ik behoor dat kan u zien, regelmatig dan, tot de kaste der rijmelaars
ja, dat u toevallig niet op eindklanken let of wellicht haat kan ik niet helpen dat is niet onder of boven de maat
niet dat alles zo evenwichtig klinkt in mijn geschriften ik doe maar wat vaak zonder te schiften en denk vaak; goh, het loopt wel ergens ga verder en niet over muggenziften
snel tevreden is mijn motto geen hoogstaand werk immers nadat men dit heeft gelezen, zo het al gebeurt, komt mijn schrijven in de map der vergetelheid van een soort, ongewild dat wel, verstoten wezen
ik boetseer in duister licht de beelden van mijn droom ze zijn op volmaaktheid gericht terwijl ik ze met vreugde omzoom
mijn handen raken gejaagd als ze zoeken naar de zwarte klei die in gedachten wordt gelaagd totdat ik het heb gemaakt gelijk zij
ik durf haar niet de morgen te schenken wellicht zie ik dan mijzelf zal slechts de maan even wenken eer ik mij bij het ochtendgloren in teleurstelling delf
als jij zegt ik ben niet zo mooi weet dan dat de glans van je ogen vertellen van liefde
als jij zegt zoveel anderen stelen de show dan ontgaat mij niet jouw rankheid als een gazelle ontsnappend uit een gedachtegang van doorgaans kwellen
als je denkt ik ben niets waard onthoud je mij het goud van mijn dromen
mijn ziel spiegelt zich aan onzichtbaar gevoel nooit zuiver in een woord te vertalen als ik zeg je mag er zijn vertelt dat ook over mijn levensverhalen
als het regent vandaag en dat doet het zeker dan overkap ik mij met een Regenschirm
ja dat is Duits voor paraplu het schermt wat beter af heb ik de idee of heb ik iets tegen een Frans woord dan is het misschien laf ben ik soms eerder tevree met iets dat dichter bij het Nederlands hoort
in ieder geval blijf ik droog of het nu komt uit zuid of oost druppels vallen uit dezelfde lucht en vertrekken van even hoog
gelijkelijk verdeeld over de zijden doek druipen ze om me heen naar benee ik vertoef dan op een klein toneel rondom in een cirkel gevangen zie niet verder dan een natte waas hier ben ik de held of zo je wilt een dwaas huppel door de plassen schreeuw luid schunnige gezangen
de orgelbuizen dansen naar mijn pijpen zo bedenk ik maar en waarom niet
ze staan sterk in het gelid de hele dag en week ik geef ze beweging en ontsla ze van gehoorzaamheid aan de verroeste toetsenist
die kijkt over zijn bril naar het op en neer gaan van de noten hij is nu degene die tussen zijn tanden het alleluja sist
uit alle hoeken en gaten vliegen engelen aan omhelzen de losgeslagen klankfluiters
dansend in de nok raken zij in trance, grijpen hun kans eens lekker los te bollen
alle beelden, van Petrus tot de Heilige Maagd zijn tot was geworden en druipen mede af naar het muziek en prettoneel
dit was nieuw, nooit vertoond echt even in de hemel tussen stenen en vroom gekleurde ramen met starre bidders tussen het lood
ik juich ze toe en schreeuw jel na jel kom laat je gaan beweeg je binnen een nieuw bestaan laat je stem eens horen buiten het stramien van valse koren
ik stook kaarsen, voor naar achter zing luid de Marseillaise ja, victorie voor de geketende nota-belen nu bevrijd en uit hun dak weg al die jaren van gapen en oeverloos vervelen
heb je mij wel eens zien lachen niet dat zo'n uiting mijnerzijds een zeldzame aangelegenheid is
ik geef toe het is wel moeilijk om dat uit mijn gezichtsspieren op te maken
dat komt omdat ik ernstig geboren ben dat heet een zware bevalling waarvan mijn moeder nu nog zegt, alhoewel haar verleden steeds dichterbij komt, jij werkte niet echt mee, blijkt dat de ernst er vroeg in zat
sindsdien neemt men mijn uiting van vrolijkheid kennelijk moeilijk waar
och denk ik thans wat viel er nu te genieten in dat vrome systeem van vroegere tijden was ik niet immer aangewezen op tweede handsschoenen
ik vluchtte in dromen van geestelijke aard dacht diep over dingen na las derhalve boeken van Bomans
ja die wist het wel raakte de diepe snaren in mij bij tijd en wijle brak er zelfs een glimlach door
mijn vingers glijden zacht over orgeltoetsen speel in gedachten met vragende borsten die bij iedere toon aanzwellen; naar nog meer aanraking dorsten
mijn tenen strelen de houten pedalen alsof zij jouw voeten willen zoeken en jou op mijn liefde willen verhalen
mijn lijf speelt een onvoltooide serenade gezeten op een kussen zo kwetsbaar als jouw buik ik speel al lang niet meer de partituur dat blijkt slechts een façade