Godelieve van Gistel is wellicht één van meest vereerde Vlaamse Heiligen geweest. Veel lol aan haar korte leven heeft ze in elk geval niet gehad. Voort komende uit een adellijk geslacht werd ze al vroeg uitgehuwelijkt aan de heer van Gistel, een zekere Bertolf. Deze man moest niets van haar hebben en bracht Godelieve onder bij zijn moeder. Hier werd ze slechter behandeld dan de minste dienstmeid. Het lukte Godelieve weer naar haar ouderlijke huis te vluchten, waarop haar ouders een klacht indiende bij de bisschop van Doornik en de graaf van Vlaanderen. Daarop moest Bertolf haar terug nemen en goed behandelen. Dat deed Bertolf, maar achter een sluier van schijn zon Bertolf evenwel op een list om toch van haar af te komen. Er werd een ongeluk in scène gezet op een korte reis naar Brugge. Toen Bertolf even afwezig was werd Godelieve in zijn opdracht door zijn knechten gewurgd en in een put gedumpt. Bertolf liet haar begraven en kreeg bij zijn tweede vrouw een blindgeboren kind. Toen de moeder van het kind na 13 jaar ook overleed, sloop het kind de kapel in. Zij knielde op één van de twee graven en smeekte de hemel om haar zicht terug terug te krijgen. En ze kreeg haar zicht terug en constateerde dat ze niet op moeders graf maar op de grafsteen van Godelieve had geknield. Gelijk brak de devotie van Godelieve door. En Bertolf? Hij trok het boetekleed aan, kwam tot inkeer en ondernam vele pelgrimstochten om zijn laatste dagen in klooster te slijten. Nog steeds wordt de verering van Godelieve in stand gehouden en aan het putwater van Gistel wordt geneeskracht toegeschreven.
In het stadspark rond de kerk staan vier kapelletjes en een paneel in de koormuur, met keramiekwerk, waarop gebeurtenissen uit het leven van Godelieve zijn uitgebeeld.
De mirakelschilderijen (18de eeuw), werken van Jan Garemijn en Jozef van de Kerckhove, stellen wondere gebeurtenissen voor, bekomen op voorspraak van de Sint-Godelieve. De uitleg staat onder de schilderijen vermeld.
De neogotische decanale kerk met de gouden toren werd ingewijd door mgr. J.J. Faict, bisschop van Brugge, op 8 juli 1867. Van de grotere voorgaande kerk werd alleen de torenstoel bewaard (omstreeks 1500). De torenspits werd erop geplaatst in 1906, en is 78 m hoog. Een onthaalpaneel geeft een bondige uitleg van de geschiedenis van de kerk.