door stille straten dool ik rond
jagend achter een blind verlangen
op zoek naar wat ik nimmer vond
in mijn prille kindergezangen:
dansen naar morgen
lachen naar vogels
slechts hemelse zorgen
ik hoefde alleen maar
mooie dromen te vangen
deuren ga ik voorbij
tel ze allen één voor één
daarachter zie ik gezichten
rondom een tafel gezeten
verwarmd door sprekende lichten
kon ik daar maar heen
ik weet zeker
ooit zal ik ergens bellen
nee, ze zullen mij roepen
van aanraken vertellen
en over springen op stoepen
ja, zo moet het gaan
en zal de leegte mij
niet meer kwellen
|