De eerste minister van de Tang Dynastie, die zowel politiek als militair hoog aanzien genoot in zijn streek, kwam regelmatig bij zijn geestelijke leider om samen te mediteren. Ze leken het samen erg goed te kunnen vinden. Ondanks zijn hoge status en rijkdom beschouwde de politicus zich als een nederig en toegewijd boeddhist. Zijn hoge positie bleek geen enkele rol te spelen in zijn relatie met zijn meester. De verhouding leek er een van eerbiedwaardige meester en respectvol leerling. Op een dag vroeg de premier: "meester, wat is egocentrisme volgens het boeddhisme?" De meester liep rood aan en schreeuwde: "wat een stomme vraag is dat!" Daarop ontstak de eerste minister in toorn. De meester lachte en zei: "Dat, excellentie, is egocentrisme"
|