'Niet direct,
daarom belde ik u.' Gaf Sylvie toe vast te zitten met het onderzoek. Ze voelde
heel dicht bij een ontknoping te komen. Alleen de grote doorbrak was er nog
niet. Sylvies gedachten gingen naar Jan Lemans, haar mentor. Het liefst wou ze
hem bellen, hem om raad vragen. Sylvie besefte dat de gezondheidstoestand van
de oud rechercheur niet in die staat was om grote inspanningen te doen. Mentaal
was de goede man heel erg verzwakt.
'Luister
rechercheur Verstreepen, ik sta achter jou, ik wil je helpen zoveel ik kan maar
momenteel zit ik om een antwoord verlegen. Zodra ik iets weet bel ik je, en als
jij iets verder bent mag je me gerust bellen. Weet je ik heb vertrouwen in jou
ijver daarom geef ik mijn privé nummer. Dat is een echt zeldzaam gebaar. Zelfs
de commissarissen hebben dat nummer niet.'
'Wat een eer'
'Zeg dat wel.'
De
onderzoeksrechter gaf zijn privé telefoonnummer en wenste Sylvie veel sterkte.
Dat gesprek stak een hart onder de riem van de jonge vrouwelijke rechercheur.
Er verscheen een glimlach op haar gelaat. Ze keek eens in het rond en mijmerde:
'commissaris, al steek je me in de kelder, ik ga die moorden oplossen.'
Sylvie stond op,
trok haar donkerblauwe politierok naar beneden en liep naar de koffiemachine.
Rustig zette ze verse koffie. Voor haar alleen. Uit de onderste lade, de enige
die nog openging, haalde ze een koekje. Aangezien ze alleen was moest ze zich
niet inhouden. Tegen alle regels van de etiquette in roerde Sylvie het koekje
door de koffie om het dan in haar mond te laten wegsmelten.
De enkele uren
met de oud rechercheur hadden haar sterker gemaakt. Vastberadenheid pronkte
hoog in haar vaandel.
De vriendelijke
gedienstige onderzoeksrechter had daar nog een schep bovenop gedaan. Terwijl ze
in de koffie roerde gingen haar gedachten naar de slachtoffers. Dan sloeg ze
een willekeurig dossier open. Geen spoor van een doktersrapport. Een
merkwaardige zaak. Het leek wel of niemand zich met de zaak wou bemoeien. Of er
zat een grote achter, of men was ergens bang voor.
Inderdaad, de
barones was zeer rijk en invloedrijk waarschijnlijk ook.
Sylvie bleef met
de vraag achter hoe men van een hartstilstand een moord maakt. Onbewust opende
ze haar adressenbestand op haar pc. Bij de huisarts bleef ze staan.
Er viel haar
plots iets te binnen. Waarom vroeg ze zijn opinie niet eens. Misschien heeft de
arts een verklaring voor de hartstilstand bij al die jonge vrouwen.
'Voor ik een
duidelijk antwoord kan geven zou het wenselijk zijn dat ik de medische dossiers
in handen krijg.' Gaf de dokter als antwoord.
'Dat vergt nog
een lang onderzoek om te weten waar hun medische dossiers zijn.'
'Niet
noodzakelijk. Trouwens wij artsen zijn gebonden door het beroepsgeheim. Je gaat
die dossiers nooit in handen krijgen.'
'Met andere
woorden, je kan me niet helpen.'
'Daar komt het
op neer vrees ik.'
'Dag dokter'
Sylvie trappelde
ter plaatse. Dan kreeg ze een ingeving.
'Albert, met
Sylvie.'
'Dag Sylvie. Is
er iets met Jan?'
'Nee niet dat ik
weet. Zou je me willen helpen?'
'Als het kan
graag.'
In enkele
woorden legde de jonge vrouwelijke rechercheur haar probleem uit.
'Als je me de
namen en adressen geeft ga ik op zoek.'
Sylvie gaf de
gevraagde gegevens aan Albert de computerspecialist.
'Ik bel je op
zodra ik alles verzameld heb.'
'Goed ik wacht
op dit nummer.'
Sylvie gaf het
nummer van haar bureau. Ze hoopte dat Albert haar kon helpen. Na meer dan een
uur belde de computerspecialist terug naar Sylvie.
'Sylvie, ik heb
de medische dossiers kunnen opsporen. Zal ik ze per e-mail sturen?'
'Ja doe dat
Albert.'
Het ophalen van
de bewuste dossiers duurden wel een tijd.
Met veel
aandacht nam de jonge vrouwelijke rechercheur ze één voor één door. Ze
vergelijk de medische dossiers maar vond geen vergelijking. Geen enkel dossier
wees op een gezamenlijk beeld. Tot haar spijt geraakte Sylvie geen stap verder.
Ze bracht de onderzoeksrechter op de hoogte.
Dat al die jonge
gezonde vrouwen aan een hartinfarct bezweken waren kon een toeval zijn. Enkel
het feit dat ze allen een appartement huurde van de barones maakte hun overlijden
verdacht. Al kan je hier ook een voorbehoud maken. De barones bezat vierhonderd
appartementen. Wat Sylvie overtuigde dat het om moord ging was het feit dat
alle slachtoffers een computer hadden en dat alle gegevens gewist waren. Dat
deed de jonge rechercheur denken dat er een andere persoon de dood veroorzaakt
heeft. De vraag is hoe? Het liefst zou Sylvie naar Jan bellen. Omdat ze vreesde
hem te zeer te belasten besloot ze het niet te doen.
Vermoeid stapte
ze uit de ouderwetse bureaustoel. Ze strekte zich helemaal uit. Een geeuw kon
ze niet onderdrukken. Met stramme benen liep ze naar de plaats waar het
koffieapparaat stond. De klets koude koffiekieperde ze de pompbak. Bewust vulde ze de tas maar halfmet warme koffie. Die dronk ze in één teug leeg.
Daarna vulde ze de tas opnieuw.
Sylvie stond op
het punt de handdoek te gooien. Al voelde ze heel dicht bij een ontknoping te
zijn. Een moordwapen was er niet gevonden. Gewoon omdat er geen zichtbare
verwondingen waren. Even dacht Sylvie aan een overdosis drugs. Bij
bloedonderzoek bleek er geen drugs in te zitten.
Misschien heeft
men iets over het hoofd gezien.
De jonge
vrouwelijke rechercheur keek op haar goedkope horloge met namaaklederen
polsband. Ze schrok van het late uur. Geen wonder dat haar maag zich al eens
laten horen had. Sylvie besloot zichzelf eens te verwennen. Nog een kort bezoek
aan de versleten spiegel in de vele decennia oude toiletruimte, al is ruimte
hier misplaatst.
De jonge vrouw
trok de deur open die naar het trappenhuis leidde. Een paar verdiepingen met de
trap schrok haar niet af. Zeker niet naar beneden. De oude krakende houten
trap, waar ooit eens verf op gezet was, maakte een verdieping lager plaats voor
een marmeren bredere trap. Een wereld van verschil. Sylvie stapte in een wereld
van glamour. Het deed haar denken aan grote filmklassieker, waarin de filmdiva
gracieus de marmeren trap afdaalde. Heel even bleven haar gedachten hangen bij
die film. Zo kon de titel niet herinneren. Beneden liepen enkel mensen rond.
Niemand schonk aandacht aan de jonge rechercheur.
Voor ze ging
eten besloot Sylvie toch eerst naar huis te gaan om een weldoende douche te
nemen en zich op te tutten.
Een vol uur
later keek Sylvie met een strenge, kritische blik in de antieke ovale spiegel.
Een aankoop waar ze fier op is. Niet dat Sylvie vaak de rommelmarkten
afschuimde. Voor de inrichting van het appartementje moest ze wel. Veel geld
had ze niet voor meubels. Buiten de spiegel, die misschien wel niet echt antiek
is, maar er zo uitziet, kon ze niets vinden op de rommelmarkt. De jonge
rechercheur zag er heel anders uit dan een uur daarvoor. Vakkundig had ze
mascara aangebracht. Haar wangen bloosde een iet. Het zag er naar uit dat haar
wimpers langer geworden waren, schijn, met het juiste borsteltje bereik je
veel.
Sylvie lachte
tevreden naar haar spiegelbeeld, dat teruglachte. Voor de gelegenheid droeg ze
geen lange broek. Al draagt ze in haar vrije tijd liefst een joggingpak. Een
rokje dat een hand boven haar knieën kwam en een witte kanten blouse lieten
haar schoonheid tot zijn recht komen. Rustig stapte Sylvie het centrum in.
Een klein
gezellig restaurant verleide de rechercheur.
Er stonden amper
zeven tafels. Toch zag het er knus uit. Het interieur deed haar denken aan de
jaren voor de eerste wereldoorlog. Zelfs de dienster droeg een kleed uit die
tijd. Het roze lint in haar zwart plat gekamde haar maakte het kompleet. De
fotos aan de muur vertoonden dansende paren. De charleston was toen de dans
bij uitstek.
Sylvie zag een
koppel op een foto staan. Het viel haar op dat ze meer naar de vrouw keek dan
naar de man. Al vonden de meeste vrouwen in het restaurant het een heel
aantrekkelijke man. Opnieuw begon Sylvie te twijfelen aan haar geaardheid.
Een keuze had ze
gauw gemaakt, wat het eten betrof. Frieten met Hongaarse goulash genoot haar
voorkeur om zich eens lekker te laten gaan. Ze overwoog er een rood wijntje bij
te nuttigen. Waarom niet? Na het eten ging ze toch naar huis. Om te werken komt
er morgen nog een dag.
Tijdens het eten
keek Sylvie geregeld naar het meisje op de foto. Het gaf haar een gemengd
gevoel. Ze begon te piekeren over haar geaardheid. Is ze wel anders? Misschien
zit ze in een bepaalde face. Ze was nog wel geen vrouw tegengekomen die haar
vlinders bezorgde, buiten de barones. Evenmin had ze dat gevoel bij een man
gevonden. Dus het kon nog alle kanten uit. Alleen het feit dat ze met meer
interesse naar vrouwen keek deed haar vermoeden dat ze lesbienne kon zijn.
Zeker was ze nog niet. Misschien moet ze gewoon afwachten.Een paar tafels van haar zat een koppel.
Sylvie taxeerde ze rond de zestig. De man nam een koker, iets zoals een
brillenkas, en haalde er een soort van pen uit. Dan zag de jonge vrouwelijke
rechercheur hoe de man zich een inspuiting gaf in de arm. Sylvie stond op en
stapte naar de man. 'Excuseer, mijnheer, ik zag u een injectie geven.'
'Insuline, ik
ben diabeet.' Beantwoorde de man de ongestelde vraag.
'Nogmaals mijn
verontschuldiging, ik ben rechercheur Verstreepen, stelde Sylvie zich voor.
'Rechercheur?'
'Ik vraag me af
wat er gebeurd als een niet diabeet zich een injectie met insuline toedient.'
Vroeg Sylvie.
'Als je van dit
merk twintig eenheden inspuit kan je dood gaan.' Verduidelijkte de man.
Sylvie sloeg die
gegevens op in haar hersenen. Ze bedankte het koppel. De medische dossiers
waren nu zeer belangrijk.
Wat een motief
betrof was er nog geen enkele aanwijzing.
Sylvie kreeg een
flauw vermoeden hoe de moorden gebeurd konden zijn. Tot heden toe wist niemand
zeker dat de vrouwen vermoord waren. Met de theorie die Sylvie nu in haar hoofd
had kon achterhaald worden welk wapen er gebruikt werd.
De jonge
rechercheur probeerde haar gedachten even opzij te zetten. De Hongaarse goulash
rook te heerlijk om zich te laten verdringen door een moordzaak.
Het oude koppel
bleef haar aanstaren. Toen ze opstonden om weg te gaan voelde Sylvie een
opluchting. Rustig genoot ze van de heerlijke maaltijd. Enkel de geur en de
smaak van het gerecht hield haar bezig. Soms sloot ze zelfs haar ogen om nog
meer te genieten. De rode huiswijn paste goed bij het eten. Sylvie durfde zich
geen wijnkenner te noemen. Al kon ze van een glas wijn genieten. Nooit meer dan
één.
Het bord zag er
leeg uit.
De jonge vrouw
veegde met spijt haar mond af. Ze nam nog een slok wijn.
Sylvie keek op
en liet haar ogen in het rond gaan. Er waren ondertussen andere gasten gekomen.
Aan een klein tafeltje tegenover haar zat een jonge vrouw, alleen. Ze bekeek de
kaart zorgvuldig. Sylvie vroeg zich af waarom de jonge vrouw zo lang aarzelde.
Misschien verwachte ze nog iemand. De dienster vroeg of het gesmaakt had. Heel
even schrokSylvie. Ze had de dienster
niet zien aankomen. "Ja, het was heel lekker." Zei Sylvie op een toon
die je het water al uit de mond deed lopen. "Mag ik nog een koffie?"
vroeg ze. "Komt er aan." lachte de dienster vriendelijk.
De jonge vrouw
tegenover haar zat nog steeds alleen. Het was Sylvie niet opgevallen dat die
vrouw veel naar haar keek. Toen de dienster met de koffie kwam, wenkte de vrouw
de dienster. Ze bestelde enkel koffie. Haar goed recht uiteraard. Dacht Sylvie.
Hoe ze ook haar best deed, Sylvie kon de moorden niet uit haar gedachten
verbannen. De insuline bleef door haar hoofd spoken. Uiterlijk genoot ze van de
geurige koffie. Ook wel van de omgeving.
Het restaurant
bood rust. Na een half uur van de koffie te hebben genoten besloot Sylvie naar
huis te gaan.
Thuisgekomen
luisterde ze naar de binnengekomen berichten op het antwoordapparaat en keek
haar mail na. Er was niets dringend bij. Sylvie betaalde en bedankte de
studente die op Stein gepast had. Voldaan en vermoeid trok de jonge vrouw naar
haar slaapkamer. Zorgvuldig borg ze haar kleding op. Onmiddellijk ging ze
tussende lakens. Stein sliep al.
Amper twee
minuten later viel ze in een diepe slaap. Na een verkwikkende nachtrust, die
acht uren duurde ontwaakte Sylvie met een glimlach rond haar mond. Nog even
bleef ze liggen. Ze strekte zich helemaal, met armen en benenwijduit gespreid. Na een volledige
strekstand rolde ze zich in een bolletje. Daarna stapte ze uit het bed. Nog geen
moment had Sylvie aan haar werk gedacht.
Ze schrok toen
de telefoon zich liet horen. In haar nachtkledij, een boxershort, liep ze naar
de telefoon. Sylvie haastte zich want haar zoontje sliep nog. Het was een vrije
dag op school en Sylvie nam eveneens een snipperdag.
"Hallo."
Zei ze met een vragende ondertoon. Aan de andere kant van de lijn klonk een
vrouwenstem, een zachte twijfelende stem.
U zal mijn stem
niet kennen.
Daar had ze
overschot van gelijk in, dacht Sylvie met een glimlach rond haar mond. Heel
even bleef het stil. Geen van beide wist niet of durfde niet beginnen. Al leek
er niet op dat Sylvie de eerste stap moest zetten. Het was tenslotte de voor
haar onbekende dame die haar opbelde. Onvermijdelijk passeerde alle dames die
in het verleden met haar werk te maken hadden de revue. Nee, de jonge
rechercheur kon de stem niet thuisbrengen.
Mag ik vragen wie U bent ?" vroeg Sylvie voorzichtig. Aan het geritsel meende ze te horen dat de onbekende belster zenuwachtig was. "U zal me niet kennen bij naam." Fluisterde de zachte stem. "En mijn stem zal u ook wel niet kennen." voegde ze er aan toe. "Ik heb u gezien in het restaurant." gaf ze schoorvoetend toe vanwaar ze de jonge rechercheur kende. Sylvie zag de jonge vrouw die alleen aan een tafel zat voor zich, alsof het echt was. Een mengeling van blos en zenuwachtigheid sierde haar gelaat. Ze voelde zelfs een vreemd gevoel in haar buik. "Voel je ook de vlinders ?" Vroeg de zachte stem aan de andere kant. Sylvie wist zich geen raad. "Kunnen we elkaar eens ontmoeten ?" Vroeg de jonge vrouw. Sylvie voelde zich een beetje ongemakkelijk. "Misschien kun je best naar hier komen." Stelde Sylvie voor. Sylvie legde net gemengde gevoelens de hoorn op de telefoon. Het opnieuw rinkelen van de telefoon deed haar even schrikken. Ze nam vlug op, in de mening dat de andere vrouw iets vergeten te zeggen was. "Ja." "Hallo Sylvie." Klonk een mannenstem. " Jan ?" Vroeg Sylvie overbodig, want ze herkende de stem meteen. "Hoe gaat het ?" Vroeg de oud rechercheur. "Goed." Zei Sylvie met een verliefde stem. "Vlinders ?" Vroeg Jan op zijn beurt. Sylvie vertelde van haar en de jonge vrouw. "Ze komt naar jou ?" Vroeg Jan met een frons op zijn toch al gerimpelde voorhoofd. Sylvie bevestigde. "En weet ze waar je woont ?"Vroeg Jan bezorgd. Sylvie moest nadenken. "Wanneer verwacht je ze ?" Bleef de oud rechercheur vragen. "Binnen een uur." Zei Sylvie. "Ik kom seffens." Zei Jan op een toon die geen tegenspraak dulde. Een beetje uit haar lood geslagen legde Sylvie opnieuw de hoorn neer. Een kwartier later stapte Jan bij zijn jonge poulain binnen. Na de hartelijke begroetingen zette Jan zich in een gemakkelijke zetel. "Je bent al te ver gevorderd met het onderzoek naar de moord op Vera Verwatersen. Je weet bijna zeker dat de moord iets te maken heeft met diabetes." Begon hij een uiteenzetting. "Dit is zo." Gaf Sylvie toe. "Weet je dat de vrouw waarmee je een afspraak heeft, de mogelijke moordenares is. Ze heeft diabetes en niet onbelangrijk ze heeft jou gesprek met dat ouder koppel gehoord. Zelf ben ik niet bij de pakken blijven zitten en heb van hieruit het onderzoek verder gezet. Na elimentatie bleef er maar één kandidate over. Dus ik vermoed dat deze vrouw de moordenares is." Ging Jan verder. Hij nam een foto uit zijn binnenzak. Sylvie kreeg een blekere kleur. Ze zei dat het met die vrouw is dat ze in haar huis een afspraak heeft. Buiten stonden agenten in burger in een auto te wachten. Jan verschuilde zich in de kelder. Geen kwartier later sprak Sylvie de woorden 'rookt u' uit, die woorden betekende dat de mogelijke daderes een insulinespuit uit haar handtas nam. Jan kwam snel uit de kelder en kan de jonge vrouw in bedwang houden. Sylvie deed teken naar de agenten. Sylvie nam ontslag bij de politie en ging bij Jan en Julliette wonen, haar zoontje voelde zich een koning te rijk.
Veel leesplezier, let op dat u de juiste volgorde van hoofdstukken heeft.
Goedemorgen Louis
Goedemorgen mijnheer
Lemans
Zo klonk de dagelijkse
begroeting in het pittoreske krantenwinkeltje aan de zeedijk in
Blankenberge.
Sinds Jan Lemans met zijn
Juliette in de badstad van het volk waren komen wonen stapte Jan klokslag zeven
uur het krantenwinkeltje binnen. Waarschijnlijk hebben er weinig mensen oog
voor dat prachtig stuk architectuur. De bijna pittoreske torentjes aan beide
kanten van het dak misten hun welverdiende aandacht, zelfs bewondering, doordat
de winkel onder aan de consumenten meer aansprak.
Mooi weer Zei Jan en keek
naar buiten.
Louis, in feite de vader van
de eigenaar, zei op zijn Blankenbergs: lot ze mor schijnen
Beide mannen waren van
dezelfde leeftijd. Net de zestig gepasseerd. De jaren van noeste arbeid hadden
hun tol geijsd, al geven ze dat niet graag toe.
De ochtenduren in het
krantenwinkeltje nam Louis voor zijn rekening, zodat zoon Leo de winkel lang
kon openhouden.
Morgen begint het. Zuchtte
Louis alsof hij voor de muur van Geraardsbergen stond met de fiets aan de hand.
En de zon speelt mee.
Morgen begint de vakantie. Ik zie er naar uit. Antwoordde Jan. Er verscheen
een glimlach op zijn gebruinde gerimpelde gelaat.
Dan zijn de monokini's er
weer Lachte Louis, In de ietwat doffe, te veel gebruikte ogen van Jan kwamen
sterretjes.
'Dat geeft het leven nog
meer zin, daar put ik mijn kracht uit. Je weet hoe labiel mijn gezondheid is,
en soms verlies ik een beetje de moed, verlies ik de goesting om verder te
gaan, maar als ik de dames in monokini dan zie, dan bloei ik weer open.
Filosofeerde Jan Lemans.
Zo is, en niet anders wist
Louis, die het aan de lijve ondervond, want ook hij sukkelt met zijn hart. Jan
wreef met volle hand over zijn gelaat, alsof hij de sobere gedachten van het
bord veegde.
Er begonnen klanten te komen
zodat beide mannen tot morgen zegden.
De wind was al op vakantie
vertrokken. De zon miste de afspraak niet.
Jan wandelde tot aan het
strand, zette zich op een hagelwitte bank en begon zijn krant te lezen.
De vroege vogels van de
gemeentediensten hadden er voor gezorgd dat alles er netjes bijlag.
Jan begon halverwege de
krant, de sportpagina die las hij met veel interesse. De rest sloeg hij over.
Politiek en financiën was niets voor hem. Ongevallen, daar werd je alleen maar
droevig van en de misdaad, daar had hij zijn buik van vol.
Veel sport, in het bijzonder
voetbalnieuws, stond er niet in de krant, zodat Jan vlug klaar was. De voetbal
lag stil.
Wat een raar gevoel geeft.
Het is een beetje als ophouden met roken. Je mist wat. Je voelt je verdwaald.
Jan lachte met zijn eigen
gedachtegang. Bij hem zou stoppen met roken een gevoel van een geamputeerd
lichaamsdeel geven. Het welk, ja dat is een vraag die hem nog meer binnenpret
bezorgde. Hoogmoedig gaf Jan toe dat negentig percent van het aantal sigaretten
die hij rookt, gewoontesigaretten zijn, zoals hij dat noemt. Van een drietal
sigaretten per dag kan hij heerlijk genieten. Langzaam zuigt hij de rook naar
binnen, laat hem even ronddartelen als een speelse peuter, om hem dan tergend
traag op te nemen. Op zulke momenten staat voor Jan de wereld stil, hij ziet
niets, hij hoort niets. Enkel het genot van de spelende rook tegen zijn
gehemelte en het binnensluipen in de luchtwegen. Dat is een moment voor hem
alleen. Dan heeft hij niets of niemand nodig. Beter dan wie ook weet Jan dat
hij flirt met de dood. Al maakt hij anderen, maar vooral zichzelf wijs dat
roken een deel van zijn leven is.
De lucht en de zee leken een
wedstrijd te houden, om ter blauwste. De lucht won nipt.
De zee lag er als een
biljartlaken bij. Zeker ging de gelijkenis op met een televisie uitzending over
het biljartspel, want dan gebruikt men een blauw laken om een beter beeld te
krijgen. Alhoewel Jan uren naar de zee kon kijken kon hij het zich niet voorstellen
er op te varen. 'Daar moet je zot voor zijn om met zulke badkuip met bedlakens
op zee te gaan.
Jan vouwde de krant keurig
dicht. Dat deed hem denken aan het opdekken van zijn bed tijdens zijn
legerdienst. Juliette kon het niet hebben dat de krant niet in de
oorspronkelijke staat was. Al keek ze nooit naar politiek en sport, toch
moesten die bladen op hun plaats zitten. Ze was op orde gesteld.Dat wist Jan maar al te goed. Al kon hij
evenmin tegen rommel.
Jan keek naar het blanke
strand. Veel beweging was er nog niet. In de verte, meer naar het westen, zag
hij een wat ouder koppel door het losse zand stappen, blootsvoets, de schoenen
in hun handen. Hun pas was traag. De ruggen gebogen. Krom gewerkt. Als het niet
regent vormden die twee een onderdeel van het landschap. Een penseelstreek van
een zondagschilder, niet meer, niet minder.
Op de dijk waren er wel meer
die hun ochtendwandeling hielden. Sommige met hond, anderen met een kinderwagen
of een dreumes aan de hand.
Vanuit Engeland zag Jan een hovercraft
naderen. 'Dan moet het vijf voor acht zijn dacht Jan. Een blik op zijn gele
horloge bevestigde dat.
Jan stond recht, een beetje
moeizaam, de oude knoken wilden niet zo goed meer. Even bleef hij staan, enkel
zijn hoofd draaide van links naar rechts om alles nog eens in zich op te nemen.
De zuivere zeelucht snoof hij met overtuiging op. Het streelde de lange
neusharen, die naar buiten kwamen om mee te genieten. Soms nam Jan een te lang
neushaar tussen de nagels van zijn duim en middenvinger en trok met een korte
krachtige ruk er aan. Dan durfde er wel eens een traan van pijn uit zijn oude
ogen sijpelen.
Daarna draaide hij zich om
en wandelde rustig naar zijn Juliette toe, die in het appartement aan de dijk
op het derde verdiep nog onder de wol lag.
Een jonge vrouw, die net
onder hen woont kwam buiten. Naar gewoonte knikte Jan en zette een glimlach op
het gerimpelde gelaat. Stuur keek de vrouw voor zich uit en negeerde de ouwe
man. Elke dag hetzelfde ritueel. Niet dat Jan zich daar aan stoorde. Wel vroeg
hij zich af waarom mensen niet vriendelijker kunnen zijn. Goed ze zal naar haar
werk moeten. Het brood komt niet vanzelf op de plank. Bij hem is dat niet
anders geweest. Een man heeft hij nog nooit met miss zuurpruim gezien, dus zal
ze er wel alleen voor staan. Terwijl hij zijn grijze cellen onnodig aan het
werk zette kwam de lift. Even later stopte de lift op de derde verdieping.
Jan hing netjes zijn jas aan
de kapstok. Dan liep hij naar de keuken en zette koffie, lekker verse koffie,
heerlijk op een mooie morgen. Vervolgens zette hij de ontbijttafel klaar, om
dan naar de slaapkamer te gaan. Juliette lag met haar slaperige ogen open. Ze
deed alle moeite van de wereld om een glimlach te toveren. Gedeeltelijk lukte
het. Al zou ze bij het instituut Herman Teirlinck met een grote buis
buitenkomen.
Jan ruilde zijn schoenen
voor gemakkelijke pantoffels in het hallkastje. Jan deed veel in het
huishouden, een pantoffelheld, nee dat was hij niet. Al is sinds zijn
pensionering er veel veranderd. De onregelmatige werkuren hadden voor zijn
vrouwtje het leven niet gemakkelijk gemaakt. Juliette is ook op pensioen. Zei
Jan altijd. En gelijk had hij.
Beide hadden als droom dat
wanneer de kans zich voordeed, ze naar de kust zouden trekken. Een appartement
op de dijk van Blankenberge, meer moest dat niet zijn. Jan had wel gezegd dat
hij alleen op de dijk een appartement wou. Twee jaar geleden kwam er een
appartement te koop op het derde verdiep, met een mooi balkon, groot genoeg om
twee zetels te zetten. Geen moment hebben ze geaarzeld. Jan was toen al op
rust. Eerder bij toeval hoorde Jan het vertellen. In de Delhaize om de hoek.
Geduldig wachtte hij zijn beurt af aan de charcuterie. Een vrouw die hij wel
eens zag bij Delhaize vroeg aan een andere vrouw, die hij niet kende, hoe het
met haar appartement aan zee ging. 'Och, sinds mijne Jef dood is ben ik er niet
meer geweest.' Antwoordde de vrouw. 'En verhuren?' Vroeg de andere. 'Dat is
zo'n rompslomp.' Jan mengde zich in het gesprek. 'Neem me niet kwalijk mevrouw,
maar ik hoorde jullie praten, waar is dat appartement?'
'In Blankenberge.'
'Toch niet op de dijk?'
Vroeg Jan alsof hijstilletjes begon te
hopen.
'Op het derde verdiep.' 'Met
een lift'
'Heb je er al aan gedacht het te verkopen?' Vroeg Jan opgewonden.
'Ja, maar wat moet je daar
voor vragen?'
'Daar valt over te praten.'
Jan kon zich bijna niet meer beheersen. Zou dit de kans van zijn leven zijn?'
'Jan, je bent aan het
dromen.' Haalde Juliette hem uit een dagdroom. Heu, heu. Stamelde Jan als een
kind dat betrapt werd bij het wegnemen van een snoepje zonder het te
vragen.Je bent aan het morsen.
Voegde Juliette er aan toe. Jan gaf toe dat hij droomde.
De oud-rechercheur wandelde
vroeger in Hoogstraten graag langs de Rozenkransweg. Daar kon hij rustig
denken. Daar voelde hij de adem van Christus.
De ranke sparren die de weg afbakenden fluisterde zacht dat hij stil
moest zijn. Al moest hij tijdens zijn werk enkel oog hebben voor de feiten.
Daar kon hij filosoferen. Vaak wandelde hij er met zijn kleindochter. Voor haar
was de vava een levend dagboek; al haar problemen of goede momenten schreef ze
in zijn geest. Niemand kon beter een geheim bewaren. En goede dingen en slechte
dingen mag je niet in je eigen geest opsluiten. Dat waren wijze woorden van
grootvader. Als de dag van gisteren herinnerde hij het zich. Gaby was net
zestien geworden, nu vijf jaar geleden. Karel, de zoon van Jan en Juliette kwam
het thuis vertellen, Gaby had kanker. Amper vier weken later was Gaby er niet
meer. Dat was het moment waarop Jan geen zin meer in werken had. Een tijd lang
in niets meer. Dagen kon hij rondlopen met een stoppelbaard. Tot ergernis van
zijn vrouwlief.
Ik ben Jean Hellemans, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Joe Manshell.
Ik ben een man en woon in Hoogstraten (België) en mijn beroep is pensioen.
Ik ben geboren op 06/04/1943 en ben nu dus 81 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Heel uitgebreid.
U kan alles over mij terugvinden op mijn andere blog: http://blog.seniorennet.be/hellemans