 |
|
 |
Over alles wat mij bezighoud |
|
 |
22-04-2005 |
en we doen nog wat verder |
Wie humaniorastudies gedaan had kon zich voorstellen voor korporaal maar ik verkoos het vak van chauffeur. Dat was plezanter, iedere dag met de auto en de mannen op stap en zelf geen controle moeten doen, dat betekende dus , een hele dag vrij. Ik groet hierbij, voor zover ze nog in leven zijn, mijn ouwe makkers waarvan de namen mij nog te binnen schieten : Vic Mertens uit Holsbeek, Fille Vranckx , toen uit Lubbeek nu Erps-Kwerps, Dré Van Branteghem uit Herzele, de Steen, ene Van Steen waarvan ik mij de voornaam niet meer herinner maar hij was uit St Eloois Vijve. Verder waren er Willem Van Craeynest uit Heule, de Huysentruyt uit Kortrijk en dan nog Werner wiens achternaam mij ontsnapt. Soms vraag ik mij af wat er van die kerels geworden is, allemaal fidele jongens en wacht, ja, er was ook nog de postbode uit Schellebelle, de Fons en er was Van Acker, de oud Bokser,die wij hadden kunnen overhalen om met de Gentse Feesten zijn hand op te steken voor de bokstent op de kermis en waartegen de uitbater van die bokstent bij het binnegaan tegen hem zei. Van Acker, ge gaat toch niet echt willen winnen ,hé. Van Acker was dan ook ampioen van België geweest bij de liefhebbers. Verdorie, hij kende hem.Hij heeft dan ook maar wat plaagslagen uitgedeeld en zichzelf afgeschermd, de match eindigde onbeslist en Van Acker mocht met zijn soldatenmuts eens rondgaan, hij haalde genoeg op voor een toerneetje voor onze groep. Begin maart 1947 werd ik overgeplaatst naar Duitsland, naar een regiment Houtvesters, nog zo iets dat eigenlijk niks met het leger te maken had maar met de koolmijnen. Tijdens de oorlog hadden de Duirsers hier bij ons de bossen kaalgekapt voor mijnhout d.i. dennenstammen die moesten dienen om de gangen in de koolmijnen te ondersteunen. Wel, wij zijn hetzelfde gaan doen bij hen, na de oorlog. Ik werd daar bij de losploeg ingedeeld omdat meestal Duitsers met de opleggers reden maar ik was wel reserve chauffeur en éénmaal heb ik zelf een oplegger vol houtstammen moeten gaan ophalen in de bossen van Schleiden om hem te voeren naar het staion van Kalterherberg, dat gelegen was op Belgisch grondgebied, op 50 m.van de grensovergang. De ploeg lossers waar ik bijhoorde bestond praktisch helemaal uit beroepssoldaten en ik herinner mij maar 2 namen n.l. ene Put een grote struise jongen uit de streek van Mechelen en een West Vlaming, ik geloog dat hij Gerard heette. Hij was een goedlachse man van het donker type. Op 16 juni 1947 zwaaide ik af en dat was dan mijn legerdienst geweest. ...tot volgende keer.
|
|
|
 |
Reacties op bericht (0)
|