Zij die gedurig zeggen dat zij geen honderd
jaar zouden willen worden, moeten zondag eens naar genoemde gemeente gaan, om
te zien hoe zwakweg nog, moeder Diddens hare tien kruiskens draagt.
Dt
is geen honderdjarige, dat is iemand die hoogstens tachtig lenten heeft
beleefd, ja lenten, want zooveel winters kunnen er onmogelijk over haren
omgebogen rug zijn gekomen.
Zij
gaat en staat nog, bezoekt wekelijks de woon van O.L.Heer haren besten vriend,
de Eenigste die haar overleefde.
Haar
verstand is nog zo frisch en jeugdig, haar gestel zoo ongedeerd, dat de tijd
die er zijnen tand aan waagde, de moeite toedroeg.
Rond
1 uur gisteren belden wij aan het renteniershuisken, krakend van netheid binnen
en buiten, waar de brave eeuwelingen eene welverdiende rust geniet in het zoo
zorgvuldig gezelschap van hare twee overgebleven kinderen.
Moeder
was slapen, zegde mij juffer Serafiene, dat deed ze dagelijks : reeds voorzagen
wij een mislukte reis, maar als de eerzame dochter hoorde dat het moeders
Gazet betrof, moesten wij ons zetten en er hielp geen tegenstribbelen om
uitstel, wij zouden moeder zien en spreken.
Een
ogenblik later stond ze daar, met klinken en navorschenden blik den journalist
aankijkend en hem eindelijk een hand toestekend bij een vriendelijk woord van
welkom.
Vertrouwelijk,
genietend onze kerschversche maar toch innige genegenheid, hebben we dan saam
gelachten, verteld, gefilosofeerd en, rechtzinnig gezeid, vergeten dat de vrouw
die voor ons zat meer dan tweemaal zoo een lange levensdraad werd toegemeten
dan ons
tot
nu toe werd verleend, en wij die dikwijls over onze jaren pruttelen !
Zij
deed haar eerste communie in t jaar 16, t ellendigste jaar der verleden eeuw.
De
patatten rotteden op t veld en t koorn schoot op, zegt ze, dan was t
hongersnood, de mensen liepen t veld op en vielen dood van honger !
Nog
dieper daalt zij in den voorraad harer herinneringen :
In
t jaar 14 waren de Pruisen hier, t was ruw volk, ze sprongen in den stal met
blooten sabel en kapten en kerfden als duivels... en als Pius VI gevangen was
door Napoleon dat hij door de koude werd gesleurd en de soldaat die bij hem was
zijnen mantel op hem lei.
Als
wij haar vragen of zij het kasteel van Antwerpen heeft weten beschieten, lacht
zij ons spottend toe, alsof wij nieuws van over 14 dagen zouden gevraagd
hebben.
Wel,
wel, t kasteel van Antwerpen en gehoord ook, de kanonschoten : drie jaar heeft
er Chasse opgezeten, maar de Franschman heeft hem weggejaagd.
-
Het doet me toch plezier dat ge gekomen zijt, zegt de oude, en vat onze hand.
Wat
ik liefst lees in uwe gazet, dat is van Keizer Frans Jozef en weet gij waarom ?
Omdat hij ook bieën houdt.
Zij
is er altijd voor geweest voor de bieën, haar vader hield er, haar man heeft er
gehouden, zelfs weet ze nog een dichtje, dat ze zong op tienjarigen ouderdom,
gerucht makende met eenen ketel, om den beoogden zwerm te doen in den korf
dalen, hoor :
En
ik bezweer u, koning der bieën,
Dat
gij zult komen vullen in t gras.
Om
te geven honig en was
Om
Gods altaar te versieren.
Dit
alles werd zoo klaar uitgedrukt, zoo gemakkelijk in der ouderlingen geest
ontworpen, dat wij verschoonbaar zijn, zoo wij soms de vrouw die voor ons zat,
van haarzakkerij en kerstzaken hebben verdacht.
Maar
hare hooge jaren zijn vastgesteld niet door de kerven die de tijd op de schors
haren levensboom sneed, de engel der vernieling behandelde haar als een
troetelkind, maar door het doopboek van haar geboortedorp LEESTwaar zij op 8 october van t jaar 1805 het
eerste levenslicht aanschouwde.
Hare
ouders waren landbouwers. Zij trouwde op 32-jarige leeftijd den vader harer
twee overgebleven kinderen en leefde er 48 jaar mede in vree, geluk en trouwe
plichtsbekrachtiging.
De
landbouwstiel die nu, zoowel als in Abels tijd, de aangenaamste is in Gods
oogen, verschafte haar brood.
Zij
won vijf kinderen waarvan nog twee leven, Melanie en Serafiene, die moeder, zij
verklaren het ons in allen eenvoud, veel liever zien dan hun eigen leven.
Gezond
is moeder altijd geweest, buiten eens dat zij door den wreden typhus aan den
boord van t graf werd gebracht.
En
nochtans hebben wij gewerkt, verzekert de brave eeuwelinge denkend op die
talrijke binnengehaalde oogsten, op die duizenden ketels melk in den stal
gewonnen, over dat gedurig kampen tegen regen en wind, tegen de grillen van elk
seizoen en de wisselvalligheden der zoo angstvolle broodwinning.
Het
werk, integendeel, deed haar goed zekert ons die moedige bespiedster harer
huiswegen, de sterke vrouw van het evangelie, de moeder die goed geweest zijnde
voor hare ouders, in hare twee kinderen mijn twee kwezelkens blaast ze ons in
t oor twee engels treft.
Voor
t overige zijn wij altijd christelijk geweest mijnheer, zegt ons t moederke.
Altijd hebben wij samen den rozenkrans gebeden, ons volk naar de diensten
laten gaan, langs daar ben ik gerust.
Zij
toont ons haren leidsman van over tientallen jaren, haren zwartgebeierden
stevigen rozenkrans die haar noch onder dag of nacht verlaat.
Zondag
de goede ziel is er wat bang voor- komt de burgemeester van Leest haar
gelukwenschen en zal de geestelijkheid en de wet van Duffel medefeesten met het
heele dorp, dat algemeen moeder Diddens eert en acht.
In
t klooster werd zij al ontvangen en wij moeten mede met haar tot de
slaapkamer, waar de reeds verkregen geschenken staan te pronken.
Bij
het vertrek heeft moeder haar glas dubbel garsten tegen onzen beker gestooten
en gedronken op het heil van ons blad.
Zelfs
heeft zij ons beloofd erbij te zijn als de Gazet haar eeuwfeest viert. Want
grappig is zij wel moeder Diddens. Zoo vertelde mij iemand dat zij hem verleden
week nog had gezegd : Nu spoed ik mij naar huis om te zien of mijne kinderen
reeds te huis zijn, de dag van heden kan men er geene zorg genoeg voor dragen.
Wij
vragen hier die drij zo voorkoomende hertelijke lieden verschooning, door ons
gazetgebabbel aan meer dan honderd duizend lieden verteld te hebben, hoe braaf
zij zijn.
Eene
zoo wondere eeuwelinge als degene die wij heden bezochten, daarmede moesten
onze lezers kennis maken.
1905 Gazet van Mechelen- 9 oktober 1905 :
HET HONDERDSTE JAAR VAN MOEDER
DIDDENS,
TE DUFFEL GEVIERD.
Van
verre reeds, toen wij heden naar deze bevolkte gemeente stoomden, kwam de
gepaleerde kerktoren ons tegemoet geloopen en zwaaiden de vlaggen en wimpels
zijner gothieke spits ons welkom toe.
Zoo
stond hij daar in feestdos, en zag men thans in het zoo vaak door partijen
verdeeld en gesplitst Duffel eene eendrachtige gemeente : allen, van minst tot
meest, wilden moeder Diddens huldigen op den eersten dag van de tweede eeuw,
die sinds deze morgen voor haar is aangevangen.
Overal
staken nationale, Duffelsche (rood en geel) of pauselijke vlaggen uit venster
of dak. Jaarschriften waren er bij dozijnen, dichten bij de macht, en daarmede
niet tevreden, hadden vele lieden hunne gevels met gemaakte of veldbloemen
versierd.
Langs
de Waarloos- Kerk- en Kiliaanstraten, langswaar de stoet in den nanoen moest
voorbijkomen, had men sperren gepland, verbonden door ringen van gekleurd
papier en veldgroen.
Het
weer verdient een pluimken, maar de zonne die nu en dan een pruilend gezichtje
zette, deed regen vreezen, en zelfs kwamen tweemaal de regenschermen voor den
dag. Doch alles bepaalde zich bij dat dreigement en enkele druppeltjes, die den
milden gouden zonnelach, welke tijdens den heelen stoet aanhield, zoveel te
hartelijker een aangenamer maakten.
Wij
gingen nogeens moederken groeten en werden er ontvangen als een harer kinderen
: geerne vergaf zij ons dat wij verleden Woensdag heel haar leven aan het
klokzeel hadden gehangen, en de eenvoudige schuchterheid van haar
verdienstelijk bestaan haaden schuw gemaakt.
Om
elf ure, bij kanongebulder en klokgelui, werd de eeuwelinge naar Gods huis
gevoerd, in een prachtig rijtuig met twee paarden.
Voor
haar gingen de heren gemeenteraadsleden van Leest haar geboorteplaats en
Duffel, de flink gekostumeerde pompiers, en een vijftigtal onschuldige blonde
kinderkopjes, als van engeltjes opgesierd, gekruld met moederlijke zorg en
moederlijken trots.
Zij
deden bloemen regenen waar zij voorbijzweefden en schenen om ter schoonst met
de zon te doen, welker stralen alles in goud en schittering zetteden.
De
kerk kon met moeite de aanwezigen bevatten : heel Duffel was daar om God te
danken om die uitmuntende weldaad, in den persoon van moeder Diddens het dorp
verleend.
De
hoogmis werd met zes heeren gezongen, en voltrokken te midden der diepste ingetogenheid.
De
Eerw. Heer Pastoor, na het Evangelie richtte van den stoel der waarheid het
woord tot de jubilarisse.
Hij
verklaarde het woord Salomons : De ouderdom ligt op den weg der
rechtveerdigheid
en wist zijne parochianen en aanhoorders te ontroeren door de toepassing
welke hij aan deze spreuk gaf, en de les die hij er voor ouders en kinders wist
uit te halen.
Na
een Te Deum, den Heere uit volle borst toegezongen, en door die kerk vol
geloovigen beaamd, werd de gevierde terug naar hare woon gereden, terwijl hare
levensloop op het aria der Brabaconne voor de kerk vertolkt, aan 5 centen te
krijgen was.
Om
half vier, brachten al de steen- en aardewegen die tot Duffel leiden,
ongelooflijk veel volk aan. Ook de treins en stoomtrams losten er ontelbaren
af, en toen de stoet in beweging kwam, waren koppen in plaats van kasseien te
zien ter Kerkplaats, Kerk en Killiaanstraten.
De
stoet was uit een 70-tal maatschappijen samengesteld, en oneindig beter dan t
geen men gewoonlijk te zien krijgt.
De
klassieke wagen van den landbouw ontbrak er weliswaar, maar in plaats van die
verbeelde dorschende, boterende en drinkende boeren, had men t huwelijk van
moeder Diddens over 68 jaar en de vier wagens der vier jaargetijden.
De
TROUW, een opgediende tafel, waar bruid en bruidegom, benevens een tiental
genoodigden, het zich heerlijk lieten smaken, en zongen als om spijs, deed
iedereen hartelijk lachen, maar wat nog meer opziens baarde, waren dat
veertigtal prachtig uitgedoste deernen, zoo lief van uitzicht als blakende van
gezondheid, die, gravinnen en
Hertoginnen
verbeeldende, daar zoo statig voorbijreden als waren zij voor die waardigheid
in de wieg gelegd...
Een
woord over de prachtige rossen die zij bereden : peerden van duizenden frank.
Vooral
boer Delaet met zijne vier gemedailleerde hengsten, kreeg ongelooflijk veel
bijval.
De
lentewagen werd voorafgegaan door maagdekens die seringen droegen, de wagen
zelf was bijzonder gelukkig opgevat en verbeeldde eene meersch in hellend vlak
met natuurlijke zoden belegd, en duizenden lentebloemen bestipt.
Voor
den zomerwagen droegen maagdekens rozen ; ook de leden van de flinke
turnafdeling, broederlijk aaneengesnoerd door kransen van rozen, leverden het
aangenaamst vertoon op : dat was nieuw en waarlijk gevonden.
Vergeten
wij niet dat een drietal muzieken van Duffel en Leest dat alles vervroolijkten
met hunne opwekkendste deuntjes, en het volk op ieder ogenblik zijne vreugd
door handgeklap te kennen gaf.
Voor
den Herfstwagen droegen lieve meisjes, in processiekostuum, chrysantemums, en
op het gerij werd de wijnoogst verbeeld.
De
winter werd voorafgegaan door meisjes die sparretakken droegen, en op het gerij
zaten een twintigtal kabouterkens van tussen 3 en 8 jaar.
Als
gedacht en opvatting, rekening houdend van de beperkte middelen, overtroffen
die wagens al hetgeen wij tot hiertoe zagen, en gelijk wie dat alles ineen
heeft gezet, hij haalt er de meeste eere van.
Volgden
nog de reuzen. Cupido, de Vier Heemskinderen en het rad van avontuur.
Van
policie of gendarmen spreken wij niet, de orde die nergens gestoord werd, moest
dus niet ter hulp gekomen worden.
Op
t raadhuis, waarvan moeder Diddens flink de 15 treden beklom, waren de
gemeenteraden van Duffel en Leest vergaderd.
Drie
schoone treffende redevoeringen werden er uitgesproken die alle drij iets
beduidden, en zich niet bepaalden bij zeggende woorden.
Burgemeester
Bernaerts van Leest, bracht haar een vergulde hanglamp, en zegde hoe blij haar
geboortedorp was haar te mogen als eeuwelinge groeten.
Dokter
DHoog gaf haar, in naam der commissie, een zilveren theeblad met
bijhoorigheden, en roemde haare braafheid en het deftig voorbeeld dat heel hare
levensloop opleverde.
Als
het handgeklap een weinig bedaard was, stond moederken, die men zooëven den
titel van moeder der gemeente gaf, recht, en de handen saamleggend, sprak ze
:
t
Is te veel, en veel te schoon, en al hetgeen dat ge komt te zeggen, maar..dat
ik toch maar de vrede hier in Duffel kon brengen...
Gouden
wensch, moeder Maria-Theresia. Indien hij verhoord wordt, is de schoone
gemeente van 8.000 zielen een stad gelijk waar de twistappel, eilaas, in te
vele hoven bloeit, u veel verschuldigd.
Toen
moederken weer buiten kwam en op de verheven stoep de bevolking groette,
lachend, bevallig, vriendelijk, gelijk zij dat over 99 jaar zou gedaan hebben
op den arm harer moeder, ontstond eindeloos gejuich en geroep uit de menigte
welke de ruime plaats zoo dicht bezette dat men slechts nog hoofden zag.
Om
7 ure was het verlichting en om 8 ure vuurwerk.
Alles
is ten allerbest afgelopen en zeker staat den dag van gisteren aangetekend bij
de gevierde nevens haren eersten communiedag als de twee schoonste dagen der
36.500 die God haar verleende.
Eere
aan Duffel, die haar op zoo eene voorbeeldige manier eene plicht wist te
kwijten. Eere aan de gevierde, en hare twee bewaarengels, die God voor eene
hele eeuwigheid bij moeder mogen laten.
1903 18 november : Frans Beullens
werd, in vervanging van de overleden Jan Baptist
De Maeyer, gemeenteraadslid.
Anselms Jédrie(J.A. Huysmans) in De Band van februari 1981
onder Saluten
deKost over deze Frans Beullens :
Bij
de Witte Netelhoeve van Tist Beullens, werd later het tweede hoeveke
gebouwd voor zijn broer Sooi. Men
zei van dezen, dat hij maar de helft van het
alphabet meester was, toch bracht
het dien tot Schepen der Leestse
gemeenteraad.
Rond dit tijdstip kwamen de
boerenkrisisjaren : drie frank voor honderd kgr.
patatten aub en vijf en zeventig
centiem voor een glas bier, merci...
Mijn schoonvader Louis De Rooster
en de schepenen Sooi (Frans) Beullens en
Prospeir Busschot, komen op een
nacht van een bestuursvergadering der fanfare
Sint Cecilia, en onderweg, even
over de Molenbeek, zei mijn schoonvader :
Vrienden, wij boerkens, wij moeten
eraan, wij zijn te oud om nog te leren, zoals
dat jong volk van Rik Verbeek, met
hun selder en tomatenserren, maar wij met
onze riek en gaffel, wij kunnen
niet beter dan gaan wild toeken voor de kost !
...
Wette wat Louis, zei Sooi
Beullens, in den hof hebben wij voor keukengebruik
een honderdtal spruitstruiken
staan, en eergisteren was ik in de Mechelse
Botermarkt, en daar zag ik een
wijveke, achter een paar bakskens spruiten staan,
die door mekaar verdringende
huisvrouwen werden gewild. Ik vertelde zulks thuis
en stelde voor : we gaan de onze
ook trekken ! En ze lachten mij wel eerst uit,
maargisteren, na samen drie uren werktijd, waren
wij al klaar !
En vandaag reed ik met van achter
op mijn fiets een baaltje gekuiste spruiten
naar Mechelen, en bracht drie
honderd frank thuis !...
Reken maar, zei kabouter
Beullens.
Later zei mijn schoonvader eens :
Ze mochten voor dien Beullens, om zijn
pioniersvondst , in de Bist een
standbeeld op zijn spruitenveld zetten, en onder
aan de voet erbij gebeiteld : Hij
leerde ons Leestenaars spruiten telen.
Frans (Sooi) Beullens (°Leest
22/6/1857, +Leest 5/8/1931) was een zoon van
Pieter Joannes en van Marie Rosalie
Verlinden.
Hij huwde een eerste maal te
Hombeek op 7 juli 1881 met Maria Victoria Neefs
die hem 13 kinderen zou schenken. Sooi Beullens hertrouwde te
Leest op 14 mei 1895 met Joanna Maria De Hertogh
die hem op haar beurt 14
kinderen schonk.
Bij de geboorte van zijn 25ste
kind (Albert) werd de toenmalige koning Albert
peter. Frans "Sooi Beullens bewoonde de "Witte Netelhoeve" in de Bieststraat. Een eeuw voordien behoorde dit hof aan het gezin Johannes De Laet-Anne Marie De Laet. In 1727 stond op die plaats het "huys en hoff" van Antoon Fiereman.
De heeren Hanssens, burgemeester, Nowé
en Debacker, schepenen, F. Campion, gemeenteraadslid, Vankelecom, secretaris en
Hauwaert, bouwkundige van Vilvoorden ; Le Blus, schepene van Mechelen ; Van
Kelst, burgemeester van Elewyt; De Roye de Wichem, burgemeester van Eppeghem;
Bombergen, secretaris van Hofstade ; De Saeger, burgemeester van Hombeeck, Haesaerts,
schepene van Rumpst; Sterckx, burgemeester van Sempst;Coenen, burgemeester van Weerde, vergaderd op
het gemeentehuis van Vilvoorden, op donderdag 18 september 1902, te 2 ure
namiddag, na mededeeling ontvangen te hebben van het Verslag der Zeevaartinrichtingen
dat handelt over de werken van gezondmaking betrekkelijk den loop der Zenne, na
beraadslaging, hebben met eenparigheid op het voorstel van M. Campion, de
volgende dagorde gestemd :
Overwegende, dat de rivier der Zenne
beneden het zoogezegde gesticht van klaarmaking te Haren, eenen zetel van
verpesting vormt, die bijzonder nadelig is aan de belangen der aanpalende
gemeenten;
Dat zelfs verscheidene gemeenten op
afstand der rivier gelegen door den toestand lijden ;
Dat in 1866 er aan de stad Brussel voor
9 millioen toelagen verleend werden om de Zenne gezond te maken, zoodanig dat
de gemeenten aan den lageren loop gelegen niet meer zouden te klagen gehad
hebben en zij in plaats van besmet en walgelijk water, een zuiver en schadeloos
water zouden bekomen hebben ;
Overwegende, dat de stad Brussel hare
verplichting niet vervuld heeft voor wat de zuivermaking van het water der
stadsbeken betreft en dat de aanpalende gemeenten der Zenne, beneden Haren, nog
altijd meer dan ooit besmet blijven door de verpestende en doodende
uitwasemingen ;
Dat de klachten, die in 1866 reeds zeer
talrijk waren, nu algemeener, ernstiger en meer gerechtvaardigd zijn ;
Dat inderdaad de afdrijving der
vuilnissen van een groot deel van den Brusselschen omtrek, die vroeger langs de
opene Zenne plaats had, hedendaags gebeurt door eenen gesloten afloop tot
Haren, waar men aan de rivier de bedorven stoffen teruggeeft, wier nadeelige
invloed zoveel te grooter is, daar zij bij gebrek aan aanraking met de lucht
geene enkele zuivering ondergaan hebben ;
Overwegende dat, alhoewel de
ondergeteekenden het gezamentlijke ontwerp der haveninrichtingen goedkeuren,
het nochtans plaats geeft de welwillende aandacht van het Staatsbestuur op een
deel der werkten te trekken, dat voor onloochenbaar gevolg zou hebben den
tegenwoordigen toestand nog te verergeren ;
Dat men inderdaad voorstelt de wateren
der kleine Zenne in den scheepdok der Saincteletteplaats te brengen, om ze in
het Zeekanaal te laten vloeien. Dat daarenboven de wateren van het klimmen der
Molenbeek te Laken, de vijvers van het Koninklijk Domeinen van den Buikgracht te Neder-Over-Heembeek
insgelijks rechtstreeks in het Zeekanaal zouden gebracht worden ;
Dat het ontwerp ook de afdrijving bevat
langs eene nieuwe vergaarbeek, der besmette wateren van de gemeenten
Anderlecht, St Jans Molenbeek, Laken en St Pieters Jette ;
Dat deze wateren der stadsbeken volgens
het ontwerp der Zenne zouden vloeien beneden de spoorbrug van Laken, in
afwachting dat een nieuwe afloop tot Haren zou gebouwd worden ;
Overwegendedat uit de aanneming van dit ontwerp zou
voortspruiten dat de Zenne na van een groot deel van haar zuiver water beroofd
te zijn meer dan ooit besmet zou worden beneden Haren, met al wat haar nog zou
kunnen bederven ;
Om deze beweegreden :
Teekenden krachtdadig verzet aan tegen
den ongelukkigen toestand waarin de gemeenten van den benedenloop zich
bevinden, en verzoeken vriendelijk het Staatsbestuur het ontwerp te willen
volledigen, door eene oplossing te vinden, die van aard weze om aan de inwoners
der belanghebbende gemeenten voldoening te geven ;
Duiden als afgevaardigden bij de
overheden aan : MM. Hanssens, burgemeester van Vilvoorden ; Le Blus H.,
schepene van Mechelen ; de Roye de Wichem A, burgemeester van Eppeghem ;
Haesaerts G.A., schepene van Sempts,; Coenen L., burgemeester van Weerde ; en
Hauwaert J., bouwkundige te Vilvoorden en gelasten hen dringende voetstappen
aan te wenden, om in den korst mogelijken tijd eene voordeelige oplossing te
bekomen.
De afgevaardigden in het Komiteit
vereenigd, hebben aangedjuid als voorzitter M. Hanssens, burgemeester van
Vilvoorden en als secretaris M. Coenen, burgemeester van Weerde.
Het Komiteitheeft de toetreding gevraagd der gemeenten
Haren, Neder over Heembeek, Machelen, Heffen, LEEST, Heyndonck, Terhaeghen,
Boom, Waelhem, Duffel en Lier.
Verscheidene gemeenteraden hebben eene
beslissing in dien zin genomen.
De heer Gouverneur der Provincie Brabant
heeft zijne hulp beloofd.
Ten einde de rechten te doen gelden bij
het Staatsbestuur, heeft het Komiteit de Heeren Senators en
Volksvertegenwoordigers uitgenoodigd tot eene vergadering die zal plaats hebben
op woensdag 15 october om 11 ure, op het paleis der provincie te Brussel.
1902 Op zondag 2 november rond 5 ure namiddag is alhier in de gemeente, aan
den
gemetsten afsluitingsmuur van t
kerkhof een steunpilaar gedeeltelijk afgebroken
door vier jongelingen van
Stuivenberg onder Mechelen.
Een der daders werd door koster
Hellemans aangehouden.
Het is de zoon der dochter van zekeren persoon
van Stuivenberg genoemd
de Pender.
Een andere medeplichtige moet Van
der Meulen genoemd zijn. De gendarmerie
stelde een onderzoek in. (GA)
1903 Het getal ingeschrevene
lotelingen voor de nationale militie voor de lichting
1903 bedraagt 15.
1903 In Leest worden geen veemarkten gehouden. (brief aan de
Gouverneur)
1903 In 1903 staken enkele
vooraanstaanden van Blaasveld en omstreken hun hoofden
bijeen en stichtten een vee-
en paardenverzekering.
Voor Willebroek waren dat Eduard en
Xavier De Jonghe, voor Blaasveld
burgemeesterAlb. Lefebvre, Louis en Frans Van Baelen,
voor Hombeek J. Van
Doren en voor Leest burgemeester
Jaak Bernaerts.
(t Vaartland-nr.3 1977)
1903 In de nacht van 20 op 21 februari
is er een poging tot inbraak gedaan in de Sint
Jozefskapel. Het slot en de deur
werden beschadigd maar er werd geen diefstal
geconstateerd.
1903 15 maart Gazet van Mechelen : Leest Poging tot diefstal
Eén
dezer nachten heeft men ingebroken in de woning van de wed.Selleslagh.
De schelmen zijn echter
teleurgesteld moeten vertrekken, want de bazin had
s avonds te voren de tooglade met
het geld naar hare slaapkamer genomen,
zodat ze zonder buit zijn moeten
vertrekken. Het schijnt dat men vermoedens
heeft op zekeren persoon.
1903 9 april :Rond 15u30 vonden Lodewijk Hellemans,
31-jarige koster en Karel
Huybrechts, werkman van 61, beiden
wonende te Leest, op de oever van
de Zenne aan de Bleukens het lijk
van een pasgeboren kind.
Ze brachten het naar het
gemeentehuis.
Het kindje was geheel naakt zou
volgens onderzoek ongeveer 40 dagen
in het water gelegen hebben. Het
lijkje was in staat van ontbinding.
Er waren geen hoegenaamde tekens
die tot identificatie zouden kunnen
leiden. tjeDe leesthkostermen op de
Zennedijk aan de Bleukens het naakte lijkje
van een baby van het mannelijk
geslacht. Het werd naar het gemeentehuis
overgebracht.
(Uit : Burgerlijke stand Leest
Overlijdens 1903 Akte 11)
1903 16 april : Jozeph Selleslagh, een
landbouwer uit de Tisseltbaan, werd lid van het
bureel van Weldadigheid, dit in
vervanging van Karel Van den Sande. (GR)
1903 9 mei : De gemeentescholen worden vanaf maandag voor 14 dagen gesloten,
tengevolge van het bestaan der
Roodekoorts, dit op verzoek van geneesheer
De Becker.
De klassen worden gewit met een
mengsel van kalk en phenique water.
De banken en schoolmeubelen
behoorlijk gezuiverd en de schoolbehoeften
verbrand. (GA)
1903 10 mei : Omtrent half twaalf s avonds, terwijl de genaamden Joseph Croes en
Joseph Scheers, werklieden woonende
te Mechelen Battel, huiswaarts keerden,
werden zij ter plaatse
Kleinheidestraat, rechtover de woning van De Borger,
tegen het lijf gelopen door zekeren
Frans Selleslagh, landbouwer te Leest
Kleinheidestraat, welke begon te
tieren.
Selleslagh smeet zijn rijwiel ten
gronde, trok een revolver uit zijn zak en loste een
schot op de genoemde twee personen,
zonder hen te treffen.
Croes heeft Selleslagh een slag met de hand toegebracht waarna deze
laatste zijn
rijwiel opgenomen heeft en zich
begeven heeft naar de woning van Constant
Fierens, herbergier
Kleinheidestraat.
Deze Fierens heeft Selleslagh zijn
wapen afgenomen om verdere onheilen te
voorkomen, den revolver was alsdan
nog voorzien van scheuten met kogels.
De volgende dag heeft de
veldwachter op zijne dagronde, van het gebeurde
kennis gekregen en het wapen in
beslag genomen alsdan nog voorzien van een
schot.(GA)
1903 14 mei : De gemeenteraad werd er
door de provinciegouverneur op gewezen dat
de gemeentescholen overbevolkt
waren.
1903 18 juli : Bij Koninklijk Besluit van den 18 juli 1903 is de medalie van 3e
Klas
toegestaan geweest aan :
1) Jan Briat, metser, wonende te
Leest en
2) Pieter Jan Teughels, smid,
wonende te Battel onder Mechelen,
voor het redden van eenen
drenkeling inden loop van 1903 te Leest. (GA)
1903 8 september - Gemeenteraadverzoek om eretekens :
Mr
Frans Lodewijk Troch, daglooner, geboren te Leest den 8 mei 1834, en
er wonende, de bediening van
gemeente grafmaker waarnemend sedert 1 januari
1861 en ze voortdurend nog
wxaarneemt. Dat dezen persoon van goeden naam en
faam is, dat hij altijd in zijne
bediening werkzaam, belangloos en zelfopofferend
is geweest. Hij (de Raad) stelt dus
voor aan Zijne Majesteit den Koning te
smeken, aan dezen verdienstelijken
man te vergunnen de Medalie van 1e Klas
ingesteld door Koninklijke
Besluiten van 21 juli 1867, 23 october 1882 en 15
januari 1889.
Overwegende dat genoemde Frans
Lodewijk Troch zijne bediening met
nauwgezetheid en op eervolle wijze
waargenomen heeft besluit de Raad de
Koning te smeken...
M.M. 1) Wauters Lodewijk, geboren
te Leest, den 28 februari 1835, lid van het
bureel van Weldadigheid sedert den
19 september 1877.
2) Jan Dumont, geboren te Orsmael
Gussenhoven, den 21 november 1851,
hoofdonderwijzer der gemeenteschool
sedert den 9 november 1878.
3) Piet Edward Vloeberghen, geboren
te Leest den 21 augustus 1832, lid van de
kerkfabriek sedert den 4 april
1874.
Dat deze drij personen van goeden
naam en faam zijn.
Dat zij altijd in hunne bedieningen
werkzaam, belangloos en zelfopofferend zijn
geweest.
Hij stelt dus voor aan Zijne
Majesteit den Koning te smeken aan deze
verdienstelijke mannen te vergunnen
de Medalie van 3e Klas...
1903 Schoolbevolking op 5 oktober :
Gemengde school :
Klas van de hoofdonderwijzer : 56
leerlingen
Klas van de hulponderwijzer : 70
leerlingen.
School voor meisjes :
50 leerlingen.
1903 7 november : Omtrent half twaalf des avonds is er schade toegebracht geweest
aan de woning van Henri Theodoor
Van den Heuvel, herbergier en winkelier
dorp In den Belle Vue aan de
kerk.
Men heeft stukken pannen en stenen
op de deuren en slagvensters geworpen,
terwijl de bewoners te bed waren.
Zekeren Emiel Nagels van Battel
Auwegem Warande zou een der daders zijn.
De gendarmerie werd belast met het
onderzoek. (GA)
Dinsdag
middag is de hoeve afgebrand van M.E. Wouters in de Winkelstraat.
Alles is in de vlammen omgekomen.
Alleen de meubelen waren verzekerd.
De schade is overgroot. Oorzaak van
het vuur onbekend.
De STEENOORDHOEVE in de Winkelstraat.
Ongeveer halfweg de Winkelstraat staat
de boerderij van de familie Schillemans. De huidige gebouwen werden er gezet
door de voormalige eigenaar en bewoner Victor De Boeck. Dit gebeurde in 1902
nadat hij de resten van de uitgebrande hoeve had gekocht van Jozef Wauters.
Georges Herregods kon,(DB-Mei 1981)
aan de hand van de rekeningen van de
kerkfabriek (aanvang rond 1600), de achtereenvolgende eigenaars en bewoners
terugvinden. Op de hoeve stond namelijk een kleine cijns van 4 stuiver, 1 oord
jaarlijks aan de kerk te betalen.
Jan Peeters was eigenaar voor 1617, zijn
erfgenamen bleven er tot in 1631.
Willem Bulens woonde er rond 1631. Jan
Bulens volgde hem op van 1539 tot 1673.
Cornelis Bulens woonde er van 1681 tot
1700.
Jan Verspreeuwen kwam de cijns betalen
van 1700 tot 1720.
Anthoen Vermerchtem verbleef op de
Steenoord van rond 1721 tot na 1728.
Hij was kerkmeester op de parochie en
gehuwd met Joanna Vleminckx.
Op het plan van Jan Van Acoleyn was de
boerderij goed voor 320 roeden.
Buiten zijn boerderij bezat Anthoen
Vermerchtem nog 4 bunders, 1 dagwand en 35 roeden.
Anthoen Hertogh zat op de hoeve van rond
1746 tot 1768.
Gulielmus Van Seghvelt van rond 1769 tot
op het einde van de eeuw.
Petrus Fierens rond 1820.
Carolus Wauters rond 1833. Hij was de
zoon van Antoon en van Anna Monica Bulens. Hij werd geboren op 17 mei 1792 en
huwde Isabella Leemans. Carolus Wauters overleed te Leest op 31 augustus 1872.
Na Carolus Wauters woonden op het
Steenoord twee broers en een zuster, allen ongehuwd : Jozef, Louis (die
schepen was en voorzitter van het weldadigheidsbureel) en Melanie Wauters.
Nadat het woonhuis was afgebrand, in
december 1901, verkocht de familie Wauters de rest van de hofstede aan Victor
De Boeck, om zich een herenhuis te bouwen op de Kouter rechtover het
parochiehuis. (waar later aalmoezenier Herregods zou verblijven)
Victor De Boeck, die gehuwd was met
Antonia Spoelders, herbouwde het woonhuis. De oude schuur van de vroegere
boerderij stond er nog. Ze had 8 grote pijlers en dateerde uit 1716. Dat
jaartal stond gegrift in een van de drie beuken balken. De schuur werd door
Alfons De Boeck afgebroken. Achteraan, tussen schuur en woonhuis, stond vroeger
een karhuis, dat begroeid was met klimop.
Na Victor De Boeck bleef zijn zoon Fons
op de boerderij. Hij was gehuwd met Henriette De Prins.
In 1962 kwam de boerderij in handen van
Rene Schillemans-Maria Alsenoy.
1902 De prijs van eenen werkdag, voor de onderstanden ten huize verleend,
voor t
jaar 1902, wordt voorgesteld op fr
: 1,10. (GA-6/6/1901)
1902 In 1902 kregen de muzikanten van
de fanfare Sint Cecilia een pet aangeboden
waarvan de kostprijs voor de
fanfare op 2,50 fr/pet beliep.
(GvM,12/10/1979)
1902 Secretaris Van den Bossche blijft
behouden als agent opsteller voor de
landbouw optelling voor 1902.
1902 De toelage van de provincie voor
het lager onderwijs voor het dienstjaar 1902
beliep 591 fr.
1902 -In de gemeente verblijven geene
personen welke de noodige machtiging bezitten
om geneeskundige vakken uit te
oefenen.
1902 De schoolbegroting voor het jaar
1902 beliep 120 fr, hetzij 2 fr per leerling.
1902 In april vroeg de gemeente, in
het kader van de komende wetgevende kiezing
van 29 mei, een aantal
oproepingsbrieven aan, hetzij :
-voor 210 kiezers met 1 stem, -voor
110 kiezers met 2 stemmen, -voor 100
kiezers met 3 stemmen.
1902 13 april : Gemeenteraadslid
Victor Diddenslegt de eed af in handen
van
burgemeester Bernaerts, als
nieuwbenoemde patentzetter.
1902 21 april : De genaamden Guillielmus Huybrechts, werkman aan den ijzeren weg,
wonende te Leest, heeft een ongeval
gehad met den trein van de Maatschappij
Mechelen-Terneuzen.
De plaats van het ongeval schijnt
te liggen tussen statie Thisselt-Blaesvelt en de
woning van Huybrechts. De
ongelukkige werd in het gasthuis van Mechelen
opgenomen. (GA)
1902 22 mei : De Kantonale Inspecteur
dringt aan tot de inrichting van een nieuwe klas
bij de gemeenteschool :
De
Raad, overwegende dat onze gemeentescholen bijgewoond worden door een
middelmatig getal van 60 leerlingen
voor de klas van Mr Dumont ; een
middelmatig tal van 70 à 75
leerlingen voor de klas van Mr Moons en dat het
hoogste getal leerlingen der klas
van Jufvrouw Moons beloopt tot 50 ; dat de
inrichting van het onderwijs tot
heden goed voldaan heeft en dat met een juiste
verdeling toe de passen van de
ouderdommen voor het bijwonen der scholen, het
maximum wettelijk niet zal
overtroffen worden.
Zoo is de Raad van gevoelen dat het
inrichten eener nieuwe klas bij de
gemeentescholen , hem dunkens,
heden niet dringend is. (DB-1958)
1902 8 juni : Is verdwenen uit de
ouderlijke woning de genaamde Victor Jan Verbeeck,
landbouwer, oud 16 jaar. Wonende te
Leest en zoon van August Verbeeck en van
Susanna De Blick. Hij werd geboren
te Leest op 30 maart 1886.
Zijn persoonsbeschrijving : lengte
1 m 56, zwart haar en wenkbrauwen, grijze
ogen, kleine neus, baardeloos
struis voorkomen.
Kledingsstukken waarvan hij drager
moet zijn : groen geperkte klak, groenachtige
broek en vest, bruin geperkte
veston, grijs hemd, schoenen met riemen en grijze
kousen. (GA)
1902 Brief gemeentebestuur van 10 juli
: ...in onze gemeente bevinden zich
geene
blinden noch doofstommen.
1902 11 augustus : Om 3 ure s morgens is er aan de woning van
den smid Louis
Spiessens weggevoerd geweest : de
twee wielen met toebehoorten van eenen
wagen dewelke teruggevonden zijn in
het Spoor van den Ijzerenweg van Mechelen
op Terneuzen alhier op omtrent tien
meters van den overgang aan den steenweg
naar Thisselt.
Omtrent 4 ure s morgens zijn drij
personen die Willebroeck moeten bewoonen
binnengekomen in de herberg van
Louis Steenmans Blaesveldstraat alhier, doch
niet eene dezer drij is erkend ;
zij zijn vervolgens gegaan bij Petrus Jan De
Muyer en de weduwe De Muyer
Thisseltbaan, waar zij naar melk vroegen.
Toen
mijn man Fons (nvdr : Alfons Hellemans) en ikin 1960 de bakkerij overnamen van Albert Piessens, wisten we niet wat
ons te wachten stond. De bakkerij van de Blekken was overgegaan in handen van
de Sussen, dat ging onmiddellijk rond in het dorp.
Bij
Fons waren ze inderdaad Sussen. Al die heisa kreeg nog een staartje want de
vaste brooddrager van Beire Piessens, Julleke Vloeberghen, weigerde voor ons
te rijden.
Hij
wilde niet voor Sussen werken. Wij zaten direct met een levensgroot probleem.
Onze
volgende gast, een jonge Mechelaar, viel serieus tegen en uiteindelijk is Vic
Verschuren ons uit de nood komen helpen. Maar dat was ook een Blek en toen is
Maria van Finne (noot Maria Verschuren)als een
razende furie onze winkel binnengevallen :
Waarom
smijtte gij nen Blek buiten voor nen anderen Blek ?...
Wist
ik veel van Sussen en Blekken, ik kwam van Peulis...
Nieke
Frut, ook een Blekken-sympathisante, kwam altijd om de asse van onze oven en
die zeefde ze dan uit en met al wat bruikbaar was bakte ze haar fritten op het
Dorpsplein.
Wij
kregen van andere Blekken in de Root het verwijt dat de Sussen (wij dus)putten veroorzaakten aan de achterkant van
die huizen en toen hebben we die met onze asse wijselijk gedempt, maar toen
deden we Nieke te kort...
Ooit
kregen we van Blekken een vraag om patekens te bakken voor het teerfeest van
St. Cecilia. Gaarne gedaan. Maar toen Gobien, de bakker uit de Juniorslaan dat
vernam begon hij dat ook te doen. Dat jaar zaten de Blekken met een dubbele
portie patekens op hun teerfeest...
Ik
weet ook nog dat de garde afgesproken had met de ongeduldig wachtende Blekken
buiten het gemeentehuis. Van achter het raam in het gemeentehuis trok hij een
aantal keer ostentatief aan zijn sigaret, het aantal zetels dat de Blekken
hadden veroverd...
Ik
heb ooit nog de woning van Nest De Win zien bekogelen met tomaten...
Emiel Polfliet vertelde in 1977 :
Ik
herinner het mij als was het gisteren, het was in 52, de dag van de
verkiezingen, in de mis van halfzeven en pastoor Coosemans stond op de
preekstoel. Plots begon hij over de verkiezing te praten en vroeg tamelijk
rechtstreeks niet voor de Blekken te stemmen. Toen is mijn grootmoeder
(Colette Van Praet-De Prins)verontwaardigd rechtgesprongen en heeft letterlijk gevraagd : Mijnheer
Pastoor, zijn wij dan geen kristelijke mensen ?
Waarop
de pastoor het antwoord schuldig bleef en hij verliet de kansel en zette de mis
verder alsof er niets was gebeurd. Nog even was er spanning in de kerk toen
mijn grootmoeder ter communie ging. Heel de kerk keek ademloos toe, maar de
pastoor behandelde haar net zoals
de
andere communicerenden en legde de H. Hostie op haar tong.
Onmiddellijk
na die mis staken enkele Blekken spontaan de koppen bij elkaar en verzamelden
in een mum van tijd enkele tientallen muzikanten van hun fanfareSt.-Cecilia. Die zijn dan dezelfde dag uit
dankbaarheid bij mijn grootmoederthuis,
in de Alemstraat, een serenade gaan spelen.
Stan Gobien daarover in zijn boek Leest in Feest :
Op zondag 12 oktober 1952, de dag van
der verkiezingen, deed er zich een incident voor dat een grote weerklank kreeg
en niet alleen in Leest. Een van de twistpunten was de herstelling van het dak
van de kerk geweest. De pastoor, toen Z.E.H.Coosemans, had zich moeten
uitsloven en smeken om het dak hersteld te krijgen. Eerst wou de Kerkfabriek
van Leest tussenkomen voor 75.000 frank maar die zag daar van af en uiteindelijk
moest de gemeente opdraaien voor het totale bedrag. De pastoor kon het
vermoedelijk niet langer verdragen dat de Blekken nu rondbazuinden dat zij
prima hadden gezorgd voor de herstelling van het dak van de kerk. In de
vroegmis tijdens de preek vloog hij uit naar de kandidaten op de lijst van
St.-Cecilia en hij noemde de kandidaten van de Ware Leestenaar, ware
leugenaars. In die tijd waren de meeste Leestenaars trouwe kerkgangers en deze
uitspraak vanaf de preekstoel viel niet in goede aarde bij de Blekken. De
mannen zaten bleek van woede hun kwaadheid te verbijten, maar ze bleven als
versteend zitten. Slechts één vrouw, in Leest Peit Klet genoemd, de moeder
van Nante De Prins, stond recht en onderbrak de pastoor. Ze zei dat de pastoor
het recht niet had haar zoon, die op de lijst van de Blekken stond, een
leugenaar te noemen. De pastoor was een ogenblik verbouwereerd maar dat was
genoeg om een hele chaos te ontketenen in de kerk. De mannen die daar een paar
ogenblikken geleden stilletjes en met schrik op hun stoel zaten, wisten maar al
te goed wat er ging gebeurenals ze niet
handelden. Ook zij stonden recht en begonnen hardop te protesteren. De aanhang
van de Blekken deed mee en ook de neutrale kerkgangers vonden het ongehoord wat
de pastoor zei. De Sussen daarentegen waren het met de pastoor eens en er
ontstond een echt tumult.Waarschijnlijk
zag de pastoor in dat hij de zaak niet meer baas kon. Hij stopte zijn preek.
Een groot aantal Blekken verliet uit protest de kerk. Ze gingen niet naar huis
maar verwittigden onmiddellijk alle medestanders. Velen onder hen gingen de
volgende missen bijwonen. Naar verluidt hadden heel wat Blekken aardappelen op
zak gestoken en hadden ze afgesproken deze naar de preekstoel te gooien indien
de pastoor deze netelige kwestie nog ter sprake durfde te brengen. De pastoor
zweeg in de volgende missen in alle talen over het maar langzaam hersteld dak
van de kerk
Pastoor Coosemans moest ook zijn stem
gaan uitbrengen en deed dat na de hoogmis. Heel wat Blekken stonden hem op te
wachten. Bij zijn tocht naar de gemeenteschool waar de verkiezing werd
georganiseerd, werd hij gehoond en beschimpt. Vanaf toen werd hij door de
Blekken beschouwd als een Sus
Na de verkiezingen is hij zijn
verontschuldigingen gaan aanbieden bij de kopmannen van de Blekken. Hij
verklaarde dat hij zich het hoofd op hol had laten brengen door de pamfletten
van de Sussen en dat hij het niet zag zitten dat er ooit socialisten in het
Leestse gemeentebestuur zouden zetelen. Later heeft hij zich niet meer gemengd
in de dorpspolitieke strijd.
Mijn overgrootvader Isidoor Constant
Van Hoof was de eerste muzikant van de Blekken. Het eerste openbaar optreden
van de fanfare St.-Cecilia vond plaats, op 6 december 1899,in zijn café Het Kruispunt (kruispunt
Juniorslaan-Vinkstraat)
Nadat hij burgemeester Bernaerts ter
hulp was gekomen tijdens een conflict met herriezoekers uit Stuyvenberg kreeg
hij als beloning zijn functie van veldwachter, ondanks het feit dat hij lid was
van de andere fanfare.
Al zijn kinderen bleven Blekken, ook
mijn grootvader Jan Edward en diens vrouw Florentine De Schoenmaeker. Toen die
na zijn dood hertrouwde met haar eerste lief, Louis Diddens, haalde ze een Sus
in huis. Na hun huwelijk zou haar tweede man steevast blijven teren met de
Sussen, terwijl zij de Blekken trouw bleef.
Mijn zus, mijn broer en ik hebben
thuisnooit iets van Blekkenvoorkeur
gemerkt, onze vader gedroeg zich tegenover ons zeer neutraal. Daar zou zijn job
als garde wel voor veel tussenzitten. Nadeel was dat wij nooit konden
aansluiten bij één van de twee Leestse fanfares en noch vis noch vlees waren.
Voordeel : tot op de dag van heden heb ik steeds gestreefd naar de grootst
mogelijke objectiviteit in alles.
Honderden anekdotes vallen er te
vertellen over de eeuwige tweestrijd. Enkele wil ik niet weerhouden.
Redetwisten over de oprichtingsdatum
van de fanfare St.-Cecilia.
Iedereen wist dat de fanfare Arbeid
Adelt was opgericht op 8 mei 1898, dus eerder dan die van St.-Cecilia. Tot
leedwezen van een aantal Blekken dat zij niet de eerste waren.
Misschien konden ze politiek wat voordeel
halen indien...
Daarom trachtten ze de oprichtingsdatum
van hun fanfare te verleggen en ontstond er binnen de vereniging een discussie.
Wat zou als oprichtingsdatum worden gehanteerd : het maken van de eerste
plannen om met de fanfare te starten in de zomer van 1898 of de eerste min of
meer officiële ledenvergadering op 26 augustus 1899.
Het Blekkenbestuur van toen besliste de
oprichtingsdatum een jaar naar voren te schuiven en dit kwam vanaf dat moment
tot uiting in de documenten.
Pas vanaf 1960, met de viering van het
60-jarig bestaan van de vereniging, werd de officiële stichtingsdatum van de
fanfare aanvaard...
(Leest in Feest, Stan Gobien)
Jan De Decker in De Band nr.33 van 1955 :
...het
etterend gefoeter en gezwets tussen fanfare zus en fanfare zo kan enkel van
aard zijn om het gehele dorpsleven te ondermijnen. Verdeeldheid breekt de
weerbaarheid...
Onderpastoor Cleeren in 1956 in De Band :
...De
Leestenaren hielden van een goede kermis, van een vettig teerfeest, van een pot
(of meer) schuimend bier en van O.L.Heer. Slechts alle zes jaren kwam er een
kink in de kabel : in de tijd van de gemeenteraadsverkiezingen, dan wat het
raadzaam niet te veel in de huizen te komen, want dan zoudt ge zo met een
broodmes de argwaan en achterdocht van de gezichten gekrabt hebben : dan had ge
nog alleen vriendschap van de zuigelingen en de kleuters. Gelukkig duurde die
periode niet lang en het leven van elke dag ging dan weer gewoon verder...
Paul Van Huffel (ex-Leestenaar), Blaasveld2009 :
Ik heb
ooit de plakploeg van de Sussen zien een pint gaan drinken bij dokter Stuyck.
Ze hadden hun stootwagen vol plakmateriaal voor de deur geposteerd toen daar
een plakploeg van de Blekken passeerde. Die Blekken hebben die wagen zonder
aarzelen in de gracht daar tegenover gekieperd...
Rachel Beullens (dochter van Blekken-gemeerteraadslid Jef) in 1985 :
...Toen
Onze Nie (noot :haar zuster Nieke Beullens °8/12/1919, +9/10/1998, gehuwd met Juul
Boonen) met een Sus afkwam viel dat niet
in goeie aarde bij de rest van onze familie en zeggen dat zijzelf één van de
hevigste was. Ze is met den Boonen getrouwd maar voor, tijdens en na elke keus
was dat daar groten ambras. Dan spraken die zelfs niet met elkaar...
De website Leest. Be,
7/3/2003 :
...In
Leest zijn bepaalde familienamen vrij frequent. Er zijn vrij veel mensen die
Selleslagh, Lauwers of De Prins heten. Het is niet zo dat de familienaam dan
ook bepaalt of iemand tot de groep van de Blekken of de Sussen behoort. De
familienaam Selleslagh komt in beide groepen voor, evenals de familienaam
Lauwers en nog heel wat andere.
In deze
optiek dient vermeld dat de beide groepen een zekere controle uitoefenden op de
evolutie binnen de eigen clan. Dat ging soms heel ver. Wanneer een jongen van
de Blekken verliefd werd op een meisje van de Sussen, dan werd dat vijftig jaar
geleden met argwaan bekenen door de ouderen. Die zegden dan : Hoe is het
mogelijk dat hij zoiets doet ? Er zijn bij de Blekken toch ook genoeg mooie en
goede meisjes ! Wat heeft hij nu te zoeken bij de Sussen. Dat zal nog verkeerd
aflopen !
Het was
nog erger als een meisje van de Blekken verliefd werd op een jongen van de
Sussen, want zij werd beschouwd als hopeloos verloren voor de eigen zaak.
Dezelfde ideeën leefden bij de Sussen. Ook zij probeerden hun bloed en hun ras
zo zuiver mogelijk te houden. Heel wat gemengde verliefdheden tussen de
Blekken en de Sussen zijn als gevolg van deze opvattingen nooit met een
huwelijk afgesloten. De liefde moest al heel sterk zijn om toen een gemengd
huwelijk te krijgen...en gelukkig overwon de liefde ook soms deze hindernis.
Er deden
ook allerlei verhalen de ronde rond de Blekken en de Sussen. Ze werden verteld
in de dorpscafés en op familiebijeenkomsten. In een café van de Blekken werden
Blekkenverhalen verteld, dikwijls ook in het bijzijn van de Sussen en hun
heldenverhalen werden met gepaste overdrijvingen in de verf gezet. Wanneer er
Sussen in het café waren, dan werd alles nog wat meer overdreven en werden
woordspelingen gemaakt op zogenaamde mislukkingen van de Sussen, met de
bedoeling van de vertellers de andersdenkenden min of meer belachelijk te
maken. Wanneer het te gortig werd, dropen die meestal stilletjes af. Toch waren
er ook Sussen die zich niet zo maar lieten doen en die fel van zich afbeten
toen ze vonden dat hun partijgenoten te veel en onterecht in hun hemd werden
gezet. De Blekken kregen natuurlijk van hetzelfde laken een broek, wanneer ze
in een echt Sussencafé kwamen...
Voor een
aantal strijdvaardige aanhangers van beide groepen was het cafébezoek bij de
tegenstanders een ideale gelegenheid om na te gaan hoe het stond met hun morele
kracht en weerbaarbeid. Als er daarbij veel bier door de kraan liep, kwamen de
tongen los.
De
geheime plannen van de tegenstanders werden dan te vroeg openbaar gemaakt...
Frans Susse Teughels in De Band
Pas
had het grommelen van bommen en granaten opgehouden of we konden het rommelen
van de trommels reeds horen tot op het dorp. Iedere vrijdagavond werd in de
zaal van Sooitje repetitie gehouden door de vlug heropgerichte fanfare.
Schetterende
trompetten en bazuinen, aangevuld door zachtere instrumenten, klonken gedempt
door, tot zelfs op onze slaapkamer. De Blekken waren herboren.
Van
de Sussen was geen sprake meer. Het
eeuwige bekvechten over muziek en fanfare was volledig geluwd gedurende de
lange oorlogsjaren. Ook van de daaruit voortvloeiende dorpspolitiek hadden ze
hun bekomste. Eigenlijk hadden ze reeds enkele jaren voor de oorlog de strijd
gestaakt. Doch een paar driftkoppen onder hen hadden toen de politieke
handschoen aangepakt en voor de lol zich gemeld als kandidaten voor de
gemeenteraadsverkiezing. Tot grote verbazing van iedereen behaalden de
Juniors, zoals ze zich noemden, geheel onverwacht een glansrijke meerderheid.
Sinds
heuglijke tijden was het bij ons de gewoonte geworden om in die
overwinningsnacht met rammelende stoofbuizen rond te rijden. Altijd maar op en
af ging die rit, telkens weer voorbij de kandidaten die het onderspit hadden
gedolven. Tevens was het een uitgelezen kans om er in dolle pret drie dagen tegen aan te lappen...herberg in en
herberg uit, tot de meesten onder hen volledig platzak waren.
Met
een burgemeester, verkozen buiten raad, hebben ze die jaren de befaamde
Juniorslaan aangelegd. Waarschijnlijk is die luxe voor velen van onze
kiesgerechtigden teveel geweest want bij de volgende keus was het
buiskensrijden voor de mannen van de andere kant. Met lede ogen hebben dan ook
de juniorssympatisanten de drie dagen durende braspartijen moeten aanschouwen.
Van zulke dingen wilden ze niet meer weten.
De
gedachten alleen al aan de affronten van dat buizengekletter was blijkbaar
teveel geweest. Verscheidene oud-muzikanten van Arbeid Adelt dachten er zelfs
aan zich te melden bij de weer bestaande maatschappij om samen één grote fanfare
te vormen.
De
familiepolitiek van voor de oorlog leek voorgoed voorbij.
Naast Posse Leest
associeren nog steeds vele buitenstaanders Leest met de eeuwige strijd
Sussen-Blekken.
Hoe een dorp hopeloos verdeeld raakte en bij elke kiescampagne op het
oorlogspad trok.
Heden ten dage wordt
die tegenstelling al eens ge(mis)bruikt door politieke partijen of journalisten
om hun standpunten te verduidelijken maar meestal hebben ze het bij het
verkeerde eind.
De tegenstelling
tussen de Leestse Sussen en Blekken had niets te maken met rechts of links, met
katholiek of vrijzinnig.
Beide partijen waren
uitgesproken vaderlandslievend en strikt katholiek. Ze hadden elk hun eigen
fanfare die de ruggegraat vormde van hun sociale weefsel.
De tweestrijd vond
plaats tussen 1899, met de stichting van een tweede fanfare op de gemeente en
eindigde in 1964, met de ontbinding van de oudste en Sussen-fanfare Arbeid
Adelt.
De Sussen en de Blekken...eeuwige
dorpsstrijd.
Bij elke gemeenteraadsverkiezing
barstte die strijd steevast los, tot maanden ervoor en maanden erna stonden de
grootste fanatici als kat en hond tegenover elkaar.
In het dagelijkse leven en buiten de
verkiezingsstrijd waren de menselijke relaties tussen de modale Blek en Sus
nornaal en goed. Men had elkaar nodig en bood hulp waar nodig ook bij de
andersgezinden.
Toen de fanfare St. Cecilia in 1899
werd gesticht, een jaar na de oprichting van Arbeid Adelt was dit het
resultaat van de politieke emancipatie die enkele jaren voor de eeuwwisseling
was opgetreden.
Zo kwam er een oppositie te Leest en
meteen twee dorpspartijen, in de volksmond Sussen (Arbeid Adelt) en Blekken
(St. Cecilia), die mekaar om beurten het burgemeestersambt zouden betwistten.
Stuwende kracht achter St. Cecilia was
Theofiel Verschueren, een landbouwer uit de Scheerstraat, die in 1921 de
hegemonie van de Sussen zou doorbreken en de eerste Blekken-burgemeesterzou worden.
Van 1927 tot 1939 namen de Sussen het
weer over en kwam de burgemeestersjerp in handen van Victor De Laet.
Nadien zouden de Blekken onafgebroken
aan de macht komen tot in 1976, de fusie met Mechelen.
In 1964 viel de fanfare Arbeid Adelt
bij gebrek aan eensgezindheid uit elkaar en hadden de Blekken af te rekenen met
de Socialisten (BSP lijst nr 1) en Gemeentebelangen (lijst nr 3).
De Blekken haalden 5, Gemeentebelangen
3 en de socialisten 1 zetel.
De naam Blek en Sus.
Wat de betekenis van de naam is, kon
niet met zekerheid achterhaald worden. Over heel Vlaanderen kregen de katholiek
gezinde politici meestal de bijnaam van Sussen. De groep van de misschien
meer wereldlijk ingestelden of de pluralisten kreeg een andere naam. In Leest
was dat Blek. De naam komt relatief weinig voor in de Vlaamse dorpspolitiek.
Vermoedelijk is het een spotnaam die is uitgedacht door de Sussen.
De fanfare Arbeid Adelt had omstreeks
de vorige eeuwwisseling de meeste notabelen van de gemeente achter zich. Deze
vereniging kon dankzij de grotere financiële middelen meer dan waarschijnlijk
instrumenten van goede kwaliteit kopen. In die tijd waren de
kwaliteitsinstrumenten van koper gemaakt. Omdat de muzikanten van St.-Cecilia
zich die luxe niet altijd konden permitteren, speelden ze op instrumenten van
mindere kwaliteit, op blikken instrumenten. Een Blek is dan een muzikant van
St.-Cecilia die op een instrument van mindere kwaliteit speelt. Later werd de
naam veralgemeend en uitgebreid naar alle aanhangers van St.-Cecilia Leest
Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan
richtte men in mei 1949 een grote nationale muziekwedstrijd in waaraan niet
minder dan 39 korpsen deelnamen.
Vanaf 1959 werden, onder impuls van Pol Piessens, internationale contacten
gezocht met buitenlandse organisaties en korpsen en in mei 72 startte men
definitief met de Ceciliafeesten en de I.C.W. (Internationale
Concertwedstrijd).
Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan
van de Leestse fanfare traden 45 van de 117 inschrijvingen aan op de 4de
internationale stapmars en showwedstrijd.
De Britse, Nederlandse en Belgische
korpsen lieten zich van hun beste kant zien.
Het optreden van de showband The Derby
Serenades uit Groot Brittanië zou nog jaren in de herinnering blijven.
Door het groot enthousiasme en het
aanwezige organisatietalent werd in mei 1975 voor het eerst het Europees
Kampioenschap voor Brassbands georganiseerd. Zeven Britse bands, één Deense en
één Belgische band werden gejureerd door gereputeerde muziekkenners als G.
Follmann (B), G. Beckingham (GB), A. Haberling (ZW) en H. Van Lijnschoten (NL).
Eind juni 1976 werden de Ceciliafeesten
en de I.C.W. een voltreffer met het Europees Kampioenschap voor Harmonieën en
Fanfares.
Op 4 juni 1978 zorgde men weeral voor
een primeur en werd het Belgisch Kampioenschap georganiseerd in samenwerking
met het Muziekverbond van België.
Een 25-tal korpsen traden op 24,25 en 26
mei 1979 aan op de Jubileumwedstrijd.
Het 80-jarig bestaan van St.-Cecilia was
een enorme meevaller. Vooral van Nederlandse zijde kregen de Belgische korpsen
duchtig verweer.
Stilaan kreeg de I.C.W. meer en meer
internationale faam. Zelfs korpsen uit het Oostblok en Zuid-Europa namen
deel...
(uit de brochure van de 18e
ICW, 1990)
In 1976
werd Jan-Piet Leveugle als dirigent aangetrokken nadat hij al een jaar de
drumband van de fanfare onder zijn leiding had staan. Hij zou met de fanfare
terug vanaf de laagste afdeling starten.
Nog
datzelfde jaar werd de vereniging provinciaal kampioen Fedekam in de 3de
afdeling fanfares.
In 1977
werd het korps Belgisch kampioen in de 2de afdeling.
In 1978
werd de 1ste afdeling overgeslagen en trad het korps op in de
uitmuntendheidsafdeling. Na een paar overwinningen in vrije muziekwedstrijden
werd de vereniging wereldkampioen in deze afdeling met 311/360 punten en een
eerste prijs.
In 1979
werden weer een paar vrije wedstrijden gewonnen, zoals de jubileumwedstrijd te
Kapelle-op-den-Bos..
In 1980 werd er weer eens aan een Belgisch kampioenschap meegedaan. Het
fanfarekorps werd weer Belgisch kampioen in de afdeling uitmuntendheid
fanfares bij het Muziekverbond van België.
In 81 won
St.-Cecilia op het Wereld Muziek Concours te Kerkrade (Nederalnd) de
wereldtitel in de ere-afdeling voor fanfares, het korps behaalde 324/360
punten, een eerste prijs met felicitaties. Het was de eerste keer dat een
fanfare in de ere-afdeling een zo hoog puntenaatal kon behalen.
In 82 nam de fanfare deel aan het
nationaal tornooi van de stad Brussel. In de ere-afdeling werd de
muziekvereniging laureaat en behaalde de eerste prijs met lof van de jury.
In 1983 werden zij winnaar van de Nationale WedstrijdGrote Prijs van de Lions Club Belgium
alsmede Belgisch Kampioenfanfare
ere-afdeling (originele fanfare met uitsluitend koperinstrumenten).
(GvM,9/2/84)
In 85 volgde Frans Violet J.P.Leveugle
op.
Bij de viering van het 90-jarig bestaan
in september 1989 zag het bestuur er als volgt uit :
Mevrouw Pol Piessens :
ere-voorzitster,Victor Verschueren : voorzitter, Frans Piessens :
ondervoorzitter, Johan Vandeputte : secretaris.
Dianne Van Medegael : secretaris Sint-Ceciliafeesten en ICW.
Jef Lauwers : feestleider en bestuursleden Antoon Lauwens, Rik Lauwens, Pol
Huybrechts, Marcel Van Loo, Emiel Verschueren, Kamiel Verschueren, Jan Moons en
August Lauwers als contactman tussen bestuur en muzikanten.
De muzikale leiding was in handen van
Frans Violet en Luc Vertommen.
Lesgevers van de muziekschool van de
fanfare waren toen Johan De Wit, Luc Vertommen, Jan De Decker en Freddy Walschaers.(gvm 14/9/89)
Halfweg
1994 kreeg dirigent Johan De Win, een kleinzoon van één van zijn voorgangers
Rik De Bruyn, het korps onder zijn leiding.
Johan De
Win heeft zijn basisopleiding in de Leestse fanfare gehad en werd
beroepsmuzikant. Hij gaf les aan de muziekacademieën van Willebroek,
Sint-Niklaas en Boom waar hij notenleer en muziekgeschiedenis doceerde.
Daarnaast was hij ook nog dirigent van de Kon. Harmonie De Rupelzonen in Boom
en muzikant in Brass Band Willebroek.
Zijn eerste
succes als dirigent viel hem te beurt in het Provinciaal Concerttornooi
Antwerpen van oktober-november 94. Hij behaalde er met Sint-Cecilia de hoogste
score voor harmonieën, fanfares en brass bands.
In een
informatiebrochure van 1995 van de fanfare vonden we het toenmalig bestuur
terug :
In dezelfde
brochure lazen we dat er in 95 ruim 30 kinderen en een vijftal volwassenen de
cursussen notenleer volgden. Een aantal onder hen leerde ook een
koperblaasinstrument bespelen. De eerste jaren werden de cursussen in Leest
gegeven. Vanaf het derde jaargingen de
meesten over naar de Muziekacademie van Willebroek.
Verder
stipuleerde men dat in de Leestse fanfare niet langer de stelregel gold : Geen
drank, geen klank, wel Eerst goede klank, dan af en toe wat drank.
Het moest
gezellig blijven.
We leerden
ook dat muzikanten werden vrijgesteld van lidgeld en gratis het ledenblad
Toeters en Trompetten ontvingen.
Dat lidgeld
bedroeg voor de ereleden 500 frank per jaar.
Het zou ons
te ver leiden om alle details van de jongste Leestse fanfare uit de doeken te
doen. De belangrijkste gebeurtenissen worden hierna chronologisch weergegeven.
Ter
gelegenheid van het honderdjarig bestaan schreef Stan Gobien in 1999 een
prachtig
boek van de
fanfare Sint-Cercilia : Leest in Feest.
In 1899 werd de fanfare Sint-Cecilia
gesticht. Stuwende kracht was Theofiel Verschueren die tot in 1928 het ambt van
voorzitter zou waarnemen.
De stichting van deze fanfare, een jaar
na de stichting van Arbeid Adelt was het resultaat van de politieke
emancipatie die enkele jaren voor de eeuwwisseling was opgetreden.
Zo kwam er een oppositie te Leest en
meteen twee dorpspartijen, in de volksmond Sussen (Arbeid Adelt) en
Blekken (Sinte-Cecilia), die mekaar om beurten het burgemeestersambt
betwistten.
De politieke rol van Sint-Cecilia zou
verdwijnen in 1976 met de fusies van de gemeenten.
De statuten van de muziekmaatschappij
werden vastgelegd in de bestuursvergadering van 26 augustus 1899 en het eerste
optreden dateerde van 6 december 1899 en vond plaats in café Het Kruispunt.
In 1902 ontvingen de muzikanten hun
eerste pet, waarde 2,5 frank en ook een naamplaatje Sint-Cecilia Leest werd
eigendom van de maatschappij.
De standaard werd reeds van bij de oprichting aangekocht.
Al snel werd er deelgenomen aan
verscheidene concours.
Onder leiding van de muziekchefs Louis Verbeek en zijn zoon Ferdinand uit
Tisselt, werden tussen 1900 en 1934 zowat 24 medailles verzameld.
(GvM 22/3/86)
De fanfare zou uitgroeien tot een
muziekmaatschappij van hoog muzikaal gehalte. Ze werd in 1978 o.a. wereldkampioen
te Kerkrade in de kategorie Uitmuntendheid.
August Lauwers in De Band- 1956 :
De
Koninklijke fanfare Sinte-Cecilia werd gesticht einde 1898. In 1899 werd het
vaandel aangekocht.
De eer van dit verdienstelijk werk komt in de eerste plaats toe aan wijlen de
heer Theofiel Verschueren die tot in 1928 het ambt van voorzitter waarnam. Hij was
een onvermoeibare werker die zich met hartstochtelijke ijver volledig aan de
maatschappij heeft gegeven en tevens ook verschillende jaren het ambt van
burgemeester waarnam.
In
1928 werd de taak van voorzitter overgenomen door Pieter De Prins, deze nooit
afgevende leider komt de eer toe voor onze fanfare een triomftijdperk te helpen
bewerken.
Als
eerste muziekmeester trad Louis Verbeeck uit Tisselt op, zijn taak werk bij
zijn afsterven overgenomen door zijn broer Ferdinand.
In
1938 werd één onzer eigen zonen, een jonge Leestse muzikant, de heer Rik De
Bruyn, als muziekbestuurder aangesteld. Dank zij zijn grote wilskracht en
aktiviteit, heeft hij onze fanfare op enkele jaren tijds uitgebouwd tot een
machtig geheel dat met de beste
fanfares
uit het omliggende kan wedijveren.
Voor
de tweede wereldoorlog beperkten wij er ons toe, deel te nemen aan het vieren
van godsdienstige en vaderlandslievende plechtigheden, traditie die wij nog
steeds in ere houden. Ook werd er deel genomen aan muziekfestivals waarvan de medailles,
aan ons vaandel gehecht, getuigen.
De
betrachting van onze huidige dirigent, ons muziekkorps op een hoger peil te
brengen, kwam voor de eerste maal tot uiting in 1948 toen we voor het eerst aan
een muziekwedstrijd deelnamen.
Sedert
1947 zijn we aangesloten bij de Katholieke Federatie van Muziekmaatschappijen,
tevens ook bij het Muziekverbond van België sedert 1951 onder nr.32A...
Ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan
bracht L.V.L. in De Band (nr.1) het volgende lyrisch verslag :
...In
onze plattelandsgemeente Leest met haar plus minus 1862 inwoners, met de
gekende hoeven o.m. de Rendelbeek-hoeve, deze van Kobe-Latens, Ter
Moortere e.a., en waar seders 1552 de goede mensen ter kerke werden
opgeroepen, heeft het nederige kerkklokje de gevoelens zo aangegrepen dat de
tonen een wekroep waren om de Leestenaren er toe te bewegen de taal der muziek
te leren beoefenen, m.a.w. een gesprek aan te knopen met de open natuur om
zodoende het edukatieve ervan te doen doordringen, te leren waarderen en lief
te hebben.
Peter
Benoit heeft zijn volk leren zingen en de onweerstaanbare drang doen ontstaan
de muziek te beoefenen.
Onder
die impuls waren er enkele eenvoudigen onzer medeburgers die het waagden van
wal te steken en de tocht op de zwalpende baren werd begonnen, de stuurlui aan
boord en de stevige hand aan het rad.
Het
was in maart 1899 dat het vertreksein werd gegeven om na een toch van 5 maand
op een klip te worden geslagen. Het was het einde van een proeftocht maar het
begin van een nieuwe inzet, want iedereen wist dat het doel moest bereikt
worden.
De
statuten van de muziekmaatschappij Ste Cecilia werden vastgelegd in de
bestuursvergadering van 26 augustus 1899. Van dat moment zou de muziek haar
tonen kunnen laten weergalmen over die kleine vlek aan de Zenne, het
gemoedelijke Leest.
Het
was op Sinter Klaas, de tweede kermisdag van 1899 dat een twaalftal muzikanten
aan het kruispunt vertrokken bij de allereerste muzikant en caféhouder Constant
Van Hoof, en opstapten naar het dorp met als stapmars Hulde aan Mr Mathys,
getoondicht door de toenmalige chef, Louis Verbeeck van Tisselt, met als
terminuspunt De Vlaamse Leeuw gehouden door lokaalhouder Theodoor Van den
Heuvel.
Terloops
moet aangestipt dat in 1900 een inzinking werd vastgesteld waarvan de oorzaken
spoedig een publiek geheim waren geworden en dan ook zeer snel van de baan
waren.
Alles
begon meer en meer naar wens te gaan, en na een paar jaren, in 1902, ontvingen
de muzikanten een pet, aankoopprijs 2,50 frs en daarna een bordje met de benaming
Fanfare Ste Cecilia 1899.
Wie
zou ooit durven denken hebben dat zo een sosjeteitje zo snel een poging zou
gedaan hebben om medaljes te veroveren ?
Er
staat ergens geschreven : de Vlamingen hebben een ijzeren koppen koppigheid ;
ook hier waren de Leestenaren van aan de welriekende Zenne, stijfhoofdige
mensen geworden en begonnen onder de leiding van de respectievelijke
muziekchefs, de heren Louis en Ferdinand Verbeeck mede te dingen.
De
geleverde prestaties tussen de jaren 1900 en 1934 zijn wel de moeite waard om
te vernemen ; Medaljes werden behaald als volgt : Mechelen (1900), Battel
(1902), Oostende (1902), O.L.V.Waver (1903), Antwerpen (1903), Hombeek-Eike
(1903), Tisselt (1904), Heffen (1904), Leest (1905), Hombeek-Plein (1906),
Leest (1906), Terhagen (1906), Antwerpen (1907), Ruisbroek (1909), Tisselt
(1909), Blaasveld (1911), Kapelle o/d Bos (1913), Oostende (1925), Humbeek
(1934), Mechelen (1934).
De
hogervermelde muziekchefs hadden prachtig werk geleverd en na hun afsterven
werd de zware taak toevertrouwd aan de heer Rik De Bruyn, dat was in 1938...
Na Louis Verbeeck, Ferdinand Verbeeck en
Hendrik Rik De Bruyn, werd Theo Fierens in 1965 muziekleider. In 1973 nam
Frans Dierckx het dirigeerstokje over.
Het eerste reglement telde 5 hoofdstukken en 62 artikelen
en werd gestemd door volgend bestuur :
Erevoorzitters : Frans Beullens en
Marcelinus Lemmens.
Voorzitter : Teophiel Verschueren.
Onder-Voorzitter : Frans Piessens.
Schrijver : Floriaan Meyers.
Schatbewaarder : Theophiel De Wit.
Boetmeester : Prosper Busschot.
Raadsleden : Antoon Stoop, Victor
Robijns, Frans Robijns, Lod. Nuytkens, Const. Polspoel, Lod. Alewaeters, Jozef
Selleslagh, Jan Lauwers.
De markantste artikelen pikken wij eruit
:
Art.
6. De uitvoerende en verplichte eereleden zullen eene maandelijksche bijdrage
betalen van 1,50 fr voor de uitvoerende, en drie frank voor de verplichtende
Eereleden.
Art.
7. De Eere-Voorzitters en Voorzitter betalen eene jaarlijksche bijdrage van 50
fr.
Art.
29. Niemand mag op dezelfde gemeente deel uitmaken van twee
Fanfarenmaatschappijen.
Art.
30. Elk lid der maatschappij dat komt te overlijden zal de laatste hulde, door
het muziek toegebracht worden..
Art.
31. Indien een afgestorven lid de laatste eer door het muziek toegebracht
wordt, moeten al de leden persoonlijk den lijkstoet en lijkdienst bijwonen op
boet van 5 frank.
Art.
34. In de maatschappij St. Cecilia mogen geene leden zijn, waarvan uit
hetzelfde huisgezin een lid of leden zouden deelmaken van eene andere muziekmaatschappij,
bestaande of nog zoude ingericht wordende in de kom der gemeente.
Art.
51. De uitvoerende leden dwelke eene geheele repetitie zullen afwezig zijn,
zullen eene boete betalen van vijftig centiemen, degene welke na de
naamoproeping en voor de poos komen,zullen 0,25 centiemen betalen.
Art.
52. De repetitie zal ten minste drij uren duren, een uur voor de leerlingen,
twee uren voor de wezentlijke muzikanten, en zal juist op het uur
beginnen,welke het bestuur zal vaststellen.
Art.
61. De maatschappij neemt geen deel aan politieke betoogingen.
In De Band van maart 1958 gaf Jan De
Decker zijn kommentaar :
Chef
en muzikanten, hartelijk gefeliciteerd ! Onze meest hartelijke wensen voor veel
bloei en vooruitgang ! En...het programma
begon slechts met enkele minuten vertraging. Milac is blij opvolgers te hebben
gevonden in haar opzet om elke feestavond stipt op het aangekondigde uur te
doen beginnen, ook al dient dan het programma
aangevat voor een half volle zaal...
Tijdens
de uitvoering van het VADERLANDS LIED is het ons weer eens opgevallen, HOE
ONVERSCHILLIG het publiek zich dan gedraagt...Een beetje eerbied en
ingetogenheid zijn nog steeds van deze tijd of kunnen wij dat nog alleen bij de
uitvoering van deze hymne op een ...kerkhof ?...
1958 Mei : 60-Jarig bestaan
De fanfare telde op dit moment 149 leden
plus 35 muzikantern, 4 erebestuursleden en 11 bestuursleden.
Dat bestuur bestond uit :
Voorzitter : Frans Van Der Hasselt,
Ondervoorzitter : Frans Muysoms.
Secretaris : Constant Huysmans
Schatbewaarder : Alfons Hellemans
Verslaggever : Juul Boonen
Muziek : Jozef Geerts
Commissarissen : Frans
Beullens, Louis Croes, Arnold Teughels, Remy
Spoelders,
Voet.
Eereleden : Constant Buelens,
Victor De Laet, Victor Selleslagh, Edward Van
Steenwinckel.
Bezetting
instrumenten:
Bugelsolo:5Eerste trombone:1
Eerste bugel :3Tweede
trombone :1
Tweede bugel :2Derde
trombone:1
Derde bugel:3Eerste baryton:1
Eerste piston:1Tweede baryton:1
Eerste trompet : 2Derde baryton:1
Tweede trompet:1 Eerste tuba:3
Saxofoon:1 Tweede tuba:1
Eerste alto:1Bombardon:2
Tweede alto:1 Grote trom:1
Kleine trom :2.
De muziekherhalingen gebeurden op
vrijdag.
1959 8
februari : Muziekconcert
Locatie :
zaal De Rooselaer bij Theo Teughels. Op het programmablad
stonden : Flink en Fier een mars van R. Kumps, Walk-Over mars van Strauwen,
Antigone een ouverture van Rousseau, Terug uit Dinant een mars van F.
Teughels, Zwart Water een ouverture van Jourquin, Oude Kameraden van Teike,
Siciliaanse Ouverture van Dax,Judex, Kermesse van De Roeck en het
Vaderlands Lied.
Leiding :
J. Van der Taelen.
Voor de
afwisseling werd gezorgd door Bux, een humorist-conferencier.
1960 Verslag
Muziekconcert in De Band :
...Wanneer te 19 u 15 de eerste tonen weerklonken,
waren er een 50-tal aanwezigen om aan te groeien tot een bomvolle zaal, dus een
werkelijk succes.
De Voorzitter dankte het publiek voor de opkomst,
en verstrekte uitleg over het vastgestelde programma.
Onder het muziekminnend publiek konden we afgevaardigden van verschillende
randgemeenten noteren, alsmede een flinke vertegenwoordiging vanwege de K.
Fanfare Ste Cecilia.
Buiten de bevredigende opvoering der onderscheiden
stukken, moet zeker het optreden aangestipt worden van het zang en snaren
ensemble Daghet waarvan kan gezegd worden dat het puik was.
De afwisseling van solo-duo-koorzang met mandoline
en gitaar bracht menig toehoorder in verrukking.
Spijtig dat af en toe wat lawaai achter in de zaal
gemaakt werd wat zeer hinderend was.
De chef, de dynamische Heer Van der Taelen, mocht
dan ook en terecht, bloemen in ontvangst nemen, waarna de Voorzitter
overvoldoen het slotwoord uitsprak.
Dank, aldus spreker,
aan allen die gekomen zijt, maar inzonderheid aan de afvaardiging onze
zustervereniging de K.Fanfare St. Cecilia. Zij mag er van overtuigd zijn dat ze
zullen kunnen terugblikken op onze aanwezigheid wanneer zij iets zullen te doen
hebben. Moge de muziek van vandaag en de melodiën kilometers ver de muren van
de zaal doen daveren, de klanken zijn door de muur gegaan tot zelfs door de
galmgaten van de kerk, zodanig dat met Pasen wanneer de klokken luiden de
klanken nog kunnen gehoord worden.
Hiermee besloot de Voorzitter die zeer ontroerd
was en toog iedereen opgewekt huiswaarts.
Spectator.
1962 Nieuwe
Muziekbestuurder
Jozef Van
der Taelen, nam zijn ontslag muziekbestuurder enwerd opgevolgd door de Leestenaar Geets.
1962 25
februari : Bal verving muziekavond
De geplande
jaarlijkse muziekavond op 25 februari ging wegens onvoorzieneomstandigheden niet door en werd
vervangen door een bal gevolgdvan een
tombola bij Apers, café Zennebrug.Er was een flinke opkomst.
1964 Einde Arbeid Adelt
Bij gebrek aan eensgezindheid viel de
oudste fanfare van Leest uit elkaar.
J.A. Huysmans in De Band van augustus
1979 :
Breugeliaans
aan de Zennekant
...Het
Brughuis was voor twee generaties het geliefd feestlokaal onzer fanfare.
Het
eerste bestuur had in het reglement onder de leuze Arbeid Adelt in een resum
van 25 artikels, allerlei spitsvondigeheden bedacht voor : vrede, vriendschap,
vlijt, vloekverbod, enz. en zelfs volharding.
Met
muziek doorheen alle jaargetijden, processies,
stoeten, festivals, vlaamse kermissen, slenteren, stoppen, aansluiten, wachten,
bruinverbrand, verwaaid, verregend, kasseihotsend, met verlies van de laatste
mamber langs steeg, dorp op binnenweg.
Met
volharding raakten zij zelfs door de krisis en door oorlog 2.
Maar
wat later kwam de welvaartstaat met nieuwe vrijetijdsbesteding, onze burgers
werden in competitiegelid gedrumd en onze boerkens kwamen mopperend achteraan.
Conservatieven
en zij die meenden dat muzikanten enkel muziek moesten maken en niet omzien,
betwisten elkaar het bevel met afwisselende kans, en de wagen ging de helling
af en verloor zijn wielen.
Verdenk
mij nu niet van leedvermaak, want ik heb in mijn blazoen gegrift : kouterkens
gulden luim, stouteriks nul in duim.
Ik
heb dat stichtingsboekje nog waarin staat vermeld, dat bij ontbinding van de
maatschappij, het alaam en de Standaard ter bewaring aan de gemeente wordt
toevertrouwd, ter beschikking van drie van vroeger erkende leden voor aanspraak.
Helaas, waar is des ouderen trots gevaren.
(...)
Zie
de muzikant, hoe dichter men bij het jaarfeest komt, hoe mooier hun instrument
wordt gepoetst, t is hun loon gratis, alles voor niets... Neem een raad aan
van mij : doe eens mee aan een fanfarejaarfeest op den boerenbuiten.
Op
Verloren Maandag om 10 uur met muziek naar de dankmis ter ere der voorgaanden,
om 11 uur met muziek naar het feestlokaal voor het ochtendmaal aan rijen
schraagtafels, beladen met ovensteenbrood, borden kalfskop, pannen witte en
zwarte boerenmaak pensen, teilen geperste varkenskop tot wafels geriemd van nen
vinger dik. Daar waren liefhebbers bij voor zo wel 10 tot 15 galetten, en naar
keuze, azijn, sterke jam, koffie en gerstenat.
Om
12 uur an ava met muziek voorop, dat klettert tegen de straatgevels, de
mambers zigzag achteraanvoor een
uitstap rond de gemeente, de dorpplaats over, Elleboogstraat, Winkelhoek,
Tiendeschuurstraat, Laerestraat, over de twee spoorwegen naar Steene Molen,
Drogen Hoek, Bist, Kleine Heide, de ganse oude Tisseltbaan en terug naar het
dorp. Een voettocht zeker bij de 12 km. met verpoos bij leden herbergiers.
Even
met muziek wat stilstand aan de woning van in die straten wonende
bestuursleden,
Een
sigaar of likeurtje voor de gebrachte hulde. Dit alles over een tijdspanne van
4 uur.
Nu
met een triomfmarsch twee toeren rond de dorpplaats waar onderwijl het ons
opwachtend vrouwvolk en mambers, onder gekakel als in een hoenderhok, een
plaats naar keuze in de zaal heeft gevonden, en dan komen wij, en nog wat later
tot na de soep nog de plakkers.
Na
het tafelgebed verwelkomt de voorzitter het gezelschap en voegt daaraan toe :
Zit
alleman goed ? Welaan dan, smakelijk, en hoe meer ge neemt hoe liever.
Applaus...en
de diensters komen binnen, brengen kommen soep met de vleet : Pas op, tis
heet ! De lepels rinkelen.
Halverwege de soep rijst in gindsen hoek daar Genet van Moeins van haar stoel
omhoog voor een lied met een avontuurlijke fictievoorspelling. De wereld
vergaat ! t Is klim en daal in baan, wijl zwelt of krimt de maan, de zon
kruist westwaarts bovenaan, in tegendraads ons onder gaan. Wat gaan we doen met
al ons fatsoen, als elk er wil af als een rat, hoe dan waarheen en op wat ? en
de soepeters sloeberen mee het refrein :
Op
ne musaard mee goei vleugels, naar ons janneke op de maan !
Na
de soep kwamen er felicitaties, deels voor de muzikanten hun ijver en
kameraadschap, en voor de inzet van het bestuur en medeleden.
Tot
daar de bel klingelt voor de aantocht der vloot, schotels, teilen, pannen,
kommen, bouilli, rosbif, patatten en brood, drie, vier soorten groenten,
sausen, kannen gerstenat en dit alles verdeeld over twee beurten.
Het
rumoer valt stil. t Is om te watertanden als ge t ziet : een hap in de mond,
een op de vork en een in zicht.
Geen
tijd om te zingen. Na die eerste verorbering neemt de Lodde zijn kans met zijn
lijfspreuk, n varken zonder gat,
dat door een boerken op de markt werd aangekocht en bij zijn thuiskomst aan de
familie stoefend wordt tentoongesteld.
Wel
dat is nog een verken hé !
Ja,
zei zijn vrouw die dat zwijntje eens vierkant had bekeken, maar vent, dat
verksken heeft geen gat !En ergens wordt geteld 1, 2, 3 en dan komt het :
klap, klap, klap, klap...
Wat
nagepraat met lach en zwans wordt de
tweede beurt van het menu in uitdaging opgesteld, dit zal ook de grootste
sloekers doen sneuvelen. Maar eer het zover is komt daar de Schàmet zijn
circusschets : k Ben een fijne muzikant en ik kom van het mimollenland en kan
goed spelen, op mijn trompe-te-, en allen spelen mee : van tei tegerei
tegereitetei tei tei tie (bis) Andorium, Andorium, patatten met saucis (bis)...als
er is.
Tweede
couplet : Ik ben...enz. uit het eerste couplet met verandering van instrument,
nu : op mijn vio-ola, en allen janken al zagend met de armen : van ieje ieje ah
ah ah, oh oh oh, ai ai ai (bis) Andorium, enz.
Na
nog meerder instrumentennabootsingen, als laatste couplet : op mijn grosse
cai-isse enz. en allen bonken en stompen met vuisten en ellebogen op de
schraagtafels, en galmen
mee : van zjum zjum, zjum zjum zjum (bis),
Andorium enz. en menig eetgerei is tot scherven verwerkt op de kosten van
Arbeid Adelt !
De
diensters ruimen en brengen verfrissingen, fruit, krentekoeken, patekes en pralines, met alle smaken, geuren en kleuren tot er
zijn die gaan puffen en indommelen.
De
voorzitter dankt alle medewerkers voor het genoten festijn en nodigt alle
deelnemers voor het een uur later aansluitend bal en de boerkens haasten zich
naar huis voor de zorg aan kinderen en dieren. Het ander volk stapt nog eens op
naar het dorp...
(...)
Het
wordt stilaan twintig uur en in de zaal wacht men op het dansorkest, dat met de
secretaris het programma bespreekt, waarop die dan de opening van het bal
aankondigt, met als inzet een wals voor den feestkus...
De
voorzitter en madame Voet openen den dans en als het halve is wordt het vollen
bak, en als het uit is, geeft ieder paar elkaar de feestkus, drie op de
linkerwang, drie op de rechterwang, en daarmee gedaan...maar hier en daar
achter enkele tonnekens met een lavlierboomke, elkander nog veel meer !
Nu
gaat de wals naar polka, marsch, quadrille, strieep sstrieep rokken mee ne
rieep enz.
Zie
ze maar zwieren, draaien, amoureus wiegen, glorieus wippen, huppelen, uren
lang, dat volk danst zoals men het nergens kan nadoen.
Aan
de tapkast in de zaal worden de haastigsten eerst van dorst verlost.
De
tappers en diensters hebben tijd te kort om de toeschouwers achter de
balustrade en de dansers die wat pauze zoeken op het verhoog, te voldoen.
Een
daar ook uitrustend bestuurslid weet : geen zorg vrienden, we hebben voor de
drie dagen feest of nog meer, achttien vaten in de kelder hieronder.
Om
22 uur gaan er vier groepen aan den dans voor den Lancier.
Een
kwartier later herademt het jongvolk, dat een beetje jaloers, het einde daarvan
heeft betracht, en de Lanciersdansers trekken zich terug in de herberg, met
dienst voor eigen rekening, waar er nu juist plaats vrijkomt na de aankondiging
: het vrouwvolk een uur de baas.
Op
de dansvloer komt er nieuw geweld, er wordt ingezet met Polka klets af, en het
is weer langen tijd vollen bak. Zelfs de oudste mamber en verlegen jonkman
wordt door het zwakke geslacht fair betwist !
(...)
Later
kwam Cleykes de op puntgestrelde oudste kuskensdans dirigeren...
Na
wat pauze, roffelt opnieuw het repertorium van het orkest, volk op den vloer,
en wat later zijn er al ooms, tantes en ouders die zonen, dochters en buren
sloppel wensen, zij willen er morgen ook nog kunnen bij zijn.
De
voorzitter waagt zijn kans tussen twee dansen in, en vraagt aandacht, waarbij
hij zijn voldoening uit over de gedeelde vreugd en hij is ervan overtuigd dat
het de twee volgende dagen ook zo kan zijn en hij verklapt : In de keuken
hebben ze me juist gezegt, dat, in de tweederde van het uitgebeende vlees van
die koe, welke we voorgaande week hebben geslacht, daar is nog geen blutske in,
dus allemaal tot morgen en straks wel thuis en goennacht.
En
weer doet de grote wijzer een toerke meer tot het orkest de voorlaatste dans
aankondigt, en dan komt tot slot de wals voor den feestkus.
Doch
het jong volk port een paar bestuursleden en dezen stichten een overuurfonds...
Nvdr : bij het teerfeest van 1954 zaten
ze met 220 aan tafel.
Verdwenen gebruiken : op de tweede
teerfeestdag was er s avonds een lichtstoet in de dorpskom, een optocht naar
de woning van burgemeester Bernaerts en naar het Brughuis.
Op de derde teerfeestdag was er in de
namiddag een optocht met hindernissen naar Battel-brug en Heffen-dorp.
1899 LEEST KINDERMOORD.
Donderdag morgen begaven zich
eenige werklieden aan den arbeid, wanneer zij
in eene gracht waar zij aan t
arbeiden waren, het lijk ophaalden van een
pasgeboren kind, dat in eenen zak
gestoken en aldaar verborgen was.
Uit de lijkschouwing is gebleken
dat het kind eenige dagen geleefd heeft en met
eene koord is gewurgd geworden.
Het parket van Mechelen is ter
plaatse geweest om een onderzoek in te stellen.
Verscheidene personen zijn
ondervraagd, doch men heeft de plichtige tot hiertoe
nog niet kunnen ontdekken. (Gazet van Mechelen 1/1/1899)
1901 Dat jaar bezat Arbeid Adelt 56 werkende en 64 ereleden. Ter vergelijking :
St. Cecilia had 39 werkende en 51
ereleden.
1904 Arbeid Adelt had 53 werkende en
78 ereleden.
St. Cecilia respectievelijk 44 en 62.
1905 29 april
: Inhuldiging van het vaandel van de soldatenbond Voor Vorst enVaderland.
1905 21 mei : Inhuldiging standaard
Op 21 mei 1905, ter gelegenheid van het
75-jarig bestaan van Belgie, organiseerde Arbeid Adelt, met medewerking van het
gemeentebestuur, een groot festival voor muziekmaatschappijen
Van die gelegenheid maakte men gebruik
om de nieuwe standaard van de fanfare in te huldigen.
Om 14 uur werden de afgevaardigden van
de maatschappijen ten gemeentehuizeontvangen en daarna werd er door burgemeester Bernaerts een toespraakgehouden :betrekkelijk s lands onafhankelijkheid en ons vorstenhuis, gevolgd
door eenen heildronk aan zijne Majesteit den koning.. Dit feest is gevolgd
geweest van algemeene verlichting en vuurwerk.
Burgemeester Bernaerts :
Mijnheeren,
vergadert in de gemeente Leest, een dorpje waar land- en werkmanleeft, met hart en ziel verkleefd aan den
godsdienst en zeden zijner vaderen, vereenigd, om samen door vreugdetonen en
volksfeest, bij de inhuldiging vanonzen
Nieuwen Standaard te vieren het 75-jarig bestaan van Belgiësonafhankelijkheid, zoo weze mijne eerste
vreugdekreet : Leve de Koning !
Andere
dorpen zijn ons voorgegaan, andere nog zullen volgen met hunne blijdschap lucht
te geven, bij het herdenken van het jaar 1830.
t
Jaar 1830, toen wij een juk afschudden dat ons te zwaar op de schouders woog,
t jaar 1830 toen voor ons de eerste maal de zon van vrijheid scheen op onzen
geliefden vadergrond.
Dank
aan die mannen van hou en trouw en vrome wilskracht, aan die mannen die aan God
en hun land verknocht, immer voor t oog hadden dat : rust roest,en dat arbeid adelt ; aan die mannen die met
onverschrokken moed, door eendracht sterk hebben getoond dat hij de
blijheid
wou en won, de fiereVlaamsche leeuw.
Dank
aan de dapperen, die goed en bloed voor die vrijheid pand stelden.
Aan
hen hulde van vurige dankbaarheid en liefde !
Tot
in den jongsten dag wezen hunnen namen met erkentelijkheid en eerbied herdacht.
Mijnheeren,
wat schoons, grootsch en nuttig er sedert toen door onze Vorsten istot stand gebracht, is u allen bekend.
Kunst,
wetenschap, handel en nijverheid zijn zoo zeer ontwikkeld, gevorderd, en hebben
ene zoo reusachtige uitbreiding genomen, dat vreemde Natiën, niet alleen met
verbazing, maar zelfs met scheelziende blikken, onzen vooruitgang
bewonderen.Overal mogen wij met
fierheid spreken over onze
landelijke instellingen.
Hij
leeft gelukkig de Belg, gesteund en gesterkt door godsdienst en plichtsbesef;
hij
begrijpt wat eerbied is en wat trouw en verkleefdheid vermag aan Vorst envaderland.
De
Standaard, Mijnheeren, onzer muziekmaatschappij die zich bij dezeplechtiging voor de eerste maal ontplooid
heeft voor leuze : Arbeid Adelt.
De
Koning, onzen beminden vorst, laat geene gelegenheid voorbijgaan, zonder door
raad en daad, die schone zinspreuk
van onzen standaard te bevestigen.
In
alle omstandigheden toont Hij, dat Hij den landelijken arbeid hoog schat, en
hem op eene bijzondere wijze genegen is. Wij zien Hem, op alle groote tentoonstellingen
ons vee en onze voortbrengselen bewonderen den vooruitgang van onzen veestapel
gemoedelijk bestatigen, en
iedereen
aanzetten, tot verbetering van dien nationalen rijkdom, die eene, om zoote zeggen de eenigste levensbron is, van ons
volksbestaan.
Mijnheeren,
ik acht mij gelukkig U allen mijnen hartelijken dank toe te sturen,voor uw welwillend antwoord aan onze
uitnodiging. Uwe tegenwoordigheid bij deze nationale vreugdefeest, toont uwevaderlandsliefde en verkleefdheid aan het
Vorstenhuis, uwe aanwezigheid is een bewijs hoe zeer ge waardeert dat op onze
dagen de gevoelens vanvaderlandsliefde niet genoeg kunnen aangemoedigd worden.
Mijnheeren,
ik drink op de vriendschap, op de eendracht in t bijzijn en bijzondervan elke maatschappij in t algemeen onder al
de maatschappijen hier aanwezig.
Ik
bid U, Mijnheeren, de gevoelens mijner dankbaarheid te deelen, en ze te brengen
tot hulde van eerbied en liefde aan onze dappere strijders van t jaar dertig,
aan de nagedachtenis van den 1e koning der Belgen en aan den vorst
die ons heden bestiert.
Moge
God hem nog vele jaren voor Belgiës heil besparen...
Leve de Koning ! Leve het Vaderland
!
1909 Merkwaardige uitstap
Dat jaar maakte de fanfare Arbeid
Adelt een merkwaardige uitstap.
Bestemming van de reis was Antwerpen,
meer bepaald het Bestendig Festival, enmen ging er naartoe per plezierboot, langs de Zenne. (DB-1/5/1958)
1922 19 en 26 februari : Eerste
optreden van de Toneelkring Rust Roest
In de folder stond bovenaan de
vermelding : Afdeeling der
fanfarenmaatschappij Arbeid Adelt.
1947 8, 9, 15 juni : Eerste
Naoorlogs Feest.
1949 De eerste Muziekavond
1953 13 november : Koninklijke
Arbeid Adelt werd bevorderd tot
koninklijke.
1954 Bestuur
Het bestuur zag er als volgt uit :
Voorzitter : Frans Van der Hasselt,
Ondervoorzitter : Edward De Smet
Secretaris : Victor Selleslagh, Kassier
: Louis Wuyts.
Overige bestuursleden : Victor De Laet,
Edward Van Steenwinckel, Frans Beullens, Frans Muysoms, Constant Huysmans, Juul
Huysmans, Louis Croes en Rene Voet.
De oudste leden waren toen (en sinds het
jaar der stichting) : Jozef Croes, Jan Teughels, Karel Van Linden en Jan
Fierens.
Volgende leden waren tussen 30 en 40
jaar lid : Johannes Publie, Jozef Apers, Victor De Laet, Cesar Jacobs, Edward
Van Steenwinckel, Karel Van den Brande, Jan Daelemans, Constant Buelens, Jaak
Fierens, Remy Jacobs, Victor Neefs, Theodoor Teughels, Constant Verbruggen en
Jozef Van Beersel.
Volgende leden waren in 1954 meer dan 30
jaar muzikant : Victor Selleslagh, Juul Van den Brande, B. Huys, Albert
Huysmans, Alfons Huysmans, Victor Troch en Frans Vloeberghen.
1954 Nieuwe dirigent
De 32-jarige Hombekenaar Edward Tersago werd de nieuwe dirigent.
1954 27 mei : Rerum Novarumstoet
De Fanfare Arbeid Adelt stapte mee op in
de Rerum Novarumstoet te Mechelen.
1955 20 februari : Muziekavond
Op de muziekavond van 20 februari 1955
werd het volgende programma gebracht
:
Het Zwarte Woud van Jourquin,
Standvastigheid, Caesar en Cleopatra van Baudain, Liliputsoldaten van Lohr en
Thé Midi van Alfort.
Conferencier-humorist Leonneke De Smet
zorgde voor de komische noot.
Datzelfde jaar op 24 juli ging de werd
er een uitstap georganiseerd met twee autocars.
Na een havenrondvaart met een Flandria
te Antwerpen werd een bezoek gebracht aan Breda en Baarle-Hertog.
1955 zondag 24 juli : Uitstap
Met twee bussen vertrokken de leden naar
Antwerpen waar een havenrondvaart met een Flandriaboot plaatshad en waarna een
bezoek werd gebracht aan Breda en Baarle-Hertog.
1955 26 december : Medailleuitreiking
Tijdens een groot banket voor alle leden
werden negen muzikanten vereerd met de Gouden Medaille van de Koninklijke
Federatie der Katholieke Muziekmaatschappen van de provincie
Antwerpen.
Burgemeester Bernaerts, bijgestaan door
een afgevaardigde van de Federatie, reikte gouden medailles uit aan volgende
muzikanten die er minstens 35 jaar werkelijke dienst hadden opzitten :
Jozef Geerts (°Hombeek 13/6/1903),
Tiendeschuurstraat 7.
voor Edward De Wit, een vijfde voor
Frans De Prins en een zesde voor Theodoor
Van den heuvel, allen goed voor 50
fr.
(Uit Uitvoering van het reglement voor het verbeteren van het runderras
der
provincie Antwerpen)
1898 23 oktober : Inhuldiging van
het Boetekruis te Mechelen
Exact honderd jaar geleden werden
er onder de Sint-Romboutstoren 41 mensen
gefussilieerd door de
Fransen.
De oudste onder hen, Philippus Van
Asch, was een Leestenaar (°Leest 5/9/1731),
evenals Pieter Jacobs, woonachtig
te Sint Katelijne Waver, maar geboren te Leest
op 26 oktober 1757 als zoon van
Jacob en Anna Maria Meulders.
Op 23 oktober 1898 had te Mechelen
de inhuldiging plaats van het boetekruis,
een gedenkteken ter ere van de
gefusilleerden van de Boerenkrijg.
(GvM,18/6/1985)
1898 8 mei -De
Fanfare ARBEID ADELT.
Op 8 mei 1898 werd de fanfare Arbeid
Adelt gesticht door een tiental mensen.
Speciaal voor de inhuldiging liet de
maatschappij gedenkpenningen slaan, één ervan siert het vaandel.
Volgens Constant Huysmans (DB,1956) was
het onmogelijk te achterhalen wie de eigenlijke stichters waren maar zij zitten
zeker bij volgende namen van leden die lid waren vanaf de eerste dagen van het
ontstaan : J.B. Beullens, Emmanuel Fierens (°Leest 3/1/1874, +Leest 26/1/1954),
Gaston Busschot, Jozef Croes, Theodoor De Vleeschouwer, Jan (Petrus Joannes)
Fierens (°Leest 6/12/1877, +Mechelen 3/7/1955), Lode Hellemans, Lode Hendrickx,
August Janssens, Jan Keulemans, Alfons Lauwens, Flor Meulemans, Victor
Meulemans, Constant Moons, Frans Schaerlaeken, Jaak Selleslagh, Constant
Spiessens, Jan Teughels, Jozef Van de Velde, Karel Van Linden, Joannes Frans
Coosemans (°Leest 20/5/1879, +Leest 16/4/1943) en Van Moer.
Bij die gelegenheid werd een
gedenkpenning geslagen en uitgereikt.
De eerste mars door de
muziekmaatschappij gespeeld heeette Bonne Allure.
Enkele jaren later, op 21 mei 1905, werd
de standaard ingehuldigd.
Jaak Selleslagh werd de eerste
voorzitter, burgemeester Bernaerts werd erevoorzitter.
Andere voorzitters warenachtereenvolgens: Antoon Moyson, Frans Van Roey en Frans Van
der Hasselt.
Andere erevoorzitters naast Jaak
Bernaerts warenAntoon Moyson, Ferdinand
Felix Benedictus Van der Hasselt (°Asse 1/12/1874, +Leest 12/1/1929) en Frans
Van Roey (°Blaasveld 30/4/1874, +Leest 1/5/1953).
Ondervoorzitters : Alfons Lauwens,
Constant Spiessens, Leonard Lauwens, Eduard De Smet, Frans Muysoms.
Secretarissen : Constant Moons, Jan
Huysmans, Victor Selleslagh, Constant Huysmans.
Kassiers : Constant Voet, Jan Huysmans,
Constant Huysmans, Lode Wuyts, Alfons Hellemans.
Muziekbestuurders : Joannes, Lodewijk
(Karel Louis,°Heffen 19/6/1877, +Heffen 12/1/1932) en Juul Van Aken,Willem Andries, Edward Tersago en Jozef Van
der Taelen (tevens burgemeester van Tisselt).
Vaandeldragers : August Peeters, Frans Van
Beersel, Jaak Jacobs, Lode Coosemans, Hendrik Spoelders, Jozef Van Beersel.
Bij de Ere-Bestuursleden vonden we o.a.
Jan Huysmans (°Leest 27/9/1877, +Leest9/2/1951)
terug.
Enkele uittreksels uit het Reglement der fanfarenmaatschappij Arbeid
Adelt :
Artikel
XI (...) alle leden zullen zich onderling broederlijke liefde en innige
verkleefdheid betoonen.
Art.
XIII : de jongeling onder de 16 jaren wordt niet aanvaard als lid der
maatschappij. Nochtans mag het bestuur ieverige en bekwame jongens aanveerden als
spelende of leerende leden. Deze moeten het lokaal verlaten een half uur na de
muziek- of feestoefeningen, of zorgen dat zij vergezeld zijn van hunnen vader
of voogd.
Art.
XVIII (...) De spelende leden, die hun speeltuig koopen, op name der
maatschappij, en het niet in eens betalen, moeten bij hun intreden eene
storting doen van 15 frank en vervolgens ten minste maandelijks 2 frank geven
op korting tot zoolang hun speeltuig betaald is.
Art.
XX : ...Men wordt gestraft met eene boete van 0,10 fr om het instrument of t
muziek te laten liggen op eene repititie ; om het ereteken niet te dragen
wanneer zulks bevolen is geweest...