1911 Dat jaar werd Mathilde Feremans
uit Kalfort Puurs aangesteldtot
tijdelijke
vervangster van Juffer Nees, die
langdurig ziek was.
1911 Op6 maart werd pastoor Beuckelars ingehuldigd.
Pastoor Beuckelaers zou 35 jaar
lang de pastoorsfunctie waarnemen.
Onder hem kwam er gasverlichting in
kerk en pastorij. Voordien waren het
petroollampen. Electriciteit kwam
er slechts in 1925.
Hij liet ook de kerk herschilderen,
volgens het plan van de Brusselse architekt
Steyaert, in kleuren die
het binnenzicht van de kerk zo typisch maakten : in rood.
Ook de pijlers waren toen knalrood.
Frans Huys uit Heffen voerde de
schilderwerken uit.
Op 6 augustus 1946 verliet pastoor
Beuckelaers de parochie.
Hij stierf te Mechelen op 23
oktober 1948 op 87-jarige leeftijd.
Florentine Moyson in LG, blz.247
over haar Plechtige Communnie :
We
moesten van pastoor Beuckelaers allemaal in het zwart zijn. Het was zijn
eerste jaar op de parochie en hij
wilde geen luxe. Daar werd nogal over
gemekkerd en het jaar nadien
draaide hij bij...
Ouderen wisten nog momkelend te
vertellen hoe zij als schoolbengels in de hof
vande
pastoor aan de appelen gingen zitten. Eens ging pastoor Beuckelars hen
achterna tot in de school. Maar
meester De Leers zei hem : Dat doen mijn
leerlingen niet !
Wij
hadden thuisappelen genoeg,
vertelde J.B. Mees, daar deden wij het
niet
voor. Het was meer voor het
avontuur, om stoer te doen, om je te bewijzen
tegenover de andere jongens.
Wat ik van pastoor Beuckelaers
nooit zal vergeten is de brooduitdeling na de
begrafenis van rijke mensen, zoals de
Empains. Dat was toen zo de gewoonte.
Na de mis deelde de pastoor of soms
iemand van de familiekleine of
grote broden uit, en witte broden
hé, een ongelooflijke luxe.
Volgens Julia Van Hoof(geboren
24/7/1901)en Jan Baptist Mees (23/9/1902) had
de pastoor, toen hij op oudere
leeftijd was gekomen, de gewoonte om tijdens zijn
wandelingen met zijn hoofd naar
beneden, binnensmonds te mompelen : arme
mensen zijn schelmen, armemensen zijnschelmen...
Hijzelf was van rijke afkomst :
familie Beuckelaers = koekjesfabrikanten.
Zijn familie bezat in Leest
verschillende eigendommen.
Pastoor Beuckelaers was ook een
moedig man. Op 3 juli 1915 ontving hij via
burgemeester Bernaerts volgend
schrijven van dHeer Prasident der
Zivilverwaltung der Provincie
Antwerpen :
...het
is gebeurd dat de sleutel van den kerktoren aan eenen Officier, die deze
tot dienstelijke doeleinden wilde
besteden, door den pastoor met de woorden
geweigerd werd : Je ne donne pas
la permission de se servir de mon église
pour
faire des observations contre mon pays.
Deze
houding van den pastoor is onaannemelijk.
Ik verzoek u in evereenstemming met de pastoren uwer gemeente aanwijzing
te geven, dat de toegang tot de kerktorens ieder tijd aan militaire
personen
toegestaan wordt. Ik moet u doen opmerken dat in geval van weigering de
toegang met geweld zal moeten verkregen worden en tegen de
tegenstrevende
personen streng zal voorgegaan worden.
Der Prasident der
Zivilverwalting, I.A.Bormann.
(GA-3/7/1915)
1911 6 maart : Gazet van Mechelen
(editie van 9/3/1911)
PLECHTIGE INHALING VAN DEN
NIEUWEN PASTOOR;
Verleden
maandag, 6 maart, was het feest, volop feest, in de vreedzame gemeente Leest,
gelegen op slechts enkele boogscheuten boven het gehucht Battel, een
buitenkwartier van Mechelen.
...
Sinds
een achttal dagen was aan de parochianen dier gemeente, de blijde tijding
gebracht, dat zijne Eminentie de Cardinaal Aartsbisschop, hun een nieuwe herder
had geschonken en wel de zoo gunstig gekende pastoor Beuckelaers, der parochie
Langeveld bij Ukkel, en dadelijk togen de vrienden van Leest, geleid door
hunnen volksgevierden burgemeester , M. J. Bernaerts aan het werk, stelden eene
feestcommissie aan, sloegen de handen eensgezind samen, stelden zich aan den
arbeid en wij herhalen het nogmaals- vormden en zetteden ineen, op 8 dagen
tijd, eenen stoet, die aller verwachting heeft getroffen, en waarvoor men in
steeden weken en maanden nodig zou hebben, om tot zulken uitslag te koomen.
Dit
overschoon resultaat is te danken aan de algemeene eensgezindheid en de goede
verstandhouding die er op den buiten heerscht.
...
Het
was den verleden maandag, dat de flinke en ievervolle werkers, zoo machtig
groot in getal, voor slechts eene gemeente van 1700 inwoners, hunne uitgewerkte
feestplannen, de duizenden toeschouwers zouden verrassen.
Rond
2 ure, stroomde het volk van Mechelen, Battel, Hombeeck, Heffen, Tisselt,
Blaesvelt en Capelle opden Bosch , in dichte scharen naar het lieve dorpje, dat
gansch in feestdos was gestoken.
Van
in den morgen bulderde reeds onafgebroken het kanon, om den heuglijken dag,
heinde en verre aan te kondigen.
Alom
waren praalbogen, metgepaste
jaarschriften opgetimmerd, en geen enkele wooning, zoo nederig of klein, of het
had zijn eigenaardige versiering, waartusschen een overgroot getal
burgershuizen met heerlijken optooi uitstraalden.
Heilwenschen
en dichterlijke ontboezemingen in allen eenvoud weergegeven, den nieuwen herder
gebracht, prijkten bijna boven elke woning. Het gaf de algemeene en eensgezinde
gemoedstemming weder van het volk, dat zijnen geestelijken lieder bij zijn
intrede in de parochie hartelijk Welkom heette. Wat kon of mocht men meer
verwachten ?
De
innige verkleefdheid, de liefde en hoogachting hunnen vroegeren afgestorven
pastoor, M. Verbist, immer trouw geschonken, zou thans overgaan op den
feesteling van heden.
Dit
doorstraalde in alles, wat men bij deze overschoone inhaling ontwaarde en kon
waarnemen. In zulke goede en verblijdende omstandigheden, zou weldra de
verwelkooming van den Zeer Eerw. Heer Beuckelaers plaats grijpen.
Ontvangst
van den nieuwen herder.
Rond
half drij was de beweging overgroot op den steenweg die van Leest naar
Capellen-op-den-Bosch leidt. Gansch deze baan, bijna drie kwaart uur tot aan de
grens van het reeds genoemde dorp, was met denneboompjes bepland.
Duizenden
en duizenden toeschouwers bevinden zich op dezen weg, alsook de prachtige
stoet, die zich naar den Stijnenmolen op de uiterste grens had begeven,
alwaar de eerste ontvangst zou plaats grijpen.
Welk
heerlijk zicht die lange verre kronkelende baan, gansch bezet door eene
opeengepakte menigte, waartusschen in alle schakeering van kleuren een
overgroote stoet, zich in de verte beweegt. En nog immer wordt die stroom
grooter en grooter.
Eindelijk
bulderen opnieuw de kanonnen : het is het sein der aankomst, en inderdaad, daar
verschijnt het rijtuig dat de Zeer Eerw. Heer Beuckelaers en de andere
Z.E.Heren Goidts, pastoor-deken, Goossens, pastoor te Heffen, Kanunnik
Beuckelaers, getuigen van den nieuwen herder, aanvoerdt.
Het
muziekkorps heft het vaderlandsch lied aan, de menigte juicht toe, en bij het
uitstappen neemt de heer burgemeester Bernaerts het woord, in naam van het
gemeentebestuur, de bevolking, en tevens ook van den kerkraad, en wenscht den
nieuwen pastoor hartelijk welkom in zijne nieuwe parochie.
Na
den heer burgemeester verwelkommen hem de hoofdonderwijzer in naam der
gemeenteschool en de heer Moyson, in naam der fanfare Arbeid Adelt.
In
hartelijke bewoordingen bedankt de heer Beuckelaers de drij vertegenwoordigers
van gemeente, kerkraad, gemeenteraad en fanfare en belooft hun zijne beste
krachten ten pande te stellen voor het geestelijk en stoffelijk belang zijner
nieuwe parochie.
Alsdan
zette de stoet zich in de volgende orde in beweging om dorpwaarts te trekken :
1.
Postiljons; 2. Hoornblazers; 3. Groep, dragende de vaderlandsche en pauselijke
kleuren; 4. Ruiters te paard; 5. Fama met amazonen; 6.De Gemeentemaagd; 7. De
foor van Parijs, wagen; 8. De doelschutters; 9.Ste. Cecilia; 10. Fanfare St
Cecilia; 11. De drij Goddelijke deugden; 12.Koekbakkers, wagen; 13. De edele
graanoogsters, groep te paard; 14. De bolgilde; 15. De jachtgodin, groep te
paard; 16.Ambachtswagen; 17. De Zoetigheid, groep te peerd; 18. Maagden te
paard; 19. Duivenmelkers, wagen; 20. De Katholieke Bond; 21. Fanfare Willens
is Kunnen; 22.De vier gebroeders; 23. De melkhandel; 24. De congregatie van St
Joannes Berchmans; 25. De kipidos, te paard; 26. St. Sebastiaansgilde; 27. De
liedjeszangers, wagen; 28.Opsinjoorken, met lijfwacht en gazetdragers; 29. De
vier jaargetijden, groep te paard; 30. De aalmoes, groep te paard; 31.De
zottigheid, groep te voet; 32. Herderinnen; 33. Landbouwwagen (Bist); 34.
Koningin Elisabeth van Hongarije, maagd der rozen; 35. De twaalf maanden, groep
te peerd; 36. Een dorpsherberg, wagen; 37. Het fortuin; 38. Koningin Elisabeth;
39.Jonkehid der gemeente,groep; 40. De vriendschap, groep te peerd; 41.
Aalbrecht en Isabella; 42.De vlucht naar Egypte; 43. De schoolkinderen; 44.
Bloemtuigdraagsters; 45. Fanfarenmaatschappij Arbeid Adelt; 46. De
Godsgeleerdheid; 47. Maagdekenswagen; 48. St Nikolaes en St Pieter, met hun
gevolg; 49. De vier Evangelisten; 50. HH.MM. Koning Albert en Koningin Elisabeth;
51. St Jan en het kind Jezus; 52.Strooiende maagdekens en engelen; 53.
Sleuteldraagster; 54. De eerw. Heer Pastoor, omringd van eenen eerewacht; 55.
Plaatselijke overheid; 56. Kerkfabriek; 57. Armbestuur; 58.Maatschappij
Oud-Soldaten.
Het
was vier ure, als deze frissche en lange stoet in het dorp aankwam, en men naar
de kerktoog, alwaar de ontvangst en aanstelling thans gingen plaats grijpen.
In
de parochiekerk van Leest.
Op
dit oogenblik luiden de klokken en bulderen de kanonnen.
In
de kom van t dorp is het bijna onmogelijk om door te komen. t Is eene ware
menschenzee, zooverre het oog draagt.
De
ordediensten worden vooral goed waargenomen door de oud-soldaten, bijgestaan
door den veldwachter, die te samen opperbest dien dienst hebben geregeld en de
orde hebben handhaafd.
Aan
de afsluiting der kerk is het thans de onderpastoor die den nieuwen herder
hartelijk welkom heet, vervolgens een jongen der gmeenteschool.
Bij
den ingang in de kerk, worden hem de sleutels der kerk, onder eene lieve
aanspraak afgegeven.
Voor
allen heeft de nieuwen herder een hartelijk woord van dank, en terwijl het
orgel in brio reeds een zegemarsch aanheft, trekt de buitengewoone groote
menigte, de prachtig versierde kerk binnen, die in eenige ogenblikken overkropt
is van toeschouwers, en waarvan duizenden genoodzaakt zijn buiten te blijven.
Dadelijk
wordt het Veni Creator aangeheven, waarna de plechtige aanstelling plaats
heeft en de gebruikelijke seremoniën na de aanstelling volgen.
De
Zeer Eerw. Heer Deken Goids, pastoor der O.L.Vrouw over de Dijle, beklom daarna
den kansel en deed tot die overgroote massa volk, nagenoeg de volgende
toespraak :
Beminde
parochianen van Leest. Over eenige weken hebben wij het droevig schouwspel
bestatigd van den diepen rouw, waarin uw gemeente lag gedompeld, door het
afstervan van uwen diepbetreurden herder, die hier meer dan 40 jaar lang, als
onderpastoor en pastoor had gearbeid aan het heil der zielen, en opeens aan uwe
liefde werd ontrukt.
Begaafd
met eene uitmuintende inborst, eene groote dienstvaardigheid en eene heilige
godsvrucht, was hij waarlijk een priester volgens het hart van God.
Aan
den Heer alleen is het bekend, wat al ongelukkigen hij onderstand heeft
verleend; wat al smarten en ellende hij heeft gestelpt en wat al tranen van noodlijdenden
en weduwen hij heeft opgedroogd.
t
Is geweten tijdens eene besmettelijke ziekte, wat hij gedaan heeft in dien
akeligen toestand, voor hen, die aan dien zorgen waren toevertrouwd van deze
voorbeeldigen priester. Men vond hem gedurig neergeknield voor het H.
Tabernakel in het gebed verslonden, in overweging met zijnen God. Hij, die
vurige dienaar van Maria, die goede en voorbeeldige priester werd u ontnomen en
zijn stoffelijk overschot werd in den gewijden grond uwer gemeente begraven en
zijne schoone ziel zal, zoo hopen wij allen, reeds bij den Heer, het loon
zijner werken hebben ontvangen.
...
Door
zijn afsterven waart gij weezen geworden zonder geestelijke geleider, doch
Zijne Eminentie zond u een nieuwen Herder.
Wat
de E.H. Verbiest voorheen voor u is geweest, zal thans de nieuwe pastoor voor u
worden. Hij zal u alles schenken wat tot uw geestelijk welzijn noodig is.
Hij komt niet in naam van een prins,
maar in den naam van de Allerhoogste.
Hij
zal u leeren de naam van God beminnen en vereeren. Hij zal uwe kinderen
onderwijzen en onderrichten in de leering des Heeren.
Niemand
zal aan zijne bezorgdheid ontsnappen. Op den predikstoel zal hij u uwe plichten
voorhouden; in den biechtstoel zal hij voor uwe arme ziele een geneesheer
wezen, en als een vader zult gij uit zijnen mond vernemen, wat gij te doen hebt
op uwen levenswandel om als ware christenen te leven. Hij zal met overgroote
blijdschap de zondaars ontvangen die op het goede pad willen wederkeeren.
Dagelijks
zal hij onder het H. Misoffer, wanneer hij het Lichaam en Bloed van Christus
ten Hemel opheft, voor u bidden voor jong en oud, voor arm en rijk, voor allen
zonder eenige uitzondering.
Hij
is u nog niet bekend, doch gij zult hem leeren kennen. Hij heeft gewerkt in
eene nieuwe parochie, waar hij zoo eindeloos veel goed heeft gesticht.
Gij
hebt hem ontvangen, zoo prachtig en zoo heerlijk als men een nieuwen herder kan
ontvangen. Iedereen heeft hem willen zien en leeren kennen. Welnu thans kent ge
hem. Eenieder van u zal bij hem mogen aankloppen. Zijne edelmoedigheid is
groot.
De
zieken en noodlijdenden zullen in hem een grootmoedigen weldoener vinden. De
armen zal hij met liefde steunen. Al wie lijdt en treurt zullen in hem een
waren vader, een echten en goeden vriend ontwaren.
Hij
komt tot u in naam van den Almachtige. Gij zult naar hem luisteren, zijne
woorden aanhoren en tevens zijne vaderlijke raadgevingen volgen.
Gij
zult hem bijstaan en helpen bij het onderwijs uwer kinderen. Weet het wel, de
zending van den priester is eene verhevene zending. In het doopsel van Christus
klonk er reeds eene stem uit den hemel die zegde : Aanhoort Hem.
Bij
de hemelvaart van Jezus, zegde de Verlosser tot zijne apostelen : gaat en
onderwijst alle volkeren in Mijnen naam, hen onderwijzende wat ik u geleerd heb
en die u aanhoort, aanhoort Mij : die u versmaddt versmaadt Mij en versmaadt
mijn Vader die in den Hemel is.
De
priester is de afgezant des Heeren, dus hij is de vertegenwoordiger van God
zelf. Luister naar hem, en het zal u in alles wel gaan.
t
Deed mij goed aan t hartje, uit den mond te vernemen van den heer burgemeester
uwer gemeente, bij de ontvangst op de grens wanneer hij tot den nieuwen herder
de volgende woorden sprak : Hier in de gemeente Leest gaat iedereen hand aan
hand om te werken en te ieveren voor de stoffelijke en zedelijke belangen der
bevolking.
Mochte
het zoo nog lange jaren duren voor het geluk en de welvaart dezer gemeeente.
We
gaan God bedanken voor deze weldaden en het Te Deum Laudamus ten hemel
aanheffen.
Na
deze schoone kerkelijke plechtigheid was het ontvcangst op de pastorij, waar s
avonds de muziekmaatschappijen eene serenade brachten.
Verlichting
en vuurwerk sloten deze luisterrijke inhaling.
Wij
eindigen met den welgemeenden kreet : Lang leve de Eerw. Pastoor Beuckelaers
en ook Lang leven de vrienden van Leest ! Zij hebben puik en rijk gefeest !
Zij die gedurig zeggen dat zij geen honderd
jaar zouden willen worden, moeten zondag eens naar genoemde gemeente gaan, om
te zien hoe zwakweg nog, moeder Diddens hare tien kruiskens draagt.
Dt
is geen honderdjarige, dat is iemand die hoogstens tachtig lenten heeft
beleefd, ja lenten, want zooveel winters kunnen er onmogelijk over haren
omgebogen rug zijn gekomen.
Zij
gaat en staat nog, bezoekt wekelijks de woon van O.L.Heer haren besten vriend,
de Eenigste die haar overleefde.
Haar
verstand is nog zo frisch en jeugdig, haar gestel zoo ongedeerd, dat de tijd
die er zijnen tand aan waagde, de moeite toedroeg.
Rond
1 uur gisteren belden wij aan het renteniershuisken, krakend van netheid binnen
en buiten, waar de brave eeuwelingen eene welverdiende rust geniet in het zoo
zorgvuldig gezelschap van hare twee overgebleven kinderen.
Moeder
was slapen, zegde mij juffer Serafiene, dat deed ze dagelijks : reeds voorzagen
wij een mislukte reis, maar als de eerzame dochter hoorde dat het moeders
Gazet betrof, moesten wij ons zetten en er hielp geen tegenstribbelen om
uitstel, wij zouden moeder zien en spreken.
Een
ogenblik later stond ze daar, met klinken en navorschenden blik den journalist
aankijkend en hem eindelijk een hand toestekend bij een vriendelijk woord van
welkom.
Vertrouwelijk,
genietend onze kerschversche maar toch innige genegenheid, hebben we dan saam
gelachten, verteld, gefilosofeerd en, rechtzinnig gezeid, vergeten dat de vrouw
die voor ons zat meer dan tweemaal zoo een lange levensdraad werd toegemeten
dan ons
tot
nu toe werd verleend, en wij die dikwijls over onze jaren pruttelen !
Zij
deed haar eerste communie in t jaar 16, t ellendigste jaar der verleden eeuw.
De
patatten rotteden op t veld en t koorn schoot op, zegt ze, dan was t
hongersnood, de mensen liepen t veld op en vielen dood van honger !
Nog
dieper daalt zij in den voorraad harer herinneringen :
In
t jaar 14 waren de Pruisen hier, t was ruw volk, ze sprongen in den stal met
blooten sabel en kapten en kerfden als duivels... en als Pius VI gevangen was
door Napoleon dat hij door de koude werd gesleurd en de soldaat die bij hem was
zijnen mantel op hem lei.
Als
wij haar vragen of zij het kasteel van Antwerpen heeft weten beschieten, lacht
zij ons spottend toe, alsof wij nieuws van over 14 dagen zouden gevraagd
hebben.
Wel,
wel, t kasteel van Antwerpen en gehoord ook, de kanonschoten : drie jaar heeft
er Chasse opgezeten, maar de Franschman heeft hem weggejaagd.
-
Het doet me toch plezier dat ge gekomen zijt, zegt de oude, en vat onze hand.
Wat
ik liefst lees in uwe gazet, dat is van Keizer Frans Jozef en weet gij waarom ?
Omdat hij ook bieën houdt.
Zij
is er altijd voor geweest voor de bieën, haar vader hield er, haar man heeft er
gehouden, zelfs weet ze nog een dichtje, dat ze zong op tienjarigen ouderdom,
gerucht makende met eenen ketel, om den beoogden zwerm te doen in den korf
dalen, hoor :
En
ik bezweer u, koning der bieën,
Dat
gij zult komen vullen in t gras.
Om
te geven honig en was
Om
Gods altaar te versieren.
Dit
alles werd zoo klaar uitgedrukt, zoo gemakkelijk in der ouderlingen geest
ontworpen, dat wij verschoonbaar zijn, zoo wij soms de vrouw die voor ons zat,
van haarzakkerij en kerstzaken hebben verdacht.
Maar
hare hooge jaren zijn vastgesteld niet door de kerven die de tijd op de schors
haren levensboom sneed, de engel der vernieling behandelde haar als een
troetelkind, maar door het doopboek van haar geboortedorp LEESTwaar zij op 8 october van t jaar 1805 het
eerste levenslicht aanschouwde.
Hare
ouders waren landbouwers. Zij trouwde op 32-jarige leeftijd den vader harer
twee overgebleven kinderen en leefde er 48 jaar mede in vree, geluk en trouwe
plichtsbekrachtiging.
De
landbouwstiel die nu, zoowel als in Abels tijd, de aangenaamste is in Gods
oogen, verschafte haar brood.
Zij
won vijf kinderen waarvan nog twee leven, Melanie en Serafiene, die moeder, zij
verklaren het ons in allen eenvoud, veel liever zien dan hun eigen leven.
Gezond
is moeder altijd geweest, buiten eens dat zij door den wreden typhus aan den
boord van t graf werd gebracht.
En
nochtans hebben wij gewerkt, verzekert de brave eeuwelinge denkend op die
talrijke binnengehaalde oogsten, op die duizenden ketels melk in den stal
gewonnen, over dat gedurig kampen tegen regen en wind, tegen de grillen van elk
seizoen en de wisselvalligheden der zoo angstvolle broodwinning.
Het
werk, integendeel, deed haar goed zekert ons die moedige bespiedster harer
huiswegen, de sterke vrouw van het evangelie, de moeder die goed geweest zijnde
voor hare ouders, in hare twee kinderen mijn twee kwezelkens blaast ze ons in
t oor twee engels treft.
Voor
t overige zijn wij altijd christelijk geweest mijnheer, zegt ons t moederke.
Altijd hebben wij samen den rozenkrans gebeden, ons volk naar de diensten
laten gaan, langs daar ben ik gerust.
Zij
toont ons haren leidsman van over tientallen jaren, haren zwartgebeierden
stevigen rozenkrans die haar noch onder dag of nacht verlaat.
Zondag
de goede ziel is er wat bang voor- komt de burgemeester van Leest haar
gelukwenschen en zal de geestelijkheid en de wet van Duffel medefeesten met het
heele dorp, dat algemeen moeder Diddens eert en acht.
In
t klooster werd zij al ontvangen en wij moeten mede met haar tot de
slaapkamer, waar de reeds verkregen geschenken staan te pronken.
Bij
het vertrek heeft moeder haar glas dubbel garsten tegen onzen beker gestooten
en gedronken op het heil van ons blad.
Zelfs
heeft zij ons beloofd erbij te zijn als de Gazet haar eeuwfeest viert. Want
grappig is zij wel moeder Diddens. Zoo vertelde mij iemand dat zij hem verleden
week nog had gezegd : Nu spoed ik mij naar huis om te zien of mijne kinderen
reeds te huis zijn, de dag van heden kan men er geene zorg genoeg voor dragen.
Wij
vragen hier die drij zo voorkoomende hertelijke lieden verschooning, door ons
gazetgebabbel aan meer dan honderd duizend lieden verteld te hebben, hoe braaf
zij zijn.
Eene
zoo wondere eeuwelinge als degene die wij heden bezochten, daarmede moesten
onze lezers kennis maken.
1905 Gazet van Mechelen- 9 oktober 1905 :
HET HONDERDSTE JAAR VAN MOEDER
DIDDENS,
TE DUFFEL GEVIERD.
Van
verre reeds, toen wij heden naar deze bevolkte gemeente stoomden, kwam de
gepaleerde kerktoren ons tegemoet geloopen en zwaaiden de vlaggen en wimpels
zijner gothieke spits ons welkom toe.
Zoo
stond hij daar in feestdos, en zag men thans in het zoo vaak door partijen
verdeeld en gesplitst Duffel eene eendrachtige gemeente : allen, van minst tot
meest, wilden moeder Diddens huldigen op den eersten dag van de tweede eeuw,
die sinds deze morgen voor haar is aangevangen.
Overal
staken nationale, Duffelsche (rood en geel) of pauselijke vlaggen uit venster
of dak. Jaarschriften waren er bij dozijnen, dichten bij de macht, en daarmede
niet tevreden, hadden vele lieden hunne gevels met gemaakte of veldbloemen
versierd.
Langs
de Waarloos- Kerk- en Kiliaanstraten, langswaar de stoet in den nanoen moest
voorbijkomen, had men sperren gepland, verbonden door ringen van gekleurd
papier en veldgroen.
Het
weer verdient een pluimken, maar de zonne die nu en dan een pruilend gezichtje
zette, deed regen vreezen, en zelfs kwamen tweemaal de regenschermen voor den
dag. Doch alles bepaalde zich bij dat dreigement en enkele druppeltjes, die den
milden gouden zonnelach, welke tijdens den heelen stoet aanhield, zoveel te
hartelijker een aangenamer maakten.
Wij
gingen nogeens moederken groeten en werden er ontvangen als een harer kinderen
: geerne vergaf zij ons dat wij verleden Woensdag heel haar leven aan het
klokzeel hadden gehangen, en de eenvoudige schuchterheid van haar
verdienstelijk bestaan haaden schuw gemaakt.
Om
elf ure, bij kanongebulder en klokgelui, werd de eeuwelinge naar Gods huis
gevoerd, in een prachtig rijtuig met twee paarden.
Voor
haar gingen de heren gemeenteraadsleden van Leest haar geboorteplaats en
Duffel, de flink gekostumeerde pompiers, en een vijftigtal onschuldige blonde
kinderkopjes, als van engeltjes opgesierd, gekruld met moederlijke zorg en
moederlijken trots.
Zij
deden bloemen regenen waar zij voorbijzweefden en schenen om ter schoonst met
de zon te doen, welker stralen alles in goud en schittering zetteden.
De
kerk kon met moeite de aanwezigen bevatten : heel Duffel was daar om God te
danken om die uitmuntende weldaad, in den persoon van moeder Diddens het dorp
verleend.
De
hoogmis werd met zes heeren gezongen, en voltrokken te midden der diepste ingetogenheid.
De
Eerw. Heer Pastoor, na het Evangelie richtte van den stoel der waarheid het
woord tot de jubilarisse.
Hij
verklaarde het woord Salomons : De ouderdom ligt op den weg der
rechtveerdigheid
en wist zijne parochianen en aanhoorders te ontroeren door de toepassing
welke hij aan deze spreuk gaf, en de les die hij er voor ouders en kinders wist
uit te halen.
Na
een Te Deum, den Heere uit volle borst toegezongen, en door die kerk vol
geloovigen beaamd, werd de gevierde terug naar hare woon gereden, terwijl hare
levensloop op het aria der Brabaconne voor de kerk vertolkt, aan 5 centen te
krijgen was.
Om
half vier, brachten al de steen- en aardewegen die tot Duffel leiden,
ongelooflijk veel volk aan. Ook de treins en stoomtrams losten er ontelbaren
af, en toen de stoet in beweging kwam, waren koppen in plaats van kasseien te
zien ter Kerkplaats, Kerk en Killiaanstraten.
De
stoet was uit een 70-tal maatschappijen samengesteld, en oneindig beter dan t
geen men gewoonlijk te zien krijgt.
De
klassieke wagen van den landbouw ontbrak er weliswaar, maar in plaats van die
verbeelde dorschende, boterende en drinkende boeren, had men t huwelijk van
moeder Diddens over 68 jaar en de vier wagens der vier jaargetijden.
De
TROUW, een opgediende tafel, waar bruid en bruidegom, benevens een tiental
genoodigden, het zich heerlijk lieten smaken, en zongen als om spijs, deed
iedereen hartelijk lachen, maar wat nog meer opziens baarde, waren dat
veertigtal prachtig uitgedoste deernen, zoo lief van uitzicht als blakende van
gezondheid, die, gravinnen en
Hertoginnen
verbeeldende, daar zoo statig voorbijreden als waren zij voor die waardigheid
in de wieg gelegd...
Een
woord over de prachtige rossen die zij bereden : peerden van duizenden frank.
Vooral
boer Delaet met zijne vier gemedailleerde hengsten, kreeg ongelooflijk veel
bijval.
De
lentewagen werd voorafgegaan door maagdekens die seringen droegen, de wagen
zelf was bijzonder gelukkig opgevat en verbeeldde eene meersch in hellend vlak
met natuurlijke zoden belegd, en duizenden lentebloemen bestipt.
Voor
den zomerwagen droegen maagdekens rozen ; ook de leden van de flinke
turnafdeling, broederlijk aaneengesnoerd door kransen van rozen, leverden het
aangenaamst vertoon op : dat was nieuw en waarlijk gevonden.
Vergeten
wij niet dat een drietal muzieken van Duffel en Leest dat alles vervroolijkten
met hunne opwekkendste deuntjes, en het volk op ieder ogenblik zijne vreugd
door handgeklap te kennen gaf.
Voor
den Herfstwagen droegen lieve meisjes, in processiekostuum, chrysantemums, en
op het gerij werd de wijnoogst verbeeld.
De
winter werd voorafgegaan door meisjes die sparretakken droegen, en op het gerij
zaten een twintigtal kabouterkens van tussen 3 en 8 jaar.
Als
gedacht en opvatting, rekening houdend van de beperkte middelen, overtroffen
die wagens al hetgeen wij tot hiertoe zagen, en gelijk wie dat alles ineen
heeft gezet, hij haalt er de meeste eere van.
Volgden
nog de reuzen. Cupido, de Vier Heemskinderen en het rad van avontuur.
Van
policie of gendarmen spreken wij niet, de orde die nergens gestoord werd, moest
dus niet ter hulp gekomen worden.
Op
t raadhuis, waarvan moeder Diddens flink de 15 treden beklom, waren de
gemeenteraden van Duffel en Leest vergaderd.
Drie
schoone treffende redevoeringen werden er uitgesproken die alle drij iets
beduidden, en zich niet bepaalden bij zeggende woorden.
Burgemeester
Bernaerts van Leest, bracht haar een vergulde hanglamp, en zegde hoe blij haar
geboortedorp was haar te mogen als eeuwelinge groeten.
Dokter
DHoog gaf haar, in naam der commissie, een zilveren theeblad met
bijhoorigheden, en roemde haare braafheid en het deftig voorbeeld dat heel hare
levensloop opleverde.
Als
het handgeklap een weinig bedaard was, stond moederken, die men zooëven den
titel van moeder der gemeente gaf, recht, en de handen saamleggend, sprak ze
:
t
Is te veel, en veel te schoon, en al hetgeen dat ge komt te zeggen, maar..dat
ik toch maar de vrede hier in Duffel kon brengen...
Gouden
wensch, moeder Maria-Theresia. Indien hij verhoord wordt, is de schoone
gemeente van 8.000 zielen een stad gelijk waar de twistappel, eilaas, in te
vele hoven bloeit, u veel verschuldigd.
Toen
moederken weer buiten kwam en op de verheven stoep de bevolking groette,
lachend, bevallig, vriendelijk, gelijk zij dat over 99 jaar zou gedaan hebben
op den arm harer moeder, ontstond eindeloos gejuich en geroep uit de menigte
welke de ruime plaats zoo dicht bezette dat men slechts nog hoofden zag.
Om
7 ure was het verlichting en om 8 ure vuurwerk.
Alles
is ten allerbest afgelopen en zeker staat den dag van gisteren aangetekend bij
de gevierde nevens haren eersten communiedag als de twee schoonste dagen der
36.500 die God haar verleende.
Eere
aan Duffel, die haar op zoo eene voorbeeldige manier eene plicht wist te
kwijten. Eere aan de gevierde, en hare twee bewaarengels, die God voor eene
hele eeuwigheid bij moeder mogen laten.
1903 18 november : Frans Beullens
werd, in vervanging van de overleden Jan Baptist
De Maeyer, gemeenteraadslid.
Anselms Jédrie(J.A. Huysmans) in De Band van februari 1981
onder Saluten
deKost over deze Frans Beullens :
Bij
de Witte Netelhoeve van Tist Beullens, werd later het tweede hoeveke
gebouwd voor zijn broer Sooi. Men
zei van dezen, dat hij maar de helft van het
alphabet meester was, toch bracht
het dien tot Schepen der Leestse
gemeenteraad.
Rond dit tijdstip kwamen de
boerenkrisisjaren : drie frank voor honderd kgr.
patatten aub en vijf en zeventig
centiem voor een glas bier, merci...
Mijn schoonvader Louis De Rooster
en de schepenen Sooi (Frans) Beullens en
Prospeir Busschot, komen op een
nacht van een bestuursvergadering der fanfare
Sint Cecilia, en onderweg, even
over de Molenbeek, zei mijn schoonvader :
Vrienden, wij boerkens, wij moeten
eraan, wij zijn te oud om nog te leren, zoals
dat jong volk van Rik Verbeek, met
hun selder en tomatenserren, maar wij met
onze riek en gaffel, wij kunnen
niet beter dan gaan wild toeken voor de kost !
...
Wette wat Louis, zei Sooi
Beullens, in den hof hebben wij voor keukengebruik
een honderdtal spruitstruiken
staan, en eergisteren was ik in de Mechelse
Botermarkt, en daar zag ik een
wijveke, achter een paar bakskens spruiten staan,
die door mekaar verdringende
huisvrouwen werden gewild. Ik vertelde zulks thuis
en stelde voor : we gaan de onze
ook trekken ! En ze lachten mij wel eerst uit,
maargisteren, na samen drie uren werktijd, waren
wij al klaar !
En vandaag reed ik met van achter
op mijn fiets een baaltje gekuiste spruiten
naar Mechelen, en bracht drie
honderd frank thuis !...
Reken maar, zei kabouter
Beullens.
Later zei mijn schoonvader eens :
Ze mochten voor dien Beullens, om zijn
pioniersvondst , in de Bist een
standbeeld op zijn spruitenveld zetten, en onder
aan de voet erbij gebeiteld : Hij
leerde ons Leestenaars spruiten telen.
Frans (Sooi) Beullens (°Leest
22/6/1857, +Leest 5/8/1931) was een zoon van
Pieter Joannes en van Marie Rosalie
Verlinden.
Hij huwde een eerste maal te
Hombeek op 7 juli 1881 met Maria Victoria Neefs
die hem 13 kinderen zou schenken. Sooi Beullens hertrouwde te
Leest op 14 mei 1895 met Joanna Maria De Hertogh
die hem op haar beurt 14
kinderen schonk.
Bij de geboorte van zijn 25ste
kind (Albert) werd de toenmalige koning Albert
peter. Frans "Sooi Beullens bewoonde de "Witte Netelhoeve" in de Bieststraat. Een eeuw voordien behoorde dit hof aan het gezin Johannes De Laet-Anne Marie De Laet. In 1727 stond op die plaats het "huys en hoff" van Antoon Fiereman.
De heeren Hanssens, burgemeester, Nowé
en Debacker, schepenen, F. Campion, gemeenteraadslid, Vankelecom, secretaris en
Hauwaert, bouwkundige van Vilvoorden ; Le Blus, schepene van Mechelen ; Van
Kelst, burgemeester van Elewyt; De Roye de Wichem, burgemeester van Eppeghem;
Bombergen, secretaris van Hofstade ; De Saeger, burgemeester van Hombeeck, Haesaerts,
schepene van Rumpst; Sterckx, burgemeester van Sempst;Coenen, burgemeester van Weerde, vergaderd op
het gemeentehuis van Vilvoorden, op donderdag 18 september 1902, te 2 ure
namiddag, na mededeeling ontvangen te hebben van het Verslag der Zeevaartinrichtingen
dat handelt over de werken van gezondmaking betrekkelijk den loop der Zenne, na
beraadslaging, hebben met eenparigheid op het voorstel van M. Campion, de
volgende dagorde gestemd :
Overwegende, dat de rivier der Zenne
beneden het zoogezegde gesticht van klaarmaking te Haren, eenen zetel van
verpesting vormt, die bijzonder nadelig is aan de belangen der aanpalende
gemeenten;
Dat zelfs verscheidene gemeenten op
afstand der rivier gelegen door den toestand lijden ;
Dat in 1866 er aan de stad Brussel voor
9 millioen toelagen verleend werden om de Zenne gezond te maken, zoodanig dat
de gemeenten aan den lageren loop gelegen niet meer zouden te klagen gehad
hebben en zij in plaats van besmet en walgelijk water, een zuiver en schadeloos
water zouden bekomen hebben ;
Overwegende, dat de stad Brussel hare
verplichting niet vervuld heeft voor wat de zuivermaking van het water der
stadsbeken betreft en dat de aanpalende gemeenten der Zenne, beneden Haren, nog
altijd meer dan ooit besmet blijven door de verpestende en doodende
uitwasemingen ;
Dat de klachten, die in 1866 reeds zeer
talrijk waren, nu algemeener, ernstiger en meer gerechtvaardigd zijn ;
Dat inderdaad de afdrijving der
vuilnissen van een groot deel van den Brusselschen omtrek, die vroeger langs de
opene Zenne plaats had, hedendaags gebeurt door eenen gesloten afloop tot
Haren, waar men aan de rivier de bedorven stoffen teruggeeft, wier nadeelige
invloed zoveel te grooter is, daar zij bij gebrek aan aanraking met de lucht
geene enkele zuivering ondergaan hebben ;
Overwegende dat, alhoewel de
ondergeteekenden het gezamentlijke ontwerp der haveninrichtingen goedkeuren,
het nochtans plaats geeft de welwillende aandacht van het Staatsbestuur op een
deel der werkten te trekken, dat voor onloochenbaar gevolg zou hebben den
tegenwoordigen toestand nog te verergeren ;
Dat men inderdaad voorstelt de wateren
der kleine Zenne in den scheepdok der Saincteletteplaats te brengen, om ze in
het Zeekanaal te laten vloeien. Dat daarenboven de wateren van het klimmen der
Molenbeek te Laken, de vijvers van het Koninklijk Domeinen van den Buikgracht te Neder-Over-Heembeek
insgelijks rechtstreeks in het Zeekanaal zouden gebracht worden ;
Dat het ontwerp ook de afdrijving bevat
langs eene nieuwe vergaarbeek, der besmette wateren van de gemeenten
Anderlecht, St Jans Molenbeek, Laken en St Pieters Jette ;
Dat deze wateren der stadsbeken volgens
het ontwerp der Zenne zouden vloeien beneden de spoorbrug van Laken, in
afwachting dat een nieuwe afloop tot Haren zou gebouwd worden ;
Overwegendedat uit de aanneming van dit ontwerp zou
voortspruiten dat de Zenne na van een groot deel van haar zuiver water beroofd
te zijn meer dan ooit besmet zou worden beneden Haren, met al wat haar nog zou
kunnen bederven ;
Om deze beweegreden :
Teekenden krachtdadig verzet aan tegen
den ongelukkigen toestand waarin de gemeenten van den benedenloop zich
bevinden, en verzoeken vriendelijk het Staatsbestuur het ontwerp te willen
volledigen, door eene oplossing te vinden, die van aard weze om aan de inwoners
der belanghebbende gemeenten voldoening te geven ;
Duiden als afgevaardigden bij de
overheden aan : MM. Hanssens, burgemeester van Vilvoorden ; Le Blus H.,
schepene van Mechelen ; de Roye de Wichem A, burgemeester van Eppeghem ;
Haesaerts G.A., schepene van Sempts,; Coenen L., burgemeester van Weerde ; en
Hauwaert J., bouwkundige te Vilvoorden en gelasten hen dringende voetstappen
aan te wenden, om in den korst mogelijken tijd eene voordeelige oplossing te
bekomen.
De afgevaardigden in het Komiteit
vereenigd, hebben aangedjuid als voorzitter M. Hanssens, burgemeester van
Vilvoorden en als secretaris M. Coenen, burgemeester van Weerde.
Het Komiteitheeft de toetreding gevraagd der gemeenten
Haren, Neder over Heembeek, Machelen, Heffen, LEEST, Heyndonck, Terhaeghen,
Boom, Waelhem, Duffel en Lier.
Verscheidene gemeenteraden hebben eene
beslissing in dien zin genomen.
De heer Gouverneur der Provincie Brabant
heeft zijne hulp beloofd.
Ten einde de rechten te doen gelden bij
het Staatsbestuur, heeft het Komiteit de Heeren Senators en
Volksvertegenwoordigers uitgenoodigd tot eene vergadering die zal plaats hebben
op woensdag 15 october om 11 ure, op het paleis der provincie te Brussel.
1902 Op zondag 2 november rond 5 ure namiddag is alhier in de gemeente, aan
den
gemetsten afsluitingsmuur van t
kerkhof een steunpilaar gedeeltelijk afgebroken
door vier jongelingen van
Stuivenberg onder Mechelen.
Een der daders werd door koster
Hellemans aangehouden.
Het is de zoon der dochter van zekeren persoon
van Stuivenberg genoemd
de Pender.
Een andere medeplichtige moet Van
der Meulen genoemd zijn. De gendarmerie
stelde een onderzoek in. (GA)
1903 Het getal ingeschrevene
lotelingen voor de nationale militie voor de lichting
1903 bedraagt 15.
1903 In Leest worden geen veemarkten gehouden. (brief aan de
Gouverneur)
1903 In 1903 staken enkele
vooraanstaanden van Blaasveld en omstreken hun hoofden
bijeen en stichtten een vee-
en paardenverzekering.
Voor Willebroek waren dat Eduard en
Xavier De Jonghe, voor Blaasveld
burgemeesterAlb. Lefebvre, Louis en Frans Van Baelen,
voor Hombeek J. Van
Doren en voor Leest burgemeester
Jaak Bernaerts.
(t Vaartland-nr.3 1977)
1903 In de nacht van 20 op 21 februari
is er een poging tot inbraak gedaan in de Sint
Jozefskapel. Het slot en de deur
werden beschadigd maar er werd geen diefstal
geconstateerd.
1903 15 maart Gazet van Mechelen : Leest Poging tot diefstal
Eén
dezer nachten heeft men ingebroken in de woning van de wed.Selleslagh.
De schelmen zijn echter
teleurgesteld moeten vertrekken, want de bazin had
s avonds te voren de tooglade met
het geld naar hare slaapkamer genomen,
zodat ze zonder buit zijn moeten
vertrekken. Het schijnt dat men vermoedens
heeft op zekeren persoon.
1903 9 april :Rond 15u30 vonden Lodewijk Hellemans,
31-jarige koster en Karel
Huybrechts, werkman van 61, beiden
wonende te Leest, op de oever van
de Zenne aan de Bleukens het lijk
van een pasgeboren kind.
Ze brachten het naar het
gemeentehuis.
Het kindje was geheel naakt zou
volgens onderzoek ongeveer 40 dagen
in het water gelegen hebben. Het
lijkje was in staat van ontbinding.
Er waren geen hoegenaamde tekens
die tot identificatie zouden kunnen
leiden. tjeDe leesthkostermen op de
Zennedijk aan de Bleukens het naakte lijkje
van een baby van het mannelijk
geslacht. Het werd naar het gemeentehuis
overgebracht.
(Uit : Burgerlijke stand Leest
Overlijdens 1903 Akte 11)
1903 16 april : Jozeph Selleslagh, een
landbouwer uit de Tisseltbaan, werd lid van het
bureel van Weldadigheid, dit in
vervanging van Karel Van den Sande. (GR)
1903 9 mei : De gemeentescholen worden vanaf maandag voor 14 dagen gesloten,
tengevolge van het bestaan der
Roodekoorts, dit op verzoek van geneesheer
De Becker.
De klassen worden gewit met een
mengsel van kalk en phenique water.
De banken en schoolmeubelen
behoorlijk gezuiverd en de schoolbehoeften
verbrand. (GA)
1903 10 mei : Omtrent half twaalf s avonds, terwijl de genaamden Joseph Croes en
Joseph Scheers, werklieden woonende
te Mechelen Battel, huiswaarts keerden,
werden zij ter plaatse
Kleinheidestraat, rechtover de woning van De Borger,
tegen het lijf gelopen door zekeren
Frans Selleslagh, landbouwer te Leest
Kleinheidestraat, welke begon te
tieren.
Selleslagh smeet zijn rijwiel ten
gronde, trok een revolver uit zijn zak en loste een
schot op de genoemde twee personen,
zonder hen te treffen.
Croes heeft Selleslagh een slag met de hand toegebracht waarna deze
laatste zijn
rijwiel opgenomen heeft en zich
begeven heeft naar de woning van Constant
Fierens, herbergier
Kleinheidestraat.
Deze Fierens heeft Selleslagh zijn
wapen afgenomen om verdere onheilen te
voorkomen, den revolver was alsdan
nog voorzien van scheuten met kogels.
De volgende dag heeft de
veldwachter op zijne dagronde, van het gebeurde
kennis gekregen en het wapen in
beslag genomen alsdan nog voorzien van een
schot.(GA)
1903 14 mei : De gemeenteraad werd er
door de provinciegouverneur op gewezen dat
de gemeentescholen overbevolkt
waren.
1903 18 juli : Bij Koninklijk Besluit van den 18 juli 1903 is de medalie van 3e
Klas
toegestaan geweest aan :
1) Jan Briat, metser, wonende te
Leest en
2) Pieter Jan Teughels, smid,
wonende te Battel onder Mechelen,
voor het redden van eenen
drenkeling inden loop van 1903 te Leest. (GA)
1903 8 september - Gemeenteraadverzoek om eretekens :
Mr
Frans Lodewijk Troch, daglooner, geboren te Leest den 8 mei 1834, en
er wonende, de bediening van
gemeente grafmaker waarnemend sedert 1 januari
1861 en ze voortdurend nog
wxaarneemt. Dat dezen persoon van goeden naam en
faam is, dat hij altijd in zijne
bediening werkzaam, belangloos en zelfopofferend
is geweest. Hij (de Raad) stelt dus
voor aan Zijne Majesteit den Koning te
smeken, aan dezen verdienstelijken
man te vergunnen de Medalie van 1e Klas
ingesteld door Koninklijke
Besluiten van 21 juli 1867, 23 october 1882 en 15
januari 1889.
Overwegende dat genoemde Frans
Lodewijk Troch zijne bediening met
nauwgezetheid en op eervolle wijze
waargenomen heeft besluit de Raad de
Koning te smeken...
M.M. 1) Wauters Lodewijk, geboren
te Leest, den 28 februari 1835, lid van het
bureel van Weldadigheid sedert den
19 september 1877.
2) Jan Dumont, geboren te Orsmael
Gussenhoven, den 21 november 1851,
hoofdonderwijzer der gemeenteschool
sedert den 9 november 1878.
3) Piet Edward Vloeberghen, geboren
te Leest den 21 augustus 1832, lid van de
kerkfabriek sedert den 4 april
1874.
Dat deze drij personen van goeden
naam en faam zijn.
Dat zij altijd in hunne bedieningen
werkzaam, belangloos en zelfopofferend zijn
geweest.
Hij stelt dus voor aan Zijne
Majesteit den Koning te smeken aan deze
verdienstelijke mannen te vergunnen
de Medalie van 3e Klas...
1903 Schoolbevolking op 5 oktober :
Gemengde school :
Klas van de hoofdonderwijzer : 56
leerlingen
Klas van de hulponderwijzer : 70
leerlingen.
School voor meisjes :
50 leerlingen.
1903 7 november : Omtrent half twaalf des avonds is er schade toegebracht geweest
aan de woning van Henri Theodoor
Van den Heuvel, herbergier en winkelier
dorp In den Belle Vue aan de
kerk.
Men heeft stukken pannen en stenen
op de deuren en slagvensters geworpen,
terwijl de bewoners te bed waren.
Zekeren Emiel Nagels van Battel
Auwegem Warande zou een der daders zijn.
De gendarmerie werd belast met het
onderzoek. (GA)
Dinsdag
middag is de hoeve afgebrand van M.E. Wouters in de Winkelstraat.
Alles is in de vlammen omgekomen.
Alleen de meubelen waren verzekerd.
De schade is overgroot. Oorzaak van
het vuur onbekend.
De STEENOORDHOEVE in de Winkelstraat.
Ongeveer halfweg de Winkelstraat staat
de boerderij van de familie Schillemans. De huidige gebouwen werden er gezet
door de voormalige eigenaar en bewoner Victor De Boeck. Dit gebeurde in 1902
nadat hij de resten van de uitgebrande hoeve had gekocht van Jozef Wauters.
Georges Herregods kon,(DB-Mei 1981)
aan de hand van de rekeningen van de
kerkfabriek (aanvang rond 1600), de achtereenvolgende eigenaars en bewoners
terugvinden. Op de hoeve stond namelijk een kleine cijns van 4 stuiver, 1 oord
jaarlijks aan de kerk te betalen.
Jan Peeters was eigenaar voor 1617, zijn
erfgenamen bleven er tot in 1631.
Willem Bulens woonde er rond 1631. Jan
Bulens volgde hem op van 1539 tot 1673.
Cornelis Bulens woonde er van 1681 tot
1700.
Jan Verspreeuwen kwam de cijns betalen
van 1700 tot 1720.
Anthoen Vermerchtem verbleef op de
Steenoord van rond 1721 tot na 1728.
Hij was kerkmeester op de parochie en
gehuwd met Joanna Vleminckx.
Op het plan van Jan Van Acoleyn was de
boerderij goed voor 320 roeden.
Buiten zijn boerderij bezat Anthoen
Vermerchtem nog 4 bunders, 1 dagwand en 35 roeden.
Anthoen Hertogh zat op de hoeve van rond
1746 tot 1768.
Gulielmus Van Seghvelt van rond 1769 tot
op het einde van de eeuw.
Petrus Fierens rond 1820.
Carolus Wauters rond 1833. Hij was de
zoon van Antoon en van Anna Monica Bulens. Hij werd geboren op 17 mei 1792 en
huwde Isabella Leemans. Carolus Wauters overleed te Leest op 31 augustus 1872.
Na Carolus Wauters woonden op het
Steenoord twee broers en een zuster, allen ongehuwd : Jozef, Louis (die
schepen was en voorzitter van het weldadigheidsbureel) en Melanie Wauters.
Nadat het woonhuis was afgebrand, in
december 1901, verkocht de familie Wauters de rest van de hofstede aan Victor
De Boeck, om zich een herenhuis te bouwen op de Kouter rechtover het
parochiehuis. (waar later aalmoezenier Herregods zou verblijven)
Victor De Boeck, die gehuwd was met
Antonia Spoelders, herbouwde het woonhuis. De oude schuur van de vroegere
boerderij stond er nog. Ze had 8 grote pijlers en dateerde uit 1716. Dat
jaartal stond gegrift in een van de drie beuken balken. De schuur werd door
Alfons De Boeck afgebroken. Achteraan, tussen schuur en woonhuis, stond vroeger
een karhuis, dat begroeid was met klimop.
Na Victor De Boeck bleef zijn zoon Fons
op de boerderij. Hij was gehuwd met Henriette De Prins.
In 1962 kwam de boerderij in handen van
Rene Schillemans-Maria Alsenoy.
1902 De prijs van eenen werkdag, voor de onderstanden ten huize verleend,
voor t
jaar 1902, wordt voorgesteld op fr
: 1,10. (GA-6/6/1901)
1902 In 1902 kregen de muzikanten van
de fanfare Sint Cecilia een pet aangeboden
waarvan de kostprijs voor de
fanfare op 2,50 fr/pet beliep.
(GvM,12/10/1979)
1902 Secretaris Van den Bossche blijft
behouden als agent opsteller voor de
landbouw optelling voor 1902.
1902 De toelage van de provincie voor
het lager onderwijs voor het dienstjaar 1902
beliep 591 fr.
1902 -In de gemeente verblijven geene
personen welke de noodige machtiging bezitten
om geneeskundige vakken uit te
oefenen.
1902 De schoolbegroting voor het jaar
1902 beliep 120 fr, hetzij 2 fr per leerling.
1902 In april vroeg de gemeente, in
het kader van de komende wetgevende kiezing
van 29 mei, een aantal
oproepingsbrieven aan, hetzij :
-voor 210 kiezers met 1 stem, -voor
110 kiezers met 2 stemmen, -voor 100
kiezers met 3 stemmen.
1902 13 april : Gemeenteraadslid
Victor Diddenslegt de eed af in handen
van
burgemeester Bernaerts, als
nieuwbenoemde patentzetter.
1902 21 april : De genaamden Guillielmus Huybrechts, werkman aan den ijzeren weg,
wonende te Leest, heeft een ongeval
gehad met den trein van de Maatschappij
Mechelen-Terneuzen.
De plaats van het ongeval schijnt
te liggen tussen statie Thisselt-Blaesvelt en de
woning van Huybrechts. De
ongelukkige werd in het gasthuis van Mechelen
opgenomen. (GA)
1902 22 mei : De Kantonale Inspecteur
dringt aan tot de inrichting van een nieuwe klas
bij de gemeenteschool :
De
Raad, overwegende dat onze gemeentescholen bijgewoond worden door een
middelmatig getal van 60 leerlingen
voor de klas van Mr Dumont ; een
middelmatig tal van 70 à 75
leerlingen voor de klas van Mr Moons en dat het
hoogste getal leerlingen der klas
van Jufvrouw Moons beloopt tot 50 ; dat de
inrichting van het onderwijs tot
heden goed voldaan heeft en dat met een juiste
verdeling toe de passen van de
ouderdommen voor het bijwonen der scholen, het
maximum wettelijk niet zal
overtroffen worden.
Zoo is de Raad van gevoelen dat het
inrichten eener nieuwe klas bij de
gemeentescholen , hem dunkens,
heden niet dringend is. (DB-1958)
1902 8 juni : Is verdwenen uit de
ouderlijke woning de genaamde Victor Jan Verbeeck,
landbouwer, oud 16 jaar. Wonende te
Leest en zoon van August Verbeeck en van
Susanna De Blick. Hij werd geboren
te Leest op 30 maart 1886.
Zijn persoonsbeschrijving : lengte
1 m 56, zwart haar en wenkbrauwen, grijze
ogen, kleine neus, baardeloos
struis voorkomen.
Kledingsstukken waarvan hij drager
moet zijn : groen geperkte klak, groenachtige
broek en vest, bruin geperkte
veston, grijs hemd, schoenen met riemen en grijze
kousen. (GA)
1902 Brief gemeentebestuur van 10 juli
: ...in onze gemeente bevinden zich
geene
blinden noch doofstommen.
1902 11 augustus : Om 3 ure s morgens is er aan de woning van
den smid Louis
Spiessens weggevoerd geweest : de
twee wielen met toebehoorten van eenen
wagen dewelke teruggevonden zijn in
het Spoor van den Ijzerenweg van Mechelen
op Terneuzen alhier op omtrent tien
meters van den overgang aan den steenweg
naar Thisselt.
Omtrent 4 ure s morgens zijn drij
personen die Willebroeck moeten bewoonen
binnengekomen in de herberg van
Louis Steenmans Blaesveldstraat alhier, doch
niet eene dezer drij is erkend ;
zij zijn vervolgens gegaan bij Petrus Jan De
Muyer en de weduwe De Muyer
Thisseltbaan, waar zij naar melk vroegen.
Toen
mijn man Fons (nvdr : Alfons Hellemans) en ikin 1960 de bakkerij overnamen van Albert Piessens, wisten we niet wat
ons te wachten stond. De bakkerij van de Blekken was overgegaan in handen van
de Sussen, dat ging onmiddellijk rond in het dorp.
Bij
Fons waren ze inderdaad Sussen. Al die heisa kreeg nog een staartje want de
vaste brooddrager van Beire Piessens, Julleke Vloeberghen, weigerde voor ons
te rijden.
Hij
wilde niet voor Sussen werken. Wij zaten direct met een levensgroot probleem.
Onze
volgende gast, een jonge Mechelaar, viel serieus tegen en uiteindelijk is Vic
Verschuren ons uit de nood komen helpen. Maar dat was ook een Blek en toen is
Maria van Finne (noot Maria Verschuren)als een
razende furie onze winkel binnengevallen :
Waarom
smijtte gij nen Blek buiten voor nen anderen Blek ?...
Wist
ik veel van Sussen en Blekken, ik kwam van Peulis...
Nieke
Frut, ook een Blekken-sympathisante, kwam altijd om de asse van onze oven en
die zeefde ze dan uit en met al wat bruikbaar was bakte ze haar fritten op het
Dorpsplein.
Wij
kregen van andere Blekken in de Root het verwijt dat de Sussen (wij dus)putten veroorzaakten aan de achterkant van
die huizen en toen hebben we die met onze asse wijselijk gedempt, maar toen
deden we Nieke te kort...
Ooit
kregen we van Blekken een vraag om patekens te bakken voor het teerfeest van
St. Cecilia. Gaarne gedaan. Maar toen Gobien, de bakker uit de Juniorslaan dat
vernam begon hij dat ook te doen. Dat jaar zaten de Blekken met een dubbele
portie patekens op hun teerfeest...
Ik
weet ook nog dat de garde afgesproken had met de ongeduldig wachtende Blekken
buiten het gemeentehuis. Van achter het raam in het gemeentehuis trok hij een
aantal keer ostentatief aan zijn sigaret, het aantal zetels dat de Blekken
hadden veroverd...
Ik
heb ooit nog de woning van Nest De Win zien bekogelen met tomaten...
Emiel Polfliet vertelde in 1977 :
Ik
herinner het mij als was het gisteren, het was in 52, de dag van de
verkiezingen, in de mis van halfzeven en pastoor Coosemans stond op de
preekstoel. Plots begon hij over de verkiezing te praten en vroeg tamelijk
rechtstreeks niet voor de Blekken te stemmen. Toen is mijn grootmoeder
(Colette Van Praet-De Prins)verontwaardigd rechtgesprongen en heeft letterlijk gevraagd : Mijnheer
Pastoor, zijn wij dan geen kristelijke mensen ?
Waarop
de pastoor het antwoord schuldig bleef en hij verliet de kansel en zette de mis
verder alsof er niets was gebeurd. Nog even was er spanning in de kerk toen
mijn grootmoeder ter communie ging. Heel de kerk keek ademloos toe, maar de
pastoor behandelde haar net zoals
de
andere communicerenden en legde de H. Hostie op haar tong.
Onmiddellijk
na die mis staken enkele Blekken spontaan de koppen bij elkaar en verzamelden
in een mum van tijd enkele tientallen muzikanten van hun fanfareSt.-Cecilia. Die zijn dan dezelfde dag uit
dankbaarheid bij mijn grootmoederthuis,
in de Alemstraat, een serenade gaan spelen.
Stan Gobien daarover in zijn boek Leest in Feest :
Op zondag 12 oktober 1952, de dag van
der verkiezingen, deed er zich een incident voor dat een grote weerklank kreeg
en niet alleen in Leest. Een van de twistpunten was de herstelling van het dak
van de kerk geweest. De pastoor, toen Z.E.H.Coosemans, had zich moeten
uitsloven en smeken om het dak hersteld te krijgen. Eerst wou de Kerkfabriek
van Leest tussenkomen voor 75.000 frank maar die zag daar van af en uiteindelijk
moest de gemeente opdraaien voor het totale bedrag. De pastoor kon het
vermoedelijk niet langer verdragen dat de Blekken nu rondbazuinden dat zij
prima hadden gezorgd voor de herstelling van het dak van de kerk. In de
vroegmis tijdens de preek vloog hij uit naar de kandidaten op de lijst van
St.-Cecilia en hij noemde de kandidaten van de Ware Leestenaar, ware
leugenaars. In die tijd waren de meeste Leestenaars trouwe kerkgangers en deze
uitspraak vanaf de preekstoel viel niet in goede aarde bij de Blekken. De
mannen zaten bleek van woede hun kwaadheid te verbijten, maar ze bleven als
versteend zitten. Slechts één vrouw, in Leest Peit Klet genoemd, de moeder
van Nante De Prins, stond recht en onderbrak de pastoor. Ze zei dat de pastoor
het recht niet had haar zoon, die op de lijst van de Blekken stond, een
leugenaar te noemen. De pastoor was een ogenblik verbouwereerd maar dat was
genoeg om een hele chaos te ontketenen in de kerk. De mannen die daar een paar
ogenblikken geleden stilletjes en met schrik op hun stoel zaten, wisten maar al
te goed wat er ging gebeurenals ze niet
handelden. Ook zij stonden recht en begonnen hardop te protesteren. De aanhang
van de Blekken deed mee en ook de neutrale kerkgangers vonden het ongehoord wat
de pastoor zei. De Sussen daarentegen waren het met de pastoor eens en er
ontstond een echt tumult.Waarschijnlijk
zag de pastoor in dat hij de zaak niet meer baas kon. Hij stopte zijn preek.
Een groot aantal Blekken verliet uit protest de kerk. Ze gingen niet naar huis
maar verwittigden onmiddellijk alle medestanders. Velen onder hen gingen de
volgende missen bijwonen. Naar verluidt hadden heel wat Blekken aardappelen op
zak gestoken en hadden ze afgesproken deze naar de preekstoel te gooien indien
de pastoor deze netelige kwestie nog ter sprake durfde te brengen. De pastoor
zweeg in de volgende missen in alle talen over het maar langzaam hersteld dak
van de kerk
Pastoor Coosemans moest ook zijn stem
gaan uitbrengen en deed dat na de hoogmis. Heel wat Blekken stonden hem op te
wachten. Bij zijn tocht naar de gemeenteschool waar de verkiezing werd
georganiseerd, werd hij gehoond en beschimpt. Vanaf toen werd hij door de
Blekken beschouwd als een Sus
Na de verkiezingen is hij zijn
verontschuldigingen gaan aanbieden bij de kopmannen van de Blekken. Hij
verklaarde dat hij zich het hoofd op hol had laten brengen door de pamfletten
van de Sussen en dat hij het niet zag zitten dat er ooit socialisten in het
Leestse gemeentebestuur zouden zetelen. Later heeft hij zich niet meer gemengd
in de dorpspolitieke strijd.
Mijn overgrootvader Isidoor Constant
Van Hoof was de eerste muzikant van de Blekken. Het eerste openbaar optreden
van de fanfare St.-Cecilia vond plaats, op 6 december 1899,in zijn café Het Kruispunt (kruispunt
Juniorslaan-Vinkstraat)
Nadat hij burgemeester Bernaerts ter
hulp was gekomen tijdens een conflict met herriezoekers uit Stuyvenberg kreeg
hij als beloning zijn functie van veldwachter, ondanks het feit dat hij lid was
van de andere fanfare.
Al zijn kinderen bleven Blekken, ook
mijn grootvader Jan Edward en diens vrouw Florentine De Schoenmaeker. Toen die
na zijn dood hertrouwde met haar eerste lief, Louis Diddens, haalde ze een Sus
in huis. Na hun huwelijk zou haar tweede man steevast blijven teren met de
Sussen, terwijl zij de Blekken trouw bleef.
Mijn zus, mijn broer en ik hebben
thuisnooit iets van Blekkenvoorkeur
gemerkt, onze vader gedroeg zich tegenover ons zeer neutraal. Daar zou zijn job
als garde wel voor veel tussenzitten. Nadeel was dat wij nooit konden
aansluiten bij één van de twee Leestse fanfares en noch vis noch vlees waren.
Voordeel : tot op de dag van heden heb ik steeds gestreefd naar de grootst
mogelijke objectiviteit in alles.
Honderden anekdotes vallen er te
vertellen over de eeuwige tweestrijd. Enkele wil ik niet weerhouden.
Redetwisten over de oprichtingsdatum
van de fanfare St.-Cecilia.
Iedereen wist dat de fanfare Arbeid
Adelt was opgericht op 8 mei 1898, dus eerder dan die van St.-Cecilia. Tot
leedwezen van een aantal Blekken dat zij niet de eerste waren.
Misschien konden ze politiek wat voordeel
halen indien...
Daarom trachtten ze de oprichtingsdatum
van hun fanfare te verleggen en ontstond er binnen de vereniging een discussie.
Wat zou als oprichtingsdatum worden gehanteerd : het maken van de eerste
plannen om met de fanfare te starten in de zomer van 1898 of de eerste min of
meer officiële ledenvergadering op 26 augustus 1899.
Het Blekkenbestuur van toen besliste de
oprichtingsdatum een jaar naar voren te schuiven en dit kwam vanaf dat moment
tot uiting in de documenten.
Pas vanaf 1960, met de viering van het
60-jarig bestaan van de vereniging, werd de officiële stichtingsdatum van de
fanfare aanvaard...
(Leest in Feest, Stan Gobien)
Jan De Decker in De Band nr.33 van 1955 :
...het
etterend gefoeter en gezwets tussen fanfare zus en fanfare zo kan enkel van
aard zijn om het gehele dorpsleven te ondermijnen. Verdeeldheid breekt de
weerbaarheid...
Onderpastoor Cleeren in 1956 in De Band :
...De
Leestenaren hielden van een goede kermis, van een vettig teerfeest, van een pot
(of meer) schuimend bier en van O.L.Heer. Slechts alle zes jaren kwam er een
kink in de kabel : in de tijd van de gemeenteraadsverkiezingen, dan wat het
raadzaam niet te veel in de huizen te komen, want dan zoudt ge zo met een
broodmes de argwaan en achterdocht van de gezichten gekrabt hebben : dan had ge
nog alleen vriendschap van de zuigelingen en de kleuters. Gelukkig duurde die
periode niet lang en het leven van elke dag ging dan weer gewoon verder...
Paul Van Huffel (ex-Leestenaar), Blaasveld2009 :
Ik heb
ooit de plakploeg van de Sussen zien een pint gaan drinken bij dokter Stuyck.
Ze hadden hun stootwagen vol plakmateriaal voor de deur geposteerd toen daar
een plakploeg van de Blekken passeerde. Die Blekken hebben die wagen zonder
aarzelen in de gracht daar tegenover gekieperd...
Rachel Beullens (dochter van Blekken-gemeerteraadslid Jef) in 1985 :
...Toen
Onze Nie (noot :haar zuster Nieke Beullens °8/12/1919, +9/10/1998, gehuwd met Juul
Boonen) met een Sus afkwam viel dat niet
in goeie aarde bij de rest van onze familie en zeggen dat zijzelf één van de
hevigste was. Ze is met den Boonen getrouwd maar voor, tijdens en na elke keus
was dat daar groten ambras. Dan spraken die zelfs niet met elkaar...
De website Leest. Be,
7/3/2003 :
...In
Leest zijn bepaalde familienamen vrij frequent. Er zijn vrij veel mensen die
Selleslagh, Lauwers of De Prins heten. Het is niet zo dat de familienaam dan
ook bepaalt of iemand tot de groep van de Blekken of de Sussen behoort. De
familienaam Selleslagh komt in beide groepen voor, evenals de familienaam
Lauwers en nog heel wat andere.
In deze
optiek dient vermeld dat de beide groepen een zekere controle uitoefenden op de
evolutie binnen de eigen clan. Dat ging soms heel ver. Wanneer een jongen van
de Blekken verliefd werd op een meisje van de Sussen, dan werd dat vijftig jaar
geleden met argwaan bekenen door de ouderen. Die zegden dan : Hoe is het
mogelijk dat hij zoiets doet ? Er zijn bij de Blekken toch ook genoeg mooie en
goede meisjes ! Wat heeft hij nu te zoeken bij de Sussen. Dat zal nog verkeerd
aflopen !
Het was
nog erger als een meisje van de Blekken verliefd werd op een jongen van de
Sussen, want zij werd beschouwd als hopeloos verloren voor de eigen zaak.
Dezelfde ideeën leefden bij de Sussen. Ook zij probeerden hun bloed en hun ras
zo zuiver mogelijk te houden. Heel wat gemengde verliefdheden tussen de
Blekken en de Sussen zijn als gevolg van deze opvattingen nooit met een
huwelijk afgesloten. De liefde moest al heel sterk zijn om toen een gemengd
huwelijk te krijgen...en gelukkig overwon de liefde ook soms deze hindernis.
Er deden
ook allerlei verhalen de ronde rond de Blekken en de Sussen. Ze werden verteld
in de dorpscafés en op familiebijeenkomsten. In een café van de Blekken werden
Blekkenverhalen verteld, dikwijls ook in het bijzijn van de Sussen en hun
heldenverhalen werden met gepaste overdrijvingen in de verf gezet. Wanneer er
Sussen in het café waren, dan werd alles nog wat meer overdreven en werden
woordspelingen gemaakt op zogenaamde mislukkingen van de Sussen, met de
bedoeling van de vertellers de andersdenkenden min of meer belachelijk te
maken. Wanneer het te gortig werd, dropen die meestal stilletjes af. Toch waren
er ook Sussen die zich niet zo maar lieten doen en die fel van zich afbeten
toen ze vonden dat hun partijgenoten te veel en onterecht in hun hemd werden
gezet. De Blekken kregen natuurlijk van hetzelfde laken een broek, wanneer ze
in een echt Sussencafé kwamen...
Voor een
aantal strijdvaardige aanhangers van beide groepen was het cafébezoek bij de
tegenstanders een ideale gelegenheid om na te gaan hoe het stond met hun morele
kracht en weerbaarbeid. Als er daarbij veel bier door de kraan liep, kwamen de
tongen los.
De
geheime plannen van de tegenstanders werden dan te vroeg openbaar gemaakt...
Frans Susse Teughels in De Band
Pas
had het grommelen van bommen en granaten opgehouden of we konden het rommelen
van de trommels reeds horen tot op het dorp. Iedere vrijdagavond werd in de
zaal van Sooitje repetitie gehouden door de vlug heropgerichte fanfare.
Schetterende
trompetten en bazuinen, aangevuld door zachtere instrumenten, klonken gedempt
door, tot zelfs op onze slaapkamer. De Blekken waren herboren.
Van
de Sussen was geen sprake meer. Het
eeuwige bekvechten over muziek en fanfare was volledig geluwd gedurende de
lange oorlogsjaren. Ook van de daaruit voortvloeiende dorpspolitiek hadden ze
hun bekomste. Eigenlijk hadden ze reeds enkele jaren voor de oorlog de strijd
gestaakt. Doch een paar driftkoppen onder hen hadden toen de politieke
handschoen aangepakt en voor de lol zich gemeld als kandidaten voor de
gemeenteraadsverkiezing. Tot grote verbazing van iedereen behaalden de
Juniors, zoals ze zich noemden, geheel onverwacht een glansrijke meerderheid.
Sinds
heuglijke tijden was het bij ons de gewoonte geworden om in die
overwinningsnacht met rammelende stoofbuizen rond te rijden. Altijd maar op en
af ging die rit, telkens weer voorbij de kandidaten die het onderspit hadden
gedolven. Tevens was het een uitgelezen kans om er in dolle pret drie dagen tegen aan te lappen...herberg in en
herberg uit, tot de meesten onder hen volledig platzak waren.
Met
een burgemeester, verkozen buiten raad, hebben ze die jaren de befaamde
Juniorslaan aangelegd. Waarschijnlijk is die luxe voor velen van onze
kiesgerechtigden teveel geweest want bij de volgende keus was het
buiskensrijden voor de mannen van de andere kant. Met lede ogen hebben dan ook
de juniorssympatisanten de drie dagen durende braspartijen moeten aanschouwen.
Van zulke dingen wilden ze niet meer weten.
De
gedachten alleen al aan de affronten van dat buizengekletter was blijkbaar
teveel geweest. Verscheidene oud-muzikanten van Arbeid Adelt dachten er zelfs
aan zich te melden bij de weer bestaande maatschappij om samen één grote fanfare
te vormen.
De
familiepolitiek van voor de oorlog leek voorgoed voorbij.