DEEL TWEE:TUNESIE
Hoofdstuk 6: Manouba
home is where the heart is
Pleisterplaats
Manouba was de pleisterplaats waar bijna zeven jaar lang (van 1967 tot 1973)de technische assistentie zijn huiselijke dimensie kreeg. Een ruime en warme plek. Manouba. Een schelp, een coquille sainte Jacqueline, waar het prettig toeven was.
Een wit gestrekt gebouw ingebed in een decor van opgeschoten cipressen, mispelaren en laurieren en kleurige vlekken van mimosa en kerstrozen werd bereikt via een honderd meter lange ingangsdreef aan beide zijden geflankeerd door 21 volwassen palmbomen met ertussen hibiscus, veelkleurige oleander en pelargonium. Het witte landhuis met breed terras was getooid met een vlammende bougainvillea van beneden tot boven als een rode fez op zijn kant.
Dit groene decor was de uitverkoren woonplaats van honderden vogels van in de vroege ochtend bezig de omgeving op rumoerige stelten te zetten. Ook de aanpalende boomgaard, vol sinaasappelbomen en één pompelmoesboom, waren het domein van de vogels. Pompelmoes is mannelijk zo kan hij overleven midden al de vrouwelijke sinaasappelbomen met hun bloesems die een parfum verspreiden dat zelfs Paverotti kon begeesteren want hij stopte het in flesjes. In het late najaar, wanneer de bloesems in ooft zijn omgezet, verliezen de sinaasappelbomen als bij tover hun vruchten. Ook de naast mijn kantoor ingeslapen kromme vijgeboom was ieder jaar een zelfde lot beschoren. In één nacht verdwijnen al zijn meestal nog niet rijpe vruchten. Alleen de pompelmoes bleef, omwille van de bittere smaak van zijn vruchten, gespaard.
Op het erf liggen overblijfsels van Romeinse origine. Een elegante marmeren sarcofaag, drie afgebroken zuilen, enkele amforen, een reusachtige platte steen van een pletmolen en een enorm Corinthisch kapiteel. Voorwerpen die door de bouwheren, de gebroeders Sourd, waren verzameld.
De tuin als een park was het speeldomein van Filip, Johan en Patricia en van Wapi, een nukkig ezeltje. Als Indiaan of cowboy verkleed verbleven ze in hun boomhut, hun ‘kamp’, een ingewikkelde constructie hoog in de bomen, opgetrokken met de overblijfsels van kratten en kisten waarin het uit België opgestuurde materiaal voor het Station Expérimentale de la Manouba, was verpakt.
Enkele jaren vóór Tunesië de Franse protectie van zich afschudde bouwde de familie Sourd de villa als een klapstuk op een rijk en geslaagd leven als colon. Het tuinbouwbedrijf, officieel la ferme Dupleix, in de volksmond chez le roi de l’abricot werd in het verlengde van de officiële kolonisatie, die op het einde van de vorige eeuw vorm kreeg, opgericht. Het bracht de kleine Europese boer, merendeels van Franse oorsprong, naar Tunesië.
Wanneer op 12 mei 1964 de nieuwe bewindvoerders met één pennentrek alle koloniale gronden inclusief bedrijfsgebouwen, vee, materiaal, voorraden en te velde staande gewassen naasten, waren de gebroeders Sourd eigenaars van een 250 ha groot bevloeid tuinbouwbedrijf,
Op de vruchtbaar gemaakte grond werden olijven, druiven, tarwe en amandelen geteeld. Vruchten die reeds in de chera rond Carthago op het einde van de 4de eeuw vóór Christus, werden geproduceerd. Ook artisjokken, meloenen en asperges waren dan al klassiekers. Later werden vijgen, granaatappelen en peren door de Romeinen geïntroduceerd.
Al die teelten met hun moderne soorten vond men in 1964 op het bedrijf van de gebroeders Sourd terug naast boomgaarden met perelaars, pruimelaars, abrikoos- en perzikbomen, een grote wijngaard en uitgestrekte velden tomaat, aubergine en pepers in de zomer, artisjokken in de winter.
In de onmiddellijke omgeving van het woonhuis stond een usine de vinification, een wijnfabriek van behoorlijke afmetingen. Tijdens de vendange, wanneer mannen met hun voeten, in grote kuipen op het ritme van Arabische muziek, de druiventrossen tot een weinig smakelijk uitziende mostbrij kneusden en verpletterden, werd de hele omgeving beroerd door een doordringende geur van onvolmaakte wijn.
Van op het grote terras hadden we ‘une vue imprenable op een licht golvend groen-blauw gekleurd landschap door Bernlef verwoord:
“U kent ze wel, die vage blauwe bergen waarnaar geen wegen voeren maar die toch bereikbaar lijken”.
Niet ver weg de overblijfsels van een Romeinse aquaduct. Die Romeinse waterleidingen zijn soliede constructies die de tand des tijds hebben getrotseerd. Ze werden tot in de moderne tijd gebruikt voor de aanbreng, over grote afstanden, van zoetwater. Vele werklui van het station hebben de zware grote blokken als steunpunt voor hun onderdak uitgekozen. Ezels, kippen en honden stoeien er met de kinderen in een harmonie die alleen in zonnelanden te vinden is.
Het is evident dat we tijdens de eerste maanden in dit voor ons volstrekt nieuw milieu geconfronteerd werden met de klassieke ingrediënten van aanpassing en integratie. Toen we op 27 maart 1967 met de ganse familie onze intrek namen in het ruime huis, waren enkele kamers vol gestouwd met stoelen, tafels, enkele tapijten en ander meubilair. Een paar dagen later komt een zekere mijnheer Zitouna, plaatselijk autoriteit, zomaar een tapijt en een aantal stoelen opeisen. Niet gelijk welke stoelen maar juist die stoelen die Jacqueline voor eigen gebruik had uitgezocht. Doordat ze meteen en kordaat zei dat dit niet mogelijk was bleven we nadien van dergelijke verzoeken gespeend.
De witte villa had veel charme en klasse. De brede marmeren trap die in een elegante zwaai beneden met boven verbond hoorde thuis in een klassiek landhuis. Ze bood een supplementair voordeel. Wanneer de nacht snikheet beloofde te worden brachten we de bedden naar beneden en sliep de ganse familie onder zijn marmeren koelte. De kamers waren anders ruim genoeg en de overloop zo breed dat de kinderen er bij minder goed weer in konden voetballen.
In vakantieland Tunesië zijn er ook minder clemente seizoenen. Tijdens de wintermaanden wordt men soms overvallen door een gure wind en korte hevige regens. Verrassend ongezellig. Om de koudere maanden op te vangen hadden de Sourds een update van een Romeins verwarmingssysteem geïnstalleerd. Het opgepompte water werd via een met kolen verwarmde ketel door een circulatiepomp in leidingen die enkele centimeter onder de vloer lagen, gebracht. Na onze intrek in het huis liet het circulatiesysteem het na korte tijd afweten. Ondertussen hadden we kennis gemaakt met de nadelen van dergelijk systeem. Bij onweer vielen we gewoonlijk zonder electriciteit waardoor én waterpomp én circulatiepomp uitvielen. Jacqueline heeft eens, alleen thuis en met een professor op bezoek, de ganse trammelant meegemaakt. De elektriciteit was ingevolge een avondlijk onweer uitgevallen zodat de verlichting en de pompen stilvielen. De kolen in de ketel bleven evenwel rustig verder branden. Slechts één reactie was mogelijk. Zo snel mogelijk de gloeiende massa kolen naar buiten brengen en op het plein voor de garage deponeren.
Omdat het ondergrondse netwerk niet waterdicht was, hebben we tijdens de zomer in de woonkamer een schouw gemetseld waardoor we een ordinaire petroleum kachel konden installeren. Adieu Romeinse verwarming.
|