gif
Een sierlijk teakbos behoorde tot het patrimonium van de post Faradje. Teakbomen zijn steil oprijzende glorieuze bomen. Waren de bomen van Faradje geen ‘echte’ teakbomen maar zogenoemde afroteak- of afrormosiabomen afkomstig uit Ghana en Ivoorkust, ze zagen eruit alsof. De korte weg van ons romantisch huis aan de Dungu naar de territoire, een paar honderd meter, liep door dit bos…
Zoals dat in middeleeuwse balladen wordt bezongen kwam zekere dag een moede (Duitse) strijder naar de Logo contreien afgezakt. Onze held had de woestijnoorlog meegemaakt en bleef nadien, na de krijgsgevangenschap, in Afrika hangen. Eerst in het Noorden daarna langzaam zuidwaarts het donkere continent in. Onderweg specialiseerde hij zich op de een of de andere manier in de productie van serum op basis van slangengif. Een product waarvan de profylactische eigenschappen al door de Egyptenaren waren gekend. Toen, na zijn vestiging in onze buurt, onze serumproducent de zwarte bevolking liet weten dat hij koper was van levende gifslangen bleek het rustige kathedraalbos, waar ik iedere dag een paar keer doorwandelde, een heus slangenreservoir. Méér dan 400 giftslangen, vooral adders werden er door de zwarte jagers buit gemaakt.
Er komt nog een slangestaartje aan dit verhaal. Op doortocht in de post Dungu, op zowat 150 km van Faradje, werd mij gevraagd of ik een levende gehoornde adder, ene vipère cornu, in een houten kistje gestopt, wou meenemen naar de Duitse ‘serumman’. Wat ik, na enig aarzelen, heb gedaan de lange weg naar huis denkend aan die film, welke film? waar een slang zich heel langzaam achteraan in een voertuig profileert om zich dan, met dat onheilspellende in en uit tikkende gespleten tongetje, glad en soepel glijdend voort te bewegen, richting chauffeur...
De post Dungu van waaruit de adder werd meegebracht was de hoofdplaats van het gewest met dezelfde naam en gelegen aan de samenvloeiing van de Kibali en de Dungu, de stroom die stroomopwaarts ons huis in Faradje voorbij komt. In 1893, tijdens de veldtocht tegen de slavenhandelaars, bouwde de reeds vernoemde kolonel Chaltin er een vesting, een zeriba. Later werd die vesting verbouwd tot een soort kasteel, in het Afrikaanse landschap een disneyachtig anachronisme, waarin de Administrateur de territoire van Dungu, met zicht op stroom en savanne, als een feodale heerser resideerde.
|