Een traan is niet altijd van verdriet maar van blijheid al zie je dat niet maar wat het ook zij het hoort er ook bij want er is nog steeds leven in ‘t verschiet.
Waarom is een mens van liefde bang maar gewoonlijk dan duurt dat niet lang want voor je het weet heeft ze je toch beet de liefde heeft helaas geen nooduitgang.
Applaus dat is maar een vinger lang als je het bekomt word dan niet bang aanvaard het in dank van de bovenste plank ‘t leven is te kort en kunst duurt niet lang.
Eerdaags gaat ‘t er wel eens van komen dat ervaar ik steeds in mijn dromen maar daar gaat het goed ’t is wat het met me doet niet zo erg al bij elkaar genomen.
Het is vandaag complimenten dag ’t verheugt mij dat ik het vieren mag maar een keer per jaar dat vind ik wel raar omdat ’t maar één dag is ben ik van slag.
Wie ben “IK” eigenlijk. Waarom ben “IK” “IK” U, noemt uzelf ook “IK” als u over uzelf praat. Wat is het verschil met mijn “IK” Als “IK” zowel voor jou als mij telt dan is het woordje “JIJ” overbodig. Alhoewel, Als ik u aanwijs bedoel IK niet IK maar JIJ hoewel JIJ tegelijkertijd ook IK bent Wat doen we dan met Zij of Wij, Zij of Wij, zijn allemaal afzonderlijke “IKKEN” Een nieuw woord is hier geboren Gaan we al die Ikken dan een nummer geven hoe houden we ze anders uit elkaar of wie weet tegen wie IK het heb het word wel ingewikkeld heb nooit gedacht dat, dat korte woordje “IK” zoveel herrie teweeg kon brengen Als je dit hier dan leest lees je het dan als “JIJ” of “IK”
Er zat eens een bok in de bergen dat moest veel van zijn krachten vergen lang hield hij ’t niet vol want de echo klonk hol maar dat kwam door elkeen daar te tergen.
Er was eens een man met veel pijlen hij mikte en zonder te feilen uit zijn kleine boot de boogschutter die schoot liet zijn pijlen over ’t water keilen.
Er was eens een maagd die wou zingen van dit en van dat en veel dingen ze was nog zo jong maar van al wat ze zong waren ‘t liedjes voor in hoger kringen.
Een leeuw is geen dier als een ander zij houden alleen van elkander zij gaan soms op jacht met hun lenige kracht en zijn dan niet elkaars tegenstander.
Een kreeft is een dier met veel poten wel tien om er mee te gaan lopen soms eens op de tast hebben zij al iets vast want hun scharen die blijven gesloten.
Er was eens een tweeling in droomland dat hield alle zorgen aan de kant er was geen verband want de natuur houd stand een bloem is de glimlach van een plant.
Er waren eens stieren die dachten zij stonden altijd maar te wachten er is hier geen koe de ander loeiden boe ‘t was juist daarom dat zij precies lachten.
Een ram is de heer van de schapen hij doet heel wat meer dan te slapen hij zorgt voor zijn jong dat wat in het rond sprong en van ‘t klooien zit hij soms te gapen.
Er zaten twee vissen in ’t water veel blaasjes kwam door hun getater ze hadden geen dorst maar dat was hun een worst en ze dronken zich samen een kater.