '." Door de crisis zal het aantal zelfmoorden toenemen" , voorspelt Dexters. " Bovendien zal deze generatie door stress sneller ten onder gaan "(KST)
Amai! In een cursus economie van Mark Eyskens leerde ik dat een prijs wordt gevormd door vraag en aanbod. Bij inflatie is er weinig vraag en dalen de prijzen. Maar een voorbeeld van een uitzondering op deze economsiche regels is er voor begrafenisondernemers, nl. sterven van mensen. Maar nu valt dit voorbeeld ook al in duigen....
Tegen alle economische wetmatigheden in gaan dus ook de begrafenisondernemers failliet gaan.U las hierboven de oorzaken : o.m. door het zachte weer en door teveel overlijdens van jongeren in de tweede wereldoorlog. Dat zal wel juist zijn, maar het probleem voor de sector lost zich wel op zegt begrafenisondernemer Dexters: hij gaat geen mensen extra doodrijden, neen, het aantal zelfmoorden zal toenemen en onze generatie zal sneller ten onder gaan aan stress.
En dit artikel was niet bedoelt als galgenhumor. We moeten dus hulp bieden. Misschien kan Pascal Vyncke van SenioreNet zijn 1,2 miljoen unieke bezoekers per maand, waarvan 91% 50-plussers, aanmanen dat ze zich moeten versnellen naar de eindmeet des levens...Ik kan dan nog de begrafenisondernemers de raad geven te lobbyen voor een nieuwe wereldoorlog. De reclame sponseren voor euthanasie is voor hen ook een mogelijkheid en niet te vergeten eieren te schenken aan de Clarissen om hen te doen bidden voor toch maar slechter weer.... r Guido
Dit schreef ik bijna 50 jaar geleden . De tekst mag ook wel eens op mijn blog komen als " uit de oude doos".
Het reddingsverhaal, met gelukkige afloop, van de speleoloog ( grotonderzoeker) Yves Peeters uit Leuven, heeft ons allen geboeid.Maar wie doet nu aan speleologie? Nochtans vinden wij ook in Kampenhout speleologen die reeds zeer gevaarlijke grotten hebben aangedurfd. Maar laten we eerst wat uitleg verstrekken over het geleerde woord " speleologie". Dit woord is een samenstelling van de griekse woorden ' spélaion' en ' logos', dit betekent grot en leer of grottenkunde. Een speleoloog is dan een grotverkenner en zo zijn er in Kampenhout heel wat te vinden. Om ze bij naam te noemen: Michel Janssens, Agnes Schoevaerts, Annie De Krem, Frieda De Krem, Geert Vanhoof, Margriet Costermans, Dirk Vanhoof, Maria Van Dessel, Mark Vanhoof, Odette Poedts, Marijke Vanhoof, Roland Poedts, Marie-José Paeps, Leonard Janssens, Guido Dekeyser en uit Steenokkerzeel Benny De Meersman en de befaamde gids Luc De Meersman.
Een grot , die bovengenoemde speleologen ( maar dan wel in afzonderlijke groepjes), eens hebben aangedurfd is de " Trou d'HAQUIN" in Lustin. Het loont zeker de moeite hierover wat meer bijzondere gegevens te verstrekken. Laten we even de ondergrondse tocht in de spelonk te Lustin meemaken. Lustin is een kleine plattelandsgemeente tussen Namen en Dinant. Na de grote baan tussen de beide steden te hebben verlaten, komt men langs heel wat kronkelpaadjes aan een boerderij. In deze boerderij vraagt men de toelating om door de landbouwgronden te mogen trekken en de schuur van de boerderij biedt tevens de gelegenheid om zich van aangepaste kledij te voorzien. Na een 500 tal meter door graanvelden te stappen, komt men in een totaal verlaten bos terecht.Een honderdtal meter verder in het bos treft men een beekje aan dat onder de grond verdwijnt in een opening van circa 0,50 diameter. Dat is de ingang van de fameuze ' Trou d'Haquin". De ingang bevindt zich ongeveer op 1.500 m van de Maas. Het water dat langs de ingang van de grot naar beneden stort heeft nochtans 84 uren ( dus méér dan drie dagen ) nodig om tot aan de Maas ter geraken. Wat aanduidt wat een enorme lange afstand het water in werkelijkheid moet afleggen.
De gids duidt de volgorde aan van de speleologen en er kan gestart worden nadat de carbidelampen, die men rond de helm draagt, zijn ontstoken. Eens dat men de ingang van de grot is binnengesukkeld begint de moeilijke karwei: onmiddellijk een 30 tal meters dalen langs natte glibberige rotsblokken in volkomen duisternis. Ieder op zijn beurt geeft de bevelen van de gids door aan wie volgt. Trouwens de gids raadt bijna iedere halve meter een andere houding van het lichaam aan. Ofwel op de buik kruipen, of op de rug verder glijden enz. Vele nauwe kruipgangen gangen zijn maar van 50cm op 50 cm. Natuurlijk is men drijfnat tot op het ondergoed. De grot zelf bereikt maar een diepte van circa 75 meter, daar de gangen en zalen eerder horizontaal naast mekaar liggen. Het verste punt van de ingang is slechts een 35 m, maar men heeft tot 3 uur nodig vooraleer dit punt kan bereikt worden. In de gangen en zalen treft men-in zover ze met de carbidelamp kunnen belicht worden- uiterst mooie ornamenten van druipsteen en stalachtieten aan. De stilte wordt enkel gebroken door de mooie melodie van het bruisende water. Op een bepaalde plaats moet men zich door zulk een nauwe opening laten glijden, "de brievenbus "genoemd, dat personen van méér dan 65 kg geen kans maken om erdoor te komen. De temperatuur in de grot schommelt er zowel in de winter als in de zomer rond de 14 graden. Luc De Meersman, de gids, bracht in deze grot zelfs als eens de nacht door.
Na 6 uren stappen, dalen, klimmen, kruipen, schuiven komen onze speleologen terug onder de blote hemel. Zij zijn nog amper herkenbaar. Zo slijkerig en kleverig is hun verschijning, maar ze zijn tevreden en fier over hun schone en leerrijke tocht onder de velden en bossen van Lustin.
Onlangs werd in dezelfde grot een tweede net van zalen ontdekt, die echter nog moeilijker te bereiken zijn,maar die onze Kampenhoutse grotverkenners aanlokken. Spreek onze Kampenhoutse speleologen er maar eens over aan, ze zullen trachten u te overtuigen eens mee te gaan. Dit alleen natuurlijk onder voorwaarde dat u niet boven de 65 kg weegt en geen vrees zou hebben om 6 uur lang in een donkere onbekende ondergrond rond te kruipen.
Guido Dekeyser ( wel bijna 5O jaar geleden. Maar de 'Trou d'Haquin' zal er nog wel zijn.)
Gisteren, 24 maart, was het " De nacht van de geschiedenis", een initiatief van het Davidsfonds. Rond middernacht kwam ik thuis en na een paar minuten viel in mijn woning de electriciteit uit. Dediferentieelschakelaar was uitgesprongen. Wat doet men dan: toestel per toestel, lamp per lamp uitschakelen om te zien waar de kortsluiting zich heeft voorgedaan. Of allezekeringenuitschakelen en terug één voor één inschakelen. Maar niets was gebaat, ik bleef zonder electriciteit. Gezien de inhoud van mijn tweediepvriezers belde ikdan maar naar een electricien met nachtdienst. Hij was er na een half uurtje en deed- omdat wat hij normaal eerst zou doen, ikzelf al gedaan had- onmiddellijk de verdeel- ofvertakkingskast open en stelde vast dat eenkleine naaktslak de kortsluiting had verzoorzaakt. Dat petieterige slakje zal gedacht hebben dat electriciteit even lekker is als crème glacée. De kostprijs veroorzaakt door dit slakje viel nog mee, 60 euro voor " de nacht van de naaktslak". Uit beroepsmisvorming zou ik aanraden u tegen slakkenkwaad te verzekeren ( mopje). In ieder geval kan kortsluiting brand veroorzaken en op die manier kan een minuscuul slakje de lont zijn van eenbom.
Alles is toeval, zelfs is misschien het ontstaan van het heelal en de aarde toeval.
Door een toeval kan men soms voor eenvoudige dingen interesse krijgen. Mijn dochter woont in Mechelen. In mei zag ik boven in de nok van het dak van haar woning een vogeltje aan de muur hangen.Dat vogeltje hing daar na uren nog steeds op dezelfde plaats. Ik nam een verrekijker en stelde vast dat het een zwaluw was die zich met zijn pootjes aan een steen vasthield. Maar het bleek géén gewone zwaluw te zijn. In Mechelen-stad zijn er natuurlijk geen boerenzwaluwen. Wel vliegen er in steden, veelal op grote hoogten, gierzwaluwen rond. Maar ik wist bijna niets over gierzwaluwen. Dus begon ik me over deze soort zwaluw te informeren. Het verbaasde me dan ook dat de gierzwaluw zelfs niet tot de zwaluwsoort behoort en dus geen echte zwaluw is... Ter informatie: tot de zwaluwen behoren de boerenzwaluw, de huiszwaluw en de oeverzwaluw.
Boerenzwaluwen zijn aan de bovenzijde blauw en het voorhoofd en de keel zijn bruinrood en onderaan zijn ze wit. Ze overwinteren in westelijk Afrika en na een reis van circa 8.000 km zijn ze vanaf april bij ons. Ze metselen o.m. met modder een nestje ( tegen een balk) binnen in stallen en schuren van boerderijen.
Huiszwaluwen hebben een donkerblauwzwarte bovenzijde en een wit onderlijfje tot aan de bek. Ze overwinteren in Zuid-Afrika en komen enkele weken later bij ons toe dan de boerenzwaluwen. Ze nestelen aan de buitenkant van woningen ( bv. onder dakuitsteek) en bruggen.
Oeverzwaluwen zijn bovenaan donkerbruin. Ze graven soms gangen van 80 cm in rivieroevers of afgravingen ( bv. van zavelbergen). Ze vertrekken in augustus naar tropisch Afrika.
In juli vond Guus, mijn kleinzoontje, in de living van mijn dochter, Lies ,een jong gierzwaluwtje.Na er foto's van genomen te hebben besloot ik het op het dak te zetten in de hoop dat de ouders het verder zouden voeden.Na een tijd was het verdwenen. Een week later zat er terug in de living een jong gierzwaluwtje. Hoe konden we dit beestje helpen? Ik kon het met een wattenstaafje drinken geven, maar eten kreeg ik niet in zijn bekje. Ik had er nochtans een zak beo-voeding voor gaan kopen omdat daar insecten in verwerkt zijn. Ik verwachtte dat het na een paar dagen zou gestorven zijn, maar het bleef gezond. Toen ik op iternet het geluid gevonden had van gierzwaluwen ging het vogeltje fel te keer en maakte zelf ook het geluid van een jonge gierzwaluw. Ik had het al eens buiten op mijn hand gezet in de hoop dat het zou wegvliegen, maar het geraakte maar een paar meters ver. Ten einde raad telefoneerde ik naar Luc De Meersman, een jeugdvriend en befaamde ornitholoog . Luc vermoedde dat er weinig te doen viel en gaf me de raad het een kans te geven door het omhoog in de lucht te werpen. Ik deed wat hij me aanraadde en inderdaad het vloog; Het vloog tot ik het achter een bos niet meer kon zien en ik hoop dat het is blijven vliegen en dat het nog steeds vliegt, want dat vliegen is nu juist het mysterieuze aan een gierzwaluw.
Gierzwaluwen, die dus niet tot de zwaluwsoort behoren, zijn rare eigenaardige vogeltjes.Ze leven bij ons vanaf mei- na een tocht van circa 7.000 km -en vertrekken al terug na ongeveer 100 dagen naar Afrika. Ze komen nooit op de grond en om weg te vliegen laten ze zich eerst vallen. Buiten het broeden brengen ze hun hele leven dag en nacht al vliegend door. Eten, drinken, slapen en paren gebeurd allemaal in de lucht. Ze kunnen tot 120 km per uur vliegen. ' s Avonds verzamelen ze en stijgen dan tot drie a vijf km hoog in de lucht voor een soort halfslaap. Broeden kunnen ze natuurlijk niet in de lucht , maar ze zoeken een nest in onvolkomenheden van gebouwen ( muurspleten, dakholten). De jongen worden gevoed met balletjes die wel 500 insecten bevatten en zo voeren ze er een veertigtal per dag aan. Samen met hun eigen voedsel vangen ze alzo een 20.000 insecten per dag. Als er te weinig insecten zijn gaan ze soms tot 100 km verwijderd van hun nest insecten zoeken. De jongen blijven vergeleken met andere jonge vogels veel langer in het nest ( tot 40 dagen) .Voor de jongen is het geen probleem om enkele dagen zonder voedsel te blijven en voor ze uitvliegen eten ze niet meer. Ze oefenen hun vleugels in het nest, want eens ze het nest verlaten ( half juli) moeten ze direct kunnen vliegen zonder onderbreking tot ze na 3 a 4 jaar zelf nestelen.
Door het toeval tweemaal een jonge gierzwaluw te moeten helpen leerde ik meer over deze mysterieuze vliegers.Natuurlijk bleven ze dagen gezond zonder eten, natuurlijk konden ze niet wegvliegen. Toen wist ik het nog niet, maar ik deed wat goed voor hen was: op het dak zetten of omhoog werpen zodat ze konden starten voor hun jarenlange ononderbroken vliegen.
Ook eenvoudige dingen kunnen een wereldwonder zijn.
In " De Standaard" van 9 september 2006 heeft men het over een voorpublicatie van een boek van Frieda Joris'Ontboezemingen over borstkanker', Standaard uitgeverij. Het woord vooraf komt van Phara de Aguirre, bij wie onlangs ook deze ziekte werd vastgesteld. Fatum? Phara de Aguirre schrijft o.m.: ' De dag voor de operatie dringt het echt door. Die borst die van mij eerst puber, dan vrouw heeft gemaakt, die gezoend en gestreeld is, getroost en gevoed heeft, zal morgen onherroepelijk weg zijn'. Hier moest ik toch even bij stil staan. Dit vraagt geen commentaar. Ik zet het in mijn blog omdat het me aangegrepen heeft en voor diegenen ,die het elders nog niet gelezen hebben. Guido Dekeyser
Op 27 april 2004 gaf ik als inleiding de bedoeling van mijn blog ' FATUM '. Het is dieper ingaanop de vele vraagtekens over mijn leven en op de vele kruispunten waar ik moest kiezen welkeweg in te slaan. Over toeval dat ieder zijn leven bepaalt. Toen had ik het over een eerste vraagteken: " Waarom ben ik in het welstellende Vlaanderengeboren en niet in een arm land ?" Nu gaat het over de volgende vraag : " Waarom deed ik die bepaalde studies?" Heb ik die keuze zelf gemaakt of heeft het lot alles bepaald? Er zit een stuk verhaal in van mijn jeugdjaren en hoort dus niet 100% thuis onder het thema Filosofie, waaronder mijn blog ressorteert. Het heeft echter alleszins te maken met de existentiefilosofie :" demens leeft tussen een onbekend begin en een onbekend einde ".
Een-en-veertig km. te voet per week - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - De keuze van de kleuterschool werd natuurlijk door mijn ouders gemaakt, of neen, ze werd bepaald door mijn woonplaats. Ons gezin woonde in Kampenhout-Ruisbeek. Ruisbeek is een gehucht tussen Kampenhout-Relst en Kampenhout-Centrum. Ruisbeek behoorde tot de parochie van O.-L.-Vrouw in het Centrum en ik moest dus daar naar de kleuterschool. Die klasjes waren in de meisjesschool van de zusters van Christelijke Scholen van Vorselaar. De weg naar de kleuterschool was te voet 1,6 km. gaan .Ik was 2, 5 jaar oud toen ik naar de eerste kleuterklas te voet stapte.. Ik deed dit ( samen met sommige van mijn zussen en kinderen uit de buurt) in de voormiddag heen en terug en in de namiddag nog eens heen en weer. Dit alle dagen in de week ( ook 's zaterdags was er toen nog een halve dag school) en 's zondags nog eens ongeveer dezelfde weg naar de mis in de kerk en nog eens naar het lof ( namiddag-godsdienstplechtigheid met uitstalling van het H.Sacrament). Samen 26 keer 1,6 km., dus meer dan 41 km. te voet per week. Mijn zus , Maria, vertelde onlangs : " we hemme mé da kind onderweg naar school onze peire gezeen!" En in de winter was dat een koude bedoening.
Onze kinderen en kleinkinderen begrijpen zo iets niet , maar het zou nu ook - omwille van het drukke verkeer- te gevaarlijk zijn. Dat was toen juist na de oorlog en we konden nog in het midden van de Haachtsesteenweg ( Brussel-Haacht) lopen. Een auto was een uitzondering, behalve 's zondags als de Brusselaars naar de ' bois fleuris ' in Keerbergen reden.Toen telde ik op een zomerse zondagnamiddag soms tien auto's. Ik herinner me nog de vele honden-en paardenkarren. De kantonier ( wegopzichter van een kantonale weg) deed eens zijn beklag bij mijn moeder, niet dat ik in het midden van de steenweg liep, maar dat ik in de gracht liep om naar school te gaan.Ik kreeg toen straf, maar ik begrijp nog altijd niet waarom dat niet mocht. Maar veelal namen we de veldwegeltjes. Ik weet nog dat we op een zondag plat op onze buik in het veld moesten gaan liggen omdat er een vliegende bom van de Duitsers overvloog. Maar- me van geen gevaar bewust- had ik meer aandacht voor de lekkere raapjes in het veld dan voor het geluid van die voorbij vliegende gevaarten.
Van de kleuterschool zelf herinner ik me weinig. Tenzij dat ik als straf al eens op mijn knieën in de hoek moest zitten ( armen omhoog) en het ergst van al was dat er in die hoek een muizengaatje was en de zuster zei dat, als ik niet stil bleef zitten ,de muis er zou uitkomen. En in een klasje hing een groot rood papieren hart en zuster Alix kleefde er altijd zwarte vlekjes op om aan te tonen wat er met ons hart gebeurde als we zonden deden.
De zusters hadden het toen niet zo voor ons gezin Dekeyser. De zusters werkten met kaartjes met punten op .Mijn zus, Imelda, had toen ze als straf één puntenkaartje moest inleveren, al haar puntenkaartjes in de zuster haar aangezicht gesmeten al roepende " ge moogt ze allemaal hebben". En van mijn vader dachten de zusters dat het ' een zwarte ' ( Duits-gezinde) was. Dit omdat mijn vader de vrouwen en de kinderen hielp van de collaborateurs ( Belgische medewerkers van de Duitse vijand) . De collaborateurs werden nade oorlog meerdere jaren in de gevangenis opgesloten. Maar dat mijn vader die gezinnen hielp was logisch daar hij derde-ordeling was van de Norbertijnen. Die paters hadden begrip voor de collaborateurs .De kerk had tijdens de oorlog de jonge katholieke mannen opgejut om met de Duitsers naar het Oostfront ( Rusland) te gaan vechten tegen het communisme.Na de oorlog bleek de kerkleiding dat vergeten te zijn, met uitzondering van sommige priesters en o.m. de Norbertijnen. Omdat mijn vader zogezegd sympathie had voor ' de zwarten ', - en o.m.het gezin hielp van de oorlogsschepen van onderwijs , die ook in St-Gillis was opgesloten -, moest mijn zus, Maria, van een zuster op de laatste bank in de klas zitten en ze had myopie ( bijziendheid) en kon dus niets op het bord lezen... Die na-oorlogse jaren kan ik me nog herinneren. Op de huizen van ' zwarten' werden in pek zwarte hakenkruisen geschilderd en ik zag zelfs een huis in brand steken. Over ' zwarten ' en ' witten ', over ' Winterhulp', over Vlaamse gezinnen die hongerige Hollandese kleuters in hun gezin opnamen, enz., zal ik later in dit blog nog wel eens wat meer uitleg geven. Niet alle ' zwarten ' waren slecht en niet alle ' witten ' ( leden van de witte brigade) waren goed en omgekeerd. Ik kwam later als vriend in gezinnen van beide strekkingen. Het is goed dat onze nakomelingen iets meer over oorlog weten, want Plato heeft het volgende gezegd: " De enigen die géén oorlog meer zullen meemaken zijn de doden".
Na de kleuterklasjes, moest ik naar het lager onderwijs. Alhoewel mijn nonkel, meester Voet, schoolhoofd was in de jongensschool van Kampenhout-Relst, moest ik naar de gemeentelijke jongenschool van Kampenhout-Centrum. Altijd dezelfde afstand te gaan , een-en -veertig km. tevoet per week... Maar daarover schrijf ik volgende keer.
Ik ken weinig van psychopathologie. Maar als psychiater Peuskens beweert dat 1 op de 300 mensen schizofreen is ( VRT- nieuws Teletekst 30.08.2005), dan stel ik me een vraag over de 299 op de 300 die overblijven. Hoeveel zijn er daarvan hysterisch , hoeveel paranoïde, hoeveel dwangneurotisch, hoeveel narcist, hoeveel hebben een borderline persoonlijkheid, enz. Want er zijn blijkbaar enorm veel neurosen en psychosen. Blijven er dan nog mensen over die geestelijk gezond zijn? Waarschijnlijk is dus bijna iedereen in meer of mindere mate geestesziek.
Ik vond onlangs een gedichtje van mij , geschreven in 1967. Toen was ik 26 jaar. Als ik het herlees scheen ik toen in een depressieve periode ? Weeral dat Fatum ? Hier volgt het:
Hoe komt het dat ik de dood bemin dat ik de dood tot vriend wil nemen? Hecht ik dan geen waarde aan dit leven?
Ik ben weemoedig, mistroostig misschien psychisch ziek. Soms doet liefde me nog leven maar meestal is het oorlog in mijn hoofd. Soms vecht ik aan 't front Soms blijf ik angstig thuis en lijd onder de verliezen. Dan zie ik soms de dood... " Ach dood, het blijft me om het even te sterven of te leven".
Hoe komt het dat ik de dood bemin dat ik de dood tot vriend wil nemen? Hecht ik dan geen waarde aan dit leven?
" Ieder mens is een onmogelijkheid tot hij geboren wordt" ( R.W. Emerson).
Alles is toeval . Hoe kon ik geboren worden ? Hier volgt een waar gebeurd verhaaltje.
Jan Dekeyser ( ° 02.11.1908 ) woonde in Kessel-Lo ( Leuven) en zou, na zijn studies in het Sint-Pieterscollege te Leuven en na zijn legerdienst, pater worden. Emma Vandermaelen ( ° 25.03.1904 ) woonde in Kampenhout. Ze had een goede vriendin, Maria Becquet, in Mechelen. Deze vriendin was de nicht van eerstgenoemde Jan Dekeyser. Een zondag, de dag voor Jan in de abdij van Tongerlo zou intreden , ging hij afscheid nemen bij zijn familie in Mechelen en Emma was daar toevallig ook bij haar vriendin Maria, nicht van Jan. Maria fluisterde Emma in dat Jan de dag nadien zou intreden bij de Norbertijnen in Tongerlo en dat zij hem misschien van gedacht kon doen veranderen. Die avond moest Jan vanuit Mechelen met de trein terug naar Leuven en Emma met dezelfde trein tot Haacht om daar de tram richting Kampenhout te nemen. Beiden zouden in Haacht zijn afgestapt... Jan en Emma zijn gehuwd in 1930, brachten zeven kinderen op de wereld, waarvan ik de zevende ben..
Dit verhaal hebben mijn ouders me nooit verteld. Ik kwam het onlangs te weten van Tinneke Swinnen ( beeldhouwster), dochter van voornoemde Maria Becquet.Zo een achternichtjes ontmoet men wel eens op uitvaartdiensten van familieleden.
Ook mevrouw Elli uit Kessel-Lo had me al eerder ( bij een toevallige kennismaking bij de familie Van der Kuylen in Mechelen), verteld dat ze op mijn vader verliefd geweest was.Maar de pastoor van Kessel-Lo ( parochie Blauwput) had haar afgeraden dit te laten blijken daar Jan zou pater worden.
Indien mijn vader, Jan, pater zou geworden zijn , zou de stam Dekeyser ( in feite De Keyser : bij het huwelijk heeft de gemeente Kampenhout Dekeyser genoteerd) zijn uitgestorven .Zijn twee zusters hadden géén kinderen . Toen mijn moeder, Emma, in 2004 stierf - ze was 100 jaar en 6 maanden- had ze al een nageslacht van 86 kinderen, klein- en achterkleinkinderen. Vader, Jan, stierf reeds op 65 jarige leeftijd.
Vader is niettegenstaande zijn huwelijk wel derde-ordeling geworden bij de paters Norbertijnen in Tongerlo.De Derde -Orde is een geestelijke vereniging van personen die leven naar de geest en een verzachte regel van een kloosterorde zonder in het klooster te treden.
Zo werd o.m. iedere avond thuis met het hele gezin de rozenkrans gebeden.Ik weet niet dat ik nadacht op wat ik meeprevelde. Ik weet wel dat iedere storing van het gebed werd bestraft. Vader werkte in Leuven in de bank van de Belgische Boerenbond ( Centrale Kas voor Landbouwkrediet, nadien werd dat de Middenkredietkas en na een faling Centrale Raiffeisenkas en nadien Cera . cfr. boek " Ieder voor Allen", BB 1890-1990- Leen Van Molle, Universitaire Pers Leuven). Vader vertrok iedere werkdag ( toen was de zaterdag ook nog een werkdag) om 6 uur 's morgens naar Leuven om eerst om 7 uur bij de Jezuieten in de Minderbroedersstraat naar de mis te gaan en nadien aan de overkant in de Boerenbond zijn werkdag aan te vatten. Ik hoorde mijn moeder in haar oude dag eens lachend zeggen: " I.p.v. naar de mis te gaan , had hij beter 's morgens de zeven kinderen helpen aankleden ". Ik dacht toen aan een Joods spreekwoord: " God kan niet overal zijn en daarom heeft hij moeders geschapen".
Dit verhaal zal misschien alleen mijn naaste familie interesseren, maar ik schreef het toch maar op , omdat mijn Blog over toeval ( fatum) gaat .
De natuur is in de lente zo verrukkelijk dat ik het zonde vind in deze overschone periode veel voor het blikbrein ( Zuid-Afrikaans voor PC) te zitten. Trouwens in de lente is er ook veel werk in de tuin . Niet alleen in mijn tuin ( Sint-Katelijne-Waver) heb ik heel wat te doen, maar in de tuin van mijn zoon ( Kessel-Lo) help ik een halve dag per week gras afrijden en in het tuintje van mijn dochter (Mechelen) help ik ook af en toe. Ik vind het gratis fitness en zo zien de kleinkinderen hun opa ook eens werken.
Maar mijn blog gaat over fatum, noodlot.O.m.welke wegen men aan kruispunten inslaat. Met die prachtige natuur in de lente en dat werken in de tuin denk ik dikwijls aan een gedicht dat voor mij in de top-tien staat : " De tuinman en de dood".
" Men ontmoet zijn lot vaak op wegen, die men ingeslagen had om het te vermijden" schreef Jean de la Fonteine. Het gedicht van P.N. van Eyck (1887-1954) is daar een prachtig voorbeeld van. Het is me, sinds ik het in de humaniora in " Zuid- en Noord" voor de eerste keer moest lezen i.v.m. rijmschema's, steeds blijven fascineren.
Als u in Google " De tuinman en de dood " intikt , zal u er méér over weten. Maar ik kan het niet laten, denkende aan wat Jean de la Fonteine zei , het hier nog eens over te pennen.
De tuinman en de dood
Een Perzisch Edelman:
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik, Mijn woning in: " Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot , Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant, maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan, Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!"-
Van middag ( lang reeds was hij heengespoed) heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.
" Waarom," zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt, " Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"
Glimlachend antwoordt hij: " Geen dreiging was 't, Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan, Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan."
P.N.van Eyck.
Is dit geen treffend voorbeeld van : " Men ontmoet zijn lot vaak op wegen, die men ingeslagen had om het te vermijden"? En nu maar verder genieten van de lente, dat de Dood nog maar wat wegblijft...
( Op 9 april 2005 heb ik een blog in het seniorennet aangemaakt en pas nu op 27 april kom ik met een eerste tekstje.... Ik had al eerder een volle bladzijde getikt , maar die ging verloren zonder ik ze kon " toevoegen". Zo gaf ik de moed wat op. Vermoedelijk ben ik niet de enige die het bij de start wat moeilijk heeft... )
Welkom aan de mogelijke lezers! Wat is mijn bedoeling? Vooral vragen stellen en deze vraagtekens met u delen en eventueel reacties uitlokken. "Guido 1941" is enkel een aanduiding dat ik in 1941 geboren ben. Met als titel " FATUM" wil ik de richting uitgaan van de vele vraagtekens die mijn leven bepaald hebben. Fatum, noodlot dat iemand ten deel valt. Maar wie heeft het bepaald en bepaalt het nog verder? De Goden , een bovennatuurlijke kracht of toeval zonder meer ? Daarom moet FATUM niet altijd de negatieve betekenis hebben van noodlottig, onontwijkbaar ongeluk. Mijn moeder zei dikwijls : " het leven is een schouwtoneel en ieder krijgt zijn rol en speelt zijn deel ". Maar wie bepaalt dat we juist die bepaalde rol kregen ? Het is afwisselend een dramatische rol en een rol uit een blijspel. Vandaar de vragen die ik me als jong gepensioneerde stel: waarom ben ik in het welstellende Vlaanderen geboren en niet in een arm land? Waarom deed ik die bepaalde studies ? Waarom koos ik nu juist mijn beroep(en)? Waarom woon ik waar ik woon? Waarom trouwde ik met die bepaalde vrouw? Waarom kreeg ik kinderen, enz.? Wie heeft dat bepaald? Op een kruispunt kan men rechtdoor, links of rechts gaan en men kan zelfs terugkeren. Wie heeft de beslissing genomen van de wegen die ik insloeg? Ikzelf of....?
Een eerste vraagteken: Waarom ben ik in het welstellende Vlaanderen geboren? " Baby's en kleuters die doodgaan door armoede. Vrouwen die vijftien kilometer moeten lopen voor water voor hun kinderen en onderweg verkracht worden" , schrijft mevrouw Noreena Hertz , een bekend Engelse econoom en filosoof , antiglobalist , maar die toch vindt dat het kapitalisme het beste systeem is om welvaart te creëren. ( cfr. De Standaard 14.04.2005). Waarom was ik niet een kind waarvan de moeder vijftien kilometer moest lopen voor water? Integendeel, af en toe werd thuis Champagne gedronken. Dit maar om op het contrast te wijzen .Alhoewel, ik ben tijdens de oorlog in 1941 geboren als jongste van zeven kinderen.Toen was Vlaanderen ook niet zo welstellend, maar vijftien kilometer lopen voor water, daar was géén sprake van.(Misschien deden toen sommigen dat wel voor boter en spek). Naar een zevende kind hadden mijn ouders niet getracht, maar veilige anticonceptie bestond toen nog niet. Zo werd ik op 04 december 1941 het Sinterklaasgeschenk voor mijn vier zussen en mijn twee broers. Geboren worden is dus ook toeval ... Met Met al die vragen zitten we zowat in het existentialisme, de existentiefilosofie, de wijsbegeerte over het menselijk bestaan. De mens leeft tussen een onbekend begin en een onbekend einde.Existentialisten zien dat vooral beangstigend, maar zo pejoratief wil ik in mijn verder betoog niet zijn. Ik wil verder de vraagtekens, de kruispunten op mijn levensweg, nader overlopen en dit steeds met de vraag : wie heeft dat bepaald? En afwachten hoe u eventueel het fatum ziet en ervaart." Onder het leven verstaat menigeen slechts zijn leven ", zei Peter Sirius en zo eng mag ik niet zijn. Guido