De Germaan Winfried was een van de eerste predikers van het evangelie; hij deed zijn werk in het jaar 725, onder de Saksers. Dat had niet veel zin: men blééf geloven in de Dondergod. En trouw hield men de bijeenkomsten onder de 'heilige eik' die aan Donar gewijd was. Winfried gaf het echter niet op. Dagelijks bad hij tot God of deze zijn werk wilde zegenen. In een koude winternacht dwaalde hij door het woud en onverwachts stond hij voor de heilige, grote eik! Vlakbij hoorde hij een hevig tumult en hij zag hoe een aantal woestuitziende mannen bezig waren met iets op de grond ... Zijn aandacht werd getrokken door een klein kind, dat, zo begreep hij, geofferd zou worden aan Donar! In eerlijke verontwaardiging sprong hij naar voren, nam het kind in zijn armen en bracht het in veiligheid. Toen greep hij een bijl. Ontzet weken de mannen achteruit. Als deze brutale priester waarachtig hun heilige eik wilde vellen, zou Donar zijn boom wel onmiddellijk door de bliksem laten treffen. Maar vreemd - er gebeurde niets. Urenlang keken de mannen bevreesd toe. Eindelijk, eindelijk stortte de enorme boom ter aarde. En toen begrepen de mannen dat daar een mens stond die geen angst voelde voor hun oppergod en die niét gestraft werd daarvoor. En zij hadden plotseling eerbied voor de eenzame prediker. Vlak achter de gevelde boom stond een kleine, jonge spar. En onverwachts bereikte een manestraal het boompje en en zette alle fijne naalden in een geheimzinnige zilverwitte glans! De mannen zagen het en deinsden onwillekeurig terug. Dit was een wonder, een vreemd teken, dachten zij. Maar Winfried liep erheen, ging naast het sparretje staan en zei: 'Van nu af aan zal de spar Uw heilige boom zijn. Hij is de boom van de vrede, want van zijn hout worden Uw woningen gemaakt. En hij is het teken van onsterfelijkheid, want hij blijft altijd groen. En hij is de boom van het Christuskind, want zijn takken wijzen naar de hemel!' |