Deze gedachten kwamen toen An tijdens de genezingsschool over Adam en Eva zei: "ze gingen niet dood". Tenminste niet direkt. De teksten die ik niet wist heb ik nadien opgezocht.
Genesis 2:16-17
God legde de mens het gebod op: Van alle bomen in de hof moogt gij vrij eten, maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.
Zij stierven niet in die zin dat ze op slag doodvielen; maar werden afgesneden van God; Hij hun levensbron.
Ik zie dit als een boom die wordt uitgegraven, die blijft ook nog een tijd groen; zelfs de vruchten blijven nog een tijd.
Ik zie het zo: De glorie van God; Zijn leven in hen omstraalde hen, en was hun bekleding.
Toen ze stierven was die bescherming weg, en God gaf hen bekleding van dierenvellen.
Er vloeide dus bloed omwille van hun bekleding en bescherming.
1 kor:15:22
Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.
1 kor:15:45
Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest.
Rom 5:12-21
Helemaal lezen!
Handelingen 3:6
Maar Petrus zeide: Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb geef ik u; in de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër: Wandel!
Hij wist wat hij had!! Jezus had het gezegd in:
Johannes 15:1-8
En dan is er nog de schaduw van Petrus (handlingen5:15); en dat zie ik zo:
Doordat het leven van God weer in ons is als we Jezus hebben aangenomen, werkt Zijn leven in ons; en als het gaat overstromen bekleed Zijn glorie ons.
Wij blijven in Hem en Hij in ons.
Efeze 3:20
Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen,
Van de reine dieren en van de dieren, die niet rein waren, van het gevogelte en (van) alles wat op de aarde kruipt, kwamen er twee aan twee tot Noach in de ark, mannetje en wijfje, zoals God Noach geboden had.
Dit was ons gebed toen de hond weg was.
"Hemelse Vader Gij bracht de dieren naar Noach, Gij kunt ook Basje veilig thuis brengen"
Toen de dierenarts zei dat het speciaal was dat hij zelf weer terug kwam, vonden wij dat ook.
Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.
De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.
De schepping ziet er reikhalzend naar uit dat openbaar wordt wie Gods kinderen zijn. Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door hem die haar daaraan heeft onderworpen. Maar ze heeft hoop gekregen, omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt
Jezus van Nazaret, hoe God Hem met de heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem.
Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid.
Tijd voor een bemoediging! Dit plaatste ik ook op een ander blog zodat ik het kan blijven aanvullen.
Op een keer las ik 2 kronieken 32 en daar staat:
18En zij riepen met luide stem in het Judees tot het volk van Jeruzalem op de muur, om hen bevreesd te maken en hen te verschrikken, opdat zij de stad zouden kunnen innemen.
Ineens zag ik het; als er geen vrees was konden ze de stad niet innemen!
Ze probeerden te intimideren, en te ontmoedigen; zodat ze hun vertrouwen in Hizkia zouden verliezen.
Die had hun toegesproken (vs 7-8); en nu komen die mannen en trekken zijn woorden in twijfel. (vs 10-17)
Ik bedacht dat er nog van die momenten waren; en toen kwam Nehemia in mijn gedachten, en ja daar staat het ook weer:
Nehemia 6
9 Want zij allen trachtten ons bevreesd te maken, daar zij dachten: Hun handen zullen dan het werk nalaten, zodat het niet gedaan wordt.
Ook weer die intimidatie; en het gaat verder; met in vers dertien weer dezelfde uitspraak.
Dat doet me denken aan Goliat; hij kwam het leger van Saul uitdagen; intimideren.
Het lukte nog ook. Sidderen en beven van schrik deden ze; Saul ook.
Het valt op dat het volk wacht op leiding; maar de koning komt niet in aktie!
Zijn vertrouwen in God schoot tekort zoals je een paar hoofdstukken daarvoor kunt lezen!
En dan komt David die zijn God geloofde, en ernaar handelde.
Angst voor de reus? Ik lees het nergens; maar als dat er was, dan was zijn vertrouwen in zijn verbond met God groter.
36
Zowel leeuw als beer heeft uw knecht verslagen. En deze onbesneden Filistijn zal het vergaan als één van dezen, omdat hij de slagorden van de levende God getart heeft.
Onbesneden; dat wil zeggen geen verbond met God.
David geloofde in het verbond dat God met Zijn volk had; God was aan zijn kant; de overwinning was zeker!
Ik volg nu mijn gedachten, en moet denken aan psalm 112
heel de psalm spreekt van zegen voor de rechtvaardige; maar in geval van David denk ik aan vers 7-8 (nbg)
Voor een kwaad gerucht zal hij niet vrezen,
zijn hart is gerust, vol vertrouwen op de HERE;
zijn hart is standvastig, hij vreest niet,
terwijl hij met vreugde op zijn vijanden ziet.
Trouwens ik vind het ook prachtig in de willebrord vertaling!
Ik begon dit topic over angst en vrees, en blijf hier steken bij David.
Zijn vertrouwen in God, daar kan ik van leren; nooit liet hij zich overmeesteren door angst.
Eén zinnetje uit een preek van ongeveer twintig jaar geleden heb ik me toen eigen gemaakt; maar mensen zien het soms verkeerd, ze denken dat ik een sterke vrouw ben! Juist, ja da zal wel.
Het zinnetje dan: 1 samuel 30:6
En David geraakte zeer in het nauw, omdat het volk ervan sprak hem te stenigen, want het gehele volk was bitter gestemd, ieder om zijn zonen en dochters. Maar Davidsterktezichin de HERE, zijnGod.
Maar Davidsterktezichin de Here, zijnGod.
Dat is wat ik steeds (probeer) doe als er iets op me af komt.
En wat met het verhaal in daniël 3; de jongelingen in de brandende oven?
Ik loop al van deze morgen dit lied te zingen; ik plaats hier de tekst dan maar.
Refrein: U verzadigt mij met uw liefde, Heer. U vervult mij met uw Geest. Wat een rijkdom om van U te zijn. O Heer, mijn God, wat bent U groot.
U bent de Herder die mijn ziel geneest. Een Vader die mij overvloedig geeft. Een schuilplaats waar ik telkens vrede vind. O Heer, mijn God, ik ben uw kind.
Refrein: U verzadigt mij met uw liefde, Heer. U vervult mij met uw Geest. Wat een rijkdom om van U te zijn. O Heer, mijn God, wat bent U groot.
U kent mijn wezen en wat in mij leeft. U bent het die mij hoop en toekomst geeft. Uw hand leidt mij zodat ik leven vind. O Heer, mijn God, ik ben uw kind.
(c) 1991 Universal Songs Tekst & muziek: Peter van Essen
De Heer zegt: Laten we zien wie er in zijn recht staat. Al zijn je zonden rood als scharlaken, ze worden wit als sneeuw, al zijn ze rood als purper, ze worden wit als wol.
Deze tekst brengt mijn gedachten naar zacharia 3
Vervolgens liet hij me de hogepriester Jozua zien. Deze stond voor de engel van de Heer, met aan zijn rechterhand Satan, die tegen hem pleitte.
De engel van de Heer zei tegen Satan: De Heer zal je het zwijgen opleggen. De Heer, die Jeruzalem heeft uitverkozen, zal jou het zwijgen opleggen. Is deze Jozua niet een stuk zwartgeblakerd hout dat uit het vuur is weggerukt?
Nu was Jozua in vuile kleren voor de engel verschenen. Deze zei tegen degenen die voor hem stonden: Trek hem die vuile kleren uit. En tegen Jozua zei hij: Hierbij reinig ik je van alle schuld en kleed ik je in een feestelijk gewaad. Ik zei: Ze zouden hem een nieuwe tulband moeten omdoen. Ze deden hem een nieuwe tulband om en kleedden hem aan in het bijzijn van de engel van de Heer.
Terwijl de duivel ons probeert aan te klagen, wordt hij bestraft, en krijgen wij feestkeding. Ja; zo werkt het ook voor ons! Jaren geleden toen ik dit gedeelte las, kreeg ik tranen in mijn ogen; want op de tulband van de hogepriester staat: "De Here heilig" of "aan de Heer gewijd" Apart gezet voor de Heer!!!