Maandagavond. We haasten ons door het stille Brugge naar het Arentshof voor het winterfestijn. Dat doen we nu al een paar maandagen na mekaar en telkens opnieuw worden we verrast door het unieke van het schouwspel. Het Arentshof is feeëriek verlicht met tientallen kaarsen die grillige schaduwen tekenen op de muren van het museum en van Gruuthuse. Zelden zijn er meer dan honderd toeschouwers. De acts zijn meeslepend, verrassend, grappig, ontroerend en de sfeer is opperbest.
Zo verbaasden we ons over de schitterende act van de Géants Célestes, drie mannen in onwaarschijnlijke gewaden die op hoge stelten moeiteloos de klinkertjes trotseerden en met elkaar en met het publiek in een muzikale dialoog gingen, bijgelicht door hun eigen straatlantaarnmuts.
We neurieden mee met de grappige jazzband van l'âme des poètes die improviseerden op Brel, Brassens, Aznavour en zoveel meer Franse chansonniers.
Vanavond worden we verwacht in de binnentuin van Gruuthuse. Een nijdige wind blaast ons vooruit. Vanavond willen de de Compagnie Quidam zien.
Ondanks het gure weer huiveren de affecionado's in de luwte van de trappen. Jammer genoeg zijn de weersomstandigheden nefast voor de act, maar om hun goede wil te tonen, zullen twee leden een kort optreden verzorgen, zo meldt ons een vriendelijke mevrouw van de stad Brugge.
En plots stappen ze binnen, twee ranke wezens, in witte gewaden gehuld. Als sierlijke giraffen, of hoogpotige eenhoorns, verkennen ze het plein. Moeiteloos maken ze danspassen, begeleid door muziek die middeleeuws, oosters, buitenaards maar hoe dan ook meeslepend fascinerend is.
Dan gebeurt het. Alsof een geheime kracht hen vervult, zwellen ze op en in een vreemd ritueel verworden ze tot mysterieuze michelinmannetjes met lichtende bolle hoofden. Hun dans krijgt nieuwe vormen. Ze stappen op het publiek toe en met hun wijde flapperhanden krijgen de toeschouwers een bolwassing. Ook ik ontsnap er niet aan en enkele seconden lang ritselt en ruiselt het om mijn oren. Dan zijn ze weer weg.
Zo snel als de ruimte zich in hun pakken nestelde, zo snel verpoppen ze zich weer tot de smalle, ranke wezens van ervoor. Nog even blijven ze hangen en dan stappen ze de nacht in ...
We volgen ze door de donkere straten tot het huis waar ze zich uit hun tweede huid zullen pellen. Automobilisten kijken verschrikt op.
Meegenomen door de sfeer, besluiten we om een avondwandeling te maken door Brugge. Op de Markt doen we wat we alweer jaren niet meer gedaan hebben: een pakje friet met mayonaise kopen.
Vreemd hoe frietjes zoveel beter smaken als je ze met half verkleumde vingers loopt op te eten langs de kerstmarkt! Alleen de mayonaise van een frietkraam heeft die onmiskenbare smaak die ik vermoedelijk thuis niet zo appreciëren, maar die nu perfect past!
Zwijgend lopen we te knabbelen en we wijzen naar de ijspiste, waar een bediende gewillige pirouettes draait voor twee Engelse meisjes die hem giechelend fotograferen. We wandelen langs de kraampjes met jenever en Glühwein, vergelijken de feestelijke verlichting van de restaurants, bekijken het aanbod in onze favoriete boekenzaak, schuifelen de Steenstraat in en genieten van de stilte, de rust en de avondsfeer.
Via het binnenpleintje van het Zilverpand wandelen we terug naar de Biekorf waar onze auto staat. Helemaal verfrist zijn we, alle vermoeidheid van de werkdag weggewaaid, moeder en dochter op stap.
Mijn interviews brengen me zo'n beetje overal. En dankzij mijn GPS en de uitgeprinte route die Google me bezorgt, kom ik doorgaans op tijd op mijn bestemming aan.
Doorgaans. Want soms krijgt mijn GPS kuren. Zo moest ik onlangs een groot kantoorgebouw vinden. Mijn GPS wees me resoluut linksaf, terwijl elke vezel van mijn auto wist dat ik rechtsaf moest, naar die kantoorsite langs de autosnelweg. Een bizarre kronkel in mijn hersens volgt dan tegen beter weten in toch maar de GPS. Niet goed, natuurlijk, want meer dan varkenskwekerijen en landelijk gelegen villaatjes vond ik niet op mijn weg. Een telefoontje naar mijn te interviewen persoon leerde me dat ik mijn intuïtie moest leren volgen.
Vanavond was het weer prijs. Maar dan in het kwadraat. Ik moest in Kortrijk zijn. Nu werk ik sinds een paar maanden aan de rand van deze stad, maar veel verder dan een occasioneel bezoekje aan het centrum heb ik het nog niet gebracht.
Volgens Google kon ik mijn bestemming in negen minuten bereiken. Op de kaart zag het er wel een beetje gecompliceerd uit en ook de beschrijving sprak over veel links en rechts inslaan, maar ik was ervan overtuigd dat mijn GPS mij vlekkeloos ter plaatse zou brengen.
Het weer zat niet mee. Het was al donker - o wat heb ik toch een hekel aan die donkere dagen waarop je 's ochtends in het donker opstaat en 's avonds in het donker thuiskomt - en het regende. Zo'n vieze natte regen die net niet hard genoeg valt om je ruitenwissers op vol te laten draaien, maar wel te veel om ze op interval te zetten.
Een half uur gaf ik mezelf. Het begon goed. Ga links op de rotonde, tweede afslag, over honderd meter rechtsaf ... Ik volgde mee op het kleine schermpje, terwijl ik tegelijk het verkeer goed in de gaten hield.
En toen ging het mis. Ik kwam aan een splitsing waar je drie kanten uit kon en ... mijn GPS zweeg! Links, rechts en achter me schoof de avondspits de stad uit. Welke kant moest ik uit? Ik besloot uiterst rechts te nemen, een ander deel van de stad uit.
Dat had ik beter niet gedaan. De volgende twintig minuten heb ik rondjes gereden. Ik reed Kortrijk in en uit, volgde een stuk van de ring, mijn GPS vroeg me dringend om 'om te keren', wat ik zuchtend deed, en daar ging ik weer, de andere kant uit. Weer reed ik Kortrijk in en uit, weer reed ik een stuk langs de ring, en ... voor de tweede keer belandde ik op de oprit van dezelfde apotheker. Net op dezelfde plek waar mijn GPS mij met aandrang verzocht om ... jawel 'keer om' te doen.
Ik probeerde het nog een derde keer. Ik ontdekte nog nieuwe op- en uitritten, andere stukken van de ring, of waren het dezelfde, ik wist het niet meer. Toen ik een derde keer op de oprit van de apotheek stond - de apotheker overwoog misschien al om de politie te bellen wegens verdacht voertuig voor zijn zaak - en mijn GPS me nog maar eens met aandrang vroeg om om te keren, vond ik het welletjes. Mijn zenuwen hadden intussen het kookpunt bereikt, de ramen dampten aan, de klok wees ongenadig aan dat ik al lang mijn bestemming had moeten bereiken ...
Mijn uitgeprinte versie kon me ook niet helpen: in het donker en de regen waren de straatnaambordjes niet te vinden, laat staan te lezen!
Ik gaf er de brui aan. Plots ontdekte ik de uitrit die me naar mijn woonplaats zou brengen en ik hoopte maar dat ik snel thuis zou zijn, zodat ik een mail kon sturen om uit te leggen waarom ik niet op de afspraak verschenen was.
Je GPS brengt je waar je zijn moet ... doorgaans wel, maar vandaag niet!
Ik ben een robotvrouwtje. Na mijn verblijf in de diepvriesveranda vorige donderdag, doen al mijn spieren en gewrichten pijn. Ik heb de dosis omega en gluco en chondro verhoogd, maar het koude bad was te intens en duurde te lang. Alles doet pijn.
Raar is dat ... om het even welke beweging ik doe, zelfs als ik gewoon zit, dan voel ik dat mijn spieren en gewrichten het niet naar hun zin hebben. 's Avonds hul ik mijn handen in een kersenpitkussentje en ik wikkel me in een knuffeldeken, waardoor ik een levend iglootje word.
Niets doen, stilzitten, liggen, niet werken, het is geen oplossing. De ervaring heeft me geleerd dat ik de dingen beter in slow motion blijf doen. Maar het is natuurlijk best grappig. Elke verkeerde beweging lokt een 'au' of een 'oei' uit ... Ik waggel voorzichtig als een eend op glad ijs en ik stap in en uit mijn auto alsof ik van hoogbreekbaar glas ben.
't Zal wel weer overgaan! En er zijn veel erger dingen! Ik probeer op een positieve manier met mijn 98% watercelletjes om te gaan. Als die zich goed in hun vel voelen, zullen ze vrolijker stromen en niet triestig kabbelen. Ik moet dan telkens aan de foto's denken die die Japanse wetenschapper van waterkristallen maakt. Als ze vervuild zijn, of als ze negatieve dingen te horen krijgen, dan zijn de kristallen ook vervormd.
Trouwens, geldt hetzelfde niet voor planten? Ja toch, die groeien ook beter als je er lief tegen spreekt! En dus spreek ik mezelf en mijn spiertjes en gewrichtjes liefdevol toe, koester ik me achter het raam in het zonnetje en luister naar melodieuze muziek.
Intussen heb ik me wel voorgenomen om bij een volgend interview in een te koude ruimte gewoon mijn jas aan te houden. Een mens moet het lot niet tarten!
Zondagmiddag. De regenvlagen jagen langs de ramen, de boomtoppen zwiepen op het geweld van de stormwind, de laatste blaadjes sidderen op de haast kale takken. Dikkie Dik houdt me gezelschap bij de computer en het rustige spinnen is een zalig tegengewicht voor het waaien daarbuiten.
Ik denk terug aan nog zo'n stormdag, vele jaren terug. Ik was net terug van school en mijn dochter was volop aan het vertellen over wat ze die dag allemaal beleefd had, toen de telefoon rinkelde. Het was een vriendinnetje, de dochter van een vriendin van mij, die angstig vroeg of we konden komen helpen: de schutting rond de tuin was het aan het begeven.
Alleenstaande moeders zijn solidair met elkaar en dus haastten we ons enkele straten verder. De volgende uren waren tegelijk hilarisch en surrealistisch!
De houten schutting rondom de tuin ving de volle laag van de stormwind en dreigde los te raken en op drift te gaan. Twee vrouwen en drie jonge kinderen vochten tegen de rukwinden en probeerden de schutting aan de grond te houden. De wind was zo fel dat we letterlijk tegen de wind in konden liggen zonder om te vallen. Het zoontje van de vriendin werd gewoon weggeblazen. We moesten met onze rug naar de wind gaan staan om te kunnen ademen. Nooit hadden we zo'n stormwind meegemaakt.
Met metalen draad, stukken touw, blokken hout, kortom zowat met alles wat we in de garage vonden, maakten we de schutting vast. Hadden we de indruk dat ze links weer stevig vastgemaakt was, dan vloog ze rechts plots weer los en moesten we weer die kant uit rennen.
Plots echter hoorden we een heel raar geluid. We keken op en zagen een houten tuinhuis in de meest letterlijke zin door de lucht vliegen en met een plof versplinteren op de weg! Gelukkig was er net geen verkeer. Het was zo'n vreemde gebeurtenis dat ik ze zelfs nu nog nauwelijks in meer woorden kan beschrijven. Het beeld echter blijft me, twintig jaar later, nog altijd voor ogen: dat grote tuinhuis dat in zijn geheel van over de grote baan door de lucht kliefde en neerpetste op de rijweg.
Twee uur lang vochten we tegen de wind, zorgden we ervoor dat onze kinderen oké waren en lagen we in een deuk omdat het allemaal zo out of control was.
Toen, heel langzaam, ging de wind liggen. Moe, maar tevreden gingen we gezellig koffie drinken in de keuken, terwijl de kinderen nog even speelden.
De schutting had het gehouden en wij hadden het nog maar een keertje bewezen: we konden ons mannetje staan!
Gisteren moest ik weer op interview voor mijn boek. Ik geef toe, ik vind het zalig om met mensen te gaan babbelen. Ik geef ze graag de ruimte en de tijd om langzaam gewoon te raken aan mijn aanwezigheid, tot ze de recorder vergeten en zich laten onderdompelen in hun onderwerp. Het is een kwestie van afstemmen, van ademen op hun ritme, van stil te zitten als een poes die zich in het zonnetje koestert. Kortom: als interviewer moet je een kokon creëren waar jij en de ander zich tijdelijk in afzonderen.
Zo ook gisteren. Het interview zelf verliep vlekkeloos en hartelijk. Maar! Er was een grote MAAR! De dame in kwestie woonde in een schitterend huis met een interieur dat zo in Vogue kon. Alles perfect op elkaar afgestemd, tot in de kleinste details in harmonie. Over de hele lengte van living en salon was er nog eens een aangebouwde veranda. Niet zo'n pompeus glazen kasteel, maar gewoon een bakstenen uitbouw met een mooi houten gebinte en heel veel ramen. In de zomer moet het er schitterend zijn, met een uniek uitzicht over de velden en de weiden.
Alleen, het was geen zomer en de ruimtes waren niet verwarmd.
En zo zat ik daar twee uur, poesstil, in een dun bloesje met een elegant truitje, koffie te nippen uit prachtige porseleinen kopjes, geserveerd in mooi zilverwerk, bij een temperatuur die 12° zeker niet overschreed.
Het resultaat laat zich raden! De hele terugweg stond de centrale verwarming van mijn auto volle bak, maar het duurde nog zeker een uur voor er wat warmte in mijn botten trok en mijn handen bleven koude sukkeltjes. Een warm bad met rozemarijn bracht een beetje soelaas, maar vanochtend betaal ik de tol! Van kop tot teen doen al mijn spieren en gewrichten pijn en ik verplaats me als een slecht afgestelde robot.
Toen ik, vele jaren geleden, nog dialectonderzoek deed, overkwam het me ook een keer! Je werd immers ontvangen in 'de beste kamer' en vermits die ook maar bij hoge uitzondering gebruikt werd, kon het daar ook best koud zijn. Na die keer voorzag ik me erop en droeg altijd laagjes truien.
Behalve die keer toen ik een molenbouwer ging interviewen. Ik moest voor het dialectenbureau de namen hebben van alle onderdelen van een molen. De man was sinds generaties molenbouwer en hij kende tot het kleinste schroefje bij naam. Er was één klein probleem! De hoogbejaarde man was onder de indruk gekomen van de ABN-campagnes die toen net volop woedden en hij weigerde om dialect te spreken! Zijn zoon en ik hebben echt moeten pleiten om hem te overhalen om gewoon dialect te spreken. Het was voor mij immers belangrijk om ook de juiste uitspraak te hebben! En daar gingen mijn laagjes! Uiteindelijk werd het een schitterende dialectopname en daar was het om te doen!
Ik leerde ook alle soorten koffie en gebak verwerken! Je kunt immers moeilijk na de eerste slok een vies gezicht trekken en de rest laten staan!
Maar dat neemt niet weg dat ik dol ben op interviews en al het nieuwe en boeiende wat je erdoor ontdekt! Op dus naar mijn volgende getuige!
Onze hogeschool bestaat 12 1/2 jaar, zoals de meeste hogescholen die in 1995 uit het Hogeschooldecreet ontstaan zijn. Zes verschillende culturen in vier verschillende steden die voortaan samen verder moesten. Ik vergelijk het een beetje met een uitgebreid nieuw samengesteld gezin! En daarbovenop een nieuw centraal bestuur, met mensen die ook hun eigen identiteit meebrengen. Het is een mayonaise die veel zorg vraagt, eigenlijk een hollandaise, want die pakt nog moeilijker en wil nog sneller schiften!
En om die 12 1/2 jaar luister bij te zetten, schrijf ik een boek. Twee jaar terug schreef ik het verhaal van 125 jaar lerarenopleiding in de Normaalschool, intussen ook een departement Lerarenopleiding. Ik verzamelde getuigenissen van meer dan 50 oud-studenten. En oud was letterlijk! Mijn oudste getuigen waren hoogbejaarde tachtigers, maar nog zo fris van geest en ad rem, met gevoel voor humor, zin voor relativeren en nog altijd die liefde voor het onderwijs. Als ik op die manier oud mag worden, dan zie ik het wel zitten!
En nu ben ik weer aan de slag. Niks geen nostalgisch boek deze keer, maar ferme gesprekken met jonge oud-studenten die met twee voeten geestdriftig aan hun carrière bouwen en die met plezier terugdenken aan hun studies aan onze Hogeschool West-Vlaanderen en aan de kansen die ze er gekregen hebben.
Ik verken dus alle hoeken van West-Vlaanderen en ik stel vast dat we nog altijd een noest werkend volkje zijn, geëngageerd en toegewijd, met een open geest voor wat op ons afkomt.
Verleden en toekomst, ik heb ze beide ontmoet. Ze zijn onmiskenbaar met elkaar verbonden. Goed om daar even bij stil te staan!
Ik moet hem niet, die goedheilige man die met zijn schimmel over de daken rijdt. Al een paar weken teistert hij het land met zijn oogverblindende folders, uitdagende etalages, radio- en tv-spotjes. Geen wonder dat ouders die financieel niet draagkrachtig zijn er depressief bij worden!
Als kind geloofde ik de verhalen die mijn ouders me vertelden letterlijk. De tijden waren anders. Nu snap ik niet dat kinderen nog maar willen geloven dat Sinten met hun paarden over daken rijden, of dat Pieten zich door de schoorsteen laten glijden om cadeautjes in de living neer te poten.
Toen geloofde ik dat wel. En ik was een braaf kind bovendien. Daarom begreep ik hoegenaamd niet waarom ik nooit de dingen kreeg die ik zo zorgvuldig in mijn brief gevraagd had! Ik ging naar een school waar het gebruikelijk was om op 6 december je sinterklaascadeaus mee te brengen. Ik keek mijn ogen uit naar de prachtige poppen en poppenwagens waar sommige kinderen mee pronkten. En dat terwijl het vaak helemaal niet de liefste noch de braafste kinderen van de klas waren.
Ik vond de Sint ongelofelijk onrechtvaardig.
Toen mijn ouders me uiteindelijk vertelden hoe de vork aan de steel zat, was ik furieus! Wat was dat voor onzin! Waarom niet gewoon verteld dat zij die cadeautjes kochten ... Ik wist heus wel dat mijn ouders het niet breed hadden en dat die dure poppenwagens en al die andere dingen niet in hun budget pasten.
Nog later hoorde ik de Sniklaas-conférence van Toon Hermans en de tranen liepen me over de wangen. Ik herkende die gevoelens zo goed, besefte dat ik niet de enige was die niet zo opgetogen was met die bisschop uit Smirna, althans niet met de manier waarop zijn naamfeest in onze kontreien gevierd werd.
Toen mijn vrienden kinderen kregen en eentje een speelgoedzaak startte, organiseerden we elk jaar een Sinterklaastocht. Eén vriend verkleedde zich als Sint, een andere kroop in de huid van Zwarte Piet en ik speelde chauffeur. Een hele avond reden we van het ene huis naar het andere. Alle kinderen hadden bergen speelgoed en lekkers, er werden liedjes gezongen, er werd lekkers gegeten. Het waren onvergetelijke momenten en ik vergat zowaar mijn ergernis.
Tot mijn vrienden van de speelgoedzaak een brievenbus voor de Sint plaatsten en ik ze zou beantwoorden. O zeker, er zaten leuke brieven bij, grappige brieven, brieven waar je probleemloos een sintig antwoord voor kon formuleren.
Maar er waren de andere brieven. Brieven die ongetwijfeld buiten het weten van de ouders geschreven waren. Brieven die vertelden over armoede en onvervulde wensen.
Op slag was ik weer dat kind van zeven jaar dat met grote ogen naar de poppenwagen van mijn klasgenootjes keek.
We hebben het opgelost, met de vrienden. We hebben een potje samengelegd en we zijn op Sinterklaasavond bij de meest behoeftige families langs gegaan. En we hebben dat gedaan zo lang de vrienden de speelgoedzaak hadden. Maar het deed pijn.
Toen mijn dochter geboren was, wilde ik geen drama's. Zodra ze oud genoeg was om verhaaltjes te beluisteren, vertelde ik het sprookje van Sinterklaas. Het is immers een mooi verhaal! En ik vertelde erbij dat de ouders elk jaar het feest van Sinterklaas vierden door zelf speelgoed en lekkers voor hun kindjes te kopen. En dat vrienden zich verkleedden in Sint of Zwarte Piet.
Ze vond het heerlijk! Ze speelde het spel verzaligd mee, ging lekker knuffelen bij Sint en Zwarte Piet voor de foto, want ze hoefde geen schrik te hebben. Ze mocht zelf zeggen wat ze graag gewild had, maar gelukkig kon ik haar nog veel meer geven. Sinterklaasochtend werd dus een spectaculair gebeuren met kreetjes en lachjes en een uitgebreid ontbijt met sinterklaaskoek en mandarijntjes en chocola.En het herhaalde zich bij opa en oma en bij de vrienden.
Toen ze vier was, ging ze naar de kleuterklas. Ik vond het mijn plicht de juf op de hoogte te brengen en vond me geconfronteerd met een half hysterisch reagerende kleuteronderwijzeres: dat kon toch niet! waar haalde ik het! hoe durfde ik het om mijn kind te vertellen hoe het sintverhaal in mekaar zat! meteen wist de hele klas het en wat dan ...
Ik liet het gejammer over me heen gaan en deelde de juf droogjes mee dat mijn dochter niets aan haar klasgenootjes zou verklappen. Zo had ik met haar afgesproken.
En zo gebeurde! Mijn dochter vond het wel raar dat die kindjes zo maar geloofden dat die Sint met zijn paard op daken kon rijden, dat ze niet zagen dat al die Sinten er anders uitzagen, dat die Pieten duidelijk geschminkt hadden en met onze zwarte medemensen niks vandoen hadden, maar ze amuseerde zich kostelijk.
Als we het er nu nog over hebben, zo rond de periode van Sinterklaas, dan is ze nog altijd gelukkig met de manier waarop ik het aangepakt heb. En nu nog staat er elk jaar een Sinterklaaspakket voor haar klaar!
Over een paar jaar, als ik een oma met kleinkinderen ben, wacht me dus een nieuwe tijd van speelgoed, chocola en samen zingen ... zie ginds komt de stoomboot, ik zie hem al staan. Mijn stem zal misschien wat roestig klinken, maar 't zal prachtig zijn!
Onze Senior Academy of HOWEST is van start gegaan! Dinsdagmiddag vond het allereerste college plaats in mijn oude stek. Tot mijn grote vreugde kwamen heel wat bekenden, maar gelukkig ook onbekende belangstellenden luisteren naar een lezing over het Bologna-proces.
Na afloop kreeg ik heel veel positieve reacties en vooral de duidelijke boodschap: hier zou meer informatie verspreid over moeten worden, te weinig mensen weten echt hoe dat hele Bologna-proces het hoger onderwijs beïnvloedt en welke plaats het hoger onderwijs in Vlaanderen inneemt in Europa.
Ook de regionale televisie had een journaliste en een cameravrouw gestuurd en 's avonds mochten we ons verheugen in een warm verslag over actieve senioren voor wie life long learning geen ijdel begrip is.
Ik had er nooit bij stil gestaan wat een korte verschijning op tv, zelfs op regionale tv, met een mens doet! Nog diezelfde avond kreeg ik enthousiaste telefoontjes van vrienden en kennissen en in mijn vertrouwde winkels heeft iedereen het item ook bekeken! Een paar medestudenten van de kookles verwelkomden me gisteren ook meteen met enthousiaste commentaren.
Vanmorgen vertelde een collega me dat de nieuwsclip ook te zien is op MSN en nog wel onder het hoofdstuk Bizar Nieuws! Gek toch, het is toch niet zo bizar dat senioren hun grijze cellen actief willen houden!
Ik ben heel gelukkig met ons initatief! De colleges en cursussen komen bijna allemaal uit de gewone curricula, ze worden gegeven door onze docenten, maar ze zijn toegesneden op de duur van de lezingen en de cursussen voor de senioren. Senioren die de smaak te pakken hebben, kunnen, als ze dat willen, echt weer naast de studenten op de banken gaan zitten en examen afleggen. En ze krijgen er nog een heus creditbewijs bij ook!
Kijk, dat zijn nu weer schitterende mogelijkheden en zonder dat fameuze Bologna-proces bestonden ze niet!
Hoewel dit de week van de smaak is, met gastland Italië, en hoewel we Bologna in de eerste plaats met de beroemde spaghetti associëren, moeten we Bologna in het hoger onderwijs koppelen aan het feit dat we in die Italiaanse stad een hele oude universiteit vinden, nog ouder dan die van Parijs en Leuven. Naar het voorbeeld van de middeleeuwse studenten, die door Europa trokken, van de ene naar de andere universiteit, op zoek naar kennis, willen de beleidsmensen ook de huidige generaties studenten en docenten aanmoedigen om hun horizon te verbreden.
En daarom past onze Senior Academy zo goed in het Bologna-proces!
Ik heb wat met Zeeland. Misschien zit het in mijn genen. Mijn grootouders langs moederszijde, ik ken ze enkel van één sepiabruine foto, vluchtten tijdens de Eerste Wereldoorlog met nog wat broers en zussen naar Cadzand. Nederland was immers een neutraal land.
Jaren later stond ik op de dijk, zo ongeveer waar hun huisje ooit stond. Ik zag in gedachten de ernstige gezichten, de broers en zussen netjes opgesteld, mijn grootvader zijn hand beschermend op de schouder van mijn grootmoeder. Wat ging er in hen om?
Ik heb dus wat met Zeeland. Ik kom er graag, hou van zijn uitgestrekte polders, zijn kreekjes, zijn plassen, de zoute lucht van de hoge dijken, de intimiteit van zijn kleine dorpjes, nette woninkjes met kraaknette gordijntjes of gewoon doorkijk tot in de achtertuin.
Vroeger was een overstap naar één van de eilanden maar de ingeving van één ogenblik. Hup, in Breskens de veerboot op en de weg naar Middelburg, Veere, Goes of Zierikzee lag voor ons open.
Helaas, een paar jaar terug kwam er een tunnel in Terneuzen en onze wandelingen in Zeeland werden een stuk ingekrompen. Oversteken naar de eilanden is nu een rit van minstens twee uur geworden.
Vorige week echter, boekten we een hotelletje op Tholen. De naam alleen al doet dromen van Scandinaafse verten en oude geschiedenis. Het lag helemaal alleen bij de Oosterschelde en toen het donker werd, openbaarde zich een feeëriek spel van stilstaande en bewegende lichtjes in een oase van rust, gekruid door een ziltige zeegeur. Onthaasten werd plots een realiteit die zich vanzelf voltrok.
De uitbaters waren ongelofelijk gastvrij en het eten werd in heerlijke en royale porties opgediend.
Overdag zwierven we rond op het eiland. Watervlaktes en winterwachtende polders wisselden elkaar af, met hier en daar vlekjes wollige schapen die geconcentreerd graasden of rustten. De dorpjes waren er nog kleiner dan in onze herinneringen. In het schemerduister, onder een kleed van nevel, kwamen ze uit een vorige eeuw. Hoewel het nog maar vijf uur was, liepen er nauwelijks mensen op straat en wie er liep, deed dat onbevangen. Hier moest niemand schrik hebben om overvallen te worden.
We brachten nostalgische bezoeken aan Zierikzee, vonden het oudste huis van Nederland terug en ontdekten een alleraardigst kattenwinkeltje met wel honderd verschillende kunstobjecten die allemaal de kat tot onderwerp hadden. Ook de mevrouw was een kattenmadam met veertien exclusieve perzen. Doorheen de glazen deur die de winkel van de woonkamer scheidde, zag je er enkele koninklijk op de piano zitten. Een grote zwarte bouvier bleek hun speelmaatje te zijn.
Op de terugweg deden we Goes nog eens aan. Het heeft een Maastrichtgehalte en we belandden er in een onwaarschijnlijke koffieshop, een echte dan! Je kon er de heerlijkste koffies en thees proeven en gelukkig ook kopen. Zo hebben we nu, voor speciale gelegenheden, een thee mee die er als een bloem uitziet. Als je hem begiet, opent de bloem zich langzaam en de aroma's komen vrij. En zalige theemelanges in piramidevormige buideltjes uit zijde.
Straks, bij het houtblokkenvuur, denkend aan Zeeland, genieten we ervan.
Elk heeft zo zijn lievelingsvakken op school. De mijne waren talen en geschiedenis. Heel lang wilde ik archeoloog worden. Ik zag me onbekende culturen ontdekken, schatten bloot leggen, zoals Schliemann en Howard Carter ... Voorzichtig steentabletten of schitterende juwelen van hun eeuwenoude stoflaag ontdoen.
Het heeft niet mogen zijn. Archeologie was in die tijd een heel erg dure studie. Het zijn dus talen geworden en geschiedenis is altijd mijn dada gebleven. Of toch één van, want ik heb er heel wat!
Aardrijkskunde daarentegen ... ik haatte elk uur! Lag het aan de leerkrachten? Ongetwijfeld voor een stuk wel. Als je als leerling of student bewondering hebt voor je leraar, je laat meeslepen door zijn enthousiasme, dan doe je ook zijn vak graag. Voor geschiedenis heb ik schitterende leerkrachten gehad, zowel in het secundair als aan de universiteit. Mevrouw Raes was onze lerares geschiedenis in het hoger middelbaar. Stijlvol, elegant, heel intelligent was ze. Ze bracht ons een kritische ingesteldheid bij voor feiten en gebeurtenissen, leerde ons achter de façade van de dingen kijken, toonde ons de verbanden die onder de oppervlakte lagen.
Aan de universiteit kreeg ik les van professor Dhondt. Een monument. Hij hield een heel auditorium moeiteloos geboeid door zijn visie op de moderne geschiedenis. Examen afleggen was een gebeurtenis op zich. Hij zat bedolven onder de boeken achter zijn bureau, stelde een vraag - de mijne was: aanleiding tot de Franse Revolutie - liet je twee minuten praten, zei dat het goed was en boog zich weer over zijn papieren. Hij had meteen door of je de leerstof inzichtelijk gestudeerd had of niet.
Maar ik dwaal af. Aardrijkskunde, daar wilde ik het over hebben. In het lager middelbaar hadden we een leraar. Ik zal zijn naam niet noemen, maar hij had enkel aandacht voor de kleurtjes waarmee de lijntjes getrokken werden. In een ruitjesschrift wel te verstaan. Twee ruitjes van de linker marge en vijf ruitjes van de bovenrand. Daar schrijven we de titel met rode inkt. Inkt, jawel, want stiften waren er in die tijd niet.
De dame in het hoger middelbaar had ongetwijfeld veel talenten, maar lesgeven hoorde er niet bij. Les na les kregen we cijfers gevoerd. Hoeveel ton aardappelen, steenkool en weet ik veel wat nog er in welk land geproduceerd werden. Of welke rivieren er allemaal in China en Japan stroomden. Of welke de hoofdsteden van de Afrikaanse landen waren, aan te stippen op een blinde kaart, uiteraard.
Omdat ik nu eenmaal een goede en plichtsgetrouwe leerling was, kende ik het ook allemaal en ik behaalde goede cijfers. Maar ik heb het nooit onthouden.
En zo gebeurt het dat ik de Kilimanjaro moeiteloos in Tokio situeer, mijn atlas nodig heb om te kijken waarvandaan mijn reislustige vrienden en kennissen me nu weer een kaartje gestuurd hebben en blindelings mijn GPS volg, nooit echt wetend in welk stuk van de wereld ik nu weer gereden heb.
't Heeft ook zijn voordelen: de wereld is altijd nieuw. Programma's over verre streken, geïsoleerde gebieden, bruisende steden, ze blijven me boeien. En zo bereiken die leerkrachten aardrijkskunde toch nog hun doel!
We trekken er graag eens een weekendje op uit. Het hoeft niet ver te zijn, als er maar interessante dingen te zien zijn of als de natuur er maar mooi is of beide. Vaak maken we gebruik van een Flair-bon, maar vrienden leerden ons Weekendje-weg kennen en daar hebben we al vaker leuke hotelletjes op ontdekt die je voor een zacht prijsje de luxe van vier sterren laten ervaren.
D'r is iets raars met die sterren, stel ik vast. Ooit las ik een handleiding over wat er bij hoeveel sterren hoort. Hoeveel sterren krijg je voor een douche, voor een aparte WC, voor een kleurentv op de kamer, voor internet ... en zo gaat het verder. Voor vier sterren moet je al behoorlijk veel in huis hebben.
En toch. De ene vier sterren zijn de andere niet. Frankrijk, Duitsland, België en Nederland, ze kennen ze niet toe volgens dezelfde criteria. En zelfs binnen één land zijn er soms grote verschillen.
Zo logeerden we in werkelijk prachtige hotels, met uitgebreide ontbijtbuffetten, maar net zo goed in piepkleine kamertjes met een mini-douche en een sober ontbijt. En toch kreeg het hotel telkens weer vier sterren.
Een vriendin beweert dat het ook te maken heeft met de merknamen die in de kamer herkenbaar zijn: een bed zus, gordijnen zo, sanitair zip ...
Ik heb het nog niet kunnen achterhalen.
Laatste probeerden we er weer eentje uit. Vier sterren en spiksplinternieuw. Prachtig uitzicht, midden een poldergebied, het zag er de ideale plek uit om even alle stress af te gooien en heerlijk te onthaasten in de weidse natuur.
Tot we er kwamen! Onze royale kamer bleek net iets breder dan het tweepersoonsbed, de douche was zeker niet berekend op een BMI die hoger ligt dan 25 - hadden we dus even geluk dat we op onze voeding letten - en wat een zithoek verondersteld werd te zijn, beperkte zich tot een smal salonzeteltje. Al goed dat we geen televisiekijkers zijn, want vanuit ons bed hadden we zo ongeveer een verrekijker nodig om de tekst op het schermpje te lezen.
Het ontbijt was navenant. Een miniglaasje fruitsap - één soort wel te verstaan. Piepkleine potjes met één theelepeltje jam erin. Flinterdunne plakjes kaas en ham in vieren gesneden. De broodjes, de pistolets zeg maar, zagen er lekker uit. Tot we ze probeerden in tweeën te breken. Het bleken - letterlijk - gebakkenluchtbolletjes te zijn! Er zat helemaal geen kruim van betekenis in! Dan maar een croissant uitgeprobeerd. Die lag als een baksteen op onze maag en had niets van het luchtige ontbijtkoekje dat men in Frankrijk (en bij ons) op de tafel tovert.
Maar het uitzicht was adembenemend, de wandelingen heerlijk en in de omgeving lagen zulke leuke stadjes dat we ons geen moment verveeld hebben.
Kreeg het hotelletje van ons maar twee sterren, ons weekend verdiende er minstens vijf! En daar ging het toch om!
Patrick Janssen heeft in naam van het stadsbestuur van Antwerpen excuses aangeboden aan de joodse gemeenschap voor oorlogsmisdaden gepleegd door politiemensen en stadsbedienden. Hij benadrukte dat niemand van de huidige generatie bij deze wandaden betrokken was. Doordat hij er niet bij zei - althans we zagen het niet op tv - dat het aantal collaborateurs ook tijdens de oorlog beperkt was, kreeg een hele schare Antwerpse stadsbedienden en politieagenten plots het label 'jodenvervolger' opgeplakt. 't Zal je opa of je vader maar zijn ... Misschien was hij juist iemand die joden hielp ontsnappen of die de boel saboteerde.
Zo belangrijk waren die excuses voor Janssen nu ook weer niet, want hij zat in het buitenland en had een filmpje laten maken.
De paus heeft dan weer in één pennentrek 400 priesters zaligverklaard. Ik kijk er telkens weer een beetje verbijsterd naar, naar het gemak waarmee mensen tegenwoordig zalig en heilig verklaard worden.
In het missaal dat ik voor mijn plechtige communie kreeg, stonden de levens van al die heiligen uitvoerig beschreven en ik huiverde bij die vreselijke marteldoden die deze mensen moesten ondergaan voor ze het etiket 'heilig' mochten dragen.
Nu volstaat het om je job naar behoren te doen om op het hoogste kerkelijk pied-de-stalle te mogen staan. Een moeder Theresa bijvoorbeeld. Geen kwaad woord over deze vrouw, maar zoals zij zijn er duizenden. En die komen niet eens in de pers. Of de vorige paus. Of koning Boudewijn. Wat deden die om 'heilig' genoemd te worden.
Propaganda, een ander woord heb ik er niet voor, niet voor die zogezegde excuses, niet voor die express-heiligen.
Als elk staatshoofd, elke regeringsleider, elke burgemeester, elke .... , ja waar houdt het op? - zijn excuses moet aanbieden aan elk volk, elke groep, elke mens tegenover wie één of andere vorige generatie in de fout is gegaan, dan zullen er nog veel excuses geformuleerd moeten worden!
Door wie is Vlaanderen allemaal ook weer onder de voet gelopen? Door de Romeinen, door de Germanen, door de Spanjaarden, door de Oostenrijkers, door de Pruisen, door de Duitsers, door de Hollanders ...
Moeten al die staatshoofden zich nu verontschuldigen omdat Alva het hier te bont maakte, omdat de keizer-koster een betweter was, omdat Napoleon het zo groot zag, omdat Willem I een protestant was ...
Is het niet zo dat we er veel beter aan zouden doen om lessen te trekken uit het verleden, leren om wat vreedzamer met elkaar om te gaan, zonder het verleden uit te melken en voor een of ander karretje te spannen, al naar gelang het uitkomt?
Laten we aandacht hebben voor elkaar. Laten we onze stem horen, zodat nieuwe oorlogen, nieuwe discriminaties niet meer kunnen. Laten we binnen onze gezinnen en families luisteren naar wat we elkaar te vertellen hebben. Laten we zinloos geweld voorkomen. Laten we respectvol met elkaar omgaan.
En laten de regeringsonderhandelaars deze boodschap misschien ook in de praktijk brengen. Dan zal Joëlle Milquet eindelijk misschien 'oui' zeggen op de gerechtvaardigde eisen van de Vlamingen!
Mijn grootmoeder langs vaderszijde was erg gesteld op een netjes verzorgd graf. Vooral met Allerheiligen en Allerzielen moest alles piekfijn in orde zijn.
Zo ver ik me als kind kan herinneren, gingen we op Allerheiligen met haar naar het kerkhof. Eerst werden de dichtste familiegraven bezocht. Nauwkeurig onderzocht ze of elk familielid wel een pot chrysanten op het graf gezet had en vooral, hoeveel koppen die chrysant wel had.
Ach, die chrysanten met koppen ... je ziet ze haast nooit meer, althans niet in mijn streek. Op een dag waren ze verdwenen, vervangen door die massieve toestanden met kleine bloempjes. En nog wat later vond je zo ook nog in allerlei kleuren. Kleur op een kerkhof ...
In mijn kinderherinneringen is een kerkhof een oase van wit en rust, met het zacht ritselen van bladeren, het stille voortkabbelen van gesprekken, soms met een onderdrukte snik voor een onlangs overleden geliefde, met ontmoetingen van oude bekenden ...
Na het kerkhofbezoek gingen we bij haar thuis koffie drinken, met een bruine boterham en boerenhesp en smout. Het grote brood werd met het broodmes voorzien van een kruis en dan driftig op de boezem gesneden. De hesp, dat was de taak van mijn grootvader. Plechtig werd de hesp van de haak getild, van zijn witte hoes ontdaan en dan sneed pepé met een vlijmscherp mes heerlijke sneetjes boerenhesp af. Het liefst at ik smout op mijn boterham. Door mijn gevoelige lever mocht ik dat maar met mondjesmaat en dus smaakte elke boterham dubbel lekker.
In die tijd zaten de mensen nog in het schemerdonker, bij de Leuvense stoof, pepé in zijn zetel, met zijn voeten op de kachel, memé aan de andere kant en wij, mijn ouders en ik, op stoelen errond. Eigenlijk, nee, ik zat op een voetbankje, zodat ik de kooltjes hoorde snorren in de kachelpot.
Toen ze in de tachtig was, namen wij haar taak over en we zorgden ervoor dat ze op 1 november fier haar wandeling op het kerkhof kon maken. 'Ga je voor mijn graf zorgen?' vroeg ze met aandrang, toen ze wist dat het einde naderde. En 'Ga je voor mijn stoof zorgen?' We beloofden het haar plechtig.
Nu, dertig jaar later, zorg ik nog steeds voor haar graf en voor haar Leuvense stoof. De stoof staat in mijn bureau, een stukje nostalgie, vaak bedekt met papieren en boeken.Voor geen geld wil ik ze missen en ik hoop dat mijn dochter ze later ook koestert.
En elk jaar ga ik naar het kerkhof. Toen mijn dochter een jaar of vier was, nam ik haar voor het eerst mee. 'Wat is dat hier?' wilde mijn wijsneus weten. 'Dat zijn de tuintjes van de dode mensen', zei ik haar. 'Sommige mensen willen een tuintje, als ze dood zijn'. Ze vond het niet zo gek. Opa had ook een tuin, een grote dan, waar hij graag in werkte en waar hij een heus kippenhok in getimmerd had omdat zijn kleindochter per se kippetjes wilde, zoals bij de bevriende boer. En dood, ja dat kende ze ook wel. Had ze al niet goudvissen in een mooi kistje in de tuin begraven ... Dus waarom zouden sommige dode mensen geen tuintje willen. En ijverig hielp ze mee bloemetjes planten en harken.
Veel later zaten we op een ijskoude oktoberdag de witte letters van het graf te schilderen, want de tijd had ze doen verbleken. Onze vingers waren verkleumd, maar het was zo'n intiem moment, zoveel harmonie, dat ik er nog altijd een warm gevoel aan overhoud.
De laatste jaren ontfermen we ons ook over de oude graven naast mijn grootouders. De namen zijn nog nauwelijks te ontcijferen. Ze horen toe aan Engelsen die hier ooit zijn neergestreken en die hier ook gestorven zijn.
'Will I ever know why?' staat er op één graf. Ik glimlach weemoedig, plant een chrysant op het graf en hark alles netjes bij. Mijn dochter bekommert zich intussen over het andere graf.
En dan bekijken we het allemaal nog een keertje. 'Zo memé', zeggen we, 'je graf mag gezien worden!' En we stappen weg, de drukte weer in.
Sinds de jaren tachtig heeft het wij-gevoel in onze maatschappij plaats gemaakt voor het ik-gevoel. Als een langzaam werkend gif is het sociaal weefsel ermee doortrokken.
Ik denk aan een aantal berichten in de kranten en in het Open Venster van Humo: ouders die zich rot ergeren aan het feit dat hun tieners niet zo maar in de winkelstraten mogen skaten, buren die vinden dat een speeltuin te veel lawaai maakt, een groot aantal inwoners van de Brusselse rand en Brussel die niet willen dat er vliegtuigen overvliegen en - kers op de IK-taart: al die fanatieke Franskiljons die wel graag in een Vlaamse gemeente komen wonen, maar die het vertikken om de taal van 'la bonne' te spreken.
Stuk voor stuk aparte verhalen met een gemeenschappelijke kern.
Ouders die niet snappen dat skatende jongeren levensgevaarlijk zijn voor kinderen en oudere weggebruikers, die niet de snelle reflex hebben om weg te springen als zo'n skater uit de bocht gaat. Ouders van wie ik me afvraag hoe het er bij hen thuis toe gaat. Mogen de kinderen daar misschien hun muziek loeihard spelen, tot wanhoop van de buren? En doen de ouders hetzelfde? Leuke buurt moet dat zijn!
Of buren die het niet kunnen hebben dat kinderen zich 's zomers in de belendende tuinen of op het speelplein uitleven. Dat een speelplein niet tot 's avonds tien uur open moet zijn, dat is evident. Dat het werkelijk een plein voor kinderen moet zijn, dat spreekt ook!
Vrienden van mij wonen aan een binnenpleintje. Allemaal schattige huisjes. Zo'n beetje verscholen voor de drukte van de stad. Ideaal voor een tienerbende die er komt hangen met blikjes bier, breezers en een luide radio.
Dat kan niet door de beugel. En wie is er de oorzaak van? Opnieuw de ouders die niet durven optreden of die liever niet weten waar hun kroost uithangt, als zij maar met rust gelaten worden.
Brussel is al meer dan vijftig jaar een luchthaven en wie in de buurt van een luchthaven komt wonen, weet dat er vliegtuigen opstijgen. Bovendien zorgen die voor werkgelegenheid. Als we al die verschillende actiecomités mogen geloven, hebben ze geen probleem met de luchthaven, zo lang de vliegtuigen niet boven hun dak vliegen. En dat ze klagen over iets wat ze van te voren wisten ... dat willen ze niet gehoord hebben. Nee, de maatschappij en de economie moeten zich aan hen aanpassen.
Brussel is trouwens ook op andere vlakken een haard van egoïsme en onverdraagzaamheid. Het lijkt er langzamerhand op alsof iedereen zich daar aan bemoeizucht te buiten mag gaan. Duizenden Franstaligen zijn de oude kern van Brussel ontvlucht, weg van de migrantenbuurten, weg van de andere culturen, naar de rust en de kalmte van het Vlaamse platteland.
Alsof er intussen geen Vlaamse ontvoogdingsstrijd had plaatsgevonden, alsof de Vlamingen nog altijd in de modder ploeterende keuterboertjes waren, zo arrogant gaan die Franskiljons met de Vlaamse gemeenten om. Hardnekkig weigeren ze om Nederlands te leren. In geen enkel ander land zou zoiets mogelijk zijn. Ook in Wallonië niet!
Alle Vlamingen die indertijd uitgeweken zijn naar de mijnstreken, hebben er Frans moeten leren en hebben zich in de Franse cultuur moeten integreren. Dit principe geldt voor elk land in Europa of daarbuiten.
Alleen in Vlaanderen menen fanatieke Franstaligen dat ze boven elke aanpassing verheven zijn. En omwille van de commercie en de klandizie, spreken de winkeliers Frans. Geen wonder dat het FDF zo sterk staat in die gemeenten!
Turkse jongeren vinden dat ze Armeense en Koerdische zaken in de as mogen leggen, want in hun thuisland zijn er soldaten omgekomen in een grensconflicht. Identiteit noemen onderzoekers dat. Vernielzucht noem ik dat. Gebrek aan respect voor een medemens.
Uiteindelijk komen al deze ergernissen uit op hetzelfde punt: IK WIL WAT IK WIL EN IK WIL HET NU. Bovendien: IKKE IKKE EN DE REST KAN STIKKEN.
Als oud-68-er zie ik dit met lede ogen aan. Wat moet deze generatie met de te grote consumptiedrang, met de onmiddellijke bevredigingsdrang, met de te grote agressie die telkens opnieuw verschoond wordt, vraag ik me af ...
Hans Van Temsche gaat in cassatieberoep, zo meldde zijn advocaat. Zijn cliënt had immers geen eerlijk proces gekregen.
Ik verslikte me in mijn eerste lepel soep. Geen eerlijk proces? Te veel media-aandacht vooraf?
Woedend word ik bij dergelijke uitspraken! Elke cultuur aanvaardt het principe van schuld en boete. Wie de grenzen van de welvoeglijkheid, van het respect voor de medemens overschrijdt, wordt teruggefloten. Logisch lijkt me dat.
En wie koelbloedig drie mensen neerschiet enkel en alleen omdat ze toevallig een andere huidskleur hebben, die moet gewoon uit de maatschappij verwijderd worden. Daar moeten verder geen woorden aan vuil gemaakt worden.
Hans Van Temsche mag al blij zijn dat we in een cultuur leven waar de doodstraf niet letterlijk uitgevoerd wordt en hij mag al helemaal in zijn handjes wrijven dat hij niet in een moslimcultuur leeft. Daar doen ze wel wredere dingen met moordenaars. (En als ik me laat meeslepen door mijn verontwaardiging over de feiten, dan durf ik ze nog toejuichen ook.)
Wraakroepend vind ik het, de manier waarop de advocaten van Van Temsche de verdediging gevoerd hebben. Hun cliënt was ontoerekeningsvatbaar omdat hij Asperger heeft. Waarom niet! Met één enkele ongegeneerde uitspraak wordt een volledige bevolkingsgroep - en vergeten we niet dat ongeveer 10% van de mensen een ASS heeft - ontoerekeningsvatbaar verklaard en in staat om gruwelijk berekende moorden te plegen.
Want dat ze berekend waren, dat heeft de moordenaar zelf toegegeven. En dat ze racistisch waren.
Geen eerlijk proces! Ik vraag me af hoe die advocaat zou redeneren mocht het zijn kind, zijn moeder, zijn familie zijn.
En dan kwam de kers op de taart: ik snap niet, zei hij, waarom die burgerlijke partijen altijd zo van hun neus maken. Zij hebben met de straf niets te maken. Als ze hun centen krijgen volstaat het.
Daar kwam het op neer.
Dat juist de strafmaat onderdeel is van het rouwproces, dat je als slachtoffer nooit je geliefde terug krijgt, dat het besef dat de moordenaar de kans niet krijgt om nog een keer toe te slaan, dat juist die elementen deel uitmaken van de ethiek van onze samenleving, dat wil deze advocaat niet snappen.
Ik zie er maar één verklaring voor: cliënten ronselen uit het crimineel milieu. Als je als geharde crimineel een advocaat kunt vinden die zonder enige scrupule voor jouw zaak pleit en daarbij niet aarzelt om op de ziel van het slachtoffer te trappen, ja, dan zit je goed.
En plots moest ik terugdenken aan een arts die ik jaren geleden kende. Hij wilde voor de verzekeringen werken en hij legde me zijn strategie uit: als hij voor het slachtoffer aangesteld was, dan zou hij er alles aan doen om een maximale vergoeding in de wacht te slepen. Als hij voor de tegenpartij werkte, dan zou hij er alles aan doen om de noden en de problemen van het slachtoffer te minimaliseren.
Wereldwijd neemt het geloof in het creationisme en het intelligent design toe. Wat in het boek Genesis staat, moet letterlijk genomen worden, meer nog, het is wetenschap. In de binnenlanden van de Verenigde Staten wordt de leerlingen in de lessen biologie bijgebracht dat Darwin er niets van gebakken heeft. Nee, hij was een zondige wetenschapper. De mens is op de zesde dag door de schepper eigenhandig op deze planeet uitgezet. Ga heen en vermenigvuldig u.
Tijdens mijn studietijd moesten we de gedichten van De Harduijn kunnen verklaren, niet zijn vrolijke en wulpse wereldse gedichten, maar zijn mystieke gedichten die hij op latere leeftijd schreef, toen de schrik voor het hellevuur dichter kwam.
Bijbels kon je toen nog niet kopen, tenzij een wel heel erg gekuiste versie, en dus trok ik naar mijn overbuur pastoor. Van hem kreeg ik de hele Canisius mee: twintig delen bijbel en evangelie met annotaties, zodat de pastoors de verhalen op de juiste manier aan hun kudde konden uitleggen.
Gelukkig had ik een goed geheugen, want ik heb meer tijd besteed aan het lezen van de voetnoten in de Canisius dan eigenlijk wenselijk was. Voor mij ging een wereld open! Adam en Eva, tja, die waren uit elkaar gemaakt, en hun kinderen, tja, die deden het dan toch met elkaar om meer kindjes te maken en was dat geen incest? Ja, dat was het wel, maar het was een eenmalige noodgreep van God geweest.
Ik weet niet of die Canisius nog altijd gebruikt wordt, maar als ik de creationisten bezig hoor, dan herinner ik me die voetnoten weer.
Hoe is het nu toch mogelijk, denk ik dan, om datgene wat wetenschappelijk bewezen is, namelijk de evolutieleer, zo maar onder tafel te vegen? Omdat we geen genen gemeenschappelijk kunnen hebben met de apen? Omdat we de bekroning van de schepping zijn? Omdat we geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis?
Wat een onvoorstelbare arrogantie! Alsof wij het centrum van het heelal zijn! De nieuwste theorieën over het heelal hangen een heel ander beeld op! Ik kan iedereen de boeken van Brian Greene aanbevelen.
Zelf vind ik een cyclisch heelal het mooist. Niets heeft een begin en niets heeft een eind. En daar ergens tussen in, een stofje in de oneindigheid, zitten wij.
Nochtans is er een gemakkelijke manier om wetenschap en intelligent design te verzoenen: laat die goddelijke schepper nu toch die hele evolutie voorzien hebben om de mens op zijn verantwoordelijkheid te wijzen.
Maar ja, dan heb je die apen weer ... Queen Victoria was eveneens 'not amused', toen ze te horen kreeg dat ze het biologische nichtje van een aap was. Dus toch maar voor die god met zijn baard?
Ik wil even mijn hart luchten over ritsen. Nee, niet die dingen die op de meest onmogelijke ogenblikken klem zitten en omhoog noch omlaag willen, maar het fenomeen waarbij je een automobilist in de file laat schuiven.
Ik doe nogal wat kilometers, ik schreef het al, en dan luister ik naar de radio. Vroeger altijd naar radio 1, maar sinds ze daar de duobaan en het Amerikaanse dr. Phil en Ophra-toontje ingevoerd hebben, wil ik al eens naar Klara overschakelen, kwestie van mij niet te veel te ergeren.
Vanmorgen bleef ik hangen. Ik belandde midden een verhaal over ritsen, dat met die auto's dus. Wie het weet-mens-van-dienst was, weet ik niet, maar het vond dat een chauffeur optimaal van de ruimte gebruik moest maken. Dat heette dan doorstoten tot helemaal vooraan in de file, tot net voor de plek waar die chauffeur die al een half uur aanschuift eindelijk denkt dat hij aan de beurt is, om zich dan ritsend in de file te nestelen. Dat werd hoffelijkheid genoemd.
Ik noem dat profitariaat en ik was heel blij de presentatrice te horen zeggen dat ze zo blij was als twee wegreuzen juist gingen voorkomen dat zulke dikke nekken lekker door sjeesden, door naast elkaar te rijden.
Nee, hoor, zei het weet-mens, dat is juist heel ergerlijk. Trouwens, je moet er altijd van uit gaan dat een chauffeur eigenlijk niet weet dat hij naar een wegversmalling komt. En hij pikte in op het voorbeeld van de presentatrice, over een splitsing ergens van een autosnelweg, waarbij de dikke nekken maar blijven doorrijden op het lege vak en dan vlak voor de afslag toch nog vlug, hup, tussen de aanschuivende chauffeurs, in het goede vak springen.
Terwijl ik op mijn stukje snelweg reed, zag ik in gedachten het weet-mens na het programma in zijn vier maal vier, suv, dure wagen van het werk of dergelijke meer springen en de weg op stuiven. Er zou er wel eentje zo vriendelijk zijn om hem te laten ritsen. Een weet-mens laat je immers niet wachten.
De SPa heeft een nieuwe voorzitter. Een vrouw. Op zich zou het een goede zaak moeten zijn, nog eens een vrouw die door het glazen plafond stoot. Jammer genoeg lijkt deze vrouw mij geen aanwinst voor de politiek: de uitstraling van een blok ijs en een stem die snerpt als een slecht geolied karrenwiel. Ik kan haar alleen een snelcursus mediatraining aanbevelen, zodat ze toch wat empathischer overkomt. De binnenkant ... daar weten we toch niets van. Bij geen enkele politicus.
En dan die speech! Wat we er op tv van te zien kregen, was van een verregaande banaliteit en plat populisme. Dat belooft! De SPa gaat een sterke oppositiekoers varen, zei de IJsmadame. Hard tekeer gaan tegen de oranjeblauwe regering. En om haar woorden kracht bij te zetten, gaf ze meteen een voorbeeld van toekomstig slecht politiek bestuur: kinderkes van veertien jaar in de bak draaien.
Mijn maag draaide toen ik het haar hoorde snerpen. De jonge kriminelen die naar een federale jeugdinstelling gaan zijn allesbehalve kinderkes. Het zijn geharde boeven die niet terugschrikken voor moord, geweld, wapens, drugs en andere zwaarwichtige feiten. Het gaat om misdaden die niet met drie maanden in een gesloten instelling - en na drie weken een voetbalmatch van een topclub als beloning - opgelost raken. Deze jongeren rekenen er gewoon op dat ze binnen de kortste keren weer op straat en aan de slag kunnen. Die hebben lak aan alle regels en totaal geen respect voor de gewone burger als u en ik.
Maar voor de SPa is dit geen politiek correct denken. Tot het één van hen overkomt, denk ik dan. Benieuwd of ze nog zouden vinden dat de veertienjarige die hun grootmoeder het ziekenhuis of het crematorium in slaat, meteen op de koffie zou mogen komen.
En dan dat geslijm van sommige partijgenoten. De SPa heeft geen establishment, zei André Vannieuwkerke. Allicht stuurde hij tegelijk duizend schietgebedjes naar een of andere ijsheilige en hoopte om dankzij zijn kruiperige opmerking de volgende keer opnieuw een verkiesbaar plaatsje te krijgen.
Er kwam geen reactie, schreef de journalist.
Van hem zou ze geen last hebben, zei Patrick Janssen in het journaal, hij had werk genoeg in Antwerpen.
Stevaert is goed ondergebracht als goeverneur van Limburg.
Nu nog Vandelanotte.
Ik vraag me af hoe lang Paul Breyne nog van zijn pensioen is.
Uit een vorig leven had ik nog een collectie wijn. Ach, niet zo heel groot, ik schat zowat zeventig flessen. Het was goede bewaarwijn, maar ik was er nooit toe gekomen om hem op te drinken. Eigenlijk was ik het bestaan van die kistjes helemaal vergeten. Ze sluimerden op zolder en dat is nu niet de plek waar ik elke week kom.
Tot het gesprek in juni, tijdens een etentje met vrienden, over wijn ging. Plots herinnerde ik me mijn voorraad. Toen ik begon te tellen, bleek die wijn de eerbiedwaardige leeftijd van 20 tot 25 jaar bereikt te hebben!
Er werden grapjes gemaakt over pisse vinaigre en over wijnazijn, maar bij iedereen groeide toch de nieuwsgierigheid: zou die wijn nog drinkbaar zijn.
En dus werd een wijnproeversgenootschap opgericht. Om de twee maanden komen we samen. Ik daal een paar weken vooraf langzaam af met een achttal flessen, laat ze rustig bekomen, en dan proberen we ze uit. Uiteraard met een lekkere maaltijd, want enkel wijn, da's ook maar niks.
In augustus hielden we onze eerste bijeenkomst. Acht flessen werden deskundig geopend en gedecanteerd, besnoven, gewalst, geproefd en van commentaar voorzien. De ene smaakte wat beter dan de andere, maar uiteindelijk hangt dat ook van je eigen voorkeur af. Het is verbazingwekkend, maar de wijnen hebben het overleefd! De ene al wat beter dan de andere, en van een enkele fles heb ik wijnazijn gemaakt, maar ook al drinken we kritisch - en het zijn toch wel kenners, mijn vrienden - goede wijn kan dus wel degelijk bewaren!
Omdat de vrienden niet willen dat ik telkens kook, hebben we nu afgesproken dat ik de wijnen op verplaatsing lever en dat we telkens bij iemand anders vergaderen!
Maar gisteren wilde ik nog een keertje koken - ik werd zestig, remember! Het werd een heerlijke avond! Vermits we wat te vieren hadden, openden we de avond met enkele champagnes - nee, die waren geen kwart eeuw oud! Het eten was lekker, de wijnen vielen allemaal mee. We kwamen tot de ontdekking dat wijnen uit een zelfde kistje toch anders konden smaken.
In december komen we weer samen. En straks gaan we discreet naar de glasbak!
Erger je je ook rot aan die grote bakken, aan die maxitrucks met oplegger, die onaangekondigd voor je wielen schieten omdat ze zo nodig vijf kilometer sneller willen rijden dan hun voorganger?
Ik zou op zo'n moment zo'n Amerikaanse wagen op supergrote rupsbanden willen met een grijpkraan voorop gemonteerd, zodat ik ze hup één twee terug in hun rijvak zou kunnen droppen. Manieren hebben.
Ik doe veel kilometers, vaak langs autosnelwegen of toch tweevakswegen. En zoals het dan gaat in Vlaanderen, zijn er plots wegenwerkzaamheden. Wegversmalling over 2 km staat er dan. Iedereen op één rijstrook. Een verstandig chauffeur sluit dan achteraan aan bij de file. Niet zo de aanstellers met een grote wagen of ... met de camionette van de baas. Ongegeneerd snorren ze iedereen voorbij op het tweede rijvak en vlak voor ze wel moeten invoegen, persen ze zich dikkenekkerig voor de braafjes aanschuivende chauffeur. Als zij maar niet hoeven te wachten.
Hetzelfde doet zich voor met truckchauffeurs. Onaangekondigd schieten ze uit hun rijvak en kruipen dan, nauwelijks sneller dan de truck voor hen, op het tweede rijvak vooruit. Zij rijden 92 km per uur, die voor hen deed maar 90 km, zie je.
Kilometers hang je dan met een hele sliert auto's achter die wegreus. Eveneens gedwongen om 90 km per uur te rijden. En je mag al blij zijn dat je er niet pardoes onder beland bent of dat je in de vangrails hangt.
Vrachtwagens moeten 50 meter afstand bewaren met hun voorganger! Een lachertje is dat. Ze rijden op nog geen drie meter van hun voorganger. Geen wonder dat er doden vallen bij een kop-staartbotsing.
Vorige week nog voeg ik in op de snelweg en rijd rustig achter een trucker. Plots rijdt er zo'n immens vehikel naast me. Inhalen moest die kerel. Tja, voor mij niet gelaten. Tot hij vaststelde dat hij niet sneller kon en arrogant agressief begon te trompen dat ik hem erin moest laten.
Waarom kunnen weggebruikers niet galant zijn? Waarom kunnen ze niet ritsen? Een beetje afstand bewaren, in plaats van aan je koffer vast te hangen?
Ik probeer het! En er zijn er nog zoals ik. Maar de meerderheid? IKKE en de rest kan stikken. Een mens zou voor minder schrik krijgen op de baan.