We proberen de bronnen welke we gebruiken terug te geven bij elk onderwerp, mochten er opmerkingen zijn worden deze aangevuld op aanvraag of worden de publicaties verwijderd.
Er bestaan reeds vele prachtige boeken en tijdschriften over Kortrijk. Op deze blog hebben we niet de intentie diepgaand de historische toer op te gaan of geschiedkundige overzichten te geven. We willen enkel vroegere toestanden vergelijken met de huidige.
Suggesties en rechtzettingen worden grif aanvaard, ter zake kan men rechtsboven contact opnemen.
Op de hoek van de Moeskroenstraat (nu Conservatoriumplein) en de Zandstraat. De herberg bestond tussen 1888 en 1944. Gans de dag door kon men in de herberg een biefstuk verkrijgen. Tijdens de jaren 20 verkocht men er tevens textiel. Brasserie Lefort was van de brouwerij Vandamme-Verscheure aan het Plein. De uitbaters waren Alois Verschaete (°1862) en Marie-Louise Depestele (°1973). Tot 1903 was het koppel actief in de Meensesteenweg te Bissegem in café Au Coq Hardi. Buiten herberguitbater waren ze eveneens actief als vlashandelaars en winkeliers. Alois stierf in 1916 en zijn echtgenote in 1938. Na de vernietiging door bommen in de 2e WO opende de Caracas in een nieuw gebouw de deuren. Noemt momenteel de N'Diva. Foto waarschijnlijk genomen na 1903 en voor 1914.
Aanvulling door Filip Decock via Philippe Verschaete.
Het Koning Albertpark in Kortrijk werd aangelegd in 1905 op een gedempte Leiebocht en stond oorspronkelijk bekend als het Leiepark. In 1935 kreeg het de naam Albertpark, en in 1968 werd het omgedoopt tot Koning Albertpark. In 1957 huldigde wijlen Koning Boudewijn het Leiemonument plechtig in, met een standbeeld van Leopold III.
In 2005 onderging het park een grondige restauratie. Tijdens de grootschalige Leiewerken, die gericht waren op de verbreding en uitdieping van de rivier, werd het park aanzienlijk uitgebreid en heringericht. Als gevolg hiervan strekt het zich nu uit over beide oevers van de Leie.
In 1862 werd Pierre Callens (°1841) door het stadsbestuur aangesteld als torenwachter. Daarnaast werd hij de eerste beiaardier van de nieuwe beiaard. Op 31 maart van dat jaar trad hij in het huwelijk met Apollina Foulon. Samen runden ze een muziekwinkel op de hoek van de Onze-Lieve-Vrouwestraat en de Pieter de Cockelaerestraat, waar uitsluitend muziekinstrumenten uit het Brusselse atelier Mahillon werden verkocht. Als stadsbeiaardier genoot hij in 1904 een salaris van 500 frank. Pierre Callens overleed in 1911 te Kortrijk.
REGLEMENT OP DE KORTRIJKSE HONDENKARREN - Deel 1/2
Transport met Kortrijkse hondenkarren en het reglement.
Wie zich geen paard kon veroorloven, gebruikte vaak een hond als lastdier. De Belgische Mastiff, ook bekend als de Matin Belge, was hier bijzonder geschikt voor. Daarnaast werden ook andere grote hondenrassen, zoals herdershonden, Sint-Bernards, Bouviers des Flandres en berghonden, ingezet voor trekarbeid. Veel bastaardhonden werden zelfs speciaal gefokt voor dit doel.
Het gebruik van trekhonden in België gaat terug tot circa 1675. Destijds moesten eigenaars hun honden laten registreren en zich houden aan de geldende hondenwetten. Uiteindelijk leidde de opkomst van gemotoriseerd transport en de inzet van dierenrechtenbewegingen ertoe dat het gebruik van honden als lastdieren in 1961 werd verboden.
Plein nr. 3, Café In Het Lindeke was van het einde van de 19e eeuw tot september 1964 een drukbezochte herberg. Voor 1891 noemde de herberg In Het Groot Park en stond Het oud Lindeke aan de overkant van de straat, maar werd gesloopt om ruimte te maken voor de verbreding van de weg. Zowel het oorspronkelijke "Oud Lindeke" als het latere "In Het Lindeke" stonden bekend om hun grote pint bier, die men kreeg voor “een dikken” (10 centiem van een vroegere Belgische frank).
Veel oudere klanten kwamen uit het rusthuis Sint-Jozef (Kadulkot) aan de Molenstraat en genoten er van de warmte rond de “buizestoove” (kachel). De Lindebolders, opgericht in 1923, hadden er hun lokaal en organiseerden tijdens de congé met Kortrijk Kermis steevast een wedstrijd voor "zottebolle". In 1948 en 1954 vierden ze respectievelijk hun 25- en 30-jarig bestaan.
Enkele bekende uitbaters waren Charles Vandebeurie en Michel Debergh. De gevel van het café dateerde van omstreeks 1715. In Het Lindeke was aanvankelijk verbonden aan Brouwerij Vandamme en later aan Bockor. In 1971 werd het gebouw gesloopt om plaats te maken voor een beter zicht op de nieuw opgetrokken appartementen.
Ooit prijkte dat dak op de bonnetteriewinkel Au Drapeau Américain van Kamiel Depreitere. De breigoedhandelaar gaf zijn boetiek deze naam ter ere van zijn oom Théophile Meerschaert (1847-1924), die vanaf 1891 de eerste katholieke bisschop van Oklahoma was. Deze missionaris, die zijn zendingsopdracht persoonlijk van de paus had ontvangen, stond daar bekend als de "Engel van de Oevers van de Mississippi."
In 1936 veranderde het smalle pand op de hoek van de Grote Markt en de Sint-Maartenskerkstraat in een winkel gespecialiseerd in kinderkleding en babyartikelen: In De Ooievaar. Deze zaak gaf het uitzicht vanaf de Grote Markt op de toren van de Sint-Maartenskerk een speels accent met een opvallend uithangteken: een ooievaar met een pasgeboren baby in zijn bek. ’s Nachts bleef dit reclameobject de aandacht trekken door de kunstige neonverlichting.
Uit een advertentie in het programmaboekje van het zomercarnaval van 1946 blijkt dat de winkel, toen gerund door het huis F. Lacombe-Dendievel, niet alleen kinderkleding verkocht, maar ook "corsetten, dekens (sargien) en witgoed." De uitbaters presenteerden zichzelf als een "Huis van Vertrouwen."
In De Ooievaar hield stand tot in de jaren negentig. Tegenwoordig is bouwpromotor Thiers in het pand gevestigd. De ooievaar bleef al die tijd op het dak staan, totdat hij recent werd weggehaald voor een restauratiebeurt. Sinds januari 2025 staat de vogel, samen met de baby, opnieuw op zijn vertrouwde plek.
Het stadsbestuur heeft een prachtig initiatief genomen: bij de geboorte van elk Kortrijks kind zal de ooievaar drie minuten oplichten. Vanuit het AZ Groenige kan dit bijzondere moment worden geactiveerd.
De ooievaar is in de loop der jaren uitgegroeid tot een iconisch element van het Kortrijkse stadsbeeld en maakt deel uit van het collectieve geheugen van de Kortrijkzanen. Lelijk kan men het beeld—want inmiddels is het meer een sculptuur dan een reclameobject—zeker niet noemen.
Brouwer Omer Vander Ghinste liet in 1911 een bestaande woning aan de Doorniksewijk in Kortrijk slopen en vervangen door een nieuwbouwwoning, ontworpen door architect Jan Robert Van Hoenacker (1875-1958). Het herenhuis, voorzien van een koetspoort, is uitgevoerd met een neoclassicistische gevel in arduin. De aanleg van de diepe tuin, die teruggaat tot de 19de eeuw, bestaat uit een grasveld direct achter de woning, een centrale vijver omringd door bomen, en een tweede graspartij met een 19de-eeuws tuinhuis nabij de Klakkaardsbeek. In 2003 werd het herenhuis beschermd als monument.
02.01.1916 - De Grote Markt in Kortrijk is bezet door Duitse troepen, met honderden soldaten en een militaire muziekkapel. Op de achtergrond zijn bekende gebouwen zichtbaar, waaronder Café Belge, De Crocodile, de breigoedwinkel Laigneil, De Helle, het Oud Gouden Kruis, St. Crispijn, De Gouden Klokke en de Patria. Tijdens de Eerste Wereldoorlog fungeerde Kortrijk als een belangrijke logistieke hub voor het Duitse leger; de stad werd gebruikt voor rust, bevoorrading en verzorging van de troepen. Pas op 11 november 1918 kwam er een einde aan de verschrikkingen van de oorlog.
Het einde van de Eerste Wereldoorlog in Kortrijk en de onmiddellijke omgeving. De bevolking keert terug, vaak te voet, met paard en kar, en krijgt veel hulp van de Britten. De laatste Duitsers verdwijnen, de wapens worden opgeruimd, de gewonden verzorgd en de overledenen geborgen. Het leven kan opnieuw beginnen, hoewel de Spaanse griep, die van 1918 tot 1920 wereldwijd woedde, een nieuw gevaar vormt.
Het einde van de Eerste Wereldoorlog in Kortrijk en de onmiddellijke omgeving. De bevolking keert terug, vaak te voet, met paard en kar, en krijgt veel hulp van de Britten. De laatste Duitsers verdwijnen, de wapens worden opgeruimd, de gewonden verzorgd en de overledenen geborgen. Het leven kan opnieuw beginnen, hoewel de Spaanse griep, die van 1918 tot 1920 wereldwijd woedde, een nieuw gevaar vormt.
Na de wapenstilstand kwamen de civielarbeiders eveneens terug naar hun woning.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de term “Zivilarbeiter” gebruikt om burgers aan te duiden die werkzaamheden uitvoerden voor het leger, vaak achter het front en in bezette gebieden. Deze civiele arbeiders voerden uiteenlopende taken uit, zoals het bouwen van wegen, spoorlijnen en bunkers, het herstellen van beschadigde infrastructuur en het vervoeren van voorraden. In veel gevallen werden deze arbeiders gedwongen om voor de Duitse of geallieerde legers te werken, vooral in bezette gebieden zoals België en Noord-Frankrijk.
De omstandigheden voor civiele arbeiders waren vaak zwaar en onveilig. Ze werkten lange dagen, vaak onder slechte hygiënische en voedselvoorzieningen, en hadden een beperkte bewegingsvrijheid. Er waren verschillende soorten civiele arbeiders: sommige boden zich vrijwillig aan vanwege economische noodzaak, maar veel anderen werden onder dwang gerekruteerd. Duitsland bijvoorbeeld voerde een beleid van verplichte arbeid in bezette gebieden, waarbij mannen vaak gedwongen werden tot arbeidsinzet voor de Duitse oorlogsindustrie of frontliniewerk.
Maria D’Haene (1841-1937) was 36 jaar portierster van het hof, ze was blijkbaar ook kosteres, onderhield het “Olmenkapelleke” en was een meesterkantwerkster. Ze woonde in het portiershuis en had zich op de overige huisjes en de binnentuin.
Het Volkspark, opgericht in 1907, werd later in 1935 omgedoopt tot het Astridpark. De huidige foto dateert uit 1914. Let op de imposante ingangspoort die destijds aanwezig was. Uiterst rechts op de foto staat een dame die vanuit haar deurgat naar de fotograaf kijkt. Merk ook de sporen van tramlijn 4 . Aan het kruispunt rechts staat de hoekherberg “St. Jansput”. Verder is er de sierlijke straatverlichting aan de gevels te zien, evenals een kar met paard, een koets en een steekkar. Het was die dag duidelijk druk in de omgeving.
Achteraan afgestempeld door Dr Trenkler & Co Leipzig, een groot grafisch bedrijf in met als belangrijkste productietak prentbriefkaarten.
Vroeger werd achteraan zand gestapeld afkomstig van de schepen die gelost werden aan de Nijverheidskaai. Zand voor huishoudelijk gebruik werd afgehaald door leurders met kar en hondengespan. De dochter huwde met de latere senator Bossuyt die daardoor de naam Zandkegel kreeg.
De herberg werd later opengehouden door Nicole Coignez en haar echtgenoot Mille , het was een volksherberg met kaartersclub en tafelvoetbal. Nadat de herberg daar ophield ging Nicole naar de Heulsesteenweg waar ze de herberg Au Boulevard heropende en deze omdoopte tot het Zandschip en deze nog menige jaren openhield.
2024 – BEGIJNHOFSTRAAT IN NIEUW KLEEDJE (Deel 1/2)
Een van de oudste straten die reeds bestond in de 14e eeuw als de Raepsaetstraat. Vanaf 1416 onder de benaming Canesiestraetkin, in 1795 is het Rue dit Canzy en in 1815 Kanesystraet. Dan volgt nog de benamingen Rue de la Chaussée, Kalsijdestraet, Wyngaerdstraetkin en Rue du Musee. De huidige benaming dateert van 1866. In 1437 werd de straat geplaveid. In 1815 waren er 9 huizen en 32 bewoners. Doorheen de tijd bestond in de straat de officiële balans om stullen boter te wegen, er was een kruidenierswinkel een antiekhandel en enkele herbergen (St Medard - Piraat - De Boterstul - ’t Begijntje – Bilitis). Een van de grootste gebouwen (links op de foto’s) was respectievelijk de handelsrechtbank, museum voor schone kunsten, muziekschool en nu appartementen. In de straat lag eveneens voor 1588 de Kapittelschool.
ST JANSSTRAAT - BIJ LOUISTJE DEN DEKKER EN IN DE CADUM
De St Jansstraat 32 – Bij “Louistje den Dekker” en “In de Cadum”.
Rond 1900 opende de zaak onder de naam “Louistje den dekker”, opengehouden door de dakdekker Louis François Vandenbroucke en zijn echtgenote Emerence Dessein. Hij was de eerste van drie generaties pannendekkers. Het gebouw was een eenlaagshuis met achter het ene venster een tapkast en vier tafels en achter het andere venster een kruidenierswinkel. Links van het gebouw een poort naar het magazijn van Louis. De slaapgelegenheden lagen onder het dak. In 1917 werd de zaak overgenomen door een fietsmaker die de herberg herdoopte “In de Cadum” omdat de uitbaatster zich ’s morgens waste met de Franse zeep van het merk Cadum. Het huis werd omstreeks 1950 afgebroken om er een garage te zetten voor de brouwerij Lust.
Bron : Eigen data en E. Van Hoonacker.
In de Lage Landen, en met name in Vlaanderen, wordt "Cadum" ook gebruikt als een spreekwoordelijke uitdrukking om iemand te beschrijven die onervaren of onhandig is. De uitdrukking "een onverbeterlijke Cadum" verwijst naar iemand die net als een baby nog veel moet leren en soms struikelt of fouten maakt. De oorsprong van deze figuurlijke betekenis is niet helemaal duidelijk, maar het is mogelijk dat het verband houdt met de onschuldige en kwetsbare uitstraling van de Cadum-baby.
Oudenaardsesteenweg – De Ware Kortrijkzanen - 1937.
Groep die meedeed aan de zomercavalcade en andere feestelijkheden dit gevormd door bewoners van de straat. Gekleed in rood-witte pakjes en met een choreografie van de danslerares van Bolsius, kenden ze succes. Ze hadden ook hun eigen vlag.
St Anna - De gebouwen van het vroegere krankzinnigengesticht werden in 1928 door de zusters van Don Bosco voor het geven van onderwijs weer in gebruik genomen. Er kwam een college, het zogenaamde Don Boscocollege, dat zijn eerste schooljaar begon op 3 september 1929. Het was aanvankelijk een huis voor priester- en missionarisroepingen, maar liet stilaan ook gewone humaniorastudenten toe. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de school een tijdje een vluchtelingenoord en een veldhospitaal van het Duitse leger.
In de jaren 1960 was er de Novalux een metaalverwerkend bedrijf, na een leegstand kwam er de Bioplanet van de Colruyt, inmiddels zijn er werken bezig om er de moskee Atakwa in te vestigen.
De naam "Atakwa" is afkomstig van het Arabische woord "at-taqwa", wat "godsvrucht" of "devotie" betekent.