Toen
mijn man Fons (nvdr : Alfons Hellemans) en ikin 1960 de bakkerij overnamen van Albert Piessens, wisten we niet wat
ons te wachten stond. De bakkerij van de Blekken was overgegaan in handen van
de Sussen, dat ging onmiddellijk rond in het dorp.
Bij
Fons waren ze inderdaad Sussen. Al die heisa kreeg nog een staartje want de
vaste brooddrager van Beire Piessens, Julleke Vloeberghen, weigerde voor ons
te rijden.
Hij
wilde niet voor Sussen werken. Wij zaten direct met een levensgroot probleem.
Onze
volgende gast, een jonge Mechelaar, viel serieus tegen en uiteindelijk is Vic
Verschuren ons uit de nood komen helpen. Maar dat was ook een Blek en toen is
Maria van Finne (noot Maria Verschuren)als een
razende furie onze winkel binnengevallen :
Waarom
smijtte gij nen Blek buiten voor nen anderen Blek ?...
Wist
ik veel van Sussen en Blekken, ik kwam van Peulis...
Nieke
Frut, ook een Blekken-sympathisante, kwam altijd om de asse van onze oven en
die zeefde ze dan uit en met al wat bruikbaar was bakte ze haar fritten op het
Dorpsplein.
Wij
kregen van andere Blekken in de Root het verwijt dat de Sussen (wij dus)putten veroorzaakten aan de achterkant van
die huizen en toen hebben we die met onze asse wijselijk gedempt, maar toen
deden we Nieke te kort...
Ooit
kregen we van Blekken een vraag om patekens te bakken voor het teerfeest van
St. Cecilia. Gaarne gedaan. Maar toen Gobien, de bakker uit de Juniorslaan dat
vernam begon hij dat ook te doen. Dat jaar zaten de Blekken met een dubbele
portie patekens op hun teerfeest...
Ik
weet ook nog dat de garde afgesproken had met de ongeduldig wachtende Blekken
buiten het gemeentehuis. Van achter het raam in het gemeentehuis trok hij een
aantal keer ostentatief aan zijn sigaret, het aantal zetels dat de Blekken
hadden veroverd...
Ik
heb ooit nog de woning van Nest De Win zien bekogelen met tomaten...
Emiel Polfliet vertelde in 1977 :
Ik
herinner het mij als was het gisteren, het was in 52, de dag van de
verkiezingen, in de mis van halfzeven en pastoor Coosemans stond op de
preekstoel. Plots begon hij over de verkiezing te praten en vroeg tamelijk
rechtstreeks niet voor de Blekken te stemmen. Toen is mijn grootmoeder
(Colette Van Praet-De Prins)verontwaardigd rechtgesprongen en heeft letterlijk gevraagd : Mijnheer
Pastoor, zijn wij dan geen kristelijke mensen ?
Waarop
de pastoor het antwoord schuldig bleef en hij verliet de kansel en zette de mis
verder alsof er niets was gebeurd. Nog even was er spanning in de kerk toen
mijn grootmoeder ter communie ging. Heel de kerk keek ademloos toe, maar de
pastoor behandelde haar net zoals
de
andere communicerenden en legde de H. Hostie op haar tong.
Onmiddellijk
na die mis staken enkele Blekken spontaan de koppen bij elkaar en verzamelden
in een mum van tijd enkele tientallen muzikanten van hun fanfareSt.-Cecilia. Die zijn dan dezelfde dag uit
dankbaarheid bij mijn grootmoederthuis,
in de Alemstraat, een serenade gaan spelen.
Stan Gobien daarover in zijn boek Leest in Feest :
Op zondag 12 oktober 1952, de dag van
der verkiezingen, deed er zich een incident voor dat een grote weerklank kreeg
en niet alleen in Leest. Een van de twistpunten was de herstelling van het dak
van de kerk geweest. De pastoor, toen Z.E.H.Coosemans, had zich moeten
uitsloven en smeken om het dak hersteld te krijgen. Eerst wou de Kerkfabriek
van Leest tussenkomen voor 75.000 frank maar die zag daar van af en uiteindelijk
moest de gemeente opdraaien voor het totale bedrag. De pastoor kon het
vermoedelijk niet langer verdragen dat de Blekken nu rondbazuinden dat zij
prima hadden gezorgd voor de herstelling van het dak van de kerk. In de
vroegmis tijdens de preek vloog hij uit naar de kandidaten op de lijst van
St.-Cecilia en hij noemde de kandidaten van de Ware Leestenaar, ware
leugenaars. In die tijd waren de meeste Leestenaars trouwe kerkgangers en deze
uitspraak vanaf de preekstoel viel niet in goede aarde bij de Blekken. De
mannen zaten bleek van woede hun kwaadheid te verbijten, maar ze bleven als
versteend zitten. Slechts één vrouw, in Leest Peit Klet genoemd, de moeder
van Nante De Prins, stond recht en onderbrak de pastoor. Ze zei dat de pastoor
het recht niet had haar zoon, die op de lijst van de Blekken stond, een
leugenaar te noemen. De pastoor was een ogenblik verbouwereerd maar dat was
genoeg om een hele chaos te ontketenen in de kerk. De mannen die daar een paar
ogenblikken geleden stilletjes en met schrik op hun stoel zaten, wisten maar al
te goed wat er ging gebeurenals ze niet
handelden. Ook zij stonden recht en begonnen hardop te protesteren. De aanhang
van de Blekken deed mee en ook de neutrale kerkgangers vonden het ongehoord wat
de pastoor zei. De Sussen daarentegen waren het met de pastoor eens en er
ontstond een echt tumult.Waarschijnlijk
zag de pastoor in dat hij de zaak niet meer baas kon. Hij stopte zijn preek.
Een groot aantal Blekken verliet uit protest de kerk. Ze gingen niet naar huis
maar verwittigden onmiddellijk alle medestanders. Velen onder hen gingen de
volgende missen bijwonen. Naar verluidt hadden heel wat Blekken aardappelen op
zak gestoken en hadden ze afgesproken deze naar de preekstoel te gooien indien
de pastoor deze netelige kwestie nog ter sprake durfde te brengen. De pastoor
zweeg in de volgende missen in alle talen over het maar langzaam hersteld dak
van de kerk
Pastoor Coosemans moest ook zijn stem
gaan uitbrengen en deed dat na de hoogmis. Heel wat Blekken stonden hem op te
wachten. Bij zijn tocht naar de gemeenteschool waar de verkiezing werd
georganiseerd, werd hij gehoond en beschimpt. Vanaf toen werd hij door de
Blekken beschouwd als een Sus
Na de verkiezingen is hij zijn
verontschuldigingen gaan aanbieden bij de kopmannen van de Blekken. Hij
verklaarde dat hij zich het hoofd op hol had laten brengen door de pamfletten
van de Sussen en dat hij het niet zag zitten dat er ooit socialisten in het
Leestse gemeentebestuur zouden zetelen. Later heeft hij zich niet meer gemengd
in de dorpspolitieke strijd.
Mijn overgrootvader Isidoor Constant
Van Hoof was de eerste muzikant van de Blekken. Het eerste openbaar optreden
van de fanfare St.-Cecilia vond plaats, op 6 december 1899,in zijn café Het Kruispunt (kruispunt
Juniorslaan-Vinkstraat)
Nadat hij burgemeester Bernaerts ter
hulp was gekomen tijdens een conflict met herriezoekers uit Stuyvenberg kreeg
hij als beloning zijn functie van veldwachter, ondanks het feit dat hij lid was
van de andere fanfare.
Al zijn kinderen bleven Blekken, ook
mijn grootvader Jan Edward en diens vrouw Florentine De Schoenmaeker. Toen die
na zijn dood hertrouwde met haar eerste lief, Louis Diddens, haalde ze een Sus
in huis. Na hun huwelijk zou haar tweede man steevast blijven teren met de
Sussen, terwijl zij de Blekken trouw bleef.
Mijn zus, mijn broer en ik hebben
thuisnooit iets van Blekkenvoorkeur
gemerkt, onze vader gedroeg zich tegenover ons zeer neutraal. Daar zou zijn job
als garde wel voor veel tussenzitten. Nadeel was dat wij nooit konden
aansluiten bij één van de twee Leestse fanfares en noch vis noch vlees waren.
Voordeel : tot op de dag van heden heb ik steeds gestreefd naar de grootst
mogelijke objectiviteit in alles.
Honderden anekdotes vallen er te
vertellen over de eeuwige tweestrijd. Enkele wil ik niet weerhouden.
Redetwisten over de oprichtingsdatum
van de fanfare St.-Cecilia.
Iedereen wist dat de fanfare Arbeid
Adelt was opgericht op 8 mei 1898, dus eerder dan die van St.-Cecilia. Tot
leedwezen van een aantal Blekken dat zij niet de eerste waren.
Misschien konden ze politiek wat voordeel
halen indien...
Daarom trachtten ze de oprichtingsdatum
van hun fanfare te verleggen en ontstond er binnen de vereniging een discussie.
Wat zou als oprichtingsdatum worden gehanteerd : het maken van de eerste
plannen om met de fanfare te starten in de zomer van 1898 of de eerste min of
meer officiële ledenvergadering op 26 augustus 1899.
Het Blekkenbestuur van toen besliste de
oprichtingsdatum een jaar naar voren te schuiven en dit kwam vanaf dat moment
tot uiting in de documenten.
Pas vanaf 1960, met de viering van het
60-jarig bestaan van de vereniging, werd de officiële stichtingsdatum van de
fanfare aanvaard...
(Leest in Feest, Stan Gobien)
Jan De Decker in De Band nr.33 van 1955 :
...het
etterend gefoeter en gezwets tussen fanfare zus en fanfare zo kan enkel van
aard zijn om het gehele dorpsleven te ondermijnen. Verdeeldheid breekt de
weerbaarheid...
Onderpastoor Cleeren in 1956 in De Band :
...De
Leestenaren hielden van een goede kermis, van een vettig teerfeest, van een pot
(of meer) schuimend bier en van O.L.Heer. Slechts alle zes jaren kwam er een
kink in de kabel : in de tijd van de gemeenteraadsverkiezingen, dan wat het
raadzaam niet te veel in de huizen te komen, want dan zoudt ge zo met een
broodmes de argwaan en achterdocht van de gezichten gekrabt hebben : dan had ge
nog alleen vriendschap van de zuigelingen en de kleuters. Gelukkig duurde die
periode niet lang en het leven van elke dag ging dan weer gewoon verder...
Paul Van Huffel (ex-Leestenaar), Blaasveld2009 :
Ik heb
ooit de plakploeg van de Sussen zien een pint gaan drinken bij dokter Stuyck.
Ze hadden hun stootwagen vol plakmateriaal voor de deur geposteerd toen daar
een plakploeg van de Blekken passeerde. Die Blekken hebben die wagen zonder
aarzelen in de gracht daar tegenover gekieperd...
Rachel Beullens (dochter van Blekken-gemeerteraadslid Jef) in 1985 :
...Toen
Onze Nie (noot :haar zuster Nieke Beullens °8/12/1919, +9/10/1998, gehuwd met Juul
Boonen) met een Sus afkwam viel dat niet
in goeie aarde bij de rest van onze familie en zeggen dat zijzelf één van de
hevigste was. Ze is met den Boonen getrouwd maar voor, tijdens en na elke keus
was dat daar groten ambras. Dan spraken die zelfs niet met elkaar...
De website Leest. Be,
7/3/2003 :
...In
Leest zijn bepaalde familienamen vrij frequent. Er zijn vrij veel mensen die
Selleslagh, Lauwers of De Prins heten. Het is niet zo dat de familienaam dan
ook bepaalt of iemand tot de groep van de Blekken of de Sussen behoort. De
familienaam Selleslagh komt in beide groepen voor, evenals de familienaam
Lauwers en nog heel wat andere.
In deze
optiek dient vermeld dat de beide groepen een zekere controle uitoefenden op de
evolutie binnen de eigen clan. Dat ging soms heel ver. Wanneer een jongen van
de Blekken verliefd werd op een meisje van de Sussen, dan werd dat vijftig jaar
geleden met argwaan bekenen door de ouderen. Die zegden dan : Hoe is het
mogelijk dat hij zoiets doet ? Er zijn bij de Blekken toch ook genoeg mooie en
goede meisjes ! Wat heeft hij nu te zoeken bij de Sussen. Dat zal nog verkeerd
aflopen !
Het was
nog erger als een meisje van de Blekken verliefd werd op een jongen van de
Sussen, want zij werd beschouwd als hopeloos verloren voor de eigen zaak.
Dezelfde ideeën leefden bij de Sussen. Ook zij probeerden hun bloed en hun ras
zo zuiver mogelijk te houden. Heel wat gemengde verliefdheden tussen de
Blekken en de Sussen zijn als gevolg van deze opvattingen nooit met een
huwelijk afgesloten. De liefde moest al heel sterk zijn om toen een gemengd
huwelijk te krijgen...en gelukkig overwon de liefde ook soms deze hindernis.
Er deden
ook allerlei verhalen de ronde rond de Blekken en de Sussen. Ze werden verteld
in de dorpscafés en op familiebijeenkomsten. In een café van de Blekken werden
Blekkenverhalen verteld, dikwijls ook in het bijzijn van de Sussen en hun
heldenverhalen werden met gepaste overdrijvingen in de verf gezet. Wanneer er
Sussen in het café waren, dan werd alles nog wat meer overdreven en werden
woordspelingen gemaakt op zogenaamde mislukkingen van de Sussen, met de
bedoeling van de vertellers de andersdenkenden min of meer belachelijk te
maken. Wanneer het te gortig werd, dropen die meestal stilletjes af. Toch waren
er ook Sussen die zich niet zo maar lieten doen en die fel van zich afbeten
toen ze vonden dat hun partijgenoten te veel en onterecht in hun hemd werden
gezet. De Blekken kregen natuurlijk van hetzelfde laken een broek, wanneer ze
in een echt Sussencafé kwamen...
Voor een
aantal strijdvaardige aanhangers van beide groepen was het cafébezoek bij de
tegenstanders een ideale gelegenheid om na te gaan hoe het stond met hun morele
kracht en weerbaarbeid. Als er daarbij veel bier door de kraan liep, kwamen de
tongen los.
De
geheime plannen van de tegenstanders werden dan te vroeg openbaar gemaakt...
Frans Susse Teughels in De Band
Pas
had het grommelen van bommen en granaten opgehouden of we konden het rommelen
van de trommels reeds horen tot op het dorp. Iedere vrijdagavond werd in de
zaal van Sooitje repetitie gehouden door de vlug heropgerichte fanfare.
Schetterende
trompetten en bazuinen, aangevuld door zachtere instrumenten, klonken gedempt
door, tot zelfs op onze slaapkamer. De Blekken waren herboren.
Van
de Sussen was geen sprake meer. Het
eeuwige bekvechten over muziek en fanfare was volledig geluwd gedurende de
lange oorlogsjaren. Ook van de daaruit voortvloeiende dorpspolitiek hadden ze
hun bekomste. Eigenlijk hadden ze reeds enkele jaren voor de oorlog de strijd
gestaakt. Doch een paar driftkoppen onder hen hadden toen de politieke
handschoen aangepakt en voor de lol zich gemeld als kandidaten voor de
gemeenteraadsverkiezing. Tot grote verbazing van iedereen behaalden de
Juniors, zoals ze zich noemden, geheel onverwacht een glansrijke meerderheid.
Sinds
heuglijke tijden was het bij ons de gewoonte geworden om in die
overwinningsnacht met rammelende stoofbuizen rond te rijden. Altijd maar op en
af ging die rit, telkens weer voorbij de kandidaten die het onderspit hadden
gedolven. Tevens was het een uitgelezen kans om er in dolle pret drie dagen tegen aan te lappen...herberg in en
herberg uit, tot de meesten onder hen volledig platzak waren.
Met
een burgemeester, verkozen buiten raad, hebben ze die jaren de befaamde
Juniorslaan aangelegd. Waarschijnlijk is die luxe voor velen van onze
kiesgerechtigden teveel geweest want bij de volgende keus was het
buiskensrijden voor de mannen van de andere kant. Met lede ogen hebben dan ook
de juniorssympatisanten de drie dagen durende braspartijen moeten aanschouwen.
Van zulke dingen wilden ze niet meer weten.
De
gedachten alleen al aan de affronten van dat buizengekletter was blijkbaar
teveel geweest. Verscheidene oud-muzikanten van Arbeid Adelt dachten er zelfs
aan zich te melden bij de weer bestaande maatschappij om samen één grote fanfare
te vormen.
De
familiepolitiek van voor de oorlog leek voorgoed voorbij.
Naast Posse Leest
associeren nog steeds vele buitenstaanders Leest met de eeuwige strijd
Sussen-Blekken.
Hoe een dorp hopeloos verdeeld raakte en bij elke kiescampagne op het
oorlogspad trok.
Heden ten dage wordt
die tegenstelling al eens ge(mis)bruikt door politieke partijen of journalisten
om hun standpunten te verduidelijken maar meestal hebben ze het bij het
verkeerde eind.
De tegenstelling
tussen de Leestse Sussen en Blekken had niets te maken met rechts of links, met
katholiek of vrijzinnig.
Beide partijen waren
uitgesproken vaderlandslievend en strikt katholiek. Ze hadden elk hun eigen
fanfare die de ruggegraat vormde van hun sociale weefsel.
De tweestrijd vond
plaats tussen 1899, met de stichting van een tweede fanfare op de gemeente en
eindigde in 1964, met de ontbinding van de oudste en Sussen-fanfare Arbeid
Adelt.
De Sussen en de Blekken...eeuwige
dorpsstrijd.
Bij elke gemeenteraadsverkiezing
barstte die strijd steevast los, tot maanden ervoor en maanden erna stonden de
grootste fanatici als kat en hond tegenover elkaar.
In het dagelijkse leven en buiten de
verkiezingsstrijd waren de menselijke relaties tussen de modale Blek en Sus
nornaal en goed. Men had elkaar nodig en bood hulp waar nodig ook bij de
andersgezinden.
Toen de fanfare St. Cecilia in 1899
werd gesticht, een jaar na de oprichting van Arbeid Adelt was dit het
resultaat van de politieke emancipatie die enkele jaren voor de eeuwwisseling
was opgetreden.
Zo kwam er een oppositie te Leest en
meteen twee dorpspartijen, in de volksmond Sussen (Arbeid Adelt) en Blekken
(St. Cecilia), die mekaar om beurten het burgemeestersambt zouden betwistten.
Stuwende kracht achter St. Cecilia was
Theofiel Verschueren, een landbouwer uit de Scheerstraat, die in 1921 de
hegemonie van de Sussen zou doorbreken en de eerste Blekken-burgemeesterzou worden.
Van 1927 tot 1939 namen de Sussen het
weer over en kwam de burgemeestersjerp in handen van Victor De Laet.
Nadien zouden de Blekken onafgebroken
aan de macht komen tot in 1976, de fusie met Mechelen.
In 1964 viel de fanfare Arbeid Adelt
bij gebrek aan eensgezindheid uit elkaar en hadden de Blekken af te rekenen met
de Socialisten (BSP lijst nr 1) en Gemeentebelangen (lijst nr 3).
De Blekken haalden 5, Gemeentebelangen
3 en de socialisten 1 zetel.
De naam Blek en Sus.
Wat de betekenis van de naam is, kon
niet met zekerheid achterhaald worden. Over heel Vlaanderen kregen de katholiek
gezinde politici meestal de bijnaam van Sussen. De groep van de misschien
meer wereldlijk ingestelden of de pluralisten kreeg een andere naam. In Leest
was dat Blek. De naam komt relatief weinig voor in de Vlaamse dorpspolitiek.
Vermoedelijk is het een spotnaam die is uitgedacht door de Sussen.
De fanfare Arbeid Adelt had omstreeks
de vorige eeuwwisseling de meeste notabelen van de gemeente achter zich. Deze
vereniging kon dankzij de grotere financiële middelen meer dan waarschijnlijk
instrumenten van goede kwaliteit kopen. In die tijd waren de
kwaliteitsinstrumenten van koper gemaakt. Omdat de muzikanten van St.-Cecilia
zich die luxe niet altijd konden permitteren, speelden ze op instrumenten van
mindere kwaliteit, op blikken instrumenten. Een Blek is dan een muzikant van
St.-Cecilia die op een instrument van mindere kwaliteit speelt. Later werd de
naam veralgemeend en uitgebreid naar alle aanhangers van St.-Cecilia Leest
Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan
richtte men in mei 1949 een grote nationale muziekwedstrijd in waaraan niet
minder dan 39 korpsen deelnamen.
Vanaf 1959 werden, onder impuls van Pol Piessens, internationale contacten
gezocht met buitenlandse organisaties en korpsen en in mei 72 startte men
definitief met de Ceciliafeesten en de I.C.W. (Internationale
Concertwedstrijd).
Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan
van de Leestse fanfare traden 45 van de 117 inschrijvingen aan op de 4de
internationale stapmars en showwedstrijd.
De Britse, Nederlandse en Belgische
korpsen lieten zich van hun beste kant zien.
Het optreden van de showband The Derby
Serenades uit Groot Brittanië zou nog jaren in de herinnering blijven.
Door het groot enthousiasme en het
aanwezige organisatietalent werd in mei 1975 voor het eerst het Europees
Kampioenschap voor Brassbands georganiseerd. Zeven Britse bands, één Deense en
één Belgische band werden gejureerd door gereputeerde muziekkenners als G.
Follmann (B), G. Beckingham (GB), A. Haberling (ZW) en H. Van Lijnschoten (NL).
Eind juni 1976 werden de Ceciliafeesten
en de I.C.W. een voltreffer met het Europees Kampioenschap voor Harmonieën en
Fanfares.
Op 4 juni 1978 zorgde men weeral voor
een primeur en werd het Belgisch Kampioenschap georganiseerd in samenwerking
met het Muziekverbond van België.
Een 25-tal korpsen traden op 24,25 en 26
mei 1979 aan op de Jubileumwedstrijd.
Het 80-jarig bestaan van St.-Cecilia was
een enorme meevaller. Vooral van Nederlandse zijde kregen de Belgische korpsen
duchtig verweer.
Stilaan kreeg de I.C.W. meer en meer
internationale faam. Zelfs korpsen uit het Oostblok en Zuid-Europa namen
deel...
(uit de brochure van de 18e
ICW, 1990)
In 1976
werd Jan-Piet Leveugle als dirigent aangetrokken nadat hij al een jaar de
drumband van de fanfare onder zijn leiding had staan. Hij zou met de fanfare
terug vanaf de laagste afdeling starten.
Nog
datzelfde jaar werd de vereniging provinciaal kampioen Fedekam in de 3de
afdeling fanfares.
In 1977
werd het korps Belgisch kampioen in de 2de afdeling.
In 1978
werd de 1ste afdeling overgeslagen en trad het korps op in de
uitmuntendheidsafdeling. Na een paar overwinningen in vrije muziekwedstrijden
werd de vereniging wereldkampioen in deze afdeling met 311/360 punten en een
eerste prijs.
In 1979
werden weer een paar vrije wedstrijden gewonnen, zoals de jubileumwedstrijd te
Kapelle-op-den-Bos..
In 1980 werd er weer eens aan een Belgisch kampioenschap meegedaan. Het
fanfarekorps werd weer Belgisch kampioen in de afdeling uitmuntendheid
fanfares bij het Muziekverbond van België.
In 81 won
St.-Cecilia op het Wereld Muziek Concours te Kerkrade (Nederalnd) de
wereldtitel in de ere-afdeling voor fanfares, het korps behaalde 324/360
punten, een eerste prijs met felicitaties. Het was de eerste keer dat een
fanfare in de ere-afdeling een zo hoog puntenaatal kon behalen.
In 82 nam de fanfare deel aan het
nationaal tornooi van de stad Brussel. In de ere-afdeling werd de
muziekvereniging laureaat en behaalde de eerste prijs met lof van de jury.
In 1983 werden zij winnaar van de Nationale WedstrijdGrote Prijs van de Lions Club Belgium
alsmede Belgisch Kampioenfanfare
ere-afdeling (originele fanfare met uitsluitend koperinstrumenten).
(GvM,9/2/84)
In 85 volgde Frans Violet J.P.Leveugle
op.
Bij de viering van het 90-jarig bestaan
in september 1989 zag het bestuur er als volgt uit :
Mevrouw Pol Piessens :
ere-voorzitster,Victor Verschueren : voorzitter, Frans Piessens :
ondervoorzitter, Johan Vandeputte : secretaris.
Dianne Van Medegael : secretaris Sint-Ceciliafeesten en ICW.
Jef Lauwers : feestleider en bestuursleden Antoon Lauwens, Rik Lauwens, Pol
Huybrechts, Marcel Van Loo, Emiel Verschueren, Kamiel Verschueren, Jan Moons en
August Lauwers als contactman tussen bestuur en muzikanten.
De muzikale leiding was in handen van
Frans Violet en Luc Vertommen.
Lesgevers van de muziekschool van de
fanfare waren toen Johan De Wit, Luc Vertommen, Jan De Decker en Freddy Walschaers.(gvm 14/9/89)
Halfweg
1994 kreeg dirigent Johan De Win, een kleinzoon van één van zijn voorgangers
Rik De Bruyn, het korps onder zijn leiding.
Johan De
Win heeft zijn basisopleiding in de Leestse fanfare gehad en werd
beroepsmuzikant. Hij gaf les aan de muziekacademieën van Willebroek,
Sint-Niklaas en Boom waar hij notenleer en muziekgeschiedenis doceerde.
Daarnaast was hij ook nog dirigent van de Kon. Harmonie De Rupelzonen in Boom
en muzikant in Brass Band Willebroek.
Zijn eerste
succes als dirigent viel hem te beurt in het Provinciaal Concerttornooi
Antwerpen van oktober-november 94. Hij behaalde er met Sint-Cecilia de hoogste
score voor harmonieën, fanfares en brass bands.
In een
informatiebrochure van 1995 van de fanfare vonden we het toenmalig bestuur
terug :
In dezelfde
brochure lazen we dat er in 95 ruim 30 kinderen en een vijftal volwassenen de
cursussen notenleer volgden. Een aantal onder hen leerde ook een
koperblaasinstrument bespelen. De eerste jaren werden de cursussen in Leest
gegeven. Vanaf het derde jaargingen de
meesten over naar de Muziekacademie van Willebroek.
Verder
stipuleerde men dat in de Leestse fanfare niet langer de stelregel gold : Geen
drank, geen klank, wel Eerst goede klank, dan af en toe wat drank.
Het moest
gezellig blijven.
We leerden
ook dat muzikanten werden vrijgesteld van lidgeld en gratis het ledenblad
Toeters en Trompetten ontvingen.
Dat lidgeld
bedroeg voor de ereleden 500 frank per jaar.
Het zou ons
te ver leiden om alle details van de jongste Leestse fanfare uit de doeken te
doen. De belangrijkste gebeurtenissen worden hierna chronologisch weergegeven.
Ter
gelegenheid van het honderdjarig bestaan schreef Stan Gobien in 1999 een
prachtig
boek van de
fanfare Sint-Cercilia : Leest in Feest.
In 1899 werd de fanfare Sint-Cecilia
gesticht. Stuwende kracht was Theofiel Verschueren die tot in 1928 het ambt van
voorzitter zou waarnemen.
De stichting van deze fanfare, een jaar
na de stichting van Arbeid Adelt was het resultaat van de politieke
emancipatie die enkele jaren voor de eeuwwisseling was opgetreden.
Zo kwam er een oppositie te Leest en
meteen twee dorpspartijen, in de volksmond Sussen (Arbeid Adelt) en
Blekken (Sinte-Cecilia), die mekaar om beurten het burgemeestersambt
betwistten.
De politieke rol van Sint-Cecilia zou
verdwijnen in 1976 met de fusies van de gemeenten.
De statuten van de muziekmaatschappij
werden vastgelegd in de bestuursvergadering van 26 augustus 1899 en het eerste
optreden dateerde van 6 december 1899 en vond plaats in café Het Kruispunt.
In 1902 ontvingen de muzikanten hun
eerste pet, waarde 2,5 frank en ook een naamplaatje Sint-Cecilia Leest werd
eigendom van de maatschappij.
De standaard werd reeds van bij de oprichting aangekocht.
Al snel werd er deelgenomen aan
verscheidene concours.
Onder leiding van de muziekchefs Louis Verbeek en zijn zoon Ferdinand uit
Tisselt, werden tussen 1900 en 1934 zowat 24 medailles verzameld.
(GvM 22/3/86)
De fanfare zou uitgroeien tot een
muziekmaatschappij van hoog muzikaal gehalte. Ze werd in 1978 o.a. wereldkampioen
te Kerkrade in de kategorie Uitmuntendheid.
August Lauwers in De Band- 1956 :
De
Koninklijke fanfare Sinte-Cecilia werd gesticht einde 1898. In 1899 werd het
vaandel aangekocht.
De eer van dit verdienstelijk werk komt in de eerste plaats toe aan wijlen de
heer Theofiel Verschueren die tot in 1928 het ambt van voorzitter waarnam. Hij was
een onvermoeibare werker die zich met hartstochtelijke ijver volledig aan de
maatschappij heeft gegeven en tevens ook verschillende jaren het ambt van
burgemeester waarnam.
In
1928 werd de taak van voorzitter overgenomen door Pieter De Prins, deze nooit
afgevende leider komt de eer toe voor onze fanfare een triomftijdperk te helpen
bewerken.
Als
eerste muziekmeester trad Louis Verbeeck uit Tisselt op, zijn taak werk bij
zijn afsterven overgenomen door zijn broer Ferdinand.
In
1938 werd één onzer eigen zonen, een jonge Leestse muzikant, de heer Rik De
Bruyn, als muziekbestuurder aangesteld. Dank zij zijn grote wilskracht en
aktiviteit, heeft hij onze fanfare op enkele jaren tijds uitgebouwd tot een
machtig geheel dat met de beste
fanfares
uit het omliggende kan wedijveren.
Voor
de tweede wereldoorlog beperkten wij er ons toe, deel te nemen aan het vieren
van godsdienstige en vaderlandslievende plechtigheden, traditie die wij nog
steeds in ere houden. Ook werd er deel genomen aan muziekfestivals waarvan de medailles,
aan ons vaandel gehecht, getuigen.
De
betrachting van onze huidige dirigent, ons muziekkorps op een hoger peil te
brengen, kwam voor de eerste maal tot uiting in 1948 toen we voor het eerst aan
een muziekwedstrijd deelnamen.
Sedert
1947 zijn we aangesloten bij de Katholieke Federatie van Muziekmaatschappijen,
tevens ook bij het Muziekverbond van België sedert 1951 onder nr.32A...
Ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan
bracht L.V.L. in De Band (nr.1) het volgende lyrisch verslag :
...In
onze plattelandsgemeente Leest met haar plus minus 1862 inwoners, met de
gekende hoeven o.m. de Rendelbeek-hoeve, deze van Kobe-Latens, Ter
Moortere e.a., en waar seders 1552 de goede mensen ter kerke werden
opgeroepen, heeft het nederige kerkklokje de gevoelens zo aangegrepen dat de
tonen een wekroep waren om de Leestenaren er toe te bewegen de taal der muziek
te leren beoefenen, m.a.w. een gesprek aan te knopen met de open natuur om
zodoende het edukatieve ervan te doen doordringen, te leren waarderen en lief
te hebben.
Peter
Benoit heeft zijn volk leren zingen en de onweerstaanbare drang doen ontstaan
de muziek te beoefenen.
Onder
die impuls waren er enkele eenvoudigen onzer medeburgers die het waagden van
wal te steken en de tocht op de zwalpende baren werd begonnen, de stuurlui aan
boord en de stevige hand aan het rad.
Het
was in maart 1899 dat het vertreksein werd gegeven om na een toch van 5 maand
op een klip te worden geslagen. Het was het einde van een proeftocht maar het
begin van een nieuwe inzet, want iedereen wist dat het doel moest bereikt
worden.
De
statuten van de muziekmaatschappij Ste Cecilia werden vastgelegd in de
bestuursvergadering van 26 augustus 1899. Van dat moment zou de muziek haar
tonen kunnen laten weergalmen over die kleine vlek aan de Zenne, het
gemoedelijke Leest.
Het
was op Sinter Klaas, de tweede kermisdag van 1899 dat een twaalftal muzikanten
aan het kruispunt vertrokken bij de allereerste muzikant en caféhouder Constant
Van Hoof, en opstapten naar het dorp met als stapmars Hulde aan Mr Mathys,
getoondicht door de toenmalige chef, Louis Verbeeck van Tisselt, met als
terminuspunt De Vlaamse Leeuw gehouden door lokaalhouder Theodoor Van den
Heuvel.
Terloops
moet aangestipt dat in 1900 een inzinking werd vastgesteld waarvan de oorzaken
spoedig een publiek geheim waren geworden en dan ook zeer snel van de baan
waren.
Alles
begon meer en meer naar wens te gaan, en na een paar jaren, in 1902, ontvingen
de muzikanten een pet, aankoopprijs 2,50 frs en daarna een bordje met de benaming
Fanfare Ste Cecilia 1899.
Wie
zou ooit durven denken hebben dat zo een sosjeteitje zo snel een poging zou
gedaan hebben om medaljes te veroveren ?
Er
staat ergens geschreven : de Vlamingen hebben een ijzeren koppen koppigheid ;
ook hier waren de Leestenaren van aan de welriekende Zenne, stijfhoofdige
mensen geworden en begonnen onder de leiding van de respectievelijke
muziekchefs, de heren Louis en Ferdinand Verbeeck mede te dingen.
De
geleverde prestaties tussen de jaren 1900 en 1934 zijn wel de moeite waard om
te vernemen ; Medaljes werden behaald als volgt : Mechelen (1900), Battel
(1902), Oostende (1902), O.L.V.Waver (1903), Antwerpen (1903), Hombeek-Eike
(1903), Tisselt (1904), Heffen (1904), Leest (1905), Hombeek-Plein (1906),
Leest (1906), Terhagen (1906), Antwerpen (1907), Ruisbroek (1909), Tisselt
(1909), Blaasveld (1911), Kapelle o/d Bos (1913), Oostende (1925), Humbeek
(1934), Mechelen (1934).
De
hogervermelde muziekchefs hadden prachtig werk geleverd en na hun afsterven
werd de zware taak toevertrouwd aan de heer Rik De Bruyn, dat was in 1938...
Na Louis Verbeeck, Ferdinand Verbeeck en
Hendrik Rik De Bruyn, werd Theo Fierens in 1965 muziekleider. In 1973 nam
Frans Dierckx het dirigeerstokje over.
Het eerste reglement telde 5 hoofdstukken en 62 artikelen
en werd gestemd door volgend bestuur :
Erevoorzitters : Frans Beullens en
Marcelinus Lemmens.
Voorzitter : Teophiel Verschueren.
Onder-Voorzitter : Frans Piessens.
Schrijver : Floriaan Meyers.
Schatbewaarder : Theophiel De Wit.
Boetmeester : Prosper Busschot.
Raadsleden : Antoon Stoop, Victor
Robijns, Frans Robijns, Lod. Nuytkens, Const. Polspoel, Lod. Alewaeters, Jozef
Selleslagh, Jan Lauwers.
De markantste artikelen pikken wij eruit
:
Art.
6. De uitvoerende en verplichte eereleden zullen eene maandelijksche bijdrage
betalen van 1,50 fr voor de uitvoerende, en drie frank voor de verplichtende
Eereleden.
Art.
7. De Eere-Voorzitters en Voorzitter betalen eene jaarlijksche bijdrage van 50
fr.
Art.
29. Niemand mag op dezelfde gemeente deel uitmaken van twee
Fanfarenmaatschappijen.
Art.
30. Elk lid der maatschappij dat komt te overlijden zal de laatste hulde, door
het muziek toegebracht worden..
Art.
31. Indien een afgestorven lid de laatste eer door het muziek toegebracht
wordt, moeten al de leden persoonlijk den lijkstoet en lijkdienst bijwonen op
boet van 5 frank.
Art.
34. In de maatschappij St. Cecilia mogen geene leden zijn, waarvan uit
hetzelfde huisgezin een lid of leden zouden deelmaken van eene andere muziekmaatschappij,
bestaande of nog zoude ingericht wordende in de kom der gemeente.
Art.
51. De uitvoerende leden dwelke eene geheele repetitie zullen afwezig zijn,
zullen eene boete betalen van vijftig centiemen, degene welke na de
naamoproeping en voor de poos komen,zullen 0,25 centiemen betalen.
Art.
52. De repetitie zal ten minste drij uren duren, een uur voor de leerlingen,
twee uren voor de wezentlijke muzikanten, en zal juist op het uur
beginnen,welke het bestuur zal vaststellen.
Art.
61. De maatschappij neemt geen deel aan politieke betoogingen.
In De Band van maart 1958 gaf Jan De
Decker zijn kommentaar :
Chef
en muzikanten, hartelijk gefeliciteerd ! Onze meest hartelijke wensen voor veel
bloei en vooruitgang ! En...het programma
begon slechts met enkele minuten vertraging. Milac is blij opvolgers te hebben
gevonden in haar opzet om elke feestavond stipt op het aangekondigde uur te
doen beginnen, ook al dient dan het programma
aangevat voor een half volle zaal...
Tijdens
de uitvoering van het VADERLANDS LIED is het ons weer eens opgevallen, HOE
ONVERSCHILLIG het publiek zich dan gedraagt...Een beetje eerbied en
ingetogenheid zijn nog steeds van deze tijd of kunnen wij dat nog alleen bij de
uitvoering van deze hymne op een ...kerkhof ?...
1958 Mei : 60-Jarig bestaan
De fanfare telde op dit moment 149 leden
plus 35 muzikantern, 4 erebestuursleden en 11 bestuursleden.
Dat bestuur bestond uit :
Voorzitter : Frans Van Der Hasselt,
Ondervoorzitter : Frans Muysoms.
Secretaris : Constant Huysmans
Schatbewaarder : Alfons Hellemans
Verslaggever : Juul Boonen
Muziek : Jozef Geerts
Commissarissen : Frans
Beullens, Louis Croes, Arnold Teughels, Remy
Spoelders,
Voet.
Eereleden : Constant Buelens,
Victor De Laet, Victor Selleslagh, Edward Van
Steenwinckel.
Bezetting
instrumenten:
Bugelsolo:5Eerste trombone:1
Eerste bugel :3Tweede
trombone :1
Tweede bugel :2Derde
trombone:1
Derde bugel:3Eerste baryton:1
Eerste piston:1Tweede baryton:1
Eerste trompet : 2Derde baryton:1
Tweede trompet:1 Eerste tuba:3
Saxofoon:1 Tweede tuba:1
Eerste alto:1Bombardon:2
Tweede alto:1 Grote trom:1
Kleine trom :2.
De muziekherhalingen gebeurden op
vrijdag.
1959 8
februari : Muziekconcert
Locatie :
zaal De Rooselaer bij Theo Teughels. Op het programmablad
stonden : Flink en Fier een mars van R. Kumps, Walk-Over mars van Strauwen,
Antigone een ouverture van Rousseau, Terug uit Dinant een mars van F.
Teughels, Zwart Water een ouverture van Jourquin, Oude Kameraden van Teike,
Siciliaanse Ouverture van Dax,Judex, Kermesse van De Roeck en het
Vaderlands Lied.
Leiding :
J. Van der Taelen.
Voor de
afwisseling werd gezorgd door Bux, een humorist-conferencier.
1960 Verslag
Muziekconcert in De Band :
...Wanneer te 19 u 15 de eerste tonen weerklonken,
waren er een 50-tal aanwezigen om aan te groeien tot een bomvolle zaal, dus een
werkelijk succes.
De Voorzitter dankte het publiek voor de opkomst,
en verstrekte uitleg over het vastgestelde programma.
Onder het muziekminnend publiek konden we afgevaardigden van verschillende
randgemeenten noteren, alsmede een flinke vertegenwoordiging vanwege de K.
Fanfare Ste Cecilia.
Buiten de bevredigende opvoering der onderscheiden
stukken, moet zeker het optreden aangestipt worden van het zang en snaren
ensemble Daghet waarvan kan gezegd worden dat het puik was.
De afwisseling van solo-duo-koorzang met mandoline
en gitaar bracht menig toehoorder in verrukking.
Spijtig dat af en toe wat lawaai achter in de zaal
gemaakt werd wat zeer hinderend was.
De chef, de dynamische Heer Van der Taelen, mocht
dan ook en terecht, bloemen in ontvangst nemen, waarna de Voorzitter
overvoldoen het slotwoord uitsprak.
Dank, aldus spreker,
aan allen die gekomen zijt, maar inzonderheid aan de afvaardiging onze
zustervereniging de K.Fanfare St. Cecilia. Zij mag er van overtuigd zijn dat ze
zullen kunnen terugblikken op onze aanwezigheid wanneer zij iets zullen te doen
hebben. Moge de muziek van vandaag en de melodiën kilometers ver de muren van
de zaal doen daveren, de klanken zijn door de muur gegaan tot zelfs door de
galmgaten van de kerk, zodanig dat met Pasen wanneer de klokken luiden de
klanken nog kunnen gehoord worden.
Hiermee besloot de Voorzitter die zeer ontroerd
was en toog iedereen opgewekt huiswaarts.
Spectator.
1962 Nieuwe
Muziekbestuurder
Jozef Van
der Taelen, nam zijn ontslag muziekbestuurder enwerd opgevolgd door de Leestenaar Geets.
1962 25
februari : Bal verving muziekavond
De geplande
jaarlijkse muziekavond op 25 februari ging wegens onvoorzieneomstandigheden niet door en werd
vervangen door een bal gevolgdvan een
tombola bij Apers, café Zennebrug.Er was een flinke opkomst.
1964 Einde Arbeid Adelt
Bij gebrek aan eensgezindheid viel de
oudste fanfare van Leest uit elkaar.
J.A. Huysmans in De Band van augustus
1979 :
Breugeliaans
aan de Zennekant
...Het
Brughuis was voor twee generaties het geliefd feestlokaal onzer fanfare.
Het
eerste bestuur had in het reglement onder de leuze Arbeid Adelt in een resum
van 25 artikels, allerlei spitsvondigeheden bedacht voor : vrede, vriendschap,
vlijt, vloekverbod, enz. en zelfs volharding.
Met
muziek doorheen alle jaargetijden, processies,
stoeten, festivals, vlaamse kermissen, slenteren, stoppen, aansluiten, wachten,
bruinverbrand, verwaaid, verregend, kasseihotsend, met verlies van de laatste
mamber langs steeg, dorp op binnenweg.
Met
volharding raakten zij zelfs door de krisis en door oorlog 2.
Maar
wat later kwam de welvaartstaat met nieuwe vrijetijdsbesteding, onze burgers
werden in competitiegelid gedrumd en onze boerkens kwamen mopperend achteraan.
Conservatieven
en zij die meenden dat muzikanten enkel muziek moesten maken en niet omzien,
betwisten elkaar het bevel met afwisselende kans, en de wagen ging de helling
af en verloor zijn wielen.
Verdenk
mij nu niet van leedvermaak, want ik heb in mijn blazoen gegrift : kouterkens
gulden luim, stouteriks nul in duim.
Ik
heb dat stichtingsboekje nog waarin staat vermeld, dat bij ontbinding van de
maatschappij, het alaam en de Standaard ter bewaring aan de gemeente wordt
toevertrouwd, ter beschikking van drie van vroeger erkende leden voor aanspraak.
Helaas, waar is des ouderen trots gevaren.
(...)
Zie
de muzikant, hoe dichter men bij het jaarfeest komt, hoe mooier hun instrument
wordt gepoetst, t is hun loon gratis, alles voor niets... Neem een raad aan
van mij : doe eens mee aan een fanfarejaarfeest op den boerenbuiten.
Op
Verloren Maandag om 10 uur met muziek naar de dankmis ter ere der voorgaanden,
om 11 uur met muziek naar het feestlokaal voor het ochtendmaal aan rijen
schraagtafels, beladen met ovensteenbrood, borden kalfskop, pannen witte en
zwarte boerenmaak pensen, teilen geperste varkenskop tot wafels geriemd van nen
vinger dik. Daar waren liefhebbers bij voor zo wel 10 tot 15 galetten, en naar
keuze, azijn, sterke jam, koffie en gerstenat.
Om
12 uur an ava met muziek voorop, dat klettert tegen de straatgevels, de
mambers zigzag achteraanvoor een
uitstap rond de gemeente, de dorpplaats over, Elleboogstraat, Winkelhoek,
Tiendeschuurstraat, Laerestraat, over de twee spoorwegen naar Steene Molen,
Drogen Hoek, Bist, Kleine Heide, de ganse oude Tisseltbaan en terug naar het
dorp. Een voettocht zeker bij de 12 km. met verpoos bij leden herbergiers.
Even
met muziek wat stilstand aan de woning van in die straten wonende
bestuursleden,
Een
sigaar of likeurtje voor de gebrachte hulde. Dit alles over een tijdspanne van
4 uur.
Nu
met een triomfmarsch twee toeren rond de dorpplaats waar onderwijl het ons
opwachtend vrouwvolk en mambers, onder gekakel als in een hoenderhok, een
plaats naar keuze in de zaal heeft gevonden, en dan komen wij, en nog wat later
tot na de soep nog de plakkers.
Na
het tafelgebed verwelkomt de voorzitter het gezelschap en voegt daaraan toe :
Zit
alleman goed ? Welaan dan, smakelijk, en hoe meer ge neemt hoe liever.
Applaus...en
de diensters komen binnen, brengen kommen soep met de vleet : Pas op, tis
heet ! De lepels rinkelen.
Halverwege de soep rijst in gindsen hoek daar Genet van Moeins van haar stoel
omhoog voor een lied met een avontuurlijke fictievoorspelling. De wereld
vergaat ! t Is klim en daal in baan, wijl zwelt of krimt de maan, de zon
kruist westwaarts bovenaan, in tegendraads ons onder gaan. Wat gaan we doen met
al ons fatsoen, als elk er wil af als een rat, hoe dan waarheen en op wat ? en
de soepeters sloeberen mee het refrein :
Op
ne musaard mee goei vleugels, naar ons janneke op de maan !
Na
de soep kwamen er felicitaties, deels voor de muzikanten hun ijver en
kameraadschap, en voor de inzet van het bestuur en medeleden.
Tot
daar de bel klingelt voor de aantocht der vloot, schotels, teilen, pannen,
kommen, bouilli, rosbif, patatten en brood, drie, vier soorten groenten,
sausen, kannen gerstenat en dit alles verdeeld over twee beurten.
Het
rumoer valt stil. t Is om te watertanden als ge t ziet : een hap in de mond,
een op de vork en een in zicht.
Geen
tijd om te zingen. Na die eerste verorbering neemt de Lodde zijn kans met zijn
lijfspreuk, n varken zonder gat,
dat door een boerken op de markt werd aangekocht en bij zijn thuiskomst aan de
familie stoefend wordt tentoongesteld.
Wel
dat is nog een verken hé !
Ja,
zei zijn vrouw die dat zwijntje eens vierkant had bekeken, maar vent, dat
verksken heeft geen gat !En ergens wordt geteld 1, 2, 3 en dan komt het :
klap, klap, klap, klap...
Wat
nagepraat met lach en zwans wordt de
tweede beurt van het menu in uitdaging opgesteld, dit zal ook de grootste
sloekers doen sneuvelen. Maar eer het zover is komt daar de Schàmet zijn
circusschets : k Ben een fijne muzikant en ik kom van het mimollenland en kan
goed spelen, op mijn trompe-te-, en allen spelen mee : van tei tegerei
tegereitetei tei tei tie (bis) Andorium, Andorium, patatten met saucis (bis)...als
er is.
Tweede
couplet : Ik ben...enz. uit het eerste couplet met verandering van instrument,
nu : op mijn vio-ola, en allen janken al zagend met de armen : van ieje ieje ah
ah ah, oh oh oh, ai ai ai (bis) Andorium, enz.
Na
nog meerder instrumentennabootsingen, als laatste couplet : op mijn grosse
cai-isse enz. en allen bonken en stompen met vuisten en ellebogen op de
schraagtafels, en galmen
mee : van zjum zjum, zjum zjum zjum (bis),
Andorium enz. en menig eetgerei is tot scherven verwerkt op de kosten van
Arbeid Adelt !
De
diensters ruimen en brengen verfrissingen, fruit, krentekoeken, patekes en pralines, met alle smaken, geuren en kleuren tot er
zijn die gaan puffen en indommelen.
De
voorzitter dankt alle medewerkers voor het genoten festijn en nodigt alle
deelnemers voor het een uur later aansluitend bal en de boerkens haasten zich
naar huis voor de zorg aan kinderen en dieren. Het ander volk stapt nog eens op
naar het dorp...
(...)
Het
wordt stilaan twintig uur en in de zaal wacht men op het dansorkest, dat met de
secretaris het programma bespreekt, waarop die dan de opening van het bal
aankondigt, met als inzet een wals voor den feestkus...
De
voorzitter en madame Voet openen den dans en als het halve is wordt het vollen
bak, en als het uit is, geeft ieder paar elkaar de feestkus, drie op de
linkerwang, drie op de rechterwang, en daarmee gedaan...maar hier en daar
achter enkele tonnekens met een lavlierboomke, elkander nog veel meer !
Nu
gaat de wals naar polka, marsch, quadrille, strieep sstrieep rokken mee ne
rieep enz.
Zie
ze maar zwieren, draaien, amoureus wiegen, glorieus wippen, huppelen, uren
lang, dat volk danst zoals men het nergens kan nadoen.
Aan
de tapkast in de zaal worden de haastigsten eerst van dorst verlost.
De
tappers en diensters hebben tijd te kort om de toeschouwers achter de
balustrade en de dansers die wat pauze zoeken op het verhoog, te voldoen.
Een
daar ook uitrustend bestuurslid weet : geen zorg vrienden, we hebben voor de
drie dagen feest of nog meer, achttien vaten in de kelder hieronder.
Om
22 uur gaan er vier groepen aan den dans voor den Lancier.
Een
kwartier later herademt het jongvolk, dat een beetje jaloers, het einde daarvan
heeft betracht, en de Lanciersdansers trekken zich terug in de herberg, met
dienst voor eigen rekening, waar er nu juist plaats vrijkomt na de aankondiging
: het vrouwvolk een uur de baas.
Op
de dansvloer komt er nieuw geweld, er wordt ingezet met Polka klets af, en het
is weer langen tijd vollen bak. Zelfs de oudste mamber en verlegen jonkman
wordt door het zwakke geslacht fair betwist !
(...)
Later
kwam Cleykes de op puntgestrelde oudste kuskensdans dirigeren...
Na
wat pauze, roffelt opnieuw het repertorium van het orkest, volk op den vloer,
en wat later zijn er al ooms, tantes en ouders die zonen, dochters en buren
sloppel wensen, zij willen er morgen ook nog kunnen bij zijn.
De
voorzitter waagt zijn kans tussen twee dansen in, en vraagt aandacht, waarbij
hij zijn voldoening uit over de gedeelde vreugd en hij is ervan overtuigd dat
het de twee volgende dagen ook zo kan zijn en hij verklapt : In de keuken
hebben ze me juist gezegt, dat, in de tweederde van het uitgebeende vlees van
die koe, welke we voorgaande week hebben geslacht, daar is nog geen blutske in,
dus allemaal tot morgen en straks wel thuis en goennacht.
En
weer doet de grote wijzer een toerke meer tot het orkest de voorlaatste dans
aankondigt, en dan komt tot slot de wals voor den feestkus.
Doch
het jong volk port een paar bestuursleden en dezen stichten een overuurfonds...
Nvdr : bij het teerfeest van 1954 zaten
ze met 220 aan tafel.
Verdwenen gebruiken : op de tweede
teerfeestdag was er s avonds een lichtstoet in de dorpskom, een optocht naar
de woning van burgemeester Bernaerts en naar het Brughuis.
Op de derde teerfeestdag was er in de
namiddag een optocht met hindernissen naar Battel-brug en Heffen-dorp.
1899 LEEST KINDERMOORD.
Donderdag morgen begaven zich
eenige werklieden aan den arbeid, wanneer zij
in eene gracht waar zij aan t
arbeiden waren, het lijk ophaalden van een
pasgeboren kind, dat in eenen zak
gestoken en aldaar verborgen was.
Uit de lijkschouwing is gebleken
dat het kind eenige dagen geleefd heeft en met
eene koord is gewurgd geworden.
Het parket van Mechelen is ter
plaatse geweest om een onderzoek in te stellen.
Verscheidene personen zijn
ondervraagd, doch men heeft de plichtige tot hiertoe
nog niet kunnen ontdekken. (Gazet van Mechelen 1/1/1899)
1901 Dat jaar bezat Arbeid Adelt 56 werkende en 64 ereleden. Ter vergelijking :
St. Cecilia had 39 werkende en 51
ereleden.
1904 Arbeid Adelt had 53 werkende en
78 ereleden.
St. Cecilia respectievelijk 44 en 62.
1905 29 april
: Inhuldiging van het vaandel van de soldatenbond Voor Vorst enVaderland.
1905 21 mei : Inhuldiging standaard
Op 21 mei 1905, ter gelegenheid van het
75-jarig bestaan van Belgie, organiseerde Arbeid Adelt, met medewerking van het
gemeentebestuur, een groot festival voor muziekmaatschappijen
Van die gelegenheid maakte men gebruik
om de nieuwe standaard van de fanfare in te huldigen.
Om 14 uur werden de afgevaardigden van
de maatschappijen ten gemeentehuizeontvangen en daarna werd er door burgemeester Bernaerts een toespraakgehouden :betrekkelijk s lands onafhankelijkheid en ons vorstenhuis, gevolgd
door eenen heildronk aan zijne Majesteit den koning.. Dit feest is gevolgd
geweest van algemeene verlichting en vuurwerk.
Burgemeester Bernaerts :
Mijnheeren,
vergadert in de gemeente Leest, een dorpje waar land- en werkmanleeft, met hart en ziel verkleefd aan den
godsdienst en zeden zijner vaderen, vereenigd, om samen door vreugdetonen en
volksfeest, bij de inhuldiging vanonzen
Nieuwen Standaard te vieren het 75-jarig bestaan van Belgiësonafhankelijkheid, zoo weze mijne eerste
vreugdekreet : Leve de Koning !
Andere
dorpen zijn ons voorgegaan, andere nog zullen volgen met hunne blijdschap lucht
te geven, bij het herdenken van het jaar 1830.
t
Jaar 1830, toen wij een juk afschudden dat ons te zwaar op de schouders woog,
t jaar 1830 toen voor ons de eerste maal de zon van vrijheid scheen op onzen
geliefden vadergrond.
Dank
aan die mannen van hou en trouw en vrome wilskracht, aan die mannen die aan God
en hun land verknocht, immer voor t oog hadden dat : rust roest,en dat arbeid adelt ; aan die mannen die met
onverschrokken moed, door eendracht sterk hebben getoond dat hij de
blijheid
wou en won, de fiereVlaamsche leeuw.
Dank
aan de dapperen, die goed en bloed voor die vrijheid pand stelden.
Aan
hen hulde van vurige dankbaarheid en liefde !
Tot
in den jongsten dag wezen hunnen namen met erkentelijkheid en eerbied herdacht.
Mijnheeren,
wat schoons, grootsch en nuttig er sedert toen door onze Vorsten istot stand gebracht, is u allen bekend.
Kunst,
wetenschap, handel en nijverheid zijn zoo zeer ontwikkeld, gevorderd, en hebben
ene zoo reusachtige uitbreiding genomen, dat vreemde Natiën, niet alleen met
verbazing, maar zelfs met scheelziende blikken, onzen vooruitgang
bewonderen.Overal mogen wij met
fierheid spreken over onze
landelijke instellingen.
Hij
leeft gelukkig de Belg, gesteund en gesterkt door godsdienst en plichtsbesef;
hij
begrijpt wat eerbied is en wat trouw en verkleefdheid vermag aan Vorst envaderland.
De
Standaard, Mijnheeren, onzer muziekmaatschappij die zich bij dezeplechtiging voor de eerste maal ontplooid
heeft voor leuze : Arbeid Adelt.
De
Koning, onzen beminden vorst, laat geene gelegenheid voorbijgaan, zonder door
raad en daad, die schone zinspreuk
van onzen standaard te bevestigen.
In
alle omstandigheden toont Hij, dat Hij den landelijken arbeid hoog schat, en
hem op eene bijzondere wijze genegen is. Wij zien Hem, op alle groote tentoonstellingen
ons vee en onze voortbrengselen bewonderen den vooruitgang van onzen veestapel
gemoedelijk bestatigen, en
iedereen
aanzetten, tot verbetering van dien nationalen rijkdom, die eene, om zoote zeggen de eenigste levensbron is, van ons
volksbestaan.
Mijnheeren,
ik acht mij gelukkig U allen mijnen hartelijken dank toe te sturen,voor uw welwillend antwoord aan onze
uitnodiging. Uwe tegenwoordigheid bij deze nationale vreugdefeest, toont uwevaderlandsliefde en verkleefdheid aan het
Vorstenhuis, uwe aanwezigheid is een bewijs hoe zeer ge waardeert dat op onze
dagen de gevoelens vanvaderlandsliefde niet genoeg kunnen aangemoedigd worden.
Mijnheeren,
ik drink op de vriendschap, op de eendracht in t bijzijn en bijzondervan elke maatschappij in t algemeen onder al
de maatschappijen hier aanwezig.
Ik
bid U, Mijnheeren, de gevoelens mijner dankbaarheid te deelen, en ze te brengen
tot hulde van eerbied en liefde aan onze dappere strijders van t jaar dertig,
aan de nagedachtenis van den 1e koning der Belgen en aan den vorst
die ons heden bestiert.
Moge
God hem nog vele jaren voor Belgiës heil besparen...
Leve de Koning ! Leve het Vaderland
!
1909 Merkwaardige uitstap
Dat jaar maakte de fanfare Arbeid
Adelt een merkwaardige uitstap.
Bestemming van de reis was Antwerpen,
meer bepaald het Bestendig Festival, enmen ging er naartoe per plezierboot, langs de Zenne. (DB-1/5/1958)
1922 19 en 26 februari : Eerste
optreden van de Toneelkring Rust Roest
In de folder stond bovenaan de
vermelding : Afdeeling der
fanfarenmaatschappij Arbeid Adelt.
1947 8, 9, 15 juni : Eerste
Naoorlogs Feest.
1949 De eerste Muziekavond
1953 13 november : Koninklijke
Arbeid Adelt werd bevorderd tot
koninklijke.
1954 Bestuur
Het bestuur zag er als volgt uit :
Voorzitter : Frans Van der Hasselt,
Ondervoorzitter : Edward De Smet
Secretaris : Victor Selleslagh, Kassier
: Louis Wuyts.
Overige bestuursleden : Victor De Laet,
Edward Van Steenwinckel, Frans Beullens, Frans Muysoms, Constant Huysmans, Juul
Huysmans, Louis Croes en Rene Voet.
De oudste leden waren toen (en sinds het
jaar der stichting) : Jozef Croes, Jan Teughels, Karel Van Linden en Jan
Fierens.
Volgende leden waren tussen 30 en 40
jaar lid : Johannes Publie, Jozef Apers, Victor De Laet, Cesar Jacobs, Edward
Van Steenwinckel, Karel Van den Brande, Jan Daelemans, Constant Buelens, Jaak
Fierens, Remy Jacobs, Victor Neefs, Theodoor Teughels, Constant Verbruggen en
Jozef Van Beersel.
Volgende leden waren in 1954 meer dan 30
jaar muzikant : Victor Selleslagh, Juul Van den Brande, B. Huys, Albert
Huysmans, Alfons Huysmans, Victor Troch en Frans Vloeberghen.
1954 Nieuwe dirigent
De 32-jarige Hombekenaar Edward Tersago werd de nieuwe dirigent.
1954 27 mei : Rerum Novarumstoet
De Fanfare Arbeid Adelt stapte mee op in
de Rerum Novarumstoet te Mechelen.
1955 20 februari : Muziekavond
Op de muziekavond van 20 februari 1955
werd het volgende programma gebracht
:
Het Zwarte Woud van Jourquin,
Standvastigheid, Caesar en Cleopatra van Baudain, Liliputsoldaten van Lohr en
Thé Midi van Alfort.
Conferencier-humorist Leonneke De Smet
zorgde voor de komische noot.
Datzelfde jaar op 24 juli ging de werd
er een uitstap georganiseerd met twee autocars.
Na een havenrondvaart met een Flandria
te Antwerpen werd een bezoek gebracht aan Breda en Baarle-Hertog.
1955 zondag 24 juli : Uitstap
Met twee bussen vertrokken de leden naar
Antwerpen waar een havenrondvaart met een Flandriaboot plaatshad en waarna een
bezoek werd gebracht aan Breda en Baarle-Hertog.
1955 26 december : Medailleuitreiking
Tijdens een groot banket voor alle leden
werden negen muzikanten vereerd met de Gouden Medaille van de Koninklijke
Federatie der Katholieke Muziekmaatschappen van de provincie
Antwerpen.
Burgemeester Bernaerts, bijgestaan door
een afgevaardigde van de Federatie, reikte gouden medailles uit aan volgende
muzikanten die er minstens 35 jaar werkelijke dienst hadden opzitten :
Jozef Geerts (°Hombeek 13/6/1903),
Tiendeschuurstraat 7.
voor Edward De Wit, een vijfde voor
Frans De Prins en een zesde voor Theodoor
Van den heuvel, allen goed voor 50
fr.
(Uit Uitvoering van het reglement voor het verbeteren van het runderras
der
provincie Antwerpen)
1898 23 oktober : Inhuldiging van
het Boetekruis te Mechelen
Exact honderd jaar geleden werden
er onder de Sint-Romboutstoren 41 mensen
gefussilieerd door de
Fransen.
De oudste onder hen, Philippus Van
Asch, was een Leestenaar (°Leest 5/9/1731),
evenals Pieter Jacobs, woonachtig
te Sint Katelijne Waver, maar geboren te Leest
op 26 oktober 1757 als zoon van
Jacob en Anna Maria Meulders.
Op 23 oktober 1898 had te Mechelen
de inhuldiging plaats van het boetekruis,
een gedenkteken ter ere van de
gefusilleerden van de Boerenkrijg.
(GvM,18/6/1985)
1898 8 mei -De
Fanfare ARBEID ADELT.
Op 8 mei 1898 werd de fanfare Arbeid
Adelt gesticht door een tiental mensen.
Speciaal voor de inhuldiging liet de
maatschappij gedenkpenningen slaan, één ervan siert het vaandel.
Volgens Constant Huysmans (DB,1956) was
het onmogelijk te achterhalen wie de eigenlijke stichters waren maar zij zitten
zeker bij volgende namen van leden die lid waren vanaf de eerste dagen van het
ontstaan : J.B. Beullens, Emmanuel Fierens (°Leest 3/1/1874, +Leest 26/1/1954),
Gaston Busschot, Jozef Croes, Theodoor De Vleeschouwer, Jan (Petrus Joannes)
Fierens (°Leest 6/12/1877, +Mechelen 3/7/1955), Lode Hellemans, Lode Hendrickx,
August Janssens, Jan Keulemans, Alfons Lauwens, Flor Meulemans, Victor
Meulemans, Constant Moons, Frans Schaerlaeken, Jaak Selleslagh, Constant
Spiessens, Jan Teughels, Jozef Van de Velde, Karel Van Linden, Joannes Frans
Coosemans (°Leest 20/5/1879, +Leest 16/4/1943) en Van Moer.
Bij die gelegenheid werd een
gedenkpenning geslagen en uitgereikt.
De eerste mars door de
muziekmaatschappij gespeeld heeette Bonne Allure.
Enkele jaren later, op 21 mei 1905, werd
de standaard ingehuldigd.
Jaak Selleslagh werd de eerste
voorzitter, burgemeester Bernaerts werd erevoorzitter.
Andere voorzitters warenachtereenvolgens: Antoon Moyson, Frans Van Roey en Frans Van
der Hasselt.
Andere erevoorzitters naast Jaak
Bernaerts warenAntoon Moyson, Ferdinand
Felix Benedictus Van der Hasselt (°Asse 1/12/1874, +Leest 12/1/1929) en Frans
Van Roey (°Blaasveld 30/4/1874, +Leest 1/5/1953).
Ondervoorzitters : Alfons Lauwens,
Constant Spiessens, Leonard Lauwens, Eduard De Smet, Frans Muysoms.
Secretarissen : Constant Moons, Jan
Huysmans, Victor Selleslagh, Constant Huysmans.
Kassiers : Constant Voet, Jan Huysmans,
Constant Huysmans, Lode Wuyts, Alfons Hellemans.
Muziekbestuurders : Joannes, Lodewijk
(Karel Louis,°Heffen 19/6/1877, +Heffen 12/1/1932) en Juul Van Aken,Willem Andries, Edward Tersago en Jozef Van
der Taelen (tevens burgemeester van Tisselt).
Vaandeldragers : August Peeters, Frans Van
Beersel, Jaak Jacobs, Lode Coosemans, Hendrik Spoelders, Jozef Van Beersel.
Bij de Ere-Bestuursleden vonden we o.a.
Jan Huysmans (°Leest 27/9/1877, +Leest9/2/1951)
terug.
Enkele uittreksels uit het Reglement der fanfarenmaatschappij Arbeid
Adelt :
Artikel
XI (...) alle leden zullen zich onderling broederlijke liefde en innige
verkleefdheid betoonen.
Art.
XIII : de jongeling onder de 16 jaren wordt niet aanvaard als lid der
maatschappij. Nochtans mag het bestuur ieverige en bekwame jongens aanveerden als
spelende of leerende leden. Deze moeten het lokaal verlaten een half uur na de
muziek- of feestoefeningen, of zorgen dat zij vergezeld zijn van hunnen vader
of voogd.
Art.
XVIII (...) De spelende leden, die hun speeltuig koopen, op name der
maatschappij, en het niet in eens betalen, moeten bij hun intreden eene
storting doen van 15 frank en vervolgens ten minste maandelijks 2 frank geven
op korting tot zoolang hun speeltuig betaald is.
Art.
XX : ...Men wordt gestraft met eene boete van 0,10 fr om het instrument of t
muziek te laten liggen op eene repititie ; om het ereteken niet te dragen
wanneer zulks bevolen is geweest...
1891
3 mei : ...Verpachting van den halven
barreel te Leest op den steenweg van
Battel naar Thisselt langs Leest.
Voor twee jaaren aan Josephus Van Moer
uit Leest mits 610 fr per jaar.
(GA)
Joseph Moortgat kreeg voor 10 fr de
voortbrengselen van de privaatput van
de gemeenteschool. (GA)
1891
17 juli : De Bestendige Deputatie benoemde August Vandenbossche, geboren op
7 november 1863, tot gemeentesecretaris
te Leest.
Zijn jaarwedde bedroeg in 1914
1.100 frank en in 1919 1.810 frank, inbegrepen
300 frank voor de burgerlijke
stand.
In 1920 was zijn gezin samengesteld
uit 6 personen en bedroeg zijn wedde 3.500
frank, voor zijn werk bij de
burgerlijkse stand nog 300 en als secretaris van het
weldadigheidsbureau 75 frank.
(GA, 22/4/1920)
1892
Bouw van de gemeentelijke loskaai aan de Zenne.Verbeteringen werden
aangebracht in 1894 en 1898.
De gezamelijke uitvoering dezer
werken (bouw en verbeteringen) bedroeg
6861,96 fr, zonder de onkosten van
plans en bestekken.
Staat en provincie verleenden elk
een toelage van één derde.
1893 De opbrengst van den privaatput der gemeenteschool werd
voor twee jaar
verpacht aan Joseph Moortgat, dit
mits 10 frank per jaar.
Het
tolrecht op den gekasseiden buurtsteenweg van Battel langs Leest naar
Thisselt, werd voor dezelfde periode verpacht aan herbergier
Joseph Van
Moer, mits 625 frank per jaar.
1893 Op 31 december 1893 telde Leest
1460 inwoners.
(Verslagen gemeenzaam Fonds
Provincie Antwerpen 1895)
1894 Dat jaar werd burgemeester
Bernaerts gekozen tot voorzitter van het Landbouw
Commice Willebroek.
De Landbouwcomice van Willebroek ging in 1890
van start met de gemeenten Blaasveld, Heffen, Heindonk, Hombeek, Leest,
Ruisbroek, Tisselt en Willebroek. De herinrichting kwam er uit noodzaak. De
provinciale Landbouwcomice was van oordeel dat men, over de arrondissementele
werking heen, veel effectiever zou werken in kleinere entiteiten op gewestelijk
vlak. De meer gemotiveerde landbouwers, die op de hoogte waren van de
plaatselijke noden en problemen in landbouw en veeteelt, konden daardoor bij de
werking worden betrokken.
Het
gebied dat de Landbouwcomice van Willebroek werd toegemeten, behoort tot het
overgangsgebied tussen Klein-Brabant en de Brabantse Kempen.
In
1907 was Jaak Bernaerts nog steeds voorzitter. Henri Goovaerts uit Heffen en
Frans Van Baelen uit Blaasveld waren ondervoorzitter.
Blaasveld
en de zuivelfabriek Sint-Jozef Karel De Decker.
De Gemeenteraad stemde volgende taksen : Herbergen : 100 fr per jaar.
Tenten en barakken : 50 fr per dag.
Orgels, orchestrions en automatische
speeltuigen : 5 fr per dag.
In augustus kreeg de landbouwer Guill. Jan Dagobert Slachmuylders, als
enige
Leestenaar, een jachtbrief
afgeleverd.
- De verpachtring van de grassins der gemeentestraten bracht in 94 99
frank op.
1895 Vanaf 1895en dit tot 1907, bedroeg de kindersterfte te
Leest ongeveer één derde
van het totaal aantal
sterfgevallen. (DB-nr.11, 1958)
1895 Arnold Leopold Teughels bekwam de
pacht van het half barreelrecht op den
steenweg van Battel langs Leest
naar Thisselt, voor twee jaar mits
600 frank
per jaar met borgstelling.
1895 Leest bezat 52 herbergen en 1475
inwoners. Dat is ruim 1 herberg per 30
inwoners.
1895 In augustus verkreeg de maalder
Marcellinus Lemmens een jachtpatent.
1895 Tussen 1895 en 1905 werd de grote
bocht van de Zenne rechtgetrokken.
(Het klooster van Leliëndael 1984
, Hombeek)
1896 Dit jaar zijn er in de gemeente landbouwleergangen voor melkerij en
kaasvervaardiging geweest. Leergang
voor volwassenen avondlessen werden
gegeven door MijnheerVleminckx.
Verders zijn er nog voordrachten
gegeven geweest door : Mijnheer Van Passen,
veearts, over voeding en beslagen
der paarden. Mevr De Beuker en Van Elst
landbouwkundigen over landbouw.
Door Mr Onzia over kiekenkweek en door
Mr De Meyer over groenteteelt.
Dit alles gebeurde gedurende het
tijdvak 1876-1900. (GA)
Art. 1 : Zaailand te Leest op
Hertsveld, wijk A, nrs 361 en 362, groot 31 a 15 ca, afgaande pachter de weduwe
Jozef JACOBS-NEUTJENS.
Art. 2 : Zaailand te Leest op
Hertsveld, wijk A, nr.408, groot 27 a 20 ca, afgaande pachter voormelde weduwe
Jacobs.
Art. 3 : Zaailand te Leest op
Hertsveld, wijk A, nrs. 355 en 356, groot 73 a 20 ca, afgaande pachter
Guillielmus Joannes CORTEBEECK en Jan SELLESLAGH.
Art. 4 : Zaailand te Leest op
Huykensveld, wijk A, nr. 574, groot 26 a 50 ca. Afgaande pachter Petrus Jan VAN
BOXEM.
Art. 5 : Zaailand te Leestv op
de Zevenbunders, wijk A nr.231, groot 93 a 80 ca. Afgaande pachter Jan Frans
ALEWAETERS.
Art. 6 : Zaailand te Leest op
den Kauter, wijk B, nr.229, groot 18 a 20 ca. Afgaande pachter Jan Frans VAN
GYSEL.
Art; 7 : Zaailand te Leest op
de Maal, wijk B, nr.102, groot 88 a 90 ca. Afgaande pachter Jan Baptist VAN
HOOF.
Art. 8 : Zaailand te Leest op
Scherpen horing, wijk A, nrs 9 en 10, groot 85 a 55 ca. Afgaande pachter
Michaël VAN DER TAELEN.
Art; 9 : Zaailand te Leest op
Stynemolenveld, wijk C, nr.158, groot 1 ha 24 a 75 ca. Afgaande pachter Frans
DE LAET.
Art. 10 : De onverdeelde helft
(de andere helft komt aan den Armen van Heffen) van zaailand te Leest op
Rennecauter , wijk A, nr 515, groot 55 a 75 ca. Afgaande pachter Frans CAMPION.
Art. 11 : Zaailand te Leest op Stynemolenveld,
wijk C, nr. 157, groot 63 a 65 ca. Afgaande pachter Frans MERTENS.
Art. 12 : Zaailand te Leest op
den Kauter, wijk B, nrs 370, 371, 372groot 47 a 10 ca ophetwelk staat de woning van DE WIT.
Afgaande pachter Louis DE WIT.
Art. 13: Zaailand te Leest op den Kauter , wijk B,
nr350, 63 a 85 ca. Afgaande pachters Louis TROCH en Hendrik DE WIN.
Art. 14 : Zaailand teHombeek aan Tregelaar, wijk A, nr 439, 51 a
85 ca. Afgaande pachter Jan Frans VERLINDEN.
Art. 15 : Zaailand te Heffen,
wijk C, nr. 372, 24 a 45 ca. Afgaande pachter Petrus Josephus VAN ROEY OP DEN
KAUTER.
Art. 16 : Zaailand te Leest op
de Zevenbunders , wijk A, nr.202, groot 55 a 85 ca. Afgaande pachter Willem
MARNEF.
Art. 17. : Zaailand te Leest op
den Kauter, wijk B, nrs 337 en 339, groot 1 ha 12 a 30 ca. Afgaande pachter
Pier Jan VAN HOOF.
Art. 18 :Zaailand te Leest op den Kauter, wijk B
nr.366, groot 20 a. Afgaande pachter
Jan Baptist VAN ASCH.
Art. 19 : Zaailand te Leest op
den Kauter , wijk B nr. 376, groot 15 a 90 ca. Afgaande pachter Willem
VERLINDEN.
Art. 20. : Zaailand te
Kapellenopdenbosch, wijk B, nr 79, groot 29 a. Afgaande pachterKrist VAN DER ZYPEN Opletter wegter.
Art. 21 : Zaailand te
Kapelleopdenbosch, wijk B, nrs 21,22,23 en 24. Groot 3 ha 42 a 60 ca. Afgaande
pachter Jan Louis HUYSMANS; In het Moer.
Art. 22 : Zaailand te
Kapellenopdenbosch, wijk B, nr.4, groot 48 a 60ca. Afgaande pachter Jan
VERDICKT. In drij vijsels.
Art. 23 : Zaailand te Thisselt,
wijk B, nr. 223, groot 50 a 25 ca. Afgaande pachter Peer Jan DONS.
Art. 24 : Beemd te Mechelen op
Auweghem, in Robbroeck wijk H, nr.396, groot 55 a. Afgaande pachter Louis
NEEFFS.
Goederen horende aan het
Kerkfabriek
Art. 25 : Zaailand te Leest,
Dorp, wijk B, nr. 220a, groot 49 a 30 ca. Afgaande pachter Jan Baptist POTUMS.
Art. 26 : Zaailand te Leest op
de Zevenbunders, wijk A, nr. 228, groot 40 a 5 ca. Afgaande pachter Fransus
MERTENS.
Art. 27 : Zaailand te Leest op
Dorpelpoelstervelden, wijk C, nr.303b, groot 55 a 85 ca. Afgaande pachter
Hendrik BERNAERTS.
Art.28 : Zaailand te Leest op
Dorpelpoelstervelden,wijk C, nr. 286a, groot 43 a 70 ca. Afgaande pachter Jan
Frans DE WIN.
Art. 29 : Zaailand te Hombeek,
wijk A nr. 311, groot 32 a 80 ca. Afgaande pachter Adriaan Theodore TEUGHELS
Op Molenveld.
Art. 30 : Zaailand te Mechelen,
wijk C, nr. 345 en 346, groot 64 a 5 ca. Afgaande pachter de weduwe Karel
ABSILLIS CONCILE. In Schouwbroeck.
Art. 31 : en laatste : Beemd te
Mechelen, wijk H, nr. 398 , groot 29 a 70 ca. Afgaande pachter Jacob
SELLESLAGH. -In Leeg Robbroeck.
( )
In zitting van 4 november 1882
De Burgemeester(gteekend) H.L. De Laet
Bij bevel de Secretaris
(getekend) Sebrechts en gezegld. ( )
Gelezen en goedgekeurd door den
Gemeenteraad van Leest ter zittingvan
21 december 1882 en goedgekeurd door de Bestendige Deputatie 18 januari
1883.
1882 Mechelsen Courant 30 juli 1882 : Getal leerlingen in de scholen :
Katolieke
schoolOfficiele school
Zemst 14260
Leest 16315
Laer-Sempst 213 9
Hombeeck 20645
1882 -14 december :
Wij Leopold II Koning der
Belgen aan alle vertegenwoordigen en toekomende doen weten dat voor den
ondergeteekenden Notaris gepasseert is de akte waarvan de inhoud volgt. Heden
den Veertienden December agttien hondert tweeentagtig, ten twee en half ure
nanoen.
Wij Meester SebrechtsNotaris residerendete Willebroek hebben ons bevonden te Leest,
in het Dorp ter Estaminet De Groene Linde alwaer ten verzoeke van Het Armenbestuur der gemeente Leesten
van Het Bureel der Kerkmeesters van
Sint Nicolaï-Kerk elk respectievelijkvan het zijne vertegenwoordigt als volgt :
1.Het Armen Bestuur door de
heren Joannes Ludovicus DE RUYSSCHER, Voorzitter, Ignatius Wagram Ludovicus
WAUTERS, Antonius Josephus DIDDENS en Carolus VAN DE SANDE, leden, allen
landbouwers te Leest gehuisvest.
2. Het Bureel der Kerkmeesters
vertegenwoordigt door de heren Joannes Victor SCHEERS, Voorzitter,Petrus
Joannes SELLESLAGH, Secretaris en Josephus STEEMANS? Tresorier, allen
landbouwers te Leest gehuisvest.
Item ten bijwezen van den heer
Henricus Livinus DE LAET, landbouwer Burgemeester der gemeente Leest, daar
gehuisvest, handelend als lid van regtswege zoo van Armen Raad als van
Kerkbureel zijner gemeente.
Wij overgegaan zijn tot
openbare Verpagting der goederen gelegen onder de gemeenten Leest, Hombeeck,
Heffen, Kapellenopdenbosch, Thisselt en Mechelen in eenendertig artikels
beschreven op het nagemeld goedgekeurd Cohier van Lasten en Voorwaarden,
waarvan de vijftien eersten den eigendom zijn van den Armen, de artikels
zestien tot en met vierentwintig van Kerk en van Armen onverbrekelijk elk voor
de helft en de artikels vijfentwintigtot en met eenendertig van de Kerk. ( )
Wij hebben de goederen artikel
per artikel opgeroepen en dezelve verhuurt aan de laatste en hoogste bieders,
zoo als volgt , dewelke gesteld hebben de nagemelde solidaire borgen.
Art. 1: Mits veertig francs van Ludovicus JACOBS,
landbouwer te Leest, die voor borg aanbiedt Florentinus CAMPION, landbouwer te
Leest.
Art. 2 : Mits achtendertig
francs aan denzelven die zelve borg aanbiedt.
Art. 3 : Mits vijfennegentig
francs aan Guillielmus Franciscus CORTEBEECK, zoo voor zich als voor Jacobus DE
WIT beiden landbouwers te Leest, elk voor de helft. Nogtans verklaren zij
elkander ten voordele van het Weldadigheidsbureel, solidairlijk ieder voor het
geheel te verbinden.
Art. 4 : Mits vijfendertig
francs aan Petrus Joannes VAN BOXEM, landbouwer te Leest, die voor borg
aanbiedt Henri BERNAERTS, landbouwer te Leest.
Art. 5 : Mits
hondertvijfenzestig francs aan Guillielmus COOLS, landbouwer te Leest, die voor
borg aanbiedt Josephe BEULLENS, landbouwer te Leest.
Art. 6 : Mits zesendertig
francs aan Joannes Franciscus VAN GYSEL, landbouwer te Leest die voor borg
aanbiedt Joannes Baptista VAN GYSEL, landbouwer te Leest.
Art. 7 : Mits honderd francs
aan Seraphina COECKELBERGH, weduwe van Joannes Baptist VAN HOOF, landbouwster
te Leest, die voor borg aanbiedt Joseph MOORTGAT, landbouwer te Leest.
Art. 8 : Mits zestig francs aan
Ludovicus VAN DER TAELEN, landbouwer te Leest, die voor borg aanbiedt Joannes
MARNEF, landbouwer te Capellenopdenbosch.
Art. 9 : Mits
tweehonderttwintig francs aan Petrus FIERENS, die voor borg aanbiedt Franciscus
MERTENS, beiden landbouwers te Leest.
Art. 10 : Mits veertig francs
aan Florentinus CAMPION, die voor borg aanbiedt Ludovicus JACOBS, beiden
landbouwers te Leest.
Art. 11 : Mits vijfentachtig
francs aan Franciscus MERTENS, die voor borg aanbiedt Petrus FIERENS, beiden
landbouwers te Leest.
Art.12 : Mits zeventig francs
aan Josephus JANSSENS, die voor borg aanbiedt Joannes Baptista SPRUYT, beiden
landbouwers te Leest.
Art. 13 : Mits honderttien
francs te weten aan Ludovicus TROCH, landbouwer te Leest, die voor borg
aanbiedt Carolina VERLINDEN, landbouwster te Leest, voor vijfenvijftig francs
en aan Henricus DE WIN, landbouwer te Leest, voor vijfenvijftig francs die voor
borg aanbiedt Joannes Franciscus DE WIN, landbouwer te Leest.
Art. 14 : Mits vijfentachtig
francs aan Ludovicus VAN DEN BOYNANTS, landbouwer te Hombeeck, die waarborg
aanbiedtTheodore TEUGHELS, landbouwer
Hombeeck.
Art. 15 : Mits veertig
francsaan Petrus Josephus VAN ROEY,
maalder te Heffen, die waarborg aanbiedt Henricus BERNAERTS, landbouwer te
Leest.
Art. 16 : Mits zestig
francsaan Joannes Baptista MARNEF,
landbouwer te capellenopdenbosch, die waarborg aanbiedt Ludovicus VAN DER
TAELEN, landbouwer te Leest.
Art. 17 : Lot zeventien : Mits
hondertzeventig francs aan Petrus Joannes VAN HOOF, landbouwer te Leest, die
voor borg aanbiedt Ludovicus NEEFS, landbouwer te Leest.
Art. 18 : Mits veertig francs
aan Joannes Baptista SPRUYT, landbouwer te Leest die voor borg aanbiedt
Josephus JANSSENS, landbouwer te Leest.
Art. 19 : Mits vijfentwintig
francs aan Francisca Carolina VERLINDEN, landbouwster te Leest die voor borg
aanbiedt Ludovicus TROCH, voormeld.
Art. 20 : Mits veertig francs
aan Christianus VAN DER ZYPEN , landbouwer te Thisselt, die waarborg aanbiedt Ludovicus
HUYSMANS, landbouwer te Capellenopdenbosch.
Art. 21 : Mits
vierhonderdtwintig francsaan Ludovicus
HUYSMANS, landbouwer capelleopdenbosch, die voor borg aanbiedt Franciscus DONS,
landbouwer te Thisselt.
Art. 22 : Mits vijfenvijftig
francs aan Joannes VERDICKT, landbouwer te Leest die voor borg aanbiedt Joannes
Baptista POTUMS, schrijnwerker te Leest.
Art. 23 : Mits zestig francs
aan Joannes Franciscus DONS, landbouwer te Thisselt, die waarborg aanbiedt
Ludovicus HUYSMANS, voormeld.
Art. 24 : Er wordt geboden
dertig francs door Ludovicus NEEFS, landbouwer te Leest, voor welken prijs de
Verhuurders verklarenniet toe te
wijzen.
Art. 25 : Mits vijfennegentig
francs aan Joannes Baptista POTUMS, schrijnwerker te Leest, die voor berg
aanbiedt Joannes VERDICKT, landbouwer te Leest.
Art. 26 : Mits vijftig
francsaan Franciscus MERTENS,
landbouwer te Leest die voor borg aanbiedt Petrus FIERENS, landbouwer te Leest.
Art. 27 : Mits vijftig francs
aan Henricus BERNAERTS, landbouwer te Leest, die voor borg aanbiedt Petrus
Joannes VAN BOXOM, landbouwer te Leest.
Art. 28 : Mits zeventig
francsaan Joannes Franciscus DE WIN,
die voor borg aanbiedtHenricus DE WIN,
beiden landbouwers te Leest.
Art. 29 : Mits vijftig francs
aan Theodorus TEUGHELS,die voor borg aanbiedt Ludovicus VAN DEN BOYNANT, beiden
landbouwers te Hombeek.
Art. 30 : Mits zeventig francs
aan Adelia CONCILE, weduwe van Carolus ABSILLIS, landbouwster te Leest, die
voor borg aanbiedt Henri DE WIN, landb. te Leest.
Art. 31 : Hier voor is geboden
door Ludovicus NEEFS, landbouwer te Leest, vijftien francs, welk gebod is
aanzien geworden als te gering.
( )
Gedaanen geparafeert , dato en plaats als boven, in
de tegenwoordigheidvan Joannes Baptista
BAUWENS, veldwachter en Joannes Franciscus SELLESLAGH, herbergier, beiden
bejaardte Leest wonende en gehuisvest
als getuigen
Nvdr : alle betrokkenen tekenden behalve :
Jacobus BEULLENS, Josephus MOORTGAT en Ludovicus JACOBS dewelken hebben verklaard niet te kunnen
tekenen uit oorzaak van ongeleerdheid bij gebrek aan Onderwijs, maar die
gesteld hebben een kruis.
( )
Nvdr : de huur was voor 9 jaar en ging in op 1 januari 1883.
A. : Naar de katholieke
school, omdat ik mijn brood win van de katholieken en dat ik weet dat hun dat
aangenaam is ; zij zouden soms lastig kunnen geweest zijn was het anders
gegaan. Ik heb dat gedaan uit vrees, maar toch uit mijne eigene consciencie,
zonder dat mij ooit iemand heeft bedregen.
AELEWATERS, zoon, te Leest. Vrijwillige
getuige.
Mijn vader heeft de
sakramenten geweigerd gezien zoolang een kind van 12 jaar niet uit de
gemeenteschool is gebleven. Dat deed hij tegen zijnen dank, nu blijft het kind
te huis.
De pastoor heeft mij de
absolutie geweigerd omdat mijne kinderen naar de gemeenteschool gaan waar ze
goed leeren en waar een goede meester is. Ik ben naar het bisdom gegaan
verleden jaar dijnsdag voor vastenavond en daar met eenen
onder-bisschop , of zoo, gesproken
die mij gezegd heeft, gij moogt niet zonder sakramenten leven, de school is
goed. Indien ze slecht wordt heeft hij gezegd dan moet gij beloven uwe kinderen
er uit te trekken. Ik ben naar den pastoor dat gaan zeggen, en hij heeft gezegd
dat hij de absolutie gaf voor eenen keer. Dan ben ik niet teruggegaan. Hij
heeft gezegd dat hij naar onzen meester M. Vinquart van Huy zou schrijven en
mijnen man zou opmaken en dat ik met mijne kinderen zou moeten vertrekken op
mijnen rug. (Langdurig gelach)
V. : Heeft uwe man u verlaten
?
A. : Neen maar hij was fel
opgestookt. Hij heeft mij zelf gezegd dat iemand hem opgehitst had maar hij
zegde niet wie. De pastoor heeft mij ook een brood geweigerd, zonder de reden
te zeggen.
V. : Maar gij hebt ze toch
goed kunnen verstaan ?
A. : Ja, ja. De onderpastoor
heeft ook de vrouw van Govaerts opgestookt haren man te verlaten liever als
hare kinderen in de gemeenteschool te laten.
CATHARINA VAN LINDEN,
vrijwillige getuige.
Mijn zoon is hulponderwijzer
genoemd in 1879 de 15e april. Dan heeft de pastoor gezegd : nu zie
ik dat het voor het geld is dat uwe andere kinderen in de gemeenteschool zijn.
Als hij er te veel is heb ik geantwoord, moet de gemeente hem maar afzetten.
Dat zullen ze niet doen heeft hij dan gezegd, er zijn 1400 onderwijzers te
kort.
Te Paschen heeft hij mij de
absolutie geweigerd. Ik heb gezegd wat kan ik doen ?
Hij heeft geantwoord er zijn
meer katholieken als liberalen om u te helpen. Ja zeide ik, maar nu snijd mijn
mes van twee kanten. (Gelach)
V. : Waar gaan uwe kinderen ?
A. : Nog naar de
gemeenteschool.
EGIDIUS DIERCKX. Vrijwillige
getuige.
Een mijner geburen, De Boeck,
heeft mij gezegd dat zijne kinderen naar de vrije school gingen, omdat hij
niets anders dierf doen, maar dat hij spijt had zijne kinderen niet bij Dumont
te mogen zetten, dat ze in de andere school achteruitgingen.
De zitting wordt ten 7 ure
geheven.
De zitting wordt ten 9 ¼
geopend.
Verscheidene vrijwillige
getuigen doen zich opschrijven. Bij het openen der zitting ontstaat er eene
hevige opschudding. De heer Wauters, bestuurder der vrije katholieke school van
St Rombauts te Mechelen, die zich als vrijwillige getuige komt aan te geven,
wordt door den brigardier der gendarmen van de voorgehouden plaatsen weg
gedreven, en eischt in naam der vrijheid dat de voorzitter die plaats gansch
doet ontruimen. De heer De Vigne beveelt dat enkel de journalisten op die
plaats mogen blijven.
Volgen nog diverse getuigenissen van mensen uit Tisselt,
Heffen...
In 1979 werd de gemengde parochieschool opgericht in de
voorste lokalen van Ter Coose in de Kouter. Het eerste schoolhoofd, tegelijk
koster, werd P. Jozef Hellemans. (°1838, + 1885)
het ambt van hoofdonderwijzer der
gemeenteschool zal warnemen.
Ingevolge den wensch uitgedrukt
door den Gemeenteraad, in zijne zitting van
28 december 1916, zijn wij zoo vrij
namens de Raad, U zijne en onze oprechte
danken aan te bieden, voor Uwe zoo
nauwgezette als eervolle waarneming van
het ambt van Hoofdonderwijzer onzer
gemeenteschool gedurende omtrent veertig
jaren. Wij zeggen Eervol, en met
rede, want de opvoeding der jeugd, was steeds
uwe groote bezorgdheid, ook uwe
school was altijd bij wedstrijden, op de eerste
plaatsen.
Nogmaals dank dus, en welverdiende
rusttijd, gunnen wij U van harte, nog vele
jaren.
Namens het gemeentebestuur,
ondertekend Vandenbossche en Burgemeester
J. Bernaerts.
1879 -DE SCHOOLSTRIJD
De eigenlijke schoolstrijd begon in ons land met de wet Van
Humbeeck in 1879, die bepaalde dat elke gemeente een openbare lagere school
moest hebben, waar het godsdienstonderricht alleen op uitdrukkelijk verzoek van
de ouders, buiten de normale lesuren, door geestelijken mocht worden gegeven.
Daarnaast kreeg de administratie het verbod onderwijzers aan
te nemen die geen diploma van een officiële normaalschool konden voorleggen.
Die wet had een voorgeschiedenis die opklom tot Willem I,
die zich had voorgenomen het hele onderwijs te reorganiseren en te leiden.
De liberalen gingen in 1815 met dit principe akkoord, maar
bij hun unie met de katholieken in 1828 erkenden zij het recht op vrijheid van
het confessionele onderwijs in ruil voor de belofte van persvrijheid.
Artikel 17 van de Belgische grondwet luidde daarom in 1831 :
Het onderwijsis vrij.
...Het openbaar onderwijs, gegeven op kosten van de
staat,wordt geregeld bij de wet.
In beginsel waren er dus twee grondwettelijk evenwaardige
schoolnetten in België : een openbaar en een confessioneel, of anders
uitgedrukt : een neutraal staatsonderwijs en een vrij katholiek onderwijs.
Het liberale congres van 1846 eiste echter voorrang voor het
staatsonderwijs om alle kinderen tot goede staatsburgers op te leiden.
Na de electorale overwinning van de liberalen in 1878 werd
de wet Van Humbeeck aanvaard. Die wet leidde tot het uitbreken van de
schoolstrijd (1979-1884), die door de katholieken in alle hevigheid tegen de
scholen zonder God gevoerd werd.
In een groot aantal gemeenten werden toen katholieke scholen
opgericht (in 2000 gemeenten op de 2500) en in de confessionele gemeentescholen
steeg de schoolbevolking van 13% (1878) tot 63% (1880) van de schoolgaande
jeugd.
De schoolstrijd zou de katholieke partij in 1884 een grote
verkiezingsoverwinning opleveren.
Na 1884 ging de strijd van de zijde der liberalen voort :
tegen de sluiting van 1000 openbare gemeentescholen, tegen de broodroof van
duizenden door de staat gediplomeerde leerkrachten en tegen een verregaande
subsidiëring van het vrij onderwijs, tot in 1919 met instemming van alle politieke
partijen een wet de gelijke subsidiëring bezegelde.
Deze vrede zou bewaard blijven tot begin van de jaren
vijftig.
Naar aanleiding van die tweede schoolstrijd (1954-1958)
richtten de Belgische bisschoppen School en Gezin op. Ook Leestenaars engageerden
zich om (vanaf maart 1956) met een (meestal maandelijkse) bijdrage het
katholiek onderwijs in stand te houden.
(Kroniek van België, Standaard Uitgeverij en Nederlandse
Larousse)
In het Parochie-Archief van Leest ligt een verslag van het
Nauwkeurig verslag der zittingen gehouden door de Officieele
Schoolinkwisiteurs te Mechelen.(Betreft een brochuurtje uitgegeven door de
vrije katholieke scholen van Mechelen)
Zaterdag 9 en maandag 11 april
1881 Ondervraging van Gemeenteonderwijzer Dumont :
DUMONT. Gemeenteonderwijzer te
Leest.
Ik ben in dienst sedert
oktober 1878.
In juni 1879 heeft de Pastoor
Van der Cruysse, mij den post van koster, organist en onderwijzer der klerikale
school aangeboden. Ik heb geweigerd. Hij sprak eerst van 1900 fr. voor alles te
samen ; later van 1800 fr. (Getuige beziet een papier dat hij in de hand
heeft).
V. : Gij moogt geene notas
gebruiken.
A. : Het zijn maar de
en-tête;... (gelach)
Moortgat, een voorbeeldig man,
is door den Pastoor als organist afgezet geweest. De klerikale school is
bestuurd door eenen zekeren Hellemans, gediplomeerde onderwijzer, die tevens
koster en organist is, en door Fr. Moons, oud 17 jaren, zoon van een
gemeenteraadslid. Zij telt 170 leerlingen, 18 à 20 onder de 6 jaar.
Hellemans heeft mij zelf gezegd
een inkomen van omtrent 2400 frs. te hebben. De moniteur Polspoel heeft 8 à 9
stuivers (72 centiemen) daags.
De arme kinderen der klerikale
school ontvangen schoolbehoeftens en kosteloos onderwijs. De overigen betalen
naar vermogen 40, 50 of 60 centiemen per maand.
Kinderen die vroeger 60
centiemen betaalden, gaan nu kosteloos naar de klerikale school, bij voorbeeld
de kinderen De Vleeschouwer.
Vroeger telde de gemeenteschool
180 leerlingen. In oktober 1879 waren er slechts 9, dit getal is langzamerhand
aangegroeid tot 28.
Ik wijt de ontvolking toe aan
de handelwijze der geestelijkheid, bijzonder van den Pastoor. Hij heeft het
burgerlijk onderwijs als gevaarlijk voor zeden en geloof, ja als verderfelijk
afgeschilderd. In de gemeentescholen zegde hij, zullen veel onnodige zaken
geleerd worden, die de kinderen niet moeten kennen, bij voorbeeld de namen van
stroomen en rivieren in andere landen; in onze scholen zullen zij leeren lezen
en schrijven, en al wat noodig is.
Om mijn gezag te ontnemen,
vergeleek hij de onderwijzers aan schijnheiligen, schismatieken, ja, aan eene
landpest die door elkeen met de grootste zorg moet gevlucht worden. Eenige
personen hebben dien raad gevolgd, onder anderen Vleminckx gemeente raadslid,
die eens aan den burgemeester aanraadde, in eene herberg, het gezelschap van
den onderwijzer te vluchten.
Een ander middel was, dat de
katechismus, die vroeger in de kerk gegeven wierd van october 1879 tot in maart
1880 in de klerikale school gegeven wierd.
Kinderen, die in de gemeentescholen
gingen, wierden daar geweigerd. Nu wordt de katechismus weer in de kerk
gegeven, maar de kinderen der gemeenteschool worden zelden ondervraagd. Een
kind Govaerts, is nooit ondervraagd geweest en het is daarom dat het de school
heeft verlaten.
Twee kinderen der
gemeenteschool die dit jaar hunne eerste Communie moesten doen, worden
waarschijnlijk uit misachting de laatste gezet.
Een ander middel is het
weigeren der Sacramenten. De pastoor had mij zelf gezegd dat de kinderen hunne
eerste Communie niet zouden mogen doen, maar dit is bij de bedreiging gebleven.
Aan mijne vrouw wierden de
sacramenten geweigerd om dat ze het naaiwerk onderwees, aan Joseph Aelewaters,
ziek zijnde, wierden de sakramenten zoo lang geweigerd, tot dat een kind waar
hij voogd van was naar de katholieke school ging.
Aan Pateet J.B. die in 1879
wilde trouwen heeft de pastoor de sakramenten toegediend op voorwaarde dat een
bestedeling, en zijn knecht uit de avondschool zouden wegblijven.
De pastoor heeft brood
geweigerd in eene uitdeeling van brood, aan eenen stokouden grijsaard,
Vertongen, waarvan de klein kinderen naar de gemeenteschool gingen. Later heeft
hij zulks ook aan de dochter van Vertongen, vrouw Roelands geweigerd.
De eigendommen van Leest
behooren voor de helft aan groote klerikale eigenaars. Ik ken geen feiten van
drukking tenzij door tusschenkomst van den pastoor , bij voorbeeld Alf.
Cooseman heeft eenen bestedeling uit de gemeenteschool moeten wegnemen, en
Franciscus De Laet ook. Zulk is ook aan den burgemeester Bogaerd door den baron
dOverschie of zijn rentmeester voor het kind van Bogaerd gevraagd.
Er is eene uitdeeling van brood
gebeurd met de inhuldiging der klerikale school. Drij pachters der gemeente
hebben daaraan geen deel mogen nemen omdat zij niet gegeven hadden en geen vlag
uitgesteken.
De zoon van den veldwachter
Bouwens, schoenmaker, mag voor de geestelijkheid niet meer werken omdat zijne
broerkens naar de gemeenteschool komen.
De genaamde Fierens heeft mij
zelf gezegd dat hij verplicht wasdoor juffer Van den Bosch van Schaerbeek zijne
kinderen uit de gemeenteschool weg te nemen.
Een zekere Maes die 4 kinderen
heeft, moest 300 fr. Hebben. Hij heeft ze van den pastoor gekregen op
voorwaarde dat hij zijne kinderen in de klerikale school zette.
Geerts heeft zijne kinderen in
september 1880 uit de gemeenteschool moeten wegnemen, onder bedreiging van de
hulp welke de vrouw Geerts van hare zuster, meid bij den deken van Laeken,
kreeg, te zien weigeren.
De onderpastoor heeft aan mijne
vrouw gevraagd het handwerk niet meer te onderwijzen, en mij te vragen den
katechismus niet meer te doen, zeggende dat indien ik dat weigerde, het een
bewijs was dat ik haar weinig achtte of beminde. (Gerucht buiten de zaal.)
(Parochie-Archief nr.80)