Hoofdstuk 5: Aba
Civilization is a method of living
an attitude of equal respect for all men
Jane Addams
Savoir vivre
Aba was tijdens de koloniale tijd, zo leerden we op school, een belangrijk handels- en nijverheidscentrum in het noordoosten van Kongo gelegen op zowat 65 km van Faradje en op een kleine 20 km van de grens met Soedan. Vanuit Faradje reden we er regelmatig naar toe met onze greenelectric studebaker champion voornamelijk om proviand op te slaan in de grote winkel waar de Griekse uitbater zijn vrouw bij het pokerspel had gewonnen. Zo werd verteld en waarom zou men het niet geloven. Het gaf wel een bijzonder cachet aan de winkel.
Dat de Grieken verwoede kansspelers zijn hebben we tijdens oudejaarsnacht 1958 van dichtbij kunnen meemaken. We waren door de familie Panas uitgenodigd om de overgang van oud naar nieuw te vieren in hun landhuis op plantage Spelu aan de Aro. Panas was niet alleen koffieplanter en fabrikant van palmoliezeep – palmolive – hij was ook ondernemer en bouwde vooral in de streek van Paulis ( thans Isiro)
Onder de reusachtige kerstboom hebben we gegeten, gedronken en tenslotte bingo gespeeld. Het ging er heftig aan toe, op zijn Grieks met wijn en gezang en verbale uitbarstingen, met winnen en verliezen zonder dat men daar lang bleef bij stilstaan. Toen in de vroege morgen de strijd werd stilgelegd bleek het, hoe kon het ook anders, dat we voor geld hadden gespeeld en naar onze maatstaven zelfs tamelijk grof. Gelukkig bleef ons saldo positief zodat we zonder financiële kleerscheuren het nieuwe jaar konden induiken.
Begin 1958 hebben we in Aba gewestbeheerder Charles Orbaen, een schilderachtige en tegelijk vaderlijke figuur, voor ‘t eerst ontmoet. Van hem hebben we onthouden dat zijn in het Frans opgevoede zoon tegen hem zei als hij Vlaams sprak: « je ne comprends pas ton Bangala » . Maar ook, en veel meer, hebben wij van hem en zijn lieve vrouw, een en ander opgestoken over savoir-vivre, over levensstijl. We waren beiden jong toen en begrepen het allemaal niet te best, maar vijftig jaar later, bekijken we dit soort getemperde, op het randje af geblaseerde houding, van iemand die het juist niet bereikt heeft, met een groter begrip. We hebben het nu ook allemaal meegemaakt, zijn zelf grotelijks blasé, en het moet allemaal niet meer. Maar toch blijft daarvan altijd iets hangen en veel later kijk je nog altijd met veel weemoed terug aan die mooie tijd in tropisch Afrika waar vriendschap en samenleven intens op elkaar waren afgestemd.
Charles Orbaen had een fantastische bibliotheek, dat wil zeggen een enorme verzameling boeken in vele kisten opgeborgen. Met nog slechts een paar jaar carrière voor de boeg, vond hij het niet meer de moeite om de boeken uit de kisten te halen en in kasten uit te stallen.
Gewestbeheerder en mevrouw Orbaen werden bediend door een butler!... Geen gewone boy zoals wij allen een pichi en een lavadère hadden. Nee, een echte, gestyleerde, in krakende kledij gestoken maître d’hôtel die ’s morgens met madame een discussie voerde over de wijnen die bij ‘t avondmaal, in functie van het niveau van de gasten, zouden worden geschonken. In dit decor weggelopen uit een novelle van Somerset Maugham, waren we enkele avonden te gast en diep onder de indruk van de wijze waarop, in die godvergeten uithoek van de wereld, we mochten aanzitten en bediend werden.
Om het beschavingswerk op een duurzame wijze verder te kunnen zetten werd men na een term van drie volle jaren gedurende zes maanden terug naar het moederland gestuurd om er te bekomen en eventueel te herstellen van het verblijf in de tropen. Vooraleer de Orbaens met vakantie naar België vertrokken hadden ze hun huisbediende een fiets geschonken en zes maanden loon uitbetaald zodat hij zonder (financiële) zorgen de terugkeer van zijn patrons kon afwachten. Die vonden, na hun vakantie, een man terug, vroeger wellicht hun maître d’hôtel, maar nu, zonder fiets, zonder geld, een arme en berooide zwerver, terug pikzwart met de zwarten in slome palaverstijl.
|