Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Kronieken van Leest
    bij Mechelen
    13-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1417 – “...in Leest apud dictam  Sceurcapruyn in campo dicto Dwaesheyt...”(GM) 

     

                     SCHEURCAPPRUYN in de Winkelstraat

     

    Oorspronkelijk sloeg de naam “Scoercapruyn” (1417) op een bos van 28 bunder, waarschijnlijk omwille van de grondvorm ook “naaldbos” geheten. Dit bos lag grotendeels op Hombeek, tegen de Winkelstraat aan.

    (Fr. De Ridder en Dr. Jan Lindemans : Geschiedenis van Hombeek, Handleidingen van Mechelen 1946, blz.134)

     

    Andere vermeldingen van de Scheurcappruynhoeve in de Winkelstraat :

    1442 : “sit in Leest apud Scheurcapruyn”. (GM)

    1442 : 4 juni – Jan en Hendrik Maes, broers, geven aan Arnold Maes hun broer al hun rechten op hun erf van ongeveer ½ bunder te Leest op Scheurcapruijn tussen Perceval de Doncker en Gillis van Ranst. (IFL, blz.96, nr.360)

    1447 : 22 april : “...die lopen op de 3 dagwand van Arnold vander Bruggen, genaamd De Dwaasheijt, op Scheurcapruijn. (IFL,blz.97 nr.366)

    1451 : 22 maart – Willem vander Most verkoopt aan priester Boudewijn Creijt...op zijn erf te Leest bij Scheurcapruijn. (IFL, blz.97 nr.372)

    1458 : “bi den Scoercapruyn op den horic van der Winkelstrate.”(RPL)

    1488 : “...bij Scheurcapruijn tussen het erf van de abdij van Rozendaal...” (IFL,blz.102 nr.404)

    1543 : “in de prochie van Leest ende Hombeke inde Schuercrappruyn.” (GM)

    1453 : 20 augustus – Het Gasthuis van de H.Drievuldigheid legt beslag op een stuk land –vroeger van Arnold van der Bruggen- van 3 dagwand onder Leest, op de Scheurcapruin, langs de Heirstraat ende Winkelstraat. (MS,nr.3786)

    1483 : “...bij Scheurcapruijn gelegen...” (IFL, blz.102 nr.400)

    1511 : “...bij de Schuurcappruin...” (MS)

    1561 : “erve inde Scoercrappuyne”. (CPL)

    1599 : “Willem Joosen huurt vant Clooster van Leliëndael een hoore den Scheurcrapruyn

    groot VI bunderen waarvan 3 bunderen lant gen. Volghelshoff, is geleghen in Brabant.”(GM)

    1603 : “...het “Scuercaproen” tussen eesterbos...”(Notaris V.D.Venne,Mechelen, nr.1844)

    1645 : “stuck lants geh. Domdach onder Leest omtrent het Scheurcappruyn.” (AM)

    In de 17e eeuw komt “de Hoeffve uit Scheurcappruyn” regelmatig voor in de rekeningen van de kerkfabriek omdat er jaarlijks 4 stuiver moest op betaald worden aan de pastorie.Zo weten we dat de hoeve toen toebehoorde aan “Mijnheer Daniels, Heer van Corbeke”.

     

    Rond 1685 werd het hof verkocht aan de pensionaris of stadsadvokaat Van de Venne. Zijn erfgenaam kanunnik Van de Venne bezat het nog steeds in 1723.

    In 1723 is er aldaar een “speelgoed” bewoond door Rombout Bulens en een “speelgoed Scheurcapruyn”, bewoond door Karel Bulens. (DB nr.8 1955)

    In 1740 is het onbewoond. In 1773 vermeldt men “ ’t speelhuys aan ’t Scheurcapruyn,

    ledig op de hoeve”. (DB nr.8 1955)

    In 1775 “Scheurcapruyn verkeert in hoeve..” (DB, nr.8 -1955)

    “Op den werch daer men na Scheurcapruyn gaet was er een plaats van terechtstelling”, misdadigers werder er geradbraakt. (J.D.D in DB nr.8 1955)

    Rond 1850 behoorde het pachthof tot het bezit van De Vaernewijck – Van Zuylen van Nijvelt uit Mechelen.

    Nadien vonden we burgemeester Livinus de Laet als eigenaar terug.

    In 1920 werd het hof gekocht door de familie Fierens-Van Winge  van Monne Van Baelen (uit Blaasveld) en Justine De Laet, de dochter van Livinus.

    Frans “Fak” Fierens en Anna Van Winge bleven er tot hun dood.

    In 1990 kocht architect Frederik Sabbe de hoeve van Jan Fierens, een broer van Fak.

    Frederik is gehuwd met Inge De Poorter.

    Het echtpaar renoveerde de hoeve met veel respect voor het verleden.

    Zo werd het bestaande grondplan behouden en de ingrepen tot een minimum beperkt.

    De oorspronkelijke oude materialen zoals vloeren, binnendeuren en zolderingen werden opgeknapt.

    Het binnenbrengen van centrale verwarming, waterleiding en de renovatie van de electriciteit namen ze er als noodzakelijk kwaad bij.

    De raam- en deuropeningen werden behouden, behalve in de oostelijke gevel waar een raam werd toegevoegd. Deze gevel moet vroeger trouwens een binnenmuur geweest zijn want tijdens de renovatiewerken werden er sporen van een binnendeur in teruggevonden.

    “Een Rad als telraam

     

    “De almanak wees nzaomer 1568 aan. Bij de veldbaan naar het Heike, thans de Winkelstraat, stond toen een grote hoeve. Deze werd telkens tot nog in de 19e eeuw, volgens een al van toen oude legende, vernoemd als “die van den Duvel...” 

    De mensen uit de omgeving  vertelden dat dit erf vroeger een somber tijdperk had

    doorworsteld, met haar toen beruchte duivelsschuur.

    In die schuur stond volgende ronde tafel : in een gekloven gat in een boomstronk, lag met zijn dom een reuze karrewiel met tot 14 genummerde spaken, bedekt rondom met enkele plankjes...

    Dit rad deed dienst als eettafel. Dat was door de toenmalige pachter zo gepland, om een van toen vele normen van bijgeloof : de angst, met 13 aan tafel, te omzeilen, door het aanwerven van steeds 14 werknemers. Daarmee bevond zich op de hoeve, soms een stel zonderling tewerkgesteld  volkje.

    Bij avond gingen de lieden uit de buurt naar huis, doch de vreemde knechten sliepen op

     

    de hooischelft, en sommigen zochten stiekem hun nachtrust in de stallen tussen paarden of koeien...

    Spaanse rebellerende huurlingen doorkruisten deze streek en plunderden de bevolking, doch enkele nog geregelde troepen trachtten toch de verstoorde orde te herstellen. Vele opgejaagde schelmen zochten dan heil bij roversbenden, die met een duivelse terreur, het platteland in verschrikking dreef...

    Op zekere ochtend ziet de hoevevrouw, op het erf, een bloedspoor naar gindse schuur, en bij het ingaan van den werktijd, telt zij 13 man aan bezigheid. Ze gaat kijken en bij het rad zit daar de 14de , die zich zijn gewond been verzorgt.

    Zij vraagt waar hij daarmee is vandaan gekomen. De kerel beweert dat hij van koorts niet kon slapen, en bij nacht bij een wandeling langs de wei, aan prikkeldraad was verwond. De boerin biedt hem hulp van een dokter aan, doch hij wimpelt die af en zegt :

    “Ik kom seffens werken...”

     

    Die namiddag komt een koopman op het hof, en vertelt dat vorige nacht op Sempst Laer, door rovers een hoeve werd in as gelegd, omdat de bewoners niet waren ingegaan op een bende haar verwittiging, die gistermorgend op een briefje aan de deur gespijkerd was, met hun eis, dat er in deze voorbije nacht, in den emmer van den bornput 5 dozijn gouden dukaten moesten liggen, als losprijs tegenover de thans uitgevoerde bedreiging.

    De boer had enkel maar kunnen schieten op de schurk die den emmer wou lichten...

    De nu volgende nacht droomt de bazin van haar hoeveschuur : ze ziet een gehavend rad, met slechts nog 9 goede spaken, waartussen 5 duivels haar toegrijnzen...

    Uren lang vergelijkt, wikt en berekent zij, en voor dag en dauw sluipt zij van de boerderij naar den veldwachter en terug... Op het middaguur wordt de hoeve omsingeld door Spaanse ruiterij, en wie wou ontsnappen, werd door de paarden omvergereden...en het werden er 5, dewelken die zich hadden misrekend op 12 dukaten...

    De schurk met de schotwonden, was hoofdman van nog meer verspreide benden. Hij werd in Vilvoorde op de grote markt tentoongesteld, voor 72 uren zonder eten of  drinken, gebonden met het hoofd omlaag, op een tegen de schandpaal schuin geplaatst rad...

    (Anselmus Jedrie in De Band – december 1979)

    Bij de “Fak” op Scheurcapruyn

     

    “Op het einde van de Winkelstraat dicht bij de Kapellebaan staat het schilderachtige hoevetje van Frans  Fierens en Anna Van Winge.

    Frans is 75 jaar en Leestenaar, de mensen kennen hem beter als de Fak.

    Jacques Fierens en Elisabeth Cuypers waren zijn ouders.

     We waren thuis met z’n gevijvenen, plus onze va en ons moe (Noot : in feite met zeven maar twee stierven voortijdig. Zo wist Fak’s nicht Lisette Polspoel-Fierens te vertellen dat één van die twee overleed tijdens de Eerste Wereldoorlog te Boom. Jan Fierens liep met het lijkje in een doos rond toen hij door een peloton Duitsers werd aangemaand om de doos te openen. Toen die Duitsers de inhoud zagen verplichtte hun officier hen om allemaal het lichaampje te groeten) en we woonden rechtover het Hof van Haelen in de Koeistraat. Ik was den oudste. Daar is er één naar het klooster gegaan, de anderen zijn gaan werken. Want, godverdomme je had meer land moeten hebben : ’t was te weinig om iets te verdienen en juist genoem om te kunnen leven. In 1920 kochten we Schuercappruyn van Monne Van Baelen uit Blaasveld en zijn vrouw Justine De Laet.  Ik heb hier op Scheurcappruyn gezeten nog voor da’k  m’n plechtige kommunnie deed. Ik kwam hier werken voor de Monne...

     We hebben hier 50 jaar geboerd maar de doening was te klein om echt te boeren. We hielden 6 à 7 “mestmeutes” en zo konden we stillekes rondkomen”.

    Frans Fierens z’n boerderij staat op een kaart van 1723. Toen was het een serieuze boerewinning met paardestallen- bakhoven en koestallen.

    Wat Frans daar nog van weet ? Niet zo veel meer,mijn vader, dien zeventig(noot : dat is niet helemaal juist, Jaak werd geen zestig) was als hij stierf,  heeft het me verteld, die wist dat deze hoeve twee jaar leeg stond nadat hier een zekere ouwe juffrouw vermoord was door haren knecht. Die knecht maakte haar van kant op Tweede Paasdag en trok naar den troep. Daar heeft hij later bekend de moordenaar te zijn en hij is in Antwerpen terechtgesteld. Op ’t schavot : zijne kop eraf.

    Later heeft De Laet de hoeve gekocht, die kwam van Weert...

    Dat het hier een hele doening geweest is, daar ben ik zeker van. Toen ik in de wei aan het graven was zat ik al vlug op de zullen, daar moeten de paardestallen geweest zijn en het knechtenhuis. En in het veld daar heb ik nog nen grote bakoven geweten. Dien kleine bakoven voor ’t huis is gezet met de stenen van de ouwe bakoven. Het woonhuis was groter, daar is zeker 3 a 3,5 meter van afgeslagen...

    Maar wat wel vreemd is ; dien De Laet dien van Weert kwam en burgemeester werd, heeft hier geen platte kinderen meer gehad. Monne Van Baelen had geen kinderen. Ons va en ons moe zijn hier ingetrokken en wij, wij hebben ook geen kinderen gehad. Ik heb hier alleen mensen weten sterven. Hier is ook eens een koe verongelukt, we hebben die op bed gelegd, en die is hier gestorven...”

    (Interview Karel Soors met Frans Fierens – De Band Mei 1977) 

     

    Jan-Frans “Fak” Fierens was te Leest geboren op 4 mei 1902 als zoon van  Jacobus “Jaak” Ludovicus en Maria Elisabeth Cuypers(°Leest 12/2/1879, +30/12/1967).

    Elisabeth, die zoals zovelen van haar generatie amper kon lezen en schrijven, was 80 toen ze voor het eerst de zee zag.

    Fak was gehuwd met Anna Van Winge en overleed te Mechelen op 1 januari 1990.

     Zijn bij- en roepnaam “Fak” had Jan-Frans te danken aan zijn jongere broer Hendrik Constant.

    Die kon “Franske” niet goed uitspreken en maakte er onze“Fak” van.
    Deze laatste is er mee blijven zitten.

    Zelf schreef hij zijn naam neer als “Vak”. 

                                      

                                  Scheurcappruyn

     

                ”Mijn vaderhuis staat languit in de zon te blaken.

                De  bloesem koestert zich,

                en spreidt zijn zoete honinggeur.

                De fruithof lijkt wel een boeket in pastelkleur.

     

                Het bakhuis staat er wat vervallen bij te dromen.

                De milde geur van ’t ovenverse brood ontbreekt al lang.

                Alleen dient het gebouwtje nog als steun en toeverlaat,

                voor blauwe regen, die is er bloemig bij gebaat.

     

                De mispelaar weerspiegelt zich in ’t koele water van de beek.

                De diepe bronput beantwoordt donker mijn roepen

                als ik mij heenbuig over de stenen rand.

                Ik wil weer drinken, zoals vroeger, uit mijn hand.

     

                De hollandse schuur, waar eens de blonde garven

                in gulle overvloed, tot glorie van de boer, gestapeld werden,

                is nu herleid tot droogplaats voor het linnen.

                Helaas, ook hier trad het verval tot binnen.

     

                Wat eens een welverdiende moestuin was,

                werd langzaamaan één grote hoop ellende.

                Mijn oom is oud en kan het niet meer aan,

                rondom hem heeft de tijd haast stilgestaan.

     

                Geen kippen meer, geen duiven, geen konijnen,

                geen paard, geen varken in de stal,

                de bonte pracht van koeielijven, ’t is al verleden tijd.

                Alleen de trouwe zwaluw verbouwt het nest met vlijt.

     

                Het leven is verstild, verstard rondom en in de oude boerderij.

                De muurklok nam pensioen, drie eeuwen keek eenieder ernaar op.

                Een lange tijd, geschiedenis geworden en vertrouwen schenken.

                Mijn vaderhuis ik heb u lief, ‘k blijf altijd aan u denken.”

     

                Lisette Polspoel-Fierens dochter van Jan Fierens en Marie Christiaens en

                nicht van Fak in een nostalgische bui half jaren ’80.

    1417 – “...petiam terra sit in Leest in loco dicto Maelt inter Johannis Melys et Henrici de

                Rogbroec et petiam terre sitam ibidem surpa cagrum dictum ‘t Hofacker inter

                Petri Van den Elze et Egigii Van den Elze.” (GM)

     

    1418 – “...item ad pratum dictum den Capruyn circa unum bonarium sit ibidem juxta

                oudeghemmercouter…” (GM)

     

    1419 – 17 februari : Katharina dochter van Johannes Vleming met haar man Henricus

               Cale, Barbara haar zuster met Anthoon Blaeuwe haar man en Margareta met

                Eustacius Vallaert haar man verkopen aan Henricus Theeuw en zijn vrouw

                Katharina dochter van Arnoldus Goessens drie naast elkaar liggen akkergronden

                Genoemd “Coemansbloc”. (Schepenakte van Mechelen, Parochie-archief Leest)

     

    1422 – 25 mei : Kathelijne van Brussel, dochter van wijlen Jan met haar man Gillis

                vander Smessen, alias Penneman, verkoopt aan Jan vanden Bossche, barbier, een

                stuk land van ongeveer 1 bunder in de Laerstraat te Leest achter Leliëndael,

                tussen wijlen Jan Raduwaerd en wijlen Hendrik de Moldere belast met een

                voorcijns van 3 schellingen payments. (IFL,blz.92)

     

    1423 – “In de maendt October is soo grooten overvloet van water geweest door

                continuele regens dat men op vele plaetsen de landen niet en heeft kunnen

                besaeyen, ende de schueren met het graan en de stallen met het vee onder

                water stonden.” (KCM-Meyer)

     

    1424 – 21 augustus – Schepenbrief van Mechelen : Elisabeth Blox legt beslag op een huis

                van Jan Melijs onder leest.

     

    1424 – 30 oktober : Joannes Massijs zoon van Lodewijk verkoopt aan Hendrik van den

                Elze  zoon van Walter een half dachwant lant te Leest op ’t Hertsvelt.

                (Schepenakte van Mechelen, Parochie-archief Lest)

     

    1427 – “...in Leest juxta locum dictum Cobbegheemshof inter plat. et Michaelis

                Van der Crieken.” (GM)

     

    1430 – “Den 5. October, den gheseyden Hertogh van Bourgoingne als Hertogh van

                Brabant tot Loven gehult wordende, heeft in syne blyde inkomste onder andere

                aen de Brabanders belooft dat hy maekende het dispuet datter was tusschen

                die van Mechelen ende Brussel om de ketene die de geseynde van Mechelen

                op de riviere de Zenne gespannen hielden, dat hy soude ordineren van synen

                Raede weerdige persoonen in goede getaelen beyde uyt seynen lande van Brabant

                Ende oock van synen landen van Vlaenderen om partyen gehoort daer over

                Sententie te geven.” (KCM)

    13-02-2012 om 14:54 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1400 – “…in Leest in platea dicta Eyerstrate.” (LGM)

     

    1400 – “in Leest juxta locum dictum Amerloe”. (LGM)

     

    1401 – 11 juli : Eggerik van Steynemolen verkoopt aan Jacob De Wael drie vierdelen

                rogge erfelijke pacht op de helft van het land “de Moirterblok” onder Leest, op de

                Biest, op de helft van een bos, beemd en op een vierdeel rogge erfelijke pacht op

                een half bunder land voor de stenen molen, allen onder Leest. (MS,nr.815)

                         

                                         “STEYNEMOLEN” aan de Kapellebaan

     

    Steynemolen heeft een lange geschiedenis. Misschien is daar zelfs de oudste nederzetting van Leest te zoeken. De Kapellebaan maakte immers deel uit van de vroegere Romeinse heirbaan die Utrecht verbond met Bavay in Noord-Frankrijk en die liep over Breda, Mechelen, Merchtem, Asse...

    Diverse opgravingen aldaar versterken deze stelling. In 1939 door de Mechelaar J. Uytterhoeven en in 1983 en 84  door de Archeologische Vereniging Oud- Mechelen.

     

    “Aan de heer J. Uytterhoeven uit Mechelen was een overlevering bekend over een “kasteel” dat verzonken lag in een weide te Leest, daar waar de huidige steenweg Hombeek-Kapellen onder de spoorbaan doorloopt. In de volksmond heette het dat dit kasteel in de grond verzonken was als een straf van God omdat de kasteelheer zwart goed zou hebben gekocht. Bij ondervraging van de mensen aldaar, bleek dat het vertelsel van het “verzonken kasteel” nog door sommigen gekend was, doch ook een andere versie werd vernomen :er zou aldaar een villa gestaan hebben en de bewoner dezer villa kon geen voet verzetten zonder dat de maalder van de Steinemolen (een 200 meter daarvandaan) zijn bewegingen had afgeloerd. De villaheer werd deze toestand te sterk : hij brak de villa af en daar liggen nu nog de stenen “rond te rijden” “. (J.D.D. in DB 1957)

     

    Op 60 cm diepte vond amateur archeoloog J. Uytterhoeven in een tarweveld aan Steynemolen de vloer van een Romeinse woning. Hij veronderstelde dat het om een “mutatio”, een wisselplaats voor paarden en muilezels, ging. De gedachte aan een “mutattio” steunde hij op de aanwezigheid van een heirbaan, het vinden van tal van kleine hoefijzers bij het graven van een vijver in de onmiddellijke omgeving en de afwezigheid van weeldetekens in het gevondene.

     

    Latere opgravingen gedaan door de archeologische vereniging “Oud Mechelen” in 1983 en 84, herriepen deze veronderstelling. Deze vereniging kwam tot de vaststelling dat J. Uytterhoeven op een graanschuur was gestoten.

    Naast deze schuur werd de opgraving van de eigenlijke bewoning aangevat en kwamen er brokstukken te voorschijn van diverse muurschilderingen, alsook fragmenten van hypocausttegels (verwarmingsinstallatie) en honderden scherven van imbrex en tegula (dakpannen) wat wees op een woning van weelderige herkomst, een villa.

    Grondpeilingen wezen op het bestaan van verschillende gebouwen in de onmiddellijke omgeving. 
     

    Uit de fundering aan de zijkant van het gebouw bleek dat de villa zelfs een badplaats bezat en in een waterput werden vele voorwerpen, daterend van de derde eeuw na Chr., teruggevonden. Het badgebouw dat te Leest werd blootgelegd was in twee verdeeld : een koud- en een warmwaterbad. Uit dit alles concludeerden de archeologen dat deze Romeinse villa destijds werd bewoond door een belangrijke familie.

    De opgravingen wezen ook uit dat er ooit een felle brand op de hoeve plaatshad.

    De villa werd bewoond tijdens de 2de -3de eeuw en verdween naar alle waarschijnlijkheid tijdens de Middeleeuwen.

    Tijdens deze opgravingswerken werden er ook resten teruggevonden van een houtbouw daterend uit de 1ste eeuw. Het belangrijkste was hierbij de vondst van een zeer goed bewaard gebleven waterput. Ook heel wat gebruiksvoorwerpen werden gevonden : aardewerk, groen vensterglas en het belangrijkste (door de zeldzaamheid) was een deel (beenstuk) van een Romeinse sandaal.

     

    Over “Steynemolen” gaf Dr. J. Lindemans in “Toponymie der gemeente Hombeek” volgende uitleg : “Eertijds een windmolen op Leest, bij de grens Hembeek en Leest, vervangende wellicht een nog oudere watermolen. Hof aldaar, zetel van een heerlijk goed, naar hetwelk het oorspronkelijk geslacht van Steynemolen genoemd werd”.

    Zeker is dat daar kortbij, op het grondgebied van Hombeek een windmolen stond, die in 1912, na zeer zware stormschade, werd gesloopt.

    De “van Steynemolens” waren goudsmeden die in de 14de eeuw naar Mechelen kwamen en er als oude adellijke familie veel aanzien had.

    Jan van Steynemolen die in 1346 vermeld werd als schepen van Mechelen had er eigendommen alsook te Heffen en te Leest. Hij was de stamvader van een aanzienlijk geslacht tot hetwelk verschillende schepenen, doch ook geleerden, zoals Rombout van Steynemolen (16de eeuw) behoorden.

    Het geslacht stierf uit einde 17de eeuw.

    1346 Jan van Steynenmolen, schepen van Mechelen...

    1347 “...ad V bonaria prati te Steinemolene inter Sigerum de Steinenmolene et Nycol. De Molendino.” (GM)

    1397 “...het oude hof te Steynemolen...”(GM)

    1401 “...mansio thof van Steynemolen sit in Leest apud locum dictum Steynemolen.” (GM)

    1403 Johannes de Steynemolen dedit Johanni de Berlair suam partem mansionis dicte

    thof van Steynemolen cum orto et pommario sit in Leest apud locum dictum Steynemolen. (GM)

    1414 “...quart.terre perpetue se micultur. situm in Leest apud Steynenmolen et terram Godefridi filii qd. Sigeri de Steynenmolen.” (GM)

    1418 “...hered. et terram Eggherici de Steynenmolen partomi pascualem et partim nemosam continen. circ. III bonaria dicta in vulgari den Moirtere sitam in Leest in de biest juxta mansionem dictam thof ten Eynde inter Reyneri de Steynemolen et Willelmi Poirtere.” (GM)

    1436 “...in Leest te Steynenmolen opte beke...”(GM)

    1451 Godefridus en qd. Reynerus de Steynemolen hebben goederen op het Cleynaersland. (GM)

    1475 “Juffrouw Margriete wilen Jans dochter van Steynemolen heeft uit sake van wisselingen voir andere erven opgedragen tot behoef van meester Jan de Leeuw twee viertelen rogs erffelichen pachts die si hadde op een hoeve geh. Tgoedt te Steynemoelen binnen de prochie van Leest gelegen.” (GM)

    1484 “Een huys geheeten ’t berchhuys steynenmolen metten winhove, groeten ende cleynen bogaerden ende alle andere toebehoeren daer neven liggende, gelegen in prochie van Leest in totaal 12 bunderen groot.” (MS)

    1556 “...derfgenamen ende executeurs van wylen meester Louys Claerhaghe advocaet in den grooten raedt tot Mechelen in syn tijt hebben vercocht het Hoff van Steynenmolen, metten winnende landen bempden gronden...voor alsoo veele als die gelegen syn onder de prochie van Leest...

    Meester Jan van Walem heeft gecalengiert ende vernaerdert van bloetswegen tvoors Hof van Steynemolen.” (AM)

    1605 “Jan de Leeuw als man ende mombois van Jouffr. Anna Snellincx ende hare kinderen heeft verreyct een steynen huys met pachthove, stallinghe, bogaerd, land, bempde, gronde, etc. genaampt thoff van Steynemolen, groot omtrent 30 bunder onder de prochie van Leest toebehorende Jouffr. Ysabeau Manteau ende Peeter Lansloots haere sone.” (GM, 1605 f°23)

    1607  “...eene hoeve metten steynen huyse stallinghen bogaerden landen beemden bosschen gronden...thoff van Steynemolen genaempt uit geheel omtrent XLIX bunderen gel. bij die Vaert van Brussel zoo onder leest ende zoo onder Raemsdonk gelegen.” (AM)

    1608 Ridder Jean Vanderlaen, heer van Schriek en Grootlo was eigenaar. (DB-november 1977)

    1676 Coh. van Leest : Peeter VanHove tot Londerseel een bosch gel. Aen de bane van Capellen bij de Hove van mijnheer Steenhuyse groot omtrent 1 dachwant.

     

    “In 1723 zien we op de kaart van Jan Van Acoleyn dat het “pachthof met speelhuys en vijver en wallen” tot de eigendom behoort van de heer Van Reyneghem.

    Dit omwald buitengoed met pachthof lag echter niet op de plaats van de huidige boerderij, maar wel aan de overkant van de aardeweg die van de steenweg naar de Biest loopt. De akker echter waar de huidige boerderij werd gebouwd, heette in Acoleyns ‘ tijd (1723) reeds “Steynemeulevelt” en behoorde toe aan een zekere heer Swerts.

    In 1740 stond het ledig. Het werd “Op den nieuwen molen”  of “Nova Mola” (1786) genoemd.

    Uit de “Visitationes decanales” (verslagen van de kerkvisites door de deken) blijkt dat in

    1774 een private kapel bestond op het hof van Steinemolen.

    Tijdens de Franse overheersing was het in eigendom van Baron Norbert de Spanghen uit Brussel, men sprak toen van het “Chateau de Spanghen”.

    Zijn dochter huwde graaf Werner de Merode.

    De nieuwe boerderij Steynemolen kwam er in 1781.

    Ze staat afgebeeld op de figuratieve kaart uit 1785 met als bewoner Guilliam Keyenberg.

    Op dat ogenblik schoot van het oude complex Steynemolen aan de overzijde van de aardeweg nog enkel het kasteeltje over : “het speelgoed van den heere Spangen genaemt Steyne Molen”.

    In 1828 werden ook deze resten van het “Oude Steynemolen” afgebroken.

    De kadasterkaart van Popp leert ons verder, dat rond 1850 gans het domein, zowel oud als nieuw Steynemolen, boerderij inkluis, eigendom was van graaf Felix Amaury Ghislain de Merode, een “rentenier” uit Everberg. Alles te zamen bezat hij  te Leest 31 ha, 2 a, 15 ca.

    In 1885 kwamen deze bezittingen door erfenis in handen van de koninklijke familie van Italië, namelijk aan de drie prinsen : Emmanuel-Filibert hertog van Aoste, Victor-Emmanuel, graaf van Turijn en Lodewijk-Amedee de Savoie hertog der Abbruzen, allen wonende te Turijn.

    Ze verkochten ten slotte de boerderij “Steynemolen” met hun 22 Ha 58 a 7 ca eigendommen te Leest in 1920 aan het echtpaar Gulielmus Slachmuylders – Lauwens, beiden afkomstig uit Hombeek, maar wonende te Leest. Dit echtpaar huurde reeds het pachthof sinds 1889.

    “Giele” Willem Jan Slachmuylders was te Hombeek geboren op 18 januari 1865. Hij overleed op 6 maart 1967.

    Het waren de ouders van de latere bewoners Slachmuylders – Muyldermans.”

    (G.Herregods in DB – november 1977).

    In het nummer van november 1977 nam “De Band” een  intervieuw af met de toenmalige eigenaar boer Slachmuylders :

    “Veel mensen denken dat het hier Steynemolen heet omdat er een molen stond aan de overkant van de Kapellebaan, maar dat is niet zo, een zekere Jan Stijnemolen bezat hier een kasteel en daarrond veel land. In de beek hier een beetje verder is er zo’n klein watervalleke, het water stroomt daar klotsend over “een zulle” en m’n vader (Giele) heeft altijd gezegd dat dat de zulle was van den oven van ’t kasteel. Mijn broer Frans heeft hier langs de beek een bungalow gebouwd. Toen hij z’n garage heeft gezet is hij ook op ’n zulle gestoten. Misschien is dat die van ’t kasteel ?

    In 1925 hebben we gecementeerd, ook aan de stallingen hebben we gewerkt. Men is eens hier geweest om te vragen of de boerderij nog in haar oorspronkelijke staat was , anders hadden ze ze geklasseerd. In het begin hadden we wel 25 Ha grond om te bewerken. We kregen toen veel werkvolk, die kwamen hier helpen voor “paardenarbeid”, in die tijd ging dat zo. Maar later begon ieder op z’n eigen stukje grond te bouwen en wij moesten

    machines kopen. Dan hielpen we mekaar nog met de pikdorser enz.

    Graan, patatten, koren (rogge) en ook al bloemkool hebben we van begin af gezet. De laatste 25 jaar zijn daar spruiten bij gekomen. In 1938 ben ik getrouwd en met m’n vrouw heb ik de boerderij overgenomen. Mijn ouders gingen terug naar Hombeek wonen. Nu

    ben ik gepensioneerd en met mijn 1 Ha grond heb ik mijn handen wel vol.

     

    Wat ik nooit zal vergeten is onze schuur. Onze schuur hier langs het woonhuis, dat was nog met ouwe eiken balken. In 1918 sloegen de Duitsers de schuur aan om de wacht op te

    trekken bij de tunnel. Een groep met hunne officier sliep in de schuur. Een soldaat die telaat op post was, was met een sigaret in de schuur ingeslapen. Baas brand ! Baas brand!

    klonk het in de nacht, onze schuur stond in lichtelaaie. De brandweer van Mechelen is nog opgedaagd maar was te laat, de schuur brandde helemaal uit.

    Aan de overkant van de Kapellebaan stond er een molen. We waren nog jonge gasten toen die is afgebroken. Ik weet het nog goed. De molen was van een zekere Van Winge. Toen die molen was afgebroken rolden en tolden we van het molenbergsken af.

    Maar nu zie je daar niks meer van.” 

     

    “In den echten Ouden Steinen Molen”.

     

    “Bejaarde Kapellenaren herinneren zich nog wonderwel de stenen molen, opgericht nabij de grens Kapelle – Leest, langs de Mechelseweg, enkele tientallen meter zuidwaarts van de spoorwegviadukt.

    Deze werd in 1807 gebouwd en, na zware stormschade, in 1912 gesloopt.

    De grondvesten en de4 stenen pijlers werden enkele jaren geleden weggeruimd en in de onmiddellijke nabijheid ervan werd een electriciteitscabine gebouwd.

    Het vroeger bestaan leeft echter onder de Kapelse en Leestse bevolking nog voort in de uitdrukkingen : “bij... van de staane meule..”

    Trouwens, de familie Van Winghe, laatste bewoners van het molenaarshuis worden haast uitsluitend door iedereen vernoemd met toevoeging van “Staane Meule” achter de voornaam. En dat is ook het geval voor de nakomelingen.

    Persoonlijk herinneren we ons heel goed dat er zich in de onmiddellijke omgeving van de gewezen stenen molen drie staminekes waren, haast deur tegen deur, en die onderscheidelijk de naam droegen van :

     

    a)      In de Steinen Molen

    b)      In de Oude Steinen Molen

    c)      In de Oude Echte Steinen Molen.

     

    Een zekere onderlinge concurrentiegeest lag hierbij zeker aan de basis van de naamkeuze. En alhoewel ze opgericht waren in een weinig volksrijke omgeving floreerden ze buitengewoon. Immers, elke baas of bazin liet niets onverlet om klanten te lokken.

    Er ging, en dit gedurende jaren, geen weekend voorbij of er stond wat op het programma.

    Naast kaartavonden werden regelmatig wedstrijden georganiseerd op de vogelpik, op de “schietbak”, op de bollebaan en golfbiljart.  Elk “etablissement” had daarbij haar “spaarkastje” en was de zetel van de ene of andere vereniging.

    En om ’t jonge volk te “lokken” werd er op de zaterdag- en zondagavonden bovenop nog

    gezorgd voor dansmuziek.

    Ingevolge overlijden sloten de twee eerstgenoemde inrichtingen hun deuren en dit enkele jaren na wereldoorlog II.
     

    “In den Echten Ouden Steinen Molen” hield stand tot voor een tiental jaren.”

    (H. Van de Ven in het Vaartland nr.2 van 1976)

     

    Steinen Molen

     

    “Op Oxdonk woonde op de hoeve Dunkema, een zeker Joriske, en die betaalde reeds lang, slechts zijn vorige maalrekening, doch nu bij het afhalen van een gisteren gebrachte zak graan, kreeg hij de rekening der twee bakzakken van voorgaande keer. Hij verweet de maalder diens eis tot die dubbele betaling als een moedwillige vergissing.

    De zonen van den “Steinen Meulenreus” namen dat niet en grabbelden Joriske bij zijn kraag, bonden hem aan armen en benen en duwden het poefboerken in een graanzak, vulden die aan met kaf, er bovenop een briefken met vermelding dat na betaling van drie bakzakkenloon, het eetwaar mocht worden afgehaald, en snoerden met een molenaarsknoop de vracht toe. Een paar uur later komt Joris’boerin op het molenerf, en ziet daar hun geladen kruiwagen staan, en vraagt naar Joris.

    “O,” zei één der zonen , “we hadden wat molenpanne en uwe man moest wat wachten. Hij is onderwijl een glaasje gaan drinken naar den “Droogen Hoek”, voert gij liefst uw bakzak naar huis, want ge weet, als uw ganske Joriske bier ziet...”

    De stoere Marjan, van geen kleint gerucht vervaard, die duwt geen kruiwagen, maar trekt die achter zich naar huis.

    Wat daarna is gebeurd heeft de molenaar nooit geweten maar Joriske kwam ditmaal en later om zijn bakzak met gereed geld.

    De twee eeuwen oude grondvesten van den “Steinen Meulenreus” zijn grotendeels verdwenen, enkel de wijk wordt nog naar zijn naam vermeld.”

    (J.A.Huysmans in “De Band” – augustus 1980)

     

    Op 26 september 1930 verzocht het gemeentebestuur van Leest de NMBS  om een machtiging “tot aanbrengen van draden voor de elektrische straatverlichting, om verlichting te kunnen geven onder de tunnel aan Steinenmolen te Leest, doorgang gevende onder den aangehoogden spoorweg Mechelen-Dendermonde, voor den buurtsteenweg van Hombeek naar Kapelle op den bosch. Daar den steenweg langsheen den spoorweg lloopt, zoo is het doorrijden van den onverlichten tunnel bij avond en nacht tengevolge van het groot verkeer, zeer gevaarlijk...” (Brief Gemeente Leest)

     

    “Leestse ‘gevarenbocht’ blijft schrik voor autobestuurders”, blokletterde Het Laatste Nieuws in de editie van 14 april 1984.

    De krant trok van leer tegen de vele ongevallen die de “negentiggradenbocht aan de tunnel Steinenmolen aan de Kapellebaan,”veroorzaakte.

     

    1402 – 22 januari – Schepenbrief van Mechelen : Rombout Daniels verkoopt aan de Kiste

                het Beatrijsbunder onder Leest, neven de Warande.

     

    1402 – 14 oktober : Ludovicus Van de Venne verkoopt aan Rogier Van der Most een

                rente op goed gelegen te Leest. (Schepenakte van Mechelen, Parochie-arch.Leest)

     

    1403 – 12 juni : De H.-Geesttafel van Sint Rombouts geeft aan Peter Van Zebbroeck een

                half bunder land onder Leest, in de Werffelstraat ; een ander stuk aldaer, langs de

                “Scoeurcapruin”, met een woonst neven het eerste land tegen 3 vierdelen rogge

                jaarlijkse pacht. (MS,nr.833)

     

    1405 – 23 mei : Schepenbrief van Mechelen. Aleidis, weduwe van Peter De Beckere, nu

                echtgenote van Henri Gysemans, en haar dochters Margaretha en Maria geven aan

                Henri In ’t Hof van Leest 3 dagwand op het Grootaerland onder Leest, de helft

                van  1 dagwand op het Beekveld, met nog een half dagwand erbij ; 3 dagwand

                land op het “Kleinarland” en de helft van 1 dagwand op “Asrotken” tegen 3

                vierdelen rogge jaarlijkse pacht.

     

    1406 – 28 juni – Johannes en Willus, zonen van zekere Johannes de Zenne verkopen aan

                Henri Vander Hocven een rente op een half bunder land onder Leest.

                (Schepenakte van Mechelen, Parochie-archief Leest)

     

    1407 – 5 februari : Jan Van der Bruggen geeft aan Jacob Van den Boegarde een bunder

                land onder Leest, het Hoogveld, tegen twee kappuinen ’s jaars. (MS,nr.4606)

     

    1407 – 3 maart : Petrus Vanden Bossche en Roger Van der Most, Heilige Geestmeesters

                van Leest , geven aan Rumoldus zoon van Laureys de Ranst een rente op en

                wijmenvelden ten Holsen. (Schepenakte van  Mechelen,Parochie-arch.Leest)

     

    1407 – “In parochia de Leest in bloco dicto Cloosterbloc.” (GM)

     

    1408 – 4 mei : Johannes Van den Holse draagt over op Rogier Van der Most en Elisabet

                zijn vrouw, een stuk land gelegen te Leest op de plaats genoemd Ten Holse.

                (Schepenakte van Mechelen, Parochie-archief Leest)

     

     

    1408 – 29 september : Hendrik Moldere, van Hombeek, verkoopt aan Willem van

                Rotselaer zijn helft in 3 dagwand land te Leest op de Hombekerkouter tussen

                Peter Tielens en het land van Leliëndael op een mudde rogge voorcijns.

                (IFL,blz.90)

     

    1408 – 10 oktober : Johannes Aerts uit Leest verkoopt aan Rogier Van der Most een stuk

                zaailand genoemd Leestervelt. (Schepenakt van Mechelen, Parochie-arch.Leest)

     

    1409 – 27 april : Petrus Van der Most verkoopt aan Reynier en Arnold de Steynemolen

                land gelegen te Leest in de Werffelstrate.

                (Schepenakte van Mechelen, parochie-archief Leest)

     

    1410 – “...II bonaria prati dictam Vrancxbloc sitam in Leest inter Jacobi Van den Walle

                et ag. Dictum Duykensvelt. “ (GM) (De benaming Vrancxbloc komt voort van de

                eigenaar Vranck van  Halen, bastaard.)

     

    1413 – 13 september – Schepenbrief van Mechelen : Lodewijk van Steynemolen

                verkoopt aan Eggeric van Steynemolen 1 dagwand land onder Leest, op de Biest,

                bij het Beekveld.

     

    1415 – Te Leest “opte Beke” liggen in 1415 : Groot en Klein Beecvelt, Oudenhof,

                Cleynen Winckel, Groenen Mortere, Donkerwinkel, Thasselstucke, Knoddenbloc,

                Wennekensbosch, Nuwestuc Voort. (GM)

     

    1416 – Begin 1416 gaf Hertog Philips de Goede de meierijen van Heffen, Leest, Muizen,

                Hombeek en Hever “ à son bien aimé cirurgien et varlet de chambre, maitre Josse

                Bruyninc”.

                Voordien (vanaf 1308, met de afschaffing van de Leestse Schepenbank) bestuurde

                Mechelen de voormelde gemeenten door een meier en gezwoornen.

                De meier was haar rechtstreekse vertegenwoordiger en stadhouder. Het recht hem

                te benoemen behoorde de stad.

                Toen , bij de dood van Jesse Bruyninc, die meierijen over werden gedragen op

                Zijn zoon Philips “pour les tenir à son prouffit sa vie durant”kwamen de

                Burgemeesters en schepenen van Mechelen daar tegen over : “sy hilden ende

                seyden, dat die meyerijen behoerden tot hoerder dispositien ende niet van hunnen

                ghenedighen heere den hertoghe; ende al hadde wijlen meester Joos Bruyninc

                brieven moghen hebben, hij nochtan noyt possessie en hadde, noch gecrighen en

                cost, midts dien dat de dispositie, als voorseyt es, derselver stadt toebehoerde.”

                Daarop volgde dus “gescille ende proces tusschen Jan van Olmen, rentmeester

                generaal van Brabant, Hendrik Henkenshoot, Laurens Bruyninc, Andries Wolfaert

                en Juffrouw Michaele Regault, weduwe wijlen meesters Joos Bruyninc als

                momboirs van Philips Bruyninc, sone willen meester Joes ende Juffr Michaele

                voers, ’t eender side ende die commoin gemeesteren ende scepenen van Mechelen

                ter ander side.”

                Het goede recht bleek aan de zijde van Mechelen te zijn. De stad kreeg “ alle de

                proffiten ende regiment  dat Philips Bruyninc metter selver ghiften hadde oft

                hebben mochte.”

                De meier, eer hij in bediening trad, zwoer de eed van getrouwheid in handen van

                Schout, ten overstaan der communiemeesters en schepenen der stad.

                Hij bekleedde  vervolgens zijn ambt meestal tot aan zijn dood. Toch kon hij er

                vrijwillig afstand van doen of mocht hij om gewichtige redenen worden afgezet.

                Het was de meier geoorloofd, naar vrije keuze, de meierijen van verscheidene

                dorpen of heerdijen gelijkertijd te bedienen.

                In het midden van de 15e eeuw zien we alzo de meierijen van Heffen, Leest,

                Muizen, Hombeek en Hever aan één en dezelfde persoon toevertrouwd.

                Mechelen zelf voegde alvroeg sommige gemeenten en gehuchten van zijn vrijheid

                samen, om ze onder één meier te stellen.

     

                De vrijheid was alzo ten jare 1556 verdeeld in drie meierijen :

    1)      Hombeek met Leest, Heffen en Battel.

    2)      Hever met Muizen en Hofstade.

    3)      Pennepoel met Nekkerspoel.

                Omstreeks het midden van de 17e eeuw was er voor al de dorpen en gehuchten

                -Nekkerspoel en Pennepoel alleen uitgezonderd- maar één meier, namelijk

                Perico Bordel.

                In 1678 was Jan Frans de Roubaix meier van Hombeek, Leest, Auweghem en

                Geerdeghem. Hij werd in 1692 opgevolgd door Jan Bauxstuyns althans wat Leest

                betreft.

     

     

                De meeste meiers van de Mechelse Vrijheid waren metterdaad “woenende ende

                hun  residentie houdende te Mechelen.”

                Eerst in de laatste jaren der 16e eeuw, meende het Magistraat er te moeten op

                aandringen dat elke meier zou verblijven in de meierij.

                (Geschiedenis der gemeente Hombeek – F.De Ridder, blz.30 en 31)

    13-02-2012 om 09:10 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1363 – 15 augustus – O.L.V.Hemelvaart : de Infirmerie binnen het Begijnhof geeft aan

                Jan van Perreke 2 stukken land onder Leest, samen 1 dagwand, naast het bos van

                Wouter Bau, tegen 20 solidi jaarlijkse cijns. (MS)

     

    1364 – “In Februario was soo grooten vorst dat de boomen vervrosen, ende in de selve

                maendt soo grooten overvloedt van wateren, datter veel dycken doorbraecken,

                welck water quam van boven uyt de geberghte door menighvuldige regens.”

                (KCM-Meyer)

     

    1366 – “Item dat Jan Zangher en Margriet Korgers verteghen op hare lijftocht die si

                hadde op 1 stuck lant te Leest omtrent 1 buenre bi den wech tusschen Lisbeth Van

                Endout en den heeren lant van Pitsenborch dat men hout van den heer van

                Mechelen.” (CAW)

                Dit land werd later “Zenghersgoet” (1406) en ook “Tsanghersbloc” (1443)

                genoemd. 

     

    1366 – “Item J. Bogaert ende sine ghesellen van den palen ute te doene die int water

                stoeden voir de brugghe te Leest ende te Heffen ende die te voerne in de halle...”

                (SR)

              - Feest van St.-Laurentius martelaar: Johannes de Steynemolen en Willus Massijs

                H.-Geestmeesters geven in naam van de H. Geesttafel van Leest aan Gerard de

                Haren een rente op grond aan de sbredestrate.

                (Schepenakte van Mechelen, Parochie-archief Leest)

     

    1370 – “In Leest in loco dicto HOLSE…” (LGM)

                Andere vermeldingen van Holse vonden we in 1380 (GM), 1382 (LGM) en 1389

                (GM). In 1387 is er sprake van een Berbele van den Holse op huys ende hof ten

                Holse. (Inv.VI blz.271 Cens de Leliëndael)

                In een verkoopakte van 1399 wordt ene Jan van den Holse genoemd.

                Andere vermeldingen :  1403 in Leest ten Holse (GM), 1406 in Leest ten Holse

                Prope pontem dictum Hoghevondel (GM), 1439 in Leest ten Holse (GM), 1458 te

                Leest op een stuck lant geheeten te Holze (HGO), 1626 thoff ter Holsen  anders

                Genaempt de HOEVE VAN HEYST (GM), 1724 het hof van Holsen te Leest

                (GM), 1860 hof ter Holsen, tegen de baen naer Capellen (GM) en 1879 in de

                Tinneschuurstraat opde hoeve Hof ter Holsen (MB).
      

                Van oudsher behoorden het Hof ten Holse en Rendelbeek toe aan dezelfde

                eigenaar. De twee boerderijen waren en zijn trouwens nog met elkaar verbonden

                door een lijnrechte dreef. 

     

                In het toponiem  “holse” kan misschien “holt” gezocht worden, dit is “steengrond

                met bomen”.

     

                Volgens het landboek van Van Acoleyn, caertbladt 6 en 7, was het “Hoff  ter

                Holsen” in 1723 bewoond en uitgebaat door Jacques Peeters. Hij was hertrouwd

                met Anna Goins die hem 6 kinderen schonk : Anna (1701),  Petrus (1703), Lieven

                (1705), Jeanne (1707), Willen en Ferdinand (1713). Jacques had nog twee

                kinderen van zijn eerste vrouw Anna De Man (die overleden was op 28 januari

                1697) Antoon en Mattheus.

                Onder hetzelfde dak woonde ook hun meid : Anna Kools.

                De familie Peeters bewerkte 30 bunder en 45 roeden land (ongeveer 37 ha), zoals

                de boerderij grotendeels behorend aan baron van Macque.

                In 1723 was het pachthof “Ter Holsen” nog steeds omwald.

                In 1921 kocht het echtpaar Karel Van den Brande- Jozefien Van Camp de hoeve

                van de gravin de Bethune Hesdigneul. Voordien (vanaf 1879) had zijn moeder ze

                ze in pacht gehad.

                In 1989 kocht het echtpaar Patrick Vergauwen – Rita Cardoen  de hoeve aan van

                de kinderen Van den Brande.  Ze waren afkomstig van Hombeek.

                Patrick is veehandelaar en landbouwer.

     

    1373 – “...ad bona heriditaria dicta vulgariter tgoet van DEN MOETERE  in parochia de

                Leest situata.” (GM)

     

                                

                                   HET HOF TER MOORTERE

     

    Deze oude hoeve, gelegen op de hoek van de Molenstraat en de Vinkstraat waar thans het Apollonia kapelletje staat , roept  onmiddellijk een associatie op met pastoor De Heuck. Onder de Franse overheersing zat deze er immers verscholen in de onderaardse spelonk. Een nota uit het kerkregister van 24 september 1799 laat dat veronderstellen. In bedoelde nota tekent De Heuck het overlijden aan van zijn zuster : “oblit in diversorio pastorali praedio domicillae Pauli ter Moortele.”

    Daar werden ook doopsels toegediend en huwelijken ingezegend. Deze Jonkvrouw Pauli Ter Moortele ligt begraven in de Leestse kerk aan de tweede biechtstoel rechts.

     

    Kronologisch gerangschikt vonden we volgende verwijzigingen naar dit hof :

    1284 Gheraert Van der Mortere. (AAB)

    1342 Jan Van der Moerter. (CAW)

    1343 “dominus Johannes de Moertere, miles cont. Domino Waltero de Bergheem, militi  et domine Yde ejus uxori ad vitam ipsorum (een cijns) ad mansionem sitam in Leest et Molendinum aquosum prope dictam mansionem et molendinum ventosum prope pontem in binnendijx et schaidbroec et in Robbrouc.” (Gijs-Theys, reg nr.10 f°30)

    1363 Goessen Van der Moertere. (CAW)

    1400 Reynier Van den Moeter. (Moetter)

    1415 “ad patiam et terre et pascue dictam de Moertere continentem tria bonaria Eggherici de Steynemolen sitam in Leest in de Biest inter liberorum qd Willelmi Poirtere et Arnoldi Van den Driessche en parte una et alian terram dicit Egherici ex altera.” (GM)

    1418 “heridit terramEggherici de Steynemolen partim pascualem partim nemosam continentem circiter III bonaria dictam in vulgare den Moirtere sitam in Leest in de Biest juxta mansionem dictam thof ten Eynde inter Reyneri de Steynemolen et Willelmi Poirtere.” (GM)

    1453 “ad mansum cum universis pertinentus suis dictum tgoed ten Moirtere qd Henrici de Rogbroeck in Leest situatem.” (GM)

    1515 “Hippoliet van Voesdonck geeft aan Marg. Van Voesdonck zijn zuster 14 zakken rogge bij pacht op zijn molenberg en windmolen onder Heffen, op een watermolen met toebeh. en op een stuk land onder Leest. (Inv.COO Vol.I nr.4722, Schep.Mechelen)

    1557 Jacob Schooff verkoopt aan Remi de Halut en Heilwich van Campvoort een watermolen en windmolen en een lap grond twee kleine beemden en een boomgaard onder Heffen en Leest. (Inv.Coo Vol.I nr.4759 Schep.Mechelen)

    1568 “Executeurs testament van Vrouwe Heylwyck Van Campvoort huysvr. Van wylen Remi de Halut, Boschgrave van Wynoxberge...verkoopen heeren Willem van Bovekercke, ridder, heer van Locxem, van den Broeke etc en zijn huysvr. Margr. Schooff... eenen watermolen metten huysken ende eenen wintmolen metten berge ende lande daer den selve wintmolen op staet groot omtrent drij dachwant...gelegen neffens malcanderen met noch een cleyn beemdeken boven denselven watermolen met eenen bogaerde gelegen eensdeels onder heffene ende eensdeels onder leest, als wijlen Jonckeer Jacob Schooff heer Van den Broeke dat te besitten plach.” (Chron.Aenw.rg 57 f°83)

    1594 “Heer Willem van Boevekercke van een huys metten hoven groot omtrent dertich buenderen onder lant ende bempt geheeten den Mortere comende metter eender syde aent goet van den Heylighen Geest van Liest, ter ander aent goet van der Sieckenlieden ter derdere aen derve van Adolph Van de Venne metter vierdere syde aent ’t Hoochacker.” (HCM)

    1606 Het Hoff ter Moirtere gheleghen tot Leest.

    1621 Karel van Bouvekerke geeft aan Anna Schoof 25 Carolusgulden erfelijke rente op een hoeve met 30 bunder het Hof te Moirtere onder Leest. (Inv.Coo Vol.I  nr.1177 Sch.Mech.)

    In 1632 werd Jonker Jan Jeronimo De Clercq, heer van Bouvekercke vermeld en op

    20 januari 1647 was J. Bouvekercke “hooftman” van de handboogschuttersgilde

    Sint-Sebastiaan in Leest. (website www.laurentii.be)       

    In 1723 hoorde de hoeve toe aan mevrouw De Boevekercke en werd ze uitgebaat door Guilliam Buelens en diens echtgenote Carola Keulemans. Ze hadden twee meiden Maria Jansens en Katrien Diddens en twee kinderen Jan (1713) en Quirinus (1720).

    Buiten de 1642 roeden verbonden aan het Hof ter Moortere pacht Guilliam Buelens  ook nog 5 bunder , 3 dagwand en 80 roden land en weidegrond van mevrouw de Boevekercke en 212 roeden land en weidegrond van graaf Van der nat, zelf bezit hij nog 37 roeden elsbos “tegen den Molenbemt”. (JvA)

    In het koor van de Leestse kerk ligt een grafsteen : “D.O.M. Hier rust Jouffre Maria Ambrosia Mostinck Gebortigh van Brussel, gestorven op haar hoeve genaemt ter Moertere den 8 julii 1757 Sijnde gefondeert in deze kerck een gesonge jaergetijde op haere sterfdagh. R.I.P.”

     

    1374 – “In Februario was soo grooten vorst dat de boomen vervrosen, ende in de selve

                maendt soo grooten overvloedt van wateren, datter veel dycken doorbraecken,

                welck water quam van boven uyt de geberghte door menighvuldige regens.”

                (KcM-Meyer)

     

    1375 – Op 9 augustus overleed te Mechelen Francois de Mirabello, gezegd van Halen,

                ridder, Heer van Lillo, raadsheer van de graaf van Vlaanderen, gouverneur en

                comandant der Mechelse verdedigingswerken. Franco van Halen was eigenaar

                van het Hof ter Halen in de Elleboogstraat.

     

    1377 – 5 april  - Oorkonde van de commissarissen namens de graaf van Vlaanderen als

                heer van Mechelen in het geschil tussen Leliëndael en Jan Zalaert, deurwaarder

                van de graaf.

     

                In dit geschil om een cijns van 34 schellingen leuvens op een stuk land groot 4

                bunder bij het hof van wijlen Klaas vander Straeten te Leest, nu gehouden door

                Jan Zalaert, verschuldigd aan Leliëndael en achterstallig tot 24 gulden beslissen

                de commissarissen Jan Wonder, priester, baccalareus in het kerkelijk recht en

                klerk van de stad, Willem Kerman, schout en Rombaut Bau, deken van het

                Wollewerk , dat Leliëndael gelijk heeft. Dat Jan Zellaert de cijns schuldig is,

                maar dat hij slechts de helft van de achterstalligen zal moeten betalen.(IFL,blz.85)

     

    1377 – 18 december – vrijdag na H.-Nicasius : Henri Mussche verkoopt aan Jan

                Schoonjans 1-1/2 g. 1 cap. erfelijk op een.stuk land van Jan Muishont onder Leest

                en  10 s. op een woonstede van Peter De Smet op de Alboeme onder Leest. (MS)

     

    1379 – “...pethiam terre sit te Leest in de Dwaesheyt inter terram dictam trot et Gerardum

                Van der Varent.” (GM)

     

    1380 – 20 september : Wouter van Duffel bekent verkocht te hebben aan Jan Luctenman

                een half bunder land onder Leest. (MS, nr.685)

     

    1382 – “Den 4. Mey was groote aerdtbevinge.” (KCM)

     

    1383 – 27 maart – Vrijdag in de paasweek (in Paschalibus) : Elisabeth Van der Capellen

                geeft aan de Kiste 2 vierdelen rogge erfelijke pacht op 3 dagwand land van Jan

                Muysken op de Rennecouter onder Leest. (Schepenbrief van Mechelen)

     

    1384 – Eerste bekende vermelding van Aerlantstraat (Alemstraat ?). “...X bonaria terre sit

                in Leest inter Aerlantstrate et... tendenten usque ad Vekenstrate.” (GM)

     

    1385 – 18 maart – zaterdag na Letare – Schepenbrief van Mechelen : Daniel Van der

                Most verkoopt aan Eleida van Lispt 1 gulden erfelijk op een huis met hof en 3

                dagwand land onder Leest en op 2-1/2 dagwand land op het Hertsveld aldaar.

     

    1388 – 24 januari – vrijdag na H.-Agnes – Schepenbrief van Mechelen : Catharina

                Thuisheeren, echtgenote van Arnold De Vettere, verkoopt aan Margaretha,

                weduwe van Henri van Wechelen, een stuk land onder Battel, nog een op “de

                Heide” aldaar, een derde stuk langs de baan naar leest, de beemd “de Delft” aan

                de  Dijle, een tweede, “de Boeghe” in Diepbroek onder Battel.

     

             -  29 april : Gillis Casse verrijkt tvv Leliëndael een erf te Leest op Ten Winkele, van

                Gillis vander Beke, tussen het land van de abdij van Rosendaal en dat van Gillis

                vander Achter, wegens achterstallige cijns. (IFL,blz.86) 

     

    1388 – 4 november – woensdag na HH.Simon en Judas : de H.-Geesttafel van Sint

                Rombouts legt beslag op een half bunder land “de Eiken Hof” van Egidius Van

                der Beke, onder Leest, en op een half dagwand land “het Roedeken” van dezelfde

                wegens vertoef. (MS,nr.728)

     

              -14 december : Jan Ennekens transporteerd aan Willem Bonaert en zijn vrouw

                Heijlwig zijn erf en hof te Leest bij de Werfelstraat tussen Peter Wevere en Jan

                Deckere op een erfcijns van 1 veertel rogge ’s jaars en op een voorcijns van 3

                pen. Oude gr.torn. Franse koningsmunt en 1 kap. ’s jaars. (IFL,blz.86)

     

    1390 – 28 juni : Catharina Bevers, weduwe van Ado, geeft al haar bezit aan de Infirmerie

                alsook 15 deniers in de Hanswijkstraat, 40 solidi in de Nauwstraat en 16 onder

                Leest. (Notaris André De Cock)

     

    1391 – 18 augustus – vrijdag  na O.L.Vr.Hemelvaart : O.L.V.Gasthuis legt beslag op een

                half bunder land van Niklaas Van den Sacke onder Leest. (MS,nr.2824)

     

              - 9 december – Schepenbrief Mechelen : Vrouwe Kathelijne van Tricht (alias de

                Traiecto), meesteres van de pitantie en Hendrik van Ghempe, ontvanger en

                beheerder van de cijnzen van Leliëndael, transporteren namens het klooster aan

                Hendrik vanden Eynde sr. en zijn zoon Hendrik vanden Eynde junior, een huizing

                te Leest in de Hamstraat, groot ongeveer één dagwand en gelegen tussen Gillis

                vander Achter en een erf van de abdij van Rosendaal, op 17 pen.oude gr.torn.

                Franse koningsmunt en een kap. ’s Jaars erfelijke cijns. Hierdoor zet Herndrik

                vanden Eynde zijn erf te Leliëndael voor het klooster, naast Gillis van Ranst,

                borg. (IFL,blz.87)

     

              - 16 december : Mathilde en Elisabeth De Beer geven aan de Infirmerie alle recht

                op 40 solidi op het huis “de H.Geest” in de Nauwstraat van Gerard In den Wan ;

                op 15 deniers op een huis van Jan Van den Broeke in de Hanswijkstraat en op

                5 solidi op 14 roeden land onder Leest. (Notaris Arnold Liedeken)

     

    1392 – Dat jaar werd gestart met het maken van de graftombe voor Frank van Halen door

                meester Jan Mansdale alias Keldermans. Het grafmonument was voltooid in 1416.

                Het was de enige tombe die in de Metropolitane Kerk van St.Rombouts aan de

                beeldstormerij ontsnapte. Het praalgraf werd vernietigd in 1810.

     

    1393 – “Ten zelven jaeren werden de grachten van de Borcht tot Antwerpen gegraeven,

                uitgeschoten en greuymt en de steden de welke daer aen de onkosten mede

                hielpen draegen, waeren ontslagen van het Tolregt, genaemd den Riddertol,

                volgens de rekeninge van de stad van 1392-1393 hebben die van Mechelen en de

                dorpen Hombeeck, Leest, Heffen, Hever, Muysen en Battel hun aendeel daer in

                gegeven.”(MK)

     

    1393 – 13 augustus  - woensdag voor O.L.Vr. Hemelvaart : O.L.Vr.Gasthuis geeft aan

                Renier van Steynemolen en Arnold van Steynemolen, echtgenoot van Catharina

                van floreys, een half bunder land onder Leest, op de Biest , in het Beekveld, tegen

                1 vierdeel rogge jaarlijkse pacht.

     

    1395 – 18 september : Johannes de Deuren, prior van de Carmel van Mechelen geeft aan

                Jacobs Stampart een bos gelegen ter Thisselt, voor de H.-Geesttafel van Leest.

                (Parochie-archief Leest)

     

    1395 – 11 oktober : De H.-Geesttafel van Sint Rombouts geeft aan Jan van Zebbroek

                senior, een half bunder land in de Werfelstraat onder Leest, bij “de Scoorcapruin”

                tegen 3 vierdelen rogge jaarlijkse pacht. (MS,nr.773)

     

    1396 – 19 april : Klaas vanden Lare verkoopt aan Gillis Casse t.v.v. van Leliëndael

                ongeveer ½ bunder land achter het klooster te Leest tussen Gillis van Ranst en de

                gronden van hetzelfde klooster op een voorcijns van 1 penning payments.

                (IFL,blz.88)

     

    1397 – “Ten jaere 1397 den eersten september trokken de Mechelaars met mynre Vrouwe

                van Brabant in den lande van Gulke, te weten : Hendrik van d’Eyken, Hoofdman

                van den voetboog met 24 schutters, item Franco van Halen, bastaerd van Vrank

                van Halen, Heere van Lillo, Hoofdman van den Handbooghe met 24 gezellen...”

                (KCM)

     

    1397 – 5 juni : De H.-Geesttafel van Sint Rombouts legt beslag op drie dagwand land van

                Jan Meyers onder Leest “het Cleynaerland”, op een dagwand land van dezelfde

                “de Cleynen Winkel” en op een stuk land op het “Nieuw Stuk”, beide in dezelfde

                gemeente. (MS,nr.786)

     

    1397 – 6 juni : O.L.Vr.Gasthuis legt beslag op een stuk land, eertijds van Niklaas Van der

                Zacke, onder Leest. (MS,nr.2858)

                O.L.Vr.Gasthuis legt beslag op een stuk land van Niklaas van der Poirten onder

                Leest. (MS,nr.2859)

     

    1397 – 30 juni : Jan van der Molen verkoopt aan zijn broers Wouter en Egidius zijn 1/3

                van een huis met hof onder Leest. (MS)

     

    1398 – “...ad circ. Bonaria dictos der Galghenlandt cum fundo et attui suis sit juxta locum

                dictum Hoghe Warande inter Leest et Heffene.” (LGM)

     

    1398 – 6 februari : Jan Langhe verkoopt aan Gillis Casse t.v.v. Leliëndael een stuk land

                van ongeveer ½ dagwand te Leest op de Kouter tussen Gillis Kerman en Jan

                Langhe, zoon van wijlen Willem en nog een ander stuk land aldaar tussen Lijsbet

                van Ranst en dezelfde Jan Langhe. (IFL,blz.89)

     

    1399 – 10e dag in de Sprokkelmaand : Jan vanden Holse heeft verkocht aan Reynen van

                Steynemolen en Willem Massijs, H. Geestmeesters te Leest een jaarl.erfelijke

                cijns ten profijte van de H.-Geesttafel op 3 bunder land geheten de merghelputten

    13-02-2012 om 08:40 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1352 – “...te Leest op Rinnecouter prope Langhenbruel inter terram d. tgoet van

                Boutershem...” (GM)

             -  “Op den 12 meert ’s nachts is grooten schade geschiet door tempeest van winde.”

                (KCM)

             -  17 augustus : vrouwe Kathelijne Lancvoets verrijkt namens Leliëndael wegens

                achterstallige cijns het land van Jan Molnere tussen Klaas vander Straten en

                Beatrijs vander Manden te Leest. (IFL,blz.81)

     

    1353 -  “Syn buyten Mechelen dycken ende grachten gemaeckt om het water te houden.

                In het selve jaer hebben de sprinckhanen schade gedaen aen de vruchten der

                Aerde.” (KCM)

             -  17 september – H. Lambertus : Broeder Zeger van der Linden, monnik van Sint

                Bernards, verkoopt 6 bunders land op 2 percelen onder Leest, op de Rinnecouter

                Aan Wouter van Scelle. (MS,nr.4182)

     

    1354 – 12 november : Vrouwe Kathelijne Lancvoets verrijkt t.b.v. Leliëndael wegens

                achterstallige cijns het erf met tuin en land van de kinderen van Margriet Tielens

                te Leest tussen Walter van Halle en wijlen Jan van Bechengheem. (IFL,blz.81)

     

    1356 – 2 maart – woensdag na H.-Matthias:  Margaretha van Leliëndael geeft aan de

                Kiste 58 solidi erfelijke rente op een perceel land van de Leesterkouter en op een

                stuk land van de Hombekerkouter. (Schepenbrief van Mechelen)

     

    1357 – 28 juli : Vrouwe Kathelijne Lancvoets, religieuze van Leliëndael, verrijkt ten

                 behoeve van het klooster een stuk land  van Jan Molnere, groot ongeveer 2

                 bunder, te Leest tussen wijlen Geert van Hofstaden, ridder en Jan van  Parijs

                 wegens achterstallige cijns. (IFL,blz.82)

              - 12 november : Zondag na H. –Martinus : Egidius Doude verkoopt aan Mathias

                Van den Brande 2 vierd. rogge lijfrente op een blok onder Leest. (MS,nr.23100)

              - 13 december – Vigilie van h. Nicasius : Zeger Van den Venne verkoopt aan

                Elisabeth Van den Dijke   40 solidi  erfelijke rente op  3 bunder grond  van

                Boudewijn Van der Molen op Swittenblok onder Leest. (MS,nr.2102)

     

    1358 – De bruggen te Hombeek, Hofstade en Leest, die wegens de oorlog waren

                afgebroken, werden hersteld.

     

             – 9 november : vrijdag voor h.-Martinus : Jan van Leest verkoopt aan de H.-

                Geesttafel van Sint Jan 5 pond erfelijke rente op anderhalf bunder land onder

                Leest. (MS,nr.2103)

     

    1360 – “Dideric Stradiot van Faversines hout een woeninge te Leest bi Mechelen met

                20 buenre lants daer bi gelegen ende waren wilen Boudewijn Van Houthem.”

                Aldus het oudste document over het Hof ter Haelen  dat bewaard is gebleven in

                een leenregister van het leenhof van Brabant onder hertogin Joanna.

     

     

     

                                          HET HOF VAN HALEN

     

    Het “Hof van Halen” was, zoals Rendelbeek en het Hof ten Broecke, een leenhoeve.

    Alhoewel het helemaal binnen het grondgebied lag van de Mechelse Vrijheid, hing het af van de Hertogen van Brabant. In het document van 1360 over het Hof ter halen vinden we meteen de oudstgekende eigenaar van het hof : BOUDEWIJN VAN HOUTHEM (voor 1300) alsook de toenmalige uitgestrektheid van het domein : 20 bunder (ongeveer 25 ha). Deze 20 bunder waren, in 1440, verdeeld als volgt :

    “ eene woeninge geheiten Thoff van Halen met twintich buenderen lants dair by in de prochie van Leest gelegen in de manieren hier nae volgende : te weten:

    I. Yerst de voirs, woeninge ende Hoff houdende tsamen bijnnen de grachten een buender.

    II. item drie ende een halff buenderen lants in de voirse prochie gelegen, tusschen die thienschuere strate aldair aen deen zijde ende derve wijlen Jans van den Walle ende Aernts Vermost aen daender.

    III. item een block geheiten thouten block, vore thoff gelegen; houdende zeven buenderen, tusschen tbedeken van halen aldair aen deen syde, ende die goede wijlen Jacops Lutman, Willem Van der Aa ende Jans Metsirs aen de Stappe aen dandere.

    IV. item opten Couter van Leest twee buenderen lants geleiten, comende mitten eenen eynde aende voirs. zeven buenderen.

    V. item drie buenderen lants op ten voirs. Couter gelegen comende mitten eenen eynde aen een cleyn straetken aldaer.

    VI. item eenen bosch geheyten kerckenbosch, twee buenderen groot, gelegen neven des heeren strate aldaer aen deen syde.

    VII. item noch eenen bosch geheiten den Molenberch, groot synde anderhalff buenderen gelegen te Leest aen de heyde.”

     

    Nadien vermeldden de leenregisters van Hertog Jan III van Brabant MACHITILDIS DE HELBEKE  als eigenares. Ze was gehuwd met Henricus de Walcourt, Heer van Faverchines.

    DIEDERIK STRADIOT DE FAVERSINES werd vermeld in een register opgesteld tijdens het begin van de regeertijd van Hertogin Jeanne van Brabant, die regeerde van 1355 tot 1404..

    Rond 1370 kwam het Hof in het bezit van VRANCKE VAN HALEN die het zijn naam meegaf.

    De familie van Halen de Mirabello was afkomstig uit Lombardije in Italië. Ze vestigde zich in onze provincies voor 1300 en hield zich bezig met financiën en geldhandel, waardoor ze een groot fortuin verzamelde.

    De familie schafte zich grote heerlijkheden aan zoals Halen bij Diest en verenigde zich met de meest eerbiedwaardige families. Enkele leden van deze familie droegen zelfs de titel van miles. Het is algemeen bekend dat tijdens de middeleeuwen vele geldhandelaars uit Italië of uit het zuiden van Frankrijk zich in onze streken vestigden, alwaar “Lombaardys” en “cahorsins” synoniem werden voor bankier.

    Franco (Vrancke) de Mirabello, genaamd van Halen, heer van Lillo, ridder, zat ooit met zijn vader in de gevangenis. Hij werd jonker in dienst van de koning van Engeland en was gouverneur van Mechelen  in naam van graaf Lodewijk van Vlaanderen wiens raadgever hij  was.

    Vrancke van Halen speelde een aanzienlijke rol op politiek en militair vlak. Hij werd genoemd bij de helden bij de kroning van koning Edward van Engeland in 1326, voerde oorlog in Schotland in 1331, onderscheidde zich bij de slag van Ecluse in 1340, begaf zich naar Bretagne, viel de Fransen aan voor Hennebont en nam deel aan een groot steekspel in Londen in 1342. In 1344 vocht hij voor Bergerac, legde beslag op Langon en nam deel aan het gevecht van Auberoche in 1345. In 1350 werd hij naar Gascogne gestuurd.

    Als gouverneur van Mechelen nam hij de leiding van de Mechelse troepen die trouw waren gebleven aan de graaf van Vlaanderen en die in 1356 en 1357 vochten tegen het leger van de graaf van Brabant.

    Hij was in Champagne in 1359, zwoer trouw aan de vrede van Bretigny in 1360 en ontving van Edward III van Engeland de gewaden voor het feest van de Kouseband in 1364. In 1366 werd hij belast met de bewaking van het kasteel van Rochefort in Gascogne. Omstreeks die tijd keerde hij terug naar de Nederlanden alwaar hij aanzienlijke bezittingen bezat.

    Vrancke van Halen overleed te Mechelen op 9 augustus 1375 en zijn tweede echtgenote Marie van Ghistelle overleefde hem tot 10 maart 1405. Beiden werden begraven in de St.Romboutskerk onder een prachtig praalgraf versierd met twee liggende figuren, uitgevoerd op kosten van de stad door beeldhouwer Jan Keldermans. Dit document, het enige van de kerk dat ontsnapte aan de woede van de beeldstormers, werd op 27 september 1810 vernield. Belangrijke gedeelten ervan werden aangekocht door de graaf van Beaufort. Ze bevinden zich nu in het museum van de Cinquantenaire.

    Franco van Halen had 7 kinderen van twee echtgenoten (Margaretha Berthout van Duffel en Marie van Ghistelle) en een bijzit (Margriete van Werffelt).

    Zijn zoon, eveneens VRANCKE VAN HALEN genoemd, (kind van Margriete van Werffelt) was hoofdman van de kruisbooggilde te Mechelen die zich in 1397 met 24 schutters begaf naar het graafschap van Juliers om hulp te brengen aan gravin Jeanne van Brabant.

    Vrancke van Halen junior had zware schulden en was verplicht in 1451 de Leenhoeve te verkopen aan SYMON LATHOUWER alias INT POORTKEN.

    Deze laatste, gehuwd met Yde Ghijsbrechts, bezat gronden te Leest en woonde te Mechelen alwaar hij verschillende huizen bezat. Symon Lathouwer was lid van de Mechelse corporatie van de edelsmeden. Hij leverde aan de stad 12 bekers in zilver die deze schonk aan de kanselier van Bourgondië in 1425.

    REYNE DE LATHOUWER erfde op 26 mei 1460 van zijn oom Symon een gedeelte van het Hof van Halen. Op 18 februari 1466 stonden Lysbet Tswilden en Jan van Steensele, haar echtgenoot, hem een ander gedeelte af, zodat hij eigenaar werd van ongeveer de helft van het domein. De andere helft was nagelaten aan HENRICK DE LATHOUDERE maar in 1463 had Reyne zich ook dat deel toegeëigend zodat hij het geheel van 20 bunders herstald had.

    In 1466 verkocht Reyne de Lathoudere heel zijn bezit aan meester DIERICK ADRIAENS, secretaris van de stad Mechelen. Deze deed, samen met zijn eerste vrouw Catheline Meynaerts, alias van Tilborch, nieuwe aankopen en vergrootte zijn domein te Leest aanzienlijk. In 1491 was hij al hertrouwd met Katheline Schermers die stierf in 1508.

    Achtereenvolgens kregen we dan als eigenaars : JAN ADRIAENS, zoon van Dierick, AMBROSIUS ADRIAENS,broer van Jan en in 1518 deken van de gilde der edelsmeden te Mechelen (in 1507 bestelde Margaretha van Oostenrijk bij hem een gouden keten).

    ADRIAEN ADRIAENS , genaamd WILDERLANTS, zoon van Ambrosius en zijn zuster MARGRIETE. 
      

    Meester Adriaen  Wilderlants woonde in de Molenstraat te Mechelen waar hij van 1557 tot 1559 de functie waarnam van superintendent van den gemeynen huysarmen, t.t.z. aalmoezenier van de stad. Deze functie was voorbehouden aan de meest gefortuneerden van de stad. Zoals zijn vader was ook hij lid van de gilde der edelsmeden.

    In 1564 noteerden we ADAM WILDERLANTS, zoon van Adriaen en in 1575 FRANCHOIS WILDERLANTS, broer van Adam, als eigenaars van het Hof van Halen.

     

    Op 22 december 1575 kocht Franchois  de heerlijkheid van zijn broer. Hij stierf te Diest rond 1580 en liet geen kinderen na. Zijn echtgenote Barbara Goetkint was overleden  in 1573. Franchois Wilderlants liet na zijn dood zoveel schulden achter dat dat het Hof op 3 juli 1614 publiek verkocht werd, (na een jarenlange procedure tussen de erfgenamen) en wel aan GUILLIAM DE GRISPERRE, ridder, raadslid van de Grote Raad te Mechelen en raadgever bij de Raad van Staten.

    Bijna 150 jaar bleef het goed nadien in handen van de familie de Grisperre en kreeg vanaf dan de naam “Pachthof van Grisperre”.

      

    CHARLES DE GRISPERRE erfde het Hof van Halen van zijn vader in 1631. Hij was raadgever van het Rekenhof van Rijsel en was gehuwd met Anne-Catherine van Essen die hem 9 kinderen schonk waarvan er drie achtereenvolgens de heerlijkheid bezaten : LOUIS DE GRISPERRE (eigenaar vanaf 1666) was kolonel in dienst van de Staten Generaal en baron. Hij werd onthoofd in Den Haag in 1698. Daarop was het zijn broer PHILIPPE DE GRISPERRE die eigenaar werd. Toen ook die stierf ging het Hof van Halen naar de derde broer Baron GUILLAUME-ALBERT DE GRISPERRE, een man van groot aanzien. Hij was achtereenvolgens lid van de Grote Raad van Mechelen, lid van de Staatsraad en lid van de opperste raad van Vlaanderen die gevestigd was in Madrid.  Hij werd voorzitter van de Grote Raad te Mechelen en kanselier van Brabant.

    Hij had  geen kinderen en zo ging na zijn dood in 1725 de hoeve naar de natuurlijke dochter van zijn broer Philippe : MARIE-JOANNA-JOSEPHA DE GRISPERRE die gehuwd was  met RUMOLDUS VAN BLINCKEN.

    Ook die familie maakte vele schulden en was op haar beurt verplicht het goed te verkopen in 1759. Het werd gekocht door de familie de Meester.

    Zo zien we dan PIERRE DE MEESTER als eigenaar in 1760. Hij bezat o.a. ook het Expoel kasteel te Hombeek.

    Zijn zoon GASPAR-ANTOINE DE MEESTER volgde hem op. Gaspar-Antoine was advokaat bij de Grote Raad van Mechelen en onder de Franse bezetting voorzitter van het noordelijk kanton van Mechelen.

    Na diens dood in 1823 werd zijn zoon JOSEPH-ANDRE DE MEESTER eigenaar. Hij was kommandant van de burgerwacht in Mechelen en burgemeester van Heffen. Eén van zijn broers, PIETER-JAN was te Leest burgemeester van 1818 tot 1836.

    Een andere broer PIERRE-JOSEPH DE MEESTER werd eigenaar in 1840 bij de dood van Joseph-André, niet voor lang want hij stierf het jaar daarop. Pierre-Joseph was o.a. schepene van Mechelen en burgemeester van Walem.

      

    Zijn dochter CATHERINE-ANTOINETTE DE MEESTER kreeg dan de hoeve in handen. Bij haar dood behield haar echtgenoot FRANS JOSEPH DE CANNART D’HAMALE het vruchtgebruik tot aan zijn dood, waarna de hoeve in het bezit zou komen van LEOPOLD en ATHANASE DE MEESTER, de twee neven van Catherine-Antoinette.. Ze stierven echter beiden voor hem, zodat na zijn dood in 1888 de hoeve in het bezit kwam van de kinderen van Leopold de Meester. (burgemeester van Leest van 1871 tot 1879) Die hielden het in onverdeeldheid tot aan de dood van hun moeder Anna Rachel de Coussemaeker in 1916, datum waarbij  HENRI DE MEESTER DE RAVESTEIN, één van de kinderen van Leopold, eigenaar werd.

    Hij was burgemeester van Zandhoven en bestendig afgevaardigde. Henri de Meester was gehuwd met Cecile van de Werve. Tijdens de eerste wereldoorlog was hij vrijwilliger en bracht het tot majoor bij de Genie.

    In 1931 verkocht Henri de Meester de Ravestein het Hof ter Haelen aan het echtpaar EMIEL VERSCHUEREN – CATHARINA LAUWERS, die ook voor de uitbating instonden.

     

    De Pachters

    De eerste eigenaars van het Hof zullen er wellicht ook hun verblijf hebben gehad. Later werd het domein echter een gewoon “pachthof”, behorend tot de bezittingen van de eigenaar, maar dat hij verpachtte aan een plaatselijke uitbater. Enkele van die pachters zijn ons bekend : JAN COREMANS  bewoonde het hof in 1614.

    In 1704 stond Guillaume-Albert de Grisperre een huurceel toe voor een duur van 6 jaar aan MATHEUS BULENS en JACQUEMINE VAN DORSELAER, huurceel die telkens vernieuwd werd in 1711, 1716 en 1721.

    In 1723 stierf Matheus Bulens. Hij liet vier minderjarige en twee meerderjarige kinderen achter : ENGEL BULENS en Maria Bulens gehuwd met Peeter van Causbroeck uit Kapelle o.d. Bos. Deze laatsten vertrouwden de belangen van de minderjarigen toe aan de weesmeesters van Mechelen die,volgens Mechels gebruik, de verkoop bevalen van de meubels die zich bevonden in het Hof van Haelen.

    Engel Bulens tekende hiertegen verzet aan op grond dat de woonst gelegen was in de provincie Brabant en niet in de provincie Mechelen. De weesmeesters verwierpen deze bewering en gaven op 3 december 1723 opdracht aan de meier van Leest, Borquelmans, over te gaan tot publieke verkoop. De heer van de heerlijkheid  Op-Hombeek (Brabant) Petrus van Steen kwam echter ter plaatse met een aantal gewapende mannen. Ze verzetten zich met geweld tegen de verkoop. “Ze stelden zich op voor de deur van de schuur en gaven zelfs kolfslagen aan één der mannen van Leest.”

    Volgens de magistraat van Mechelen voerde Engel Bulens dit verzet alleen maar om zich meester te maken van de hoeve en om de meubels en het vee te laten verdwijnen in zijn voordeel. Hoe dit conflict is afgelopen is niet bekend. Vast staat dat Engel Bulens huurder bleef van de hoeve, dit voor 325 gulden. De huur werd in 1731 op 400 gulden gebracht.

    Engel Bulens pachtte in totaal van baron van Goyck 17 bunder, 1 dagwand en 24 roeden (21 ha, 40 are en 77 ca). Hij had twee knechten in dienst : Jan Van den Heuvel, die later met zijn jongere zus Jeanne zou trouwen,  Jan Lamberegs  en een meid : Katrien Keersmakers.

    Toen zijn vrouw ELISABET SIBENS weduwe werd, hertrouwde ze met PEETER NAGELS en die nam de pacht over in 1743.

    In het begin van de 19e eeuw werd de hoeve bewoond door JAN FRANS STEENMANS die stierf in 1820. Zijn weduwe ANNA CATHARINA HUYSMANS hertrouwde in 1824 met CAROLUS WOUTERS die het beheer van de hoeve overnam.

    Carolus Wouters was burgemeester te Leest van 1836 tot 1858.

    Zijn dochter Maria Virginie Wouters huwde met FRANS VOET en dat werd dan de volgende pachter.

     Na zijn dood in 1877 hertrouwde Maria Virginie met JAAK BERNAERTS die burgemeester was te Leest van 1888 tot 1924. Hij bleef op het Hof ter Haelen tot 1893.

    De laatste pachter op de hoeve was JAN-BAPTIST DE COSTER, gehuwd met CATHARINA VAN DAM.

    In 1931 kocht EMIEL VERSCHUEREN de hoeve aan om ze voor eigen rekening uit te baten. Emiel was gehuwd met Catharina Lauwers en was burgemeester te Leest van 1939 tot 1944 en van 1954 tot 1965.

    Hij overleed te Leest op 1 februari 1975.

    (L’Hof van Halen à Leest – Bernard de Meester de Ravestein.

      LG,blz.70 en volgende. Verschillende nummers van de periodiek De Band)

     

    12-02-2012 om 11:23 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (7 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    1344 – Donderdag na oktaaf van Sakramentsdag : Henricus de Papenbroec schenkt aan

                de H. Geesttafel van Hanssewijc een half bunder land  te Leest op het Hertsvelt en

                 behorende Zegher van Hertsveld. (Schepenakte Mechelen-Parochiearchief Leest)

     

    1345 – 22 september - (donderdag na H. Matheus) :  Elisabeth, echtgenote van Egidius

                van Bremen, verkoopt aan de H.Geesttafel van Sint Jan 40 solidi erfelijke rente op

                een eigendom onder Leest en 40 solidi op 6 dagwand op Ten Goeten Winkel in

                deze gemeente. (MS, nr.2026)

     

    1347 – “In dit jaer is groote pestilentie begonst door de geheele wereldt, het gene dry

                 jaeren geduert heeft”. (KCM)

       

    1347 -  “Item van de brugghe te Leest te makene ende van den  weghe te Leest dat h.

                 Kerman besteede...” (SR 1347)

     

     

    1347 -  Eerste vermelding van een “Brug” te Leest.

                Later vonden we :  “Item Janne Bogart ende sine ghesellen van den pilen ute te

                doene  die int water stoeden voir de brugghe te Leest ende te Heffene ende die

                te voerne in de halle.” (SR 1366-67) en “..in Leest prope pontem inter Warandiam

                et terram dictum Treghel.” (GM 1380), tot slot : “prope pontem de Leest..”

                (LGM-1377)

     

    1347 – 19 augustus – zondag na O.L.V.Hemelvaart : Adam de Bever geeft aan Jan

                Muishond 14 roden land onder Leest tegen 5 solidie jaarlijks cijns.

                (Schepenbrief van Mechelen)

     

    1348 – Feest van Ste Magdalena : Arnoldus de Bersele en Arnold zijn zoon verkopen aan

                Johannes Witte ten profijte van de H. Geesttafel van Leest een rente op een half

                bunder land te Leest. (Schepenakte van Mechelen, parochie-archief Leest)

     

    1348 - 19 januari – zaterdag voor St.Paulus bekering : Sophia, weduwe van Gerard van

               Hofstade, geeft het vruchtgebruik van 4 pond erfelijke rente op het huis “de  

               Minne” in de Cathelijnestraat, aan haar zoon Arnold.

               Deze schenkt de rente aan de H.-Geesttafels van Sint Rombouts, Sinte Catharina,

               O.L.V. over de Dijle, Sint Jan, Hanswijk, aan de Kiste van het begijnhof, aan de

               H.-Geesttafel van Hever en Leest.  (MS,nr.416)

     

    1349 – “...te Leest in de Hasselstrate...” (GM)

     

    1349 - 6 jaunari : Gillis Langheneese verkoopt aan Gillis Portier al zijn rechten op

    -        diverse stukken land en weide te Leest op Rendelbeke tusssen de kinderen Van

    -        Hoffstaden en Jan van Parijs nabij de beek. (IFL, blz.79)

     

     

    1350 – “...te Leest in Duvekensveld...” (GM)

     

    1350 - 1 april : Donderdag na Pasen – Schepenbrief van Mechelen : Catharina Van der

    -        Elst verkoopt aan Jan van Hertveld 1dagwand land onder Leest.

     

     

    1351 – “...item I bonarium terre te Leest inter Raepbloc inter Joh. De Erdbrugghen et

                Groenendoncstrate.” (GM)

     

    1351 – “...in Leest in platea Elststrate.” (GM)

     

     1351 -  “ is soo groote drooghte en hitte geweest dat de vruchten der aerden

                 uytdrooghde,waer naer grooten hongers-noot gevolght is.” (KcM)

     

     

    12-02-2012 om 11:19 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1311 – Nicholaus Wammesoel verkoopt aan Nicolas Van der Zennen ten profijte van

                 van de H.-Geesttafel van Leest een erfelijke rente op grond te Leest.

                 (Schepenakte van Mechelen, parochiearchief Leest)

     

    1315 – 10 maart : Willem, graaf van Henegouwen, Holland, Zeeland, Heer van

                 Gelderland, publiceert de voorwaarden waaronder Floris Berthout hem de

                 Stad Mechelen verkocht, met alle  afhankelijkheden alsook met Nekkerspoel,

                 Nieuwland, Heide, Muizen, Hever, Hombeek, LEEST en Heffen. (MS)

     

    1315 -  “In de maent Mey begonst het te regenen durende continuelyk tot in de maendt

                 van Meert, welck soo grooten overvloedt van water veroorsaeckte, dat overal

                 veel menschen en beesten verdroncken, oock datter dat jaer geen vruchten noch

                 eenigh zaedt ryp wierden welck heeft veroorsaeckt dusdanigen dieren tydt, dat

                 een Mucken terwe tot loven gelde negen guldens, en tot Antwerpen een Viertel

                 rogge verkocht wirdt 60 Coninckx Tornoisen, ’t welck tentien tyde een

                  merckelijke somme gelts was, soo dat de meeste menighte van de menschen

                 gedwongen zynde wortelen, schorsse van boomen, gras, enz. Te eten, hunne

                 krachten verloren hebbende, op de straeten nedervallende, hunnen geest gaven,

                 uyt welck quadt voedtsel ten lesten de peste is voortsgekomen, de welck meer als

                 een derde der menschen heeft wegh-geruckt.” (KCM)

     

    1316 – “...in parochia de Liest in loco dicto de BIEST...” (LGM)

     

    1316 -  1 mei : Aleydis Smeets, haar man Gillis en haar zuster Elisabeth verkopen aan

                 Hendrik Rouc 30 schellingen erfcijns ’s jaars op hun erf te Leest op de Biest

                 Tussen Hildegard de Borch en Goswin Sanghere. (IFL,blz.66)

     

    1317 – 8 mei – Schepenbrief van Mechelen : Jan Van der Haghen verkoopt aan Zeger

                Van der Schueren een stuk land onder Leest.

     

    1318 – 2 april : Hendrik Roec, van Leest, schenkt aan Leliëndael 20 schellingen erfelijke

                cijns ’s jaars op een erf van het St Jacobshospitaal bij de Overste Poort te

                Mechelen. (IFL,blz.68)

     

    1318 -  8 april : zaterdag na Letare : Arnold van Erdbrugghen verkoopt aan Godfried De

                 Doncker 40solidi 4 capoenen op 1 bunder land onder Leest en op de helft van 

                 Een woonst op Ter Erdbrugghen. (MS,nr.1961)

     

    1318 -  Woensdag na Pinksteren : Willis Gisebrecht is verschuldigd aan de H.-Geesttafel

                 van Leest een rente op 9 bunder zaailand.

                 (Schepenakte van Willebroek, parochiearchief Leest)

     

    1320 – 3 augustus : Walter Vroede en zijn vrouw Kathelijne transporteren  aan Aleydis

                van Leest ½ bunder land genaamd d’Espt gelegen te Leest tussen het erf van

                Walter vander Biest en de straat op een erfelijke cijns van 20 schellingen ’s jaars.

                (IFL,blz.69)

     

     

     

    1321 – 12 januari – maandag na Drie koningen : Arnold van Erdbrugghen verkoopt aan

                Godfried de Doncker 40 solidi erfelijke rente op 6 dagwand land op de Grote

                Winkel onder Leest (MS, nr.1966)

     

    1324 – Zondag na Maria Lichtmis: Walter de Boeghaerde verkoopt aan Nicholas

                Boudens goed te Leest ten profijte van de H.-Geesttafel van Leest.

                (Schepenakte van Mechelen, Kerkarchief Leest)

     

    1324 -  8 augustus – Schepenbrief van Mechelen : Jan van den Broecke geeft aan de

                Infirmerie een halve coredag, een halve snitdag en een halve maaidag, alsook 12

                deniers  1 capoen, die hij had op de goederen van de Infirmerie onder Leest, tegen

                3 deniers oude Leuvense.

     

    1325 – Donderdag na 2de zondag in de vasten : Walter van der Biest verkoopt aan

                Nicholas Boudens zone Vander Zenne een rente op goed te Heffen ten profijte

                Van de H.-Geesttafel. (Schepenakte van Mechelen,Parochiearchief Leest)

     

    1328 – 31 mei  : De grenzen van Leest worden officieel vastgesteld door de gezanten van

                Adolf de la Marck (Bisscop van Luik en Heer van Mechelen), van Hertog Jan III

                van  Brabant en door gezworenen van Mechelen. (DB-1/5/1956)

     

    1332 – 5 december : Jacob de Wuwere, genaamd van Leest, verkoopt aan Jan van

                Swertebeke 30 schellingen oude groten tornois Franse koningsmunt voor 26

                pen. En 2 kap. erfcijns ’s jaars, bezet op zijn bunder land te Leest tussen Hendrik

                de Wuweres eigen landerijen. (IFL,blz.72)

     

    1334 – 10 november – Vigilie  van H.-Martinus : Egidius van der Erdbrugghen verkoopt

                aan Arnold Van den Putte 1 vierdeel rogge erfelijk op een eigendom onder Leest.

                (MS,nr.1975)

     

    1337 – Oorkonde van de proviseurs van de H.-Geesttafel van Leest. Perkament, zegel van

                de proviseurs, van de pastoor van Leest, Jan vanden Broeke, en van Jan vanden

                Mortere : zij gaven aan Jan Schudsac “meester van den hove” van Leliëndael een

                 stuk land op Hombekerkouter op een jaarlijks erfcijns van 8 schellingen bepand

                 op huis en hof van Jen Sthevens in de Biest. (IFL,blz.73)

     

    1337 – 26 december – vrijdag na kerstmis : Jan de Backer van Oudenghem verkoopt aan

                Godfried De Doncker anderhalf dagwand land onder Leest. (MS,nr.4126)

     

    1340 – 19 mei – vrijdag voor H. Urbanus : Jan Puppin verkoopt aan Godfried De Donker

                zijn perceel land “Het Beekstuk” onder Leest, semen met 3 andere stukken.

                (MS,nr.4134)

     

    1343 – Eerste vermelding van “Hof van Moere”, later ’t Hof van Broeke. (VD-1343)

    11-02-2012 om 12:33 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1291 – November : oorkonde van de proost en het klooster van Leliëndael. Ten overstaan den de dominus fundi Gillis de (van) Dike en met toestemming van hertog Jan van Brabant, geeft Sophia van Mechelen, weduwe van Hendrik van Breda aan Leliëndael 5 bunder land te Hombeek op de Zenne mits een jaarlijkse heerlijke grondcijns van 5 solidi. Zij behoudt het vruchtgebruik voor zichzelf. Na haar dood zullen een aantal personen dit vruchtgebruik verder genieten. Als dezen gestorven zullen zijn zal de opbrengst als volgt verdeeld worden : 5 solidi aan de H.-Geest-tafel van Leest, 12 dinarii aan de pastoor van Leest, enz... (IFL,blz.59) 

    1295 – “Van Huldenberghe alias Van der borch Van Musick in gheboorte-Linie oft geslachts afkomste derHeeren vooghden van Mechelen zegt : “Des Bisschop- pengherechtigheyt in de Heerlykheid van Mechelen is de hooghe, middele en nedere justitie mitsgaders ’t hoofd over de Vooghdye. De gerechtigheyd van de Heeren Berthouders is de Voogdye van Mechelen met de dorpen van Heyst, Hever, Muysen, Hombeeck, LEEST, Heffen, Nieuwland en Neckerspoele, den waterstroom, tol, staepele van zout, visch en haver, opene straeten, Lombardiers en Joden gelyde te gheven, wissel houden, alle de maeten van gewichte, met een deel chyns en laethoven onderhoorende.” (MK – F.Berlemont) 

    1295 - April : Omdat er al lang een betwisting bestond tussen Leliëndael enerzijds en wijlen Daniël de Ponte (alias vander Bruggen) en zijn zoon Arnold anderzijds,   over het visrecht in de Zenne tussen de brug van Weerde en de brug van Leest, heeft genoemde Arnold uit zijn naam en uit naam van de kinderen van zijn broer Daniël daaraan volkomen verzaakt in het bijzijn van Floris Berthout...” (IFL, blz.60) 

    1301 – “Gerardus, plebanus de Leest...” (Gijs-Thys, akt Leliëndael) 

    1301 - 13 september : woensdag voor de Kruisverheffing : de justiciarius van Sint Rombouts meldt dat Willem en Arnold van der Molen aan Henri de Goudsmid drie vierdelen rogge verkocht hebben, bepand op een lap grond onder Leest “Aan den langen Bruul”. (Schepenbrief van Mechelen, MS, nr.104) 

    1302 – “Den 11 Julii wierdt die Battaillie voor Cortryck geslaegen daer die Francoisen al meest doodt bleven, men schryft dat daer oock bleven achtthien Edele van Mechelen, fonder de andere, ende een groote menighte van Edele Brabanders, Ende Vlamingen, soo dat hierom desen Slagh genoemt wirdt de Bataillie van de Goude Sporen.” (KcM) 

    1302 – Jan, zoon van Claus Roec, bekent aan Leliëndael 10 schellingen payments ’s jaars op een dagwant land, tussen Wain Roec, zijn grootvader en de molen van Leliëndael, schuldig te zijn. (Schepenbrief van pastoor Geraard van Leest, IFL,blz.62) 

    1302 - 29 septermber : Arnout van Segbroche bekent jaarlijks aan Leliëndael schuldig te zijn een rente van 10 schellingen op een half bunder land, naast zijn huis te 29/9 : Jan van Haexdonc bekent aan Leliëndael 10 schellingen payments schuldig te zijn in jaarlijkse erfcijns op een stuk land van een half bunder te Leest op Fleerdonc. (IFL,blz.62) 

    1302 - Leest. (IFL, blz. 61) 

    1302 - 29/9 : Jan van Rendelbeke werd, in een paar oorkonden, genoemd als schepene van Leest. 

    1303 – 31 januari – donderdag voor Lichtmis : Henri de Goudsmid verkocht aan de H.-Geesttafel van Sint Rombouts drie vierdelen rogge op een stuk land onder Leest, aan den langen Bruul”. (MS,nr.111) 

    1304 – “Segheren, den prochiaen van Leest...” (Gijs-Thys. Topon.kerk) 

    1305 – Dat jaar werd Willem de Langhe in een handvest vernoemd als schepene van Leest. 

    1305 - 5 januari : Zeger Bulen bekent aan Leliëndael jaarlijks erfelijk 20 schellingen payments schuldig te zijn op ½ bunder land gelegen bij het hof van Waen Roec. (Schepenbrief van Leest, IFL,blz.63) 

    1306 – Betwisting van een bepaalde tiende tussen Kortenberg en Jan van Houthem, genaamd van der Maleizen. Meer specifiek over detiende van een half bunder onder Leest. (IFL,blz.64) 

    1306 - 2 februari : Jan vander Bijst heeft aan Leliëndael 20 schell. ’s Jaars erfelijk  verkocht op 5 vierendeel land op d’Espt. (IFL,blz.64) 

    1308 – Woensdag na St Paulus bekering – 31 januari 1308 : Theobaldus, bisschop van Luik, oorkondt dat hij met Egidius Berthout een verdrag heeft gesloten : Hever, Muizen, Hombeek, LEEST, Heffen, Nieuwland en Nekkerspoel, alsook hun afhankelijkheden blijven voor immer onder Luikse bevoegdheid en onder deze van de schepenen van Mechelen. In gezegde gemeenten zullen geen andere rechters zijn dan de schepenen van Mechelen. Alle voordelen, boeten en betalingen die zullen komen of komen kunnen uit rechtspraak in Mechelen en in de andere voorzeide dorpen met hun afhankelijkheden zullen in gelijke delen ten goede komen aan de bisschop van Luik en Egidius Berthout, behoudens de rechten van de stad. Alle inkomsten zullen gemeenschappelijk zijn. Nemand mag het andere deel inpalmen zonder wederzijdse toestemming, en is het reeds gebeurd dan is het goed te verdelen. De schout, als afgevaardigde van de Luikse bisschop, houdt de schepenen in gehoorzaamheid waar het nodig is, zo voor de bisschop als ten overstaan van Berthout in dier voege dat hij eerst de schepenen zal verwittigen en na hem mag de dienaar van Berthout ze vermanen indien hij het wil en aanwezig was.
    Was de schout nalatig om het recht te vervolgen dan mag Berthout’s dienaar de schout verzoeken gedurende drie dagen tot hij de schepenen verwittigt. Weigert de schout, dan mag de dienaar van Egidius de schepenen manen en moeten ze in deze zaak recht spreken met inachtname van de bisschoppelijke rechten op de boete. Zo de dienaar van Berthout nalaat te manen, dan blijft de maning aan de schout             voorbehouden. Op dezes maning moeten de schepenen recht spreken. Komt het in deze plaatsen tot oorlog of handgemeen en de schout was er niet aanwezig doch de dienaar belooft op haar beurt aan Egidius deze vrede naar best vermoegen te bewaren.
    (Zegel van de stad Mechelen – MS)

    Door dit verdrag werden de Leestse schepenen eenvoudigweg gezworenen. Voordien berustte de gewone rechtspleging in het dorp bij de schepenbank, een voortvloeisel uit het vroegere Germaanse burenrecht, volgens hetwelk de rechtspraak geschiedde door de buren of vrijgeborenen. De schepenen waren naar de opvatting van het oude recht de “ordinarissen rechteren”, d.i. de gewone rechters van het dorp. Zij spraken na onderlinge beraadslaging over het hun voorgelegde geval, een verklaring of bescheid uit met kracht van rechtsgeldigheid. Ook waren de schepenen dikwijls getuigen van wettelijke akten en overeenkomsten, die dan werden vastgelegd in de zogenaamde “schepenbrieven” en konden gelden als eigendomstitel.
    De Leestse schepenen waren vijf in getal wanneer zij de vierschaar spanden en hun vonnissen en uitspraken deden. Na 1308 heeft Leest geen schepenbank meer ; alle vonnissen gaan dan uit van de schepenbank van Mechelen, want Leest en de omliggende dorpen behoren van dan af tot de Vrijheid van Mechelen. De Leestse gezworenen , die de opvolgers zijn van de oude schepenen, hebben dan slechts een raadgevende stem behouden. Zij worden door de Mechelse schepenen gehoord en geraadpleegd, maar mogen geen beslissingen meer treffen. Daardoor verdween een eeuwenoude instelling, die tevens teken was van de oude gemeentelijke vrijheid en zelfstandigheid. Leest is als het ware een verlengstuk van de Dijlestad geworden. 

    1308 – 1 oktober : Jan vander Sinnen, zijn vrouw Margriet en haar zuster Kathelijne geven aan de kosterij van Leliëndael 17 schellingen leuvens erfelijke cijns ‘s jaars, min 2 penningen en 2 kapoenen, op een blok land te Leest bij de molen en op een stuk land bij de cijnsschuur bewerkt door Willem, zoon van de smid. (IFL, blz.65) 

    1309 – Donderdag na O.L.V.Boodschap : Johannes Van Opstalle verkoopt aan Nicolaas Van der Zennen ten profijte van de H.Geesttafel van Leest een jaarl. erfel. Rente op land in de Biest. (Schepenakte van Mechelen) 

    1309 - bonarium terre sit in loco dicto opt Aerlantcontigue terre Walteri de Zantvoert et terre Arnoldi de Rendelbeke a domino episcopo le odieuse ac Bertholdo depen. (LGM)

    11-02-2012 om 00:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1234 – Adam de Lehist stond zijn tiende, die hij in leen had van Arnoud van Grimbergen, af aan de abdij Kortenberg, in aanwezigheid van Arnouds leenmannen, Wouter van Sottegem, Wouter van den Damme, Jan van Ramsdonk en Arnoud Bichus.(AA. Cartularium van Kortenberg, nr.491) 

    1235 – Eerste bekende vernoeming van “Walterus, miles de Leest”. (de Leest, ook de Strata genoemd). Hij wordt rond 1235 vernoemd als leenman van de tienden van het kapittel te Hombeek. Het is de enige aan wie de titel van Miles wordt gegeven. We kennen verder een Willelmus de Leest, dictus de Strata in 1270 en 1271 met zijn broeder Nicolaus de Strata, die tienden aan de abdij Kortenberg vermaakte, een Johannes de Leest in de 14e eeuw, Balduines de Leest in 1243 en Adam de Lehist in 1234, leenman van Arnoud van Grimbergen. Al deze de Leest blijken in verband te staan met de Berghouts.” (J. Verbesselt – Het Parochiewezen in Brabant) 

    1236 – “Peregrinus, presbyter de Leest.” (Gijs-Thys f°190.) 

    1242 – “Actum predicto domino duce presente et consentiente in domo ipsius apud lyre anno dominice incarnationis M°CC° quadragesimo secundo mense augusto”. Oorkonde van Wouter Berthout. Wouter Berghout stond het visrecht in de Zenne af aan het klooster van Leliëndael en dit tussen de brug van Weerde en de kerk van Leest. (IFL,blz.54, ook Laenen p.39) 

    1243 – In dit jaar trad Baldiunus presbyter (pastoor) de Leest op als getuige in een schenking van 9 bunder moerland te Espenlo aan de abdij ter Kameren door Wouter en Hendrik Bertold. (J.Verbesselt – Het Parochiewezen in Brabant) 

    1250 – 8 mei : Hertog Hendrik III van Brabant gaf aan de vrouwenabdij van Kortenberg en aan zijn lieden van Zemst, Hombeek en Leest 250 bunder van de “woestien” of heide van Hoksdonk. Zo werd het grondgebied van Leest eens zo groot. Dat nieuw aangeworven stuk grondgebied maakte “wereldlijk” deel uit van het Hertogdom Brabant.Zo kwam Leest in dezelfde toestand te verkeren als het nabijgelegen Hombeek, dat eveneens uit een Mechels en een Brabants deel bestond. Kerkelijk bleef Leest een parochie, precies zoals Hombeek. (DB-1/5/1958)
    Rond 1260 zou de Hertog daar nog 58 andere bunders aan toevoegen ten voordele van Leliëndael. 

    1253 – “...Monasterium de Valle Lilliorum...sub nostra protectione suscipimus....praeterea...in locis de Hombeeck et Lest...cum pratis, vineis terris,.....(Wij nemen het klooster van Leliëndael onder onze escherming...bovendien..te Hombeek en Leest...met weiden, wijngaarden...”) Een stuk getekend door paus Innocentius IV.             (J.D.D in DB 1/7/1957) 

    1261 – Geschil tussen de abdij Kortenberg en de “presbyter ecclesie” de Leest, omtrent zijn competentie of bezoldiging vanwege de abdij. Het ging er om 20 sisters graan, half rogge en half haver, en 100 solidi Leuvens, die de abdis hem jaarlijks moest geven.De zaak kwam voor de officiaal van Kamerijk en daar werden ook de offeranden en andere inkomsten ter sprake gebracht. Door de deken van Brussel werden de scheidsrechters aangesteld. Vanwege de abdij trad G. Dictus de Helsdergensis, pastoor van Huldenberg op, vanwege de pastoor van Leest, Wouter, presbyter Leprosorum Maghlimensis. Er werd overeengekomen dat voortaan de pastoor 12 sisters, half rogge en haver, zal hebben. Voor het aandeel in de offer zal hij zich verder schikken naar de aanspraak van de scheidsrechters. Op het einde vernemen wij nog dat de akte werd           verleend : “ante institutionem Stephani tunc ecclesie ejuxdem curates.”     Pastoor Stefaan wenste dus een regeling voor zijn aanstelling. Onder de getuigen vernemen wij dus dat in de 13e eeuw elke pastoor van Leest contraktueel werd aangenomen door de abdij en dat de bezoldiging niet vast was. De voorganger van pastoor Stefaan werd blijkbaar meer bevoordeligd. (J. Verbesselt – Het Parochiewezen in Brabant) 

    1263 –Dat jaar had Johannes de Rendelbeca een twist met de abdij Kortenberg over een tiendegebied.
    “In juni 1263 verschenen Walterus, dictus dapifer nobilis viri domini Walteri, dicti Berthout, de abdis van Kortenberg en Johannes de Rendelbeca, die twist hadden super quadam parte decime site in parochia de Leest apud dictum locum de Rendelbeca. Tandem post multas altercationes verzaakt vn. Jan van Rendelbeke zijn aanspraken op vn. tiende en verklaarde “se nihil habere juris in dicat decima”.
    Als getuigen traden op Magister R., rector ecclesie de Campenhout en B., plebanus de Berga (Berg bij Kampenhout), Guillielmus de Linth, Arnoldus de Poddeghem en Ywanus de Campenholt. Rond dezelfde tijd bekomt Kortenberg een ander voornaam deel van de tienden van Leest in pand vanwege Vrouwe Beatrix van Houtem voor 60 Keulse mark en 20 pond Leuvense munt. Hiervan verlenen Lutgardis van Breda, in haar hoedanigheid van opperleenvrouw en haar zoon Godfried een bevestiging.”
    (Het Parochiewezen in Brabant – J. Verbesselt) 

    1269 – Dat jaar werd de pastoor van Leest aangesteld als scheidsrechter samen met Willem, pastoor van Wemmel, in een geschil tussen de pastoor van Hombeek en Leliëndael omtrent de rechten van het toedienen van sacramenten en de begrafenis te Hombeek. (L.Gevelus, het voormalig klooster van Leliëndael, bijdragen dl.III blz.254-56) 

    1269 - 24 december: Oorkonde van Jan Van Leest, genaamd Piscator (alias Visschere). Perkament, zegel van B., deken van Mechelen, J. Cantor van Mechelen, plebaan van Leest, Stephanus de Fleto (Vande Vliet) en Walterus de Heida (Vander Heiden) :hij neemt voor 15 jaar het visrecht in de Zenne, zoals dit werd gegeven door hertog Hendrik van Brabant en Wouter Berthout heer van Mechelen, aan Leliëndael, in pacht van het klooster tegen 20 solidi Leuvens per jaar, te nemen op de tiende van Wilnout. (IFL, blz.57 nr 68) 

    1270 – In 1270 trad Johannes de Rendelbeca als schepene van Leest op in een overdrachtsbrief van tienden aan de abdij Kortenberg door Niklaas van Leest.
    - Ook Arnoldus de Proddeghem trad als schepene van Leest op in een overdrachtsbrief van tienden te Leest aan de abdij Kortenberg door Willem van Leest.
    Hoe de schepenen hun vierschaar spanden is niet geweten. Toch waren zij, als elders de “ordinarissen rechteren” van het dorp. Hun voornaamste taak was het “twistende twivelnisse” te beslechten. Van ambtswege waren zij “sculdich altoes te verclaerene ende te bescedene,alsoo verre alst hun cont wre, welc igewelcs recht ende haren brengen ware int dorp.”
    Kwam iemand ter vergadering om een vonnis of, zoals het heette om “een  waarheyt te horen” of “om een claernisse te hebbene” dan gingen de schepenen, na de klacht of het verzoek ontvangen te hebben, buiten ter beraadslaging “ende sy bespraken hen wel ende quamen dan weder inne ende verclaerdent ende besciedent”.
    De schepenen van Leest waren waarschijnlijk met vijf. Althans een akte van 3 januari 1308 noemt er zoveel. Zij moeten hun ambt ook uitgeoefend hebben over buurgemeente Heffen, maar namen dan de titel aan van “schepenen van Heffen”.
    Verscheidene handvesten van de eerste jaren der 14e eeuw laten dat
    veronderstellen. .Er zijn niet zoveel namen van Leestse schepenen bekend.
    In janauri 1271 vonden we terug : Gozewijn Dunker, Gozewijn vander Molen (de Molendino) en Jan van Rendelbeke.In een paar oorkonden van 29 september 1302 : Jan vander Varent en Willem de Langhe. In een handvest van 1305 Peter vanden Santvoorde en Giesbert vanden Amere of Hamere. In een oorkonde van 2 februari 1306 Mathys vander Sinnen en Willem de Langhe.
    In een handvest van 1308 staat nogmaals deze Willem de Langhe samen met zijn medeschepenen : Jan de Smet, Wouter ser Godevert, Peter vanden Santvoorde en Nikolaas Holteken.
    Het akkoord tussen Gielis Berthout, de heer van Mechelen en Theobald van Bar, de prinsbisschop van Luik, in 1308 gesloten, zette Leest onder de schepenbank van de stad Mechelen. Door dit akkoord vervielen de schepenen van Leest tot simpel gezworenen, die wel geraadpleegd werden, maar niets te beslissen hadden.(F. De Ridder – De Schepenen van Leest)          

    1270 - In 1270 vonden we te Leest als grondbezitters Adelaide en Boudewijn de Visschere, later de edele familiën van der Aa, van Winckele, van Voisdonck en van Walle.

    1270 - 14 april : Oorkonde van de priorin, de proost en het klooster van Leliëndael, perkament, zegel van de priorin en van het klooster, beschadigd : zij sommen al de jaargetijden op, gesticht door Boudewijn van Leest, genaamd Visschere (alias Piscator) en zijn vrouw Adelisa, met de inkomsten daaraan verbonden. (IFL,blz.57, nr 69) 

    1271 – In januari van dat jaar werd een deel van de tienden van Leest aan Kortenberg opgedragen door Niklaas, genaamd van der Straten (dictus de Strata), mits twee  penningen oude Leuvense munt jaarcijns, telkens op kerstmis vervallend. Deze tiende werd door voormelde Niklaas in leen gehouden van zijn broeder, “Willelmus de Leest, dictus de Strata” die het van alle leenrechterlijke banden ontsloeg. De desbetreffende oorkonde kwam voor de schepenen van Leest en de voornaamste ingezetene mannen van het dorp, o.a. Jan van Rendelbeke, Goswijn Dunker,           Goswinus de Molendino, Arnold van Blaasveld, Arnold van Prodegem e.a.   Ook de persoonlijke akte van Willelmus van Leest, waaraan het zegel hangt van “Johannis curati de Humbecka et g. (osuini ?) curati de Leest”, bleef bewaard.(J.Verbesselt – H.P. in Brabant) 

    1273 – “Nicholaus dictus de Strata posuit sen obligavit in certo vadio coramnobis margarete sorori sue et Willelmi de Wilnout…” (LGM) 

    1284 – “Gheraert Van der Mortere”. (AAB) 

    1289 – Andermaal ontstaan van een geschil tussen de abdij van Kortenberg en de pastoor van Leest enerzijds en de pastoor van Heffen anderzijds, omtrent de novale tienden van de “heide et bruaria ; vulgariter nuncupata MAGNA HEIDE DE LEEST.”
    Om het proces, dat reeds geruime tijd aan gang was en nog een hele tijd schijnt te zullen voortduren, met succes te kunnen voortzetten, maken de abdis van Kortenberg en Reinerus, presbyter curatus de Leest, gemene zaak wat het dragen van de onkosten betreft. De pastoor van Leest verplicht zich jaarlijks aan de abdis 30 schelling leuvense munt te betalen in twee termijnen d.i. 15 schelling op Sint-Remigiusfeest in oktober en 15 schelling in het midden van Quadragesima.
    Wat het overige van de proceskosten betreft, verplicht de pastoor van Leest zich steeds te verschijnen op al de zitdagen en alles te betalen wat boven vermelde 30 schelling zou in rekening gebracht worden. Bij gunstige afloop van het proces zullen zij de inkomsten van de betwiste tiende           onderling verdelen. “In cujus rei testimonio sigillum meum quo usus fui et utor Presentibus duxi apponendum”, verklaart pastoor Reinerus.
    Uit deze gegevens volgen twee vaststellingen :
    1. Er bestaat nog geen vaste grens tussen Heffen en Leest ; de twist betreft immers het gebied van het novale tiende, dat aan een van beide partijen toekomt. Dus totnogtoe werd de Grote Heide van Leest, waarvan hier sprake is, nog niet ontgonnen.
    2. Vanaf deze jaren is hierin verandering getreden. Ook de Grote Heide van Leest wordt van nu af vruchtbaar gemaakt, vermits er novale tienden worden van geëist door de twistende partijen. De algemene conclusie is dus de volgende : ook te Leest is op het einde van de 13e eeuw de evolutie in volle gang. Nieuwe en uitgestrekte gebieden van de parochie worden ontgonnen. De verkaveling van meer dan 300 bunder heide tussen 1250 en 1260 door Hendrik III ten voordele van zijn mannen van Zemst, Hombeek en Leest was hiervan de inzet.
    De landbouw ondergaat daardoor grote verandering.Er ontstaat welstand en aangroei van de bevolking. Ook de parochie ondergaat er de weerslag van. Ze deelt in de algemene welstand en wordt door giften en            Stichtingen verrijkt, zodat ze bij het intreden van de 14e eeuw in de taxaties van de aartsdiaken voor XII pond aangeschreven wordt.           (J.Verbesselt – H.P. in Brabant)

     

    10-02-2012 om 00:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.blog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

                                         L E E S T S E

     

                                     K R O N I E K E N

     

     

     

    Jaartal

     

    640 – “Omtrent het jaer 640 quamp tot Muysen den H. Lambertus, die aldaer vele  mirakelen dede en vont daer eenen tempel staen ter eeren van de negen goddinnen  des gesanghe, (de muysen of musen) die daer van de heydenen aanbeden werden. Maer den H.Lambertus wierp die uyt den tempel ende verjoech door syne predicatie alsoo de heydene. Eenigen teyt daer naer van gramschap soo vergaerden de heydene met de ongeloovige van Mechelen naer de Battalie, welcke nu genoemt wordt Battel, alwaer den H. Lambertus tegen de ongeloovige moest stryden, ende door Godts toedoen namen sy de vlucht, ende meynden den slagh te verheffen ter plaetse hetgene men nu noemt Heffen, maer tevergeefs vluchtende tot Leestse,alwaer het was het LESTE gevecht.”
    (Remmerus Valerius – Chronyke van Mechelen)

     

    836 – “Omtrent den jaere 836 zyn de Noortmannen lang Vvalcheren met vele schepen naer Antwerpen gekomen, en naer dat de selve aldaer alles verbrandt hadden,zyn naer Mechelen ende Lier gekomen, alwaer sy de selve vreedheden hebbengepleeght, dese verwoestinge van alle de plaetsen in Brabant en daer omtrent, alwaer sy met schepen konden aenkomen, heeft geduert twintigh jaeren langh.” (KCM)

     

    1129 – “Burchard, bisschop van Kamerijk, geeft het patroonsrecht der kerken van Hombeek en Leest aan de abdij van Kortenberg.” (Miraeus 2, p.964 suppl.)

     

    1172 – “Bloeyden die boomen ende het gras wiesch meer dan het gewoonlyck in den lenten wascht, ende die wilde vogelen leyden eyeren ende kipten jongen omtrent Lichtmisse ende dat in dese landen...” (KCM)

     

    1181 – “In September was ’t Aerdtbevinge te middernacht. In het selve jaer is een schadelyck tempeest geweest.” (KCM)

     

    1200 – “Reeds vanaf de 13e eeuw werd er te Leest, als in het omliggende aan wijngaardteelt gedaan. Leest en Hombeek blonken hierin uit. Deze teelt nam af in de 16e eeuw, door het feit dat de wijngaarden al te dikwijls werden verwoest door oorlogen en door de invoer van vreemde wijnen.” (DB-1.7.1957)

          

    1200 - “Prope pontem de Leest inter terram d.traghel on parte una etbuscum dictum WYNGAERT en altera.” (LGM 1377)
    - et ad petium terre de WYNGAERT...” (LGM 1398)
    -“..ad prata dicta den WYNGAERD continentia cum fossato duo bonaria qd Joh. Scherniet sita in Leest interprata coram et terram dictam GALGENLAND.” (GM- 1418)

     

    1232 – “Omtrent het jaer 1232 is gesticht het Clooster van Leliëndael, in het dorp van Hombeke bij Leest onder Mechelen, door sekeren pastoor van Hombeke Lambertus, den welcken de plaetse daer het geseyt Clooster op gebouwt stont te worden hier tot gegeven heeft. Welke fondatie door Gedefridus Bisschop van Cameryck, in het jaer 1233 bevestight is, door seker Diploma. Siet van Gestel, pag. 83.
    Dit Clooster is voorders door de Berthouders gefondeert. In het jaer 1234 heeft Henrick den I. Hertogh van Brabant aen dit Clooster gegeven het recht van visschen in de Zenne, van de brugge van Sempst tot aen de Brugge van Hefne.
    Item in het jaer 1242, heeft Wouter Berthout, met consent van Henrick Hertog van Brabant, aen het geseyt Clooster gegeven het recht van visschen van de brugge van Weerdt tot aen de kercke van LEEST. “(KCM)  

    “Het klooster van Leliëndael, op de grens Hombeek-Leest, langs de Zenne, werd opgericht voor 18 maagden op initiatief van Lambertus van Nosseghem, pastoor van Hombeek, na bescherming en akkoord van de burgerlijke en religieuze autoriteiten enerzijds, en de Benediktinessenabdij van Kortenberg anderzijds, waarvan de parochiekerk afhing.
    De pastoor gaf al zijn goederen aan Wouter IV Berthout en Adelaïde van Edingen om er een religieuze instelling van te maken.
    De keuze viel op een stuk land gelegen langsheen de Zenne op de grens Hombeek Leest.
    De organisatie werd toevertrouwd aan de zusters van Hertogseiland te Gempe, gehucht van Sint-Joris-Winge, van de orde van Prémontré.
    De verklaring van het feit dat het een norbertinessenpriorij werd, is te danken aan Wouter Berthout, laatste afstammeling van de heren van Grimbergen, stichters van de norber-tijnenabdij aldaar.
    Het nieuwe sticht werd geplaatst onder bescherming van O.L.Vrouw en de H. Norbertus.
    De twee eerste geprofeste nonnen waren Sabina en Margaretha van Nosseghem. Volgen- de zusters werden eveneens geprofest : Elisabeth, priorin Margaretha, suppriorin Clementia van Leest, Machtildis de Hargeschot, Beatrix de Hargeschot en Alaeidis van Brussel.
    De ratificatie van het klooster vond plaats op 14 maart 1239 door Jacob Pecorari, pauselijk legaat.
    Godefroid de Fontaines, bisschop van Kamerrijk, keurde de stichting goed op 2 februari 1234 en Wouter V Berthout met Marie d’Auvergne op zijn beurt in 1265.
    Het visrecht, gaande van de brug van Zemst tot aan deze van Heffen, werd verleend door Hendrik II, Hertog van Brabant (1235) na ruggespraak met Wouter IV Berthout.
    Een tweede visrecht werd toegelaten in augustus 1242 door Wouter V Berthout, vanaf de brug van Weerde tot aan de kerk van Leest.
    Paus Innocentius IV keurde de nieuwe stichting in 1253 goed.
    Dank zij de hulp van talrijke weldoeners konden de gebouwen uitgebreid worden en de mooie kerk worden opgericht, met het gevolg dat het getal van 18 kloosterzusters wel eens overschreden werd.
    Wegens de voornaamheid van de kanunnikessen bezat de priorij een toevluchtsoord aan de Ganzendries te Mechelen, op de hoek van de Nieuwe Capucienenstraat en de Veluwestraat. In de Begijnenstraat was ook een “huys van Leliëndale”.
    In 1479 werd het Hof ter Most verkocht aan de prioij van Leliëndael.
    Het werd de woning van de proost tot het einde van de 16e eeuw. De woonst werd ook “ ’t Proosthof van Leliëndael” genoemd.”
    Waarschijnlijk vluchtten de religieuzen van het klooster tijdens de plunderingen van Maarten van Rossum (1542) naar de Ganzendries te Mechelen. Doch volgens Azevedo leed het klooster geen schade.
    Op 29 maart 1552 verscheen er een stadsheffing op de goederen. De zusters verkochten lijnlaken en lijnwaad of gaven penningen, die ze zelf maakten.
    Om de protestantse hervormingen te beletten, stuurde de Spaanse koning Filips II soldaten naar onze streken. Mechelen kwam toen onder het bestuur van gouverneur de Cappes.
    Bij het uitblijven van soldij plunderden ze op 16 oktober 1562 Hombeek en Leest. In het klooster van Leliëndael verbleven meer dan een week 16 ruiters en 7 voetknechten en 11 paarden.
    Priorin Petronilla van Carbeke werd hiervoor een grote financiële steun toegewezen door abt Cornelius Embrechts (1562-64) van Sint-Michiel te Antwerpen-Kiel.
    De priorij liep veel schade op met de beeldenstorm. (1566)
    Een hoop beeldstormers “van meer dan hondert persoonen” viel het klooster binnen en sloegen er alles kort en klein in de kloosterkerk. (18 augustus). De nonnen vluchtten naar hun refugium op de Ganzendries. Slechts op 24 augustus vertrekt vanuit Mechelen, door bemiddeling van de graaf van Hoogstraten, een groep edellieden om de beeldstormers in Leliëndael te doen ophouden.
    Proost Joannes de Harbeke betaalde op regelmatige tijdstippen in 1566-67 geldelijke bijdragen aan de boosdoeners om Leliëndael tegen nieuw geweld te vrijwaren.
    Tussen 1567 en 1569 werden op verschillende plaatsen herstellingen doorgevoerd o.a. aan de kerk, pand, dormitorium en duifhuis van de kloosterhoeve. Op 2 oktober 1572 vernield door de Spanjaarden onder generaal Don Juan Alvarez de Toledo tijdens Alva.
    Dit ondanks het feit dat de religieuzen 800 Rijnse gulden aan de overheersers gaven om alzo aan de plundering te ontsnappen. De woestelingen wilden zelfs de oren van de proost afsnijden.
    Vijf jaar later brak de pest uit, die verschillende slachtoffers maakte.
    In februari 1578 werd het sticht opnieuw bezocht en ten dele neergeblaakt door De Noyelles’ soldatenvolk.
    Uiteindelijk totaal verwoest en afgebrand door de Staatsen onder de leiding van Norritz en Vandentympel op 9 april 1580.
    Dit onder het bestuur van Margaretha Wisschouwers. De kloosterlingen vluchtten via Mechelen naar Keulen alwaar priorin Wisschouwers zou overlijden.
    Veel archiefstukken die in de priorij bewaard werden gingen verloren door de brand van 1580.
    In 1585 kregen de kloosterlingen de toelating terug naar Hombeek te keren. Daar aangekomen was alles verwoest en de religieuzen vestigden zich voorgoed te Mechelen. (In 1592 kochten ze de refuge van de abdij van Sint Michel te Mechelen op de Bruul en gingen dit gebouw in 1602 betrekken. Om in Mechelen te mogen blijven moesten ze aan de stad 125 gulden betalen “en voorders drij-en-veertig gulden ’s jaers”. Jozef II schafte in 1784 het klooster af. (G.H. 1977 in DB).

    Volgens een request van 1655 meldden proost Gijsbert Mutzaert en priorin Elisabeth van Beke dat van het klooster te Hombeek nog de dakloze muren van de kapel waren overeind gebleven. Wat er nog restte van het oude klooster werd volledig weggebroken en het nog bruikbare materiaal werd naar Mechelen gevoerd om van nut te zijn bij nieuwe constructies.

    Voor de bouw van de eerste pastorij te Leest in 1625 werd ook beroep gedaan op de ruïnes van Leliëndael.

    In de 18de eeuw werden de gronden waar eens het klooster van Leliëndael stond “kerkhof of Oud-Kloosterplaats van Leliëndael” genoemd, groot 1.277 roeden.
    Deze weide wordt nu nog steeds “Kerkhofweide” of “Kerkhofbeemden” genoemd.
    De laatste overblijfsels verdwenen waarschijnlijk bij het verleggen van de Zenne in 1893-95.
    In de maanden januari-februari 1974 werd er door de Mechelse vereniging voor Archeologie een opgraving ondernomen ter localisatie van de oude priorij.
    (S. De Cock – Klein Brabant Vaartland)

     

    - “Lambertus was een natuurminnaar en ging dikwijls wandelen op de linkeroever van de Zenne. Elke morgen ging hij luisteren naar het vogelconcert langs de Zenneboorden, toen nog een heldere en visrijke rivier. Zeven dagen na mekaar zaten de vogels op dezelfde plaats en de dorpsherder telde tot zijn verbazing nooit minder dan 18 heldere zangertjes. “Dat moet een teken van de Schepper zijn”, dacht hij, “Hij roept me om hier een klooster op te richten waar iedere dag van de week een loflied wordt gezongen tot de Heer !”
    Hijzelf stelde zijn bezittingen ter beschikking om dat klooster te bouwen. Het ontbrekende geld werd door de parochianen samengebracht en Wouter Berthout, de grondheer, stelde zijn grond ter beschikking en verleende hulp om het klooster te bouwen...”
    (K.S. in DB september 1981.)

     

    Bovenaan :
    Het klooster van Leliëndael naar een aquarel van De Noter.
    Jan Baptist De Noter (°Walem 30/11/1786, +Mechelen 08/05/1855) tekende en schilderde tussen 1830 en 1850 in opdracht van de archivaris van het aartsbisdom Schoeffer 350 aquarellen van Mechelen. Door hun eigen stijl zijn ze zeer herkenbaar, de tekeningen zijn ingekleurd met grote kleurvlakken in zacht coloriet. De lucht is bijna steeds lichtblauw met altijd dezelfde drie wolken. Een rookpluim stijgt op uit een gebouw, waarvan hij de monotonie doorbreekt door er enkele figuurtjes bij te tekenen. De Noter baseerde zich vooral op de oude stadsplannen van Mechelen en op het werk van J.F. Mandulijn (1751-1843).

     

    09-02-2012 om 00:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VOOR MIJN BLOG

    AFKORTINGEN DIE VERWIJZEN NAAR GERAADPLEEGDE BRONNEN. 

     

    AAB : Aelmoessenkiste arme Beghinnen (1359).
    AB   : Algemeen Aenkondigingsblad van Mechelen (1827-1857).
    AM   : Registers amptman stad en jurisdictie Mechelen (1545-1715).
    AVDW : Akten van de Weeskamer van de stad Mechelen (stadsarchief Mechelen nrs 203-207- regesten 1796-1805).
    BCPA : Beschermd Cultuurpatrimonium in de provincie Antwerpen 1997-1998.W.Aerts e.a. Uitgave : Bestendige Deputatie v.d. Provincieraad van Antwerpen.
    CAW : Centraal Archief Weenen (Pitzemburg).
    CEP : Cynzen en Pachten binnen en buiten Mechelen onder Graaf Lodewijk van Male (14e eeuw).
    CKB : Chynsboeck kisten Groot Begijnhof.
    CKM : Cynsboek klooster Muizen (1424).
    CKL : Cynsen klooster van Leliëndaele (14e eeuw).
    COG : Cynsrol O.L.Vrouw Gasthuis (rond 1220).
    CPL : Vernieuwing cynsen Pytantien Lelyendale in 1561.
    CVL : Chynsen Prosdge ende Clooster Lelyendale in 1637.
    DB : “De Band” – maandblad van Milac, Leest, alle nummers.
    DMW : De Mechelse Week – weekblad, alle nummers.
    GA : Gemeente-Archief Leest (uitgaande briefwisseling, diverse jaren)
    GR : Gemeenteraden gemeente Leest (diverse jaren).
    GM : Schepenakten Mechelen (Archief Mechelen).
    GVM : Gazet van Mechelen (diverse jaargangen).
    HCM : Cens Seignouriaux domaine Malines, 1594.
    HGK : Cynsboek van den H. Geest St.Kat.Kerk (14e eeuw).
    HGO : Chynsboek Heyligen Geest O.L.Vr. Kerk.
    IFL : Inventaris v/h fonds Leliëndael – H. Installé 1984.
    KCM : Korte Chronycke der stadt ende provincie van Mechelen, Acevedo.
    KH : Kroniek van de 20ste eeuw, Deel 1 en 2. Hoembekania 8ste deel, 2001.
    KL : Kerk en Leven, parochieaal weekblad.
    LGM : Losse Schepenakten van Mechelen (Archief).
    LG : “Leest Geweest”, Georges Herregods, 1978.
    MB : Mechels Bericht (1857 en volgende jaren).
    MC : Mechelsen Courant.
    MK : Mechelse Kronieken, F.A. Berlemont, 1975.
    MS : Mechelse Schepenbrieven op het Rijksarchief te Antwerpen.
    RPL : Renten Pietantien Godhuus Leliendale 1408-1458 en 1503.
    SC : Schepencolleges der gemeente Leest, diverse jaren.
    SPM : Dits my vrouw Sofie Panels Chysboeck A 1521.
    SR : Stadsrekeningen Mechelen, vanaf 1311 en volgende.
    VD : Van Doren, uittreksels.
    VVH : Archief Victor Van Hoof, veldwachter.
    WB : Wekelijks Bericht, Stads en provincie Mechelen (1773-1827)
    WLS : “Waar Leestenaars samenkwamen”, G. Herregods, Davidsfonds Leest 1980.

     

    ANDERE GERAADPLEEGDE BRONNEN. 

    -Dr F.G.C. Beterams – Inventaris van het Archief v.d. Commissie van Openbare Onderstand van Mechelen (1957), het Begijnhof te Mechelen.
    -Dr Louis Th. Maes – Vijf eeuwen stedelijk strafrecht. De Sikkel 1947.
    -Frans Verhavert – De Duitschers te Mechelen, drukkerij L en A Godenne 1919.
    -de la Faille – Hongersnoden en volksziekten Mechelen 1874.
    -J. Laenen – Geschiedenis van Mechelen tot op het einde der middeleeuwen.Mechelen
    -W. Van Melckebeke – Geschiedk.aantek. rakende Kruis- of Voetbooggilde te Mechelen. Mechelen 1869.
    -Valerius Remmerus – Chronyke van Mechelen 1680.
    -F. De Ridder – Geschiedenis der gemeente Hombeek , 1931.
    -F. De Ridder – Geschiedenis der parochie Hombeek, 1931.
    -F. De Ridder – De Schepenen van Leest, 1933.
    -Dr J. Muyldermans – Nota’s nopens Leest.
    -Dr J. Muyldermans – Simon De Heuck, pastoor te Leest.
    -J. Verbesselt – Het Parochiewezen in Brabant.
    -Archief de Lalaing, boek 1020 – Leenboek van Huges De Prant 1497 – 1580.
    -Notaris Guido De Hondecoutere Mechelen 1552-1600 (oudste notaris van Mechelen, Stadsarchief Mechelen, bewerkt door Gaston Roggeman Blaasveld, register nr.997).
    -Notariaat Sporckmans Verhulst Mechelen 1650.
    -Notaris Antoon Van Der Veken – Willebroek.
    -Notaris Adolf vande Venne – Mechelen 1585.
    -Notaris Jan De Cock – Willebroek.
    - ’t Vaartland – allle nummers van 1973 tot 1980.
    -Vaertlinck contactblad van de Werkgroep Genealogie en Heemkunde Willebroek, losse nummers, diverse jaargangen.
    - Den Burger 1858.
    -Notaris Henri De Bruyn.
    -De Maanblusscher 3/12/1889 tot einde 1890.
    -Den Denderbode 1857.
    -De Provincie vroeger en nu – Antwerpen.
    -Gazet van Mechelen 1857, 1858, 1860, 1861, 1862, 1863, 1864, 1896 tot 1910 en losse nummers diverse jaargangen.
    -J. David – Geschiedenis van de stad en de heerlykheid van Mechelen, Leuven 1854.
    -Mechelse Courant van 2/1/1881 t/m 31/12/1882.
    -J. Van Balberghe – Achttiend’eeuwse toponiemen (archief M6668 – (a) ).
    -Zondagsvriend, weekblad van 1930 t/m 1938 volledig + diverse losse nummers.
    -Pachtboek van Juffrouw De La Rue,Mechelen over 1735 tot 1785.
    -R. Van Kerckhoven – Een dorp in een wereldoorlog. Zemst 1914 1918. Drukkerij Binst, Zemst.
    -De website van de familie Lauwens/Lauwers : www.laurentii.be van Patrick Lauwens.


     

    09-02-2012 om 00:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Indien de behoefte naar een eigen wapenschild er ooit nog zou komen, kan men dit in overweging nemen. Het is gebaseerd op dat van Mechelen waarmee Leest van bij het ontstaan verbonden was en het werd aangevuld met enkele  lokale karakteristieken zoals de mijter en de staf van de patroonheilige Sint Niklaas. Het wiel en het lis alluderen naar de oorsprong van de naam.   

                                           

                      

                             KORTE GESCHIEDENIS VAN LEEST

     

    Vele eeuwen geleden, toen de Zenne nog een rol van betekenis had als rivier en zij voor kleine schepen nog normaal bevaarbaar was, ontstonden de eerste nederzettingen op haar oevers.

    Zo ook Leest en door die gemeente liepen twee straten :

    -de grote Zenneweg, van zuid naar noord, die van Eppegem kwam en liep over Zemst, Hombeek, Leest, Heffen, Heindonk tot waar de Zenne en de Dijle de Rupel vervoegen vlak voor Rumst. Die weg kwam door Leest via de huidige Kouter (vroeger Laerestraat genoemd) en over het dorpsplein naar de Molenstraat.

    -de Mechelse baan, van oost naar west, was de baan die van Mechelen kwam over de Zennebrug en de huidige Pastoor De Heuckstraat. Ze nam de bocht door de Scheerstraat (vroeger ’s Heerenstraete), de huidige Vinkstraat (vroeger Koeistraat), de Tisseltbaan om aan het kapelletje van de Vrouwengilde uit te komen op de Juniorslaan richting Tisselt.

    Deze twee hoofdwegen kruisten mekaar op de huidige dorpsplaats en aan dat kruispunt ontstond Leest.

    Volgens de geschiedkundige F. De Ridder moet de bevolking van Leest toen een Frankische zijn geweest, een gemeenschap van vrije mannen levend naar het gewoonterecht der Germanen.

    Ze hadden hun eigen schepenbank bestaande uit 5 schepenen, die als getuige optraden bij belangrijke overeenkomsten en verkoopcontracten bekrachtigden.

    Ze waren ook de rechters van het volk en spraken het oordeel uit als er geschillen waren onder hun mensen.
    Aanvankelijk werden de schepenen jaarlijks verkozen, later ging dit ambt over van vader op zoon.

    De oudste schepenen van Leest ons bekend zijn :

    in 1270 : Arnoldus de Proddeghem.

    1271 : Gozewyn Dunker, Gozewyn vander Molen (de Molendino), Jan van Rendelbeke, Arnold van Blaesveld.

    1302 : Peter vanden Santvorde, Gisebert vanden Amere of Hamere.

    1306 : Mathys vander Sinnen, Jan de Smet, Wouter Sergodevert, Peter vanden Santvoorde,  Nikolaas Holteken.

     

    Door de overeenkomst, op 31 januari 1306 gesloten tussen Theobald van Bar, de bisschop van Luik en Gillis Berthout, heer van Mechelen, werden Hombeek, Leest, Heffen, Hever en Muizen rechtstreeks onder het gezag van de schepenen van Mechelen geplaatst. Het plaatselijke gezag werd uitgeoefend door een meier, die door de Mechelse schepenbank werd benoemd.

    Zo was de vrijheid Mechelen in 1556 ingedeeld in drie meierijen. Leest vormde toen met Hombeek, Heffen en Battel één meierij. In de volgende eeuwen werd de samenstelling van de meierijen nog herhaaldelijk gewijzigd.

    Tot aan de Franse revolutie is Leest steeds een deel geweest van de stad Mechelen. Na de Franse bezetting werd de gemeente zelfstandig met een eigen gemeenteraad en burgemeester, door het volk gekozen. Deze toestand duurde tot 1 januari 1977 bij haar fusie met Mechelen.

     

    Romeinse overblijfselen

     

    In 1939 vond de Mechelaar J. Uytterhoeven nabij Steinemolen de resten van een Romeinse woning. Op 60 cm diepte stootte hij op een vloer, deels gaaf, deels ondersteboven geworpen. Deze vloer vertoonde constante kenmerken van de goedkoopste betonvloer der Romeinse villa’s in ons land. Peilingen in de omgeving brachten danig verhakkelde stukken van Romeinse tichels en vorsten aan ’t daglicht, hier en daar wat grote en kleine scherven van grijze, rode en vaal-gele ceramiek, zelfs een deel van een halfverbrande lijkurn. Ook brokjes van geel-bruine verharde leem. Aan de hand van zijn vondsten ging hij er van uit dat het niet om een villa maar  om een “mutatio” (een wisselplaats voor paarden) ging.  De gedachte aan een “mutatio” steunde niet alleen op de aanwezigheid van een heirbaan (de oude Mechelbaan of Kapellenbaan is een deel der Romeinse heirbaan die vroeger Utrecht met Bavay verbond over Breda, Mechelen, Merchtem, Asse, enz.) maar ook op de opvallende afwezigheid van weeldetekens  in het gevondene. Ook werden door de eigenaar van Steinemolenhoef talrijke kleine hoefijzers gevonden, toen hij een vijver groef rechtover de vindplaats.

    Na de oorlog was er blijkbaar geen interesse meer. Pas jaren later werd het artikel van J. Uytterhoeven toevallig gelezen door leden van de Archeologische Vereniging Oud-Mechelen en in 1983 werden de opgravingen herstart.

    Op vrij korte tijd werden funderingen en vloer van een badhuis blootgelegd. Men trof er een hypocaustum en praefurnium aan. Beiden vormen zij één geheel, een voor die tijd ingenieus verwarmingssysteem. In het praefurnium (stookplaats) werd vuur gemaakt met hout en stro om de lucht te verwarmen die via de stookgang in het hypocaustum (kelderverdieping van een badgebouw of een verwarmde kamer) terechtkwam. Via tubuli (trekbuizen) werd de warmte in de muren afgezet.

    Het badgebouw dat te Leest werd blootgelegd was in twee verdeeld : een koud- en een warmwaterbad. De vloer bestond uit ruwe Romeinse beton met daarop pijlertegels met daarbovenop de vloer uitgevoerd in suspensurategels. Ondermeer door de aanwezigheid van dit privé badgebouw, maar ook door het vinden van andere belangwekkende stukken (gebruiksvoorwerpen en mooie muurschilderingen) concludeerden de archeologen dat deze Romeinse villa destijds werd bewoond door een belangrijke familie.

    De opgravingen  wezen ook uit dat er ooit een felle brand op de hoeve plaatshad.

    De villa werd bewoond tijdens de 2de-3de eeuw en verdween naar alle waarschijnlijkheid tijdens de Middeleeuwen.

    Tijdens deze opgravingswerken werden er ook resten teruggevonden van een houtbouw daterend uit de 1ste eeuw. Het belangrijkste was hierbij de vondst van een zeer goed bewaard gebleven waterput.

    Ook heel wat gebruiksvoorwerpen werden gevonden : aardewerk, groen vensterglas en het belangrijkste (door de zeldzaamheid) was een deel (beenstuk)  van een Romeinse sandaal.

     

    Gondgebied en eigenaars

     

    Leest is momenteel ongeveer 931 ha groot. Zevenhonderd jaar geleden was haar grondgebied veel kleiner.

    Tot 1250 grensde Leest in het westen aan de wastina (heide). Deze barre heidestreek werd in de volksmond doorgaans Ockdonck, Hacksdonck of Zordonck genoemd en strekte zich uit langs de bossen van Aa en in de richting Meise. De huidige Bist, Kleine en Grote Heide werden er door bedekt. Die heide liep ook over Zemst, Heffen, Heindonk.

    In 1250 gaf hertog Hendrik III van Brabant een stuk van die heide aan zijn onderzaten van  Leest waardoor het grondgebied van die gemeente praktisch verdubbelde.

    Van dan af was Leest versnipperd in twee delen, het ene (het oude kouter-en beemdengebied) behorend tot de vrijheid van Mechelen onder de prinsbisschoppen van Luik, het andere als gesneden uit de heide tot Smalbrabant, onder de hertogen van Brabant.
    De scheiding liep langs de Winkelstraat , een deel van de Koeistraat en Tisseltbaan en de Blaasveldstraat.

    Dat gaf aanleiding tot vele twisten, dikwijls beslecht ten voordele van Luik. Meer nog dan de bisschop trachten de Berthouden (de heren van Mechelen) hun gezag te vestigen en uit te breiden over de Leestse heide.

    Zoals deze laatsten kregen dra minder vooraanstaande en machtige families hier en daar, op het Leestse grondgebied , heerlijke rechten, zoals de abdijen van Kortenberg en Averbode, de van Rendelbeke’s, de van Hertendrechts, de van Steynemolens, de van der Stratens, de van de Vennes, de van den Dales, de van Muizenes...

    In 1270 Adelaïde en Boudewijn de Visschere en later de edele families van der Aa, van Winckele, van Voisdonck, van Walle e.a.

    Ocksdonck werd tot aan de Franse Revolutie (1798) bij Leest gerekend, maar parochiaal hoorde het bij Meise. In 1803 sloot het geestelijk bij Kapelle op den Bos aan.

     

    De naam

     

    Over de oorsprong van de naam Leest bestaan er verschillende meningen. In oude documenten vinden we Lenst (1129, 1267, 1271), Lesth (1250), Lest (1317), Liest (1217), Leest (1302, 1327, 1349, 1460 en volgende jaren).

    Komt Leest misschien van het oorspronkelijke  “lisc” of “lise of lese”en “uth” een plaats waar lis of biezen groeien of van het middelnederlands “lees, lese,leise” wat betekent gracht, voor of wagenspoor. In het Leestse dialect ook “karliës” genoemd. De benaming zou wijzen op de slijkerigheid van de bodem waar verschillende “lesen” samen liggen. Door de moerassige grond langsheen de Zenne liep weleer een oude baan  die ging over Zemst, Hombeek, Leest, Heffen en Rumst. Het drukke gerij maakte onbetwistbaar vele wagensporen of “lesen”.

    A. Kreglinger opperde in “Mémoire historique et étymologique sur les noms des Communes de la Province d’Anvers” :  “Liste”,  “Lista” : rand, zoom, grens, zelfkant. Dit zou wijzen op de ligging van de gemeente : aan de rand van het grondgebied der Berthout’s., heren van Mechelen.

     

    J. Lindemans in “Plaatsnamen” vroeg zich af of er in Leest misschien de naam van een thans verdwenen boomsoort verscholen zit. Het achtervoegsel –t verschijnt in de oude oorkonden als –ut, -at, -it, en werd later dof als –et en –t. Het stamt af van het Latijnse –etum. Die samenstelling was terug te vinden in boomnamen eindigend op –t : bv. Aalst = aals = els,enz.

    Een andere verklaring, misschien zonder historische waarde, maar te mooi om niet te vermelden, vonden we in de “Chronyke van Mechelen” van Remmerus Valerius :

    “Omtrent het jaer 640 quamp tot Muysen den H. Lambertus, die aldaer vele mirakelen dede en vont eenen tempel staen ter eeren van de negen goddinnen des gesanghs (de muzen) die daer van de heydenen aanbeden werden. Maer den h. Lambertus wierp die uyt den tempel ende verjoech door syne predicatie alsoo de heydenen. Eenigen teyt daer naer van gramschap soo vergaerden de heydene met de ongeloovige van Mechelen naer de Battalie, welcke nu genoemt wordt Battel, alwaer den H. Lambertus tegen de ongeloovige moest stryden, ende door Godts toedoen namen sy de vlucht, ende meynden den slag te verheffen ter plaetse hetgene men nu noemt Heffen, maar tevergeefs vluchtende tot Leestse alwaer datwas het “Leste” gevecht.”

     

    Kerk

     

    Het is onbekend wanneer de eerste kerk te Leest zou gebouwd zijn. In 1129 deed Burchard, bisschop van Kamerrijk afstand van de parochiale kerk van Leest ten voordele van de Benedictinessen-abdij van Kortenberg. Dat is het oudste document dat over Leest gewaagt.

    In 1150 bekrachtigde Godfried III, hertog van Brabant, aan deze abdij de eigendom van verschillende goederen in de gemeente. De abdis inde de tienden te Leest waarvan ze één derde afstond aan de pastoor.

    In 1305 stellen Mechelse kronijken het bestaan vast van een wassen zegel toebehorend aan de kerkraad.

    Er wordt aangenomen dat de eerste kerk in Romaanse stijl gebouwd was : misvormde sporen hiervan zijn nog merkbaar aan de toren en het koor.

    In 1458 was de kerk zo vervallen dat de pastoor en zijn parochianen een beroep op Rome deden. Paus Calixtis III schonk dan een aflaat. Vermoedelijk mogen we slechts van dan af spreken van de “parochiekerk van den H. Niklaas”.

    De kerk had herhaalde malen van soldatenhorden te lijden. Nadat ze het klooster van Leliëndael verwoest hadden, trokken de Geuzen naar Leest. De “Geuzenhoek” in de Grote Heidestraat zal hiermee wel in verband staan.

    De Geuzen teisterden het Mechelse zeer hevig : “’t Woedende soldatenvolk en was niet te voldoen, het plunderde en ruïneerde een heele maandt lang in de stadt ende op den buyten...”

    In augustus 1566 had de kerk opnieuw te lijden van de Beeldstormers : “die ketters hebben alsdan alle die kercke buyten die stadt van Mechelen ontstucken gesmeten...”

    In oktober 1572 veroverde Alva Mechelen en “gaf de stad met haar omtrek ten prooi aan de moedwil der soldaten :drie dagen lang werd er geplunderd”.

    In februari 1578 maakten de Staatsen zich meester van Mechelen. Ze werden aangevoerd door Maximiliaan de Hennin en Pontus de Noyelles. Deze laatste beval in de dorpen rond Mechelen de klokken uit de torens te halen en liet zes vendels voetknechten onder kommando van d’Outremelle Leest, Hombeek en Heffen aflopen. Toen werd de hand gelegd op “alle silveren cassen, daer eenighe releguien van heyligen in rustten, op alle cieraeten, juweelen ende costelyckheden van die kercken en de cloesters...”

    In 1591 werd de kerk vernield door garnizoensoldaten (volgens aantekeningen van Petrus De Mol, aartspriester van het district Mechelen, door de onachtzaamheid  van de inwoners die er zich schuilhielden tegen de aanvallen van de soldaten van de Hollandse Staten)  en in 1599 werd de nieuwe en vergrote kerk gewijd door kardinaal Hovius.

    Soldaten brachten schade aan de kerk toe  in 1601, 1604, 1626, 1639, 1644, 1646, 1657, 1678 en 1683.

    In 1741 werden de Heilige Vaten uit de kerk gestolen en in 1794 moest al het goud en het zilver worden afgestaan aan de Franse overheersers.

    Op 12 juli 1794 verscheen het Franse leger ’s namiddags voor de brug van Leest en viel de Oostenrijkse bewakingstroepen aan. Ongeveer twee uur lang werd er geschoten en de Fransen verloren vier man, waaronder een Hollander Piet genaamd, die sneuvelde vlak voor de pastorij. Hij werd begraven op het kerkhof.

    In de loop van augustus 1796 werden de kerkregisters door de Fransen weggehaald. Pastoor De Heuck weigerde de eed van trouw aan de Republiek af te leggen en werd vervolgd. Hij verschool zich op het goed “Ten Moortele” in een onderaardse krocht, alwaar hij huwelijken inzegende en doopsels toediende.

    Op 23 oktober 1798 werden de Leestenaar Philippus Van Asch en de in Leest geboren Pieter Jacobs samen met 41 anderen te Mechelen door een Frans executiepeloton neergeschoten. Het betrof hier represaillemaatregelen tegen de burgers.

    Boven de ingangspoort van de kerk staat in het latijn : “Hier plaatste mij Beatrix de Villers, abdis van Kortenberg 1782”.

    In 1852 werd de middenbeuk opnieuw gebouwd en van zijbeuken voorzien. Aan de linker zijbeuk werd een steen geplaatst met de tekst, eveneens in het latijn: “hier plaatste mij Gabriel Hermans, 1852”.

    In 1628 werd er een “pastoreel huys” gebouwd. Voor de fundamenten gebruikte men steengruis afkomstig van het klooster Leliëndael op de grens Leest-Hombeek (verwoest in 1580 door de Geuzen).

    Deze pastorij was omgeven met een brede gracht.

    Na het concilie van Trente (1563) waren alle pastoors verplicht hun doopsels, huwelijken en begrafenissen te noteren in een register.

    Het eerste parochieregister van Leest vangt aan in 1599.

     

    Wijnbouw te Leest

     

    In oude cynsboeken wordt gesproken over de rode “lantwyn” die in het Mechelse werd gewonnen. Dat te Leest wijngaarden bestonden moge blijken uit een oorkonde van 1253, waardoor paus Innocentius IV het klooster van Leliëndael onder zijn bescherming nam, “samen met de wyngaerden van dat klooster in Hombeek en Leest”.

    In de 16e eeuw verloor de druiventeelt aan belang omdat de wijngaarden te dikwijls geplunderd werden door krijgsbenden in de streekoorlogen.

    Door een bepaling in het Verdrag der Pyreneeën (1659) werd het kweken van wijndruiven in onze gewesten verboden.

     

    Wolven

     

    In 1595 betaalde Mechelen een premie uit aan “eenen huysman” van Leest, als beloning voor vijf jonge wolven die hij ter plaatse had gevangen.

    Vijf jaar later werd het Mechelse onveilig gemaakt door deze dieren “die hunne tegenwoordigheid verrieden door allerlei verwoestingen”.

    Een verordening van 9 februari 1600 verplichtte de gemeenten Leest, Heffen en Hombeek elk een “wolfjager” aan te stellen. Deze wolvenjager moest, bij ontdekking van een wolf, onmiddellijk de stormklok doen luiden, waarop elk huisgezin (op straf van boete) een man moest zenden om hem ter hulp te komen.

    Voor elke gedode wolf ontving de “wolfjager” 6 gulden, dit op vertoon van kop en huid.

     

    Wapenschild

     

    Van de gemeente Leest vonden wij geen wapenschild terug. In 1972  besprak het college van Burgemeester en Schepenen de aanvraag tot het voeren van een gemeentewapen.

    Van hogerhand werd een wapenschild voorgesteld dat de blazoenen diende te bevatten van de families die de heerlijkheid Leest bezaten op het einde van het Ancien Regime (1789), omdat de heerlijkheden (grondgebied dat eigendom was van een heer of baron) zelf nooit een eigen wapenschild bezaten.

    Op het einde van het Oud Regime was Leest eigendom van drie grote families, nl. de familie d’Overschie van Neerijsche die het Hof van Rendelbeek bezat, de familie de Meester, eigenaar van het Hof ter Haelen en de familie van der Linden d’Hoogvorst, eigenaar van het Hof van den Broecke.

    De eerste familie had als blazoen een gouden schild met daarop een rietschoof, gebonden met goud, en met drie zwarte waterrieten erin. De tweede voerde een schild met een kruis van negen gouden besanten op een zwarte achtergrond. De derde familie had als blazoen een rood schild met een zilveren bovenstuk met drie zwarte hellende hamers erin. Het Leestse gemeentewapen zou bovengeschetste blazoenen omvatten op een achtergrond van rood en geel, de Mechelse kleuren. Raadslid K. Duysburgh drong aan op eenvoud en ook burgemeester  Lauwers deelde die mening.

    Uiteindelijk werd beslist het advies in te winnen van een gezaghebbend persoon op het gebied van heraldiek, nl. van baron de Meester de Ravenstein, burgemeester van Hombeek.

    Ook het Rijksarchief van Antwerpen werd geconsulteerd en op 5 september 1972 reageerde deze instelling via een brief ondertekend door Dr. A. Bousse : volgens deze laatste ging het niet op een wapen van een van de bezitters van zulke kleine heerlijkheden als symbool te nemen voor de ganse gemeente.. Het voornaamste feit in de geschiedenis  van Leest is dat het steeds deel uitgemaakt heeft van Mechelen. Dit zou dan ook moeten tot uiting komen in het Wapen van Leest, doch opdat het niet helemaal identiek zou zijn aan het Mechelse gemeentewapen, dient er een element bijgevoegd te worden dat meer bepaald aan Leest herinnert. In dat verband stelde hij voor om de patroon van de parochiekerk van Leest, nl. Sint-Niklaas, in het wapen te verwerken.
    Het meest geschikte gemeentewapen van Leest leek hem dan ook het wapen van de stad Mechelen (van goud met 3 palen van keel ; over het geheel, van goud een dubbele
    adelaar van sabel), geplaatst voor een H. Niklaas.

    Wat baron de Meester uiteindelijk heeft geadviseerd is ons niet bekend maar in een artikel van Gazet van Mechelen werd de gemeenteraadszitting van 26 maart (1973 ?) besproken en daar besliste men om het wapenschild van de aloude hoeve “Hof van Rendelbeek” als gemeenteschild voor goedkeuring aan de Raad van Adel voor te leggen.

    Dat wapenschild kreeg de voorkeur, omdat het “Hof van Rendelbeek” de enige nog bestaande hoeve was van de drie hereboerderijen die Leest destijds nog bezat. De journalist voegde er nog fijntjes aan toe dat het “Hof van Rendelbeek” eigendom was van raadslid Fr. De Prins.

    Misschien is dit plan door de nakende fusie met Mechelen op 1 januari 1977 nooit geconcretiseerd. 

      

    Oude landmaten

     

    Uit de “Studie betreffende de metrische waarde van oude landmaten”, van R. Van de Poel en W. Van Hoof blijkt dat een bunder niet overal even groot was In 23 gemeenten, waaronder uiteraard Leest,  was de Mechelse maat van toepassing. De bunder Mechelse maat is gelijk aan 12.365,44 m2, is gelijk aan 4 dagwand van 3091,36 m2, is gelijk aan 160.000 vierkante voeten van 0,077284 m2. De roede van 5,56 m is gelijk aan 20 voeten van 0,278 m2.  (GvM-14/3/1985)

     

    Hoeven,huizen,herbergen

    Voor de  Franse inval in ons land, droegen de huizen geen huisnummers maar een eigen, dikwijls zeer pittige en schilderachtige naam. Zo hadden ook de akkers en velden hun eigen benaming.

    In 1797 kwam daar verandering in en werd een eerste nummering van de huizen doorgevoerd, maar nog jarenlang zouden de oude benamingen in de volksmond blijven voortleven.

     

    In 1878 waren er te Leest 35 herbergen, in 1887 47 en het, bij ons weten, absolute record van 52 in 1901.

    In  het jaar 1480 bezat Leest 60 strijdbare mannen, ter vergelijking:  zustergemeente Hombeek had er 43.

    Leest telde in 1723 674 inwoners, in 1815 was de kaap van de 1000 overschreden, in 1900 waren er 1553 inwoners, in 1970 telde men  2010 en op 1 januari 2003 2.815 Leestenaars.

    In 1900 bewoonden die 274 huizen. Ter vergelijking : in 1974 bezat Leest 600 woningen.

    Tussen 1895 en 1907 bedroef de kindersterfte ongeveer 1/3 van het totaal aantal sterfgevallen. (J.D.D. – De Band 1958)

     

    De gemeente telde in 1970 127 commerciële landbouwbedrijven met een gemiddelde bedrijfsgrootte van 5,3 ha. Beteelde oppervlakte : 48% grasland, 19% graangewassen (tarwe,gerst), 7,5% voederwortel- en knolgewassen, 2,5% groenvoedergewassen, 4,5% aardappelen, 16,5% groenteteelt (o.a. bloemkool, witloof,sla,prei). (Nvdr. : ook spruiten en asperges)

    Enige industriële tewerkstelling in de meubelmakerij en een wegvervoerbedrijf. Het bos besloeg 11 ha.

    Vlak reliëf (7-10 m hoog) met overwegend goed tot onvoldoende gedraineerde licht-zandleemgronden in het noorden en onvoldoende en tamelijk slecht gedraineerde zandleemgronden in het zuiden. Tamelijk slecht en slecht gedraineerde zandleem- en klei-alluvia langs de Zenne en de Abeek.

    In 1961 pendelde 53,7¨% van de actieve bevolking vooral naar het Mechelse en ook naar Brussel.

     (Winkler Prins Encyclopedie van Vlaanderen,deel 4 – 1974)

     

    In 1998 werden de pastorie,  de Sint-Niklaaskerk en oude gedeelten van het kerkhof, de Steynemolenhoeve, de hoeve “Cruyninghemhof” in de Tiendeschuurstraat, de voormalige “Jezuïetenhoeve” in de Rennekouter, het voormalig gemeentehuis en onderwijzerswoning van de vroegere jongensschool, de St.-Annakapel, St.-Jozefskapel en het kasteel “Moyson” met park en bijgebouwen als monumenten geklasseerd. (BCPA)

     

     

    Na de Franse bezetting werd Leest een zelfstandige gemeente met eigen gemeenteraad en burgemeester, door het volk gekozen. Lange tijd bleef de burgemeesterssjerp in dezelfde familie (Wouters-Voet-Bernaerts).

    Rond 1900 kwam de tijd van de politieke emancipatie : er kwam een oppositie en meteen twee dorpspartijen, in de volksmond “Sussen” en “Blekken”, die mekaar om beurten het burgemeestersambt betwistten. Beiden hadden hun eigen fanfare en bij elke kiescampagne was Leest voortaan op het oorlogspad. Door de fusie der gemeenten (1/1/1977) verdween ook deze lokale kleur.

     

    Op de laatste gemeenteraadszitting voor de fusie werd pater Karel Van Aken verkozen tot ereburger van de gemeente Leest. Dit voor de vele diensten die hij gedurende vele jaren had bewezen aan gemeenschap en jeugd.

    De pater was de tweede ereburger. Twee jaar voordien was Hendrik Diddens gehuldigd en ereburger van de gemeente gemaakt voor zijn werk en opzoekingen naar de geschiedenis van Leest. 

     

    08-02-2012 om 00:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (16 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    07-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

                                                  V O O R W O O R D

     

     

     

     

    In 1975 verkreeg ik via mijn vriend en collega, wijlen Frans Berlemont, een oud beduimeld boekje. Daarin stonden een aantal van de oudste Leestse toponiemen vermeld. Zijn enige voorwaarde was wel dat ik Leest “aanpakte” op de manier zoals hij Mechelen had behandeld.

    De vonk van Francois’enthousiasme sprong over en zo werd de basis gelegd voor een jarenlange aangename en passievolle hobby.  
    Het bleef niet bij toponiemen. Na een tijdje stapelden de gegevens over Leest zich zo op dat sommige onderwerpen om een eigen klassement vroegen.
    Zo kreeg het Leestse onderwijs zijn aparte map, evenals de kerk, het politieke leven, het verenigingsleven, de geestelijken...
    Ruim 2.000 doodsprentjes van Leest werden chronologisch gerangschikt per datum van overlijden (drukjaar).
    Ook van de individuele Leestenaar groeiden de gegevens snel aan. Deze werden alfabetisch gerangschikt tussen de stambomen van de voornaamste families van het dorp.
    Vanaf 1978 ontstond er jaarlijks (dit tot begin jaren 90) een tamelijk complete en representatieve map ‘Leest in krantenknipsels’. 

     

    Deze “Kronieken van Leest” zijn verre van volledig. Aanvankelijk was het de bedoeling al mijn beschikbare gegevens chronologisch weer te geven, zoals in de historische kronieken uit vroegere eeuwen. Deze boden hun lezers immers een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen in chronologische volgorde.

    Later volgde jarenlang opzoekingswerk naar nieuwe gegevens.
    Tijdsgebrek noopt me nu om mijn verdere opzoekingen te staken en het werk te publiceren in zijn huidige staat, maar met de hoop dat iemand ooit de draad weer opneemt om het te vervolledigen.  

    In een dorp zoals Leest gebeurden er in de loop der eeuwen weinig wereldschokkende dingen. Inlichtingen van personen, huizen, gronden, “fait d’hivers”, werden aangevuld met bijkomende –al dan niet reeds gepubliceerde- gegevens.

    Zo werden bv ook natuurrampen zoals aardbevingen en watersnood, waarvan we kunnen vermoeden dat ze ook op Leest een weerslag hadden en die we terugvonden in Mechelse kronieken, vermeld.

    Ook het klooster van Leliëndael, op grondgebied Hombeek maar op de grens met Leest, drukte ongetwijfeld zijn stempel op ons dorp en werd bewerkt.

    De schaarse gegevens uit de middeleeuwen werden aangevuld met schepenakten en aan sommige vermelde toponiemen werden extra gegevens toegevoegd.

    Vanaf de 19e eeuw botsten we op een massa gedetailleerde gegevens waarvan de meeste, al dan niet verkort, worden weergegeven, alhoewel er bij de samenstelling werd naar gestreefd de teksten voor zichzelf te laten spreken om bepaalde feiten en gebeurtenissen in hun juist daglicht te plaatsen.

    Veel zaken over Leest vond ik terug in de geschriften en gegevens van Jan De Decker, George Herregods, Hendrik Diddens, Stan Gobien, J.A. Huysmans, Frans Teughels, Eddy Apers, Guido en Wilfried Hellemans. Zij zijn de ware baantrekkers van de Leestse geschiedschrijving en het is aan hen dat ik dankbaar deze “Kronieken” opdraag.

    Mijn dank langs deze weg voor de vele dorpelingen die bereidwillig hun archief ter beschikking stelden en op wie ik ten allen tijde kon en kan rekenen, vooral dank aan wijlen burgemeester Lauwers, Jean Van Dam, Emmerance Van den Heuvel en Victor en Leonore Van Hoof-Mees, Robert en Bertha Verbruggen-Smulders,  Raf Selleslagh, Amelie Portael, Antoon en Agnes Lauwens-Piessens, Hugo Lauwens, Karel Soors, Wilfried en Lieve Spruyt-Huysmans, Karel Duysburgh, Paul Van Roy, Lisette Polspoel-Fierens, Jeroom Verbruggen, Jan Teughels, Frieda Arduwie, Jean Apers, Jan Van Rompaey, Maria Lauwens, Maria Peeters, Harry Cauwenbergh, Daniel Nuytkens, Jozef Vloeberghen, Eduard en Greta Geerts en de vele anderen die ik bij vergetelheid niet vermeld heb. 

     

    Dit werk vergde jarenlange opzoekingen. We durven nochtans niet met zekerheid beweren dat er geen onnauwkeurigheden in voorkomen. Met dankbaarheid zullen we dan ook alle aanmerkingen en aanvullende inlichtingen ontvangen.

     

     

                                 Marcel Eduard Van Hoof
                                 van.hoof.marcel@skynet.be
                                 TF 03/886.63.33
                                 Mechelsesteenweg 386
                                 2830 Blaasveld

     

     





    07-02-2012 om 00:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (34 Stemmen)
    >> Reageer (3)


    Archief per week
  • 18/11-24/11 2024
  • 11/11-17/11 2024
  • 04/11-10/11 2024
  • 21/10-27/10 2024
  • 14/10-20/10 2024
  • 07/10-13/10 2024
  • 30/09-06/10 2024
  • 23/09-29/09 2024
  • 16/09-22/09 2024
  • 09/09-15/09 2024
  • 02/09-08/09 2024
  • 26/08-01/09 2024
  • 19/08-25/08 2024
  • 12/08-18/08 2024
  • 29/07-04/08 2024
  • 22/07-28/07 2024
  • 15/07-21/07 2024
  • 08/07-14/07 2024
  • 01/07-07/07 2024
  • 24/06-30/06 2024
  • 17/06-23/06 2024
  • 10/06-16/06 2024
  • 20/05-26/05 2024
  • 06/05-12/05 2024
  • 29/04-05/05 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 15/05-21/05 2023
  • 08/05-14/05 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 24/04-30/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 26/12-01/01 2023
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 03/10-09/10 2022
  • 26/09-02/10 2022
  • 19/09-25/09 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 22/08-28/08 2022
  • 15/08-21/08 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 10/08-16/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 15/06-21/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 16/12-22/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!