Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (169)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    10-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.in Vlaanderen Vlaams!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Bijna een jaar geleden schreef ik hier een stukje over de ingewikkelde politieke situatie in België, onder de titel: de taal is gans het volk. Je kan het nog eens nalezen als je hier klikt: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=336

    Ik moest toen toegeven dat ik niet wist waar die uitdrukking vandaan kwam. Op mijn oproep voor meer informatie kreeg ik geen antwoord. Maar de media brachten redding! ‘Terzake’ brengt dezer dagen een reeks reportages over de toekomst van België en laten ze dat nu toch zeker wel doen onder precies die spreuk? Zij wisten ook waar Abraham de mosterd haalde: Prudens Van Duyse is de auteur en al wat je over hem wil weten staat netjes hier: http://www.literair.gent.be/html/lexicondetail.asp?ID=5&AID=569&l=V 
    Op de foto zie je zijn standbeeld in Dendermonde, zijn geboortestad.

    Binnen enkele dagen is het 15 juli, de datum die onze regeerders zich gesteld hadden voor het bereiken van een oplossing voor de staatshervorming. Je zou denken dat over de toekomst van een land beslist wordt in een openbaar debat, waarin iedereen, niet alleen politieke partijen maar ook verenigingen, belangengroepen en zelfs individuele burgers hun zeg mogen hebben, bijvoorbeeld via de pers en de media. Niet in België… hier voert men de gesprekken daarover in het grootste geheim, we weten zelfs niet wat de voorstellen zijn! De bevolking verkeert in het ongewisse: waar gaan we naar toe? Wat zijn eigenlijk de Vlaamse eisen, behalve het belangrijke maar voor een grote staatshervorming allesbehalve essentiële recht op zelfbestuur in Brussel-Halle-Vilvoorde? Wat zijn de eisen van de Franstaligen, behalve een symbolische corridor en de erkenning van de verfransing van Brussel en de randgemeenten? Geen mens die het weet…

    Nog enkele dagen geduld. Een jaar geleden stelde ik het in de vorm van een dilemma: ofwel komt er een regering, maar geen staatshervorming, ofwel krijgen we een staatshervorming, maar geen regering. Ik moet dat nu wat nuanceren. We hébben een regering, en inderdaad geen staatshervorming; als we een staatshervorming willen, dan zal deze regering moeten vallen, want het is een Belgische regering en ‘België’ wil geen staatshervorming.

    Ik heb dit verhaal destijds op wat kleinere schaal meegemaakt in Leuven, bij de splitsing van de universiteit. Ook toen was dat ‘ondenkbaar’, ook voor de bisschoppen. Een maand later was de regering gevallen en de beslissing over de splitsing van Leuven genomen. Maar de Franstaligen hadden hun slag thuisgehaald: een nieuwe ‘stad’, ‘Louvain-la-Neuve’, met een eigen postnummer en al, in de bietenvelden net over de taalgrens, met een gloednieuwe universiteit, met alles erop en eraan, inclusief de helft van de boeken uit de unitaire bibliotheken en dat alles op de kosten van de Belgische Staat, zonder tegenprestaties voor Vlaanderen, alleen maar om te willen vertrekken uit een Vlaamse stad. Puur chantage dus. Ik ben vergeten hoeveel miljarden het toen gekost heeft om de ‘Walen buiten’ te krijgen. Ik ben benieuwd hoeveel het ons nu gaat kosten om ‘in Vlaanderen Vlaams’ te krijgen.



    Categorie:samenleving
    Tags:politiek, maatschappij
    09-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Victor Stenger: God, the Failed Hypothesis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In de kolom aan de rechterkant vind je onder meer enkele... links: doorverwijzingen naar websites die ik interessant vind. Het zijn er maar enkele, in de favorieten van mijn web browser staat er een hele lijst voor eigen gebruik, dit zijn er die ik met mijn lezers wil delen.

    De eerste is een zeer bruikbare database van Engelstalige fictie, de tweede brengt je bij de tweedehandsboekhandel In ’t Profijtelijk Boeksken, en de reden daarvoor is dat ik een dag per week de Leuvense vestiging open houd op vrijwillige basis. Dan volgt een verwijzing naar Zembla, de zeer knappe site over Vladimir Nabokov, sinds vele jaren een van mijn meest geliefde auteurs.

    Onlangs heb ik er twee nieuwe aan toegevoegd. De eerste heet Edge (het scherp van de snee, de uiterste grens) en dat is een Engelstalige site met artikels over grensverleggend wetenschappelijk onderzoek, maar dan gebracht in een begrijpelijke taal. Een uitdaging. De tweede nieuwkomer is The Secular Web en het woord zegt het zelf: het gaat om het seculiere en dat is in het Nederlands het tegenovergestelde van het klerikale, het religieuze. Het is eveneens een Engelstalige website met uitstekende documentatie over het atheïstisch ideeëngoed.

    Even een etymologisch uitstapje over die twee woorden.

    Seculier, daarin zien we L. saeculum, eeuw, tijdspanne, zie ook Fr. siècle. Het seculiere heeft dus te maken met datgene wat in de tijd gebeurt, het tijdelijke, dat wat de leken betreft, niet het eeuwige, dat is voor het klerikale. De oorsprong van klerikaal moeten we ver gaan zoeken, namelijk in de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament (door 70 vertalers, vandaar). In Deuteronomium 18, 2 wordt over de Levieten, de kosters, eigenlijk, maar genoemd naar de stam Levi waartoe ze (aanvankelijk) behoorden, gezegd: ‘de Heer zelf is hun bezit (klèros)’, ze mochten derhalve zelf geen bezittingen hebben. In het laat-Latijn betekende clericus gewoon priester en omdat in de middeleeuwen enkel die enige geleerdheid bezaten, gebruikte men het woord vanaf 1500 algemeen voor iemand die kon lezen en schrijven, ook zo in het Nederlands: klerk, een lagere bediende op kantoor.

    Ik heb net (weer) een boek uit over atheïsme: God. The Failed Hypothesis. How Science Shows That God Does Not Exist, 294 pp., 2007. De auteur is een bekende Amerikaanse emeritus professor in de fysica en de astronomie en ook in de filosofie en de auteur van verscheidene boeken over de raakpunten van wetenschap, filosofie en religie en pseudowetenschap. Het is een knap boek, uiterst bevattelijk geschreven, ernstig, maar met toch af en toe een knipoog of een ironische opmerking. De bewijsvoering is ontnuchterend en onverbiddelijk (er is inderdaad een hoofdstukje over de vraag of bidden helpt om iemand te doen genezen: nee, mijnheer de kardinaal), maar (meestal) niet agressief of verontwaardigd. De auteur stelt zich op een strikt wetenschappelijk standpunt en verantwoordt dat door erop te wijzen dat het geloof en de kerken zelf aanspraak maken op een waarheid die ook voor de wetenschap geldt. Ik vraag me alleen maar af of een gelovige ooit verder zal lezen dan het eerste hoofdstuk… Wellicht zijn het enkel mensen zoals ik, die al met twijfels leven over God, het hiernamaals en religie of die daarvan al lang afstand genomen hebben, die boeken als dit lezen en dat is spijtig, al was het maar vanuit een puur intellectueel standpunt.

    Herhaaldelijk blijkt in dit boek hoe de toestand in Amerika zoveel zorgwekkender is dan hier bij ons: je hebt daar een zeer sterke invloed van fundamentele christenen, die kunnen beschikken over zeer veel geld en allerlei invloed in alle domeinen van de samenleving, tot het presidentschap toe: George W. Bush verklaarde herhaaldelijk dat hij de Wil Van GOD uitvoert. Atheïsten zijn daar blijkbaar mensen die je zelfs niet uitnodigt op een barbecue… Als de regering een advies wil over morele kwesties, dan gaat ze te rade bij de vele kerken die daar actief zijn.

    Dat is hier toch anders, althans dat werd zo toen de christelijke partij in de oppositie zat, dan kon je het beleven dat prof. Vermeersch de officiële adviescommissie mocht voorzitten over euthanasie. Wat de CD&V daarmee nu gaat doen weet ik niet, want ‘christelijke’ wetenschappers moet je hier bij ons ver gaan zoeken, en waarschijnlijk al helemaal niet bij de 7 % van de bevolking die nog naar de mis gaat. Hoe dan ook: Vlaanderen is zeer sterk geseculariseerd (daar heb je dat woord weer en hier komt ook het andere:), er is zelfs nauwelijks nog sprake van antiklerikalisme, hoofdzakelijk omdat de clerus zo goed als uitgestorven is en er al jaren geen nieuwe kandidaten meer komen opdagen. Hoe anders was het nog nauwelijks vijftig jaar geleden! En wat zovelen voorspeld hebben en menigeen ook gevreesd, namelijk dat de Vlaanderen een amoreel oord des verderfs zou worden, een broeihaard voor misdaad, alcoholisme en seksuele uitspattingen, is merkwaardigerwijs (gelukkig) niet bewaarheid: de mensen leven nu wel anders, de tijden zijn veranderd en de zeden ook, maar dat er sprake zou zijn van moreel verval, dat kan men toch niet aantonen, tenzij vanuit een eng dogmatisch en totaal voorbijgestreefd fundamentalistisch katholiek standpunt.

    De boeken van Stenger zijn ook bij ons vlot te krijgen in de boekhandel, dit boek bijvoorbeeld kost 15 € voor de paperback versie (Proxis/Club). Ik heb geen Nederlandse vertalingen kunnen vinden.



    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst
    08-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pater Damiaan heiligverklaard
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vloeken in de kerk: het is spreekwoordelijk voor: iets doen dat zeer ongepast is; je beledigt ook een gastheer niet in zijn eigen huis. En toch vrees ik dat ik dat nu ga doen.

    Pater Damiaan, de meest beroemde Belg, althans volgens een vrij recent mediagebeuren, waarbij de meest beroemde advocaat van België als zijn kampioen optrad, is nu een heilige; we wachten alleen nog op de proclamatie. Daarover ondervraagd, bevestigde kardinaal Danneels spontaan zijn geloof in de twee mirakels die vereist zijn voor de heiligverklaring; met grote vanzelfsprekendheid en overtuiging verwees hij naar dokters en naar wetenschappelijke bewijzen, niets te maken met het geloof of zo.

    Kijk, daar heb ik het nu heel moeilijk mee.

    Ik wil nog aannemen dat de zieken in kwestie op een spectaculaire manier genezen zijn en ik verheug me natuurlijk over hun herstel. Maar ik kan onmogelijk aannemen dat hun genezing het resultaat zou zijn van iets anders dan een natuurlijk proces. Hun materieel lichaam heeft een materiële wijziging ondergaan en die heeft een materiële oorzaak, of we die kennen of niet. Sinds honderd vijftig jaar probeert men om de invloed van onder meer het gebed te bewijzen op de gezondheid van personen en nog nooit is daarvoor ook maar het geringste bewijs geleverd.

    In dit geval gaat men nog een stap verder: men vraagt ons te geloven dat een overleden persoon honderd twintig jaar na zijn dood, door een persoonlijke tussenkomst de genezing zou bewerkstelligd hebben, of daarin zou bemiddeld hebben, van een nu levende persoon.

    Als het daarbij enkel zou gaan om ‘geloven’, dan kan ik dat nog begrijpen: geloof is geen wetenschap. Maar dat is niet wat de Kerk zegt, dat is niet wat kardinaal Danneels zegt. Wat de kardinaal, die zonder enige twijfel een uiterst verstandig man is, klakkeloos beweert voor de nieuwscamera’s is niet minder dan dit: er zijn wetenschappelijke bewijzen voor die miraculeuze genezing, geleverd door onafhankelijke onderzoekers en op basis van universeel aanvaarde onderzoeksmethoden. Welnu, wie dat beweert, liegt. Het spijt me, maar een ander woord is er niet voor het bewust verkondigen van zo’n grove onwaarheid. Het is gewoon onmogelijk dat iemand met het verstand en de wetenschappelijke achtergrond van Godfried Danneels niet zou weten dat er geen enkel wetenschappelijk bewijs is, of zelfs mogelijk is, voor een dergelijk mirakel.

    En ik zeg het nogmaals: als het enkel zou gaan om een gelovige overtuiging: geen probleem! Ik wil zelfs aannemen dat de kardinaal dat gelooft, al heb ik daar, eerlijk gezegd, mijn persoonlijke twijfels over. Maar dat hij beweert te wéten, op grond van verifieerbare gegevens, dat dit werkelijk gebeurd is, dat kan ik niet aanvaarden. En hij, net zomin als wij, kan er zich van afmaken met een verwijzing naar een onafhankelijke wetenschappelijke commissie van medici: hij wéét dat er geen wetenschappelijk bewijs kán zijn voor een dergelijke gebeurtenis, nu niet, straks niet en nooit niet.

    Ik heb, zoals talloze mensen, respect en bewondering voor Pater Damiaan; ik ben als jonge knaap met mijn ouders een aantal keren op bedevaart geweest naar Leuven en heb daar gebeden bij zijn graf in de crypte. Gedurende bijna veertig jaar had ik mijn kantoor op een boogscheut van de kerk van de Paters Picpussen waar hij begraven ligt. Mijn oudste zoon woont in Ninde, op een boogscheut van het geboortehuis van Pater Damiaan, wij zelf op nauwelijks enkele kilometers daarvandaan. Ik heb me destijds zeer verheugd over de zaligverklaring en mee getreurd om het mislukte bezoek van de Paus aan Tremelo voor die gelegenheid, vooral omwille van de vele mensen die zo hard gewerkt hadden om er een mooi spektakel van te maken en die toen zo diep teleurgesteld waren. Ik verheug me om de heiligverklaring, het is goed dat men zo iemand als voorbeeld stelt voor de Kerk en voor de wereld, liever de held van Molokaï trouwens dan de stichter van Opus Dei. Maar het is een smet op deze gebeurtenis dat men miraculeuze genezingen vereist en dan ook vindt, natuurlijk, eer men iemand heilig kan verklaren en het is een belediging van elke weldenkende mens en van de wetenschap in het bijzonder, als men beweert dat men daarvoor onweerlegbare medische wetenschappelijke bewijzen heeft gevonden.

    Het kan natuurlijk zijn dat Danneels een jezuïetenstreek heeft uitgehaald en dat zou mij dan weer niet verwonderen. Het is namelijk zo dat in de medische wereld voor bepaalde onderzoeksresultaten andere maatstaven gehanteerd worden dan in de rest van de wetenschap en dat is niet verwonderlijk. Als men bijvoorbeeld bij het introduceren van een nieuw geneesmiddel kan aantonen dat het een gunstig effect heeft in ten minste één op twintig gevallen, dan kan men dat middel omschrijven als efficiënt: het werkt, niet altijd, maar statistisch in 5% van de gevallen. Dat is niet slecht: als men één mens op twintig daarmee kan redden, prima. Maar in de rest van de wetenschap stelt men veel hogere eisen voor men iets als ‘waar’ aanneemt. Men berekent die statistische relevantie (statistical significance, uitgedrukt als P value) als volgt: in een lange reeks van experimenten kan het zelfde resultaat behaald worden door niets anders dan de normale statistische fluctuaties, laten we dat, ietwat onwetenschappelijk maar voor het gemak het toeval noemen; voor een aantal praktische medische toepassingen aanvaardt men een P-waarde van 0,05 of minder; dat betekent dat het gunstig resultaat in 1/20 van de gevallen gewoon toeval kan zijn. Voor alle wetenschappelijke vaststellingen (ook in de medische wetenschap) vereist men evenwel een P-waarde van minder dan 0,0001: wat men wil bewijzen moet in minder dan een op tienduizend gevallen het resultaat zijn het ‘statistisch toeval’. Het is wel zo dat ook in de medische wereld sterk aangedrongen wordt op strengere normen: als één gunstig resultaat op elke twintig net zo goed het resultaat kan zijn van het toeval als van het geneesmiddel, dan is één op twintig van de gunstige resultaten ‘verdacht’ en dat is ook voor de medische wetenschap principieel onaanvaardbaar, ook al is het in de praktijk toelaatbaar: de medische praktijk is geneeskunde, een kunst, geen positieve wetenschap, dat ervaren dokters en patiënten dagelijks.

    Het is dus mogelijk dat die pauselijke medische commissie de miraculeuze genezingen heeft onderzocht en daarbij de veel lossere normen heeft gehanteerd die gebruikt worden om bijvoorbeeld nieuwe geneesmiddelen te beoordelen. Dat verhoogt de kansen dat men van een spectaculaire, statistisch onwaarschijnlijke of zelfs ronduit onverklaarbare of miraculeuze genezing kan spreken met een factor 500. Het betekent eveneens dat er, zelfs voor de medische wereld, nog altijd 1/20 kans is dat het gewoon toeval was…

    Lieve lezer, ik hoop dat dit betoog niet de indruk wekt dat ik zou twijfelen aan de heiligheid van Pater Damiaan of zelfs aan zijn verdiensten: het eerste is een kwestie van geloof en dus hoeft men het niet in twijfel te trekken; het tweede is gebaseerd op historische feiten en universele waardering. Ik juich dus de erkenning toe van deze uitzonderlijke Vlaming, of eigenlijk Brabander hier uit onze streek. Alleen vind ik het betreurenswaardig dat men daarvoor een beroep meent te moeten doen op onwaarheden, truken van de foor, boerenbedrog. Dat is erger dan vloeken in de kerk, het is spuwen op het graf van een waarlijk heilig man.



    06-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.E' la solita storia: L'Arlesiana
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Deze morgen werden we gewekt door de radio met een bekende opera-aria, tegen negen uur aan, erg laat voor ons doen, maar er is een excuus: we wonen, zoals je weet, in Werchter en dat is gedurende vier dagen in juli het centrum van de muziekwereld voor 80.000 jongeren en wat ouderen en de muziek van op de wei houdt ons wakker tot een uur of drie in de morgen…

    Die aria hoor je dezer dagen voortdurend op de radio in een uitvoering van Rolando Villazon, blijkbaar een uittreksel uit een nieuwe Cd.

    Het is het gewone verhaal… Een brave dorpsjongen wordt stapelverliefd op een frivole dame uit de stad, maar vervalt in diepe wanhoop wanneer hij de waarheid verneemt over haar levenswandel. Hij stemt in met een huwelijk met een bescheiden meisje uit het dorp, maar net voor de bruiloft verneemt hij dat de staljongen de volgende vrijer is van zijn grote liefde. Dat maakt hem zo overstuur dat hij zelfmoord pleegt.

    Het is een typisch verhaal uit de romantiek, in dit geval geschreven door Alphonse Daudet (1840-97) in zijn bekende Lettres de mon moulin, die hij letterlijk in een windmolen schreef; het gaat om de novelle L’Arlésienne (1870), waarvan Daudet twee jaar later een toneelstuk maakte, waarvoor Bizet de toneelmuziek schreef, die nog steeds onder die naam zeer bekend is en vaak opgevoerd wordt als een zelfstandige suite. In 1896 maakte Francesco Cilea een opera over L’Arlesiana, die meteen een succes was, maar dan vooral omdat dé operaster van die dag – en van de hele operageschiedenis – Enrico Caruso, van een van de aria’s zowat zijn lijflied maakte: E’ la solita storia del pastore, bij operaliefhebbers bekend als het Lamento di Federico. Zie daarover mijn vroegere bijdrage:

    http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=277

    Hierbij dan nog de oorspronkelijke tekst met mijn werkvertaling van het Lamento, die ik toen had nagelaten.

    E' la solita storia del pastore…
    Il povero ragazzo volvea raccontarla, 
    s'addormi.
    C'è nel sonno l'oblio,
    Come l'invidio!
    Anch'io vorrei dormir così
    nel sonno almeno l'oblio trovar!
    La pace sol cercando io vò:
    vorrei poter tutto scordar.
    Ma ogni sforzo è vanno…
    Davanti ho sempre di lei
    il dolce sembiante!
    La pace tolta è sempre a me...
    Perché degg'io tanto penar?
    Lei!... sempre mi parla al cor!
    Fatale vision, mi lascia!
    mi fai tanto male! Ahimè!

    Het is het gewone verhaal van een herdersjongen…
    De arme knaap wou het vertellen,
    Maar viel ocharm in slaap.
    In de slaap vindt hij vergetelheid,
    O, hoe benijd ik hem!
    Ik wou dat ook ik zo kon slapen
    En tenminste in de slaap vergetelheid vinden!
    Het enige dat ik zoek is rust:
    Ik wou dat ik alles kon vergeten.
    Maar al mijn moeite is vergeefs…
    Voor mij zie ik steeds
    Haar lieflijk beeltenis!
    Mij wordt steeds alle rust ontnomen…
    Waarom toch moet ik zo lijden?
    Jij! spreekt steeds tot mijn hart!
    Noodlottig visioen, laat me!
    Je doet me zoveel pijn, wee mij!


    Nog even een voetnoot: à l’Arlésienne betekent letterlijk: zoals in Arles, figuurlijk: zuiders, temperamentvol, een beetje uitdagend… Meer recentelijk, vooral in de filmwereld, gebruikt men, althans in het Frans, de uitdrukking Arlésienne voor een personage dat wel een belangrijke rol speelt in de intrige, maar dat niet zichtbaar optreedt, een beetje zoals Godot waarop men wacht. In het verhaal krijgen we inderdaad de frivole vrouw niet te zien, noch vernemen we haar naam: het is gewoon een vrouw uit Arles en dat zegt (of zei) genoeg, blijkbaar.



    05-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tweemaal H. E. Bates
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Enkele jaren geleden, nog voor ik mijn blog begon, las ik een boek van H. E. Bates dat ik toevallig vond in de tweedehandsboekhandel ‘In ’t Profijtelijk Boeksken’ in Westerlo, een net gebonden exemplaar uitgegeven in 1949 door The Reprint Society, namelijk The Purple Plain, 256 pp., 1947. Mijn aandacht werd toen getrokken door de titel, die ergens een belletje deed rinkelen, misschien bij u ook? Naarmate ik verder ging in het verhaal, werd me duidelijk waar de klepel hing: ik heb ooit op Tv de film uit 1954 gezien met dezelfde titel, met Gregory Peck in de hoofdrol. Mijn herinnering zegt me dat het zwart-wit was, maar internetbronnen spreken van Technicolor: misschien was het nog op een zwart-wit Tv? Het is een wat vreemd, niet-doorsnee oorlogsverhaal dat zich afspeelt in wat toen Birma was en nu het op alle mogelijke manieren geteisterde Myanmar. De film rekent men soms tot de klassiekers, het boek kreeg lovende kritieken. Het is ook in het Nederlands vertaald: ‘De purperen vlakte’. De film is nu op Dvd te krijgen. Ik vind beide wel de moeite, al ben ik er niet echt wild van.

    De laatste tijd heb ik enkele uren doorgebracht in de wachtzaal van dokters. Ik neem dan gewoonlijk een dunne pocket mee, die past in een van mijn zakken. In dit geval was het weer een werk van Bates, dat ik voor amper twee euro had meegenomen bij de Slegte: The Triple Echo, 90 pp., 1970, in een Penguin-heruitgave uit 1972. Mijn aandacht was nu getrokken door de foto op het kaft: een wat nors kijkende en verrassend jonge Glenda Jackson. Er is dus weer een film-connectie: in 1972 kwam de filmbewerking van deze novelle/short story uit, met naast Glenda Jackson ook nog Oliver Reed en Brian Deacon, in een regie van de befaamde Michael Apted en dat verklaart meteen de herdruk: a movie tie-in.

    De film heb ik nooit gezien. De novelle is in dezelfde wat biezondere stijl van Bates geschreven, ik weet niet goed hoe ik die moet omschrijven. Er zijn goede, soms vrij lange natuurbeschrijvingen, die de auteur gebruikt om de gemoedsgesteldheid te illustreren van zijn figuren. Er zijn ook levendige, levensechte dialogen, met niet meer woorden dan nodig, lapidair zegt men dan, kort en krachtig en die je soms even doen raden naar de betekenis en de draagwijdte, als bij een inscriptie of een grafschrift. Maar het is allemaal wat ongewoon, soms wat ruw of stuntelig, eenvoudig, primair? Het is niet gepolijst, gewild niet. De auteur wil zich blijkbaar niet inschrijven in de traditie van de grote, klassieke Engelse literatuur, zoekt naar een stijl die hem bij het eenvoudige volk brengt, ver van het gekunstelde. Daarin slaagt hij, maar toch blijft er bij mij een licht gevoel van wrevel achter, alsof ik meer kon verwachten.

    Over de beide verhalen geen details, ik wil je eventueel leesplezier niet bederven. Het thema is telkens de oorlog en telkens speelt ook de vrouw een belangrijke rol in het verhaal, in de novelle zelfs de hoofdrol. We zijn hier ver van de typische oorlogshelden die Hollywood zo ongenadig op de wereld losliet in die jaren, ver van alle verheerlijking van geweld, zelfs zogenaamd legitiem geweld: de gerechtvaardigde oorlog, alsof er zoiets zou bestaan. Bates was tijdens de oorlog door het Britse leger aangeworven om de wederwaardigheden in het leger te beschrijven in romans en verhalen en hij deed dat op zijn eigen specifieke manier en met veel succes bij het publiek. Sommige verhalen waren echter helemaal niet naar de zin van de legerleiding en werden pas tientallen jaren nadien toch vrijgegeven. Bates was een volksschrijver en is dat steeds gebleven, wat ook zijn opdrachten waren.

    Bates was ook een veelschrijver: op het toppunt van zijn kunnen schreef hij elk jaar een roman én een verzameling verhalen. Veel daarvan is bewerkt voor Tv, zoals de Uncle Silas-verhalen, de belevenissen van de Larkins-familie en niet zo heel lang geleden nog The Jacaranda Tree.

    De Nederlandse Wikipedia kent Bates niet, dit is het adres van de Engelse:

    http://en.wikipedia.org/wiki/H._E._Bates.



    01-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Les vertus d'André Comte-Sponville
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Gisteren vertelde ik je over het laatste boek dat ik gelezen had, het essentiële Darwins gevaarlijke idee van Daniel Dennett. Maar ongeveer gelijktijdig daarmee was er een concurrent voor mijn aandacht, een boek in het Frans, voorwaar. Ik behoor tot een generatie voor wie het Frans, althans in onze jeugd, veel evidenter was dan het Engels: wij spraken een mondje Frans nog voor we ooit Engels gehoord hadden. Dat is heel snel veranderd, tot op vandaag: de tweede taal van de Vlamingen en van de Franstaligen, is het Engels. Ik ben ‘mijn Frans’ blijven cultiveren: ik luister vaak naar de Franstalige radio, ook naar woordprogramma’s en ik lees wel eens iets in het Frans. Sinds vele jaren zoek ik naar een goede Frans algemeen cultureel tijdschrift, maar tevergeefs en dat is geen sneer naar het Franse cultuurgebied: ik ken ook geen goed Engels of Nederlands cultureel week- of maandblad, jij wel?

    Het is waarschijnlijk hoe dan ook beter een boek te lezen dan een krant of tijdschrift, waarin de artikelen meestal inderhaast geschreven zijn en onder de druk van de omstandigheden en de leesdichtheid. Een boek kan een ruimer perspectief bieden, meer blijvende waarden. Zodoende.

    Via de aankondiging van een Engelse vertaling kwam ik toevallig bij een boek uit 1995, het zelfde jaar als Dennetts boek dus, van de Franse filosoof André Comte-Sponville (1952-), dit is de Franse Wikipedia-pagina aan hem gewijd:

    http://fr.wikipedia.org/wiki/Andr%C3%A9_Comte-Sponville .

    Petit traité des grandes vertus is de stilistisch leuke maar materieel een misleidende titel voor een boek van 392 pagina’s, vind je ook niet? De uitgave bij de bekende uitgever Puf (Presses Universitaires de France, met het beroemde logo, een wagenmenner die zijn driespan aanspoort) in de reeks Perspectives Critiques is uiterst verzorgd en heeft niets meer gemeen met de ietwat sordide, slordige, beduimelde publicaties op slecht, houthoudend papier en met dunne kartonnen kaft die je nu overal onopengesneden op rommelmarkten vindt, met werken van Sartre en zijn trieste tijdgenoten. Het lettertype van dit nouveau elan is genereus, het papier stevig en glad en lichtjes geel getint, het diepblauwe kaft is stijlvol: luxe! De druk is vlijmscherp, zelfs met een oogloep, zo’n instrument dat uurwerkmakers en diamantairs in hun oog geklemd houden, is er zelfs in de scherpste bochten geen enkele rafeligheid te bemerken; ik weet het niet met zekerheid, maar als dit elektronisch zetwerk is, dan steekt het alle voorgaanden, inclusief het artisanale, naar de typografische kroon. En aangezien het oog spreekwoordelijk ook wat wil…

    Voor we naar de inhoud gaan nog even iets over de literaire stijl. Ik ben gewoon om vrijwel alles wat ik lees in het Engels tot mij te nemen. Dat heeft me vertrouwd gemaakt met de meestal nogal nuchtere, om niet te zeggen zakelijke stijl die zeker in deze tijd die taal eigen is. Zelfs een van de onbetwiste stijlmeesters van het moderne Engels, Vladimir Nabokov, is, ook in zijn meest geconvoluteerde literaire proza, en bijna vanzelfsprekend in zijn kritisch of wetenschappelijk werk, een toonbeeld van grondige ernst, didactische klaarheid, pedagogische bekommernis en beheerste volmondigheid, als je daartegenover een typisch Frans product stelt als dit werk van Comte-Sponville. Het is een andere wereld. Ik wist niet dat men nog zo schreef, nog zo kon of wou schrijven, op onze dagen, ik dacht dat zulk taalgebruik weggehoond was in de straten van Parijs in mei 1968 of weggespoeld met de waterkanonnen en neergeknuppeld met de wapenstok door de infame CRS, de Compagnie Républicaine de Sécurité, een zustervereniging van de nog meer beruchte Roemeense Securitate, of dat vonden wij toen toch.

    Het Frans dat Comte-Sponville voor ons debiteert is dus van een klassieke schoonheid; het is een waterval van welbespraaktheid, niet ons niemendalletje van Coo, maar een royale Niagara, regenboog incluis. Het is even wennen, maar het werkt! Je laat je meeslepen door de volmaakte volzinnen, de eigenzinnige tournures, het bijna gesproken woord, de gezochte uitdrukkingen, de klassieke stijlfiguren, de ouderwetse aansprekingen, de talloze retorische vragen en hun even retorische antwoorden. Dit is een subliem, subtiel maar speels, bijna frivool en gedurfd taalspel op het hoogste precaire niveau, vol esprit, bons mots en trouvailles, een lust voor de geest en een fraaie défi voor ons taalgevoel. Zonder enige aarzeling of valse schaamte bespeelt de auteur alle registers van het Cavaillé-Coll-orgel dat le Petit Robert, le Grand Larousse, Grévisse en l’Académie Française elle-même zo zorgvuldig hebben opgetekend en vastgelegd: de Franse taal.

    Wij kennen onze directe zuiderburen niet meer, we spreken of verstaan hun taal niet meer, en vice versa. Maar nog verder weg ligt Frankrijk, letterlijk en figuurlijk. We komen er nog wel, maar dan als toerist, op doorreis of in een van de campings, pleisterplaatsen of domeinen, te midden van legioenen even toeristische en Fransonkundige Nederlanders, Duitsers en Belgen, Vlaamse en Waalse en Brusselse. We weten niet wat er daar gebeurt, in de wereld van de politiek of de kunst of de economie of op sociaal gebied, tenzij het op ons Tv-scherm verschijnt, gedurende enkele tergend luttele seconden, in al zijn zinloze agressiviteit of onbegrijpelijke controverse. Wij kennen de belangrijke auteurs niet meer, tenzij ze een of andere prijs halen die een naam draagt die we niet kunnen plaatsen, en ze prompt ook in het Nederlands verschijnen. Ik had nog nooit gehoord van André Comte-Sponville. De auteurs die hij citeert ken ik evenmin, tenzij van horen zeggen, dus niet: Jankélévitch, Alain, Simone Weil, Sartre, Camus, Voltaire, Conche, Pascal, Montaigne, Rousseau, Descartes, de la Rochefoucauld, naast de meer universele Aristoteles, Plato, Epicurus, Nietzsche en Kant, Thomas en Augustinus, en dan vooral Spinoza, een ware geestesgenoot, blijkbaar en het voorwerp van veel belangstelling, eerbied en onverdoken bewondering.

    In zijn inleiding zegt hij het zelf: hij citeert enorm veel, rechtstreeks en onrechtstreeks en wellicht ontleent hij nog heel wat gedachten aan de auteurs die hij citeert en sommige die hij vergeet te citeren, zoals dat al gaat. Hij heeft verscheidene bekende en minder bekende werken ter hand genomen en erg grondig bestudeerd, die handelen over het onderwerp dat hij ons voorlegt: de deugden. Ik schreef daarover zelf heel kort (in vergelijking en in realiteit): http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=416 .

    Comte-Sponville doet er langer, veel langer over, maar niet té lang, althans dat is mijn overtuiging. Hij telt 18 ‘deugden’ en bekent dat hij er nog verscheidene heeft weggelaten… Ik soms ze even op voor u:

    1. La politesse
    2. La fidélité
    3. La prudence
    4. La tempérance
    5. Le courage
    6. La justice
    7. La générosité
    8. La compassion
    9. La miséricorde
    10. La gratitude
    11. L’humilité
    12. La simplicité
    13. La tolérance
    14. La pureté
    15. La douceur
    16. La bonne foi
    17. L’humour
    18. L’amour

    Er is ook nog een table analytique met de titels en de tussentitels van de 18 hoofdstukken.

    Aan de hand van zijn bronnen en van zijn ruime belezenheid, zowel van de klassieken als de modernen en in vrijwel alle talen (die in het Frans vertaald zijn, dat blijkt een voorwaarde te zijn, hij citeert er geen andere), vertelt hij ons ongeveer alles wat je ooit over een van de achttien onderwerpen zou kunnen zeggen. Maar hij doet het op een gedreven manier, gestructureerd ook, niet vrijblijvend: er zit een eenheid achter en onder de vele discours, excursions, discriminations, dispositions &c., een eigen filosofie die hij zeer duidelijk naar voren brengt, zowel haar theoretische gronden als haar consequenties voor de praktische voorbeelden die hij liberaal (in zowat alle betekenissen van het woord, dus ook in de eerste: gul) rondstrooit in zijn uiteenzettingen en die sommige wat obscure standpunten triomfantelijk duidelijk maken.

    Ik ben dus een gelukkige lezer. Ik heb een boek gevonden in het Frans, en wat voor Frans! en zo mijn oude, trouwe liefde voor die prachtige taal zo niet weergevonden, dan toch wat in ere hersteld en dat heeft me echt deugd gedaan (oeps! no pun intended…). Het onderwerp is belangrijk, boeiend, bevattelijk, beduidend, beeldrijk, zelfs begeesterend: je kan er niet om heen dat deze thema’s onze cultuur doordrenken. De standpunten die de auteur inneemt zijn genuanceerd maar duidelijk en eerlijk en zelfs kranig: hij schuwt de controverse niet, ook niet met gevestigde waarden en bewoners of architecten van heilige huisjes. Hij is overtuigd atheïst, maar wellicht meer vertrouwd met kwesties van geloof en zeden dan menig hedendaags lid van de Curie. De intellectuele uitdagingen zijn haalbaar voor de lezer met ten minste een algemene ontwikkeling en een actieve belangstelling voor filosofische onderwerpen, zonder dat hij of zij een filosoof hoeft te zijn, gelukkig maar.

    Na de lectuur van dit Petit traité voel ik mij zelfs een beetje uitgelaten, zoals na een (zeldzaam, ik geeft het toe…) goed examen: ik ben geslaagd! (Is het de geest des tijds? Het begin van de vakantie!) Ik ben erin geslaagd een ernstig boek te lezen over een interessant en belangrijk onderwerp, in het Frans; ik heb, voorwaar, mijn tijd niet verdaan met beuzelarijen of niaiseries. Het heeft me niet alleen deugd gedaan, zo’n onderdompeling in het Frans, ik heb er zelfs plezier aan beleefd en ik hoop dat ik een zweem, een soupçon van die vreugde heb kunnen overbrengen. Mocht het Frans voor u een onoverkomelijke barricade of barrière vormen, dan kan u zich de vertaling aanschaffen of ze ontlenen in uw bibliotheek (een daad die in strijd is met geen van de achttien opgesomde deugden): Kleine verhandeling over de grote deugden, uitg. Atlas.

    Een inhoudelijke slotbedenking. Vrijwel al de beschreven deugden behoorden vroeger tot het religieuze denkkader en maakten deel uit van wat de gelovigen werd voorgehouden, ja, opgelegd. Vandaag is vrijwel alles netjes overgenomen, gerecupereerd zegt men, door het seculiere, zoals hier door een uitgesproken atheïstisch filosoof, door de neutrale maatschappij, de sociale zekerheid, het gerecht, of internationale organisaties en afspraken, zoals ik hier onlangs nog aantoonde in verband met de universele rechten van de mens: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=472 .

    Had de godsdienst, in ons geval het christendom, dan toch gelijk? Ja en neen. Gedurende tweeduizend jaar heeft een indrukwekkend aantal mensen zich achter die vlag geschaard, onder de leiding van ongetwijfeld meestal goedmenende denkers en gewiekste kerk-politieke figuren. Men heeft gemeend dat men de mens kon leren hoe hij goed moest leven, hoe en wat hij moest denken en beslissen. Maar dat gebeurde op een paternalistische wijze, van boven naar onder, als een opgelegde, bovennatuurlijke wet, waaraan niet alleen het geluk zeer voorwaardelijk verbonden was, maar ook de verdoemenis voor wie tekortschoot. Dat werkt niet. Vandaag zoeken wij ons heil in afspraken die mensen onder elkaar maken, in politieke beslissingen, ook over ethische kwesties, en wij leggen die vast in gemeentelijke verordeningen, gemeenschappelijke (zoals in Vlaamse Gemeenschap) decreten, federale wetten, Europese richtlijnen en universele verklaringen. Inbreuken worden bestraft, na openbare processen volgens transparante regels en met uitvoerige rechten op verdediging en hoger beroep. De straffen zijn menselijk, zelfs voor mensen als Milosevitsj, hoewel die zijn veroordeling en straf te snel af was door zijn milde en wellicht welkome dood. Niemand is verdoemd voor eeuwig. Onze schuld is er een tegenover onze medemens, onze straf wordt door hem opgelegd. Dat maakt een hemelsbreed (is er ook helsbreed?) verschil, voor de schuldigen en de slachtoffers. Wij stellen onze medemens teleur, wekken zijn verontwaardiging op, zijn woede ook, maar niet die van een alwetende, eeuwige, almachtige God. Aan u de keuze. De mijne kent u.



    30-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het gevaarlijke boek van Daniel Dennett
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Tussendoor, dat wil zeggen tussen het bloggen en het leven, breng ik het grootste gedeelte van mijn tijd door met lezen en muziek beluisteren. Dat laatste doe ik meestal ’s avonds, of toch op de meest intense wijze. Overdag is het meestal achtergrondmuziek, maar na het avondeten en de afwas en het nieuws, schakelen we bijna steeds over op een van de twee Tv-muziekzenders, in de eerste plaats Mezzo, soms ook Exqi, maar het klassiek aanbod is daar veel geringer. Mezzo heeft een zeer goed aanbod. Enkele dagen geleden was er een avondvullend programma met kwartetten van Haydn door de Lindsays, met beperkte toelichting door de artiesten zelf. Fabuleus! Zelden zo genoten van kamermuziek; ongelooflijk hoe modern Haydn is in die kamermuziek.

    En wat hebben we de laatste weken gelezen?

    Onder andere een basiswerk over de evolutietheorie: Daniel Dennett, Darwin’s Dangerous Idea. Evolution and the Meanings of Life, 590 pp., bibliography, index, New York, 1995, ISBN 0-684-80290-2, een prachtige hardcover, $ 30, maar tweedehands gekocht voor veel minder, via Internet. Een Engelse paperback-versie kost bij Proxis/Club slechts 13,40 €. De Nederlandse vertaling: Darwins gevaarlijke idee, uitgeverij Contact, ISBN 9789046702536 vind je ook tweedehands, voor ongeveer 15 €. Hoewel Dennett zelf ergens in het laatste hoofdstuk zegt dat het een moeilijk boek is, valt het al bij al best mee; je mag er natuurlijk niet bij in slaap vallen, zoals mij overkwam toen ik dacht mijn middagdutje te kunnen opofferen aan de wijsheid, het zal me leren, hoogmoed komt voor de val. Maar de auteur maakt het ons niet moeilijk, in tegendeel, hij doet zijn uiterste best om ingewikkelde dingen zo goed en zo eenvoudig mogelijk uit te leggen, steeds verder bouwend op de vorige hoofdstukken, vaak de hoofdlijnen herhalend en inkaderend in kernachtige en dus goed te onthouden formules; er is een korte samenvatting aan het einde van elk hoofdstuk en een even korte vooruitblik op het volgende.

    Daniel Dennett (1942-) is een filosoof en niet de eerste de beste. Wikipedia geeft je een goede inleiding in zijn leven en werk: http://en.wikipedia.org/wiki/Daniel_Denett (Engels, maar van daar kan je meteen naar de Nederlandse pagina).

    Ik zal me beperken tot enkele persoonlijke beschouwingen bij dit werk, dat overigens onmogelijk zinvol samen te vatten is. Bij het lezen heb ik zeer vaak gedacht: waarom heb ik dit niet eerder gelezen? Ik weet natuurlijk wel waarom: toen ik nog werkte, was er geen ‘tijd’ om zoiets te lezen; zoals de meeste mensen was ik helemaal opgeslorpt door mijn werk en de huiselijke taken, veel meer dan wat korte dingen kreeg ik niet gelezen. Je kop staat er ook niet naar, je bent er niet vrij, niet klaar voor. En: ik kende deze problematiek niet, wist van Darwin nauwelijks iets meer dan de gemeenplaatsen die iedereen kent: de mens stamt af van de apen. Mijn schoolse en (onvolledige) universitaire opleiding miskende de evolutieleer en besteedde er niet de minste aandacht aan. Nochtans erkent vandaag (vrijwel) iedereen, inclusief de (vorige) paus, het feit van de evolutie: het is niet enkel een theorie, een leer, een veronderstelling, nee: het gaat om duizend maal bewezen feiten. Dat is de centrale boodschap van het boek: Darwin’s basisidee klopt, namelijk dat het leven op aarde ontstaan is vanuit de meest eenvoudige cellen en van daaruit ontwikkeld is volgens natuurlijke selectie, dat wil zeggen door de samenloop van het toeval en de wetmatigheid van de natuur. Het ‘gevaar’ van zo’n idee is hierin gelegen, dat het niet te rijmen valt met heel veel andere ideeën die de mensheid in de loop van de laatste drieduizend jaar heeft ontwikkeld, of liever, dat heel veel van die ideeën niet kunnen standhouden wanneer men eens ingezien heeft dat de evolutie werkelijk heeft plaatsgevonden en dat ze gebeurd is zoals Darwin het heeft ingezien in een wonderbaarlijk origineel en scherp concept, op basis van zijn eigen onderzoekingen en die van talloze anderen: een eindeloze reeks van toevallige genetische mutaties, die op een of andere manier een voordeel betekenden voor de dragers ervan en die zo ertoe leidden dat die dragers ook overlevers werden, terwijl hun collega’s die het extra of specifieke genetisch materiaal niet hadden, gedoemd waren om uit te sterven (om het eens zeer schematisch te zeggen). Want wat doe je dan nog met de idee van een almachtige, scheppende God? Wat met een godsdienst als het officiële christendom? Wat met de klassieke filosofieën, de metafysica, de moraal zelfs? Wat nog met de klassieke psychologie, biologie, geologie &c.? En de traditionele humane wetenschappen? Dennett weet als geen ander het allesdoordringende belang van de evolutieleer bloot te leggen, tegen de domme vooringenomenheid van bijvoorbeeld het religieus fundamentalisme in, maar ook in confrontatie met topwetenschappers als S.J. Gould en R. Lewontin. Als met een scalpel legt hij de pijnlijke zenuwen bloot van hun falende redeneringen, van hun aarzelingen, hun onlogische of zelfs oneerlijke capitulatie voor de onbewezen verworvenheden van de ‘klassieke’ wetenschap. Zeker, we hebben sinds Darwin veel bijgeleerd en veel dwaalwegen bewandeld. Maar we hebben nu de onmiskenbare zekerheid dat de wereld wel degelijk ontstaan is zoals Darwin het gezien heeft, daar is geen ontkomen aan. En dat heeft zijn gevolgen, veel grotere en veel verdergaande dan we ooit konden vermoeden. Darwin’s gevaarlijk inzicht is de belangrijkste ontdekking die de mens ooit heeft gedaan, oneindig veel revolutionairder dan de copernicaanse revolutie, veel spectaculairder dan Einstein’s relativiteitstheorie of de kwantenfysica: het is de ontrafeling van het basisprincipe zelf van het leven op aarde en wat kan er nog meer essentieel zij dan dat?

    Lieve lezer, er worden zoveel boeken geschreven en dag- en week- en maandbladen, er zijn Tv-programma’s en films, er is het verenigingsleven en de zomerfestivals en wat nog meer en alles heeft natuurlijk zijn belang, maar als je echt wil weten wat de kern van de zaak is, de kern van onze zaak, dan moet je toch wel iets meer over Darwin weten dan dat we van de apen afstammen… Ik zou je aanraden van niet te beginnen met Darwin zelf, want dat is vaak behoorlijk taaie kost. Dit boek van Daniel Dennett is een prima start, degelijker kan nauwelijks, zodat je zelfs kan stoppen na dit boek: het bevat alles wat je echt moet weten over evolution and the meanings of life. Doe het, begin eraan, dan moet je over een aantal jaren niet zeggen: waarom ben ik er niet vroeger aan begonnen?



    26-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.niet over wouwen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Mijn (veel meer dan maar ook) pennenvriendin Maria helpt me vaak weer op het goede pad als ik nog maar eens Gezelle geweld aangedaan heb: een dt-fout, een typo, een verspreking, een onnodige herhaling, het overkomt me vaak genoeg en zij is er altijd als de kippen bij om me erop te wijzen. Ik ben haar daarvoor zeer erkentelijk. Ook Luc, die ik enkel via het bloggen en het mailen heb leren kennen, volgt me op de voet en steunt me voortdurend met zijn inhoudelijke en taalkundige reacties. Dat maakt het elektronisch bezig zijn zoveel aantrekkelijker: je hebt met mensen te doen, al de rest is maar het middel, niet het doel op zich. Het is goed om dat steeds voor ogen te houden.

    Vandaar dat computerspelletjes mij helemaal niet aantrekken: ze zijn onpersoonlijk. Ik heb geen ervaring met de alternatieve wereld van Second World, maar wat ik ervan weet, trekt me niet aan: je bent er niet jezelf, maar een avatar, een woord uit het Sanskriet, de taal die in het oude India werd gesproken en geschreven en dat letterlijk betekent: de overgang naar beneden maken, afdalen, zoals een god die een menselijke gedaante aanneemt, een incarnatie, waarin we Lat. caro zien: vlees, dus vleeswording, zoals Christus, het vleesgeworden woord Gods: et verbum caro factum est. Vandaag gebruiken we dat stokoude woord voor de elektronische gedaante die iets of iemand aanneemt, een picturaal of grafisch ego dat men zich aanmeet, een vermomming waaronder men optreedt, een masker waarachter men de werkelijkheid verbergt. Ik wens de realiteit niet uit de weg te gaan, integendeel: ze is me zo lief dat ik er zoveel mogelijk wil over te weten komen en ze zo goed mogelijk wil begrijpen, zodat ik beter kan leven, een beter leven kan leiden.

    Maar laten we niet afdwalen, we hadden het over correct Nederlands. Ook mijn beide zonen, Dirk en Luk, de oudste classicus, de jongere germanist maar nu bankier, wijzen me wel eens op een solecism: zo noemt men een taalflater in het Engels en het Frans (solécisme) en dat woord heeft een prachtige geschiedenis. Het begon met een kolonie van de Grieken in Klein-Azië, nu Turkije. Daar aan die zo populaire zuidkust lag het stadje Soloi, in het Latijn Soli en volgens de wat bekakte Atheners waren de inwoners van Soloi zo ver van het normale Grieks (dat van Athene natuurlijk) afgeweken dat ze spreekwoordelijk werden voor het maken van taalfouten; vandaar dat men niet sprak van een kemel maar van soloikismos, letterlijk spreken zoals in Soloi, het ergste wat je kon overkomen als Athener!

    Maar we dwalen toch af! Of misschien ook niet…

    Maria stelde zich vragen bij ‘wouden’, dat ik al eens durf gebruiken als alternatief voor ‘wilden’: ‘ze wouden daarover een publiek debat houden’. Ik voel dat helemaal niet als een kemel, flater of soloecisme (zo staat het in Van Dale, naast ‘solecisme’). Ik wilde = ik wou; wij wilden = wij wouden, toch? Maar als Maria daarover twijfels heeft, dan kan Karel het maar beter eens gaan opzoeken. Maar waar dan, vraagt ook Maria zich af? Wie weet hoe het moet? Dan denk ik: toch maar eerst eens kijken wat Van Dale zegt; anderzijds, wat hij over ‘avatar’ weet is dit: (bij uitbreiding): ‘elk van de toestanden die iem. doorleeft die van partij of mening verandert’, zeg nu zelf…

    Over mijn ‘wouden’ is hij toegeeflijk: ‘wilden in de volkstaal ook wouwen, Belg. N. spreekt. ook: wouden’.

    Maar you can’t have it both ways, ’t is t’ een of ’t ander: ofwel is Van Dale geen autoriteit en dat is toch wat ik altijd beweer en dan mag ik hem dus nu niet ter hulp roepen; ofwel heeft hij (soms…) gelijk en moet ik hem met wat meer respect behandelen. Dan maar liever op zoek naar hét gezagsargument: de Algemene Nederlands Spraakkunst, die gelukkig ook elektronisch beschikbaar is. En daar leren we dat het alternatief voor ‘wilden’ nog anders geschreven wordt: ‘wouen: we, jullie, ze wouen’. Verrassend, maar het lijkt me wel te kloppen, dat is zoals ik het ook zeg en mijn ‘wouden’ is een hypercorrectie (een onnodig corrigeren van iets waarvan men ten onrechte vermoedt dat het fout is). Van Dale heeft geen lemma of trefwoord voor wou, wouden of wouen en de spellingcontrole aanvaardt wouen ook niet, maar ja, Ans of ANS heeft altijd gelijk, zeker? In het vervolg zal ik derhalve maar nóg wat eigenzinniger zijn, of wouen jullie het anders?

    Classicus-zoon Dirk was teleurgesteld dat zijn Vader (mag ik me hier even een hoofdletter toe-eigenen?) de ganzen van het Capitool een vreemde taal laat spreken, alsof ze net uit Siberië aangekomen waren of uit Soloi: ganzen kakelen helemaal niet, zegt Dirk me terecht, ze gakken. Gakken? Ja hoor, of gaggelen of gakkeren, allemaal klanknabootsingen of onomatopeeën. Kakelen doen kippen.

    Zo is nog maar eens gebleken dat je hier altijd wel iets kan bijleren; niet dat ik het allemaal zou weten, maar wel dat ik het heel graag wil weten en er dus over nadenk en op zoek ga tot ik het gevonden heb en ja, dan wil ik het jullie niet onthouden, natuurlijk.

    Wie wil kakelen, moet ook eieren leggen. Dit was het mijne voor vandaag.



    24-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sint-Jan
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    24 juni vandaag en de kalender vertelt me dat dit het feest is van Sint-Jan, niet de Evangelist Johannes maar de voorloper van Jezus Christus, Johannes de Doper. We herinneren ons zijn verhaal uit het Nieuwe Testament, of toch ongeveer. Dit is wat Marcus (3, 1-17) erover vertelt:
    1 In die tijd trad Johannes de Doper op in de woestijn van Judea. Hij verkondigde: 2 ‘Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij!’ 3 Dit was de man over wie de profeet Jesaja sprak toen hij zei: ‘Luid klinkt een stem in de woestijn: “Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden.”’ 4 Johannes droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel; hij voedde zich met sprinkhanen en wilde honing. 5 Uit Jeruzalem, uit heel Judea en uit de omgeving van de Jordaan stroomden de mensen toe, 6 en ze lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl ze hun zonden beleden.

    7 Toen hij zag dat veel farizeeën en sadduceeën op zijn doop afkwamen, zei hij tegen hen: ‘Addergebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt dat je veilig bent voor het komende oordeel? 8 Breng liever vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn, 9 en denk niet dat je bij jezelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham als vader. Want ik zeg jullie: God kan uit deze stenen kinderen van Abraham verwekken! 10 De bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vrucht draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. 11 Ik doop jullie met water ten teken van jullie nieuwe leven, maar na mij komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om zijn sandalen voor hem te dragen. Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur; 12 hij houdt de wan in zijn hand, hij zal zijn dorsvloer reinigen en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal hij verbranden in onblusbaar vuur.’

    13 Toen kwam Jezus vanuit Galilea naar de Jordaan om door Johannes gedoopt te worden. 14 Maar Johannes probeerde hem tegen te houden met de woorden: ‘Ik zou door u gedoopt moeten worden, en dan komt u naar mij?’ 15 Jezus antwoordde: ‘Laat het nu maar gebeuren, want het is goed dat we op deze manier Gods gerechtigheid vervullen.’ Toen stemde Johannes ermee in. 16 Zodra Jezus gedoopt was en uit het water omhoogkwam, opende de hemel zich voor hem en zag hij hoe de Geest van God als een duif op hem neerdaalde. 17 En uit de hemel klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde.’

    De Nieuwe Bijbelvertaling  © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap

    Het citaat van Jesaja uit vers 3 vinden we uitvoeriger bij Lucas:

    ‘Luid klinkt een stem in de woestijn:
    “Maak de weg van de Heer gereed,
    maak recht zijn paden!
    5Iedere kloof zal worden gedicht,
    elke berg en heuvel geslecht,
    kromme wegen recht gemaakt,
    hobbelige wegen geëffend;
    6en al wat leeft zal zien hoe God redding brengt.”’

    Dit roept meteen herinneringen op aan het begin van de Messiah van Haendel en het beroemde Every valley.

    Grapjassen hebben deze tekst dan weer aangegrepen om Sint-Jan tot patroon van de autostrades ofte snelwegen te maken, want dat is precies wat bij de aanleg ervan gebeurt… Vanuit gelijkaardige overwegingen is Sint-Jan ook de patroon van badplaatsen, die men in het Engels spa noemt, naar de Belgische stad met die naam, waar men al sinds 1300 of zo de minerale bronnen kende en gebruikte. De naam zo afgeleid zijn van het Waalse espa, bron, fontein. Zoek die verklaringen maar niet in Van Dale, die kent alleen het flessenwater.

    Nog even over Sint-Jan: ook het verhaal over zijn geboorte staat in het Nieuwe Testament, maar dat moet je zelf maar eens opzoeken, bijvoorbeeld hier:

    http://www.biblija.net/biblija.cgi?Bijbel=Bijbel&m=Luc+1%2C5-25&id18=1&pos=0&set=10&l=nl

    Misschien herinneren sommigen onder ons zich nog het apocriefe verhaal van Johannes en Jezus, die als kleine kinderen samen speelden: Johannes maakte vogeltjes uit modder en Jezus klapte in zijn handen en hop, ze vlogen weg! Aandoenlijk, toch…

    Een ander vroom verhaal gaat over twee middeleeuwse theologen die een openbaar debat wouden voeren, zoals dat toen gebruikelijk was aan de universiteiten, over wie nu de grootste heilige was: de Doper of de Evangelist. Tijdens de nacht voor het debat verscheen elk van beide Johannessen aan zijn kampioen (voorvechter) met de boodschap dat zij in de hemel goede vrienden waren en niet gediend waren met een debat op aarde over hun relatieve waarde.

    In vele landen is 24 juni ook Midzomer, die je veeleer verwacht op 21 juni, wanneer de dag het langst is, meer dan 16 ½ uur hier bij ons. In vroeger tijden waren er overal allerlei folkloristische feesten op de vooravond van of de dag zelf van de 21ste of de 24ste, waarbij vooral kruiden en gewassen veel aandacht kregen; een ander gebruik zie je nu soms nog, namelijk het in brand steken van een wiel dat dan van een berg naar beneden gerold wordt, een verwijzing naar de zon die haar hoogste punt aan de hemel heeft bereikt en nu neerwaarts neigt.

    Hier in Werchter, waar nu nog maar vroeger veel meer asperges gekweekt worden, stopt men traditioneel met de oogst op Sint-Jan, al is men dit jaar wijselijk verscheidene dagen vroeger opgehouden met ‘steken’, wegens de warme meimaand. Overal zie je nu al de groene asperges hun kop opsteken.

    Sint-Jan was een populaire heilige, er zijn talloze straten en pleinen naar hem genoemd, ook hier in Werchter; in Antwerpen heb je het bekende ‘Tsientsjansplaan’ en in Oost-Vlaanderen het dorp dat jeugdherinneringen oproept bij mij: Sint-Jan-in-Eremo, dat daar ook ‘Tsjientsjan’ heet.

    En dan is er nog het sint-janskruid, dat nu volop in bloei staat in de bermen en weiden en dat zijn naam dankt aan het feest van Sint-Jan. Het is de Hypericum perforatum uit de familie van het hertshooi. Voor het vee is het een giftige plant, maar bij de juiste dosering kan je de olie gebruiken om haar steriliserende en kalmerende werking.


    23-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tristan & Isolde
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Zondagavond 22 juni 2008, op Mezzo: Tristan & Isolde van Wagner, in de uitvoering van het Glyndebourne Festival 2007: Jirzi Behlolavek dirigeert het London Philharmonic Orchestra, Nikolaus Lehnhoff is de regisseur, Nina Stemme is Isolde, Robert Gambil Tristan. Iedereen, ook de andere zangers voor de kleinere rollen en het koor, was op zijn best. Glyndebourne is een typisch Engels landhuis in Lewes, East Sussex, een korte treinreis van London, waar sinds 1934 grote opera gemaakt wordt op relatief kleine schaal. De enscenering was daaraan optimaal aangepast: uiterst eenvoudig zonder te vervallen in een brutale en grauwe existentiële leegte, subtiel suggestief en dus letterlijk en figuurlijk een voorbeeldig platform voor de acteurs. Ook de kostumering beviel me goed, een genereuze moderne interpretatie van bekende middeleeuws aandoende patronen, die het spektakel dienden veeleer dan het spektakel te zijn.

    Alles dus optimaal in dienst van het kunstwerk: de opera uit 1859 van Richard Wagner, die toen zo modern en controversieel was van vorm en inhoud dat ze in Wenen in 1861 na 77 repetities werd afgeschreven als onspeelbaar. Pas in 1865 kwam er een eerste volledige opvoering onder von Bülow. Voor de tweede moest men weer negen jaar wachten; pas in 1882 was ze te zien en te horen in Londen, in 1886 in de Met. Wagner was al in 1883 gestorven, 70 jaar oud.

    Het verhaal stamt uit de middeleeuwen: Gottfried van Strassburg schreef zijn Tristan rond 1215. Een van de bedoelingen van mijn kroniek is om door zelf op zoek te gaan naar belangrijke, merkwaardige of gewoon leuke elementen uit onze (in de ruimst mogelijke zin) cultuur, de aandacht van mijn lezers te vestigen op wat wij allemaal ongeveer of bijna en dus eigenlijk helemaal niet weten. Tristan en Isolde vormen een paar dat iedereen kent, althans van naam. Dit is het verhaal, zoals Wagner het heeft aangepast voor zijn opera.

    Op een schip dat van Ierland naar Cornwall vaart, bevinden zich Tristan, de neef en sterke man van koning Marke van Cornwall en zijn strijdmakker Kurwenal; zij brengen de Ierse prinses Isolde, tegen haar wil, naar Cornwall als bruid voor koning Marke; zij is vergezeld van haar bediende Brangäne. Het huwelijk tussen Marke en Isolde moet een einde maken aan de strijd tussen de twee koninkrijken, waarin al vele slachtoffers vielen, niet in het minst Morald, de Ierse ridder die door Tristan werd gedood en wiens afgehouwen hoofd naar Ierland werd teruggestuurd. In dat gevecht werd Tristan zwaar gewond en als bij toeval ontdekt en verzorgd door prinses Isolde, de verloofde van Morald die, zoals haar moeder de koningin, vertrouwd is met helende en magische middelen. Wanneer zij toch ontdekt wie Tristan is, wil ze hem om het leven brengen, maar spaart hem, bewogen door haar gevoelens voor hem.

    Tristan houdt zich afzijdig tijdens de reis, doet alsof hij Isolde niet kent. Dat wekt de woede op van Isolde, die hem bij zich ontbiedt net voor ze Cornwall bereiken, met de bedoeling om hem en zichzelf te doden door het drinken van een beker met gif. Brangäne kan het niet over haar hart krijgen om de gifbeker klaar te maken en vervangt die door een liefdesdrank. Aan het einde van het eerste bedrijf vallen Tristan en Isolde in elkaars armen bij het binnenvaren van de haven. Brangäne kan hen nog net scheiden voor koning Marke verschijnt.

    In het tweede bedrijf wacht Isolde met Brangäne tot de nacht valt; zij verwacht Tristand die zich onttrekt aan een nachtelijke koninklijke jachtpartij om bij haar te zijn. Brangäne waarschuwt haar voor Melot, Tristans vriend, die vermoedens heeft over hun relatie en die hen zou verraden hebben aan koning Marke. Isolde stuurt haar weg en Tristan arriveert. Zij zingen hun passionele liefde uit, maar worden daarin onderbroken door Kurwenal, die hen waarschuwt voor de komst van Melot en Marke, doch te laat en tevergeefs: zij worden betrapt. Marke geeft uiting aan zijn bittere gevoelens bij het verraad van zijn verloofde en zijn beste vriend; wanneer Tristan Isolde ondanks alles tot de zijne wil maken, komt Melot tussenbeide; Tristan stort zich op diens zwaard.

    Het derde bedrijf speelt zich af in Bretagne, in het ouderlijk landgoed van Tristan. Hij ligt zwaar gewond en ijlend te bed, bewaakt door Kurwenal, die hem daarheen heeft gebracht. Tristan wordt gewekt door een herderslied dat hij als kind hoorde. Half delirerend vervloekt Tristan de liefdesdrank. Alleen Isolde kan hem nog genezen en zij wachten op de aankomst van haar schip. Wanneer dat eindelijk aan de kim verschijnt, snelt Tristan haar tegemoet maar valt dood in haar armen met haar naam op zijn lippen. Een tweede schip komt aan met Marke, Melot en Brangäne. Kurwenal doodt Melot en sterft zelf aan zijn verwondingen. Dan blijkt dat koning Marke is gekomen om Isolde en Tristan te vergeven en hen in de echt te verbinden: Brangäne heeft opgebiecht dat zij hen de liefdesdrank heeft gegeven tegen hun wil in en dat ze dus onschuldig zijn. Voor Isolde komt deze omkering te laat: zij zingt een extatisch afscheidslied.

    Dat is, heel kort, de opera. Bedenk wel dat die, zonder de onderbrekingen, bijna volle vier uur duurt… Er is dus ruimte voor heel veel woorden en heel veel noten. En toch kijk ik elke keer de hele opera uit op TV en DVD, zonder een ogenblik van vermoeidheid of verveling. Dat ligt ongetwijfeld meer aan Wagner dan aan het verhaal, dat niet beter is dan de meeste andere ridderverhalen met magische dranken en ingewikkelde plots rond dappere helden die elkaar naar het leven staan. De muziek, zowel de gezongen partijen als de begeleiding en de symfonische intermezzo’s, is meeslepend, overweldigend, uiterst modern en origineel. Wagner slaagt erin om van deze wat vreemde middeleeuwse sage en modern muzikaal theaterstuk te maken, waarbij je het best de details van het verhaal vergeet om je helemaal te concentreren, zoals hij deed, op de waanzinnige passie van Tristan en Isolde, de proto- en archetypes van de minnaars die de hele wereld trotseren voor hun onmogelijke liefde, maar slechts in de dood elkaar vinden.

    Dit is het eenzame muzikale hoogtepunt van de romantiek en dat is het gebleven sinds die eerste opvoeringen nu al 150 jaar geleden. Het blijft aangrijpend en indrukwekkend, ontroerend en overweldigend en achteraf kan je niet anders dan stamelend je verblufte bewondering uiten voor de originele kunstenaar die dit monumentale drama bedacht en uitwerkte tot in de kleinste details, en tevens je dankbaarheid voor het werk van de uitvoerders die het vandaag brengen op een manier die ten volle recht doet aan het oorspronkelijke kunstwerk en tegelijk gebruik maakt van de techniek van onze tijd om het zo op zeer overtuigende wijze voor ons vandaag volledig toegankelijk en volop genietbaar te maken.

    Wagners opera’s zijn berucht, zelfs heel wat doorgewinterde muziekliefhebbers mijden hem als ‘te zwaar’. Ik weet echt niet goed wat ze daarmee bedoelen. Smaken verschillen, natuurlijk. Zo zag ik onlangs een opvoering, eveneens op Mezzo, van Manon van Massenet, met Nathalie Dessai en Rolando Villazon, de top zangers van vandaag. Midden in het tweede bedrijf heb ik afgehaakt, wanhopig zoekend naar enige reden om te blijven kijken bij zoveel nonsens en ronduit zwakke muziek, maar ik vermoed dat er mensen zijn die precies dat grote opera vinden.

    Elke muziekliefhebber, elke intellectueel, elke cultureel geïnteresseerde zou ten minste eenmaal in zijn of haar leven Tristan en Isolde van Wagner moeten meemaken. Wij hebben daartoe vandaag veel betere gelegenheden dan ooit, zowel op scène als op DVD en CD. Het zou onvergeeflijk zijn om daarvan geen gebruik te maken, want wat men verder over de mens Wagner ook mag denken, dat hij een van de meest uitzonderlijk artistieke genieën van het hele mensdom was, kan men onmogelijk loochenen.

    De DVD met deze opvoering is verkrijgbaar in de handel, net zoals verscheidene andere zeer geslaagde uitvoeringen. Je vindt er zeker ook een in de media-afdeling van je plaatselijke bibliotheek.

    Mijn bespreking van Tannhäuser staat hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=110

    Over Wagners antisemitisme lees je meer hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=121



    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.regulateurs en auteursrechten
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Deze morgen wachtte me een onaangename verrassing op de mail. Op 22 februari 2007 schreef ik hier op mijn blog een nostalgisch stukje over klokken en hoe de belangstelling daarvoor bij mij begonnen is. Toen ik op het internet op zoek ging naar een gepaste foto, vond ik die op de website van een professionele klokkenhersteller. Zonder er veel over na te denken, maakte ik een link naar die website en zo verscheen die dan op mijn blog. Welnu, de eigenaar meldde me deze morgen dat ik daartoe het recht niet had en vroeg dat ik de foto zou verwijderen. Nog voor ik daartoe de kans had, was dat al gebeurd en stond er een foto van een naakte vrouw in de plaats. Toen ik daarop reageerde, met excuses voor het ‘lenen’ van de regulateurfoto, kreeg ik een sarcastische mail terug en bleek er nu een foto van een stel varkens in de plaats te staan.

    Aanvankelijk begreep ik niet hoe dat allemaal zomaar kon: ik dacht dat de man was binnengedrongen in mijn blog bij Seniorennet, maar Lut had het meteen door: hij had gewoon een andere foto gezet op het adres van zijn website en dat is natuurlijk zijn goed recht.

    Ik vind het allemaal nogal scherp en erg overdreven: wat voor ontisch kwaad doe ik in hemelsnaam door op mijn onschuldige blog een link te plaatsten naar een mooie foto en een interessante website? Maar goed: als de eigenaar bezwaar aantekent, dan niet. Mijn verzoek om de foto toch te plaatsen met een verwijzing naar de eigenaar kreeg geen reactie. Ik heb dan maar zelf een foto gemaakt van onze familieregulateur en die prijkt nu bij de tekst van toen en ook hierbij.

    Als je mijn tekst (nog) eens wil lezen, klik dan de maand 02.2007 aan in het lijstje hiernaast en scroll dan naar de 22ste of klik gewoon hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=237

    Natuurlijk ben ik me vragen gaan stellen bij mijn gewoonte om foto’s van het internet bij mijn teksten te plaatsten. Ik ben dat beginnen doen op aanraden van Seniorennet (zie de handleiding bij het maken van een blog). Door enkel een link te plaatsen en niet een eigen foto, neem je ook geen plaats in op de servers, je kan meer formaten gebruiken en je bent ook niet beperkt in de omvang van de afbeelding. Het leek me een leuke, handige en economische manier om mijn teksten te verluchten. Ik weet het wel, Seniorennet stelt nadrukkelijk dat je geen foto’s mag plaatsen die auteursrechtelijk beschermd zijn, maar of een afbeelding inderdaad zo beschermd is, dat staat er vrijwel nooit bij vermeld. Dat geldt eigenlijk ook voor wat ik schrijf op mijn blog: ik heb geen enkele controle over wat men met mijn teksten doet. Als men op een website over Shakespeare-sonnetten een link plaatst naar mijn vertaling van een Shakespeare-gedicht, dan voel ik me vereerd, natuurlijk en ik zal het wel laten om te protesteren. Als men een boekbespreking leent voor eigen gebruik: evenzo. Maar wat als men mijn teksten gaat kopiëren en voorstellen als eigen werk? Ik sta daar meestal niet bij stil, ik vind dat op het internet veel meer kan dan in de commerciële wereld. Ik ga dus niet op zoek naar ‘misbruik’ van ‘mijn’ materiaal, het zal allemaal nogal loslopen, zeker?

    Verwacht je dus maar niet aan banbliksems van mijn kant, al hoop ik dat als men hier iets ontleent, er een verwijzing naar de bron af kan. En als ik afbeeldingen gebruik, dan blijkt uit het link-adres waar ze vandaan komen. Dat lijkt me voldoende. Wie het daarmee niet eens is, mag me altijd terechtwijzen.



    21-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.cocaïne in het water
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De laatste dagen staat druggebruik weer volop in de belangstelling. Eerst was er de wielrenner Tom Boonen, of liever: niet de wielrenner, maar de jongeman, de mens achter Tom Boonen; dat blijkt weer eens iemand te zijn als u en ik en ook een bevestiging van het oude gezegde: het zijn sterke schouders die de weelde kunnen dragen. Hij drinkt, hij snuift cocaïne, hij rijdt peperdure wagens kapot. Niets nieuws, dus: we weten dat dergelijke dingen gebeuren en nu weten we dat ook Tom Boonen daaraan niet ontsnapt.

    Het tweede bericht was ernstiger en heeft me diep verontrust. Wij Belgen zijn stevige cocaïnegebruikers, dat blijkt uit een onderzoek van onze waterlopen, waarin resten van de drugs opspoorbaar zijn. Dagelijks tienduizenden dosissen, tijdens het weekeinde honderdduizenden, dat wil zeggen dat ten minste zeg maar 2 tot wellicht 5 % van de Belgen vaak aan het spul zitten, alleen of in gezelschap. Er zijn dus in jouw en mijn kennissenkring mensen in dat geval, misschien wel onder je beste vrienden, misschien in je eigen familie.

    En dat is nog maar het tipje dat verschijnt bij het oplichten van de sluier die ons roeszoekend gedrag zorgvuldig bedekt. Ik schreef daarover op 15 mei 2006 en tegen mijn gewoonte in druk ik die tekst hier nogmaals af, ongewijzigd. Toen ik hem herlas, vond ik het nog steeds een interessante benadering van het probleem, ik hoop dat je mijn mening zal delen.

    Drugs, dat wat vreemde woord dat we met de drugs zelf overgenomen hebben uit de internationale, Engelssprekende wereld. Er gaat geen dag voorbij zonder dat de media het daarover uitgebreid hebben. Gisteren nog een Panorama-reportage over meth, de drug die nu blijkbaar het best in de markt ligt.

    Wat heeft de mens toch met drugs?

    Er zijn nu eenmaal in onze leefomgeving een aantal producten die, als ze op een of andere manier met ons lichaam in contact komen, een bijzonder effect hebben. Je hoeft maar een stevige espresso te drinken om te weten dat koffie een opwekkend effect heeft: aaaah, dat doet deugd, zie! En hoeveel mensen zijn er niet die ’s avonds als ze thuis komen een aperitiefje drinken? Ga naar een receptie, en na een half uur stijgt het geroezemoes tot een uitgelaten concert van mensen die alcoholplezier hebben. Rokers krijgen hun kick van hun regelmatige dosis nicotine. Talloze gebruikers van slaapmiddelen rekenen op dat pilletje om snel naar dromenland te vertrekken. En als men zich niet helemaal fit voelt, zijn er gemakkelijk verkrijgbare middeltjes om je wat beter te voelen.

    Al zolang als we van de mens weten, weten we ook dat hij met dergelijke middelen omgaat. Het is van alle tijden en alle culturen, het is onvermijdelijk, onuitroeibaar, menselijk, kortom.

    En we zijn ook erg tolerant.

    Het is pas de laatste jaren dat men vindt dat roken niet evident is, en nog steeds zijn er hardnekkige verdedigers, ook al weten zij perfect goed dat roken dodelijk is. Blijkbaar nemen ze dat zeer reële risico erbij. En voor wat? Voor een verslaving aan een drug, voor het zogenaamde genot van het roken. Hetzelfde met alcohol. Lange tijd maakte men zich vrolijk over iemand die eentje teveel ophad. Iemand die wat aangeschoten is, wordt nog altijd niet met de vinger gewezen, nee, op feestjes en zo zijn het eerder de geheelonthouders, de zuurpruimen die het moeten ontgelden, zij zijn de sfeerverstoorders. Wie heeft de moed om een collega aan te spreken op zijn ‘probleempje’, terwijl iedereen ziet dat zijn carrière en zijn huwelijk eronder lijdt? Men haalt ten hoogste de schouders op, en glimlacht meewarig. Ach, ja, hij lust wel graag een pintje…

    En dan de ‘echte’ drugs. Wat is er nu nog verkeerd met een jointje? Het is altijd het vergoelijkende ‘jointJE’. Dat kan toch geen kwaad? Je mag het zelfs bij je hebben, je mag het kopen en gebruiken. Maar je mag het niet kweken of verkopen, vreemd toch. Cannabis lijkt ingeburgerd, de wetgever laat het toe, waarom dan niet? Dokters zeggen dat het zelfs heilzaam kan zijn, en beter af en toe een jointje roken dan zwaar alcoholisme, toch?

    En dan gaat het verder. Er is XTC, en cocaïne, en heroïne en wat nog allemaal. Op party’s en privéfeestjes wordt geëxperimenteerd zonder veel scrupules, ook in ‘goede’ middens.

    De mens tast de grenzen af van de invloed van vreemde producten op zijn lichaam. Hij is op zoek naar rust, naar genot, naar dat goed gevoel, naar extase, naar vergetelheid. Het gewone leven, dat voor de meesten onder ons bestaat uit een derde slaap, een derde werk en een derde vrije en half-vrije tijd, is op zichzelf niet voldoende. We hebben pieken nodig, afwisseling, dingen die de sleur doorbreken, die het leven kleur geven, zoals dat heet, waar we kunnen naar uitkijken. De jaarlijkse vakantie(s), verjaardagsfeestjes, de zilveren bruiloft, oudejaarsavond… En op die momenten willen we ons goed voelen, willen we plezier maken. En dan gaan we eens goed eten. En drinken. En slikken. En spuiten.

    En ’s anderendaags zitten we met een kater, en zweren we dat we nooit nog een glas aanraken.

    En toch…

    We zien de ravages van overmatig gebruik, we hoeven niet ver te zoeken in onze omgeving. Maar dat houdt ons niet tegen. We weten dat we niet volmaakt zijn, dat we zwak zijn, dat we toegeven aan de verleiding, aan onze verslaving. Wij zijn ook maar mensen.

    Het zou zo simpel zijn, als er geen alcohol was, bijvoorbeeld. Dat had je maar gedacht! Kijk maar naar wat er gebeurde tijdens de drooglegging in the USA, en in de Islamwereld mag zogezegd ook niet gedronken worden, en in Noord-Europa is de drank in de cafés onbetaalbaar, dus wordt er thuis met liters tegelijk verzet.

    Tabak zou je gewoon kunnen verbieden, denk je dan. Maar dat lukt langs geen kanten, denk aan de pantomime over Francorchamps, en dat gaat dan alleen nog maar over de reclame voor tabak!

    Wij weten perfect waar de grondstoffen voor bepaalde drugs vandaan komen, coca, papavers… maar we slagen er niet in die productie stop te zetten. We kennen de transportlijnen en zelfs de criminele kartels die zich met de verkoop bezig houden. Maar we krijgen ze niet klein. In de USA woedt een oorlog tegen de drugs, maar de overwinnaars zijn de bestrijders, die er rijk van worden, en de producenten en verkopers, die nog nooit zo’n goede zaken deden. En de verliezers zijn de gebruikers, die wel geklist worden en die massaal opgesloten worden in gevangenissen waar ze meestal blijven gebruiken, en waar ze zeker niet genezen van hun verslaving.

    Sommige mensen hebben blijkbaar niet genoeg aan een rustig leven. Ze hebben nood aan allerlei kicks, aan uitspattingen, aan risico’s. Zonder dat flamboyante is het leven maar saai, het leven niet waard. Zoals mijn broer zaliger zei: je rookt niet, je drinkt niet, je loopt niet achter de vrouwen aan, waarvoor leef je dan nog? Dat je gewoon content kunt zijn zonder roken, drinken, drugs, dat is tegenwoordig bevreemdend. Over vrouwen zullen we het niet hebben, dat zijn geen drugs, voor zover ik weet. Maar ik weet wel dat als je high bent van welke drug dan ook, vrouwen meestal niet veilig zijn voor mannen.

    We krijgen de drugs niet uit onze wereld, we willen dat ook niet, eigenlijk. Dus zullen we er moeten leren mee leven.



    19-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.over kikkers, sissers, erwten en snert
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Cicero’s erwt en de identiteitscrisis van een kikker

    Vrijwel sinds het begin van onze beschaving, dus al ongeveer 10.000 jaar, eten wij mensen erwten, meer bepaald de cicer arietinum. De oorsprong van deze populaire voedselplant ligt in Klein-Azië, Asia Minor, wat nu Turkije is. Ze gedijt vooral in een subtropisch klimaat met veel regenval, zoals het Middellandse Zeegebied, waar ze nu hoofdzakelijk geteeld worden. Zoals onze struikbonen wordt ze ongeveer 30 cm hoog, de peulen hebben twee of drie erwten. De Grieken noemden ze erebinthos, de Romeinen cicer, wat in het Frans eerst cice werd dan het huidige pois chiche. In het Engels ging het net zo: chickpea en in het Nederlands niet anders: kikkererwt.

    ‘Kikker-‘ heeft hier dus geen eponieme functie: de erwt is niet genoemd naar de kikker, de puit, de kikvors, zoals bijvoorbeeld wel het geval is bij de reine-claudepruim, naar de dochter van Louis XII die de echtgenote werd van François I van Frankrijk en hem op tien jaar tijd zeven kinderen schonk; dat laatste feit heeft bij de naamgeving minder een rol gespeeld dan het feit dat de koningin zeer geliefd was om haar goedaardigheid en ook een grote belangstelling had voor fruitteelt.

    De ‘kikker’ in de kikkererwt heeft dus een ernstige identiteitscrisis, een existentieel probleem: hij is helemaal geen kikker en ook geen prins maar een erwt, kikker betekent gewoon een bepaald soort erwt, de cicer arietinum.

    Marcus Tullius Cicero, de klassieke advocaat en politicus, bekend van zijn redevoeringen die we in de Latijnse les moesten bestuderen, heeft zijn cognomen waarschijnlijk wel aan de erwt te danken: sommige afbeeldingen stellen hem voor met een gezwelletje op zijn neus, maar de naam Cicero of Kikeroon bestond in de gens Tullia al lang voor zijn geboorte en neusgezwelletjes zijn nu niet bepaald erfelijk.

    Kikkererwten of kekererwten of kekers eten we als groente of als vleesvervanger, je moet ze wel een nachtje laten weken. Je kan ze ook roosteren voor snacks. Falafel is een mengsel van kekers, ui en kruiden dat men vaak in een (Turks) broodje stopt. Het Fr. pois en het E. pea komen via het Lat. pisum van het Gr. pison: erwt. Onze erwt behoort tot de familie die waarschijnlijk bij de Gr. erebinthos, orobos begon en via het Lat. ervum ook tot het Spaanse garbanzo, het Du. Erbse en onze erwt geleid heeft. In het Oost-Vlaamse dialect zegt men niet 'ert' maar 'eirrewete' en dat lijkt wel erg op het Griekse erebinthos.

    Om het helemaal rond te maken moeten we vermelden dat keker of kikkererwt nog een synoniem heeft in het Nederlands, eveneens ontleend aan het Lat. cicer (toen dat al als 'chicher' uitgesproken werd) of het Fr. chiche, namelijk ‘sisser’ en die heeft dan weer niets te maken met de onschadelijke of mislukte sissers van het vuurwerk, die wegens het ontbreken van een echte knal als onomatopee of klanknabootsing ook opduiken in de uitdrukking ‘op een sisser aflopen’.

    Een kikker is geen puit maar een erwt, een sisser is geen rotje maar dezelfde erwt, wat een snertverhaal!

    P.S. Als je het niet wist: snert is erwtensoep, het is een woord uit de zeemanstaal en blijkbaar was dat niet de lievelingsschotel van de matrozen, vandaar dat snert- een voorvoegsel is met een pejoratieve of ongunstige betekenis.



    18-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gele dooiers
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Gisteren hadden we het over onze portemonnee, niet over hoe leeg die is of hoe vol we die graag zouden hebben, maar waar dat gemeenzaam gebruikt woord vandaan komt. We belandden uiteindelijk bij de Galliërs die vierhonderd jaar voor onze tijdrekening Rome wouden innemen en bij de ganzen van het Capitool die dat verhinderden.

    Een ander vrij alledaags woord is dooier, eierdooier. Ik had me al eens afgevraagd wat de achtergrond ervan zou zijn, de etymologie, want ik kon niet onmiddellijk een ander woord bedenken dat erop lijkt en dat ook naar betekenis verwant is. Dan maar eens in onze boeken gedoken.

    Het is een oud woord, zowel Van Dale als Philippa (Etymologisch Woordenboek van het Nederlands) geven als eerste attestatie (vermelding) 1287, met Middelnederlandse vormen als doder, dodre, door, die we ook uit het dialect kennen.

    In het tijdschrift ‘De Taalgids’, 2de jaargang uit 1860, schrijft L.A. te Winkel, de oorspronkelijke medeauteur, met M. de Vriesch, van het monumentale Woordenboek van de Nederlandsche Taal (en van de bijhorende spelling van de Vriesch-te Winkel), het volgende:

    “Door of dooijer luidde in het Middeln. doder, gelijk men zien kan in Der Lekenspiegel, I, XI, 15. Boendale geeft daar eene verklaring van ‘aertrijcs rontheit’ en zegt, dat het heelal bij een ei kan worden vergeleken:

    ‘Bi enen eye moghedijt merken wale:
    Die hemel dat is die scale,
    Twitte dat is tfirmament,
    Dat altoos loopt omtrent,
    Die doder dat is aertrike.’

    d.i. Bij een ei kunt gij het wel vergelijken: de hemel is de schaal, het wit is het firmament, dat bestendig omloopt, de dooijer is het aardrijk.’ Kiliaan vertaalt nog doder van d'eye door vitellus, en dodergheel door luteus, citrinus. In het Oudhd. luidde het woord tutarei en totero; in het Ouds. dodro, in het Angels, dydring. Door is derhalve eene zamentrekking van doder, even als doon, goon, gehoon en boom zamentrekkingen zijn van dooden, goden, geboden en bodem; het meervoud van door heeft dus eenen scherpen klinker en moet met de dubbele o geschreven worden: dooren. De andere, meer gebruikelijke, vorm van dit woord, in onze woordenboeken dojer gespeld, staat volkomen gelijk met ooijevaar, zamengetrokken uit oodevaar. Men zal derhalve, wil men zich in het spellen gelijkblijven, òf ojevaar òf dooijer te schrijven hebben. De keus kan niet moeijelijk zijn: men spelt eenparig tooijen, gooijen, hooijen, looijen, dooijen, rooijen , mooijer, waarom zou men met dojer en ojevaar zonder reden uitzonderingen maken?”

    Daarmee weten we al heel wat, maar niet wat de oorspronkelijke betekenis van dod- of tut- is. Daarvoor geeft het Engelse to dodder een aanwijzing: schudden, beven, trillen. Ook het Gr. thussestai heeft die betekenis: sidderen, terwijl thuein wijst op een hevige beweging, van de wind of het water van de zee: zieden, kolken, of van een onstuimig dier. Mogelijks, maar niet zeker, wijst dat allemaal op het lillende, geleiachtige eigeel.

    In het Duits is het ook Dotter. Het Oud-Engels had een zelfde woord, dat nu verdwenen is: dydring. Wij kennen ook de dotterbloem, die haar naam kreeg van het eigeel wegens haar warme gele kleur, in het Duits Sumpfdotterblume, waarbij Sumpf (moeras) verwijst naar de plaats waar je ze meestal vindt; in onze tuin rond de vijver en woekerend in het moerasje dat voor de waterzuivering zorgt van het vijverwater.

    In het moderne Engels is in de plaats van dydring het bij niet-Engelssprekenden weinig gekende leuke woord yolk gekomen, in oudere spellingen ook wel yelk, wat ons dan weer bij het Duitse gelb brengt en dan bij ons ‘geel’. Gelb en het E. yellow en het Zweedse gul zijn allemaal familie, net zoals het Gr. chlooros en het Lat. helvus en galbus, galba, galbinus, zelfs het E. en Du. Gold en ons ‘goud’. Het zijn schakeringen van geel, goudgeel, groengeel, bleekgeel, glanzend (ook familie). Ook ‘glas’, dat oorspronkelijk barnsteen betekende, gaat op die stam terug en verder nog ‘gal’ (Gr. cholè), wegens de typische geelgroene kleur. Het Franse jaune (d’oeuf) is een rechtstreekse erfgenaam van galbinus.


    17-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.portemonnee
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een van mijn eerste en ook een van de beste herinneringen aan mijn studie van het Latijn tijdens de humaniora betreft De ganzen van het Capitool, een kort verhaaltje dat in ons handboek stond en dat we aan het einde van de saaie grammatica-lessen ooit mochten vertalen op een zonnige namiddag in juni 1960. Het is een navertelling in eenvoudig Latijn die ook nu nog gelezen wordt, van het al dan niet historische verhaal dat zowel Livius als Plutarchus, die we al vermeldden bij de Sabijnse maagden, optekenden in hun geschiedenis van het vroege Rome. Rond -396 belegerde een Gallische stam, de Senones, onder de leiding van Brennus de stad Rome. De meeste inwoners waren gevlucht, maar de weerbare mannen verschansten zich op een van de heuvels, de Capitolinus en slaagden erin de belegering maandenlang te weerstaan, maar niet om de Galliërs te verjagen. Op een nacht trachtten de belegeraars de Capitolinus heimelijk in te nemen, maar ze werden verraden door het gekakel van de heilige ganzen die op die heuvel gehouden werden. De Romeinen werden erdoor gewekt en sloegen de nachtelijke aanval af.

    Wie ganzen heeft, of buren met ganzen, weet dat die beestjes inderdaad goede wakers zijn en ook ’s nachts behoorlijk lawaai kunnen maken.

    Op de Capitolinus bouwden de Romeinen in die tijd een tempel voor Juno, de echtgenote van de oppergod Jupiter, met als epitheton (bijnaam) Moneta, van monere, waarschuwen, een herinnering aan de waakzame ganzen, die een ereplaats kregen rond de tempel. De tempel werd ingewijd op 1 juni -344. De maand juni dankt haar naam aan Juno, natuurlijk, zoals maart aan Mars.

    Een ander verhaal is dat tijdens een aardbeving een waarschuwende stem weerklonk uit de tempel van Juno, die zo haar bijnaam van waarschuwster, Moneta zou gekregen hebben.

    Livius vermeldt nog dat met de Galliërs uiteindelijk een overeenkomst werd gesloten: zij zouden het beleg opgeven in ruil voor een losgeld in baar goud. Bij de betaling stelde zich het probleem dat ik hier enkele dagen geleden aanhaalde toen ik het had over het pond: in die tijd waren de gewichten nog niet gestandaardiseerd en de Galliërs gebruikten, waarschijnlijk te kwader trouw, zwaardere gewichten dan afgesproken, zodat de Romeinen nog meer goud moesten op de weegschaal leggen voor ze in evenwicht kwam. Toen ze daarover hun beklag maakten, legde een van de Gallische aanvoerders met een niet mis te verstaan gebaar zijn zwaard nog bij de gewichten… Toen is het Latijnse adagium (spreuk) ontstaan: Vae victis! Wee de overwonnenen!

    Rond -300 is men in Rome begonnen met het slaan van munten, geld in de vorm van meestal ronde edelmetalen schijven, met afbeeldingen van goden en mensen, vooral koningen en keizers. Dat gebeurde in of rond het tempelcomplex van Juno Moneta op de Capitolinus. En zoals dat gaat, sprak men al gauw over ‘de’ Moneta, de plaats waar het geld aangemaakt werd, in het Nederlands de Munt, E. Mint, Fr. Monnaie, Du. Münzstätte. Vandaar dat men ook het geld zelf zo ging noemen: moneta, munten, money, monnaie, Münze. Ook andere ronde metalen voorwerpen, zoals medailles en eretekens, zijn munten, maar ook eenvoudiger dingen zoals penningen voor allerhande automaten, douchecabines en kleedkastjes in zwembaden, gasmeters &c.

    De Franse porte-monnaie is onze portemonnee.

    De muntjes die we opzuigen danken dan weer hun naam aan de plant die de smaak geeft: de (kruize)munt (van het Gr. en Lat. mintha).

    En zo is nog maar eens gebleken dat zelfs onze meest simpele woorden, zoals portemonnee, een lange en interessante geschiedenis hebben, die de moeite waard is om achterhaald te worden en doorverteld, zodat ook onze kinderen en kleinkinderen zouden weten welke rijke erfenis ze meegekregen hebben.



    15-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de verkrachting van de Sabijnse maagden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Uit de vroegste geschiedenis van Rome, ons verteld door Livius (-57 – 17) en Plutarchus (46-120), kennen we het verhaal over de roof van de Sabijnse maagden. Het is een thema dat vooral in de Renaissance en de Barok het onderwerp is geweest van intussen beroemde schilderijen ( Poussin, Rubens, David) en beeldhouwwerken (Giambologna), maar ook Picasso heeft zich aan dit erotisch getinte verhaal gewaagd.

    Kort samengevat komt het hierop neer dat de groep Romeinse jongelingen, die net hun stad hadden gesticht, bij hun buren gingen aankloppen om echtgenotes te vinden: ze vroegen het recht op onderlinge huwelijken met de naburige stammen. Zoals te verwachten hadden die daarvoor geen belangstelling: wat was er te verwachten van schoonzonen die uit den vreemde waren aangekomen zonder have of goed en zich hadden gevestigd in een moerassig gebied? Romulus, de aanvoerder, organiseerde daarop een groot feest, waarop alle buren welkom waren. Vooral de Sabijnen kwamen erop af, met heel hun huishouden. Ze waren onder de indruk van wat de Romeinen op korte tijd hadden gerealiseerd en genoten van spijs en drank. Op een afgesproken teken trokken de Romeinen hun wapens en maakten zich meester van de Sabijnse jonge vrouwen; hun familieleden vluchtten weg in verwarring. Aanvankelijk wilden de jonge Sabijnsen niet weten van hun overweldigers, maar toen Romulus hen had uitgelegd dat zij de wettige echtgenotes zouden zijn van hun Romeinse mannen en dat hun kinderen vrije burgers van Rome zouden zijn, stemden zij toe in het huwelijk. Dat de Sabijnen daarmee geen vrede namen, ligt voor de hand. Het kwam tot een oorlog, maar voor die goed en wel kon beginnen kwamen de nu Romeinse jonge vrouwen met hun ondertussen geboren kinderen tussenbeide, letterlijk dan, om te verhinderen dat hun ouders hun echtgenoten zouden doden, of hun mannen hun ouders.

    In het Engels is dit verhaal bekend als The Rape of the Sabine Women. Wij weten dat rape ‘verkrachting’ betekent, maar in dit geval spreken wij van de ‘roof’ en terecht, want van verkrachting, in de betekenis van seksueel geweld, is hier niet echt sprake, enkel van ontvoering, maar gevolgd door huwelijksaanzoek, instemming en officiële bekrachtiging. De etymologie bevestigt dit: Lat. rapere betekent roven, met geweld wegvoeren, ontvoeren. Pas rond 1500 vinden we het in de hedendaagse betekenis in het Engels als werkwoord, het substantief nog honderd jaar later.

    Het verhaal dat Livius en Plutarchus voor ons opdissen, moeten we met enige argwaan bekijken. Vooreerst is het geschreven meer dan 750 jaar na de ‘feiten’: Rome zou gesticht zijn in -753. Het lijkt meer dan waarschijnlijk dat de werkelijkheid minder fraai was. Zo weten we uit antropologische studies dat primitieve stammen zich schuldig maken aan het roven van vrouwen van naburige stammen; meestal doden ze daarbij de betrokken mannen, zodat ze niet hoeven te vrezen voor wraakacties. Dit is ook het verhaal dat we in de Bijbel vinden: de Iraëlieten doden, op bevel van Mozes en van Jahweh zelf, alle mannen, mannelijke kinderen en gehuwde vrouwen van de volksstammen van het hen beloofde land en nemen de ongehuwde meisjes als vrouw (Numeri 31, 17; Deuteronomium 20, 14).

    Evolutionaire biologen en psychologen hebben het vaak over dit thema, dat een belangrijk aspect moet geweest zijn van de primitieve samenlevingen en dat derhalve zijn sporen moet nagelaten hebben in de moderne mens. Vrouwenroof en verkrachting, want dat was het eigenlijk toch wel, heeft wel degelijk bestaan; het moet in de vroege jaren van onze ‘beschaving’ een aantrekkingskracht gehad hebben en de rovers een voordeel bezorgd hebben: uitbreiding van de mogelijkheid tot voortplanting, vergroten van de kans op overleven, de twee elementaire regels van alle leven.

    Het is veel minder duidelijk of de hedendaagse problematiek van verkrachting veel te maken heeft met die primitieve en gewelddadige, bijna dierlijke manier van ‘gezinsvorming’. De statistieken over verkrachting in onze moderne maatschappij tonen aan dat in slechts 2% van de gevallen de verkrachter een vreemde is, in alle andere is het de vaste partner (21,6%), een ‘losse’ vriend (16,5%), een vroegere vaste vriend (12,2%), een kennis (10,8%), een ‘goede’ vriend (10,1%), een afspraakje (10,1%), de echtgenoot (7,2%). In elk van deze gevallen gaat het enkel om verkrachting, niet over roof en daarop volgende vaste relatie. Het wijst erop dat mannen, zoals mannelijke dieren, veel meer belangstelling hebben voor seks met andere partners dan hun vaste, dan vrouwen, die veel kieskeuriger zijn. Mannen die een vrouw verkrachten, konden (vóór er voorbehoedsmiddelen waren en abortus) er vrijwel zeker op rekenen dat de vrouw voor hun kind zou zorgen, ook als zij zelf de biezen namen; zo konden zij hun kansen op voortplanting vergroten. Voor vrouwen is verkrachting veel minder interessant: zij hebben niets aan een man die hen prompt in de steek laat na de seks, die niet voor vrouw en kind zorgt; vandaar ook dat zij geen losse partner zoeken, maar een betrouwbare en geen losse seks, maar een vaste relatie. Zij zullen zich dus verzetten tegen verkrachting. Vrouwen die een kind van een vreemde man in hun relatie brengen, zijn evenmin in een benijdenswaardige situatie: hun ‘vreemd’ kind zal moeten afrekenen met de afkeer en de woede van de ‘vader’ en de competitie van de ‘eigen’ kinderen.

    Een ander aspect van verkrachting is het seksueel geweld in oorlogssituaties. Terwijl in primitieve stammen oorlogen vaak over vrouwen gingen én gaan, tot en met de strijd om Troje, is in de ‘beschaafde’ wereld oorlog de gelegenheid voor de soldaten om zich te buiten te gaan aan roof, moord en seksueel geweld, daarvan biedt onze geschiedenis een tragische catalogus, met als afschrikwekkend dieptepunt de stelselmatige verkrachting van burgerslachtoffers op grote schaal en de uitmoording van de mannen in vrijwel alle conflicten van de 20ste eeuw, een praktijk die ook vandaag nog voortdurend voorkomt in de smerige oorlogen die we elke avond even in het nieuws krijgen, maar waaraan geen enkele internationale organisatie een einde blijkt te kunnen stellen. Dit is de biologisch absurde combinatie van de vrouwenroof en het uitmoorden van de mannelijke tegenstanders met de gewelddadige seks om de seks van het moderne verkrachtingsmodel.

    Verkrachting is een menselijk verschijnsel van alle tijden en van alle rangen en standen. Er rust nog steeds een vreselijk taboe op. Dat betekent dat we niet weten hoe we ermee moeten omgaan, we kunnen niet eens op een rustige manier over seks praten, laat staan over verkrachting, hoe kunnen we dan verwachten dat we een oplossing vinden? Er zijn geen betrouwbare cijfers over hoe vaak verkrachting voorkomt onder een van zijn vele vormen, maar het is geen verwaarloosbaar randverschijnsel, ook niet buiten de oorlogssituaties. De behandeling van klachten is nog steeds een moeizaam en vernederend proces, de veroordeling van daders nog steeds een twijfelachtige zaak. Wij weten niet waarom de ene mens de andere verkracht, al zeggen de statistieken ons dat in de helft van de gevallen ten minste één van de betrokkenen onder de invloed was van alcohol. De voorzichtige veronderstellingen van de sociobiologie over de genetische achtergrond van de aanleg of aandrift voor verkrachting stuiten op enorme weerstand, als zou die uitleg de daders vrijpleiten van enige verantwoordelijkheid: ik kan er niet aan doen, het zit in mijn genen! Zo is het duidelijk niet, maar dat verkrachting deel uitmaakt van ons mens-zijn, dat zullen daders noch slachtoffers kunnen ontkennen. Daarom moeten we elke poging aanmoedigen om enig licht te werpen op dit zo weerzinwekkend en tegelijk blijkbaar onvermijdelijk menselijk gedrag. Elke bevestiging van het taboe, hoe verleidelijk ook, kan niet anders dan de huidige schrijnende situatie bestendigen en dat kan toch echt niet de bedoeling zijn.




    14-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.van de prins geen kwaad
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hij weet van de prins geen kwaad… Een meer passende uitdrukking kan men echt niet bedenken als het gaat om onze nationale kroonprins, le Prince Philippe – Prins Filip (officieel: Filips). Van Dale omschrijft ze als: doodonschuldig, in hoge mate argeloos zijn. Dat is onlangs nog maar eens gebleken tijdens het interview dat het Hof de VRT toestond. Je moet inderdaad al oliedom zijn en in hoge mate argeloos om niet in te zien dat van dergelijke opgezette vertoningen geen heil te verwachten is. Wat wij allen verwacht hadden, op de Prins en zijn omgeving na dan, is ook bewaarheid: het is een pijnlijk fiasco geworden. Wij kregen de Prins te zien zoals hij waarschijnlijk is, althans in zijn Nederlandstalige gedaante: onhandig, onnatuurlijk, onzeker, een beetje koppig, zonder enig invoelingsvermogen, oppervlakkig, zelfingenomen, zich zeer bewust van een louter aangemeten waardigheid. Wij zagen ook een zeer eenzaam man, wereldvreemd en verstoken van vrijwel elk normaal menselijk contact, zelfs met zijn naaste omgeving.

    De VRT ‘mocht’ de Prins zes maand volgen. Veel meer dan de gebruikelijke zorgvuldig gekuiste beelden van officiële bezoeken en verplichtingen heeft dat niet opgeleverd. Zelfs de enkele huiselijke tafereeltjes waren onwerkelijk: de prinselijke familie speelt op de binnenplaats en de tuinen van het kasteel van Laken, die samen een oppervlakte hebben zo groot als heel Monaco: hoe kan een mens daar natuurlijk overkomen? Net zo voor de salon waarin het interview doorging: geen doorleefde ruimte, maar een pompeuze zaal uit vorige eeuwen, een museum als het ware en de Hertog van Brabant voelde er zich helemaal op zijn plaats.

    De vele pogingen om aan te tonen dat hij ook ‘maar’ een mens is, mislukten keer op keer erbarmelijk. Zijn zeldzame pogingen om grappig te zijn, kwamen eerder over als zovele versprekingen. Toen we hem mochten volgen toen hij, zoals elke vader (?) zijn kinderen naar school bracht, kon je zien dat niet hij maar de chauffeur de kinderen de veiligheidsgordel omdeed: typisch.

    En zo kunnen we doorgaan, de ene miskleun na de andere, een uur aan een stuk, die alleen maar bevestigden wat we al lang weten: als het koningschap een verkiesbare functie was, dan werd Filip van België nooit onze vorst. Het is weinig waarschijnlijk dat vooral de Vlaamse politieke wereld hem ooit zal aanvaarden met de ruime bevoegdheden die de Belgische koning volgens de grondwet nog steeds heeft. Zijn enige kans ligt in een zogenaamde protocollaire functie van de vorst, dat heeft men ook in andere landen zo geregeld, niet alleen voor hereditaire koningen, maar ook voor de functie van President of Kanselier: een soort majordomus, een ceremoniemeester, een stroman. Als hij met zoiets gelukkig kan zijn, dan moet dat maar. Met zijn opvoeding en zijn achtergrond is dat wellicht het enige waartoe hij geroepen is. Ik kan me niet voorstellen dat iemand het in zijn hoofd zou halen om hem aan te werven als bedrijfsleider of, erger nog, als piloot.

    Hoe wil men in hemelsnaam toch verwachten dat Vlaanderen openstaat voor een troonopvolger die, ondanks jarenlange inspanningen, nog steeds de taal van de overgrote meerderheid van zijn volk niet beheerst? Het hele interview was voorgekauwd, van buiten geleerd, wellicht in tientallen takes opgenomen na talloze slippers en blunders. Zijn omgeving kan terecht zeggen, zoals in My Fair Lady: there is no word in your mouth that I haven’t put there! Dat was overigens ook al zo bij zijn doctoraat honoris causa in Leuven, waarvoor inderdaad geen andere reden bestond dan de eer, niet die van de universiteit, helaas, maar die van de prins, wel te verstaan en ook die van de toenmalige rector, die daarvoor even later prompt gebaronneerd werd.

    In wat een apenland leven wij, waar het aanstaande staatshoofd jammerlijk mislukt in zijn zoveelste sollicitatiegesprek, maar toch veroordeeld blijft om koning te worden, omdat hij nu eenmaal de zoon is van zijn vader. En dat terwijl althans één dochter van die zelfde vader van hem zelfs geen goeiedag meer krijgt.

    Ik vrees, als ik naar onze politieke wereld kijk, dat een president het niet noodzakelijk veel beter zou doen. Maar die mogen we dan tenminste zelf kiezen, voor een beperkte periode en dat is toch een groot verschil.

    Er zijn nog een paar leuke uitdrukkingen rond prinsen, die erop wijzen dat de mensen het ook vroeger niet erg op prinsen begrepen hadden. ‘Het is voor de prins’: dat ben je kwijt! ‘Dat is een dag voor de prins’: een verloren dag, een dag waarop niet gewerkt wordt. En als een molenaar zijn wieken voor de prins laat draaien, dan heeft hij de maalmechaniek uitgeschakeld: men ziet van buiten de wieken wel draaien, maar van binnen gebeurt er niets. Een schrijnend accuraat beeld van Philippe – Filip(s).


    12-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ons
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Laten we het even over ons hebben. Ik bedoel niet over mezelf en ook niet over jullie en ik, lieve lezers, dat doen we enkel bij bijzondere gelegenheden, zoals het bereiken van belangrijke kapen in het aantal bezoekers, of een verjaardag. Nee, ik bedoel het letterlijk: ‘ons’.

    Het is een woord met vele betekenissen. De eerste hebben we al even aangeraakt: het persoonlijk voornaamwoord in de eerste persoon meervoud, in de verbogen vorm, dus een variatie op ‘wij’. Als die eerste persoon meervoud onderwerp is, dan zeggen we ‘wij’ of ‘we’ (of wijle of wiender of woldere of me in het dialect). Voor alle andere grammaticale functies gebruiken we ‘ons’: de genitief, die het bezit uitdrukt of de eigendom: ons moeder; de datief van het meewerkend voorwerp: geef ons dat boek; de accusatief van het lijdend voorwerp: ze hebben ons verslagen; de ablatief van de voorzetsels: op ons initiatief. Het is ook het bezittelijk voornaamwoord, eveneens in die 1ste persoon meervoud: ons boek. In het Latijn is dat noster en dat kennen we nog van de Paternoster, het Onzevader. De Jezuïeten drukken hun stevig ontwikkeld wij-gevoel uit met het legendarische nostri, de onzen.

    Ook in het dialect is ons erg in, bijvoorbeeld in de uitdrukking: die van ons (ons Moeder, mijn vrouw), dieje van ons (ons Vader, mijn man). Ik heb dat altijd een beetje een denigrerende manier van zeggen gevonden, niet gemeenzaam maar plat en respectloos; zo spreek je niet over je meest geliefden, maar het is wel erg gebruikelijk, vooral bij oudere generaties.

    Er is ook een meervoudsvorm: onze boeken. Zelfstandig gebruikt is het ‘het onze, de onzen’. Er zijn bekende broertjes of zusjes in andere talen: uns (Du.), nos (Fr., Lat.). In het Afrikaans heeft ‘ons’ zelfs de nominatief ‘wij’ verdrongen: ons loop, wij lopen. In het Nederlands vinden we dat enkel in de vaste uitdrukking ‘ons kent ons’.

    Maar er is ook ‘het ons’, een oude gewichtseenheid, het twaalfde deel van een pond. De oorsprong daarvan moeten we in het Latijn zoeken, waar een uncia ook het twaalfde deel van een pond, een voet etc. was. We zien er unus in, één. Uncia betekent dan ‘een klein eentje, een klein deeltje, een onderdeel’ en aangezien gewichten vaak in twaalfden werden onderverdeeld, was het duidelijk dat het om een twaalfde deel ging.

    Waarom in twaalfden? De mensen die veel moesten rekenen waren in de oude beschavingen vooral handelaars. Ze zijn spontaan in twaalfden gaan rekenen omdat ze op die manier gemakkelijk verder konden opdelen zonder moeilijke breuken te moeten gebruiken. Twaalf is immers deelbaar door 2, 3, 4 en 6, terwijl 10 enkel deelbaar is door 2 en 5. Soms is een ons ook 1/16de deel en dat komt zo: delen door twee geeft de helft, die delen door twee een kwart, dat delen door twee is een achtste en dat nog eens delen door twee is een zestiende.

    Uncia heeft dus geen etymologische verwijzingen naar het getal twaalf, enkel naar het onderverdelen, wat erop wijst dat het twaalfdelig stelsel alom bekend en gebruikt was. Wij vinden dat terug in onze twaalf uren van de dag, in het dozijn en het gros (12x12=144).

    Hoe zwaar een ons weegt, hangt natuurlijk af van hoe zwaar een pond is. Aanvankelijk was dat heel plaatsgebonden, pas in grotere landen of wereldrijken kon men komen tot vaste afspraken en ijking. Een pond was traditioneel zowat overal ongeveer een half kilogram, maar die is pas tijdens de Franse Revolutie ontstaan natuurlijk. In Groot-Brittannië was er al rond 1200 een geijkte Troy Pound van omgerekend 0,5435 kg. Een ounce was dus omgerekend 37,8 gram, inderdaad een klein beetje.

    Toen hier bij ons het decimaal systeem werd ingevoerd en alles dus in veelvouden en delen van 10 moest, heeft men het pond afgerond tot een halve kilo en een ons serieus opgewaardeerd tot maar liefst 100 gram, 1/5de van een pond. Bij de beenhouwer/slager hoorde je vroeger wel eens vragen naar een half pond van dit of dat, dus een kwart kilo, maar veel minder vaak naar een ons of honderd gram, een hoeveelheid die meer geschikt is voor charcuterie en de verkoop daarvan is pas veel later in zwang gekomen, toen het pond en het ons al lang in onbruik waren en zelfs officieel verboden voor commercieel gebruik.

    In het Engels kreeg de uncia voor lengtematen een aparte naam, onderscheiden van de ounce en dat is de inch, een twaalfde van een voet, de duim en die is nu ongeveer 2,54 cm.



    10-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.prostaat
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    We zijn er even tussenuit geweest. Enkele trouwe lezers maakten zich zelfs zorgen: een hele week geen nieuwe teksten? Dat doet me plezier, natuurlijk: het is een fijn gevoel dat je gemist wordt.

    We hebben weer problemen gehad met de computer. De nieuwe harde schijf heeft het niet lang uitgehouden en is ook gecrasht. De oorzaak? Misschien ligt het aan de processor… Hoe dan ook, ik was de problemen hartsgrondig beu en had alle vertrouwen in het toestel verloren. We hebben dan maar beslist een nieuwe PC aan te schaffen en dit zijn mijn eerste stappen op het nieuwe systeem.

    Een andere reden van mijn afwezigheid is van medische aard. Mannen krijgen vroeg of laat te maken met prostaatproblemen. Iedereen weet dat, maar men spreekt er niet gemakkelijk over. Het taboe is dubbel: in beschaafde middens is er wel een cultuur van eten en drinken, maar niet van wat er onvermijdelijk op volgt: plassen en ja, hoe zeg je dat op een kiese manier: kakken? Er is wel een zeer belangrijke cultuur van toiletten en al wat erbij hoort, we investeren daar heel zwaar in, maar wat er op het toilet gebeurt, daarover reppen we met geen woord.

    Het tweede taboe is het seksuele: over de lichamelijke aspecten van seks praat men niet, meestal zelfs niet tussen partners. En een man zijn penis heeft nu eenmaal die dubbele functie: afvoerkanaal voor de urine en in meer opgewekte toestand als de geleider voor het sperma.

    Als er dus iets gebeurt met je penis, dan zijn er alvast twee stevige hinderpalen voor elk gesprek daarover.

    Als het plassen wat trager en moeizamer gaat, dan weet een man op jaren dat zijn prostaat vergroot is. Die prostaat is de klier die de weg regelt van de blaas via de penis naar de buitenwereld, respectievelijk door die af te sluiten en te openen om de blaas te ledigen als dat nodig is. Als de prostaat te groot is, maakt hij de uitgang van de blaas kleiner, wat het plassen bemoeilijkt. Dan grijpt men operatief in om de overdreven aangroei weg te knippen. Dat gebeurt meestal met een transureterale resectie (TUR) van de prostaat, een geleerd woord voor een ingreep die erin bestaat dat men een slangetje inbrengt langs de penis; aan het uiteinde van het endoscopisch apparaat zit een camera, een mesje, een zuigmond en een waterpomp. Met het mes snijdt men zorgvuldig laag na laag van de vergroting weg, je kan dat goed volgen op het videoscherm, althans als je slechts plaatselijk verdoofd bent. Tussendoor spoelt men en zuigt alles weg. Meestal zijn er in de ureter, de buis binnen je penis, ook wat aangroeisels en die neemt men dan ook maar weg, zodat de hele weg mooi vrijgemaakt is en het plassen weer onbelemmerd kan verlopen.

    Dat is de theorie. De praktijk is een operatieve ingreep van een goed uur, in mijn geval met epidurale verdoving, dat wil zeggen een spuitje in je rug zodat je vanaf het middel verdoofd bent. Na de operatie krijg je dan een dubbele sonde in je penis, die naar je blaas gaat; daarmee wordt een lichtzoute oplossing naar binnen gebracht van uit een ‘baxter’ en langs de andere leiding van de zelfde sonde wordt de inhoud van je blaas, dus je urine en de zoutoplossing en wat bloed en eventuele restjes van de operatie, naar buiten gebracht en opgevangen voor controle in een valiesje dat men regelmatig leegmaakt. Die sonde is best onaangenaam, soms zelfs pijnlijk, maar het is draaglijk. Na een dag of drie verlost men je daarvan; de sonde wordt op haar plaats gehouden met een ballonnetje aan het uiteinde, zodat ze niet uit je penis kan glijden; men laat het ballonnetje af en haalt de sonde eruit. Nadien moet je enkele dagen veel drinken en dus veel plassen. Dat plassen gaat wel heel vlot, maar er komt nog wel wat bloed mee en het is ook wat pijnlijk. Na vier dagen was ik weer thuis. Stilaan gaan we weer naar normale toestanden, met een opmerkelijke verbetering van de plasprestaties en daar was het om te doen.

    Zo, nu weet je waarom er even geen nieuwe berichten waren. Ik hoop stilaan weer het oude ritme te kunnen opnemen.


    30-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Stalin's Ghost, Martin Cruz Smith
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ik vermeldde hier al eerder Martin Cruz Smith, de auteur van bestsellers, vooral de bekende reeks met Arkady Renko, de Russische detective. Ik las net de (voorlopig) laatste uit die serie: Stalin’s Ghost, 331 pp., 2007, € 12 bij Proxis via Club, en al het goede dat ik zei, vind ik hier bevestigd.

    Natuurlijk volgt het verhaal een vrij vast schema, met veel meer geweld dan je wil meemaken en enkele nogal gratuite seksscènes en hier en daar een bijfiguur die niet veel meer is dan een cliché of een stereotiepje. Maar het boek heeft de vaart van een HST, niet die van het Belgisch gerecht… Het leest dus héél snel, je doet er geen volle dag over, want je leest hoofdzakelijk de gebeurtenissen, niet de tekst, als je begrijpt wat ik bedoel, en dat is een beetje spijtig, want het is verdraaid goed geschreven, veel te goed eigenlijk om zo te hollen enkel om te weten te komen wat er gaat gebeuren. Misschien geniet ik er meer van bij een tweede lezing, maar daarvoor is het toch een beetje te licht en is de concurrentie te groot. 

    Ik verklap hier verder niets, behalve dat ook dit verhaal zich afspeelt in het nieuwe Rusland en in Tsjetsjenië; heel wat gegevens zullen je bekend voorkomen uit het nieuws, maar nu worden die onpersoonlijke berichten gekoppeld aan enkele mensen van vlees en bloed, veel bloed, helaas. Het verleden, ons verleden, de geschiedenis van de 20ste eeuw, speelt een belangrijke rol, zoals steeds bij Cruz Smith en daar vind ik dit verhaal het minst overtuigend; maar goed, het is geen geschiedschrijving, ook geen historische roman, het is een hedendaagse thriller en een goede ook. Er is al een Nederlandse vertaling: 'Stalins Geest' (Ambo).

    Onvermijdelijk roept dit boek herinneringen op aan de Tsjetsjenië-thriller van John Le Carré, Our Game (1995), maar het is voor mij te lang geleden om een ernstige vergelijking te maken. Wat me vooral bijblijft na de lectuur is de vraag die ook naar boven komt bij de processen van Fourniret en Ait Oud, allebei recidivisten, veel te vroeg vrijgelaten en dus hervallen. Toen de meisjes verdwenen waren, daar in Luik, ging men de ususal suspects ophalen, een veertigtal bekende maar vrijgelaten seksuele delinquenten. Hoe vaak horen we dat niet in de berichtgeving: hij is bekend bij het gerecht? Hoeveel mensen zijn er zo bekend? Hoeveel hebben er een strafregister en lopen vrij rond, zonder enige controle? Zijn er dat teveel om te controleren?

    Dat is de vraag die ik me dikwijls stel: het aantal criminelen is beperkt, zeer beperkt, maar hun impact is zeer groot. Men zegt dat de harde kern van de agressieve allochtone jongeren in België niet groter is dan enkele honderden. Dan denk je toch: dat is toch geen onoverkomelijk probleem? Kunnen we dan echt niets doen aan al die usual suspects? Moeten we die gewoon laten rondlopen tot ze weer eens toeslaan?

    De Russische samenleving die Martin Cruz Smith hier beschrijft, is ongelooflijk goor, vreselijk agressief en door en door corrupt op alle niveaus, tot de hoogste toe. Maar hoeveel mensen zijn dat? Is het een heel kleine minderheid, te vergelijken met de veertig Luikse seksuele misdadigers? Hoe groot is het aantal criminelen in België? En elders?

    Thrillers beschrijven de mens in zijn meest uitzonderlijke verschijning en toch weten we dat het geen inbeelding is, maar ver-beelding van de werkelijkheid. Hier in Rotselaar passeren we vrij vaak het gedenkteken voor de politieagent die door een allochtone beroepscrimineel vermoord werd tijdens een achtervolging: gewoon overhoop geschoten, zonder pardon, zonder enige aarzeling. Dat is een realiteit, wij weten dat ze bestaat. We weten alleen blijkbaar niet hoe we ons ertegen kunnen beschermen of verzetten.

    Er is iets cynisch en zelfs pervers aan thrillers zoals die van Cruz Smith: ze spelen in op een realiteit in onze samenleving, ze bespelen de gevoelens die in elk van ons leven, de fascinatie en de afschuw. Ze halen steeds weer fenomenale verkoopscijfers. Vergelijk dat eens met de oplage van een dichtbundel en trek dan je conclusies over de mens?




    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells
  • Peter Venmans, Amor Mundi (recensie)


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!