Misschien raak ik hier wel aan een moeilijk te begrijpen onderdeel.
Volgens het zevenvoudig beginsel; zijn er talloze kringvormige ketens van werelden, die bestaan uit zeven bollen, trapsgewijze gerangschikt op de vier lagere gebieden van de wereld van vorming (de drie andere behoren tot het Heelal van de archetypen).
Van deze zeven valt er maar één, de laagste en meest stoffelijke van die bollen, binnen ons gebied van waarneming; de zes andere liggen daarbuiten en zijn daarom voor het aardse oog onzichtbaar.
Elk van die ketens van werelden is de nakomeling en schepping van een andere.
Alle planeten, zoals bijvoorbeeld Mercurius, Venus, Mars, Jupiter, Saturnus, enz., of onze Aarde, zijn voor ons even zichtbaar als onze bol dat waarschijnlijk is voor de bewoners van de andere planeten, omdat ze alle op hetzelfde gebied liggen, terwijl de hogere medebollen van deze planeten zich op andere gebieden bevinden, volkomen buiten dat van onze aardse zintuigen.
Deze onzichtbare metgezellen corresponderen op merkwaardige manier met wat men ‘de beginselen van de mens’ noemen. De zeven bollen bevinden zich op drie stoffelijke gebieden en één geestelijk gebied, die overeenkomen met de drie stoffelijke grondslagen en één geestelijk voertuig.
Misschien brengt het diagram at duidelijkheid
Het diagram plaatst de menselijke beginselen natuurlijk niet geheel in de goede volgorde, maar het geeft wel de overeenkomst en de analogie aan waarop nu de aandacht wordt gevestigd. Zoals je ziet, gaat het voor beide entiteiten om een afdaling in de stof, om de aanpassing – zowel in mystieke als in stoffelijke zin – van de twee en om hun vermenging met elkaar voor de grote ‘strijd om het bestaan’ die hun wacht.
De Aarde is alleen maar het voetenbankje van de mens bij zijn opgang naar hogere gebieden, het voorportaal naar glorierijke verblijven.
De planeetketens hebben hun ‘dagen’ en hun ‘nachten’ hebben, d.w.z. tijdperken van werkzaamheid of leven en van niet-activiteit of dood – en dat ze zich in de hemel gedragen zoals de mensen op aarde; ze brengen hun gelijken voort, worden oud en sterven als persoonlijkheid af, terwijl alleen hun geestelijke beginselen voortleven in hun nageslacht waarin ze zelf voortbestaan.
Wanneer een planeetketen in haar laatste Ronde is, zendt haar bol A, voordat deze tenslotte afsterft, al zijn energie en ‘beginselen’ naar een neutraal centrum van latente kracht, een ‘layacentrum’, en bezielt daardoor een nieuwe kern van ongedifferentieerde substantie of stof, d.w.z. wekt deze op tot werkzaamheid of schenkt haar leven.
en gaat er van uit dat de maan ouder is dan de aarde. Stel nu dat een dergelijk proces in de ‘planeet’ keten van de maan heeft plaatsgehad.
Stel u de zes medebollen van de maan voor op precies dezelfde plaats ten opzichte van elkaar als de medebollen van onze keten nu innemen ten opzichte van onze aarde. Dan zal men zich nu gemakkelijk kunnen voorstellen dat bol A van de maanketen, bol A van de aardketen bezielt en – sterft; dat daarna bol B van eerstgenoemde zijn energie in bol B van de nieuwe keten overbrengt; dat dan bol C van de maanketen als nakomeling bol C van de aardketen schept; dat vervolgens de maan (onze satelliet) al haar leven, energie en vermogens laat overgaan in de laagste bol van onze planeetketen – bol D, onze aarde – en dat zij, nadat zij deze naar een nieuw centrum heeft overgebracht, praktisch een dode planeet wordt, waarvan de aswenteling vanaf de geboorte van onze bol bijna heeft opgehouden.
De maan is nu het koude overblijfsel, de schaduw die wordt gesleept achter het nieuwe lichaam, waarin haar levenskrachten en ‘beginselen’ zijn overgegaan. Zij is gedoemd om tijdperken lang de aarde te blijven volgen, om door haar nakomelinge te worden aangetrokken en deze aan te trekken. Voortdurend door haar kind gevampiriseerd, wreekt zij zich door dit geheel te doordrenken met de verderfelijke, onzichtbare en giftige invloed die uitstraalt van de occulte kant van haar natuur.
Hoewel dood is zij toch een levend lichaam. De deeltjes van haar ontbindende lijk zijn vol werkzaam en destructief leven, hoewel het lichaam dat zij hadden gevormd zielloos en levenloos is. Haar uitstralingen zijn daarom tegelijk weldadig en schadelijk – deze situatie heeft haar parallel op aarde in het feit dat gras en planten nergens sappiger en weliger zijn dan op graven, terwijl tegelijkertijd de uitwasemingen van het kerkhof en van lijken dodelijk zijn.
De voormalige monaden van de maanketen – de ‘lunaire voorouders’ – spelen een belangrijke rol bij het latere ‘ontstaan van de mens’.
Deze is in ieder geval veel logischer dan de onlangs naar voren gebrachte theorie, dat de maan een deel van onze aarde zou zijn, dat werd weggeslingerd toen de laatste nog een vloeibare en kneedbare bol of massa was.