De Afrikamicrobe
Afrika, O! Afrika.
Is 't the African way of live
Of zijn het the big five?
Is "t de doordeweekse rooibok, de impala
Of de mysterieuze jachtluipaard, de cheeta?
Ze lokken mij,
Verleiden mij.
Ik weet het niet.
Ik laat me gaan.
Afrika trekt me aan!
Is het de weeë, muffe geur van zweet en drollen,
Van kleine keutels, zwarte platte vijgen en dikke ronde bollen?
Zijn het de variaties in decor en landschappen
Die me pakken, die me naar lucht doen happen?
Afrikaanse lucht,
Afrikaanse sterrenhemel,
Afrikaanse zon. Waar men ook gaat of staat.
Hier, kleurrijk, in vol ornaat,
Daar, schamel, dor, verbrand.
Dier en plant,
De verscheidenheid, het contrast verrast.
Die harmonie geeft rust.
Het is een lust.
Afrika laat me niet meer los, Het houdt me vast.
Nu weet ik het!
Het zijn ook vooral de blije mensen.
Ze lachen me toe met hun tanden bloot.
Ik denk zelfs dat ze ‘t nog doen in ‘t aanschijn van de dood.
Zij nemen hun tijd, zij genieten van hun siësta.
Afrika, O! Afrika,
Je hebt me in je ban
Ik kom naar je toe zoveel ik kan!
|