Na het ontbijt legde
Juliette de krant helemaal open op de salontafel.
Kijk, weer een moord zonder
aanknopingspunt. Las ze luidop. Hoezo, weer, Vroeg Jan.
Weet je dat dit de tweede
jonge vrouw is die zogezegd aan een hartinfarct sterft op drie weken tijd. Stel
dat het om moord gaat, dan is de dader nog niet gevonden.'
Er klonk ongerustheid in
haar stem. Daardoor trok het de aandacht van haar man. De dader is al
gevonden. Zei hij met een ernstig gezicht. Juliette begreep dat er nog wat ging
komen en wachtte af. De grijns op het rimpelvolle gelaat vertaalde zijn plezier
haar weer eens betrapt te hebben op een verkeerde uitdrukking. 'Er is geen
moord zonder dader, dat de dader nog niet is gevonden door de politie zal je
bedoelen. Zijn wederhelft zuchtte en gaf toe de woorden verkeerd gebruikt te
hebben.
Ze moest weten dat het
bespelen van woorden en zinnen een stokpaardje was van Jan, opnieuw had ze zich
laten vangen.
Uitzonderlijk sprak Juliette
over de misdaad. Sinds Jan vijf jaar geleden zijn job van rechercheur aan de
wilgen had gehangen werd er niet meer over misdaad gesproken.
Ik heb er mijn buik van
vol. Met die woorden gaf Jan te kennen dat het onderwerp voor hem afgeschreven
was. Zijn ogen werden dof, waaraan zijn vrouw zag dat er geen discussie meer
mogelijk was.
Juliette droeg een ¾ broek die haar beste tijd gehad heeft en een
blouse van hetzelfde jaar. Ze wou vandaag nog eens extra poetsen. Heb je hulp
nodig? Vroeg Jan. Ja, hij meende het, huishoudelijke karweitjes daar is hij
niet vies van. Ga jij maar wandelen. Trek wel een short aan anders ga je
zweten. Lachte Juliette.
Een half uur later stapte
Jan de deur uit, gekleed met een beige korte broek en een polo met borstzak.
Voor hij een stap buitenzette voelde de gewezen rechercheur in zijn
linkerbroekzak. Dat er een zakdoek in zat stelde hem gerust. Heel stil zuchtte
hij. Daarna voelde hij in de rechterbroekzak. Weer slaakte hij een zucht van
opluchting. Zonder ze te tellen wist hij dat er vijf stukken van een euro inzaten.
Nog niet zolang geleden had hij daarmee opgeschept. 'Ik voel het aan het
gewicht.' Zei hij tegen zijn vrouw. In de borstzak van het polo stak zijn bril.
Jan stak automatisch zijn
handen in de kleine broekzakken. Dan stapte hij op een bijna slenterende stap
naar de overkant. Tussen de toch al redelijk aanwezige wandelaars baande hij
zich een weg naar een vrijstaande bank. Jan haalde de handen uit de broekzakken
en wreef ze alsof hij kou had. Dat was niet zo. Dan wreef hij over zijn
gerimpelde gebruinde gelaat. Alsof hij het wou glad strijken. Dat ging niet
meer. Zijn ogen tuurden naar de horizon. Ze volgden een zeilschip. Aan de
zeilen te zien was er weinig wind. Traag bewoog het rijkenmensen speelgoed zich
over het bijna golfloze water.
Enkele mensen begaven zich
in zee. Jan hield zijn hart vast telkens er kinderen zonder begeleiding in de
verraderlijke zee gingen. De ouders moesten veel voorzichtiger zijn.
Hoe verleidelijk het water
ook is. Jan hield een jongetje geruime tijd in het oog. Hij taxeerde het op een
jaar of zeven. Nergens in de buurt van het jongetje zag hij oudere mensen. Zou
het kind heel alleen zijn of kijken zijn ouders van op afstand toe. Bezorgt
zochten de ogen van de oude rechercheur het strand af. Hij was bang dat niemand
naar het kind keek. Na een halfuur werd het hem teveel. Met haastige stap liep
Jan het strand op. Onderweg trok hij zijn sandalen uit en hield ze bij de
achterriem aan één vinger vast. Resoluut stapte hij in rechte lijn naar het
jongetje dat steeds verder de zee in liep.
'Jonge, kom eens hier!' Riep
de bezorgde oud rechercheur op een vriendelijk toon. Het grootvaderlijke lag in
zijn stem. Het kind keek eerst niet. Jan diende nog twee keer te roepen.
Uiteindelijk kwam het uit het water en liep naar Jan. 'Ben je hier alleen?'
Vroeg Jan op zijn eigen egale toon. 'Nee, mijnheer, mama zit daar.'
Antwoordde het kind beleefd. Daarbij
wees hij naar een vrouw die op het strand lag te zonnen. 'Dan is het goed
jongen. Hoe heet je trouwens?' Vroeg Jan. 'Stein, ik heet Stein mijnheer.'
Antwoordde het jongetje weer beleefd. 'Ga maar terug in de zee Stein, maar wees
voorzichtig, niet verder gaan dan waar je was want de zee kan soms stomme
dingen doen.' Lachte Jan. Daarbij gaf hij Stein een tik op het natte
achterwerk. Te laat dacht hij er aan voorzichtig te zijn met vriendelijke
tikjes te geven aan kinderen, je hebt al vlug een slechte naam tegenwoordig.
De moeder sloeg van op haar
badlaken het gesprek gade. Ze knikte naar Jan. De oude rechercheur voelde het
als zijn plicht om even naar de moeder te gaan om haar zijn interventie
duidelijk te maken.
De vrouw lag op haar buik
toen Jan bij haar kwam. 'Excuseer me mevrouw, ik zat ginder op de bank naar de
zee te kijken en had de indruk dat uw zoon alleen was.
De zee is vervaarlijk. Daarom
heb ik hem gevraagd of hij alleen was.'
'Ik ben blij dat er nog zulke bezorgde mensen bestaan.' Antwoordde
de vrouw. Daarbij nodigde ze Jan uit om er even bij te komen zitten. Dat was
gemakkelijker gezegd dan gedaan ondervond Jan.
'Mag ik me voorstellen'
Vroeg Jan. zonder op een antwoord te wachten ging hij verder: 'Jan Lemans,
rechercheur op rust.'
'Sylvie Verstreepen,
rechercheur in actieve dienst.' Zei ze met een glimlach.
'Ik zou me willen
rechtzetten, dat praat gemakkelijker.' Zei de vrouwelijke rechercheur.
'Lijkt me een goed idee.'
Stelde Jan vast.
'Het is nogal moeilijk'
'Wat bedoel je?'
'Omdat je op het bovenstukje
van mijn bikini zit.' Lachte ze ingehouden om de rond hen zittende mensen niet
te doen opkijken.
Jan had alle moeite van de
wereld om zich een houding te geven. Het was hem niet eens opgevallen dat ze
geen bovenstukje droeg. De gewezen rechercheur zuchtte binnensmonds. Alleen wie
hem echt goed kent ziet aan dat zuchten dat hij het spijtig vond niet beter
opgelet te hebben. 'Vroeger zou ik gemerkt hebben dat je met je, je weet wel,
bloot lag.' Mompelde Jan op een fluistertoon.
'Ja en nu niet zeker.'
Lachte Sylvie zijn verontschuldiging weg. Trouwens ik lag er niet mee bloot, ik
lag op mijn buik. En je gaat me toch niet vertellen dat je er van zou wegkijken
mocht je het gemerkt hebben.'
De gewezen rechercheur
voelde zich verslagen. Zijn gedachten gingen naar haar woorden. Ergens voelde
de oudere man zich een beetje verslagen. Daarbij ging het niet om de borsten,
de woordspelingen, zijn stokpaardje, deze jonge vrouw had hem op zijn terrein
gepakt. Bij die gedachte wreef hij zich over de kin en grijnsde. Sylvie merkte
het. "Binnenpretjes?" Vroeg ze. "Dat vertel ik nog wel
eens." Probeerde enigszins zijn gezicht te redden. Duidelijk had de jonge
rechercheur er zin in. Terwijl ze rechtkwam hield ze het bovenstukje vast, met
twee handen. Hoewel hij zijn best deed, nee zij had gelijk. Toch keerde hij
haar de rug toe toen ze rechtop gezeten het kleine stukje textiel vastknoopte.
Haar zoon speelde vooraan in zee op een toch wel veilige plaats. "Kan je
even sluiten?" Vroeg Sylvie en ging met haar weinig gebruinde rug naar Jan
staan. Zijn handen beefde een iet, al zat de leeftijd er voor niets tussen.
"Zullen we daar op de
bank gaan zitten." Stelde de oud rechercheur voor. Sylvie deed teken naar
haar zoontje dat ze op een andere plaats ging zitten.
'We wonen in Nieuwkust.'
Vertelde Sylvie zonder dat Jan er naar vroeg.
'Daar is er ook een strand,
maar iedereen kent er me en dan vind ik het gênant om zonder topje te
zonnebaden.' Legde ze uit waarom ze in Blankenberge kwam zonnen.
De gewezen rechercheur kon
niet ontkennen dat die vraag hem niet door het hoofd ging. Maar haar begreep
volkomen haar redenering. Als vrouw zou hij misschien hetzelfde doen.
"Weet je" Begon Jan op een toon die alleen grootvaders gebruiken. Na
"weet je" viel een stilte.
"Een stokpaardje van me
zijn woordspelingen. Daarnet was je me te sterk. Al vond ik dat ik een goede
onhoorbare repliek gaf, ik dacht bij mezelf, 'ze heeft me gepakt'."
"En wat is daar mis
mee?" Vroeg Sylvie. "Gepakt, je bent toch van de politie."
Lachte Jan.
Sylvie zwaaide met beide
armen en riep haar zoon.
Na twee keer roepen kwam hij
uit het water.
'En nu naar Nieuwkust?'
Vroeg Jan.
'Nee, nu gaan eten. Weet jij
een gezellig restaurantje, niet te duur want zo groot is onze wedde nu ook weer
niet?' Vroeg ze met een glimlach.
'Misschien weet ik wel iets
heel goedkoop en heel lekker.'
Jan kon niet ontkennen dat
die vrouwelijke rechercheur zijn sympathie droeg.
Terwijl Stein zich afdroogde
en aankleedde trok zijn moeder een joggingpak aan over de bikini. Met veel
moeite kwam Jan recht. Zijn oudere knoken wilden niet meer zo goed mee. Het
viel hem op hoe hij het ouder worden zo duidelijk en in zulk hoog tempo
ervaart.
Veel meer dan een kleine
sporttas had Sylvie niet bij.
'Kom volg me maar.' Zei Jan.
Jan opende de deur van het
appartement en nodigde Sylvie en Stein uit binnen te gaan.
Juliette keek wel even
verrast. Ze was het niet gewoon dat Jan gasten meebracht. Met neergeslagen ogen
liep hij naar zijn vrouw. 'Kunnen ze mee-eten.'
'Frieten met stoofvlees?'
Vroeg Juliette zich tot Sylvie richtend.
'Reuze!' Riep Stein.
Sylvie hielp Juliette in de
keuken.
'U heeft ook een computer.'
Zei kleine Stein tegen Jan.
'Ja, jij ook?' Vroeg Jan.
'Ja, mijnheer.'
'Ik denk dat er een leuk
spel op staat. Tenminste als je graag zoekt en je gezond verstand kan
gebruiken.' Zei Jan met enige fierheid in zijn stem.
'Laat eens zien.'
'Het is een spel dat ik zelf
ontworpen heb. Je moet met vragen te stellen er achter komen wie een bal stuk
heeft gemaakt. Om het iets gemakkelijker te maken zijn er zeven verdachten.
Denk je dat je het kan?' Legde de gewezen rechercheur uit aan de zoon van een
vrouwelijke collega.
'We zullen eens zien.'
'Ziezo je kan beginnen.' Zei
Jan en schoof een stoel bij.
Op dat moment kwamen de
dames uit de keuken elk met een kom in de hand. Sylvie droeg de frieten en
Juliette had het stoofvlees bij. 'Aan tafel.' Zei Juliette.
'Wat ben jij aan het doen?' Vroeg
Sylvie aan haar zoon.
'Een spel dat mijnheer
Lemans zelf gemaakt heeft.' Antwoordde Stein.
'Wat is de bedoeling?' Vroeg
zijn moeder.
'Iemand heeft een bal
stukgemaakt en ik moet uitzoeken welke van de zeven verdachten het gedaan
heeft.' Verduidelijkte Stein.
'Het bloed kruipt waar het
niet gaan kan.' Lachte Sylvie. Haar zoon keek zijn moeder vragend aan.
'Je zou het ook
beroepsmisvorming noemen.' Kwam Juliette tussen. 'Als je moest weten hoeveel
uren hij daar in gestoken heeft.' Ging ze verder.
'Gewoon een hobby.' Zei Jan.
Een beetje moeizaam kwam hij
van de stoel om naar zijn plaats aan de tafel te gaan. Juliette mompelde iets
binnensmonds. Het was Sylvie als een rechercheur niet ontgaan. Ze keek naar
Juliette.
'Zet je bord gerust bij de
computer Stein, maar niet morsen hé.' Zei Jan die zag hoe haastig de jongen aan
zijn maaltijd begon. Duidelijk kon die niet vlug genoeg aan de computer zitten.
'Hier kan het beste
restaurant niet aan tippen.' Prees Sylvie de kookkunst van haar gastvrouw.
Juliette wimpelde die lof handig weg.
'Vlot het?' Vroeg Jan aan
Stein terwijl hij naast de jongen ging zitten. Na een paar tips van de
ontwerper zat Stein op het goede spoor. Met nog wat hulp was Stein er in
geslaagd al drie kandidaten uit te schakelen.
Ondertussen waren de dames
naar de keuken getrokken. Sylvie droogde af terwijl de gastvrouw de afwas deed.
'Is er wat met Jan?' Vroeg
Sylvie.
Juliette slikte even. 'Laat
ons gaan zitten.' Stelde ze voor.
De glimlach, de vriendelijke
uitstraling op haar gelaat verdween. De ogen werden dof en er rolde enkele
tranen uit. Ze legde haar nog klamme hand op die van Sylvie. Een uur geleden
was Sylvie voor haar een totaal vreemde vrouw. Nu had ze het gevoel dat ze die
vrouw al jaren kende. Juliette wist niet waarom, maar ze wou haar hart
uitstorten bij Sylvie.
'Het gaat niet goed met mijn
man.'
'Kanker?'
'Nee, het is geen ziekte.
Vijf jaar geleden hebben we ons enig kleinkind verloren, door kanker. Al zal
hij het niet willen toegeven, sindsdien is Jan nooit meer dezelfde geworden.'
'Wat erg.'
'Je zal je afvragen wat jij
daar mee te maken hebt?'
'Nog niet direct, maar jij
ziet een verband, denk ik.'
Juliette kan haar tranen
niet meer bedwingen.
Sylvie stond op om de
keukendeur te sluiten.
'Laat je maar eens goed
gaan, de mannen horen ons toch niet.' Sprak ze bemoederend de veel oudere vrouw
aan, het kon wel haar moeder zijn, bedacht ze zelf.
Juliette liet haar tranen de
vrije loop. Voor het eerst sinds het verschrikkelijk nieuws.
'En de kinderen?'
'Sinds twee jaar werkt onze
Stan in Amerika.'
'Weet je, ik zal het
duidelijk maken. Zei Juliette en liep naar de slaapkamer om snel terug in de
keuken te gaan.
'Kijk dit was onze
kleindochter.' Zei ze en gaf een foto aan Sylvie. Zelf durfde ze er niet meer
naar kijken.
'Bedoel je de gelijkenis?'
'Zie je het ook?'
'Ja.'
'Heeft Jan me daarom mee
gevraagd?'
'Ik denk van wel.'
'Als je even in zijn ogen
kijkt zie je ze veranderen. Je voelt dat hij iets wil zeggen maar het niet over
zijn lippen krijgt.' Legde Sylvie uit.
Een paar minuten later deden
de dames verder met de vaat.
'En wat doet de papa?' Gaf
Juliette het gesprek een andere wending.
'Die is er niet.'
'Toch niet overleden?' Vroeg
Juliette terwijl ze haar van het water gerimpelde hand voor de mond sloeg.
' Ik was net zeventien
geworden. Vriendinnen had ik niet echt. Er waren wel meisjes waarmee ik ging
zwemmen of fietsen, echte vriendinnen, nee dat waren we niet. Op een avond
besloot ik eens naar de bioscoop te gaan. Er speelde een heel romantische film,
en daar had ik wel zin in. Heel even dacht ik er nog aan een meisje mee te
vragen, maar toch ging ik alleen. ' Zei Sylvie.
'Geen jongen?' Onderbrak
Juliette haar.
'Nee. Na de film wandelde ik
nog wat. Plots stond er een man achter me. Van waar hij kwam weet ik niet. Het
was juist aan een heel smal straatje dat uitkomt in de wandelstraat. Voor ik
besefte wat er gaande was had hij mijn rok gescheurd en voelde ik zijn ding in
mij. Hoe ik ook riep en brulde, niemand kwam me helpen. Misschien was er
niemand. Goed, ik heb wel eens iets opgevangen van verkrachting, maar dat het
zo verschrikkelijk was, nee dat wist ik niet, nu wel.'
Juliette legde haar
gerimpelde hand op het achterhoofd van Sylvie en trok de jonge vrouw tegen haar
knokkelige schouder. 'Mannen kunnen toch slecht zijn.' Vloekte Juliette
gemeend.
'Niet alle mannen.' Suste
Sylvie haar oudere nieuwe vriendin. 'Of vergis ik me in Jan?'
'Jan is een goede man. Zijn
beroep maakte het soms wel moeilijk. Vroeger meer dan tegenwoordig. Nu met de
gsm gaat het een stuk gemakkelijker. Juliette keek omhoog.
'Als je eens moest weten
hoeveel nachten ik in bed lag te wenen omdat hij maar niet naar huis kwam. Vaak
lag ik wakker in bed te wachten, bang dat er iemand zou aanbellen en me slecht
nieuws bracht.'
'Ja nu kan je gemakkelijker verwittigen later te
komen.'
Sylvie liep naar Juliette en
pakte haar eens goed vast. Uit de ogen van beide dames rolde tranen. De oudste
slaakte een diepe zucht. 'Ik ben blij mijn hart eens te hebben kunnen luchten.'
Zei ze en nam het hoofd van haar nieuwe vriendin tussen beide gerimpelde
bevende handen. Heel even keken ze elkaar diep in de waterige ogen. Dan gaf
Juliette een klinkende zoen op de wang van Sylvie.
'Mama, ik heb het gevonden,
ik weet wie de bal heeft stukgemaakt!' Kwam Stein de keuken binnengelopen. Dat
zijn moeder geweend had zag hij in zijn enthousiasme niet.
Jan bleef in de woonkamer.
De kleine had hem vermoeid. Een beetje rust was meer dan welkom.
'Zullen wij eens een ijsje
gaan eten.' Stelde Juliette voor nadat ze zag dat Jan lag te slapen. Je zag het
niet alleen, je kon het horen ook. Zoals veel mannen kon Jan luid snurken.
Juliette dacht er aan hoe vaak ze hem midden in de nacht porde. Al hielp dat
meestal maar even.
'Gaat Jan niet mee?' Vroeg
de kleine Stein.
'Laat die maar slapen.' Lachte
zijn moeder en streelde haar zoon over het blonde haar.
Buitengekomen bood Sylvie
haar arm aan Juliette. Met een glimlach op het niet opgemaakte gelaat stak de
oudere dame een arm in de opening die de jonge rechercheur gevormd had. kleine
Stein voelde zich helemaal thuis bij Jan en Juliette. Vastberaden nam hij de
gerimpelde hand van Juliette. Er verschenen pretlichtjes in de grijsblauwe ogen
van het kind. 'Mag ik je oma noemen?' Vroeg hij met een bibbering in zijn stem.
'Heb je dan zelf geen oma?'
Vroeg Juliette. 'Nee, mijn oma is in de hemel. En opa ook.'
'Dan mag jij me oma noemen
en misschien mag je Jan wel opa noemen. Dat zou ik straks maar eens vragen als
we terug thuis zijn.'
Juliette voelde hoe Sylvie
in haar arm kneep.
De dames bekeken elkaar heel
even aan. Woorden waren er niet nodig. Hier sprak het hart. Zwijgzaam liepen ze
enkele tientallen meters tot het ijssalon. Zelf ging ze daar soms eens met Jan
een ijsje eten.
|