1845 Het kasteel De Mot werd
eigendom van de weduwe Vermeulen, geboren
Scheppers. (J.D.D in DB)
Kasteel De Mot in de Bist
Het woord motte wijst op een natuurlijke
of kunstmatige aardhoop, bv. een aardhoop die ontstond bij het uitgraven van
grachten en waarop een burcht kon gebouwd worden.
Het kasteel de Mot dankt zijn naam
waarschijnlijk aan Rombaut de la Mot die in het begin van de 18e
eeuw eigenaar was van dit speelhuys, de hoeve en de vijver, 2 dagwant 55
bunder.
In het Wekelijks Bericht van de
stadt en provincie Mechelen, vonden we in 1798 : schoone hofstede de Borcht
alias de Mothoeve (omwaterd).
Het woord borcht is afkomstig van het
latijnse burgum dat schansplaats betekent, we vonden het terug in 1380 : van
der Borchtstat te Leest. (CEP)
Volgens Jan De Decker in De Band
van november 1958 was de oorspronkelijke benaming Hove ter Straten = het hof
(herengoed) gelegen bij de straat (= de oude romeinse heirbaan over Bavai,
Asse,Mechelen). In 1596 sprak men van Stratenborch,
de burcht bij de straat.
Martin Emmanuel Pansius, secretaris
van de Groote Raad te Mechelen, heer van Coninxsteen en eigenaar van de
Motte(in 1791)overleed in 1818. Hij
was gehuwd met Jeanne Marie De Broeyer.De laatste afstammelinge van de familie Pansius, Anne Marie Josephine
Ghislaine Pansius, weduwe van MajoorEugène Valery Coemans overleed op 12 mei 1923 in het kasteel.
In 1958 werd het kasteel bewoond door
Octave Grégoire (oorlogsgepensioneerde, geboren La Sentinelle, Frankrijk).
J. Verbesselt in Het Parochiewezen
in Brabant over de Mot :
...het deel Smal-Brabant kunnen wij,
zoals te Hombeek, indelen in grote blokken, afgelijnd door wegen. Bij deze
blokken hoorden ontginningshoven.
Te midden van het blok, omschreven
door de Daelandstraat, de Bieststraat, de Aabeek en de Kapellestraat (sectie C)
stond de Motte , later uitgegroeid
tot kasteel.
Dit hof is ongetwijfeld het centrum
van dit deel van de grote heide van Hoksdonk op de grens van Kapelle, Hombeek
en Leest, waartoe de Biest, de Wavers en Wennekens hoorden als latere velden.
Aldaar liepen verscheidene wegen uit : de Mottestraat
de voornaamste die de Biest en Kapellestraat verbond, de Waversweg, de
Wennekensweg en de Kleine Molenweg.
Het hof was geheel omwald en
vertoonde een ovaal blok (nrs.77-78 sectie C), daarrond lag oorspronkelijk een
brede wal, gevormd door percelen nrs. 117, 80 en 70-72. Aan het uiteinde lag
een lange en smalle poel, nr.64.
Door zijn vorm en dubbele wal
vertoont dit hof alle kenmerken van een oude middeleeuwse motte, waaraan het
zijn naam dankt. De regelmatige verdeling van het ganse complex in rechthoekige
percelen , gegroepeerd tussen vn. Rechtlijnige wegen, verwijst nochtans niet
naar een zeer oude uitbating.
Het gaat er duidelijk om een winning
op de heide van Hoksdonck. Daarbij horen zelfs een aantal grote blokken vooral
langs de Aabeek, die naar oud bosgebied verwijzen.
Over de oudste geschiedenis van de
Motte weten wij omzeggens niets....
In 1784 werd er op de wijk de Bist het kasteel De Mot gebouwd, waarbij
van uit het park een brede heirbaan werd aangelegd met kreupelhout omzoond,
doorheen de Kleine Heide, die in rechte lijn de Tisseltbaan kruiste en zo naar
en door het Zure Bos, alover de Gentse baan tot in het Blaasveld Broek, als
verbindingsweg met het aldaar staand kasteeltje.
Zo zagen de daarlangs wonende en werkende landlieden, bij voor- tot
najaar, in met adellijke schilden versierde koetsen, het heen en weer brengen
van hoge heren en dames uit vreemde en eigen streek, als gaster ter feest.
Van toen werden de mensen der huidige Kleine Heidestraat vernoemd als
die van den Bulvaar. (Boulevard)
Bij het einde der 19e eeuw was die heirbaan reeds gans
verdwenen tussen kasteel De Mot en de Tisseltbaan... (J.A.Huysmans in DB, juni 1979)
Later sprak men soms ook van het
kasteel van Lamot,nadat één van de
eigenaars van die brouwerij het had bewoond.
In mei 1976 kwam de Antwerpenaar Jan
Peutermans zich in het kasteeltje vestigen.
Hij kwam van Kalmthout alwaar hij een
tiental jaren een hondenhotel had uitgebaat.
Deze zaak zette hij te Leest verder
tot grote ergernis van de buren.
Het enerverend geblaf van de meest
diverse hondenrassen, in het topseizoen wel 30 honden plus katten, zorgde voor
enorme geluidsoverlast.
Kwam daar nog een onuitstaanbare
stank bij van ontsmettingsmiddelen en vliegenzwermen...
De rust in dat deel van de Biest was
voorbij.
Na herhaaldelijk protest van de buren
werd een handtekeningenaktie op touw gezet. Het Ministerie van Volksgezondheid
bracht een negatief verslag uit, maar het hondenpension bleef geopend.
Tot de memorabele 3 juli 1979 toen,
rond half elf s avonds, brand uitbrak in het kasteeltje.
Bij aankomst van de brandweer sloegen
de vlammen reeds torenhoog uit het dak en stond gans de rechtervleugel van het
gelijkvloers in lichterlaaie.
De brandweermannen legden de zwaarste
brandslangen aan en pompten water uit de vijver van het domein, tevergeefs
echter, het ganse gebouw brandde totaal uit.
Slechts troosteloos zwartgeblakerde
muren bleven overeind staan.
Op het ogenblik van de brand bevonden
zich vier personen in het gebouw, de 62-jarige schoonmoeder van uitbater
Peutermans en drie Waalse jobstudenten.
De vrouw werd door één der studenten
door een raam van de eerste verdieping naar beneden gelaten. Een student redde
zich door vanop het dak langs en regenwaterpijp naar beneden te klauteren. De
derde jobstudent moest vanop het dak in één der vlakbij groeiende bomen
springen.
Na de blussingswerken werden in het
huis de kadavers aangetroffen van 9 honden en 5 katten. De honden lagen
vastgeketend aan de leidingen van de centrale verwarming.
Het Mechels dierenasiel kwam de
krengen ophalen.
Twee pensionhonden waren zoek.
Het kasteel was s morgens de dag van
de brand nog in het nieuws gekomen toen de nacht voordien een onbekende de
deuren van een achttal hondenhokken had opengezet, waardoor de pensionhonden op
de loop waren gegaan. Van die gelegenheid had de inbreker gebruik gemaakt om
bovendien nog 58.000 fr te stelen.
De dader kon dezelfde maandag door de
gerechtelijke diensten worden aangehouden.
Het betrof een Antwerpenaar die
vroeger in de kennel van Peutermans als helper was tewerkgesteld geweest.
De brand richtte voor verschillende
miljoen frank schade aan.
Het gebouw was verzekerd voor 10
miljoen frank.
Volgens Jan Peutermans was
kortsluiting de oorzaak van de brand.
Den Briat ging tot hoge leeftijd
mee, zekere dag was het verschrikkelijk heet en velen werden onpasselijk van de
warmte. Laatstgenoemdeheeft dan al de
pakken van die zieken samengebundeld en op zijn schouder gebonden. Hij heeft
ze kilometerslang zwetend als een paard meegezeuld...
Zo was den Brioen elk jaar op post
aan t kapelletje te Bonheiden, hij was een uitstekend zanger.
Jozef Brion ging in 1943 voor de
zestigste maal mee, zo ook Frans Van Den Broeck uit de Elleboogstraat (geboren
7/8/1882 en broer van de honderdjarige Stanne). Hij haalde dat aantal in 1958.
Frans was 16 bij zijn eerste voettocht.
Bij de terugkeer van de bedevaart in
1960 (8 mei) vernamen de Leestse bedevaarders, ze zaten aan de soep te
Keerbergen, het overlijden van hun voorzitter Frans Van Den Broeck.
Frans kreeg een prachtige uitvaart
omringd door de getrouwen van de Kompagnie.
...Beste vriend Frans, geachte familie, het is voor ons een droeve plicht
en een harde taak de beste van de onze te vergezellen naar zijn laatste
rustplaats.Als ik zeg, de beste uit de onzen, dan weet niemand wat zulks
betekent vriend Frans. Wij bedevaarders, pelgrims van O.L.Vrouw, wij weten het
maar al te best, wij weten wie we verloren hebben. 62 jaar hebt gij aan het
hoofd onzer Compagnie gestaan, 62 jaar hebt gij u geofferd voor ons, uw
kinderen, want voor u waren wij uw bedevaart-kinderen. Steeds stond gij paraat
om moed in te spreken, zelfopoffering aan te moedigen wanneer de vermoeidheid
zich van een pelgrim meester maakte. Met uw vrolijke verschijning, uw vaderlijk
gemoed, hebt ge steeds onze Compagnie weten hoog te houden.
Wat een harde pijn en zware beproeving was het niet voor u, toen wij
verleden jaar voor het eerst een geestelijke leiding mede kregen van uit dit
dorp, en gij weerhouden waart door ziekte van uw zuster, en dus niet kon mede
vertrekken.
Met welken moed en vast vertrouwen hebt gij een vol jaar gewerkt en
gezwoegd, van links naar rechts gelopen om alles weer in orde te maken voor de
grote tocht ; hoe verlangend was uw hart neit ook onder een geestelijke leiding
te mogen gaan.
Helaas, het heeft niet mogen zijn, O.L.Heer en O.L.Vrouw verkozen u, de
bloem was te schoon om hier op de wereld te verwelken, daarom is O.L.Vrouw ze
komen plukken, terwijl wij met hart en ziel met u verenigd waren, is zij de
Hemelse Moeder met u meegegaan.
De slag was hard, maar als bedevaarders moet men alles kunnen verdragen,
zelfs de zwaarste onder alle slagen...
Een andere legendarische figuur was
Louis Van Den Heuvel uit dezelfde straat.
Louis deed in 1940 aan t front een
belofte : als hij heelhuids uit de oorlog kwam, zou hij te voet naar
Scherpenheuvel gaan zolang hij kon.In
1984 ging hij voor de zestigste maal! Die tochten verliepen niet altijd
rimpelloos. Zo verbrandde hij in 1926, bij een ongeval op zijn werk, één zijner
voeten. Het gebeurde in de week van de tocht.
Ne goeie windel rond, niemand die dat
wist en onderweg regenen, regenen. Maar het schoonste van de zaak : na acht
dagen was mijne voet genezen !
Nadat te Leest de jaarlijkse
voetgangers-bedevaart was afgeschaft ging Louis enkele keren moederziel alleen,
later vervoegde hij de bedevaarders van Tisselt.
Deze mannen huldigden hem bij zijn
60-ste bedevaart. Bij die gelegenheid kreeg Louis een tinnen schotel van het
logement, een medaille van het bedevaartoord en een brandglasraam met O.L.V
van Scherpenheuvel van de bedevaartgroep uit Tisselt.
In 1960 namen 47 bedevaarders deel
aan de tocht te voet naar Scherpenheuvel, waaronder 13 vrouwen. De jongste
was de 11-jarige Marcel Van Hoof uit de Scheerstraat. In 1961 noteerden we er
55, waaronder 16 van het vrouwelijk geslacht en in 1965 namen45 wandelaars deel.
1968 gaf een eerste dieptepunt :
slechts 14 deelnemers, die dag viel weliswaar samen met
de eerste kommuniedag, maar toch was
de fut eruit, want het jaar nadien werd de
bedevaart afgelast.
Als reden vermeldde De Band dat er
twee voorstellen waren : de bedevaart laten doogaan te voet heen en te voet
terug of te voet heen en terugkomst met een vervoermiddel. Omdat het tweede
voorstel een jarenlange traditie afbrak werd besloten de tocht af te blazen.
In 1970 was Louis Van Den Heuvel de
enige van de kompagnie die te voet ging, vijftien bedevaarders gingen met de
autobus...
In de periodiek van Milac De Band
vonden we het bestuur uit 1954 terug :
Voorzitter : Frans Van Den Broeck.
Bestuursleden : Gust De Prins
(Juniorslaan), Viktor DHondt, Jan Keulemans, Modest Van Steenwinkel, Jan
Spruyt, Phil. De Prins, Fr. Bruggeman en Louis Van Den Heuvel.
Kruisdrager was Modest Van
Steenwinkel.
De trouwste bedevaarders waren toen
Frans Van den Broeck (met 54 bedevaarten achter zijn naam), zijn broer Ivo,
Marie Symons, Louis Spruyt en Louis Van Den Heuvel.
Louis DHondt vergezelde die periode
jaarliljks de processie met zijn wagen.
(DB, diverse nummers van 1955 tot
1984)
In 1990 kregen de Leestenaars
volgende folder in hun bus :
Beste Leestenaar,Voetbedevaart
Scherpenheuvel 1990.
Twintig à vijfentwintig jaar geleden
ging men ook al jaarlijks van uit Leest te voet naar
SCHERPENHEUVEL.
Op initiatief van enkele parochiale
verenigingen zouden wij die bedevaart terug willen invoeren en wel de 2de
zondag voor O.H.Hemelvaartdag.
Konkreet betekent dat in 1990 : vertrek
vrijdagavond 11 mei te 22 uur en terug te Leest op zondag 13 mei te 15 uur.
Bij het organiseren van zon bedevaart
komt heelwat kijken.
Om vooraf zeker te zijn van een voldoend
aantal deelnemers wij denken aan mnstens een 20 à 30-tal vragen wij aan
diegenen die wensen mee te gaan dat ze hun naam en adres zouden opgeven aan één
van onderstaande initiatiefnemers.
Het zal u niet verwonderen dat
dergelijke bedevaart ook enige kost met zich meebrengt : er moet worden
verzekerd, de slaapgelegenheid meot betaald, enz.
Nadere gegevens in verband met bedevaart
en onkosten krijgt u na inschrijving.
GA MET ONS MEE, EN BELEEF DE DEUGD VAN SAMEN OP WEG TE ZIJN.
Beste groeten,
Inschrijven tot 15 januari bij :
De Wit Marina, Kouter 13.
Leemans Alfons, Blaasveldstraat 24.
Plaskie Rosa, Aland 7.
Peeters August, Tisseltbaan 15.
Van Lanen Leo, Kerkenblok 10.
Vloebergh Louis, Winkelstraat 28.
En de trein was opnieuw vertrokken
Op zaterdag 12 mei 2001 op een onmenselijk uur (namelijk
4 uur s morgens) stonden er 51 bedevaarders klaar om naar Scherpenheuvel te
vertrekken.
Na een tocht van 47 km onder een bloedhete zon kwam
Scherpenheuvel in zicht, waar de pastoor ons opwachtte.
Hierna volgde nog de kruisweg en een eucharistieviering onder de schaduw van de
bomen.
Na een verkwikkende douche en wat verzorging kon iedereen
de inwendige mens gaan versterken, voor de ene tot in de vroege uurtjes, voor
de andere om na een paar uur al onder de wol te kruipen. Zondagmorgen om 5 uur
was iedereen weer paraat om de terugtocht richting Leest aan te vatten. Na een
laatste verfrissing begeleidde de fanfare opgewekte en keuvelende bedevaarders
naar de kerk, waar nog een bezinning plaatsvond. Hoewel moe en misschien
voorzien van een paar blaren was iedereen tevreden over het verloop van de
tocht.
Misschien mogen wij dan ook aan iedereen zeggen tot 27 en
28 april 2002.
1843 Vanaf 1843 staat in de boeken
te Scherpenheuvel voor de eerste maal een
bedevaart van Leest vermeld.
(J.D.D. DB 1954)
Naar aanleiding van het overlijden
van Judocus Van San (°Leest 30/9/1824,
+Mechelen 17/1/1872) werd op
dinsdag 30 januari 1872 een derde lijkdienst
georganiseerd, wegens het Broederschapvan O.L.V van Scherpenheuvel in de
kerk der H. Joannes
Baptist dixit zijn doodsprentje.
In De Band van juli 1959
schreefJan De Decker dat men beweerde
dat
de Kompagnie van
Scherpenheuvelte Leest zou bestaan
sinds 1743. Hij
heeft daar nooit een bewijs van
teruggevonden.
De Kompagnie van Scherpenheuvel
Volgens Modest Van Steenwinkel
(DB-1960) bestond de Kompagnie van Scherpenheuvel uit een groepje mensen die
jaarlijks, in naam van gans de parochie, te voet op bedevaart gingen.
Ze hadden geen ledenlijstenm en wie
een paar maal meeging werd vanzelf als lid beschouwd.
De meeste Leestenaren gingen al eens
mee, sommigen hielden het jaren vol.
Elk jaar werd een omhaling gehouden
om de algemene onkosten van de bedevaart te dekken. De rest van het geld werd
besteed aan enkele missen voor de overledenen en de zieken van de parochie. Ook
werd er jaarlijks een grote mooie kaars geofferd die hield dan gans het jaar
wacht : als stille getuige van onze liefde, bij het beeld der Lieve Vrouwe want
O.L.Vrouw van Scherpenheuvel draagt de kenspreuk : ik bemin die mij bemint !
De kompagnie was ook vertegenwoordigd
in de Leestse processies, daarvoor werd in 1953 nog een prachtig houtenMariabeeldjeaangekocht, 30 cm hoog en met de hand uitgesneden. Het droeg een brocaat
zijden kleed en mantel, een massief zilveren kroontje en scepter, eneen gouden ketting en kruisje, dat laatste
was een gift van één van de leden. Louis De Hondt vervaardigde een speciale
draagbaar.
Traditiegetrouw werd de bedevaart
gehouden acht dagen voor Sinksen.
Men vertrok om 4 uur s morgens aan
de St-Annakapel. De meeste bedevaarders hadden in de parochiekerk dan al een
mis bijgewoond.
Een eerste maal werd halt gehouden te
Bonheiden (aan de Sint Annakapel aldaar) waar de eigenlijke processie gevormd
werd.
Rond acht uur bereikte men Keerbergen
alwaar koffie werd gedronken.
Volgde een kort oponthoud te Tremelo,
Betekom, het middagmaal te Aarschot en Rillaar.
Rond 16 uur werd Scherpenheuvel
bereikt waar ze processiegewijs werden opgehaald door de geestelijkheid van de
basiliek.
Godsdienstige oefeningen volgden :
lof, beeweg in de kerk, rozenkransweg, kruisweg, enz. tot 18 uur waarna de
vermoeide bedevaarder zich kon gaan verfrissen, eten en rusten.
Jarenlang waren In de Lindeboom en
In t Wit Huis de vaste logementsplaatsen, soms kwam daar De Sleutel nog
bij.
Rond 3 uur in de morgen stonden de
bedevaarders op, woonden een mis bij aan een zij-altaar van de basiliek en de
lange terugtocht kon worden aangevat.
Ontbijt te Aarschot, middagmaal te
Keerbergen, met meestal een bord soep(heel vaak van asperges) of een glas bier
naar keuze, op kosten van de kompagnie.
Onderweg werd gebeden voor de zieken
en de overledenen van de parochie, ook voor de geestelijkheid, voor de
soldaten, voor de jeugd en voor allen die om een gebed hadden gevraagd.
Aan elke kapel die ze tegenkwamen
werd even een halte gemaakt.
Te Bonheiden werd de kampagnie
traditiegetrouw bijna altijd met een regenbui bedacht.
Ondertussen waren reeds heelwat
familieleden van de bedevaardersen dikwijls
ook de
Chiro de kompagnie tegemoet gekomen.
Rond 17 uur kwam gewoonlijk de Sint
Annakapel in zicht alwaar de bedevaarders werden opgewacht door pastoor en
onderpastoor met een woord van dank en proficiat aan al de tochtgenoten.
In de parochiekerk werd de zegen
gegeven met het H. Sacrament en tot slot een danklied aan Maria gezongen.
Zon bedevaart was vroeger jaren een
heel avontuur.
Zo moest er in Keerbergen, bij gebrek
aan een weg, een uur lang door het mulle zand gemarsjeerd worden en bij warm
weer kon men zich alleen beschutten door zoveel mogelijk de schaduw op te
zoeken van plaatselijke dennenbomen, want de huizen waren zeer schaars.
Het is ook gebeurd dat iemand met
stukgelopen voeten op stokken moest meegesjouwd worden, niet te vergeten dat elke
bedevaarder ook zijn eigen ransel op de rug moest meedragen.
Na de eerste wereldoorlog werden de
bedevaarders gevolgd door paard en kar. Dit gespan voerde dan al de bagage mee.
Fons van Stienes was het die de
eerste jaren voor het vervoer instond, uit dankbaarheid omdat hij tijdens de
Duitse bezetting zijn paard mocht behouden. Na Fons werd Frans Piessens(den
Blokmaker)bereid gevonden.
Wegens het immer stijgende aantal
bedevaarders volstond een gewone kar niet meer voor de talrijke pakken. De
familie Van der Hasselt (Ferdinand en Frans) stelde zich graag met een
landbouwcamion ter beschikking. Meestal werd dievoortgetrokken door de paarden van Victor
Verschueren en Sus Van den Brande.
Later begeleidde Louis van
Jonker(L.De Hondt) de bedevaarders met zijn automobiel.
Figuren uit de bedevaart waren :
Toon Leemans die een vijftigtal bedevaarten lang het processiekruis meedroeg.
De Franse Revolutie, de sansculotten, de Boerenkrijg, de conscriptie, de
loting
Iedereen heeft er in de geschiedenisles over gehoord en er later
waarschijnlijk nog iets over gelezen.
Om het leger van voldoende soldaten te voorzien werd op 5 september 1798
de wet op de recrutering van kracht. De jongeren van het mannelijk geslacht
tussen 20 en 25 jaar werden op een lijst opgeschreven, vandaar de naam
conscriptie .Voor de leeftijdscategorie ingedeeld in klassen werd via loting
bepaald wie in dienst moest. Voor een beperkt aantal groepen zoals bijvoorbeeld
gehuwden en weduwnaars werd vrijstelling verleend. Vrijwillige dienstname zoals
vroeger was natuurlijk nog mogelijk.
De loting verliep als volgt. De namen van de conscrits werden elk
afzonderlijk op een briefje geschreven, afgelezen, in een hoesje gestoken en in
een trommel gelegd. In een andere trommel werden zoveel witte briefjes en
evenveel briefjes met Militaire partant gelegd. Alles werd goed door elkaar
gemengd. Een kleine jongen trok uit de eerste trommel een naam gelijktijdig met
een andere jongen die een briefje uit de andere trommel trok. Werdeen wit
briefje getrokken, dan was de persoon waarvan men gelijktijdig de naam had
getrokken, uitgeloot. Had men een briefje Militaire partant aan zijn been,
dan was men erin geloot en moest men vertrekken. Na een medische keuring nadien
werd de conscrit eigenlijk in het leger ingelijfd.
In onze gewesten was die loting natuurlijk niet geliefd. Voor de
betrokkene en zijn familie hingen er zware gevolgen aan vast. Hendrik
Conscience beschrijft in zijn boek De Loteling zijn eigen ervaringen tijdens
zijndiensttijd van 1831 tot 1836, dus
reeds tijdens de Belgische periode.
Het systeem van die militaire loterij onder de dienstplichtigen met
toelating van vervanging tegen geld bleef naast de vrijwillige dienst bestaan
tot 21 maart 1902.
In 1909 bleef een vervanging tegen geld mogelijk, maar de loterij werd
afgeschaft en de dienstplicht ingevoerd.
Vervanging tegen geld, uitkopen dus, bleef tot 1909 dus mogelijk. Een
goede zaak voor wie erin geloot was, maar over voldoende kapitaal beschikte om
een verganger te betalen. Zijn vege lijf kon hij zo veilig stellen en mogelijk
beroepshalve meer verdienen dan hij moest betalen. De vervanger zal ook wel
zijn voordeel voor ogen gehad hebben. Zijn minder goede sociale positie of
geldnood kon wel een rol spelen bij de aanvaarding. Dus een win-win situatie op
het ogenblik van de overeenkomst. Voor de laatste partij was dit in de toekomst
niet altijd een zekerheid ! Hoe zon dienstplichtige zich uitkocht en een
contract sloot met zijn vervanger leert ons dit voorbeeld uit het jaar 1928 :
Op 18 april 1828 trok Joannes Franciscus Teugels, landbouwer te Heindonk,
naar notaris Joannes Baptista De Keersmaecker te Mechelen. Zijn zoon
Engelbertus had geloot en het nummer drie getrokken. Voor de Loting voor de
Nationale Militie voor de lichting van het lopend jaar waren in het kanton
Willebroek de gemeenten Heffen en Heindonk verenigd.
Willem TROCH, handwerker of dagwerker, geboren te Leest
als zoon van Joannes Troch, wonend te Leest en van de te Leest overleden Anna
Catherina Smets, die ook al 6 jaren te Heindonk woonde, was getrouwd met Maria
Francisca Van Campenhout.
Ook hij stapte naar de notaris. Willem verklaarde zich aan te bieden als
plaatsvervanger van Engelbertus Teugels en in zijn plaats te willen dienen bij
de Nationale Militie. Volgens zijn signalement was hij 1 el en ? palmen lang,
had een rond aangezicht, breed voorhoofd, dikke neus, grote mond en ronde kin.
Zijn haar en wenkbrauwen waren licht bruin. Verder vertoonde hij geen andere
tekens.
Beide mannen toonden de notaris een certificaat van de militieraad te Mechelen
met de goedkeuring van Willem Troch om als plaatsvervanger te fungeren. Ook een
kwijtschrift van de ontvanger der regterlijken akten te Mechelen werd
bovengehaald waaruit bleek dat Engelbertus Teugels een som van 25 guldens had
gestort.
De notaris wees op hun verplichtingen waaraan ze zich wederzijds moesten
houden.
Hij maakte hen attent op de wet van 8 januari 1817 (artikel 97, 105-108)
en van 27 april 1820 (art. 29-32) waarna volgende overeenkomst werd gesloten :
-Willem Troch verbindt zich als plaatsvervanger van Engelbertus Teugel,
die bij de Nationale Militie is opgeroepen, alle zijne verplichtingen in den dienst
voor hem te voldoen.
-Als beloning hiervoor verbindt Joannes Franciscus Teugels zich voor zijn
zoon te betalen aan de echtgenote van Willem Troch :
1) een som van 50 nederlandse guldens op de dag van zijn vertrek. Dit om
haar een melkbe(drijf?) te verschaffen en hierdoor haar kostwinning zo veel
mogelijk te verzekeren.
2) een som van 38 guldens 60 cent, in 4 maal te betalen. Het eerste
vierde moet op 1 mei 1829 voldaan worden en zo verder van jaar tot jaar tot
gehele voldoening.
-Verder verbindt Joannes Franciscus Teugels er zich toe de echtgenote van
Willem Troch en haar kinderen gratiste laten wonen in een huis van hem. Dit
huis met stalling en verdere toebehoorten, ca. 30 nederlandse roeden erve, in
de beenhouwersstraet te Heindonk is reeds in gebruik door haar en vanaf half
maart nog voor een termijn van 5 jaar. De huurwaarde wordt geschat op 30
nederlandse gulden per jaar. De echtgenote Troch moet de grondlasten dragen.
Het onderhoud van het huis moet door de eigenaar gebeuren.
-De comparanten verklaren verder dat er buiten wat hier boven staat in
het contract niets is gegeven of genoten en dat er gedurende de diensttijd ook
niets zal gegeven of genoten worden.
Als getuige traden op Cornelius Scheffenmeyer, meester schoenmaker en
Joannes Baptista Van Den Eijnde, winkelier, beiden te Mechelen wonend.
Willem Troch kon niet schrijven. De Militieraad van het Distrikt Mechelen heeft
het contract gezien op 12 april 1828.
Engelbertus Teugels was geboren te Heindonk op 7/11/1809 en nu bevrijd
van de Nationale Militie kon hij rustig voor priester studeren. Hij werd gewijd
te Mechelen op 28/8/1835, werd onderpastoor te Heffen en daarna op 19/2/1935
directeur van het klooster te Willebroek waar hij aan de pokken overleed op
2/5/1861.
De plaatsvervanger Willem Troch was te Leest geboren op 23/2/1794 en
huwde te Heindonk op 27/11/1820 waar hij later als landbouwer, dagloner ging
wonen, Wijk A, nr.5. Hij leefde nog tot 21/11/1878, datum waarop hij te
Heindonk overleed.
Met zijn vrouw Francisca Van Campenhout, geboren Heindonk 12/1/1798,
dagwerkster, er overleden op 18/6/1893, kreeg hij 7 kinderen. Vier ervan werden
na zijn dienstname geboren : 1829, 1832, 1838 en 1842.
De wet van 8 mei 1847 die van kracht werd op 1 januari 1848 bepaalde dat
de jongelingen voortaan slechts zouden opgeroepen worden tijdens hun twintigste
levensjaar. Dit betekent tussen de 19 jaar en hun 20-jarige ouderdom.
De loting werd in 1938 afgeschaft en iedere jongeman werd voortaan opgeroepen
om de militaire dienstplicht te vervullen.
De dienstplicht werd later volledig afgeschaft zodanig dat het leger nog
enkel bestond uit vrijwilligers of beroepsmilitairen.
(Leo
Bernaerts Vaertlinck contact nr.6 2010)
1829 Bouw van de jongensschool in
de Scheerstraat (nu Ten Moortele).
De werken werden toevertrouwd aan Hendrik
Vloebergh uit Leest en Petrus
Joannes Van Moer uit Willebroek
voor 1850 gulden.
(GA Repertorium der akten)
De school werd oorspronkelijk in
twee delen gesplitst : een deel dat dienst deed
als schoolgebouw, het ander deed
dienst als wachtlokaal met politiekamer voor de
militairen.
Voor het schoolgebouw er stond,
werd er les gegeven in het kostershuis, de koster
cumuleerde immers zijn ambt met dat
van schoolmeester.
Dat kostershuis stond vroeger op de
plaats waar thans het gemeentehuis met
aangebouwd schoolhuis staat. Het
werd gebouwd in 1638 op een stuk grond van
64 roeden. Het behoorde voor de
helft aan de kerk en voor de helft aan de H.
Geesttafel (het werk van de armen,
na de Franse Revolutie werd dat het
1812 24 decmber Hendrik Diddens
in De Band Oktober 1964 :
Kerstmis op een hooischelf
Kerstnacht 1812. Het klokje te Leest galmt helder door de lucht.
Over de harde veldpaden lopen boerenmensen in groepjes zwijgend naar de
middernachtmis. Sommigen dragen een smoutlantaarn.
In het zwakke schijnsel lopen vrouwen met kapmantels aan.
De mannen lopen gebogen en dragen een jekker met opstaande kraag. Hun handen
zitten diep in hun broekzakken..
Aan de kerkdeur is er een traag gezoem van stemmen en het kletteren van klompen
op de keien van het pleintje.
Daar staat een man in het donker portaal. Die is niet van het dorp. De
mensen kijken hem vorsend aan.
Heb je pachter Jan Diddens niet gezien ? vraagt hij. De pastoor heeft
gezegd dat hij zeker naar de middernachtmis zal komen.
Ja, antwoordt een vrouw, die kunt ge hier ieder ogenblik verwachten.
Enkele minuten later tikt de onbekende man de 64-jarige landbouwer op de
schouder.
Pachter Jan, kom eens een eindje met mij mee. Ik heb nieuws voor je.
De boer schrikt.
Van Pier-Jan ? Toch geen slecht nieuws ?
Ssst, kom even mee als je wilt.
Ook de pachteres en haar dochter willen natuurlijk mee. Zij lopen met hun
vieren bezijden de kerk een eindje het donkere kerkhof op.
Luister, zegt de man. Ik kom regelrecht van Mechelen en ik breng je de
groeten van Pier-Jan.
God, is het mogelijk ? roept de pachteres uit.
Stil ! beveelt de man. Pier-Jan is in de vooravond bij ons aangekomen
samen met een jongen uit Heffen Jan Serneels, die ken je misschien wel ?
Al te goed, zegt pachter Diddens gejaagd. Hij was ook een consrit voor
het leger van de verdomde keizer. Pier-Jan is met hem opgetrokken. Dat is nu
bijna 2 jaar geleden.
Wel, ze zijn met hun beiden uit het leger weggelopen. Zij komen te voet
uit Rusland. Meer dan vier maanden zijn ze op weg geweest. Ze hebben veel
geleden.
God, kan onze Pier-Jan niet meer tot hier geraken ?
Natuurlijk kan hij dat pachteres, maar je begrijpt toch dat het niet
mag. Ik zei daareven toch dat hij uit het leger van Napoleon is weggelopen.
Versta je dat niet ? Hij is gaan lopen, ginder in Rusland ! De municipaliteit
zal daar vandaag of morgen bericht over ontvangen. Als het niet reeds gebeurd
is. Dan zullen de sabelslepers opdracht krijgen Pieter weer op te pikken. Je
weet toch welke straf er op desertie staat ?
Ze kijken de vreemde boodschapper ernstig aan.
De doodstraf ? De Mechelaar knikt.
Ge moet dus voorzichtig zijn. Er zitten overal verklikkers, zelfs op een
dorp. Pier-Jan mag voorlopig niet naar Leest terugkeren.
Het klinkt als een vonnis, de eenvoudige buitenlieden weten niet wat
daarop te antwoorden. Daarom spreekt de man verder :
Ik raad je aan de middernachtmis bij te wonen alsof er niets bijzonders
gebeurd is. En morgen verwacht ik pachter Jan bij mij thuis. Ik woon op de
Hanswijkvaart buiten de vesten. Vraag maar naar de brugdraaier van de
Withuisbrug.
De volgende dag gaat pachter Jan Diddens te voet naar Mechelen. Het is
voor hem en zijn gezin een vreemde kerstnacht geweest. Vrede aan de mensen van
goede wil !
Maar hij haat Napoleon meer dan ooit. Hij kan niet anders. Napoleon is
een bloedhond.
In alle stilte heeft hij zijn getrouwde zoons en dochters gewaarschuwd.
Nu gaat hij Pier-Jan weerzien. Zijn jongste, pas twintig jaar.
Door zijn geest flitsen de beelden van het afscheid. Een 18-jarige
boerenknaap. Eerder mager maar pezig en kerngezond. Zijn pakje in een geruite
handdoek aan een gladde beukenstok. Opgeroepen om voor de keizer te vechten.
Waar ? Dat wist niemand. De keizer vocht overal. Nu weer in Rusland.
Ha ! Bedenkt de boer met een grijnslach. Dat heeft Pier-Jan de keizer
goed gelapt !
Wie doet het hem na ? Vier maanden heeft hij er over gemarcheerd vertelde
de brugdraaier. Dat is geen kinderspel. Rusland moet wel heel ver hier vandaan
zijn.
Daar hoort hij de vele kerken en kloosterklokken van Mechelen zuiver door
de kerstmorgen beieren. Ach ja, vrede moet er zijn. Wat kan Napoleon hem
eigenlijk schelen, nu hij Pier-Jan gaat weerzien ?
Een halfuur later volgt hij de brugdraaier naar een hoevetje van de
Zeutestraat.
Daar wisselen zij enkele woorden met de boer.
Dan gaan zij naar de halfdonkere stal en klimmen langs een krakende ladder de
hooischelf op. Het valluik gaat open.
Het is bijna geheel donker onder de dakpannen. Maar als een schichtigdier is Pier-Jan rechtgesprongen. Hij herkent
zijn vader. Geen van beiden kan wat zeggen. Zij wenen van geluk en kloppen
elkaar zachtjes op de schouder.
Je bent ziek Pier-Jan ! zegt de pachter eindelijk met nauwelijks
verkropt medelijden.
Ik zie het aan je ogen.
De jongen begint alweer te huilen. Na al het uitgestane leed schokt de
vertrouwde stem van zijn vader al te zeer zijn gemoed.
Ik meende onderweg te zullen sterven, vader...Je weet niet wat een mens
kan afzien op zon weg. In Polen en Duitsland hebben wij s nachts doorgestapt
en overdag geslapen waar wij konden. En honger geleden ! Honger...Hoe ist met
ons moeder ?
Goed jongen, zij wou natuurlijk dadelijk meekomen.
Dat kon niet, ik begrijp het vader.
Pier-Jans wangen gaan plotseling gloeien. Misschien is het van de koorts
?
Mogelijk ook van het weergevonden geluk.
Weet je vader dat een mens pas ondervindt hoe schoon en hoe goed zijn
land is wanneer hij ergens ver in de vreemde, ziek en uitgehongerd en
nagejaagd, aan sterven moet denken ?...Toen wij gisteren op de Leuvensebaan in
de verte de Sint-Romboutstoren zagen staan, zijn wij op onze knieën gezakt en
dan hebben we de grond gekust. Onze geboortegrond vader ! Dat kunnen sommigen
misschien flauw vinden maar die zijn dan zeker nooit te voet uit Rusland naar
hun thuis teruggekeerd.
Het klokje van de dorpskerk uit het nabije Muizen klept het
middagangelus.
Het is Kerstmis 1812. En op een hooischelf heffen twee uitgemergelde
boerenzoons, deserteurs uit het leger van Napoleon, het hoofd op naar hun
vredige thuis.
P.S. Pier-Jan Diddens is enkele weken later naar Leest teruggekeerd en
heeft o verscheidene hoeven verdoken geleefd tot de val van Napoleon in 1814.
Hij huwde in 1816 met Elisabeth Goossens. Eén van zijn kleinzoons was mijn
grootvader.
Hendrik Diddens.
Hendrik Diddens publiceerde het
verhaal van zijn voorvader in de reeks Historische Verhalen van De Sikkel
onder de titel Deserteur onder Napoleon (1974/De Sikkel n.v. Antwerpen)
1812 Joannes Josephus Vertongen
werd de opvolger van pastoor Simon De Heuck.
Hij was geboren in 1783 en betrok de
pastorij samen met zijn meid Anna Maria
Huybrechts (geboren te
Bierbeek).
1812 In 1812 kreeg Pieter Jan
Diddens een oproepingsbrief om bij de legers van
Napoleon te worden ingelijfd. De
18-jarige Pieter Jan gaf gehoor aan dit bevel.
Bij de eerste schermutselingen in
Rusland zou hij echter deserteren.
Met een makker uit Heffen keerde
hij te voet naar zijn geboortestreek terug.
Daar bleef hij ondergedoken tot de
val van Napoleon.
Pieter Jan Diddens was te Leest geboren op 7
mei 1794.
In 1816 huwde hij te Hombeek met
Elisabeth Goossens maar bleef als
landbouwer te Leest gevestigd.
Wanneer op 13 november 1817
heteerste kind uit de nieuwe echtverbintenis
wordt geboren , zijn de registers
van de burgerlijke stand te Leest nog volledig
in de Franse taal. De omstandige
geboorteakte is een staaltje van de hardnekkige
nawerking der Franse administratie.
Zelfs alle voornamenworden gewoonweg
in het Frans vertaald, en als
toppunt : dezelfde Jacques Somers, die tijdens het
Frans Bewind maire et officier de
létat civil de la commune de Leest was,
is in funktie gebleven, alsof er hoegenaamd
niets gebeurd was...
Het gezin van de deserteur werd
gezegend met elf kinderen en meteen werd hij
destamvader van omzeggens alle thans bekende Diddensgeslachten.
(GVM, 21/12/1983 -Hendrik Diddens)
In het kader van stamboomonderzoek
verzocht Lieve Huysmans Kommandant b.d. de Lelys, werkzaam in het legerarchief,
om meer gegevens over deserteur Petrus Joannes Diddens. Hij schreef haar het
volgende :
Korps : 82 Regiment Infanterie de ligne. Graad : soldaat.
Diende zes maanden en is na het staken van de vijandigheden in 1814 naar
huis teruggekeerd. Hij is NOOIT in Rusland geweest.
Behorende tot de klas 1814 werd hij vermoedelijk pas in de tweede helft
van 1813 opgeroepen en ingelijfd. Zijn regiment heeft nooit een voet in Rusland
gezet, de veldtocht in Rusland was reeds lang ten einde voor de klas 1814
opgeroepen werd.
Het 82 Regt Infanterie de Ligne had in 1813 één bataljon in Duitsland, de
rest van het regiment was in Spanje en in het Regimentsdepot te La Rochelle in
Frankrijk.
Pieter Jan heeft zich te Antwerpen
moeten aanbieden om naar het regimentsdepot te LA ROCHELLE te vertrekken en om
daar ingelijfd te worden. Ik weet niet wat er verder met hem gebeurd is, ik
denk niet dat men hem vanuit het regimentsdepot nog naar Spanje of Duitsland
heeft gestuurd, maar dat is natuurlijk niet onmogelijk. Hij kan eventueel
deelgenomen hebben aan gevechten in Frankrijk in de eerste maanden van 1814,
maar hiervoor beschik ok over geen enkel tastbaar bewijs, dixit Lieve
Huysmans.
1812 Op 22 mei 1812 schreef pastoor
De Heuck zijn laatste aantekening neer : het
overlijden van Petrus De Meyer uit
Kapelle o/d Bos, sedert enige dagen
weduwnaar van Elisabeth
Van Humbeeck uit Willebroek. Die aantekening in
vette letters is moeilijk
geschreven maar niettemin nog zeer leesbaar.
Zes dagen later volgde zijn eigen
afsterven door confrater Dries van Kapellen
o/d Bos neergeschreven :
Op den 28 mei, op den feestdag van
het H. Sakrament om 4 uur s morgens
overleed hier in den Heer de
eerwaarde Simon De Heuck, geboortig uit de
St-Niklaasparochie tot Brussel
tijdens 38 jaar priester dezer kerk, in den
1800
Nadat Napoleon te Parijs aan de macht was gekomen ging de vervolging van de
katholieke godsdienst aan het
luwen.
Reeds op zondag 16 november kon
pastoor De Heuck, tot zijn grote vreugde,
wederom een godsdienstoefening houden in de
pastorij van Leest. Hij noteerde
daarover :
Heden begonst publieken dienst te
doen ten woonhuyse van den heer Pastoor,
en voor de laatste reyze gezongen
had, te weten op den 24 september 1797.
Van die dag af stonder er
regelmatig missen aangekondigd.
Het zou echter tot 16 augustus 1802
duren vooraleer de eerste begrafenis in de
parochiekerk werd gecelebreerd.
1800
Jaak De Maeyer volgde A. Van der Hulst op als burgemeester te Leest. (tot
1802)
1801
Op 15 juli 1801 werd tussen de gevolmachtigden van de paus en die der Franse
Consuls een concordaat gesloten.
Paus VII bekrachtigde het op 24
augustus 1801.
Daarmee waren de moeilijkheden
tussen kerk en staat echter niet van de baan.
Waar voordien de meeste hogere
geestelijken zich kordaat tegen iedere inmenging
in religieuze aangelegenheden
hadden verzet, trof men nu o.m. op een aantal
bisschopszetels zoollikkers en
Napoleon gezinden aan. Het stelde de lagere
geestelijken vaak voor zware
gewetensproblemen.
Op 20 november 1801 deed de
aartsbisschop van Mechelen, kardinaal de
Franckenberg, op verzoek van paus Pius VII
afstand van zijn bisschopszetel.
1802
Dat jaar barstte opnieuw de Tiendenklok. Ze was amper hergoten geweest in
1788.
Daar het tiendensysteem tot het
verleden behoorde en voor een nieuwe klok geen
Beroep meer kon gedaan worden op
Kortenberg, moesten de parochianen er zelf
voor zorgen.
De kerk zat op dat ogenblik zonder
klokken : de middenklok was namelijk op
bevel van de Fransen in 1798 kapot
geslagen.
De kleinste klok Sint-Niklaas
genoemd, (uit 1608), die sinds 1773 gebarsten
was, werd op 19 januari 1790 in t
geniep stukgeslagen door Paulus Joannes Van
Den Voerde, Carolus Jozef Peeters
en Carolus Van Asch, omdat de pastoor de
klok niet wou laten herstellen op
kosten van de kerkfabriek. (WLS,blz.27)
1802
Pieter Jan Moeremans volgde J. De Maeyer op als burgemeester te Leest.
Hij werd geboren te Blaasveld in
1749 en vestigde zich te Leest in 1787.
In de bevolkingsboeken van 1819
werd hij vermeld als kostganger bij de
familie Fierens uit het dorp. Als
beroep noteerde men hovenier.
1802 Op 4 juli 1802 werd
Joannes-Amandus de Roquelaure, oud bisschop van Senlis
en gunsteling van Napoleon, als
aartsbisschop van Mechelen ingehuldigd.
In de tussentijd, die na de afstand
van de Franckenberg en de inleiding van de
Franse kerkvoogd verliep, had de
vicaris-generaal de Lantsheere het bisdom
bestuurd in de naam van de
Franckenberg, die nog altijd administrator apostolicus
gebleven was.
Wanneer later, op 11 juni 1804,
kardinaal de Franckenberg zou overlijden, wijdde
pastoor De Heuck hem een
uitgebreide bladzijde tot nagedachtenis en hulde aan
zijn uitstekende deugd en aan zijn
wijselijk bestuur in zon beroerde tijden.
(Dr.J.Muyldermans Simon De Heuck)
1803 3 mei : Het Concordaat legde
de kerkdienaars weer de eed van trouw op zij het
een afgezwakte eed. Vicaris
Generaal Huleu was de celebrant in de St.-
Romboutskathedraal en de notabelen
van de Sous Préfecture van Mechelen
waren
aanwezig. Zij zaten in het koor.
Onderprefect Wargny ging bij het
evangelie voor het altaar staan.
Hij was de eerste die de eed
uitsprak.
De tekst in het Frans of in het
Latijn lag op een stoel met een kussen naast het
evangelieboek.
Ook de pastoor van het
arrondissement Mechelen onder wie Philippe Joseph
Libotton, pastoor van Hombeek en Simon De Heuck pastoor van Leest legden
gezamelijk de eed af. Dit gebeurde
op 3 mei 1803.
De Nederlandse vertaling uit die
tijd luidde :
Ik
sweere en belove aen Godt, op de heylige evangelie, van gehoorzaemheyd
en getrouwigheyd aen
het gouvernement te houden, opgelegt door de consitutie
der fransche republiek.
Ik belove ook van geene onderhandeling, van aen geene
raed mede te helpen van
eene saemensweiring t sij binnen, t sij buytenlands,
die aen de publike
gerustheyd tegenstrevig zijn en indien in mijn bisdom of elders
ik verneme dat er eenige
saemensweering geschiedt tot nadeel van den staedt,
zal ick het
gouvernement daer van in kennis geven.
(WDK, t Ridderke, nr.2-1998)
1803 Op 21 juli 1803 bezocht
Napoleon Bonaparte Mechelen. (MK-1803)
1803 16 september : Sedert twee
eeuwen werd een gedeelte van de wijk Haksdonck
of Oxdonk, grenzend aan de parochie
Leest, maar deel uitmakend van Kapelle
op/den Bos, bediend door de
pastoors van Leest.
Het concordaat, gesloten tussen paus
Pius VII en Napoleon I, bracht er
verandering in.
Voortaan zou de grensscheiding van
het departemen der Twee Nethen de
grensscheiding zijn der parochiën
in dat departement gelegen, en de
grensscheiding van het departement
der Dijle zou eveneens de scheiding zijn der
parochieën binnen dat departement
gelegen.
Leest, in het departement der Twee
Nethen, verloor dus zijn brabantse wijk,
samen 23 huisgezinnen met ongeveer
130 zielen.
Dit werd aan pastoor De Heuck
kenbaar gemaakt op 16 september 1803 door zijn
collega Buysen uit Kapelle o/d Bos.
(DB, nr.6 juni 1957)
Kapelle, 16 september 1803
Zeereerwaarde Heer Pastoor,
Vooraf een vriendelijke groet.
Ik verwittig U, hoogwaardige Heer, dat de wijk Oxdonk, die nu reeds behoort tot
het territorium of burgerlijk gebied van Kapelle, ook voor het geestelijk
gebied door de recente beschikking van de Franse regering overgedragen wordt
aan de geestelijke jurisdictie van mijn parochie, zodat de bewoners van die
wijk van nu af moeten worden geacht mijn onderdanen te zijn, tegenover wie ik
alle herderlijke taken voortaan gerechtigd ben uit te oefenen, zoals de
aartsbisschop van Mechelen mij liet weten, waaromtrent ik U kennis geef, zodat
vanaf de ontvangst van deze brief alle jurisdictie, die te voren aan uw zorg
was toevertrouwd, helemaal ophoudt.
Daarom is mij opgedragen morgen na de Mis op een andere manier dit bekend
te maken zodat het aan allen wie betrekking heeft naar behoren ter kennis wordt
gebracht en zij er zich naar schikken.
Wees er ondertussen van verzekerd dat ik in alle vriendschap en
hartelijke genegenheid teken, eerwaarde heer.
Uw dienstwillige dienaar en collega
F.E. Buysen, pastoor te Kapelle. (t Ridderke, nr.3 1999)
Pastoor De Heuck liet het daar niet
bij en schreef op zijn beurt een brief naar de aartspriester Huleu
(25/10/1803)maar die wees hem
onmiddellijk terecht. Dezelfde dag schreef Huleu terug dat de beslissing
definitief was.
De terechtgestelden werden
verplicht hun eigen graf te delven voor ze
gefusilleerd werden. (MK,blz.271)
Voor outer en voor heerd,
Een sterke boer die dierf,
Te bidden overveerd !
De latere journalist en schrijver
was zo fier als een gieter iets over Filip Van
Elcke (hij verwarde Van Asch met
Van Elcke) te mogen schrijven. Iets dat op
de koop toe werd afgedrukt, bij
Robert Lafosse, de Leestse drukker. Al voegde hij
daar eerlijkheidshalve aan toe, dat
hij de verzen zelf moest zetten en drukken...
(Het Vaartland nr.4 1973)
Honderd jaar later, op 23 oktober
1898, had te Mechelen de inhuldiging plaats
van het boetekruis, gedenkteken ter
ere van de gefusilleerden van de Boerenkrijg.
Het Vlaamsch Nationaal Dagblad De
Schelde van woensdag 23 oktober 1935
daarover :
De Gefusiljeerden van Mechelen
Wij herdenken heden de 41
gefusiljeerden van Mechelen die op 23 oktober 1798 vielen voor hun vaderland.
Den 23n oktober 1798 werden te
Mechelen 41 Vlaamsche mannen gefusiljeerd omdat zij in opstand waren gekomen
tegen het Fransche regiem.
De zogenaamde gelijkheid,
vrijheid, broederlijkheid welke hun op de puntder Fransche bajonetten werd gebracht door de beschavers van Europa.
Herhaaldelijk poogden zij het
juk af te werpen. Telkens werd hun poging in bloed gesmoord. (...)
Een geschiedschrijver zegt van
hen : Wat aan hun opstanden ontbrak, dit waren met intelligentie en
omzichtigheid begaafde leiders, keurmannen, die in revolutionnaire
omstandigheden de massa door hun gezag, hun karakter en hun wilskracht
beheerschen. Onze arme dorpelingen waren totaal aan zichzelf overgelaten,
terwijl de bewoners van de steden als door vrees en afschuw bevangen waren en
hun sympathie niet durfden te toonen tegenover deze moedige en glorierijke
patriotten, die met gevaar voor hun leven de nationale zaak verdedigden.
Anderzijds waren het gebrek aan organisatie, munitie en kanonnen een groote
oorzaak van minderwaardigheid voor den opstand.
De opstandige gedachte was
nochtans in zeer breede lagen der bevolking doorgedrongen.
De revolutionnaire propaganda
werd gevoerd door middel van volksliederen als het volgende :
Regeerders van dorpen en stee
Nederlanders blijft nu bijeen.
Wij moeten standvastig wezen,
Om te wagen ons lijf en bloed
Voor de Franschen zijn wij te
goed.
Om met schelmen en dieven te
strijden,
Dat zijn wij niet van zin,
Liever den kogen ofte
guillotien.
In Oktober 1798 had een opstand
plaats, tezelfdertijd te Duffel, Lier en Mechelen.
Den 22n Oktober had de opstand
zich uitgebreid over al de gemeenten van hun kanton. De opstandelingen hadden
voor doel Antwerpen te bereiken.
Generaal Desjardin snelde toe met 900 man. Hij slaagde erin de opstand te
dempen.
Een joernalist van dien tijd,
een half gederacineerde , gedenationaliseerde, (zoals zoovele joernalisten in
ons land, ook in onzen tijd) die de verdrukkers naar de oogen zag, en die de
opstandelingen dirot noemde, verhaalt als volgt wat er na het dempen van het
oproer gebeurde :
Den dag daer naer wesende 23
octobre 1798 (2 Brumaire) vergaederde hier naer middag eenen krygsraed die
vonnisten ter dood een-en-viertig van de gene die den gepasseerden dag gepakt
waeren en op de bezonderste hoeken van de merkt stond het kanon met kannonniers
met brandende lonten ende het garnizoen onder de waepenen, welke ongelukkige
des avonds het kwaert naer tien uren de eerste vyftien, van het gevangenen huys
gehaelt zyn, tusschen twee linien van soldaeten met brandende tortsen, een wagt
voor en achter geleyd zyn naer St-Rombouts Kerkhof, niet wetende dat zy aldaer
zouden ter dood gebracht worden, want vele van deze naemen hun brood dat sy
hadden mede, niets anders denkende of zy wierden op Antwerpen getransporteerd.
Maer aldaer gekomen zijnde en hoorende
dat zij moesten doorschoten worden, riepen om bijstand den hemel aen, en
seffens is het teken gegeven en zijn alle aldaer doorschoten. Naer de eerste
executie hebben zij wederom vijftien andere gehaelt en dan nog elf.
Welke eenenviertig menschen op
eene halve uer daer hun leven gelaten hebben.
Het is niet mogelijk te
beschrijven het droevig gehuyl en geschreeuw van deze ellendige.
Onder dezelve was er eenen of
twee die ziende hun droevig eynde, hun lieten vallen voor dat de scheuten op
hun gelost wierden, deze zijn daar doorschoten, geheel het kerkhof en den
omtrek derzelve was afgezet met soldaeten en terwijlen die een en viertig
dooden menschen daer laegen, gingen eenige ligte borgers die de fakkelen
droegen, met eene wagt van franschen, naer het huys van Pet. Jos Gooris,
grafmaker van St-Rombauts, om hem met gewelt te dwingen van die dooden komen te
begraeven, hij zeggende, dat indien iemand konde getuygen dat hij dit voor
desen gedaen hadde, hij gereed was het te doen en dat den gramaker woonde op
het algemeen kerkhof buyten de Stad, en het direct nog indirect zijn werk niet
en was ; -hierop zijn zij alle vloekende weg gegaen en hebben onder hun eenen
grooten put gemaekt en naer hun alle berooft te hebben van dat zij aen hadden,
zijn altemaal in een en hetzelve graf gedompelt, tot schrick en verbaestheyd
van alle de inwoners dezer stad is hetzelfde geschied.
Op waerheyd alzoo dit
geschreven is.
George Eekhout, die aan deze
gebeurtenis een roerend boek heeft gewijd, verklaard van deze opstandelingen :
GEHEEL ANDERS DAN DE KLASSIEKE SLACHTOFFERS VAN DEN HERTOG VAN ALVA, GINGEN
DEZE BARREVOETERS DEN DOOD IN, ZONDER DOOR HET NAGESLACHT VEREEUWIGD TE
WORDEN.
Wij hebben deze tekortkoming
tegenover deze helden willen herstellen en plaatsen hier hun namen op dezen
verjaardag van hun heldendood, als een ex-voto.
Wij drukken hierbij den wensch
uit, dat het comité der Ijzerbedevaart in het Ijzermonument een plaats moge
vinden om de nagedachtenis van al onze sublieme brigands de eer te schenken
welke haar toekomt.
VOOR GOD, VOLK ENVADERLAND.
Noot
:de lijst met 41 namen vertoont een
fout : de oudste gefusillieerde, de 67-jarigeLeestenaar Filip Van Asch wordt vermeld als Filip Vanelcke, 70 jaar
Leest.
Een
uittreksel uit Les Fusillés de Malines van G. Eekhoud over de dag van 23
oktober 1798 te Mechelen :
Mazingant stond gereed om op
de noodlottige lijst de namen van Tistiek en Tony uit te schrabben, hij lei de
pen neer.
Na een schijn van bespreking,
gaf hij lezing van een lang vonnis dat op voorhand gereed gemaakt was en
waardoor de 41 Brigands veroordeeld werden om neergeschoten te worden.
Het arrest stelde vast dat het
vonnis dadelijk en volledig zijn uitvoering zou krijgen.
De Brigands aanhoorden,
zonder veel verbazing te laten blijken, deze ongehoorde veroordeling.
Zij rekenden er op dat hunne
vrienden de stad zouden innemen en ze sanderendaags zouden verlossen. Ze
lieten zich gewillig naar het gevang brengen.
Velen namen schikkingen voor de
nacht. Afgemat door drie slapeloze nachten en drie dagen van opgewondenheid en
vermoeienis sliepen zij weldra in, zo gerust als in hun schuren en afdaken.
Buiten werden midderwijl de voorbereidselen voor hun terechtstelling
voltrokken.
Alvorens naar Brussel af te
reizen had Béguinot uitvoerige orders gegeven opdat deze terechtstelling met
grootse plechtigheid zou geschieden. Om de indruk van terreur nog te
verscherpen, moest zij denzelfde nacht nog uitgevoerd worden bij het licht van
toortsen en met de medewerking van het garnizoen.
Sedert de zitting van de
krijgsraad waren er op de vier hoeken van de Grote Markt kanonnen opgesteld
samen met hun bedienaars en met aangestoken lont.
Kwart over tien toog een
escouade soldaten naar t gevang met opdracht er 15 man te gaan uithalen om ze
naar de terechtstelling te voeren.
Men wekte dezen die sliepen en
men deed ze opmarcheren zonder hen te zeggen waar men ze naartoe voerde.
De boeren zouden nooit gedacht hebben dat deze weluitgeruste soldaten in staat
waren, in koelen bloede, ontwapende vijanden te vermoorden.
Zelfs de beulen bleven werkloos
s nachts!
Enkele woorden welke zij hadden
opgevangen deden hun veronderstellen dat en ze naar Antwerpen wou brengen.
Dus namen ze hun karig reisgoed
mee, geknoopt in een halsdoek en de knapzak met bruin brood.
Zij stapten op tussen twee
rijen soldaten en toortsdragers. Een afdeling opende de marsen een andere sloot ze af.
Zo kwamen ze aan op het
St.Rombauts-kerkhof. Daar stelde men de 15 mannen op tegen den kerkmuur op
ongeveer een meter van elkaar en zes soldaten stelden zich op voor elk der
veroordeelden.
Slechts dan kwam de waarheid tot het besef van vele dezer arme drommels die
niet meer door den roes van de wapens en het gevecht opgezweept waren, en de
reactie deed zich voor. Het gevoelen van zelfbehoud nam de overhand.
Afgrijselijke tonelen speelden zich af. Enkelen vielen op de knieen, aanriepen
de hemel, kropen tot aan de voeten van de beulen en trachtten hen de handen te
grijpen.
Daar zij geen meedogen konden
wekken, riepen zij de hulp in der Mechelaars, die als toeschouwers waren
samengeslopen en die nog nieuwsgieriger waren dan laf.
De ruiters hadden er moeite mee
deze kijkers op afstand te houden.
De officier welke gelast werd
met dit vuile werkje, voelde misschien zijn moed begeven, en om aan deze
tonelen een einde te stellen, beval hij plots : Vuur !
Man had, om dit afstotelijk
werk te volbrengen, slecht-aangeschreven mannen aangeduid, lamzakken, het
uitschot van het leger en bovendien slechte schutters.
Tot ongeluk der veroordeelden
was er ook nog mist.
De wind blies de fakkels uit of
deed hun schijnlicht nog meer beven, wat de soldaten die enig mededogen hadden
in de onmogelijkheid stelde goed te mikken.
De ongelukkigen spartelden ten
andere als bezetenen en beletten aldus het executie-peloton zijn taak kort en
goed te voltrekken...
De geweren gingen af met een
geluid van scheurend doek.
Verscheidene boeren waren
slechts gekwetst of zelfs maar licht geraakt.
Zij rolden ten gronde en
spartelden in wilde stuipen. Een tweede salvo stelde nog geen einde aan deze
afgrijselijkheid.
Men hoorde kermen. Ledematen
bleven bewegen.
Soldaten kwamen op de stervenden af en met pistool en sabel stelden zij er een
eind aan.
De massa der nieuwsgierigen
scheen nauwelijks minder roerloos en stil dan de doden.
Een tweede reeks van 15 man
wordt aangevoerd.
Alhoewel de officier, teneinde
de voorgaande afgrijselijkheden te vermijden, de soldaten dichter bij hun doel
had opgesteld, waren zij nog onhandiger en moesten tot driemaal toe
herbeginnen, om eindelijk met pistool en sabel, de laatste doodsratel en stuip
stil te leggen in die arme lichamen.
Men ging dan de laatste 11
ophalen.
Het waren de beste, de echte,
de moedige onder de moedigen : Willem Tuytgen,(Bonheiden) Jan Michiel Van
Rompaye, (Bonheiden) Rik Schalenberg,(Bonheiden)Hendrik Heratens,(Bonheiden)Jan Baptist Vervloet, (Elewijt) Antoon Van
Eylen, (Elewijt) Gillis Bul(Zennegat), Michiel de Golder(Mechelen) en Pieter
Bosmans(Keerbergen).
Wanneer zij op het
schrikwekkend prieel aankwamen, waar reeds 30 lijken uitgestrekt lagen, konden
zij er niet over stappen, zo dicht lagen ze op elkaar. Zij waren verplicht er
op te trappen en in hun bloed te polsen.
De waardige jongens, door
eenzelfde gevoel van eerbied en medelijden gedreven, lieten hun kloefen bij de
ingang van het plein staan om niet te zeer op deze overblijfsels te drukken.
Rik Schalenberg, spotter tot het bittere einde toe, riep de soldaten toe :
Een ogenblik dat ik plaats
make voor uwe kogels !
En hij ontblootte zich om zich
de opperste lust te gunnen de Franse soldaten te behandelen zoals hij hun
plakkaten te Bonheiden behandeld had.
De vrienden gaven elkaar den kus en maakten zich gereed om voor hun Rechter te
verschijnen.
Zonder tegen de muur te leunen,
rechtop en fier, het hoofd omhoog, en voet vooruit om stevig te staan, de hoed
in de hand, de blik open en frank op de geweren gericht, stond Willem Tuytgen,
de zoon van de burgemeester, alsof hij de dood tegemoet wou gaan.
Met vaste stem riep hij : Voor
God en Vaderland !