Een fase theorie.
Prof. Linda Hemelaar van Beesteren schrijft mij het volgende;
Beste Joop, ik wil jouw vraag aan mij alleen beantwoorden in termen van ontwikkeling. Ontwikkeling veronderstelt een reeks opeen volgende fase zoals bijvoorbeeld bekend is uit de ontwikkelingspsychologie.Deze individuele ontwikkeling kent een aantal fase waarin het proces van baby tot volwassene wordt beschreven.(baby - kind - puber - enz.) Ik zal hier niet verder ingaan op deze individuele ontwikkelingstheorie daar die genoegzaam bbekend is. Wel wil ik in het kort de principes beschrijven die aan de basis liggen van deze fase theorieën.
- De voorafgaande fase zijn noodzakelijk om de volgende fasen met goed gevolg te doorlopen. - De wijze waarop voorgaande fasen al of niet optimaal zijn doorlopen, zal de bereikbaarheid en de hoogte van de doelen in de volgende fase beïnvloeden. - Kenmerken en patronen die typisch zijn voor de volgende fasen duiken af entoe op.Terugval komt voornamelijk voor in steress - situaties en bij nieuwe, nog onbekende problemen. - De ontwikkeling kan asymetrisch verlopen, zodat men zich op bepaalde deelgebieden nog in de vorige fase bevindt. - De overgang van een fase naar een volgende fase gaat samen met een periode van onrust, spanningen, conflicten of pogingen om met nieuwe mogelijkheden te expermiteren. - Fasen in de individuele ontwikkeling zijn niet afhankelijk van de fase waarin de maatschappy zich bevindt, en omgekeerd.
Als men de fijf fase van de individuele ontwikkeling kent t.w: de fase van de magische eenheid, de fase van het genieten, de fase van de inperking, de fase van de subjectieve en daarna de fase van de ethische identiteit, zal men zien dat deze corresponderen met de volgende niveau's van de maatschappelijke ontwikkeling:
1. De primitieve gemeenschap: het stamverband en een animistisch geloof staan elke individualiteit in de weg. Het individu is volstrekt afhankelijk van de groep. Hij moet de voorgeschreven rolpatronen volgen en hij vindt slechts welbehagen in de schoot van de stam. Jacht en vivangst zijn de belangrijkste activiteiten om in het levenshoud te voorzien, dit accentueert de afhankelijkheid van het milieu. De natuur en de stam oefenen een magische kracht uit op het individu, dat zich in wezen niet differentieert van de buitenwereld. 2. Culturen met een min of meer georganiseerde economie: veeteelt en landbouw in familie of groepsverbanden en met gebruik van technieken en werktuigen, ontrukken de samenleving uit het gelaten ondergaan van wat de natuur te bieden heeft. De indiviuen worden minder afhankelijk van hun omgeving en leren de natuur te manipuleren of te bewerken. Ook de individuen kunnen zich van elkaar onderscheiden. De opbrengst van de landbouw en veeteelt is redelijk stabiel en voldoende. Bij meer opbrengst kan economische ruilverkeer tot stand komen. De ideologie die deze samenlevingsvorm schraagt, gaat samen met een ingewikkelde godencultus, die de differentiatie in de samenleving weerspiegelt. 3. De hiërarchische staatsvorm: ongebreidelde economische expansie en tegenstrijdige belangen voeren tot grote spanningen, van waaruit de sterkste naar voren treden. De levensruimte is beperkt sommige gebieden zijn vruchtbaarder dan anderen, en de opbrengsten wegen niet meer op tegen de groei van de bevolking. De strijd om de macht en het bezit resulteert in een staatsvorm, die berust op een strake hiërachie. Het totalitarisme wordt beschermd door de krijgsmacht, of in een obscuur politioneel apparaat. De totalitaire macht gaat samen met een geloof in een almachtige god, dat aan het staatshoofd macht heeft gedelegeerd. De ideologie staat verheven boven alle kritiek en uiters strak gehanteerd.
Daar de brief van prof. Linda nogal uitgebreid is lijkt het mij beter deze in twee delen weer te geven. De volgende fase gaat over in democratie, terwijl de vijfde fase het heteronome samenlevingsmodel aan de orde komt. Het leek mij goed om juist nummer 4 en 5 bij elkaar te houden. Volgende week dus het vervolg.
|