De boog mag niet steeds gespannen staan geen enkel normaal mens kan dat aan want het is een wet voorzichtig opgelet er moet tijd zijn voor een lach en een traan.
Ho wat is hij ruw, die bruine pij dat moet wel hij is ook nog motvrij hij is ook heel breed en wat hij daarmee deed gaat mijn hoofd te boven Heer sta ons bij.
Onder mijn spot verberg ik een traan wil zo niet verder door 't leven gaan ik hou er mee op het maakt mij kapot maar met uw hulp zal ‘k er mij wel doorslaan
Twee vlooien in de baard van de sint daarom werd hij niet minder bemind maar ze zijn wel daar ze zijn niet onzichtbaar maar hou 't stil want dat weet geen enkel kind.
In vrijheid maar beperkt door dromen hoe is 't ooit zo ver kunnen komen de aard van het beest 't is altijd zo geweest fantasieën kan je niet klaarstomen.
Je bent niemand, als niemand van je houd ieder lief woordje laat je dan koud als niemand je zegt ik hou van jou echt soms is spreken zilver en zwijgen goud.
Ik voel jouw blijdschap, jij streelt mijn pijn beiden weten we het 't is geen schijn liefde laat leven kunnen zo veel geven samen zullen we 't altijd de baas zijn.
Er was eens een koppeltje in Diest hij was een rasechte straat artiest zij keek naar de buis want hij was niet veel thuis en daar had ze al veel over gekniesd.
Mijn bruidskleed ligt boven de kleerkast ‘t zit in de doos terug ingepast 't heeft nu geen zin want na de scheiding heb 'k er niets aan alleen maar overlast.
Ze keek me eens aan en lachte flauw dat was niet de lach van een gastvrouw wat was haar doel tussen al het gejoel voor ’t gesprek dat ze heel graag met me wou.