Gesneuveld,
Neergezegen
Een hoopje ellende
Bloedend op de grond.
Gutsend in de plas
Die eens mijn levensstroom was.
Groter en ronder en dieper,
Die steek- en snij- wond.
Pantser van pure onverschilligheid,
Deken van complete gevoelloosheid
Over mijn gehavende gebroken lichaam heen.
Omstaanders komen en gaan
Ramptoeristen knikken onbegrijpend “neen”
Blijven nonchalant een pozeke onwennig staan.
Sommigen roepen;
Ze schreeuwen mijn naam.
Ik hou me koest. Ga heen !
Laat me liggen,
Laat me zijn,
Laat me in m’n lijden,
In al mijn verschrikkelijke pijn.
Laat me hier en nu
Zo hulpeloos bestaan.
Kogelregens “Moet-je-doen” ketsen op me af
Plensbuien “Raad” storten meedogenloos op me neer.
Ik geef geen kik, ik hou me stil
Weg is mijn aller-aller-laatste restje “verweer”.
Zwijg nu toch,
Stop dat oorverdovend bombardement.
Ik ben zwakker dan zwak
Ik ben doodmoe en uitgeblust
Ik ben tot in mijn as
Totaal opgebrand.
Laat me met rust,
Laat me alleen.
Al die woorden,
Goedbedoeld of niet,
Verergeren alleen maar de pijn.
Neen, ze helen en genezen NIET !
Ze halen me onderuit
Ze houden me alleen maar heel erg klein.
Stop het gebombardeer
Ik heb méér dan genoeg
Alleen al,
Aan mijn immens pijnlijke zeer.
Kathleen, augustus 2012
|