Julius V.E. Dreyfsandt  zu  Schlamm : Gedichten  1 
								 
							 
						
 nederland Юлиус Дрейфсанд цу Шлам, поет 
					 
				 
			
			
			
				
					17-08-2006  
				 
				
					 ik draag jouw gedachten 
				 
				
					
					
					 op mijn schoot  draag ik jouw gedachten over thuis voelen, dromen van eeuwige zachtheid en immens verwachten als mijn hand jouw haren streelt langzaam en voorspelbaar zie ik je gaaf gezicht die met een lach mijn beweging deelt en je zwaarte even oplicht ik raak je wangen in een strelend gebaar voor even zijn ze ontspannen althans zo neem ik het waar voel toch mijn ogen waken om de buitenwereld uit te bannen je kan dan, als je wilt,  in mij geraken 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					22-07-2006  
				 
				
					 een façade 
				 
				
					
					
					 mijn vingers glijden zacht  over orgeltoetsen speel in gedachten met vragende borsten die bij iedere toon aanzwellen; naar nog meer  aanraking dorsten mijn tenen strelen de houten pedalen alsof zij jouw voeten willen zoeken en jou op mijn liefde willen verhalen mijn lijf speelt een onvoltooide serenade gezeten op een kussen zo kwetsbaar als jouw buik ik speel al lang niet meer de partituur dat blijkt slechts een façade 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 verre uilen 
				 
				
					
					
					 jij droomt nu  in mijn open veld van bomen en struiken zo heb je mij verteld en ogen geopend als luiken naar het verlichte donker waar de grond nog voelt als draagbaar van gras het laat je voelen zo de mens is bedoeld daar waar rust doet zwijgen en stiltes naar je neigen bind ik de ruimte aan sterrenpaden; een brug naar jouw gedachten langzaam valt de zwoele duisternis  over de heide van verwachten het is de roep van verre uilen die mijn hartslag verraden 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 pennenvrucht 
				 
				
					
					
					 ik verhaal van taal tonen en toetsen van rustige rijm uit pennenvrucht een pagina poetsen een wuivende wevende hand schept in een scheve letter door kille kool geholpen een prille parade op blank blad,  nog onbeholpen een gretige geest vreet vroege verzen waar woorden worden, spichtig of sproeiend, tot wat u nu leest 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 o zonneke mijn 
				 
				
					
					
					 o zonneke mijn met straalkes fijn je glans doet plezieren ranken druifkes vieren o zonneke mijn maakt harten zo rein bloemkes rechten hun steel tonen hun blaadjes geheel o zonneke mijn je verlicht onzichtbare pijn ontwaakt pret in de ogen bij een ander mededogen o zonneke mijn mijn hemelse baldakijn over azuren luchten en bevrijdende zuchten 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 in het voorbijgaan 
				 
				
					
					
					 wil jij mij treffen als mijn dorp aan jou voorbij schuift zie je dan mijn arm die haast schuw naar jouw ijzeren ros wuift of is de blik enkel voorwaarts gericht tussen wanden van geluid waartussen witte strepen voorwaarts flitsen en asfalt de toekomst duidt wil jij me treffen en de stoet van wielen voor even verlaten of eist de verte dat ze zo min mogelijk alleen wordt gelaten ik zal het gordijn even lichten op een ingeschat moment en zwaai naar wat vliegen  totdat ik denk daar gaat ze; je bent mij voorbij gerend 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 fluiten fluiten fluitenkruid 
				 
				
					
					
					 fluiten fluiten fluitenkruid gij speelt rondom en woekert met uw bruid in welig bloeiende weiden ik zie uw pracht de zon begeleiden en mij , de schouwende mens met gelukzaligheid verblijden fluiten fluiten fluitenkruid gij zingt van vreugde met kleurrijk blad ik zou u willen plukken, stelen uit het veld doch laat u onberoerd geen stengel zal ik knakken of aan wortel rukken ik ben zo op u gesteld 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 een zwerver 
				 
				
					
					
					 verlaat ontsnapt de dolende zwerver aan het straffe land  van tegenwind  gelijk elk die anders oogt vaak niet wordt bemind en verwordt teneinde tot zijn eigen delver hij gaat zijn weg onbekend met enige verte zijn blik raakt de grond immers die draagt zijn benen waarom verder zien of de toekomst lenen als slechts honger spreekt uit een verdroogde mond 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 gesloten 
				 
				
					
					
					aan mijn zijde loop jij mee de afstand is groot naar jouw gevoel zo diep en ogenschijnlijk ongenaakbaar  schraal in uitdrukking  zelfs koel een breekijzer zou ik  willen hanteren jouw verstild hart bevrijden och, wie ben ik om jou te bezeren  
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 overmoed 
				 
				
					
					
					 overmoed wat dat ook is, wordt vaak gemeten langs de meetlat van de ander ik heb dat nooit geweten totdat ik iemand zag die zei  ik ben je medestander een wereld ging voor mij open en sloot mijn ogen stillekes, buiten zicht moest ik een traantje drogen 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 bescheidenheid 
				 
				
					
					
					 bescheidenheid, wat dat ook is, wordt vaak gemeten langs de meetlat van de ander ik heb dat nooit geweten totdat ik iemand zag die zei  ik ben je tegenstander een wereld ging voor mij open en sloot mijn ogen stillekes, buiten zicht moest ik een traantje drogen 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 de levende dood 
				 
				
					
					
					 vandaag is het sterven  weer daar een dag met  onvoorspelbaar aantal uren dat het nu oneindig doet duren terwijl ik met gesloten ogen staar de versteende pijn door mij te dragen is niet te verwarmen door welke gloed dan ook ben zelfs niet in staat  om naar lucht te vragen ik ben gesloten, gevangen  in de levende dood; een uitgedroogde boom met één gebroken tak als een verstarde loot 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 het sterven nabij 
				 
				
					
					
					 het was stil vannacht te samen met hem er hing een sfeer van veelzeggend niets alsof leegte verzacht wat was er nog meer dan wachten op de horizon voor hem op zijn weg naar de laatste eer starend en zwijgend in onzichtbaar vertrouwen gaat hij zijn laatste gang hoe ervaart hij zijn rouwen waarom is hij niet bang 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 nieuwe aubade 
				 
				
					
					
					 loslaten is gaan in diepten niet om te vergaan als oud vuil of worden tot uitgedroogde bloemen het is zoeken naar de aarde, wortels voelen, drinken uit nieuwe waarden waarop ikzelf mag roemen in bleke schaduw zal ik verblijven waar nog prille zaden de stilte inlijven wachtend op een nieuwe aubade 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 tour de poëzie 
				 
				
					
					
					 onaantastbaar drijf ik mee  achter in het letterpeleton ben niet te min omdat ik aan de  zwarte trui begon zie nu van verre de meesters sprinten zwetend in de demarrage tegen een finale demasqué hoor geen juichende  schouwers langs de weg verstild fiets ik in de schaduw dromend over een nog ongekende letterzee slechts cols van de lichtste categorie zijn aan mij besteed kan zo in rust vertoeven in mijn tour de poëzie en ga zonder doping naar de finish waarvan ik de plaats nimmer weet 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 als lucht 
				 
				
					
					
					als wortels zijn verdroogd tot verkrampt hout en uiterlijk gezieltoogd door levend zout huilen tranen de afwezigheid zien mijn ogen alleen de hoop van doodlopende lanen afgesloten door een eenzame doop ik drijf dan op de herinnering die ik node koester en in het voorbijgaan ving sluit die in gesloten handen maar weet bij voorbaat dat het als lucht in het verleden zal blijven hangen  
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 verloren dromen 
				 
				
					
					
					 het verging mij  als voorheen loop mee zei ik naar de kant waar bloemen mogen bloeien zo, bij die ontluikende velden waar het nog pril oogt en alles onaangetast lijkt kon niet helpen dat jij de loden last bij je droeg ik wilde mee dragen de lucht kleuren warmte laten geuren laten voelen in mijn diepere lagen toen bleek althans zo werd gewaar dat ik op een mens leek kwetsbaar  maar verdeeld in ongevoegde stenen altijd zoekend als velen naar verloren dagen ik vervolg mijn stappen zo ik word voortgestuwd zal niet meer aan  het jonge gras trekken of de lucht beschilderen en laat het toneel  van de verloren dromen in stilte komen 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					20-07-2006  
				 
				
					 foto 
				 
				
					
					
					 
					 
					 fotografie: hans van der sandt
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					08-07-2006  
				 
				
					 voel je me nog 
				 
				
					
					
					 vergaat mijn zwakte voor jou zieltogend in mistig allure vlucht jij weer weg naar woelige innerlijke oorden waar pijnlijke zuchten sturen en prille zachtheid vermoorden voel jij me nog mijn verre lieve ik was het toch wilde je gerieven zo ga ik weer naar een stille weg zoekend naar mijn verloren deel struikelend over droge tranen stikkend als in een slangenkeel ik slenter door oneindige lanen wilgen treuren mij in koor toe waar elke boom de pijn vergroot het maakt mij zo levensmoe voel jij me nog mijn verre lieve ik was het toch wilde je gerieven 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
				
					 
				 
				
					 spinrag 
				 
				
					
					
					 als het verre zicht is begraven in het verleden als loze hoop er slechts is om te beleven zie ik niet meer dat wat komt voel ik niet verder dan de scherven van oud zeer ik adem alleen om door te leven het kan niet anders mijn blik raakt verstrikt in een machteloos web door anderen eerder maar door mij nog verder geweven 
					
 
					
					 
					 
				 
				
					
										 
				 
			
			
			
			
			
		 
		
		
			
				
				
					 
				 
				
					Als ik maar weet......dat...... als de avond valt........toch ....de dagen lengen.....  
					 
				 
				
					 
				 
			
			
			
				
				
					 
				 
				
					 Oudere gedichten en Proza