De Profeet (sallAllahu
alayhi wa salaam) begon niet met het vasten van de Ramadan totdat er een
bevestigde waarneming van de maansikkel van de maand Ramadan was of met de
getuigenis van twee betrouwbare moslims of van slechts één getuige. Maar als er
geen waarneming of getuigenis was, of de dertigste dag van Shabaan bewolkt was
en de maansikkel niet gezien kon worden, dan voltooide hij dertig dagen van
Shabaan en begon daarna te vasten.
Hij verbood de moslim om een dag of twee dagen voor het begin van de Ramadan
uit voorzorg te vasten, tenzij die dagen samenvielen met dagen waarop hij
normaal vastte.
Hij verbrak zijn vasten niet tot direct nadat de zonnecirkel verschenen was. En
hij droeg zijn Metgezellen op om zich te haasten om hun vasten te verbreken. En
hij verbrak zijn vasten voor het bidden (van het Maghrib-gebed). Hij verbrak
zijn vasten met verse dadels, als hij die niet kon vinden, dan met oude dadels
en als hij die niet kon vinden, dan met slokjes water. Wanneer hij zijn vasten
verbrak, zei hij:
Dhahaba adh-dhamau wabtallatil-uroequ wa thabatal-ajr in sha Allah
De dorst is verdwenen, de aders zijn bevochtigd en de beloning is verzekerd,
als Allah
het wil.
Wanneer hij reisde in de Ramadan, dan vastte hij of verbrak hij zijn vasten en
zijn Metgezellen maakten een keuze uit deze twee mogelijkheden. Dus hielden zij
aan dat het goed was dat iemand energie had en vastte en als iemand zwak was en
zijn vasten verbrak, dan was dat ook goed.
Het behoorde niet tot zijn gewoonte om een afstand vast te stellen voor een
reis waarvoor een vastende persoon zijn vasten zou kunnen verbreken. Wanneer
zijn Metgezellen op reis gingen, verbraken ze hun vasten zelfs al voordat zij
hun huizen verlaten hadden. En zij vermeldden dat dit zijn Sunnah was.
En het behoorde tot zijn gewoonte dat de tijd voor Fajr aanbrak terwijl hij nog
in de staat van Janaabah (seksuele onreinheid) verkeerde, vanwege (gemeenschap
met) zijn vrouwen, dus waste hij zich (ghusl) na Fajr en vastte dan.
En hij kuste een aantal van zijn vrouwen terwijl hij vastte tijdens de Ramadan,
maar hij was de beste van de mensheid in het weerhouden van zijn verlangens.
Hij gebruikte de Siwaak tijdens het vasten en hij waste zijn mond en neus
tijdens het vasten maar liet het water niet diep in zijn neus of mond komen.
Hij goot water over zijn hoofd tijdens het vasten, vanwege dorst of hitte.
Hij at dadels als zijn ochtendmaaltijd (suhoer) en hij spoorde zijn Metgezellen
aan om de suhoer te nemen, zelfs als het slechts een slok water was. En hij
stelde suhoer uit tot vlak voor Fajr. De tijd tussen zijn suhoer en het
Fajr-gebed duurde zo lang als de tijd die iemand nodig heeft om vijftig verzen
van het Boek van Allah
te reciteren.
Het nachtgebed van de Profeet tijdens de Ramadan:
Hij leidde zijn Metgezellen in het gezamenlijke Taraawih-gebed en later stopte
hij daarmee omdat hij vreesde dat het nachtgebed verplicht gesteld zou worden
voor zijn ummah. Maar toen hij overleed, verdween deze angst en het voorschrift
om het gezamenlijk te bidden bleef voortbestaan, vanwege de uitspraak van de
Profeet (sallAllahu alayhi wa salaam): Waarlijk, wanneer een man met de imam
bidt totdat hij het gebed beëindigd, wordt er voor hem genoteerd dat hij de
(gehele) nacht gebeden heeft.
Hij verrichte niet meer dan elf rakaat, of het nou in de maand Ramadan was of
op enig ander moment.
Soms zei hij de Qunoet na zijn recitatie en voordat hij in de buigende positie
(rukoe) overging:
Allahumma ihdini fieman hadayta wa aafini fieman aafayta wa tawallani
fieman tawallayta wa baarik li fiema atayta, wa qini sharra ma qadayta, fa
innaka taqdi wa la yuqda alayk, wa innahu laa yadhillu man waalayta wa laa
yaizzu man aadayta, tabaarakta Rabbana wa taaalayta la munji minka illa
ilayk
O Allah,
leid mij samen met degenen die U geleid heeft, en vergeef mij samen met degenen
die U vergeven heeft, en neem me onder Uw hoede samen met degenen die U onder
Uw hoede genomen heeft en zegen voor mij wat U mij gegeven heeft en bescherm
mij tegen het kwaad dat U bepaald heeft want waarlijk, U bepaalt en niemand kan
over U bepalen. En voorzeker, hij aan wie U trouw toont, wordt nooit vernederd,
en noch zal uw vijand geëerd worden. Gezegend bent U, onze Heer, en Verheven
bent U. Er is geen toevlucht van U behalve tot U.
In de tweede helft van de Ramadan zeiden de Metgezellen de Qunoet na het omhoog
komen vanuit de buigende positie (rukoe) en zij vulden het aan door de
ongelovigen te vervloeken. Hun imam zei dan:
Allahumma
qaatil al-kafarata alladhiena yasuddoena an sabielik wa yukadhdhiboena rusulak
wa laa yuminoena bi wadik. Wa khaalif bayna kalimatihim wa alqi fi quloebihim
al-rub wa alqi alayhim rijzaka wa adhaabak ilaah al-haqq
O Allah,
vervloek de ongelovigen die mensen van Uw Pad weerhouden en die Uw
Boodschappers loochenen en die niet in Uw belofte geloven. En maak hen verdeeld
en plaats angst in hun harten en stuur Uw kwelling en bestraffing over hen, O
God van de Waarheid.
Daarna zond hij Salaat over de Profeet (sallAllahu alayhi wa salaam) en
verrichtte hij smeekbeden voor goedheid voor de moslims. Daarna vroeg hij om
vergeving voor de moslims. Wanneer hij dit alles gedaan had, zei hij:
Allahumma iyyaaka nabud wa laka nusalli wa najud, wa ilayka nasaa wa
nahfud, wa narju rahmataka rabbanaa wa nakhaafu adhaabak al-jadd. Inna
adhaabaka liman aadayta mulhaq
O Allah,
U alleen aanbidden wij en tot U bidden en knielen wij en tot U alleen haasten
en snellen wij ons en we hopen op Uw Barmhartigheid, O onze Heer, en we vrezen
Uw enorme bestraffing. Waarlijk, Uw bestraffing zal Uw vijanden overvallen.
En in het laatste gedeelte van zijn Witr (voor de Salam ofwel erna) zei hij:
Allahumma innie aoedhu bi ridaaka min sakhatika wa bi muaafaatika min
aqoebatika, wa aoedhu bika minka. La uhsie thanaaan alayka, anta kamaa
athnayta ala nafsik
O Allah,
waarlijk, ik zoek toevlucht in Uw Genoegen voor Uw Ongenoegen en in Uw
Vergeving voor Uw Bestraffing en ik zoek toevlucht bij U voor U. Ik kan U niet
genoeg prijzen. U bent zoals U Uzelf geprezen heeft.
Nadat hij het Witr-gebed beëindigd had, zei de Profeet (sallAllahu alayhi wa
salaam) drie maal:
Subhaan al-Maalikil-Qudoes
Geprezen is de Heerser, de Meest Heilige.
De derde keer verlengde hij de klanken en verhief hij zijn stem.
Na het Witr-gebed bad hij twee rakat en droeg zijn ummah op om dat ook te
doen. Hij reciteerde daarin Surah al-Zilzaal en Surah al-Kaafiroen.
Wanneer de laatste tien dagen van de Ramadan aangebroken waren, trok hij zijn
Izar (kledingstuk) strakker aan, bleef s nachts op (in aanbidding) en wekte
zijn familie (om s nachts te bidden). En tijdens deze laatste tien dagen
spande hij zich in op een manier waarop hij zich op geen enkele andere dag
inspande.
Hij verrichtte veel smeekbeden, vooral in de Nacht van Al-Qadr:
Allahumma Innaka Afoewun, tuhibbul-afwa fa-Aafu Annie
O Allah,
U bent Vergevingsgezind, U houdt van Vergeving dus vergeef mij.
De Itikaaf van
de Profeet tijdens de Ramadan
Hij verrichtte Itikaaf tijdens de laatste tien dagen van de Ramadan en hij
deed dit alleen wanneer hij vastte en enkel in de drie Masjids (Masjid
Al-Haraam in Mekka, Masjid An-Nabawi in Medina en Masjid Al-Aqsaa in
Jeruzalem).
Wanneer hij Itikaaf wilde verrichten, bad hij het Fajr-gebed (in de masjid) en
begon daarna zijn Itikaaf.
Hij zette een kleine tent op in de achterkant van de masjid waarin hij de
Itikaaf verrichtte en hij plaatste daar zijn bed en matras.
Hij stond een aantal van zijn vrouwen toe om hem te bezoeken terwijl hij in
toestand van Itikaaf verkeerde en hij scheidde zich van hen bij de deur van de
masjid. Hij was op dit moment niet intiem met hen, ofwel door hen te kussen
ofwel door iets anders dan dat.
En hij stond een vrouw toe om samen met haar echtgenoot of alleen Itikaaf te
verrichten.
Wanneer hij in toestand van Itikaaf verkeerde, verliet hij de masjid niet
tenzij hij een bepaalde menselijke behoefte had.
De leiding van de Profeet in het schenken van Zakaat-il-Fitr:
De Boodschapper van Allah
(sallAllahu alayhi wa salaam) heeft de moslim en degenen voor wie hij zorgt,
jong en oud, man en vrouw, vrij en slaaf, verplicht om een saa (ongeveer 2
kilo) dadels te schenken of een saa gerst of een saa droge kaas of een saa
rozijnen of een halve saa tarwe of een saa van het voedsel van het land van
de mensen.
Hij gaf het uit in voedsel en niet in geld.
Het behoorde tot zijn gewoonte om de Zakaat-ul-Fitr een dag of twee voor het
Eid-gebed te schenken.
Het behoorde tot zijn gewoonte om de Zakaat-ul-Fitr specifiek aan de arme
mensen (masaakien) te schenken. En hij verdeelde het niet apart voor de acht
categorieën mensen die in Surah At-Tawbah (60) genoemd worden. Hij stelde één
van zijn Metgezellen aan om de Zakaat-ul-Fitr te verzamelen en te bewaken.
Voetnoot:
Zie de volgende
boeken voor de bewijzen voor deze zaken en de regels voor het vasten: Het
vasten in de Ramadan van Ali Al-Halabi en Salim Al-Hilali, Het Nachtgebed
van Shaikh Al-Albaani en Zaad Al-Maaad van de grote geleerde Ibn Qayyim
Al-Jawziyyah.
Verzameld
door Muhammad Zorkane, Al-Muntaqaa nr. 9 (bron: al-manhaj.com)
Vertaald door www.AlMutaqqun.tk
|