1917 11 januari : Jan Constant Moons werd door de voltallige raad benoemd
tot
hoofdonderwijzer in
vervanging van Jan Dumont.
Daarvoor ontving hij
2.100 fr jaarwedde, het genot van een woonst met hof en een
bestuursvergoeding van
100 fr. (GA)
Jan Constant Moons waste Leest geboren op 19 november 1878 en
getrouwd
met de zuster van Constant Buelens.
Hij woonde in de Koestraat. Amper
gehuwd in 1913, overleden beide echtgenoten
korte tijd na mekaar in 1918.
1917 16 januari : ...bij de weduwe
Vloeberghen, Koeistraat Leest, is heden het
volgende in beslag genomen en
nedergelegd ten gemeentehuize door de Duitsche
soldaten : 750 kg aardappelen, 450
kg rogge, 75 kg haver en 35 kg meel. (GA)
1917 20 januari : De weduwe Spruyt uit de Winkelstraat weigerde 1.450 kg
aardappelen, bij haar
aangeslagen door Duitsche soldaten Controleurs, af te
leveren in het
gemeentehuis.
Als reden gaf zij op dat
zij eerst mijnheer de Zivil-Kommissaris wou spreken.
(GA)
1917 25 januari : Bij Karel Lodewijk Van Aken in de Kleinheidestraat werd
850 kg
haver in beslag genomen.
(GA)
1917 25 januari : Met negen stemmen op negen werd Victor Jozef Selleslagh
verkozen
tot hulponderwijzer.
Zijn jaarwedde : 1.200 fr
plus 150 fr verblijfsvergoeding.
Victor Selleslagh was
tijdelijk dienstdoende onderwijzer te Tisselt. (GA)
Stan Gobien, zelf hoofdonderwijzer en inspecteur in 1996 in een brochure
Reünie van de Leestse vijftigjarigen over meester Selleslagh :
...Meester Selleslagh was ook een speciale figuur.
Hij was een rasechte optimist en een filosoof en daarbij een grappenmaker als
geen ander.
Tijdens de
catechismuslessen kon hij uitspraken doen die geen ander kon nadoen.
Wanneer iemand zijn
catechismusles niet had geleerd en toch probeerde een en ander van het antwoord
te geven, kon dat natuurlijk niet letterlijk zoals hetin het boekje stond. Was meester Selleslagh
in een serieuze bui dan zei hij : half en half, maar toch niet heel. Was de
meester in een filosofische bui dan werd het een of andere spreuk die voor ons
erg aangebrand leek. De hele klas riep dan : Heu !!! Nog geen drie seconden
later vloog dan de deur open stond meester De Leers daar en hij riep dan : Wat
is dat hier nu weer !!! of Is t hier weer kermis ???
Meester Selleslagh trok
zich daar niets van aan en koos toen meester De Leers weg was een nieuw
slachtoffer waarvan hij met zekerheid wist dat die ook zijn catechismusles niet
kende. Toen die zijn tekst wat had gebrabbeld en toen het inderdaad kant noch
wal raakte, toverde hij een van zijn andere geijkte spreuken uit zijn mond. De
hele klas brulde dan nog luider dan voorheen : Heu!!! Heu !!! Meester De
Leers kwam toen niet meer opdagen. Dat wist de meester en dat wisten wij ook !
Er werd destijds nogal
wat kattekwaad in de klas uitgestoken. Meester Selleslagh vloog dan naar de
boosdoener. Deze zag de wervelwind naderen en sprong de bank uit en rende
tussen de banken door de klas. De meester zette natuurlijk de achtervolging in.
De andere leerlingen supporterden en joelden en de meester probeerde de belhamel
uit te schakelen door hem bij de kraag te pakken en een pak voor zijn broek te
geven. Sommige leerlingen waren hem echter te vlug af en toen hij moe werd van
de achtervolging probeerde hij een andere tactiek : hij zou het opgejaagd wild
uitschakelen door een rake trap. Velen ons ons hebben op deze manier een trap
onder hun achterste gekregen.
Daarna vlogen de
stouteriken in de hoek tot aan de speeltijd.
Wij zullen echter nooit te weten komen of meester Selleslagh het echt meende of
toneel speelde. Vermoedelijk beschouwde hij het als een toneelspel.
De lei en de griffel
bleven nog bestaan, maar in het derde en vierde leerjaar hadden we ook al een
kladboek om er onze oefeningen in te schrijven. We schreven nog steeds met een
ballonpen, waarmee we hadden leren schrijven aan het einde van het eerste
leerjaar.
Ballonpennen moeten er
destijds door het Leestse gemeentebestuur met duizenden gekocht zijn en meester
De Leers moet hectoliters schoolinkt hebben gemaakt...
9. Geerts Corneel Frans, dagloner te Leest, alsmede landbouwer te Tisselt,
Moer.
10. Alewaters Karel Lodewijk, landbouwer Tisseltbaan.
11. Teughels Jaak, werkman, Dorp.
12. Geerts Antoon, arsenaalwerkman, Molenstraat.
13. Potoms Lodewijk, verhuisde naar Blaasveld.
B.
Boonen Frans en Jacobs
Frans Jan Baptist, landbouwers te Leest Kouter, zijn aangehouden geweest als
spioenen voor het Engelsch leger, en opgesloten in t gevang te Antwerpen.
De eerstvermelde is na
eenige weken gevang, tengevolge van ziekte vrijgelaten, de tweede gemelde
Jacobs, werd eenige dagen voor de wapenstilstand tot de doodstraf veroordeeld,
maar zijn vonnis is niet uitgevoerd.
(GA-5/10/1920)
Joseph Rottiers, nr. 3
op bovenstaande lijst, was geboren te Opdorp op 16 mei 1887.µ
Hij was spoorbaanwerker
bij de staatsspoorwegen en werd door de Duitse bezetter weggevoerd naar het
kamp van Soltan, alwaar hij drie maanden verbleef zonder te willen werken.
Daarna werd hij overgevoerd naar Elsederutten alwaar hij onder bedreiging van
slagen en verhongering gedwongen werd te werken in de steengroeven en
ijzerertsmijnen tot 8 juli 1917, dit zonder loon.
Joseph Rottierswerd weggevoerd omdat hij weigerde voor de
Duitsers aan de spoorbaan te werken.
Te uitgeput om nog te
kunnen werken, werd hij teruggestuurd naar België.
(GA-13/2/1923)
Willem Lodewijk Leemans, nr. 4 op de lijst, werd geboren te Leest op
26/10/1890 als zoon van Antoon en van Maria Clotildis Van den Branden.
Hij zou weerkomen op 8 juli 1917.
(GA-13/12/1922)
Voor Antoon Geerts, nr. 12 op de lijst, schreef burgemeester Bernaerts op 6
maart 1917, volgende brief naar de heer Voorzitter van het Meldeambt te
Mechelen :
...Antoon M. Geerts,
werkman en wonende Molenstraat nr.8, is op 4 januari 1917 overgevoerd geworden
naar het kamp van Soltan (Duitsland).
Hij is gehuwd met Van
Kerckhoven Joanna Octavia, oud 36 jaren, en was, bij zijne wegvoering, vader
van 4 kinderen, die geboren zijn in 1905, 1907, 1912, en 1913.
Zijne vrouw is op 5 maart
1917 bevallen van een vijfde kind, hetwelk den last van dit gezin nog vergroot
en de hulp des vaders in dezen ogenblik vraagt.
Deze weggevoerde is
altijd van goed gedrag geweest, goed huisvader, spaar- en werkzaam, en zijne
terugzending wordt door zijn gezin en familieleden zeer betracht.
Van eene
landbouwersfamilie voortspruitende heeft hij altijd zijne bezigheid in de
landbouwerij gevonden sedert den duur van den oorlog.
In de hoop, Mijnheer, dat
deze vraag gunstig onthaal verwerve, bied ik u mijne groeten aan...
Julien Geerts, nr. 8 op de lijst, vertelde later zelf :
Ik vertrok op 4 januari
1917 vanop Nekkerspoel en kwam als laatste van allen terug op 15 juli 1917, na
6 maanden en 11 dagen.
Wie zes maanden had
gedaan in Duitsland kreeg na de oorlog een decoratie, ik was er nog juist bij.
We verbleven in het kamp
te Soltan. Daar waren de Leestenaars samen, maar om te werken moesten we uit
elkaar.
Eerst werd ik
tewerkgesteld in een steengroeve bij Melsdorf boven Kiel.
We moesten er kiezel
uithalen. Nadien heb ik in een melkerij gewerkt te Mecklenburg en op het
laatste zat ik in een houtfabriek te Luneburg waar ze triplex maakten.
Het eten dat we kregen
was niet fameus : van die groene kraag, beten gelijk we zeggen, gemengd met
mosselen of vis ; daar is geen enkele koe die dat gewild zou hebben. Ze gaven
ons ook Choukroute, witte kolen uit vaten.
We kregen ook pap van
zogezegde gebarsten tarwe, geen enkele maag wou dat verteren : dat kwam er
uit gelijk het er in ging !.
(LG, blz.264,265)
Jan August Maes, tijdens de oorlog in Hombeek wonend, was te Heffen geboren
op 18 april 1885. Later kwam hij naar Leest wonen in de Tiendeschuurstraat.
Hij was gehuwd met Maria Jozefina Leemans.
Omdat hij rijwielmaker was, een beroep dat toen onmogelijk uit te voeren
was, en bijgevolg werkloos, werd hij op 4 januari naar Soltan gevoerd.
Na drie maanden verplaatste men hem naar Elsederutten tot 26 juli 1917, de
dag zijner terugzending naar zijn vaderland.
(GA-6/2/1923)
1917 Op 8 januari richtte de burgemeester een nieuw verzoek tot de Zivil
Kommissaris
omtrent de herstelling
van de Zennebrug.
...de tijdelijke brug, door de gemeente aangesteld tot doorgang van
voetgangers
op de vernietigde brug, komt in
zeer slechten toestand en loopt dagelijks
onder water, het hout verrot,
zodanig dat er ongelukken kunnen uit voortspruiten.
Kan de nieuwe brug niet kortelings
geplaatst worden om de verantwoordelijkheid
der gemeente te dekken bij
ongevallen...
Dat jaar zou de nieuwe
brug er komen. Ze werd gelegd door de Duitsers, de oude
Maandelijks moesten de
boeren zich met hun paarden ter keuring aanbieden. De beste paarden werden er
uitgekozen en tegen lage prijs naar Duitsland gevoerd. Het gebruik van ossen
werd algemeen. De familie Schelkens (die van den Duits) had een
alternatief :de vier zonen vervingen hun door de Duitsers
aangeslagen paard.
Achter de ploeg vader
Schelkens, ervoor zonen Cyriel, Fons (huwde Roos Beullens), Jan en Piet.
Op 10 maart verscheen een nieuw bevel meldende dat de burgers van Mechelen
en omstreken verzocht waren hun koperwerk in te leveren in de fabriek van
Vincke in de Leopoldstraat.
Diegene die het bevel niet nakomt zo luidde de plakkaart stelt zich bloot
volgens de verordening van 13 december laatstleden aan gevangenisstraf tot 2
jaar en een geldboete tot 20,000 mark.
Enkele dagen later werd van huis tot huis huiszoeking gedaan.
In 1917 betaalde men de kolen tot 120 fr de 1000 kilos.
Voordat de aardappelen hunne volle rijpheid hadden bekomen zag men reeds
duizenden burgers de landbouwers bestormen om enige kilos te kunnen bekomen in
afwachting van de komende winter, dit ondanks de zware boeten en het verbeuren
van dit voedsel door de Duitsers.
De woekerhandel werd in de hand gewerkt omdat men te Brussel in de maand
september 1918 bv de aardappelen tegen 3 en 4 fr het kilo verkocht.
Gedurende gans de oorlogstijd was het onmogelijk vis te kopen. Men betaalde
pekelharing 2 fr het stuk, een halve stokvis 6 tot 8 fr en zij waren maar
zelden te bekomen.
In de lente van 1918 was het brood niet meer eetbaar : meer zemelen dan
bloem, de armoede werd hoe langer hoe groter.
Enkele prijzen van 1917 en 1918 : tarwebloem per 100 kgr : 850 a 950 fr.
Hesp (ham) : 45 fr. Spek : 45 fr. Vet : 63 fr. Boter : 40 tot 45 fr.
Melk per liter : 1,25 a 1,50 fr. Eieren
per stuk : 1,50 a 2,40 fr.
Koffie per kg :80 fr. Bruine zeep :
30 fr per kilo. Lampolie : 25 fr.
Petrol : 25 fr. Rooktabak : 70 tot 80 fr per kilo.
Velen vergenoegden zich met het roken van allerhande gedroogde bladeren van
struikgewassen.
In november 1916 verscheen er een verordening waarbij, op straf van een
zware boete, verboden werd zichtbaar licht te maken, om het gevaar van
luchtaanvallen tegen te gaan.
De voorraad steenkolen die de arme bevolking van het steunkomiteit kon
bekomen, bedroeg slechts 120 kg per maand en per gezin.
Op het einde van 1917 waren voedingsstoffen en kleedsel niet meer kopelijk.
Vele werklieden zag men langs de straten slenteren met gescheurde broeken
en vesten.
Vrouwen met kledingsstukken van allerlei lappen aaneengenaaid.
Katoen of saai konden de arme mensen niet meer kopen.
Een enkel bobijntje naaigaren betaalde men tot 16 a 20 fr.
Door de verschrikkelijke duurte van het leder (230 frank per kilo op het
einde van 1917), werd het vele burgers onmogelijk schoenen te kopen. Het dragen
van klompen werd algemeen ofschoon men ze 8 tot 10 frank het paar betaalde,
tegen 1,05 fr voor de oorlog.
Een hoed was onmogelijk te kopen, een gewone klak betaalde men tot 25
frank.
(De Duitschers te Mechelen Frans Verhavert Drukkerij L.A.Godenne
1919)
1914 Einde november stierf er een koe van landbouwer Jozef Polfliet uit
de
Tisseltbaan.
Veearts Van Passen uit
Willebroek keurde de vier kwartieren goed, de afval werd
afgekeurd. Het vlees werd
verkocht voor 70 en de huid voor 29 frank. (GA)
1915 Gedetailleerde opgaven van de
bevolking der gemeente volgens de nauwkeurige
telling gedaan, bij de uitgaaf der
bloemkaarten, voor de verdeeling van het meel
en bloem :
1. mans, gezinshoofden245
2. gehuwde vrouwen en weduwen255
3. getal kinderen boven 2 jaar 844
4. andere personen157
totaal1501
De kinderen beneden de 2 jaar zijn
niet begrepen.
GA-19/4/1915)
1915 In de gemeente zijn (opnieuw) twee graanmolens werkzaam :
1. De stoommolen van de
weduwe Bonifacius Lauwers, die per dag 1500 kg kan
malen.
2. Een graanmolen met
naphte van Alfons Maes, goed voor 1300 kg per dag.
(GA-21/10/1915)
1915 Schatting van de gemeente omtrent de oogst van 1915 :
er werd 28 hectaren tarwe
verbouwd, gevende of kunnende opbrengende 2000
kg het hektaar.
166 hektaren rogge,
geraamde opbrengst 2000 kg het ha.
105 ha wintergerst,
geraamde opbrengst 2500 kg per ha.
Voor de 25 ha haver
slecht zijnde van wasdom, is de schatting onmogelijk.
1915 Voor 1915 voorzag het gemeentebestuur :
Noodige meel of bloem gehalte noodig per dag : 40 zakken.
1914 Op 23 oktober sneuvelde Leestenaar Jan Victor Roelants te
Stuivekenskerke
aan de Ijzer.
Het was bij de zware
gevechten om de brug van Tervaete, waar de Duitsers over
deIjzer waren geraakt. Het waren moordende
gevechten : aan de buitengevel van
de kerk van
Stuivekenskerke, vanwaar de Belgische tegenaanval vertrok, staat een
herdenkingsplaats die
vermeldt dat die 23 oktober, 1200 Carabiniers en twee
derde van het
officierenkader niet terugkwamen van die tegenaanval.
Jan Roelants was geboren
te Leest op 25 februari 1883 als zoon van Jan en Maria
Louise Vertongen.
1914 Enkele tijd na de
overrompeling van 1914, werd door de Duitse bezetters
begonnen met de Belgen, al ei zo
na, tot op hun hemd uit te kleden, zogezegd
geruild voor hun dag en nacht gulle
waardevolle bijgemaakte papierkens, en wat
voor de veroveraars niet tot
verkoop was te verleiden, bleek voor hen dan niet te
zwaar of te heet.
Inbreng van wol of koperwerk gold
als afkorting op n bepaalde som van een
verplichte gezinsbijdrage, de
laatste bomen verdwenen uit de bossen, de notelaars
uit de woonerven voor hun tekort
aan geweerkolven, de paarden tot motorkracht
voor hun ergens in de modder
verzonken kanonnen, de klokken uit de torens,
jonge mannen en vaders als helpers
naar het vreemde land.
Hulpkomiteiten zagen hun
mogelijkheden slinkenen de Duitsers
vreven alle
schuld op de bevolking.
Daartegen brachten de
protestzangers spottend eigen kritiek : in de dorpen :
De meiskens van Brussel die
smokkelen zeep, zeep, zeep, enz., in de steden :
En de boeren hebben een
markmachien, n markmachien, enz..
(J.A.Huysmans DB juni 1980
Waterkiekens in onze rivieren)
In de Komiteiten konden de burgers aan verminderde prijzen eetwaren
bekomen, die voor elk huisgezin en per hoofd verdeeld waren.
Brood en aardappelen moest men insgelijks in de huizen, door de komiteiten
daarvoor aangewezen, gaan halen.
Het brood bestond uit een mengeling, meer zwart dan wit.
Het tarwebrood werd verkocht bij de bakkers die daartoe een bijzondere
vergunning bekomen hadden. Deze bakkers waren zeldzaam.
In 1916 mocht geen enkele bakker nog brood bakken, buiten degenen die door
de komiteiten aangesteld waren; tarwebrood was verboden.
Men kon niet meer dan 250 gr. brood en300 gr. Aardappelen per hoofd bekomen en dit rantsoen werd nog merkelijk
verminderd op het einde van het jaar.
Het was niemand toegelaten zijn voorraad aardappelen op te doen.
Voor iedere landbouwer was een hoeveelheid aardappelen bepaald, die hij
moest leveren
aan de komiteiten.
Het was de burger haast onmogelijk de enige kilos aardappelen die hij van
de landbouwer bekomen had in de stad te brengen zonder gevaar te lopen
aangehouden te worden en met een zware boete gestraft te worden.
In 1917 en 1918 verergerde deze toestand nog. Suiker, rijst, bonen, enz.
Moesten in het komiteit genomen worden ; er was een hoeveelheid per hoofd
bepaald.
Zo was het ook voor spek en vet, en toch was het dan nog zelden te bekomen.
Om de duurte van de koffie waren vele burgers genoodzaakt gebrand koren of
gerst te drinken in plaats van koffiebonen. Een Duits bevel verbood graan en
bitterpeën te branden op op den buiten te gaan kopen op straf van zware boete.
Alles werd opgekocht en naar Duitsland vervoerd.
De schillen der aardappelen werden ten huize afgehaald en men betaalde ze
10 tot 14 centiemen per kilogram.
Einde november 1916 was er bijna geen boter meer te bekomen.
Reeds van 1915 werd dagelijks aan duizenden werklieden door de zorg der
komiteiten soep en brood uitgedeeld.
Maandelijks moesten de buitenlieden met hunne paarden ter keuring naar de
stad komen. De beste paarden werden er uitgekozen en tegen lage prijs naar
Duitsland gevoerd.
Het gebruik van ossen werd algemeen.
Bij al de duurte der levensmiddelen werd er nog woekerhandel op grote
schaal gedreven.
Sommige waren sloegen zelfs met het uur op, niettegenstaande de handelaars
op dat ogenblik reeds een schone winst konden opstrijken.
In Duitsland was er gebrek aan leder. De Duitsers eisten nu in België alle
leder op zodat het bij ons schaars en duur werd, men betaalde een paar schoenen
in 1917 tot 125 frank, en in 1918 150 tot 200 fr.
Op15 januari 1917 werd een Duits
bevel in bijna al de huizen der stad (Mechelen) rondgedragen waarop de burgers
het gewicht koper moesten aantekenen dat zich in huis bevond.
6. 35 banken, barometer, twee thermometers, kruisbeeld,
OLVrouwbeeld, begroot op1490 fr.
7. Heropbouwen van het gedeelte eener klas, nieuwe
vloer in een andere klas,
plaffonering, beschadiging aan
deuren, witten schildering en
inzetten van vensterruiten,
begroot op950
fr.
Samen :4.435 fr.
Oorlogsschade aan monumenten,gebouwen, landgoederen
toehorende aan particulieren.
1. Houten graanwindmolen, genaamd Steinenmolen, van weduwe Frans Van
Winghe,
Kapellebaan : vernield door
brand.
2. Houten graanwindmolen, van weduwe Bonifacius Lauwers, aan de Knip,
vernield door brand.
3. Landbouwerswoningen van :
a) Polycarp Verhoeven,
Kapellebaan : vernield door brand.
b) H. Louis Daelemans,
Kapellebaan : vernield door brand.
c) Pieter Jan Diddens,
Blaasveldstraat : vernield door brand.
d) Constant Diddens, Molenstraat
: vernield door brand.
e) Joseph Nuytkens, Molenstraat :
vernield door brand.
f) Alfons Piessens, Mechelbaan :
vernield door brand. Meubelen, oogst, enz. dezer zijn
ookvernield.
4. Woningen van :
-Theod. Van den Heuvel, Dorp :
beschadigd.
-Weduwe Buntinckx Hofmans, Dorp :
beschadigd.
-Weduwe Van Moer, Dorp :
beschadigd.
-Arnold Teughels, Dorp :
beschadigd.
-Jaak Vloebergh, Dorp :
beschadigd.
-Jan Huysmans, Dorp : beschadigd.
5. Schuur gebruikt door Willem Slachmuylders : vernield door brand.
Deze schuur, staande op de
Kapellebaan,is eigendom van Duc dAost
Turino.
(GA-27/2/1919)
Oorlogsschade aan buurtwegenis.
Grote schade was toegebracht aan :
-Steenweg van Leest dorp naar de limiet van Tisselt, wegen nrs 4, 10 en 28
van het atlas, op deze lengte is de herstelling der brug over de beek groot
noodig.
-Steenweg van Leest naar het Heike Hombeek, nrs 5 en 9 van het atlas. Deze
twee
steenwegen zijn in zeer slechten toestand.
-Steenwegen van Leest dorp naar Heffen en naar Hombeek, deels beschadigd
wegen nrs 3 en 2 van het atlas.
-Steenweg van Kapelle op den Bos naar boskant Hombeek, weg nr. 5.
-De brug over de St.Annabeek limiet met Mechelen, kant langs Leest is
grotelijks beschadigd.
-De kiezelweg in de Laerestraat is grotelijks beschadigd. (GA-30/1/1919)
-De schade aan gemeentewegen werd in 1920 geraamd op 12.835 fr. Aan
steenwegen voor groot verkeer op 14.280 fr. (GA-8/5/1920)
1914 Op 29 september sneuvelde te Londerzeel, bij de eerste
schermutselingen, de
Leestenaar Ludovicus
Louis Jacobs.
Hij was te Leest geboren
op 3 april 1893 als zoon van Frans en Maria Anna Van
Loock.Hij diende bij het 12de Linieregiment.
1914 29 september : Het dagboek van Hombekenaar Domien Van Beveren : ...mijn
vrouw en ikreden dan met onze beide kruiwagens met onze
drie kleine kinderen
op de vlucht..
(...) Wanneer we aan de ijzeren weg gekomen waren begonnen ze weer te
schieten
en we waren verplicht, gebukt en
met een zware last op onze kruiwagen te rijden
van aan de bareel tot aan het
Hoefijzer. De kogels vlogen om ons heen.
Aan de hoeve van Jef Scheers
gekomen, was ik de last van het zadel moe en ik
wierp hem in de hof. Wij gingen
voort tot aan de Winkelstraat, daar stonden de
karren, van dewelke een paard zijn
zadel verloren had.
Ik mag ook neit vergeten te zeggen,
dat terwijl wij op de vlucht waren, de
windmolen van Stijnenmolen
afgebrand is..(t Ridderke, nr.4,1996)
1914 30 september : Het fort van Walem werd door de Duitsers ingenomen.
De Belgische soldaten
sloegen op de vlucht. (KH)
1914 30 september :
...Jan Baptist De Cuyper ,zijne vrouw Francisca De Buyser en Antoon Edward
Leemans, landbouwers te Leest uit
de Blaasveldstraat, werden bij hunne vlucht,
op 30september 1914, aan het kasteel Lefebvre te Blaasveld, door de Duitsche
soldaten gevangen genomen. Ze
werden tegen de muur eener woning opzij
geplaatst, met den rug naar de
Duitschers.
Eene ontploffing volgde, en deze
drij personen vielen getroffen ten gronde.
Leemans bleef roerloos ten gronde
liggen, eenigen tijd daarna bemerkende dat de
Duitsers vertrokken waren, kon hij,
alhoewel zwaar gewond, zich oprichten en
verder vluchten in de richting
Willebroek, waar hij verpleegd werd.
Een zijner armen was verminkt,
zoodanig dat hij meer dan zes maand in t
gasthuis verbleef ; het gevolg is
dat hij zijne werkkracht verloren heeft voor dit
lichaamsdeel.
Zijne twee gezellen, De Cuyper en
vrouw, verloren er het leven bij.
Leemans verklaarde dat de
Duitschers bij het plegen dezer moorddaden, maar
2 of 3 passen van hen stonden.
Verschillende inwoners der
gemeente, waarbij ouderlingen, vrouwen en kinderen
waren niet gevlucht. Sommigen
werden in de gemeente zelf in eenige huizen bij
elkander geplaatst,anderen werden
naar Zemst geleid en daar verschillende
dagen opgesloten gehouden.
Jaak Teughels werd, na zich
verschillende dagen verdoken gehouden te hebben
onder een goot, en zich gevoed te
hebben met rapen en wortels, door de
Duitschers ontdekt.
Alhoewel hij alleen niet meer kon
gaan, werd hij niettemin naar Mechelen en
vervolgens naar Duitschland
gezonden.
Gelukkig werd hij na korte tijd
teruggezonden wegens zijn zwakke gesteltenis.
In bijna alle woningen, door de
gevlucht zijnde bewooners verlaten, werd
ingebroken.
Deuren, kasten, geldkoffers
verbrijzeld en den inhoud ervan geroofd.
Al wat eenige waarde had als
ljnwaad, kleedsel, beddegoed, juwelen en
gereedschap werd meegenomen of
verbrijzeld door de Duitsche overweldigers.
Veel vee, bijzonder zwijnen en
pluimgedierte werd geslacht door de Duitschers,
en dit in zulk getal, dat
verschillige zwijnenrompen geheel bewerkt na slachting,
later in staat van ontbinding op
verschillige plaatsen gevonden zijn.
Door de beschieting is groote
schade aangericht aan de kerk, dezer meubelen,
aan den toren, aan de pastorij, aan
de grafmonumenten en aan de
omheiningsmuur van het kerkhof.
Eene klas der meisjesschool is in
brand gestoken en den inhoud is door het vuur
vernield.
Vele schoolmeubelen zijn door de
Duitschers vernield en al de boeken zijn
verbrand geworden. (GA-8/1/1920)
Bezet België werd bestuurd door de Duitse gouverneurs-generaal von der
Goltz (2/11/1914 tot 2/12/1914), von Bissing (2/12/1914 tot april 1917) en von
Falkenhausen (april 1917 tot november 1918).
Het etappegebied stond wegens de nabijheid van het front rechtstreeks onder
militair bestuur.
Er was tevens een Duits burgerlijk bestuur, dat samen met het militaire
bestuur de Belgische ambtenaren, die met instemming van de regering in Le Havre
in functie bleven, controleerde.
Er rezen tal van conflicten tussen dit dubbele Duitse bestuur en het
interne Belgische bestuur.
De stemming onder de bevolking was hoofdzakelijk anti-Duits als gevolg van
de gewelddaden en represailles, van de afschaffing van de grondwettelijke
vrijheden en door het optreden van bepaalde figuren, zoals kardinaal Mercier en
Adolphe Max, burgemeester van Brussel.
Er heerste door de oorlogsomstandigheden bovendien een grote werkloosheid,
met als gevolg dat ca. 100.000 personen vrijwillig in Duitsland gingen werken,
terwijl er daarenboven nog ca. 120.000 werden gedeporteerd.
Door de verplichte inlevering van grondstoffen en levensmiddelen heerste er
gebrek aan voedsel, wat wel enigszins gecompenseerd werd door de distributie
van levensmiddelen uit Amerika.
Daarbij kwam nog een zware oorlogsbelasting van 50 mln. frank, die de
bezette gebieden maandelijks aan Duitsland moesten betalen.
Te Leest begon men zich stilaan aan te passen aan de oorlogsomstandigheden.
De meeste vluchtelingen waren weergekeerd en togen aan de arbeid.
Het gemeentebestuur maakte de balans op :
-9 huizen waren onbewoonbaar geworden door de beschietingen.
-8 waren er zwaar beschadigd.
-Het aantal daklozen beliep 71 en 45 huisgezinnen zaten zonder
bestaansmiddelen.
In de gemeente was er hoogdringend nood aan meel, rijst, vet of reusel,
bonen, zout, erwten, kledingstukken, schoenen, klompen en petroleum.
1914 20 augustus : Duitsers blazen de treinrichels op, op het Heike. (KH)
1914 Tot20 augustus bleef het rustig in onze
omgeving. Het was stilte voor de storm.
De Duitse troepen lagen in de
omgeving van Brussel.
Zemst lag in het niemandsland,
tussen twee legers in. Om de beweging rond de
forten te kunnen gadeslaan, zette
de vijand voorposten uit op de uithoeken van
dat niemandsland.
Belgische soldaten hielden de wacht
in Leest.
(...)
(Een dorp in een wereldoorlog,
Zemst 1914-1918 van R.Van Kerckhoven)
1914 Half augustus : DE EERSTE
DUITSERS TE LEEST
Remi Spoelders :
...Toen de eerste
Duitsers in 1914 vanuit Hombeek op de Kouter verschenen, werden ze door enkele
Belgische achterblijvers op geweervuur onthaald.
Eén van die Duitsers wou
zich in ons huis komen verschuilen, maar Peter War (War De Wit) sloeg de deur
dicht voor zijn neus. Hij geraakte niet eens meer buiten de hof, en werd
doodgeknald vanuit het huis van Jef Verlinden, dat toen in opbouw was.
Ons moeder zat aan het
venster te kijken tijdens de schietpartij, en wij kleine kinderen moesten ons
achter de schouw wegsteken...
(Remi Spoelders in LG-blz.289)
Albert Huysmans :
...Een vluchteling uit
Zemst vertelt dat op verkenning zijnde Ulanden der Duitse ruiterij daar huizen
hebben afgebrand en bewoners gedood.
Onwetend wat oorlog was,
trokken mannen en vrouwen onder de noen, met de garde op
kop, langs de Zennedijk
om naar die slachting te gaan kijken.
Ze moesten zich echter op
een gegeven ogenblik in allerijl reppen om een plots losgebroken geweervuur te
ontlopen.
In de namiddag was ik
gaan spelen met andere kinderen bij de loopgrachten. Eensklaps dwongen de
schildwachten ons bij hen neer te hurken, op een gegeven vlaggesein vanaf de
Hombeekse Wiekenmolen even voorbij de Laerestraat.
Allen zagen we toen in de
Bleukensweg een aankomende ruiter, en ginds, langs de binnenkant van de
Zennedijk, daarboven uithuppelend, ook een paardekop en een pinhelm.
Plots klonk het bevel :
vuur ! Het paard in de Bleukensweg steigerde en de ruiter viel ten gronde. Hij
wist echter de Zennedijk te ontkomen.
Die avond heeft een
Duitse voorhoede het vuur gestoken aan de houten molen, hij is geheel
afgebrand.
Die nacht werd ook door
het leger de ontruiming van het gebied bevolen.
Later hebben de Duitsers
aan de linkerzijde van de kerk een vak afgebakend als begraafplaats voor hun
zeven en twintig hier gesneuvelden...
(Albert Huysmans LG, blz.254)
Albert Huysmans :
...Twee dagen na de
veldslag rond Eppegem, half augustus 1914, werd vanaf den molen Den Bleuken
Alverman (Hombeek) met vlaggeseinen, door een uitkijkpost der Belgische
achterhoede, opgesteld in de loopgrachten bij den Leestse Dorpskouter,
aangegeven dat ze de komst zagen van n twaalftal ruiters der Duitse Huzaren,
langs de Hombeekse Zennedijk.
Die Duitsers hadden dit
gevlag ook gezien, en maakten rechtsomkeer.
Een vluchteling uit
Hombeek meldde, dat die Duitse horde daar bij een herberg in het Dorp waren
afgestapt. Van hier vertrokken zes scherpschutters er op af, en van achter een
hoekhuis in de straat, vuurden die naar bij de paarden staande schildwachten.
De hele bende kwam buiten
gesprongen, en spoorden op hun rijdieren ten allen kanten uiteen.
Wat later namen de
loopgrachtmannen, ginds in den Bleukensweg, twee ruiters onder vuur, waarvan er
een stervend werd opgehaald.
Die nacht sluipten
Duitsers tot bij den houten molen, en staken er het vuur aan.
De uitkijkjongens en het
molenaarsgezin zijn gelukkig aan een mogelijke uitmoording kunnen ontsnappen.
Bij thuiskomst na de
vlucht, vond de molenaar nog wat resten van zijn Bleuken Alverman, en die
ging alzo de geschiedenis in.
(J.A. Huysmans DB augustus 1980 Vijfwindvriendenspel)
Stephanie Dumont : (Dochter van de hoofdonderwijzer van de jongensschool)
...in 1914, op 15
augustus, kwamen mijn twee broers mij halen te Overhespen waar ik woonde en les
gaf en brachten mij naar Leest bij onze ouders.
Mijn broers keerden weer
naar hun scholen.
Op 20 augustus vluchtte
ik naar Boom met mijn ouders.
Na drie weken kwamen
terug per camion naar Leest, waar al de deuren open stonden.
Op een morgen rond 4 uur
bracht een Duits soldaat de 2 jongste kinderen Albert en Jan, van Beullens uit
de Biest, bij ons.
Die waren alleen thuis
achtergebleven als hun ouders en de overige kinderen werden verjaagd. Als alles
kalm werd rond hun huis, hebben ze allerlei op hun kruiwagen geladen en kwamen
ze naar t dorp, op zoek naar tante Trien en vandaar zijn ze bij ons aangeland.
Ja, die kruiwagen :
daarop stond een mand en daarin een brood, een zij spek, een kom vet, een
broodmes, een pot voor water, een doos met knoppen en garen, een naald stak aan
de kraag van hun jaske.
Ik vroeg : Wie heeft dat
alles voor u gereed gemaakt ?
Ik, zei de kleinste,
(Albert, nog geen 5 jaar) maar het spek heeft onze Jan uit het vleesvat
genomen, want ik kon er niet aan, ik ben nog te kleintjes.
En die naald ?
Die steekt daar om ze
niet te verliezen, want als er na ne knop af mijn broek ging, moest ik er hem
toch aanzetten hé.
De eerste Leestenaar die
we na 14 dagen weer zagen, was Louis Van den Brande.
Die vertelde ons hoe alle
mensen op zoek waren naar hun koeien en andere beesten.
Vader deed aan Beullens
zeggen dat zijn zoontjes bij ons waren.
Vader Beullens is al
lopende tot bij ons aangekomen en dan hebben we een scéne gezien tussen de
kinderen en hun vader en we habben allen samen tranen van geluk gestort...
Vijfentwintigste
kind van raadslid Buellens ten doop gedragen
LEEST In de gemeente Leest is het voor een paar dagen niet weinig
feest
geweest ter gelegenheid van de geboorte van het 25ste kind in
de familie van
Frans Beullens, gemeenteraadslid.
De
klok werd geluid bij den doop en de Eerwaarde Heer Pastoor kwam het
doopkind, de vader, peter en meter van op het dorpsplein afhalen en
hartelijk
proficiat wenschen.
Ook
in den gemeenteraad werd de familie Beullens welgemeend geluk gewenscht.
Meneer Beullens, die deel maakt van verscheidene maatschappijen der
gemeente,
heeft deze als dank een genoeglijk feest beloofd.
(GvM-18/5/1996 herhaling van origineel bericht van
juli 1914)
1914 31 juli :
Volgende Leestenaars werden nog gauw onder de wapens geroepen :
Jan Jaak Peeters, Frans Campion,
Pieter Jan Pateet, Juliaan R. Verbergt, Jan Frans
Verbruggen, Jan Frans Geets, Leon
Th. Van Steen, Alfons Frans Lauwens, Frans
Coeckelbergh, Laurent Lemmens,
Constant Troch, P.J.Const. Van den Brande en
Victor Steenmans. (GA-12/8/1914)
In verband met de spanning in Europa werden in België de op 10 juli
1914
met
klein verlof gezonden militairen van de lichting 1913 op 27 juli
teruggeroepen.Twee dagen later werden drie lichtingen onder de wapenen
geroepen : de eerste stap naar mobilisatie was gezet.
Op
31 juli kwam een kabinetsraad bijeen, waarin onder invloed van de Duitse
maatregel Zustand drohender Kriegsgefahr tot mobilisatie werd besloten
met
als
eerste mobilisatiedag 1 augustus.
Op 2
augustus werd gesproken over de uitgangsstelling. De chef-staf, generaal
Antonin Selliers de Moranville, zei dat uiteindelijk moest worden
teruggetrokken
op
Antwerpen. Hij wilde daarom slag leveren voor die stellilng bij de Gete, waar
reeds stellingen waren aangelegd.
De
bezettingen van Luik en Namen moesten intussen de Duitse opmars zoveel
mogelijk vertragen.
De
sous-chef, generaal baron de Rijckel, weigerde uit te gaan van een terugtocht.
Hij
wilde de doortocht van vijandelijke troepen belemmeren.
Daarom wilde hij blijven staan of op het plateau van Herve of in een
stelling bij
de
Geer of de Ourthe.
Zou
de tegenstand te groot worden, dan kon het plan van de chef-staf uitgevoerd
worden. Hij wilde er verder de nadruk op leggen dat Antwerpen niet
alleen als
verdedigingsstelling moest worden gebruikt, maar dat men ook vanuit die
stelling
uitvallen moest ondernemen.
Toen
hij ervoor pleitte dat de 3de en 4e divisie ter
beschikking van de
commandanten van Luik en Namen zouden komen, ontketende hij een enorme
discussie. Koning Albert, de opperbevelhebber, bepaalde tenslotte dat
beide
vestingen slechts zouden worden versterkt met een brigade en dat België
zich in
eerste instantie zou verdedigen bij de Maas.
Op 2
augustus om 19u00vroeg de Duitse
regering toestemming voor de
doortocht van haar troepen. Hierop werd de volgende morgen om zeven uur
een
weigerend antwoord gegeven. Het bleef nog rustig, maar op 4 augustus s
morgens om acht uur overschreden Duitse eenheden de Belgische grens,
waardoor de oorlogstoestand was ingetreden.
Na
de mobilisatie was het Belgische leger op 6 augustus samengetrokken in het
gebied Perwez-Tienen-Leuven-Waver, terwijl de cavaleriedivisie meer naar
voren bij Waremme was geconcentreerd.
Men
had alles zo goed mogelijk voorbereid en toen de Duitsers het land
binnengedrongenwaren, besloot
men de hulp van de garanderende
mogendheden Engeland, Frankrijk en Rusland in
te roepen. De desbetreffende
telegrammen werden tegen de avond van 4 augustus verzonden.
De
grote oorlog was ontketend...
(Dr.J.Verseput 14-18 De Eerste Wereldoorlog,
blz.203 en 204)
1914 De Leestse landbouwer Livien Polycarp
Verhoeven, die 7 hektaren en 35 aren
oppervlakte bewerkt, verliest daarvan een groot deel voor aanleg van
loopgraven.
Loopgraven zijn gemaakt geworden van minstens 300 m lengte.
(GA-30/4/1921)
1914 4 augustus : Uitgerust met lansen van drie en een halve
meter lang, reed de
Duitse cavalerie in de ochtend van 4 augustus 1914, België binnen...
(14-18 Geschiedenis Prof. Dr.
F.Heer)
De eerste wereldoorlog is
uitgebroken.
Op 4 augustus overschreden de Duitsers de Belgische
grens.
De langste route naar Frankrijk zou afgelegd moeten
worden door de Duitse rechtervleugel. De door een bijna onneembaar geachte
fortengordel omgeven vesting Luik werd snel veroverd.
Half augustus stroomde een half miljoen Duitse
soldaten de Belgische laagvlakte in.
De in de Gete-stelling samengetrokken Belgische
troepen konden onvoldoende tegenstand bieden : al op 20 augustus trokken de
Duitsers de Belgische hoofdstad binnen. Van Brussel uit draaide de Duitse
rechterflank naar het zuidwesten.
Van een doeltreffende coördinatie tussen het Belgische
en het Franse leger en de inmiddels op Belgisch gebied gearriveerde eenheden
van het Britse expeditiekorps was geen sprake geweest.
Het Belgische leger trok zich terug binnen de
fortenlinie van Antwerpen.
Ook de Belgische regering had zich inmiddels daarheen
begeven.
De zuidelijke opererende Duitse legers maakten
eveneens snelle vorderingen.
Namen, Dinant en Bergen vielen op 23 en 24 augustus in
Duitse handen.
Onvoldoende informatie en misrekeningen omtrent het
gebied waar het zwaartepunt van de Duitse aanval zou komen te liggen, leidden
aan Franse kant tot inadequate tegenmaatregelen en tegenslagen, die zich
slechts door onenigheid tussen de Duitse legerbevelhebbers en een snelle
terugtocht van het Franse 5e leger niet tot catastrofes zou
ontwikkelen.
Inmiddels waren Duitse troepen zich in verschillende
plaatsen te buiten gegaan aan gruwelijke terreurdaden tegen de burgerbevolking.
Plunderingen, brandstichtingen, gijzeling en
moordpartijen op grote schaal hadden plaatsgevonden.
Drie weken na het begin van de Duitse opmars was het
grootste deel van het Belgisch grondgebied in Duitse handen.
De legers van Wilhelm II stonden aan de Franse
noordgrens, gereed voor de sprong naar Parijs... (Dr. J.Verseput 14-18 De Eerste Wereldoorlog blz.
197)
1914 12 augustus :
Brief van burgemeester Bernaerts :
In
de gemeente zijn nog volgende hulpmiddelen voorhanden :
-paarden : 110 (poneys inbegrepen)
-velos : 125
-autos of motos : geen
-benzine, olien of spiritus zijn niet voorhanden
-honden voor veldgeschut : 25
-eetwaren: meel, rijst, suiker, enz. : geen
-voeder voor paarden : geen
-lakens, lijnwaad, enz. : geen.
1914 16 augustus :
Rond de middag bereikt een patrouille Uhlanen den Dries te
Hombeek. In de Kattestraat is er
een schermutseling met Belgische Jagers te
paard. Eén Duitser is getroffen
maar kan ontkomen met de hulp van zijn makkers.
Zijn lans en een bot heeft hij
achtergelaten. (KH)
1914 19 augustus :
22 uur Het 4e Regiment Karabiniers komt te Leest toe, dit na een
uitputtende voetmars.
Onder hen twee Leestenaars Victor
Roelants en Jan Huys (beiden zullen later
Sneuvelen) en dokter Max Deauville
die zijn ervaringen uit die eerste maanden
van de oorlog te boek stelde :
...wij
marcheren nog uren. Beetje bij beetje, gelukkig vermindert de hitte van de
zon.
Wij arriveren te Hombeek bij t vallen van de avond.
De
artillerie en enkele andere regimenten gaan hier de nacht doorbrengen, maar
wij
moeten nog verder gaan tot Leest.
Onze
schaduwen over de weg worden langer en het wordt donker.
De
avond wordt fris en dat maakt het marcheren minder zwaar. Toch wordt het
tien
uur eer wij het dorp bereiken : het bestaat uit enkele schuren en huizen.
Er
is geen plaats genoeg om ieder van ons onder te brengen. Er wordt dus voor
de
gelegenheid stro gebracht op het dorpsplein en daarop gaat het merendeel van
de
mannen slapen.
Er
worden ook grote vuren aangebracht.
De
schijn van de vlammen speelt op de witte gevels en de rode daken van de
dorpshuizen.
De
bajonetten van de geweren flikkeren als roodlikkende tongen.
Kort
daarop is gans het dorpsplein gevuld met neerhonkende gedaanten.
Eén
van de gemeenteraadsleden blijft permanent op het gemeentehuis. Een
lantaarn verlicht een van de gangen, mensen
lopen in en uit.
Soldaten liggente slapen in de
gangen en op de trappen. We kruipen met tien in
een
klein vertrekje.
Om
middernacht reeds moeten zij wakker zijn ! Middernacht !
De
vuren worden gedoofd, de donkere rookpluim verdwijnt in slierten de nacht
in.
Schaduwen kruipen recht op het plein. Hier en daar de gele schijn van
een