Met de in de tekst voorkomende uitdrukking vader en moeder worden het mannelijke en het vrouwelijke beginsel in de wortelnatuur bedoeld. Het zijn de tegenovergestelde polen die zich overal in manifesteren, op elk gebied van de Kosmos in geest en stof, waarvan het resultaat het Heelal is, of de Zoon.
Zij zijn ‘opnieuw één’ wanneer in ‘de nacht van Brahma’, tijdens pralaya, alles in het objectieve Heelal is teruggekeerd tot zijn ene eerste en eeuwige oorzaak, om bij de volgende dageraad weer te verschijnen zoals het periodiek steeds doet.
Volgens esoterisch taalgebruik is Brahma vader-moeder-zoon of geest, ziel en lichaam tegelijk; elke persoon symboliseert een eigenschap en iedere eigenschap of hoedanigheid is een trapsgewijze uitvloeiing van de goddelijke adem opgevat als involutie en als evolutie. In kosmisch-stoffelijke zin is hij het Heelal,
Als er niets is zoals eerder gezegd zijn de geestelijke wezens ook niet.
De zeven verheven heren zijn de zeven scheppende geesten, de Dhyan-Chohans (planetaire geesten), die overeenkomen met de Hebreeuwse Elohim. Het is dezelfde hiërarchie van Aartsengelen waartoe in de christelijke theogonie Michaël, Gabriël en anderen behoren. Anders dan in de dogmatische Latijnse theologie waar bijvoorbeeld Michaël alleen mag waken over alle voorgebergten en kloven, waken in het esoterische stelsel de Dhyani’s achtereenvolgens over een van de Ronden en de grote Wortelrassen van onze planeetketen. Van hen wordt bovendien gezegd dat zij hun bodhisattva’s (wiens wezen licht is), tijdens iedere Ronde en Ras uitzenden.
Van de zeven waarheden en openbaringen zijn er ons nu slechts vier gegeven, omdat wij nog in de vierde Ronde zijn en de wereld tot dusver ook nog maar vier Boeddha’s heeft gehad. Dit is een heel ingewikkeld vraagstuk en zal later uitvoeriger worden behandeld.
Maar omdat ieder nieuw Wortelras aan het begin van een Ronde zijn openbaring en zijn openbaarders moet hebben, zal de volgende Ronde de vijfde brengen, de daaropvolgende de zesde, en zo verder.
‘Ons ‘Heelal’ is er slechts één uit een oneindig aantal Heelallen.
Het verschijnen en verdwijnen van het Heelal wordt voorgesteld als een uitademing en inademing van ‘de grote adem’, die eeuwig is en die, omdat hij beweging is, Dat is een van de drie aspecten van het Absolute is; de andere twee zijn abstracte ruimte en duur. Zo verdwijnt ook, als de goddelijke adem weer wordt ingeademd, het Heelal in de schoot van ‘de grote moeder of ruimte,
Met ‘dat wat is en toch niet is’ wordt de grote adem zelf bedoeld, waarover wij alleen kunnen spreken als over absoluut bestaan, maar die wij ons niet kunnen voorstellen.
De drie tijdperken – het heden, het verleden en de toekomst – vormen in de esoterische filosofie een samengestelde tijd; want deze drie zijn slechts samengesteld met betrekking tot het gebied van de verschijnselen, maar in het rijk van de noumena hebben zij geen abstracte geldigheid. Zoals in de geschriften wordt gezegd: ‘De verleden tijd is de tegenwoordige tijd en ook de toekomst, die, hoewel zij nog niet tot bestaan is gekomen, toch is.
Kortom, onze denkbeelden over duur en tijd zijn alle ontleend aan onze gewaarwordingen.
Met de woorden van Meester Kuthumi, ‘Het irriteert mij deze drie onhandige woorden – verleden, heden en toekomst – te moeten gebruiken, die armzalige begrippen van de objectieve fasen van het subjectieve geheel; zij zijn vrijwel even weinig geschikt voor het doel als een bijl voor fijn houtsnijwerk.’
Het verlangen naar een bewust leven komt in alles tot uiting, van een atoom tot een zon, en is een weerspiegeling van de goddelijke gedachte die tot objectief bestaan is gedreven, tot een wet dat het Heelal moet bestaan. Alleen de ingewijde die beschikt over de kennis, verkregen door talloze generaties van zijn voorgangers, richt het ‘oog op de essentie van dingen waarop maya geen enkele invloed kan hebben.
De in de tekst gebruikte uitdrukking ‘droomloze slaap’ wordt toegepast op het Heelal om een toestand uit te drukken die enigszins analoog is aan die bewustzijnstoestand van de mens, die deze zich in waaktoestand niet herinnert en die een leegte schijnt te zijn, op dezelfde manier als waarop de slaap van een gehypnotiseerd persoon voor hem een onbewuste leegte schijnt te zijn.
Wij beschouwen het leven als ‘de ene bestaansvorm’, die zich manifesteert in wat stof wordt genoemd of, zoals bij de mens.
De stof is het voertuig voor de manifestatie van de ziel, en de ziel is op een hoger gebied het voertuig voor de manifestatie van de geest; deze drie vormen een drie-eenheid die wordt samengevat in het leven, dat ze alle doordringt.
De nous, die de stof beweegt is de levenwekkende ziel, die in ieder atoom zetelt en die in de mens is gemanifesteerd en latent is in de steen.
Ruimte is het enige eeuwige dat wij ons gemakkelijk kunnen voorstellen, onbeweeglijk in haar abstractie en niet beïnvloed door de aanwezigheid of de afwezigheid van een objectief Heelal. Zij heeft geen afmetingen, hoe men die ook opvat, en bestaat op zichzelf.
Er is ook geen ongedifferentieerde kosmische stof aanwezig. Het is geen stof zoals wij die kennen, maar de geestelijke essentie van stof en deze is eeuwig.
De hindoes noemen haar Mulaprakriti de oer substantie, die de basis vormt van de upadhi of het voertuig van ieder verschijnsel, stoffelijk, verstandelijk of psychisch. Zij is de bron waarvan akasa (Universele ziel, de matrix van het heelal) uitstraalt.
De in de geschriften bedoelde zeven eeuwigheden zijn de zeven tijdperken, of beter een tijdperk dat in duur overeenkomt met de zeven tijdperken van een manvantara en dat zich uitstrekt over een hele maha-kalpa of ‘grote eeuw’.
Deze grote eeuw of 100 jaren van Brahma omvat in totaal 311.040.000.000.000 jaren.
Elk jaar van Brahma bestaat uit 360 ‘dagen’ en evenveel ‘nachten’.
Een ‘dag van Brahma’ bestaat uit 4.320.000.000 van onze jaren.
Zoals eerder verteld is tijd alleen maar een illusie, voortgebracht door de opeenvolging van onze bewustzijnstoestanden op onze reis door de eeuwigheid; hij bestaat niet waar er geen bewustzijn is waarin die illusie kan worden teweeggebracht, maar ‘ligt dan te slapen’.
Wat wij nu tijd noemenis slechts een wiskundige lijn die dat deel dat wij de toekomst noemen, scheidt van het gedeelte dat wij het verleden noemen. Niets op aarde heeft werkelijke duur, want niets blijft ook maar tijdens het miljardste deel van een seconde onveranderd of gelijk.
Tijdens die periode van slaap zijn ook de geestelijke wezens (de engelenscharen van het christendom, de Elohim en ‘boodschappers’ van de joden) niet.
Ze zijn het voertuig voor de openbaring van de goddelijke of universele gedachte en wil. Zij zijn de intelligente krachten die de Natuur haar ‘wetten’ geven en deze ten uitvoer brengen, terwijl zij zelf handelen volgens wetten die hun op een soortgelijke manier zijn opgelegd door nog hogere machten.
Ook de twaalf nidana’s (oorzaken van het zijn), zijn niet. Het geheel van de nidana’s is gebaseerd op de vier waarheden die verdiensten en schuldenlasten doen ontstaan en tenslotte karma in volle werking laten treden.
Even terzijde is dat de reïncarnatie moet worden gevreesd, omdat het bestaan in deze wereld voor de mens slechts lijden, ellende en pijn meebrengt. De dood zelf is niet in staat de mens ervan te verlossen, want de dood is alleen maar de deur waardoor hij na een korte rustperiode op de drempel naar een volgend leven op aarde gaat.
Maya of illusie is een element dat bij alle eindige dingen optreedt bestaat ook niet,
Wat je moet beseffen is dat op welk gebied ons bewustzijn ook werkzaam is, zowel wij als de dingen die tot dat gebied behoren, op dat moment onze enige werkelijkheden zijn. Naarmate wij een hogere trap van ontwikkeling bereiken, bemerken wij dat we tijdens de stadia die we hebben doorlopen schaduwen voor werkelijkheden hebben aangezien. Het omhoogklimmen van het EGO is een reeks steeds verdergaande bewustwordingen, waarbij iedere vordering de gedachte meebrengt dat we nu eindelijk de ‘werkelijkheid’ hebben bereikt. Wij zullen echter pas vrij zijn van de door maya voortgebrachte waanvoorstellingen, wanneer wij het absolute Bewustzijn hebben bereikt en het onze daarin hebben laten opgaan.
Noot : met EGO in hoofdletters wordt niet ons ego bedoeld maar ons hogerzelf.
Om de verdere evolutie van de kosmos te kennen hebben we verschillende oude geschriften uit verschillende culturen die zij, schriftelijk of mondeling werden overgeleverd.
Het scheppingsverhaal in de katholieke bijbel blijkt het minst overeenkomst te vertonen met wat we in andere overleveringen terug vinden.
Een de meest gebruikte bronnen is het boek van Dzyan.
Hieronder kort een overzicht van de zeven eerste verzen
Verwacht niet eenverslag in te krijgen van alle stadia en gedaanteverwisselingen die liggen tussen het eerste begin van de evolutie van het ‘Heelal’ en onze tegenwoordige toestand. Het geven van zo’n verslag is even onmogelijk als onbegrijpelijk om te bevatten met ons huidig menselijk bewustzijn.
Het is een beschrijving van de zeven grote stadia van het evolutieproces, waarover in de Purana’s wordt gesproken. Het betreft ‘zeven scheppingen’ die in de Bijbel als de bekend zijn als ‘dagen’ van de schepping.
Eerst volgt de beschrijving van de toestand van het ENE AL tijdens pralaya (de potentiele toestand tussen twee manvantaras), vóór de eerste trilling van de opnieuw ontwakende manifestatie.
Vervolgens zijn er de ontkenningen van al die heel abstracte eigenschappen die de mensen eerder aanvoelen dan begrijpen. Het moet daarom worden overgelaten aan de intuïtie en de hogere vermogens van de student om, zover hij kan, de betekenis van de gebruikte allegorische uitdrukkingen te begrijpen. Men moet bedenken dat al deze stanza’s zich eerder richten tot de innerlijke vermogens dan tot het gewone begripsvermogen van het fysieke brein
Pas het derde vers beschrijft het opnieuw tot leven ontwaken van het Heelal na pralaya. Zij verteld hoe de monaden (atomische stof) te voorschijn kwamen uit de toestand waarin zij waren opgegaan in het ENE, het vroegste en hoogste stadium in de vorming van de ‘werelden’.
Het vierde vers laat de differentiatie zien van de ‘kiem’ van het Heelal in de zevenvoudige hiërarchie van bewuste goddelijke machten, de werkzame manifestaties van de Ene Opperste Energie. Zij zijn de ontwerpers, vormgevers en uiteindelijk de scheppers van het hele gemanifesteerde. Het zijn de intelligente wezens die de evolutie bijstellen en beheersen, terwijl zij in zichzelf die manifestaties van de ENE WET belichamen, die wij kennen als ‘de natuurwetten’. Ze staan bekend als de Dhyan-Chohans, de elohims of de aartsengelen. Iedere groep heeft haar eigen benaming heeft. Dit evolutiestadium wordt in de hindoemythologie de ‘schepping’ van de goden genoemd. (Hoewel sommige Bijbelvertalingen ook gewag maken van Elohims wordt het scheppingsverhaal toegeschreven aan God)
In vers vijf wordt het proces van de wereldvorming beschreven: eerst verspreide kosmische stof, dan de vurige ‘wervelwind’, het eerste stadium in de vorming van een nevelvlek. Die nevelvlek verdicht zich en vormt, na verscheidene transformaties te hebben ondergaan, een zonne-Heelal, een planeetketen of één enkele planeet, al naar het geval is.
Met vers zes komt de evolutie van zo’n wereld in haar vierde grote tijdperk, dat overeenkomt met dat waarin wij nu leven. (Hierover later meer).
Vers zeven vervolgt de geschiedenis en schetst het neerdalen van het leven tot aan het verschijnen van de mens en besluit zo het eerste deel van de Geheime Leer.
Na lang nadenken is er besloten deze blog opterichten. We zijn nu in een tijd aangebroken dat de mensheid meer van de verborgen wetenschap mogen weten. Er zal natuurlijk om gelachen worden of tenminste bedenkelijk het hoofd geschuld worden. Toch zijn er verschillende wereldfilosofiën die gelijkaardige verklaringen aanhangen. Misschien dat de namen verschillen maar de lijn blijft.
Zowel de esoterische leer, het boeddhisme, het brahmanisme en ook de Kabbala zeggen, dat de ene oneindige en onbekende essentie, sinds alle eeuwigheid bestaat en in regelmatige en harmonische opeenvolging, òf passief òf actief is. Men noemt deze toestanden de ‘dagen’ en de ‘nachten’ van Brahma genoemd. Deze is òf ‘wakker’ òf ‘in slaap’.
In de Geheime Boeken gebruikt met de beeldspraak dat een uitademing van de ‘onbekende essentie’ de wereld voortbrengt en een inademing hem weer doet verdwijnen. Dit proces heeft al een eeuwigheid plaatsgevonden en ons tegenwoordige heelal is er maar één uit een oneindige reeks, die geen begin had en geen einde zal hebben.
Boeddhisten beweren dat er geen schepper is, maar een oneindig aantal scheppende machten, die samen de ene eeuwige werkelijkheid vormen, waarvan de essentie ondoorgrondelijk is. Gelijkaardige standpunten vindt men ook bij de Hindoes en de Joodse Kaballa. De Brahmanen zeggen dat het ‘Het Heelal leeft in, voortkomt en zal terugkeren tot Brahma (universele geest).
De occulte wetenschap kent zeven kosmische elementen – vier geheel stoffelijk en het vijfde (ether) half-stoffelijk, dit zal namelijk in de lucht zichtbaar worden tegen het einde van onze vierde Ronde (waarin wij nu leven), om gedurende de hele vijfde Ronde over de andere te heersen. De resterende twee liggen nog volstrekt buiten het menselijke waarnemingsgebied. Deze laatste zullen zich echter tijdens het zesde en zevende ras van deze Ronde aankondigen en zullen in de zesde, resp. zevende Ronde bekend worden.(Hierover later meer)
Elke ziel is gelijk aan de Universele Overziel. Die ziel maakt een verplichte pelgrimstocht doorheen de cyclus van incarnatie in overeenstemming met de cyclische en karmische wet gedurende het hele manvantara (tijdperk van de openbaring). Met andere woorden, geen enkele goddelijke ziel kan een onafhankelijk (bewust) bestaan hebben voordat de vonk die voortkwam door iedere grondvorm van de verschijnselenwereld van dat manvantara is heengegaan en individualiteit heeft verkregen. Dit gebeurt eerst door een instinct en daarna door zelf teweeggebrachte en zelf bedachte krachtsinspanningen (beperkt door haar karma), en zo opklimmend van delfstof en plant tot aan de heiligste aartsengel (Dhyani-Boeddha). De kern leer van de esoterische filosofie erkent geen voorrechten of bijzondere gaven van de mens, behalve die zijn eigen ego heeft verkregen doorpersoonlijke inspanning en verdienste gedurende een lange reeks van reïncarnaties.
Het gaat ons over de kosmogonie van ons eigen planetenstelsel behandelen. De geheime leringen betreffende de evolutie van de universele Kosmos kunnen niet worden gegeven, omdat zelfs de grootste denkers van deze tijd deze niet zouden kunnen begrijpen. Zelf de opgevaren meesters zijn tot dat bewustzijn nog niet doorgedrongen.