Ondervoorzitter : Maria
Dons-Lamberts, secretaris Martin Mollemans,
Penningmeester Aloïs Hendrickx en
actieve bestuursleden Marleen De Prins,
Pastoor Lornoy, Mia Van
Sweevelt-Dewit en Marleen Verschueren.
Het lidmaatschap gaf toen volgende voordelen
: zesmaal per jaar het tijdschrift
DF-mededelingen,
gunstvoorvoorwaarden voor speciale aanbiedingen,
korting op plaatselijke
activiteiten en een extra reisservice dank zij Davo Reizen.
Het nationale Davidsfonds werd in
1875 opgericht met het tweeledige doel
de alzijdige ontwikkeling van het
Vlaamse volk en de verdediging van de
Vlaamse belangen.
1925 Bureel der Weldadigheid werd Commissie van Openbare
Onderstand
Louis Verbruggen in De Band1956 :
Voor het jaar 1925 had de Commissie van Openbare
Onderstand de naam van Bureel der Weldadigheid.
Ingevolge de wet van 10 maart 1925 op de Openbare
Onderstand werden de burelen van weldadigheid afgeschaft en ontvingen de naam
Commissie van Openbare Onderstand.
Zij bestaat uit 5 leden, waarvan een lid voorzitter
is, die bij geheime stemming door de leden zelf wordt verkozen.
De leden hebben voor hun ambt geen vergoeding.
Het administratief werk wordt verricht door de
secretaris, Lode Verbruggen en door Alfons Hellemans als ontvanger voor het
beheer der fondsen.
Deze twee laatsten genieten een jaarwedde volgens het
aantal inwoners der gemeente.
Doel van de C.O.O.
De ellende lenigen en de dienst van de
ziekenverpleging der behoeftigen geldelijk regelen.
Geldelijk beschikt de C.O.O. over de landpachten
waarvan zij eigenaar is.
Indien deze gelden ontoereikend zijn, vraagt zij een
jaarlijkse toelage aan het gemeentebestuur.
(Louis Verbruggen in De Band 1956)
1925 7 januari :
Veearts Van Passen stelde mond- en klauwzeer vast bij vee van
Jozef De Maeyer uit de
Kleinheidestraat.
Plakschriften met verbod van
doorgang werden geplaatst en al het vee in een
zone van 300 m werd
geinventariseerd.
1925 19 januari :
Doordat de Laerestraat zich in heel slechte toestand bevond,
verzocht de burgemeester van Leest
zijn ambtsgenoot van Hombeek dit
euvel te verhelpen en de kosten te
delen.
Leest stelde de kasseier Alfons Van
de Ven uit Tisselt voor om de
werkzaamheden te verrichten. Deze
vroeg 4 fr per uur.
1925 24 januari : Zonsverduistering.
We
zullen toch ook iets te zien krijgen van de zonsverduistering van 24 januari,
die
in Amerika totaal zal zijn. De verduistering zal waar te nemen zijn tussen 3 en
4
uur. (KH-GvM)
1925 29 januari :
8 leerlingen van Leest volgden lessen aan de Tekenacademie te
Mechelen. De gemeentekas nam
daarvoor 35 fr per leerling ten haren laste.
1925 29 januari
Gemeenteraadszitting
-Grafmaker Van den Vondel bekwam
opslag :
...Overwegende
dat de grafmaker het kerkhof in zuiveren en zienlijken staat
heeft gehouden, dat het getal overlijdens, middelmatig tot 30 per jaar
beloopt,
hij
dus voor het delven en vullen van iederen grafkuil 4 franks geniet.
Dat
het dus billijk ware de gevraagde verhooging te verleenen, ingezien hij
de
wegen en het kerkhof voortdurend onderhoudt, besluit de Raad éénparig
1924 10 januari :
Overlijden van herbergier, gemeenteontvanger en schrijnwerker
Noldus Teughels. Hij woonde in de
Roselaer op het Dorpsplein.
Hetwerkhuis van zijn schrijnwerkerij stond achter het huis en was gebouwd
op
de kerkhofmuur. Later (1927)
verbond zoon Theodoor de zaal, die bij het
woonhuis behoorde, met het werkhuis
en maakte er één grote ruimte van, die
als schrijnwerkerijén als feestzaal moest dienst doen. Die zaal
diende trouwens
voor alles, zelfs voor politieke
meetings.
Daags voor een teerfeest of toneel
werd de scène boven de machines opgebouwd,
detafels gingen langs de kant (daar konden de kinderen op staan) en de
feestzaal
was beschikbaar.
Om gemakkelijker te kunnen manoeuvreren
met het hout dat door de
zaagmachine moest, had men een gat
in de kerkhofmuur gemaakt : de langste
planken kwamen tot op het kerkhof.
Het gat is nog te zien in de muur.
(LG-blz.283)
Trien Beullens volgde haar man op
als gemeenteontvanger : ingezien de
lange
jaren trouwen dienst van wijlen heer Teughels, besloot de Raad van de
wedde
aan
zijne weduwe te bepalen op de som door wijlen haren man als dusdanig
genoten, hetzij a rato van fr. 3.400 sjaars.(GA-12/1/1924)
Op de foto :
Achteraan
van l. naar r. Joanna Catharina Trien Beullens, haar man Arnold Noldus
Teughels, oudste dochter Marie Teughels en vierde dochter Clothilde.
Zittend
: Theodoor, Frans, Henri en Louis Teughels, zonen van Noldus.
De
foto dateert van kort na de Eerste Wereldoorlog.
1924 Op 1 februari
overleed nog een prominente figuur in de gemeente, burgemeester
Jaak Bernaerts.
Van beroep was hij landbouwer,
alhoewel hij zichzelf ook wel betittelde als
eigenaar.
Jaak Bernaerts was gehuwd met Maria
Virginie Wouters, een dochter van Carolus
Wouters en weduwe van Frans Voet.
Tot in 1894 woonden ze op het Hof
ter Haelen, daarna bouwde burgemeester
Bernaerts zich een huis aan de
Sint-Jozefkapel.
In de gemeenteraadszitting van 23
februari bracht Eerste Schepen Theophiel
Verschueren hulde aan de
nagedachtenis van de overledene en deed
mededeeling
dat de familie van wijlen Mr Bernaerts,
ingevolge zijnen uitgedrukte wil, aan het
gemeentebestuur overhandigde, ten voordele der gemeente, eenen
Rentetitel der
Belgische schuld van 1.000 franks nominale waarde, 3% 2e
Reeks, nr.426026,
met
den coupon vervallende 1 mei 1924, zonder last voor de gemeente.
Hij
stelde voor des Raads dankbetuiging aan de familie te betuigen.
In zijn testament liet Jaak
Bernaerts ook 2.000 fr na voor de kerk van Leest
op
last voor de kerk te doen celebreren 2 eeuwigdurende gezongen
jaargetijden.
1924 9 februari :
Schoolhoofd De Leers ontving volgend schrijven van het Leestse
gemeentebestuur : Mijnheer De Leers,
Bij deze verzoeken wij u vriendelijk van voor
het toekomende de speelplaats der
school, voor of na de schooluren, niet meer door uwe kiekens en eenden
te laten
beloopen. De uitwerpsels dezer dieren bevuilen de speelplaats en de gemakken,
en,
wanneer de kinderen van de gemakken willen gebruik maken, zijn zij verplicht
dikwijls eerst de zitten van de uitwerpsels der kiekens te zuiveren.
Het
is ook wenschelijk gedurende de schooluren, kinderen van de speelplaats te
houden, welke de klassen niet volgen.
Het
gerucht op de speelplaats tijdens de klasuren, moet onoplettendheid
verwekken bij de leerlingen der klas...
1924 Op 14
februari schreef de dienstdoende schepen namens het gemeentebestuur naar
de inspecteur dat Dhr De Leers aan
dit verzoek geen gevolg had gegeven.
...wij
doen Uld deze mededeeling, alvorens maatregelen te nemen...
1924 Op 21
februari deed het gemeentebestuur aanvraag om pokstof te bekomen
tot
het doen van koepokinenting voor 200 kinderen, de scholen dezer gemeente
bijwonende...
De vraag was gericht tot het
Office Vaccinogéne te Cureghem-Anderlecht.
1924 23 februari :
Jozef Albert Apers, handelaar-herbergier en eerste plaatsvervangend
raadslid, benoemd tot werkend
raadslid ter vervanging van wijlen Jaak Bernaerts.
1924 23 februari :
Constant Voet, Eugeen Keuleers, Jozef
Vloeberghen, Jan Baptist
Beullens,
Frans Van Roey en Jozef Verlinden wiens zonen de leergangen in het
Sint-Romboutscollege te Mechelen volgden, vroegen om een toelage.
Overwegende dat de gemeente, aangesloten bij het Provinciaal fonds der
meestbegaafden, voor 1924 daaraan eene bijdrage dient te doen van fr.
253,20,
gezien den bekrompen geldelijken toestand der gemeente, besluit de Raad
éénparig de gedane vraag niet te kunnen inwilligen, en de aanvragers aan
te
zetten
tot het doen van aanvraag bij het provinciaal fonds voor meestbegaafden.
(GR)
1924 Bij den dooi van 1, 2, 3 en 4 maart zijn de
buurtwegen der gemeente grootelijks
beschadigd geworden.
De
steenwegen van Leest naar Thisselt, en de Kapellebaan van Steinemolen naar
Kapelle op den Bosch, twee wegen van groot verkeer, hebben zeer groote
beschadiging geleden, alhoewel zij in 1923 goed en geheel hersteld
waren.
De
schade is grootendeels toegebracht met dooi van begin maart, door de zware
autokamions.
De
steenwegen van 2-1/2 en 3 meters breedte, zijn bij dooiweder reeds
beschadigd, bij het verschijnen van het sluitingsbevel der barreelen.
(Uit
een brief om financiele steun aan de provincie)
1924 Op 29 maart
rond twee uur dertig in de ochterndwerd
het huis, gebruikt door
Jan Edward De Hondt,
oorlogsinvalide uit de Tiendeschuurstraat, door brand
vernield.
De aanpalende schuur werd deels
beschadigd. Oorzaak van de brand bleef
onbekend.
1924 22 april : De
drie bezitters van motorvoertuigen uit Leest Jan Frans Piessens uit de
Blaasveldstraat, Hendrik Verbeeck
uit de Tisseltbaan en Jan Frans Selleslagh uit
de Bist, werden ervan verwittigd
dat de commissie, belast met de
openeming en
rangschikking der motorvoertuigen, tot nazicht zal overgaan in de
gemeente op
dinsdag 22 april te 8 ure s morgends. De bedoelde bezitters van
motorvoertuigen
worden aanzocht deze voertuigen op gemelde dat tot nazicht aan de
commissie
beschikbaar te houden. (GA-5/4/1924)
1924 24 april :
Het Schepencollege gaftoestemming tot het daarstellen van
bovengrondsche telefoonlijnen voor de inwoners Frans Piessens uit de
Blaasveldstraat en Karel Van Praet uit de Thisseltbaan, uitgaande van
den
spoorweg Mechelen-Terneuzen, en dit op voorwaarde dat de palen zoo dicht
mogelijk bij de grachten zullen geplaatst worden, om de wegenis niet te
belemmeren.
1924 28 mei : Jan
Edward De Hondt werd, met 7 stemmen tegen 2, benoemd tot
gemeenteontvanger.
Hij diende daarvoor 5.000 fr
borgtocht te storten tot waarborg van
zijn beheer.
Zijn wedde, die niet meer mocht bedragen dan de 6/10de
van de aanvangswedde
In 1976 nam
hetzelfde maandblad hem een intervieuw af :
Hoe bent u hier in Leest verzeild geraakt?
In 1923 las ik in een dagblad dat er in Leest een
plaats als onderwijzer open was. Ik had pas mn legerdienst achter de rug. Mijn
familie was van rond Tienen, echte Hagelanders, die met hun bieten in
Grazen,Rummen, Kortenaken en Orsmaal bekend stonden.
Een verre verwant, een zekere Dumont, was hier te
Leest wel bekend. Door zijn toedoen kwam die plaats hier aan mij.
Enkele belevenissen ?!
Bijna 42 jaar, tot in 1964 heb ik de Leestse jeugd
onderhanden gehad.
De belevenissen zijn niet in een handomdraai te
vertellen.
Ik hou veel van de kinderen die bij mij hebben gezeten ook al kennen sommigen
me niet meer. De oud-leerlingen die het het verst hebben gebracht zijn
natuurlijk het meest dankbaar.
Hoe was de school ?
Mn collegas en ik hadden elk een graadklas.
Leerlingen hadden we genoeg. De Leers was
hoofdonderwijzer. Daar hebben we ambras meegehad ! Hij woonde in het schoolhuis
en had zn tuintje waar de leerlingen bonen mochten planten enz.
In die tijd werden de klassen verwarmd met
kolenkachels. Het kolenkot deed evenveel dienst als kippenhok. Je begrijpt wat
een soep dat was.
Selleslagh, mijn collega dat was een man, daar had je iets aan. Spijtig, maar
hij is te jong gestorven.
Welke vakken gaf u het liefst ?
Ik gaf alles graag. Over mijn werk zou ik wel heel
veel kunnen vertellen.
Wanneer begon je met schilderen ?
Reeds in de normaalschool kreeg ik een pluim voor mijn
verfijnd werk.
Je moet er u op toeleggen hoor ik mijn tekenleraar
nog zeggen.
Ik volgde dan avondlessen in Mechelen. Mijn leraar was
Gustaaf Van de Woestijne ;
hier hangt nog een copie van zijn werk het
Boerinneke.
Ik leerde naar levend model schilderen maar er kwam in
mijn onderwijzersloopbaan niet veel van schilderen.
Het was goed voor later, wanneer ik op pensioen was.
En nu is het zover.
Ik hou van portretten te schilderen maar de laatste tijd hou ik meer van
landschappen.
Ik ben nu een landschap aan het schilderen met een
ouderlijk huis voor mensen uit
Zemst. Het zal mooi worden !
Stan Gobien in 1996
n.a.v. Reünie van de Leestse Vijftigjarigen in de speciale brochure:
...De jongens kwamen bij meesters Meyers te zitten.
Ik herinner mij nog dat hij van bij het begin van het schooljaar controleerde
wie zijn tafels van vermenigvuldiging kende en dat hij naging wie na de
vacantie nog kon lezen. Wie onvoldoende haalde, mocht na de school overblijven
en er waren er veel die hier of daar wat vergeten waren...
Meester Meyers was een rustig iemand. Hij gaf ons op
een degelijke manier taal- en rekenlessen, maar ook landbouw stond op het
programma.
Het eerste lesuur van de maandagnamiddag was er
geschiedenis en meester Meyers kon prachtige historische verhalen vertellen.
Tijdens die les was iedereen een en al aandacht.
Voor degenen die wat langer van gestalte waren dan de
anderen, zorgde hij voor een speciale bank uit het zevende en achtste
studiejaar.
Toen wij de klas binnenkwamen ging meester Meyers
regelrecht naar de kachel en stond daar het laatste van zijn sigaret op te
roken tot er bijna niets meer van overbleef.
Of hij zijn vingeren verbrandde of niet, het peukje
verdween tenslotte langs het gaatje van het deksel in de kachel.
Meester Meyers tekende en schilderde graag. Wie straf
kreeg moest als model gaan staan en hij werd geportretteerd door de meester.
Wie echt stout was, kreeg een lichaamsstraf.
Hij moest dan haartje pluk ondergaan. Maar alles bij
elkaar was dat nog niet zon erge zaak...
Na zijn overlijden
publiceerde De Band in september 1981 een In Memoriam :
Hij was soms streng in de klas, omdat hij van de
kinderen hield. Hij wilde immers dat ze konden en wisten wat nodig was voor t
later leven.
Hoeveel keer bleef hij niet na de uren in de klas om
een paar leerlingen bij te werken ?
Meester Meyers was lid van VOETSPOOR, de kunstkring
van Leest.
Langs de jaarlijkse tentoonstellingen leerden we het
werk van de meester kennen.
Landschapjes en portretten waren zijn geliefkoosde
onderwerpen.
Hij bracht ons fijn en verzorgd werk, ongecompliceerd,
steeds even sfeervol en eenvoudig.
Reeds in Mechelen, waar hij destijds avondlessen
volgde bij Gustaaf Van de Woestijne, was hij bekend om zijn fijn werk.
Zijn schilderijen waren zijn geesteskinderen en hij
kon er moeilijk afscheid van nemen.
Na een tentoonstelling was hij past gerust wanneer hij
zijn werkjes weer veilig en wel bij zich thuis had.
Hij was steeds bereid om mee te werken, maar ook
steeds bezorgd om wat er leefde en roerde tussen de mensen.
Al was hij van geboorte niet van hier, met hem
verdwijnt een graaggeziene echte Leestenaar.
De
Band
De tekst van
zijndoodsprentje is ook vermeldenswaard
:
...Hij werd geboren te Kortenaken op 16 november
1902, maar bracht zijn jeugd door te Orsmaal-Gussenhoven.
Na de normaalschool te Tienen kwam hij in 1923 als
onderwijzer naar Leest.
Gedurende 41 jaren hielp hij de Leestse kinderen de
weg te vinden naar de grote-mensenwereld.
Ongeveer 600 jongens zijn aan hem voorbijgegaan. Ook na de uren hielp hij hen,
zodat niemand ooit van bij hem wegging zonder te kunnen lezen.
De school was zijn leven, want hij hield van de jeugd.
Dat zag men ook aan de vele kinderkoppen die hij
schilderde in zijn vrije uren. Want Flor Meyers wfas ook kunstenaar en
zondagschilder.
Met de fijngevoeligheid die hem eigen was schilderde
hij mensen en sfeervolle landschappen in uitgezuiverde kleuren en delikate contouren.
Hij stond tussen de mensen. Dat maakte hem vele
vrienden.
Ze waardeerden vooral in hem zijn bescheidenheid, want
ook dat was een karaktertrek van hem.
Meester Meyers vond zijn vreugde vooral in zijn gezin. Hij was een trouwe en
attentievolle echtgenoot voorJeanne,
een echte vader voor zijn kinderen Godelieve en Edgard, een goeie grootvader
voor zijn drie kleinkinderen Johan, Peter en Patricia.
Tamelijk snel is hij van ons heengegaan, bij het
morgengrauwen van 7 september 1981 in het Sint-Jozefziekenhuis te Mechelen,
waar hij de avond voordien was heengebracht.
Bij het leed dat we voelen om de lege plaats in ons
midden beseffen wij meer dan ooit met dankbaarheid welk goed mens hij was.
Zijn
oprecht geloof en zijn manier van leven blijve ons een licht op onze
levensweg.
1923 20 oktober
Gemeenteraad :Flor Meyers benoemd tot
onderwijzer in de plaats
van Alfons Hellemans, ontslaggever.
Meester Meyers haalde het met 5
stemmen tegen 4, er waren 19 kandidaten.
Zijn wedde : 4.800 fr + 200 fr
woonstvergoeding en 600 fr duurtetoeslag.
Floriaan MEYERS
Was geboren te
Kortenaken op 16 november 1902. Hij was gehuwd met Joanna Wilms die hem twee
kinderen schonk : Edgard en Godelieve Meyers.
Meester Meyers
overleed in het Sint-Jozefziekenhuis te Mechelen op 7 september 1981.
Inhet nummer van oktober 1978 van de periodiek
De Band stelde hij zichzelf voor :
Evenals meester Dumont ben ik afkomstig uit
Orsmaal-Gussenhoven.
Wel zag ik er het levenslicht niet, want mijn wieg
stond te Kastenaken, een gemeente uit de streek van Diest.
Toen mijn grootouders overleden waren, namen mijn
ouders de ouderlijke hoeve over.
Het staat er nog, een prachtig gebouw maar met ledige
paardenstal, ledige koestal, ledige varkensstallen en ledige schuur. Dikke
muren ondersteunen het dak.
Zware eikenbalken, die wellicht eeuwen het dak
schragen en die het nog mensenlevens zullen doen, kan men er nog bewonderen.
Daar groeide ik op als de elfde van de twaalf.
Ik was zowat de loopjongen, die met de meeste
boodschappen werd gelast.
Het staat me nog zo fris voor de geest. Enkele huizen
verder woonde er een kruidenier, die tezelfertijd schoenmaker en boer was.
In de winkel in houten bakken, lag er suiker, zout,
koffie, chicorei en noem maar op.
Een schutsel voorzien van een schuifraam scheidde
kruidenier en klant.
Een zware koperen bel kondigde telkens een nieuwe
koper aan.
Vlug wipte de schoenmaker recht van zijn stoel, legde
behoedzaam de schoen neer, veegde zijn handen over zijn schort en stond meteen
in de winkel om het gevraagde te overhandigen. Van hygiëne gesproken ! Die
goeie oude tijd.
Op straat behoefde men niet bevreesd te zijn van
autos en dergelijke dingen, geen spraak. De weg was aan de jeugd, daar kon men
stoeien , zich uitleven, terwijl moeder rustig haar werk verrichtte.
Telkens ik er terugkeer, sta ik nog in bewondering
voor die mooie streek met haar zacht golvende hellingen, waar de rijke
graangewassen ruisen in de wind.
Voor mij is er niets op aardemooier dan dit prachtige Haspengouw, een
juweeltje, waar de rijke kersen u doen watertanden.
Daar groeide ik dan op, gelukkige onbekommerde jeugd.
De lagere school stond niet ver van ons huis. Twee
onderwijzers onderwezen er de kinderen. Ik heb er school gelopen tot mijn
veertiende jaar.
Voorlaar ik dacht aan studeren, had ik dus al twee
jaar mijn tijd verloren.
Ik reed naar Tienen met de stoomtram in de winter, in
de zomer deed ik het met de fiets.
Na mijn studententijd en na het vervullen van mijn
dienstplicht te Luik, werd ik benoemd aan de gemeentelijke jongensschool te
Leest, en over Dumont.
Op goedvallen uit heb ik er mijn kans gewaagd.
Ik herinner mij nog het bezoek aan de negen
gemeenteraadsleden.
Alleen had ik die mensen nooit gevonden, maar een bereidwillige
jongen vergezelde mij en wees mij de weg. Ik ben er hem altijd dankbaar om
gebleven en wij zijn altijd, tot aan zijn dood, dikke vrienden gebleven.(nvdr :Antoon Polspoel)
Over mijn eerste kennismaking met Leest, met haar
hobbelige wegen, bij avond en nacht duistere straten, zo was het toen overal,
daar vertel ik u later wellicht meer over. Ja, veel meer.
Ik vond er een nieuwe thuis. In de Rozelaer, bij
Noldus Teughels, voelde er mij als kind van den huize. Over mijn wel en wee aan
de school zelf zou ik bladzijden kunnen wijden. Toch wil ik dit nog kwijt. Ik
heb er een mens leren kennen waarmee ik bijna mijn ganse loopbaan ben omgegaan,
een goed mens, een vrolijke steeds opgeruimde collega Selleslagh Victor.
Met de twee andere onderwijzers, meester Huysmans en
meester Hendrickx heb ik altijd goed kunnen opschieten. Toen ik in 1964 besloot
op rust te gaan had ik ten volle 41 jaar dienst.
600 jongens zijn mij voorbijgegaan.
Ik heb al de middagen opgeofferd om degenen, die ten
achter waren, hetzij in rekenen of in lezen bij te werken.
Ik ben nu al 14 jaar op pensioen en slijt mijn dagen
nu verder in een zalige rust.
1922 In dat jaar
zou men te Leest 44geboorten noteren,
waarvan 23 babys van het
mannelijke en 21 van het
vrouwelijke geslacht. (Er waren 3 doodgeborenen,
allemaal jongetjes)
Er werden 12 huwelijken ingezegend
en er waren geen echtscheidingen.
14 Leestenaars kwamen te
overlijden, waarvan 4 van het vrouwelijk en 10 van het
mannelijk geslacht.
Het aantal kindereren voor het
schooljaar 1922-23 beliep tot 322.
Verschillige
gezinshoofden werden veroordeeld voor onregelmatige
schoolbijwoning hunner kinderen.
1922 Landbouw:
(te Leest)
Uit
genomen inlichtinging blijft dat den oogst voor 1922 was :
voor
rogge, van mindere opbrengst dan een gewoon jaar ;
voor
tarwe, van tamelijk goede opbrengst;
voor
gerst en haver, van slechten opbrengst;
den
aardappeloogst was van goeden opbrengst;
het vlas
was mislukt;
het
hooigras was van slechten opbrengst en het toemaatgras van minder dan een
middelmatig jaar;
beet
en voedergewassen waren zeer slecht van opbrengst.
De
overgroote droogte is den oorzaak van de mislukking van het grootste deel
der
oogstgewassen geweest.
(SC-13/9/1923)
1922 Stichting van
de Boerinnenbond. (KVLV).
BOERINNENBOND (K.V.L.V)
In 1922 werd in het
lokaal het Brughuis de boerinnenbond gesticht onder impuls van pastoor
Beuckelaers, Victor De Laet en de juffrouwen Hellemans en Willems uit Leuven.
Mathilde Hellemans
was de eerste voorzitster.
Ondervoorzitster
werd Antonia De Boeck-Spoelders en schrijfster Leonie Huys.
Andere bestuursleden
van het eerste uur : Julie De Laet-Muyldermans, Bertha Polspoel-Patteet en
Alida Hellemans-Scheers.
Onderpastoor Cleeren
(° 1888, + 1974.) was de eerste proost.
De driemaandelijkse
vergaderingen gingen door in de zaal bij Jef Apers en op het programma stonden
een godsdienstig woord, een voordracht en als ontspanning werden kluchtliederen
gezongen door sommige van de leden.
Enkele jaren later
werd te Leuven de B.J.B. gesticht en Leest was een der eerste dorpen met een
eigen afdeling. Van toen af werd het ontspanningsgedeelteop de Algemene Vergadering door hen verzorgd.
De gilde groeide, de
zaal Apers werd te klein en men moest verhuizen naar Teughels en later nog was
men verplicht omwille van de oorlogsomstandigheden te vergaderen in klaslokalen
en ook al eens bij Frans Huybrechts.
Ter gelegenheidvan het 25-jarig bestaan werd de kapel in de
Juniorslaan opgericht.
In 1946 kwam pastoor
Coosemans naar Leest. Hij zorgde spoedig voor een ruimere vergaderzaal,de thans
bestaande parochiezaal.
Het was toen dat
juffrouw Rheinhard én de taak van voorzitster én van schrijfster op zich nam.
In die periode
kwamen uit Leuven richtlijnen om de werking uit te breiden tot alle vrouwen.
De boeren- en
tuindersvrouwen zouden langs technische lessen meer inzicht krijgen in hun
stand- en beroepsbelangen.
Toen wisselde de
organisatie van naam, in plaats van Boerinnenbond werd het Parochiale
Vrouwengilde en in die jaren kende de gilde een geweldige bloei.
Bij de viering van
35-jaar op 5 juli 1959 noteerde men 200 leden.
In 1966 werd door
het bisdom Frans Lornoy aangesteld als pastoor te Leest, hij werd meteen de
nieuwe proost.
Mevrouw Alida
Hellemans-Scheers werd voorzitster en Mevr. Marie Polfliet-De Prins
schrijfster.
Hilda Vloebergh
Silverans werd verantwoordelijke voor de speciale actie voor de jonge gezinnen.
Ter gelegenheid van
het 50 jaar bestaan organiseerde de Leestse gilde een luchtdoop naar Rome. 49
personen namen daaraan deel.
De jubelviering ging
door op 24 september 1972 met een tentoonstelling van oud alaam, tijdschriften
en allerhande feesten.
Rond die tijd was
men te Leuven tot de algemene benaming gekomen van K.V.L.V. (Katholiek
Vormingswerk voor Landelijke Vrouwen)
In 1982, bij het
60-jarig bestaan, telde de vereniging 230 leden.
(Alice De Prins in
een brochure ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan)
Van l. naar r. : Victor Selleslagh,
Flor Meyers, zittend Jan Baptist De Leers en
uiterst rechts Constant Huysmans.
...Onze
meester, men kan er van zeggen wat men wil, maar voor de jongens van zijn
school, in het bijzonder van zijn klas, had hij toch wel een boontje voor.
Iedere morgen, na het gebruikelijke gebed en de
uitvoerige verslagen over de oorlog, kregen we van hem een koekje met
vitamines. Echte koekjes !
Ze waren natuurlijk ter handgesteld door het Rode
Kruis van België. De Duitsers stonden zulks wel toe, tot gezondmaking van onze
jeugd en verbetering van het Germaanse ras.
Vroeger kregen we al vitamines, zo van die bruine
doorschijnende bolletjes, waarin men de levertraan kon zien zwabberen.
Geen mens die ze lustte, of liever mocht, daarom
werden ze door onze meester eigenhandig zo diep mogelijk in onze mond
gelanceerd, opdat we ze zeker zouden inslikken. Van die smeerlapperij moesten
we altijd braken...
Maar nu kregen we koekjes, echte koekjes. k Weet het
nog heel goed, acht langwerpige kartonnen dozen waren er binnengebracht.
Ik heb ze zelf nog helpen aflossen en op de kast
zetten, die grote glazenkast waarin de
gewichten waren opgeborgen, achter slot en grendel, alleen de meester kon
daarin, en de Jef want die had een sleutel gevonden die ook paste...
Vanaf de tijd dat die koekjes binnen gebracht waren
had de meester geen problemen meer om s morgens te klas te vagen. Buiten de
Jef vormden wij met nog vier anderen de vrijwillige schoonmaakploeg.
Op een dag, onze meester wou aan de dagelijkse
uitreiking van de koekjes beginnen, sneed daarom met zijn zakmes een nieuwe doos
aan, de voorlaatste.
Groot was zijn verwondering toen hij de doos geopend
had en geen enkel koekje meer zag liggen. Alleen een heel klein holletje aan de
onderkant was er in die doos te zien.
Dan werd de laatste doos opengesneden, daar staken er
nog juist een tiental in.
Geloofde de meester ons nog bij het openen van die
eerste doos, dat er waarschijnlijk muizen in de klas zaten, bij het openen van
de laatste kon hij dat niet meer aanvaarden.
Hij zou en moest de dader vinden. Groot alarm op de
koer, iedereen moest buiten en alleman in de rang voor de klas, de meesters
erbij.
Iedereen zou ondervraagd en afgetast worden...
Eén van de andere meesters opperde toen dat hij best
de schoonmakers eerst zou ondervragen.
Daar had onze meester nog niet aan gedacht, daarbij
die kon hij wel vertrouwen, dat waren stuk voor stuk brave jongens, nietwaar
Janneke zei de meester...
Dat is juist meester, zei de Jan die juist voor mij in
de rij stond ,daarbij ge weetgij toch
zeker wel dat ik geen koekjes mag. Op dat ogenblik had hij juist de handen in
zijn zakken, vielen daar toch juist twee koekjes uit, vlak voor mijn voeten. k
Heb die gauw opgeraapt en in de mond gestoken...
Daarop trok Jan de voering van de zakken van zijn
broek naar buiten en zei...se meester zie gij maar, alleen een paar stukjes
griffel en stukjes krijt en een stuk ijzerdraad vielen op de grond, daarbij nog
wat kruimels van koekjes van vorige dagen.
Na een uur, zonder een dader of koekje te vinden
mochten we weer in de klas.
De meester stuurde Jef naar zijn madame om twee
muizenvallen te gaan halen, ondertussen begonnen we met de zangles.
De meester heeft ons toen een mooi lied aangeleerd O,
Schelde...
Toen Jef met de muizenvallen kwam opdraven heeft de
meester die onmiddellijk opgespannen, een beetje kruimels van koekjes opgelegd,
daarbij leerde hij ons hoe we een muizenval moesten plaatsen.
Dat plaatsen van die vallen had wel succes, want de
volgende morgen, toen de klas begon zaten er twee platte mussen in...
Susse
Ministerie van Wetenschappen en KunstenLier, den
24-5-1927,
Schooltoezicht Gebied van Hoofdtoezicht
Mechelen
Schoolkanton Rumpst.
Mijn waarde Heer Hoofdonderwijzer,
Ik kom daarjuist vanwege den Heer Burgemeester eene
uitnoodiging te ontvangen om donderdag a.s. naar Leest te komen. Niet
tegenstaande het oogenblik minder goed gekozen is midden in de conferentiën-
wil ik nochtans al het mogelijke doen om de ontworpen vergadering te kunnen
bijwonen.
Moeder de vrouw was zoo tevreden over de asperges van
Leest, dat ik zinnens ben er mij nog een paar botten aan te schaffen bij de
eerste gelegenheid.
Zoudt ge dus de goedheid willen hebben zoo mogelijk- voor mij er nog twee aan
te schaffen tegen donderdag 26 dezer ? In geval van slecht weder en het mij onmogelijk
zou zijn dien dag naar Leest te komen, gelieve ze dan s anderendaags mede te
brengen naar Boom. Met besten en innigsten dank,
Gansch
hartelijk, de Kantl Opziener J. Stuyck.
Inhet augustusnummer van De Band van 1983 gaf
meester Huysmans toelichting :
-Leest behoorde in
1927 bij het schoolkanton Rumpst (Rumst). Thans bij het schoolkanton Mechelen.
Tussenveranderingen waren schoolkanton Boom en schoolkanton Willebroek.
-de toenmalige
inspecteur J. Stuyck waswoonachtig te
Lier. Bezoek der scholen gebeurde door hem per trein, deels per autobus en
verder deels te voet (zoals te Leest), of s zomers per fiets. De leerkrachten
kregen dan minder dikwijls inspectiebezoek.
-Persoonlijk meen ik
mij nog, meer duidelijk dan vaag, de gestalte en fysionomie van inspecteur
Stuyck te kunnen voorstellen. Ik herinner me, als leerling, hem slechts eenmaal
gezien te hebben in de klas van meester De Leers (1926 of 27). Ik zie de
inspecteur nog vooraan staan naast de meester, beiden een gemoedelijk praatje
voerend, waarbij meester De Leers, volgens zijn natuur en aandrift, toch de
leiding nam, ook graag t gesprek in t Frans overschakelde en, zoals steeds,
gelijk wilde halen.
Wij als leerlingen
zagen alles duidelijk, maar begrepen niets...
-Volgens die brief
had meester De Leers de inspecteur eens, quasi toevallig, Leestse asperges
bezorgd (onschuldige vriendendienst).
Anno 1983 lezen we
in stoute kranten hiervoor titels als : Giften in natura. Steekpenningen ?
Smeergeld ?
De keurasperges
kwamen, dat weet ik, van zijn overbuur Remy Jacobs (Remi van Ivos). En die was
zo meegevallen, dat hij smaakte naar nog en hij een spoedige nabestelling deed
van een paar botten.
Breng ze morgen
maar mee naar Boom, meester. Zo eenvoudig was dat...
Stan Gobien, gewezen
onderwijzer en schoolhoofd en later inspecteur schreef in 1996 in
de speciale brochure Reünie van de Leestse
Vijftigjarigen over de meester :
...Toen we zes waren moesten we naar de grote school.
Wij, de jongens belandden toen bij meester De Leers in
de eerste graad. Hij was toen al een dorpsfiguur. Hij was bijzonder fier op de
oorlogswonde onder zijn rechteroog. Meester De Leers was een oud-soldaat die
het vaderland écht verdedigd had.
We kregen toen ruim een half uur morgengebed en
catechismusvragen aan het begin van de dag. s Namiddags voor we naar huis
gingen ook nog een half uur gewijde geschiedenis. Tijdens de rekenlessen
tekende de meester bij de getallen allerlei dingen die wat te maken hadden met
zijn soldatenleven : Belgische vlaggetjes, geweren, bommen en helmen.
Wij zaten in oude, brede banken met zn vieren naast
elkaar.
We leerden er rekenen met een telraam. Het was veel
commandorekenen of hoofdrekenen in die tijd. De meester zei drie plus vier
en wees toen met zijn biljartkeu een leerling aan en deze moest dan direct het
antwoord zeggen. De biljartkeu diende ook om tijdens de schrijflessen de
knokkels bij of weg te werken.
Meester De Leers was destijds ook hoofdonderwijzer en oud-inspecteur
Nauwelaerts, heeft ons toen we daar zaten vereerd met een inspectiebezoek.
Toen ik hem een vijftal jaren geleden vertelde dat ik
afkomstig was van de gemeenteschool van Leest vertelde hij dat meester De Leers
hem steeds was bijgebleven als een speciaal iemand. Hij beaamde dat we in die
tijd leerden lezen met zijn speciale leesmethode. De eerste zin die we bij
meester De Leers leerden was : De kilometer is het veertigduizendste deel van
de wereldomtrek. Wij moeten nogal eens straffe leerlingen geweest zijn, want
ik vermoed dat we toch allemaal hebben leren lezen.
Nog dezelfde week leerden we met de decameter de
kilometer afmeten in de Kouter : van aan het café tot aan het kasteel Moyson
was precies 100 decameter of 10 hectometer of 1 kilometer. We deden er bijna
een halve dag over om dat te leren.
Wij kregen bij meester De Leers aardrijkskunde en
geschiedenis die nu in het vijfde en zesde leerjaar wordt gegeven : de loop van
de Leie, de Schelde en de Maas kenden we van buiten en we konden die aanwijzen
op de kaart van België maar we hadden deze stromen nog nooit gezien. We wisten
zelfs dat de Zenne er wat mee te maken had, maar de kinderen van de Heide
hadden deze rivier nooit van dichtbij gezien.
De geschiedenislessen gingen vooral over de eerste en
de tweede wereldoorlog en vooral over koning Albert. Hij werd voorgesteld als
de koning-ridder die gezeten op zijn paard de Duitsers in 1918 zo goed als
helemaal alleen ons landje had uitgedreven.
Natuurkennis en biologie kregen we ook, maar dan op
een praktische manier.
In de groententuin leerden we spruiten en kolen
planten. Heel wat belhamels staken deze planten moedwillig omgekeerd in de
grond !
We hebben schadelijke insercten uirgeroeid bij de
vleet. We brachten in een luciferdoosje eerst meikevers mee en later
coloradokevers en de meester reeg deze diertjes aan een lange draad die in de
klas was gespannen en verklaarde naarmate de rij beestjes langer werd dat we
een flinke inspanning hadden gedaan om het ongedierte uit te roeien.
Muskusratten werden ook betitteld als bijzonder
schadelijke dieren omdat ze gaten in de dijken maakten. Het zou wel eens kunnen
dat door hun graafwerk de Zennedijk zou breken en dan zou heel Leest onder
water kunnen lopen. Daarom moesten die dieren worden uitgeroeid en moesten we
er jacht op maken. Maar we werden gewaarschuwd : het waren laffe en
verraderlijke dieren die zelfs mensen durfden aanvallen en in de broekspijpen
kropen en zo naar boven. Toen we dat vernamen, lieten we de muskusratten met
rust.
Toen de meester de klas uit moest, ging hij zijn hond
Fifi halen, een soort witte keffer met een strik rond de hals. Fifi werd dan
op de lessenaar van de meester geplaatst en hield de klas in t oog. Als er
iemand een bruuske beweging maakte, begon Fifi te blaffen.
In het begin hadden we schrik en niemand durfde haast te bewegen. We geloofden
zelfs dat Fifi aan de meester kon zeggen wie er stout was geweest. Later heeft
Fifi heel wat te verduren gekregen toen we wisten dat het beestje vermoedelijk
meer schrik had dan wijzelf.
De meester had ook een sprekende ekster in een hok
achter het schoolhuis.
Meester De Leers had een bijzonder waardevol en
onbetaalbaar juweel in zijn bezit : een praline die hij had gekregen van
koningin Elisabeth toen hij in het militair hospitaal lag.
Tijdens de lessen lichamelijke opvoeding leerden we marcheren
als soldaten en we mochten een stok meebrengen die we dan droegen als een
geweer.
Op zeker moment mocht dat niet meer, want er waren
klachten gekomen. We waren na de turnles in zon militaire stemming geraakt dat
we die stokken gebruikten als sabels en er tegenaan gingen als de Witte van
Zichem in zijn strijd tegen de sanculotten van Napoleon.
We hebben in die tijd zelfs op het droge leren
zwemmen. De meester leerde ons op de speelplaats de schoolslag aan. We deden de
bewegingen al rechtstaand. Toen de vacantie begon, zei hij dan wie er kon
zwemmen en wie nog wat op het droge moest oefenen.
Wij, de jongens van de Leest-Heide, gingen het
uitproberen in de vijver bij Pieter De Prins in de Kleine Heide. Rechtstaand in
de modder deden we onze oefeningen, maar zwemmen lukte op die manier niet. We
denken dat heel wat voorbijgaande boeren destijds moeten gedacht hebben : die
hebben weer leren zwemmen bij meester De Leers. Zijn leerlingen uit het Dorp
zullen waarschijnlijk hetzelfde hebben ervaren in de vijver bij Jan Spoelders,
die van de Winkelstraat en de Tiendeschuurstraat in de Dorpelput, die van het
Kruispunt in het Blauw Putteke in de Molenbeek, die van de Geuzen Hoek in de
Zwarte Beek of in de Raketput.
We waren zon naarstige leerlingen dat we omstreeks 15
augustus al inbraken in de school, niet om er te gaan leren, maar om de
halfoogstappelen te gaan proeven. Op de speelplaats stond zon appelboom en het
was verboden van die appels te eten.
Velen zijn er destijds betrapt door de meester toen ze
over het muurtje klommen om een aantal van die verboden vruchten in hun bezit
te krijgen...
1920 22 mei :
Voorstelling van de kandidaten voor de vacature in de gemeenteschool :
De Queker Florimond, bestuurder der
school voor Vluchtelingenkinderen te
Montreuil dArgille (Frankrijk) en
Jan Baptist De Leers, onderwijzer te
Eyseringhen.
Laatstgenoemde haalde 6 stemmen op
6. Hij kwam in dienst op 1 juni 1920.
(DB-1958)
Meteen haalde Leest één van haar
meest flamboyante en kleurrijke
persoonlijkheden in huis.
MEESTER DE LEERS
Jan Baptist De Leers
was geboren te Mechelen op 29 december 1892 en overleed er in 1980 op 88-jarige
leeftijd. Hij woonde in het schoolhuis.
In De Mechelse Weekvan 7/4/1983 publiceerde ik ooit :
Jan Baptist De Leestwas één van de merkwaardigste figuren uit het Leestse onderwijs. Het
schoolhoofd van de jongensschool lag aan de basis van talrijke anekdotes.
Iedereen die bij hem school heeft gelopen herinnert
zich wel één of ander smeuïg verhaal.
Minder gekend zijn de talrijke conflicten tussen de
Leis en het gemeentebestuur.
In het gemeentearchief en door gesprekken met
Leestenaars vonden we een hoop gegevens over deze kleurrijke figuur.
Hierna enkele van de meest representatieve.
Conflicten met Leestse gezagsdragers.
De strubbelingen die verschillende gemeentebesturen
met de meester zouden krijgen waren even talrijk als de ontelbare anekdotes aan
zijn naam verbonden.
Zo was De Leers nog geen maand in dienst, toen hij
reeds om herziening van zijn wedde verzocht, want, schreef hij het Leestse
gemeentebestuur, ik draag twee frontstrepen en ben dus rechthebbend op 9
dienstjaren.
De verslaggever op de eerstvolgende gemeenteraad
alwaar deze opslag diende goedgekeurd, besloot zijn verslag dat
belanghebbende, volgens zijne verklaring wel niet in t bezit der frontstrepen
is, maar er niettegenstaande recht op heeft...
De Raad zag daar blijkbaar geen graten in, want hij
besloot de wedde van de meester te verhogen met 100 fr en te brengen op 4.200
fr per jaar.
De Leestse politici, een zwaar woord voor brave,
hardwerkende boerenmensen, die zich ofwel met de Blekken of de Sussen
engageerden, zouden meester De Leers weldra beter leren kennen...
Enkele jaren na zijn indiensttreding verzocht het
gmeentebestuur hem dringend om voor het toekomende de speelplaats der school
niet meer door uwe kiekens en eenden te laten belopen. De uitwerpsels dezer
dieren bevuilen de speelplaats en de gemakken, en wanneer de kinderen van de
gemakken willen gebruik maken, zijn zij verplicht dikwijls eerst de zitten van
de uitwerpsels der kiekens te zuiveren.
Het is ons onbekend welke maatregelen de meester nam
om dit euvel te verhelpen, maar misschien resulteerde het schrijven van t
gemeentebestuur in de handelswijze van de meester de weken nadien : hij trok
samen met raadslid Apers van de oppositie, op handtekeningenjacht teneinde de
herbouwing van de meisjesschool in de Dorpsstraat te beletten, dit tegen de wil
van de meerderheid in de Raad.
Dat werd hem niet in dank afgenomen. Het
gemeentebestuur diende een klacht in bij den Hoofdopziener van t Lager
Onderwijs te Mechelen.
Twee jaar later ontving hij opnieuw een veelzeggend
schrijven : in uwe hoedanigheid van schoolhoofd der gemeentejongensschool,
verzoeken wij u van te zorgen dat er voor het toekomende in en gedurende de
lesuren, in de klassen geene hevige woordenwisselingen tussen u en uwe
medeonderwijzers meer plaats grijpen, zoals verleden donderdag gebeurden.
Dergelijke feiten schorsen de voortzetting der lessen, doen den onderwijzer
zijn aanzien verliezen, zowel bij de kinderen als bij de voorbijgangers die op
straat stonden te luisteren...
De relatie tussen het gemeentebestuur en zijn
hoofdonderwijzer bereikte een dieptepunt in 1938 met het invoeren van een 4e
graadklas en de daarbijhorende leraar Constant Huysmans. De meester voelde zijn
autoriteit ondermijnd en reageerde fel tegen deze vernieuwing.
Volgens hem was een 4e graadklas een groot
fiasco, altijd en inalle scholen en
handel en stelkunde kunnen niet onderwezen worden, dat begrijpen de kinderen
niet...
Een dossier van meer dan 50 blz. werd hem ten laste
gelegd.
Hoofdinspecteur Troch betrok er zelfs de minister van
onderwijs bij.
Meester De Leers werd toen tijdelijk onder bijzonder
toezicht geplaatst.
Het zou zeker niet zijn laatste botsing worden met het
Leestse gemeentebestuur...
Meester De Leers was oorlogsinvalideen droeg fier zijn decoraties.
Die had hij verdiend toen hij tijdens de oorlog door
een schrapnel aan het oog werd gekwetst.
Deze kwetsuur had zijn patriottisch gevoel nog
verstevigd : zo werd in de school elk jaar op 17 februari de sterfdag van
koning Albert herdacht. Dan moesten alle leerlingen op de speelplaats komen
waar de Belgische driekleur voor de gelegenheid werd gehesen en in de klas
hingen die dag allerhande fotos en een geborduurd portret van de betreurde
vorst.
Een markante persoonlijkheid zoals de Leis
inspireerde de Leestse kwajongens natuurlijk tot duizendenéén fratsen, te veel
om allemaal te vertellen.
Zo was er die historie met de gestolen appel...
Op de speelplaats van de jongensschool stond er
vroeger een appelboom. Daar de meester niet wou dat er schoolkinderen aan
zijn appels zaten, had hij de boom omlijnd met een cirkel. Het was iedereen
uitdrukkelijk verboden daar een voet in te zetten. Dat deden die bengels dan
ook niet, wat ze wel deden was met een tiental een sliert vormen, achter elkaar
hollen en spelenderwijs luchtsprongen maken. Als bij toeval liepen ze langs de
boom en als de meester niet keek verdween menige appel in begerige
jongenszakken.
Soi van Pachter had echter op een dag tegenslag. Hij
werd op heterdaad betrapt door de meester, toen hij zich springend een appel
had toegemeten.
Na speeltijd liet meester De Leers de gehele
schoolbevolking opstellen in rijen, niemand mocht de klaslokalen betreden, ook
de andere meesters niet. De dader zou tot voorbeeld gesteld worden. De
meester liet hem aantreden en verplichtte hem de appel op de grond te leggen en
met zijn voet te pletten. De kleine kwajongen legde de appel echter zo dicht
bij de voeten van meester De Leers dat hij, toen hij met een vervaarlijke trap
de appel wou vermorzelen, niet de appel trof maar een voet van meester De
Leers. Deze laatste sprong toen letterlijk op met de pijnlijke voet in zijn
handen, jammerend van de pijn ! Heel de schoolbevolking gierde het uit, niet in
het minst de collegae van de meester...
Een laatste willen we nog kwijt : meester De Leers
contra onderpastoor Cleeren.
Op 3 november 1932, t was kwart voor negen s
morgens, stapte meester De Leers aan het hoofd zijner kudde kinderen, een
30-tal naar de kerk.
De bedoeling : een gezamelijke biecht die zou
afgenomen worden door onderpastoor Cleeren. Toen de meester met zijn pupillen
de kerk wou betreden werd dit belet door de onderpastoor die de toegang
versperde aan de meester door op de bovenste trap van het kerkportaal te staan.
Er brak een felle woordenwisseling uit tussen die twee, meester De Leers zou
zich niet aan het uur van afspraak gehouden hebben en was veel te laat gekomen.
Het één woord bracht een ander mee en weldra ontaarde de ruzie in een
fiksevechtpartij en vielen er klappen.
Voor het aanschijn van de hele klas kinderen rolden de beide kemphanen op de
stoffige stenen van het kerkportaal.
De meester zal daarbij wel het onderspit gedolven
hebben want onderpastoor Cleeren had in zijn jeugd nog aan boksen gedaan...
In elk geval diende meester De Leers later klacht in
bij veldwachter Huybrechts. De afloop daarvan is ons onbekend.
In 1980 overleed Jan Baptist De Leers op 88-jarige
leeftijd te Mechelen, de stad waar hij werd geboren en na zijn
oppensioenstelling verbleef.
Hij onderhield nog weinig contact met Leest maar de
jaren die hij er heeft doorgebracht hebben onbetwistbaar een stempel gedrukt op
de leefgemeenschap aldaar.
Helaas was Ernest Claes geen Leestenaar, anders was
dat dorp misschien wereldberoemd geworden...