In Sulingen was een groottransitkamp opgericht, van hieruit werden
vrijgekomen gevangenen en arbeiders naar hun respectievelijke landen gezonden.
Alle mogelijke nationaliteiten zaten hier samen
wachtend in barakken, op vervoer naar huis.
Die uit het westen, Belgen, Hollanders, Fransen konden
snel weg, maar Polen, Russen, Joegoslaven moesten langer wachten en velen
durfden zelfs niet meer terug.
Onder deze mensen waren gevaarlijke sujetten, ze waren
gewapend met weggegooide Duitse wapens en gingen s nachts op rooftocht bij de
Duitsers.
Ze stalen en roofden alles wat in hun handen viel en
namen het weinige dat de Duitsers nog hadden, af.
In Sulingen verbleven ook veel Zebras, dat waren
bevrijde gevangenen uit de kampen, velen uit Bergen-Belsen. Die waren nog
gekleed in hun gestreepte pijama.
Van hen vernamen we gruwelijke verhalen over hun
verblijf in die kampen.
Bij de boeren in Freistatt waren veel vluchtelingen
uit het Rijnland en de Roer ondergebracht en die konden nu ook naar huis, terug
naar hun gebombardeerde steden.
De Duitse bevolking moest om 10 uurvan straat en wee degene die een minuut te
laat was, die werd onbarmhartig opgepakt en tot de volgende ochtend opgesloten.
Hierbij werden vele soldaten die over hun militaire
kledij een burgerjas hadden getrokken, opgepakt en naar een krijgsgevangenkamp
gevoerd.
Hier letten we vooral op SS-ers, maar we hebben er
nooit een kunnen pakken.
Ons werd dagelijks gewezen op de Duitse weerstand
Weerwolf doch wij hebben hier nooit iets van gemerkt, de meeste Duitsers
hadden hun nederlaag nog niet verteerd, waren nog te zeer ontgoocheld.
Hun geloof in de fürer was te groot geweest en nu bij
het zicht van duizenden en duizenden ordeloze soldaten die zich hadden
overgegeven en onder strenge bewaking naar achter werden gevoerd, moesten ze er
zich wel bij neerleggen.
De bevolking zelf leed honger en had gebrek aan alles.
In de steden verbleven ze in overgebleven kelders. In de dorpen die overbevolkt
waren van gevluchte stedelingen werd ook het voedsel schaars en zoals bij ons
onder de bezetting, verkochten hier de boeren ook aan de meestbiedenden.
Wij hadden een paradijselijk leven,niet werken, lekker eten, veel geld...
Als ontspanning werden we s avonds naar Bremen,
Hannover of Sulingen gevoerd.
Naar een bierkelder of een filmvertoning en na de film
steevast in de houding voor het God save the King.
Met mijn moto verkende ik de ganse omgeving en mijn
vele verlofdagen bracht ik door
in steden als Bremen, Hannover, Dusseldorf en Berlijn.
Daar zag ik Russische soldaten fietsles krijgen, tot
groot en ingetogen plezier van de Duitsers. Komisch en onvergetelijk.
Hier bestond ook een grote ruilhandel tussen soldaten
van verschillende nationaliteiten. De Russen waren verzot op Amerikaanse
sigaretten, terwijl de Amerikanen hiervoor polsuurwerken en vodka aannamen. Die
uurwerken waren toch afkomstig van de Duitsers, de Russen was toegestaan alles
wat hen bruikbaar was als oorlogsbuit mee te nemen. Ik heb Russen gezien met
drie, vier horloges aan elke pols.
Kerstmis 1945 brachten we door bij de Amerikanen in
Bremen. Nabij de Dom in de huidige Ratskeller was hun kantine ondergebracht.
Onvergetelijke sfeer met bier, wijn a volonté, de vrouwen hadden echter nog
geen toegang.
Als we ons verplaatsten konden we overnachten in
Amerikaanse of Engelse transitkampen en hun kantines hadden altijd voldoende
stock aan sigaretten, zeep, tandpasta, enz. Betalen met Duitse marken en die
hadden we genoeg.
In het najaar van 1945 werd de omgang met de Duitsers
losser, krijgsgevangenen en ook burgers werden in de cantonnementen
tewerkgesteld.
De Duitse tewerkgestelden brachten allerlei voorwerpen
mee om te ruilen tegen voedsel, ook smokkelaars doken op. Vooral sigaretten,
bonen, koffie en nylonkousen waren zeer gegeerd maar vooral dozen vlees en
ander voedsel was in trek.
De bevolking leed immers honger, meer dan ik ooit in
België had gezien.
De boeren werden door de stadsbevolking nog feller
belegerd dan bij ons in het hongerjaar 1941.
Maar stilaan werd alles min of meer normaal, de
bevoorrading geraakte terug op gang,
in de steden begon men puin te ruimen en ieder toog
aan het werk.
Ook de omgang met burgers werd toegestaan, bals werden
ingericht en vluchtelingen kwamen terug naar huis.
Na Freistatt kwamen we in een aantal kleinere plaatsen
terecht tot we in het voorjaar 1946 naar Leese verhuisden.Een kleine
provinciestad nabij Hannover.
Hier werden we ondergebracht in een door Russische
slavenarbeiders nieuw gebouwde fabriek. Grote betonnen bunkers, een verdieping
ondergronds, een verdieping bovengronds, zwaar en kunstiggecamoefleerd met sparrenbomen, tot op de
daken toe.
Hier werden onderdelen gemaakt voor de beruchte
V-bommen.
Een aanzienlijk aantal lag nog klaar voor verzending, via een spoorweg die
eveneens onzichtbaar was vanuit de lucht met hoogopschietende sparren, waarvan
de kruinen hoog boven de sporen aan elkaar waren gebonden.
De geleerden die vroeger voor de nazis hadden
gewerkt, werkten verder, thans onder Engels gezag. De heren Professoren, zoals
ze door de Duitse werklieden werden genoemd, werden door Engelse officieren van
de geheime dienst in burgervoertuigen gebracht en opgehaald. Wat zij daar
uitrichtten gebeurde in de grootste geheimhouding.
De gewone arbeiders werden bij het verlaten van de
fabriek door ons gefouilleerd maar deze heren moesten we ongemoeid laten.
De bunkers waren uitgerust met de meest moderne
machines en de magazijnen staken nog vol met allerlei materiaal.
Er was strenge kontrole en wij mochten niets aanraken,
alles was immers bestemd voor Engeland of de USA..
Half april 1946 was onze taak daar afgelopen en na een
treinreis van een dag en een nacht belanden we in Bastenaken.
Hier kwamen we in een totaal vernielde stad, we
waanden ons terug in Duitsland. Platgeschoten huizen, waarvan de bewoners in de
kelders verbleven, in de velden nog veel stukgeschoten Duitse en Amerikaanse
tanks en ander oorlogsmateriaal.
We werden ondergebracht in de kazerne die door de
Amerikanen voor ons was ontruimd en we hingen opnieuw af van het Belgisch leger
: weer oefeningen, dat was maanden geleden, Belgische kost, bouletten,
saucissen, slecht en veel te weinig...of er gemord werd.
We waren van de hemel in de hel terechtgekomen.
Door een afdeling van onze compagnie werd deelgenomen
aan de eerste steenlegging van de mardassonheuvel, een gedenkteken voor de
Amerikaanse strijdkrachten.
Na een verblijf van enkele weken ging het naar Bergen,
waar we in een leegstaande school hokten en belast werden met het ophalen en
wegbrengen van Duitse krijgsgevangenen die in de koolmijnen moesten werken.
Gelukkig heeft dit niet lang geduurd, op 23 juni 1946
werden we totaal onverwacht bedankt en met onbepaald verlof naar huis gestuurd.
Terug burger, dit vergde een enorme aanpassing...
Fotos:
-Berlijn 1945 : Sovjetsoldaten en Amerikanen ruilen
horloges om. Deze fotos werden eigenhandig door Victor genomen.
-Vic na de fusie, zijn outfit is er op vooruitgegaan.
Links van de garde staat Marcella Van Steen. Rechts Wiske Verbruggen geflankeerd
door haar baas Marcel Leemans.
Via Antwerpen, Turnhout de Hollandse grens over tot
Hengelo. In Holland werd onze trein letterlijk door de bevolking bestormd.
Honderden mannen, vrouwen en kinderen liepen met onze trein mee, bedelend om
eten.
Wat wij konden missen werd uit de wagons gegooid :
conserven, sigaretten, chocolade...
Dit waren toestanden die wij in België met de
bevrijding niet hadden ervaren, hier werd nog echt honger geleden.
In Hengelo stapten we over op vrachtwagens, de grens
over tot in Mofrika en in Wezel de Rijn over op een pontonbrug die door de
Engelsen was aangelegd.
Over Osnabruck, Diepholz tot Freistatt waar we werden
ondergebracht in een oud-mannengesticht. Elk van ons kreeg een apart kamertje,
prachtig ingericht met een goed bed en prima sanitair, een verademing na onze
tenten en strozakken.
Hier werden we belast met de bewaking van een groot
depot van de Rasc, dat waren frontrantsoenen, sigaretten en kleding van het
Engelse leger.
Italiaanse krijgsgevangenen stonden tot onze
beschikking voor het opknappen van allerlei karweien, doch die stalen zoals de
raven.
Die bestolen ons terwijl we er bij stonden,
ongelooflijk wat die allemaal flikten, die waren ons in alles te slim af.
In het begin was het hier voor ons zeer streng, niet
ongewapend het cantonnement verlaten, nooit alleen buiten en no
fraternisation, absoluut geen contact, geen verbroederingmet de Duitsers, op straf van krijgsraad.
De eerste weken werd dat door ons zelfs niet
overwogen, wij benaderden ze met de grootste terughoudendheid. De Duitsers zelf
waren opmerkelijk beleefd, onderdanig, ja zelfs kruiperig, ze waren ook gelaten
en angstig, gingen voor ons opzij en velen namen hun hoed of pet af als ze ons
passeerden.
De Engelse MPs waren zeer streng en onverbiddelijk
zeker zolang de oorlog duurde.
In Diepholz was een groot Pools kamp, waar die Polen
door de Duitsers als slavenarbeiders waren ondergebracht. Nu waren ze vrij en
men moet niet over veel verbeeldingskracht beschikken om zich te kunnen
voorstellen hoe die zich gedroegen tegenover hun vroegere bazen. Stelen,
plunderen, alles wat niet te heet of te zwaar was sleepten ze naar hun
barakken.
Met mijn vriend Jan Baetens stapte ik naar Willebroek,
we gingen ons melden in het Fort van Breendonk om de aangehouden zwarten te
bewaken.
Ook tientallen Duitse krijgsgevangenen werden daar
binnengebracht en opgesloten.
Nu moesten wij hun fouilleren.
Alles wat ze niet in gevangenschap nodig hadden werd
hun afgenomen.
Wat een contrast : kruiperige onderdanigheid was in de
plaats gekomen van hun vroegere arrogantie.
Ik herinner me nog die Duitse officier die zich enkel
door een andere officier wilde laten ontwapenen en aftasten. Dat gebeurde ook,
een Belgische officier nam de egards waar, maar s nachts alleen in zijn cel
kreeg hij een speciale behandeling en schoot er van zijn waardigheid niet veel
meer over.
De collaborateurs die werden aangevoerd kregen ook een
speciale behandeling, zij werden vooraan de straat afgezet en moesten tussen
een driedubbele haag losgelaten gepeupel lopen. Hierbij werden ze geslagen,
gestampt, beschimpt, met de haren getrokken...ze haasten zich naar de min of
meer veilige gang van het fort...
Daar werden ze opgesloten in de kamers van de vroegere
kampbewoners.
Tijdens de dag werden ze met allerlei karweien belast
en ook bij nacht werden ze niet gespaard, althans die eerste dagen niet.
Na enkele dagen werden wij belast met het bewaken van
de zennebrug te Leest.
We hadden ons wachtlokaal op het gemeentehuis.
Bewapend met een geweer, een tricolore band om onze arm en een Duitse gordel om
het lichaam waaraan een koppel Duitse handgranaten, zo deden we in ploegen van
twee dienst op de brug.
Alle vreemdelingen werden gecontroleerd en door onze
ploeg werden twee in burger geklede Duitsers aangehouden en aan de Engelsen
uitgeleverd.
Voedsel werd bereid in Willebroek en per vrachtwagen
aangevoerd, het was goed en overvloedig.
Na enkele weken werd alles stilaan normaal en de
meesten gingen terug aan het werk.
Ik kon mijn oude job weer opnemen in de garagebij De Baere doch het werk aldaar bestond
hoofdzakelijk uit puin ruimen, wat mij minder beviel.
Ik besloot nog even de kat uit de boom te kijken.
Soldaat Oorlogsvrijwilliger Van Hoof
Ik vernam dat ze oorlogsvrijwilligers vroegen en ik
heb me gemeld in Antwerpen. Dat was op 23 oktober 1944, op de Rubenslei nr. 22.
Toen ik daar volledig uitgekleed in een hokje stond te
wachten sloeg er in de onmiddellijke omgeving een bom in. Kalk viel van muren
en plafond, doch de keuring ging ongestoord verder.
Ik werd goedgekeurd en opgeroepen naar de
Panquinkazerne te Tervuren.
Na een zestal weken tamelijk zware opleiding werd ik
Soldaat Oorlogsvrijwilliger Van Hoof Victor bij het 8ste bataljon
fuseliers 3de compagnie met stamnummer F8/479 en met specialisatie
chauffeur motocyclist. Volledig uitgerust met Engels materiaal, de platte
Engelse helm incluis.
Te Joli-bois, bij Waterloo, werden we ondergebracht in
een danszaal en stonden in voor de bewaking van Engelse benzine- en
munitiedepots, die talrijk verspreid lagen in de weiden rond de Leeuw van
Waterloo.
Ook te Bosvoorde, aan de paardenrenbaan, had ik
munitie te bewaken en te Koningslo Vilvoorde stonden we in voor de bewaking van
een groot Duits krijgsgevangenenkamp, dit samen met de Engelsen.
Het kamp bevond zich op een open veld en was omringd
door hoge wachttorens.
De gevangenen sliepen in tenten, ik heb altijd gehoord
dat er zon 110.000 bij elkaar zaten. Whermacht soldaten, SS-ers, Vlaamse
SS-ers, Zeemacht..alles zat er door elkaar.
Sommige Vlaamse SS-ers lachten ons uit en verweten ons
voor Bleukens.
Wij maakten ons beklag daarover bij onze officieren
die dat doorspeelden aan hun Engelse collegasmaar die begrepen niets van onze situatie en zij traden niet op, voor
hen waren alle gevangenen Duitsers.
Voor de afzondering en de ondervraging van de SS-ers
moesten speciale eenheden komen. Wel was er een detensionbarak, waar de meest
arrogante en weerspannige elementen werden in ondergebracht. Die werden daar
door Engelse MPs aan een speciale training onderworpen, een training die niet
onderdeed voor wat zij destijds met velen van ons hadden gedaan.
Hier bleven we tot april 1945 en dan de trein op naar
Duitsland.
Foto : Henri Van den Heuvel bij wie Vic mocht onderduiken.
Ondergedoken
Toen ben ik ondergedoken.
Landbouwer Henri Van Den Heuvel uit de Hertstraat, de
latere schepene van de Blekken, stak zijn nek uit en bood me onderdak.
Op zijn hooizolder richtte ik mijn logement in, in het
hooi had ik een gang gemaakt om er in geval van nood diep in weg te kruipen.
Hier heb ik vertoefd tot en met de bevrijding op 3 september
1944.
Mijn moeder bezorgde mij eten en soms ook moeder Van
den Heuvel.
Tijdens de dag sleet ik de tijd met boeken lezen en s
nachts wandelde ik het Hertsveld op of ging al eens slapen bij mijn vriend Jan
Baetens, waar ik zonder het medeweten van zijn ouders langs een
zoldervenstertje binnensloop.Doch voor het licht werd moest ik terug zijn op
mijn hooizolder. Avontuurlijk was dat wel maar ook vaak angstaanjagend en ik
was steeds op mijn hoede. Elke auto die men hoorde kon van de Gestapo zijn, elke
vreemde persoon werd gewantrouwd.
Na enkele weken sloeg de verveling toe en nam ik meer
en meer risicos.
Overdag liep ik soms de velden en het Zuurbos in en
durfde ik al eens naar huis te gaan.
Daar groef ik van in het ovenhuis een onderaardse gang
die uitliep achter de haag van onze tuin en uitkwam in de aanpalende gracht.
Vele malen heb ik die vluchtweg ingeoefend, gelukkig heb ik hem nooit hoeven
gebruiken.
Nadien heb ik pas beseft hoeveel risico en gevaar
Henri Van den Heuvel gelopen heeft door mij onderdak te bezorgen. Ik ben hem er
altijd zeer dankbaar voor gebleven.
Intussen kropen de dagen voorbij en de geallieerden
naderden.
Ik sliep nog steeds op mijn hooizolder en sporadisch
bij Jan Baetens.
Daar was ik toen ik op een nacht begin september op de
Juniorslaanin de richting Leest-dorp
een tamelijk grote groep Duitsers met door paarden getrokken wagens, zag
voorbijtrekken. Heel stil en zonder orde trokken ze af.
De dag nadien, op een zondag, ik keek toe vanuit het
Zuurbos, zag ik zenuwachtige Duitsers in de Heilige Hoek, ze waren bezig
paarden op te eisen voor hun terugtocht.
s Anderendaags s morgens was het zover !
Onbeschrijfelijke vreugde ! De Engelsen waren er. De Blaasveldstraat stakvol met oprukkende Engelse soldaten, camions
vol met lachende, sigaretten en chocola uitdelende soldaten.
Men kan zich voorstellen welke opluchting de
bevrijding bracht en hoe geestdriftig we onze bevrijders hebben onthaald.
Schrik, honger en alle miserie was vergeten.
Foto : links Vic in
1943. Om toen te kunnen fietsen moest je creatief zijn. Rchts zijn
onafscheidelijke vriend Jan Baetens van de Juniorslaan.
Het Hongerjaar 1941
Het jaar 1940 liep min of meer normaal ten einde, maar
1941 zou een nog nooit meegemaakt hongerjaar worden.
De Blaasveldstraat zag zwart van het volk. Mensen van
Blaasveld en Willebroek liepen huis in en huis uit, bedelend om voedsel.
De boeren verkochten enkel aan degenen die konden
betalen en dan meestal s nachts want de buren mochten dit niet zien.
De smokkelaars deden gouden zaken : 40 fr voor een
kilo tarwe, 35 fr voor een slecht roggebrood. Het rantsoenbrood zelf was ook
zeer slecht, de deeg plakte aan het broodmes en het rantsoen bedroeg 225 gram.
Ook vlees, vetten, suiker en bijna alles was
gerantsoeneerd. Vele stadsmensen stierven letterlijk van honger, terwijl de
meeste boeren en smokkelaars zich verrijkten. Ook degenen die de kant van de
Duitsers hadden gekozen kregen dubbel rantsoen en hadden niets te kort.
Ik verplaatste me nog dagelijks per fiets naar de
Leuvensesteenweg maar dat werd steeds problematischer omdat ook fietsbanden op
rantsoen waren, evenals schoeisel.
Om aan een fietsband te geraken moest je een bewijs
hebben dat je minstens 5 km van je werk woonde, anders kreeg je geen bon.
Als je er al een bezat, had je veel geluk nodig om er
twee keer mee naar Mechelen te kunnen rijden want die erzatsrubber barste en
sprong in stukken.
Bijna dagelijks moest ik aan mijn banden werken. Soms
reed ik met twee buitenbanden over elkaar. Mijn meest efficiënt experiment :
van de binnenband van een auto een fiets buitenband fabriceren. Datresulteerde in enkele maanden probleemloos
rijden, maar door de toenemende schaarste kwam ook daar een einde aan en einde
1942 nam ik de trein voor mijn verplaatsingen.
Wij zelf konden bij onze buren, boeren, niets kopen,
omdat ze de hoogste prijs niet durfden vragen, ze verkochten veel liever aan de
smokkelaars. Die kwamen hun waar tijdens de nacht ophalen.
Ik ben vele malen na mijn werk per fiets naar
Londerzeel gereden om een slecht roggebrood van 35 fr dat ik daar bij een
smokkelbakker kon kopen.
Onderweg moest men op zijn hoede zijn voor controle
van Belgische gendarmen en kontroleurs van de ravitaillering, want meermaals is
het gebeurd dat dit werd afgepakt.
Ook ben ik ooit eens met mijn vader naar
Stekene-Koewacht, ook per fiets, gereden.
Naar we hadden vernomen was de tarwe en het koren daar
goedkoop omwille van de smokkel met Holland. We kochten daar 20 kg tarwe. Elk
10 kg op onze fiets, ook sacharine hadden we daar gekocht, en hiermee naar
huis. Overal op onze hoede voor kontrole maar we zijn er toch heelhuids mee
thuis geraakt.
Zo gingen de dagen voorbij vol kopzorgen over eten en
hoe er aangeraakt.
De Schele Duitser
In juni 1943 werd er in de Tiendeschuurstraat aan de
hoeve Scheers, een Engelse Halifax-bommenwerper neergeschoten.
Al de inzittenden werden hierbij gedood.
Het vliegtuig, een viermotor, lag in stukken
uiteengespat. De stuurkabine lag tussen de hoeve Scheers en de woning van Em.
Geets, een eind in het veld.
Zoals zovele souvenirjagers ging ookik om wat vijsjes en onderdelen. Terwijl ik
op handen en voeten in die kabine bezig was wat los te prutsen werd ik
toegebruld in het Duits. Ik moest de kabine verlaten met mijn handen boven het
hoofd en mij als laatste man in de rij zetten bij andere souvenirzoekers.
Die Duitser,ik zal zijn kop nooit vergeten, hij zag
opvallend scheel, begon iedereenaf te
tasten en bij elk voorwerp dat hij uit de mensen hun zakken haalde, kregen die
een ferme stamp of slag in hun gezicht. Ik dacht al aan mijn volle zakken en
hoeveel slaag ik wel zou krijgen, doch terwijl hij bezig was slaagde ik erin om
de meeste voorwerpen ongezien uit mijn zakken te halen en op de grond te laten
vallen.
Toen het mijn beurt was had ik nog slechts enkele
kleine stukjes in mijn zakken en ik kwam er vanaf met een slag in mijn gezicht.
Doch toen ik wegging werd ik als laatste brutaal teruggeroepen en moest al de
voorwerpen die hij uit de zakken gehaald had oprapen en terug in het vliegtuig
gooien. Nadat dit gedaan was kreeg ik zonslag in mijn rug van de kolf van zijn geweer dat ik minutenlang zonder
adem zat.
Ik heb die schele eens goed bekeken en zijn gezicht in
mijn geheugen geprent maar ik heb hem later noch in Duitsland, noch in enig
krijgsgevangenkamp aangetroffen.
Ontspanning
Vermaak bestond in hoofdzaak op zondag naar de cinema,
soms tweemaal, van 5 tot 8 naar de ene en van 8 tot 10u30 naar een andere en
altijd te Willebroek.
Wat later kwamen dan de bals op en mocht er terug bal
gegeven worden.
Bier was nog slechter dan het huidige tafelbier,
gekleurd water, doch in de meeste cafés
konden de klanten bier krijgen van onder den toog...
Dat was iets beter, was zogezegd smokkelbier, doch
zijn geld niet waard.
De bals floreerden, alle zondagen volle bak.
Wij gingen te voet naar Leest (dorp), Blaasveld, meestal
in groep en wegens de totale verduistering was dit zeer plezant.
Op de bals werd er soms ook controle gedaan door de Gestapo, alle uitgangen
werden afgezet en één voor één naar buiten. Identiteitscontrole.
Degene die niet in regel was, of die op hun lijsten
voorkwam, werd apart gezet, streng bewaakt en meegenomen.
Het Arsenaal gebombardeerd
Vele malen was het ook alarm op de Leuvensesteenweg
dit tot vreugde van de mannen van het Arsenaal, die liepen dan weg van hun werk
tot op de vaart en dienden een tijd niet te werken.
Wij bleven op ons werk.
In het Arsenaal stond Duits afweergeschut en telkens er vliegtuigen overkwamen
werd er vandaar op geschoten.
Tot bij een bombardement het afweergeschut met toren
en al naar beneden donderde.
De Leuvensesteenweg werd zwaar geteisterd, vele doden
en haast alle huizen getroffen.
De Wapenfabrieken van Herstal
In 1944, ik was pas enkele weken 18 geworden, kreeg ik
van de Werbestelle de oproep om mij s woensdags te Mechelen in de
Leopoldstraat aan te bieden.Ik werd er door een Duitse dokter gekeurd en de
vrijdag daarop reeds diende ik mij aan te bieden in de FN fabrieken van Herstal
bij Luik in die tijd Deutse Waffen und Munitionsfabriken genoemd.
Inderhaast een valies gekocht, het was een rieten dat
herinner ik mij nog, en die vrijdag vanuit station Mechelen afreis richting
Luik.
Een speciale trein met werkvolk, mannen en vrouwen,
die in Duitsland tewerkgesteld waren. De trein stopte enkel te Leuvenen dan te Luik, Guillemin statie.
Met nog een zestal personen stapte ik uit en we werden
al dadelijk gecontroleerd door Feldgendarmen.
Nazicht papieren, bestemming Waffenfabriken ? Geen
probleem, we mochten door.
Dan met de tram naar Herstal en ons aanmelden in de
fabriek.
We werden onthaald door iemand die goed Nederlands
sprak.
Eten konden we in de fabriek, logies was er in een
leegstaande school op een tiental minuten gaans, maar uit zijn verdere uitleg
konden we opmaken dat we eerder in een gevangenis dan in een fabriek
terechtgekomen waren.
En of dit waar was. Controles overal en op alle
momenten van de dag, meestal op de onverwachtste, schutsels tussen de
werkbanken.
In de fabriek fabriceerde men wapens en munitie en dat
was te merken.
Bij het verlaten van de gebouwen werd men van boven
tot onder afgetast en dienden we speciale apparatuur te passeren die ontworpen
was om zelfs het allerkleinste vijsje te detecteren.
Ik werd in een ploeg ingedeeld, kreeg een werkbank en
een plan van een door mij te maken stuk, doch ik had geen vakschool gelopen en
kon geen plan lezen.
Mijn identiteitskaart gaf als beroep mecanieker aan en
dat verwarden ze met paswerker.
De eerste dag diende ik ook in het magazijn mijn
persoonlijk gereedschap af te halen, een stel vijlen, een hamer en allerlei
fijn meetgereedschap.
Hier had ik al een eerste nare ervaring.
Nietsvermoedend stapte ik de openstaande deur van het
magazijn binnen, flater !
Ik had mij moeten wenden tot de balie ernaast. De
Duitse magazijnier kwam brullend op me af en gaf me zon doodsschop dat ik
metersver door de lucht gekatapulteerd werd.
Gelukkig kreeg ik voor dat plan hulp van een Limburgse
collega en zo kon ik mij wat bezig houden, maar mijn rendabiliteit lag de
gehele periode die ik daar verbleef spectaculair laag.
De dagen duurden daar oneindig lang en vaak trachtte ik
naar het luchtalarm.
Wanneer dit afging liet men vallen wat viel en
vluchtte iedereen naar de schuilkelders tot einde alarm. Soms vijf zesmaal per
dag. Daar werden wij met Duitse discipline ingedreven, opeengepakt als
haringen, maar ik was wat blij enkele minuten van mijn plan weg te zijn.
Bommen heb ik er nooit weten vallen.
Het eten was op zijn Duits,s middags soep met worst
en soms al wat groenten in en meestal een beetje aardappelen met choucroute of
ook zure witte koolsoep en zwart brood, maar steeds veel te weinig.
Gelukkig had ik van thuis wat mee om aan te vullen,
anders was het honger lijden.
Na de werkuren waren we vrij en dan wandelden we wat
door Herstal en omgeving of we namen de tram naar Luik.
Na daar een tiental dagen te hebben gewerkt kreeg ik
er genoeg van.
In mijn logement prepareerde ik een speciale sigaret :
een weinig tabak en veel zout.
Toen ik die de volgende morgen opstak en een paar maal
inhaleerde, werd ik draaierig en viel flauw. Men bracht mij naar de infirmerie
en daar schreef de Duitse arts me acht dagen rust voor.
Ik was in de hoogste hemel, vlug naar het logement,
alles inpakken en wegwezen met de vaste overtuiging nooit meer terug te komen.
Tegen niemand iets gezegd van mijn voornemen, want wie
kon je vertrouwen ?
Met de tram naar het station, de onvermijdelijke
controle, alles uitladen voor de feldgendarmerie, grondige fouillering en de
trein op naar Brussel.
Op die trein idem dito,reiskoffier uitladen,
aftasten...
Toen de trein Leuven naderde werd de stad geteisterd
door een hevig bombardement.
Ik ben het station uitgevlucht en heb de tram genomen
over Brussel, richting Mechelen.
Tussen Leuven en Brussel, in volle veld, werd de tram
tot staan gebracht door Gestapo en Feldgendarmen voor een nieuwe controle.
Zelfde stramien : afgetast worden en valies uitladen. Enkele passagiers werden
apart genomen en moesten onder strenge bewaking achterblijven.
Vanuit Brussel per trein tot voorbij het station van
Vilvoorde, dat ook gebombardeerd was, trein op naar Mechelen en van daar te voet
naar Leest.
Niet slecht voor een zieke.
Thuis gekomen heb ik intens genoten van mijn acht
dagen en toen die om waren kreeg ik een dreigbrief van Luik dat ik terug moest
komen werken.
Eeen inschikkelijke Duitse dokter in de Stassartstraat
te Mechelen gaf me nog acht dagen bij, toen ik klaagde over steeds terugkerende
draaienissen, maar geen haar op mijn hoofd had ook maar enige intentie om terug
te keren.
Foto : de ouderlijke
woonst in de Blaasveldstraat in 1978. Tijdens de oorlog ook herberg In den
Nieuwen Buiten.
De Vlucht
Die woensdagmorgen vertrokken we, te voet naast onze
zwaar beladen fietsen, want tante Melle kon geen fiets rijden..
Op de Juniorslaan gekomen sloten we aan bij de massa,
een nooit geziene aaneengeslotenmensenzee met alle mogelijke vervoermiddelen, te voet, per fiets,
stootkar, kruiwagen, wagens getrokken door paarden, allen zwaar
beladen...richting Tisselt.
Voor ons uit stapte een soldaat met een geit aan een
ketting.
We volgden de mensenzee in de richting Kapelle op/den
Bos.
Daar zagen we de eerste sporen van de bombardementen :
kapotte huizen.
Aan de brug stonden zeer nerveuze Belgische soldaten,
we begrepen snel waarom, want toen we even voorbij de kerk waren hoorden we
achter ons een harde knal. Ze hadden de brug in de lucht laten vliegen.
Ik heb me nadien steeds blijven afvragen hoe men daar
in hemelsnaam in geslaagd was, met die immense onafzienbare rij vluchtelingen.
We vervolgden onze weg langs Ramsdonk, Londerzeel. In
Steenhuffel moesten we schuilen, we werden overvlogen door Duitse vliegtuigen
die door Belgisch afweergeschut werden bestookt. We schuilden in de hangar van
een plaatselijke brouwerij en hoorden de stukken schrapnels op het dak inslaan.
Angstaanjagend !
Gelukkig werd daar niemand gekwetst.
Langs binnenwegen ging het dan richting Merchtem Heikant.
Het was ondertussen avond geworden en we moesten uitzien naar een
slaapgelegenheid.
De meeste huizen, door hun oorspronkelijke bewoners
verlaten, staken reeds boordevol.
Tot we op een boerderij kwamen, hier mochten we in de
stal achter de koeien op stro slapen. Dat vonden we nog plezierig ook, ik heb
er voortreffelijk geslapen.
De oudere mensen begonnen intussen na te denken en
zagen de miserie en de risicos van de vlucht in.
s Anderendaags rond negen uur, toen we aanstalten
maakten om verder te trekken, werden we plots verrast door een vijftal Duitsers
te paard met hun geweer op ons gericht.
Een gebrul in het Duits : we moesten gaan staan met
onze handen in de lucht.
Ze vroegen of er geen Belgische soldaten bij ons
waren. Na een ontkennend antwoord lieten die ons verder met rust en reden weg.
Dat we geschrokken waren hoeft niet gezegd, enkele
minuten voordien waren daar nog twee Belgische soldaten per motorfiets met
side-car aangekomen en naar ik later vernam, hadden die zich bij de boer
omgekleed, hun militaire kledingsstukken omgeruild voor burgerkleren, en zich
tussen ons vluchtelingen gemengd.
Daar het geen nut had om nog verder te vluchten,
besloten we huiswaarts te keren.
Langs een binnenweg terug naar Londerzeel
Daar werden we plots brutaal aangesproken door een
Belgisch officier. Mijn vader en nonkel Fons moesten zich identificeren. Toen
hij zag dat wij vluchtelingen waren, vroeg hij waar de Duitsers zich bevonden.
Toen we vertelden dat die reeds lang voorbij waren, trok hij zich terug in een
korenveld. Daar zaten nog vele soldaten verborgen. Naderhand vernamen we dat
die allen werden krijgsgevangen genomen.
In Ramsdonk lagen in de living van een woning waarvan
de deur openstond, vele gekwetsteBelgische soldaten, ze waren verzorgd door Duitse verplegers.
Op de straat nabij de kerk lagen de lichamen van een zevental dode soldaten in
alle mogelijke houdingen.
Van de pastoor, een ex-onderpastoor van Leest,
vernamen we dat deze soldaten in dronken toestand op de Duitsers hadden
geschoten.
In Kapelle o/d Bos moesten we, omwille van de
opgeblazen brug, via het sas de vaart oversteken. Om hun paarden en kanonnen
over de vaart te leiden hadden de Duitsers een primitieve brugvan bomen en balken gecontrueerd.
Het was geen makkie onze zwaar bepakte fietsen
daarover te krijgen, hierbij werden we bereidwillig geholpen door Duitse
soldaten.
In de namiddag kwamen we thuis, alles was gelukkig nog
zoals bij ons vertrek.
Generaal Paulus
We waren nog niet lang thuis toen er Duitsers
passeerden. In dichte rijen, te voet en met paarden trokken ze richting
Blaasveld.
s Avonds hield er een gans regiment ruiterij halt op
de weide van Leemans tegenover ons café.
Duitsers, met paarden, wagens, kanonnen, gans de
straat vol, overal waar men zag, Duitsers!
Ze trokken tenten op, maakten hun paarden vast aan de
draadomheining, zetten wachtposten uit.
Ik meen dat wij een van de eersten terug thuis waren..
De Duitsers liepen bij ons in en uit, deden of het
allemaal van hun was.
De radio werd aangezet, dat was toevallig een
Telefunken en dat viel duidelijk in hun smaak.
Op de Leuvense stoof maakten ze wijn warm en maar
drinken en dansen. Dat deden ze onder elkaar en velen raakten bedronken.
Plots werd alles muisstil. Er waren twee Feldgendarmen
binnengevallen. Ze begonnen meteen alles te doorzoeken.
Ons moeder moest mee naar boven, ik wou ze volgen maar
één van die Duitsers zette zijn voet op mijn borst en duwde mij naar beneden.
De mannen met de metalen keten en plaat om hun hals
hadden ookhet plezier van de andere
Duitsers vergald want die dropen stil één na één af.
Boven hebben die feldgendarmen alles overhoop gehaald,
vermoedelijk op zoek naar Belgische soldaten of wapens. Er werd echter niets
gevonden en ze lieten ons verder met rust.
s Anderendaags ging ik de straat op en keek mijn ogen
uit naar dit machtige leger.
Op de weide van Stanne Gobien was het grote
vergadering van hoge officieren, herkenbaar aan de rode strepen op hun rijbroek
en kepi. In één van deze officieren, een grote magere man, meen ik stellig de
latere beroemde generaal Paulus te hebben herkend. Doch lang mocht ik daar niet
slenteren, want door een wachtpost werd ik toegesnauwd dat ik moest verder
gaan.
In de voormiddag vertrokken ze richting Blaasveld.
Gans de straat en de wei van Leemans lag vol met lege wijnflessen, duizenden,
oorlogsbuit, allemaal gestolen uit leegstaande huizen.
De daaropvolgende dagen en weken heerste er een enorme
drukte in onze straat : oprukkende Duitsers, terugkerende vluchtelingen,
afgevoerde Belgische krijgsgevangenen.
Stilaan hernam het leven zijn gewone gang, de meeste
mensen waren terug thuis, enkele bleven weg, sommigen in krijgsgevangenschap.
Ons café was terug open en we deden goede zaken aan
die vluchtelingen. Ik moest bijna dagelijks met een triporteur met twee honden
in, naar Mechelen, naar brouwerij Lamot om bier en ijs aan te halen.
Ik begon terug te werken op mijn oude post.
Mijn baas was ook teruggekeerd en al het materiaal dat
we hadden verstopt lag nog op zijn plaats. Doch aan autos was weinig werk,
slechts enkele kregen een vergunning om te rijden, er werden nog allerlei
beperkingen ingevoerd en er kwam een strenge rantsoenering.Een gouden tijd voor
smokkelaars brak aan.
Enkel voertuigen die dienden voor bevoorrading kregen
benzine.
Daarom werkten wij veel aan de vernieuwing en
vergroting van de garage. Onze baas had een toekomstvisie, maar al wat wij
opbouwden zou in 1943 en 44 worden platgebombardeerd, ditmaal door de Engelsen.
Toen de benzine nog schaarser werd, specialiseerde
mijn baas zich in het plaatsen van gazogénes, dit waren kolenketels die
gestookt werden om gas op te wekken, als surrogaat voor benzine. Doch weinigen
haalden een bevredigend resultaat.
Men moest s morgens minstens een half uur uittrekken
vooraleer men kon vertrekken : het vuur aansteken, dan trachten om met benzine
te starten en wanneer men gas had, overschakelen op kolen. Na enkele ritten
waren de leidingen binnenin aangekoold en dienden gereinigd te worden.
Uiteindelijk werden de ketels in de meeste gevallen
gebruikt om er allerlei smokkelwaar in te vervoeren.
Dat was soms vlees maar veelal tarwe waarmee vnl.
Waalse groentenhandelaars de garage kwamen ingereden. Ze losten hun waar en
vertrokken op hun beurt met benzine.
Vele Belgische vervoerders die voor de Duitsers o.a.
op de vliegvelden reden, kwamen in de garage een deel van hun benzine verkopen
of ruilen voor tarwe of andere schaarse producten.
Dat was poort toe, benzine lossen en vertrekken met
een lading tarwe.
Onze baas heeft vele malen Breendonk geriskeerd en wij
die van die handel op de hoogte waren, moesten zwijgen als een graf..
Foto : De 16-jarige Victor Van Hoof kijkt toe hoe zijn vriend Jan Baetens raak schiet.
De
oorlogsbelevenissen van Veldwachter Victor Van Hoof:
De Eerste Dagen
10 mei 1940. Ik was haast veertien en een half jaar
oud en werkteenkele weken bijDe Baere, op de Leuvensesteenweg te Mechelen,
de garage die later door de familie Zwaan werd overgenomen en omgevormd tot de
Hanswijk Renault garage.
Naar goede gewoonte zou ik om 8 uur beginnen.
De dag voordien had mijn moeder me gevraagd om de
ijzeren poort, naast ons huis in de Blaasveldstraat, te schilderen. Ik stond
omstreeks 05u30 op met de intentie dit te doen en vatte de schilderwerken aan.
Terwijl ik hier mee bezig was hoorde ik in de verte
doffe knallen, herhaalde malen, tamelijk zwaar zoals kanongebulder.
Wat later zag ik een groot, mij totaal vreemd vliegtuig,
laagvliegend uit de richting Tisselt, voorbij de woning Diddens, richting
Mechelen vliegen.
Op de staart bemerkte ik duidelijk een groot
hakenkruis.
Ik snelde ons huis binnen, zette de radio aan en toen
vernamen we dat de Duitsers ons land waren binnengevallen en tijdens de vroege
morgen vele steden hadden gebombardeerd.
Ik heb mijn poortje verder afgeschilderd en ben op
mijn gewoon uur naar Mechelen gefietst.
Onderweg stonden de mensen in groepjes bijeen,
militaire voertuigen reden af en aan.
Op de Leuvensesteenweg was het een nog nooit geziene
drukte, nerveuze militairen, sommigenverplaatsten zichin de richting
Leuven, burgers troepten samen..
Van werken in de garage kwam niet veel in huis, wel
werd er opvallend veel benzine verkocht.
Van een groentenhandelaar vanuit de streek van Diest,
vernam ik dat in de vroege morgen het vliegpleinvan Schaffen fel was gebombardeerd en dat er
vele doden waren gevallen.
De meest alarmerende en onzinnige geruchten deden de
ronde, parachutisten waren overal opgemerkt. De Duitsers waren doorgebroken,
dan waren ze weer teruggeslagen, overal waren reeds spionnen opgepakt.
De eerste vluchtelingen, afkomstig uit de grensstreek
en de streek rond het Albertkanaal,kwamen in de namiddag reeds per auto aangereden en smeekten om benzine
die er bijna niet meer was. Ze hadden verschrikkelijke verhalen bij, over
hevige beschietingen en gevechten, bombardementen, spionnen en parachutisten.
De paniekstemming onder de bevolking ging crescendo.
In de fabrieken Rateau, even voorbij de garage was een
noodhospitaal opgericht.
Tijdens mijn middagpauze ben ik tot daar gegaan en zag
er een rodekruistrein toekomen.
Velegekwetste
soldaten, sommigen hevig bloedend, werden op draagberries bij Rateau
binnengedragen.
Gans de dag had ik mijn handen vol met benzine tanken,
voornamelijk aan militairen en vluchtelingen. s Avonds was de put leeg.
Toen ik om vijf uur huiswaarts keerde, kwam er vanuit
Battel, aan het kruispunt met de Koningin Astridlaan een gans regiment Franse
soldaten Mechelen binnengewandeld.
De Fransen werden door de bevolking op luid gejuich
onthaald, mensen liepen er naartoe met flessen en glazen bier, ze werden
omhelsd. Hartverwarmende taferelen speelden zich af. Vol bewondering onthaalden
we deze prachtig uitgeruste en fier stappende helpers van ons vaderland : zij
zouden met de Duitsers wel korte metten maken, de moed zat er weer in.
Thuis gekomen
werd er over niets anders gesproken dan over bombardementen, spionnen,
parachutisten... Elke vreemdeling was eenpotentiëlespion.
s Avonds rond 7 uurzagen we vanuit de Blaasveldstraat een groep Duitse vliegtuigen boven
Kapelle o/d Bos hangen. We hoorden afweergeschut en zagen een Duits toestel
naar beneden storten. De piloot zagen we aan zijn parachute hangen en traag naar
beneden komen. Het afweergeschut was afkomstig van een Engelse boot die in het
sas lag. We hoorden dat de brug gebombardeerd was. Hierbij werden verschillende
burgers, die naar gewoonte een praatje maakten aan de brug, gedood
(Nvdr : achttien
mensen kwamen daarbij om.)
Er was ook veel schade aan woningen. Bommen waren
gevallen tot in de Kapellebaan te Leest, hierbij werd het huis van Jan Van Riet
erg beschadigd.
Die eerste avond van de Duitse inval waren we van de
radio niet weg te slaan.
Soldaten werden opgeroepen en namen met een bang hart
afscheid van hun familie.
De volgende dag reed ik gewoon naar mijn werk.
Tijdens de nacht waren er brandbommen afgeworpen op
Mechelen.
In de O.L. Vrouwstraat waren een paar huizen
uitgebrand.
Ik zag de eerste Mechelaars van de Leuvensesteenweg op
de vlucht vertrekken.
Mijn baas, mijnheer De Baere, diende twee vrachtwagens
in te leveren voor het leger en raakte twee van zijn gasten kwijt omdat ze
werden opgeroepen.
Ik ben nog enkele dagen gaan werken. Dat werk bestond
voornamelijk uit het wegbergen van olie en het leeghalen van het magazijn. De
olie werd verborgen onder de grond
en de stukken van het magazijn werden in de smeerput
gestopt. Deze werd met balken en ijzeren platen afgedekt en daarop werd een
laag beton gegoten. Hard en sterk, dat zou ik later ondervinden toen ik het
moest openkappen. Niettegenstaande er in de garage vele vluchtelingen, soldaten
en later ook Duitsers hadden verbleven, was er niets verdwenen.
Na dit alles vertrok mijn baas Mijnheer De Baere,
samen met zijn vrouw en schoonmoeder, met hun auto, op de vlucht, naar
Frankrijk.
Bij ons thuis waren vluchtelingen uit Mechelen
gekomen, inwoners van de Battelsesteenweg en ook verschillendefamilieleden woonachtig in de buurt van de
brug van Heffen, die terecht vreesden voor bombardementen.
Ook zij vertelden op hun beurt de meest paniekerige
verhalen zodat mijn ouders besloten om ook te vluchten. Waarheen dat zouden we
wel zien, als we de oprukkende Duitsers maar konden ontlopen.
Duitse en Oostenrijkse anti-nazis die in België politiek asiel hadden
gevraagd
lokten bijkomende paniek uit.
Vluchtelingen en legereenheden liepen elkaar in de weg.
De
chaos werd nog vergroot door het bevel dat alle mannen tussen 16 en 35 jaar
opgeroepen
werden voor het CRAB (Centre de recrutement de lArmee belge)
dat
zich in het Franse Rouen bevond.
Op
15 mei capituleerde Nederland waardoor Duitse troepen vrijkwamen voor de
aanval op België.
Op
17 mei werd Brussel veroverd, op 18 mei Antwerpen, op 23 mei viel Gent
in
Duitse handen.
Achttien dagen na de Duitse inval capituleerde koning Leopold III
onvoorwaardelijk.
Hij
weigerde zijn regering in ballingschap te volgen : het begin van wat de
Koningskwestie zou worden.
(Knack 8/5/2002)
1940 Leestenaars en hun herinneringen aan
W.O. II.
J.A. Huysmans in
De Band van november 1980:
Augustus 1938 werden ik en mijn twee broers
gemobiliseerd door een bezetting van de Duitsers van de Corridor van Dantzig,
doch dit werd na 14 dagen door Chamberlain bijgelegd.
Augustus 1939 bij een inval der Duitsers in Polen,
verklaren Frankrijk en Engeland den oorlog aan Duitsland. Mijn twee broers en
oonze vrachtauto worden gemobiliseerd.
Januari 1940 word ik opgeroepen naar Blijtingen aan
het Albertkanaal als autogeleider 14e Artillerie Staf 1 Rode Kruis.
Vrijdag 10 mei 1u30. Alarm !
Iedereen naar zijn stellingen.
Om 3u30 in de verte mitrailleurvuur en afweergeschut
en hoog aan de licht klarende hemel het geronk van honderden vliegtuigen die
plotseling in duikvlucht over heel de streek hun spring- en brandbommen
uitstrooien wijl onze artillerie en haar afweergeschut in actie komt.
Balans die avond : het legerhospitaal bij Tongeren
onmogelijk nog meer gewonden te herbergen en bij ons in kelders stervenden en
doden. Heel de nacht daverende ontploffingen der Duitse beschieting op het fort
van Eben Emaal dat toch nog 15 dagen stand hield. Onderwijl vertrekt bijna heel
ons legerkorps naar nieuwe stellingen achter den ijzeren muur, dat waren stalen
rolhekken tegen tanks, van Antwerpen het Walenland in.
Hier en daar in loopgrachten en bunkers werden toch
nog duizenden soldaten als laatste verdediging hier gehouden waarbij ook mijn
afdeling.
Zaterdagochtend : nog vanuit Tongeren vers optrekkend
Belgisch voetvolk dat deels uitgeroeid moet wijken.
Uit de overtrekkende golven vliegtuigen voor
bombardement in het binnenland, duiken telkens Stukas om met hun schroot hier
de laatste weerstand te breken, en dalen op de velden bemande zweefvliegtuigen
neer. Alle verbinding is verbroken, wat blijft is ijzig wachten.
Van in onze loopgracht bij het pesthuis zien we plots
uit den draai der baan een rij van een twintigtal Duitsers naderen, die
wellicht in paniek of zelfs angst, hier en daar naar een huis granaten werpen,
waarna vanaf een antitankkanon door een luidspreker in het Vlaams wordt
geroepen :Belgen, wij vechten niet tegen u, spaar uw eigen leven, en kom
nader.
We voelden ons verlaten en verloren en sloten ons aan
bij de kolonne volgende krijgsgevangen makkers en werden naar de brug van
Vroenhoven gedreven, welke ondanks het spervuur uit het fort van Eben Emaal
niet begaf, en waar we in stormpas naast de oprukkende Duitsers, de weg naar
Maastricht optrokken waar wij onze eerste nacht onder vreemde bewaking
doorbrachten.
Sinksen zondag om 11 uur worden wij in rijen van 6, in
de straten bij de steenbogenbrug van de Maas opgesteld, om 12 uur loeien de
sirenen en worden wij naar de brug gedreven, deels er over, deels er op en
deels, waaronder ook ik, er nog voor. Dat was een tactische zet om de
vliegtuigpiloten te misleiden.
Terwijl drie Engelse straaljagers doorheen het
afweergeschut nu naar die brug bommen afwerpen, dat waren de eerste vliegtuigen
der bondgenoten die we zagen sedert donderdag.
Ik ben nog een winkel binnengesprongen en een weinig
later nog met anderen van tussen het ingestorte puin gekropen.
In de straten dode en gekwetste makkers, en wie weet
hoeveel er met de vernielde brug in het water zijn gebleven.
Onze groep op deze oever nog verzamelde gevangenen
werd buiten de stad geleid, waar de Duitsers intussen al twee noodbruggen op
naast elkaar geklonken boten hadden gelegd en was het verbroken oversteken van
hun tanks en bemande voertuigen hernomen.
Na vier dagen met meer stilstaan dan stappen en slapen
in de weiden zijn we dan door de Siegfriedlinie naar Aken gebracht en in
gesloten treinwagons naar het kamp Stalag 11 b te Fallinbostel.
Het kamp was omwald in vakken van 500 x 500 m.
afgespannen met prikkeldraad, met elk 4 tot 5 duizend gevangenen.
In een vak naast het onze bevond zich zulk aantal
Spanjaarden uit hun burgeroorlog in 1936 naar hier gebracht, door de strijdende
Duitse Luchtmacht aan de zijde van Franco, burgers en krijgsgevangenen.
Ach zonder lach en, maar daarvan kon men ze zeker meer
dan 50 in een mutsaard binden...Die macabere grap leek me het ervaren, van mijn
moeder vroeger eens gestelde bedenking, bij een gesprek over zaligmaking, met
haar neef, een missiebroeder in Canada, hier toen in verlof. Waar gaat men die
mensen later toch plaatsen ?
O, zei de neef, men zet die in mijten, zoals hier
te velde met graanbussels en mutsaarden.
Mij goed, zegt mijn vader, als ik maar van onder de
lek van het dak ben.
Dagindeling : s morgens voor dageraad aanschuiven
voor wat fluitjesmelk en wat later in rijen, de tong uitsteken voor een
feldwebel die naar willekeur een zeker aantal verwees naar doktershulp.
s Middags groenwatersoep en 4 ongeschilde halfwarme
patatten, om 5 uur 200 gram grijs brood met een schil bloedpens of paté, water
zoveel ge wilt, en tussen die menus tergende driloefeningen.
Om 7 uur bij het slapengaan, tellen en hertellen der
krijgsgevangenen, en dan gaan dromen van huis in barakken of wat stro der 4 op
elkaar gestapelde houten banken.
Wie geen gamel bezat kon op het belt een conservedoos
vinden.
Ik had op een zelf uitgesneden houten kom gegrift :
Vagevuur, geef ons heden naar uw wil.
In augustus was ik thuis, onze Fons uit Luik en
Constant uit Frankrijk al eerder.
Onze Fons werd in 1942 verplicht tewerkgesteld in
Hamburg en kwam na de Duitse kapitulatie uit Denemarken weer thuis. Ons vader
zei : laten we het ons aangedane leed vergeten want de goedertieren Heer zou
ons nog bij zich kunnen zetten tussen Pinhelm 2 en Adolf met het SS-kruis.
1939 22 augustus :
Egied Bradt, geboren te Leest op 7 maart 1905 gekozen tot
gemeentesecretaris met 8 stemmen op
de 8.
1939 25 augustus :300 Leestenaars onder de wapens geroepen.
Bij valavond kwam er op 25 augustus
opnieuw een mobilisatiebevel
voor 300 man van de gemeente Leest.
Elke daarop volgende nacht volgden
oproepingen en opeisingen van
rollend materieel.
(Albert Huysmans, Pinksteren
Soldaatjes, DB , augustus 1982)
1939 25 september : Constant Diddens uit de
Molenstraat benoemd tot bediende voor
het
gewestelijk komiteit afgevaardigde er der gemeente.(GR)
1939 26 oktober :
Op vraag van de gouverneur, tot beveiliging der archieven tegen
luchtaanvallen besloot de gemeenteraad
de noodige kassen tot berging der
archieven te laten maken bij Th. Teughels, schrijnwerker en deze kassen
in
gereedheid te houden om tn gepasten tijde geplaatst te worden in de
kelder der
kerk.
1939 26 oktober : Gezien de benarde tijden die de gezinnen
van werkloozen door
maken gedurende de wintermaanden en in het bijzonder van de werkloozen
gezinnen waarvan de man weder onder de wapens is geroepen besluit de
raad
een gemeente toelage te verleenen van 3000 fr aan hoogervermelde
werkloozen of gezinnen voor kolen en brandstof gedurende de
wintermaanden en
deze
som in te schrijven in de begrooting 1940.
Deze beslissing van de gemeenteraad
zou echter door Baron Holvoet, gouverneur
van de provincie, ongedaan gemaakt
worden. (GA-30/12/1939)
1939 20 november :
Juffrouw Rheinhard zal als interimaris fungeren aan de
jongensschool daar meester Meyers
opgeroepen wordt.
1939 4 december
Gemeenteraad :
De vleeskeuringsrechten worden met
ingang van 1 januari 1940 vastgesteld als
volgt : paarden, ezels, muilezels,
stieren, ossen, koeien en vaarzen per dier : 15 fr.
Varkens, schapen, kalveren en
geiten, per dier : 7 fr.
Lammeren, geiten en speenvarkens,
per dier : 3 fr.
Paspoortenvergelding
personen die 15 jaar geworden zijn en voor de eerste
maal
een paspoort afhalen, eveneens personen die bij hun huwelijk zich in de
gemeente komen vestigen, dienen een vergelding van 1 frank te betalen.
Personen wier paspoort beschadigd is of verloren is geraakt dienen 2
frank te
betalen.
1939 12 december
Gemeenteraad :
Victor De Laet geeft zn ontslag
als voorzitter van de Passieve
Luchtbescherming. Wordt opgevolgd
door Juliaan Geerts die ook Gemeentelijk
Directeur der Territoriale Burgerlijke Wacht is.
Elodie Nuytkens benoemd tot
kuisvrouw der schoollokalen, buiten het
reinigen
zal
de benoemde kuischvrouw zonder bijkomende vergelding moeten leveren,
al
de noodige gereedschappen tot het reinigen der lokalen, zoals borstels,
zeep, enz.
Bovendien zal ze gedurende de wintermaanden al de kachels moeten
aansteken
en
het hout en stroo desaangaande noodig leveren zonder bijzondere vergelding.
Elodie Nuytkens ontving daarvoor het totaal der
bedragen die voordien werden
uitbetaaldaan de schoolhoofden, hetzij 250 fr per klas,
dus aan 6 klassen
maakt dat 1500 fr.
Voor het reinigen der privaten 2 x 100fr.
De Raad besloot met 5 stemmen tegen
4 geen tuchtmaatregelen uit te spreken
tegen meester De Leers.
De meester had het aan de stok
gekregen met de vorige gemeenteraad die een
lijvig dossier van maar liefst 50
bladzijden tegen hem had aangelegd.
...4de
punt. Tuchtmaatregelen tegenover de heer De Leers, schoolhoofd.
De
heer De Leers wordt geroepen ten einde zich te verantwoorden op het verslag
van
den heer Troch, hoofdinspecteur van 13.9.1939.
Wanneer de heer De Leers de vergadering heeft vervoegd, geeft de heer
secretaris (E.Bradt) lezing van genoemd verslag dat luidt als
volgt :
Ministerie van OpenbaarMechelen,den 13de
september
Onderwijs,Schooltoezicht1939.
Hoofdtoezichtsgebied Mechelen
Nr 10.133/2Aan den heer Minister van
Openbaar
Onderwijs te Brussel.
Mijnheer de Minister, het gemeentebestuur te Leest
heeft mij een onderhoud gevraagd om den moeilijken toestand der gemeentelijke
jongensschool te bespreken. Deze vergadering had heden plaats. In aanwezigheid
van den heer burgemeester en het schepencollege.
Het nieuw gemeentebestuur doet er reeds zijn beklag
over dat het schoolhoofd de heer De Leers, voortgaat op eigen hand alles te
regelen en het gezag van zijn overheid blijft ontkennen.
Samen met den heer burgemeester ben ik naar de school
gegaan en heb den heer De Leers doen opmerken dat hij onder bijzonder toezicht
staat en zich moet onderwerpen aan de dienstbevelen van het gemeentebestuur en
van de Inspectie.
Hij heeft geantwoord dat hij dit bijzonder toezicht
niet aanvaardt en naar het Departement zal gaan om te protesteren.
Ik ben van oordeel dat het noodig is gebruik te maken
van dit eventueel bezoek, om den heer De Leers erop attent te maken dat de heer
Roels Inspecteur-Generaal, met wie ik een onderzoek ter plaatse deed, hem
insgelijks heeft aangezetzich te
onderwerpen aan zijn overheden en desnoods maatregelen zouden getroffen worden.
Ik meen verder dat het nuttig ware den heer De Leers
te doen kennen dat hij zijn opmerkingen langs bestuurlijken weg moet doen, en
hij zich niet meer op het Departement moet aanbieden.
Het dossier De Leers bevat reeds een 50-tal bladzijden
die tegen hem pleiten : het wordt tijd dat hieraan een einde komt.
De Hoofdinspecteur (getekend) Troch.
Daarna vraagt den heer burgemeester aan den heer De
Leers wat hij hierop te antwoorden heeft.
De heer De Leers verklaart er enkel te moeten op
antwoorden dat het hier om een misverstand gaat en dat hij dit ten zeerste
betreurt.
Nadat de heeren J.J.De Laet en F. Boonen hem vragen of
hij, naar de verklaring van den heer burgemeester, bij den heer hoofdinspecteur
Troch is geweest om zijne verontschuldigingen aan te bieden en of hij ook deze
aan de vergadering zou willen aanbieden, antwoordt den heer De Leers, dat hij
wel een bezoek gebracht heeft bij den heer hoofdinspecteur Troch op aanraden
van den heer inspecteur Hammenecker, doch dat dit bezoek alleenlijk ging om het
misverstand te herstellen en dat het bezoek heel gemoedelijk was.
Dat hij bijgevolg geen verontschuldigingen aan den
Raad kan aanbieden daar het om geen beschuldiging maar wel om een misverstand
ging.
Daarna doet de heer De Laet nogmaals opmerken dat het
allemaal misverstanden zijn zoowel met de inspectie als met het vroeger
gemeentebestuur.
Ten laatste doet de schepen heer De Prins P. uitschijnen
dat aan het verslag niet veel belang dient gehecht.
De voorzitter acht de verklaringen van den heer De
Leers voldoende en verzoekt hem de vergadering te verlaten.
Ten slotte legt de voorzitter de Raad de volgende
beslissing ter (geheime) stemming :
Dient er een tuchtstraf toegepast aan den heer De
Leers, schoolhoofd ja of neen ?
De stemming geeft den volgende uitslag : geldige
stembrieven : negen. Vijf neen, vier ja.
Gezien de volstrekte meerderheid zich heeft
uitgesproken om geen tuchtstraf toe te passen, gezien het aandringen van den
heer Provinciegouverneur om een beslissing, zal kopy dezer zoo spoedig mogelijk
aan den heer provinciegouverneur voor kennisgeving overgemaakt worden.
Daarna verklaart de voorzitter de zitting gesloten om 8 uur en 10 minuten.
Bij bevel, de secretaris(getekend) E.Bradtde burgemeester (getekend)
Verschueren.
De gemeenteraad
bestond uit burgemeester T. Verscbueren, de schepenen P. De Prins en P.
Busschot, de raadsleden De Laet, F. Boonen, J. Apers, J. Beullens, J. Nuytkens,
K. Silverans en secretaris E. Bradt.
In de gemeenteraad
van 24 januari 1940 las burgemeester Verschueren een brief voor van
hoofdinspecteur Troch, waarin deze laatste het volgende schreef : ...ik acht het nuttig u te doen kennen dat
hier geen enkel misverstand bestaat, maar er zijn klare feiten die bewijzen dat
schoolhoofd De Leers, het gezag van zijn overheid miskent. Het is waar dat hij
op mijn bureel kwam maar niet, zoals hij zegt, om een misverstand recht te
zetten, maar wel om zijn verontschuldigingen aan te bieden. U wordt derhalve
beleefd verzocht in de eerstkomende vergadering van den gemeenteraad de zaak in
haar juist daglicht te stellen...
Er werd opnieuw
gestemd. De Sussen verlieten de zaal en de Blekken stemden vijf maal tegen
een tuchtstraf.
Voor een goed begrip
: de Blekken veroverden, onder Theophiel Verschueren, de meerderheid in de
gemeenteraad met de kiezing van oktober 1939.
1939 30 december :
De Raad besloot aan den heer Theodoor
Teughels, wonende
alhier Dorpstraat, opdracht te geven tot het maken van twee bibliotheekkassen
naar
het model der bestaande bibliotheek van de vergaderzaal en elke dezer
1939 6 augustus :
Te Leuven werd Koenraad M. Emmeregs tot priester gewijd.
Pater Emmeregs
Pater Kamiel zoals men
hem in het dorp kende was te Leest geboren op 14 april 1913. Na zijn studies te
Hoogstraten ging hij bij de Dominikanen waar hij op 6 augustus 1939 priester
werd gewijd.
Hij was werkzaam te
Antwerpen, te Genk en te Tienen.
In gans Vlaanderen
was hij gekend als Sinjoorke. Onder deze schuilnaam schreef hij meer dan 30
jaar artikels in het parochieblad Kerk en Leven. Ruim 1800 verschenen er van
zijn hand.
In deze periodiek
schreef A. Menu na zijn overlijden volgende bijdrage :
Gelukkige Dominikaan.
De jonge Kamiel Emmeregs begon zijn noviciaat bij de
dominicanen te Gent op 23 september 1932. Hij was oud-leerling van het Klein
Seminarie van Hoogstraten. Na zijn filosofie- en theologiestudies werd hij op 6
augustus 1939 tot priester gewijd. Hij begon zijn apostolaatsleven in het
klooster van Antwerpen, verbleef een jaar te Genk en werd in 1947 geroepen naar
Antwerpen-Linkeroever als medewerker van P.B. Janssens aan het Studiecentrum
voor Zielzorg en Predikatie. Dat was het begin van zijn lange activiteit aan
het parochieblad. In 1959 werd hij overgeplaatst naar Tienen : hij was er
overste van 1959 tot 1965.
Ik lees in de catalogus van de Vlaamse dominicanen,
jaar 1973, bij de naam Emmeregs : Procurator, promotor van de afdeling van de
Dominicaanse Lekenorde, Verantwoordelijke voor het Rozenkransapostolaat,
Biechtvader voor de studenten van de Normaalschool, Animator van het Centrum
voor Godsdienstige bezinning te Tienen, Lid van de redactieploeg van het
parochieblad Kerk en Leven, Directeur der Broeders Alexianen te Tienen.
De laatste jaren was zijn activiteit wel verminderd om
reden van zijn gezondheidstoestand, maar hij was en bleef een mens met hart en
ziel bekommerd en gegeven aan de mensen. Een rasechte dominicaan.
Beste Kamiel, op zondag 6 november, twee uur voor uw
dood, hebt gij heel eenvoudig aan uw overste gezegd : ik ben altijd een
gelukkige dominicaan geweest. Dat was echt zo, Kamiel omdat gij altijd waar echt
zijt geweest. Gij wist als zoon van een gezonde, diepchristelijke
landbouwersfamilie, dat gij in alles van God afhankelijk waart.
M. Van Helsen :
in feite kende iedereen en niemand u.
Iedereen kende Sinjoorke, schrijver van de cursiefjes in het parochieblad onder
de titels Spijkertjes, Vliegende Sigaren en Vrij Commentaar.
Maar praktisch niemand, buiten zijn eigen omgeving,
wist dat pater Emmeregs de auteur was en daar kon hij zich heimelijk in verheugen.
Sinjoorke was voor velen een begrip. Op een volkse
manier en met de nodige dosis humor die hem steeds heeft gekenmerkt- schreef
hij over al wat de kerk en mens aangaat.
In het begin van de vijftiger jaren had hij het
regelmatig aan de stok met de linkse pers.
Tot het einde van de jaren vijftig bleef hij zich
actief inzetten voor het parochieblad.. Dan kreeg hij een andere taak
toegewezen te Tienen. Maar zijn kroniekje bleef hij schrijven.
En de
hoofdredacteur Felix Dalle :
Ik heb u vooral gekend als medewerker van Kerk en
Leven. Uw leven was getekend door het parochieblad. 32 jaar hebt u onder de
schuilnaam Sinjoorke wekelijks, stipt, uw bijdrage geleverd aan ons blad. U
hebt er nooit een decoratie voor gekregen, maar u zou die nooit hebben willen
dragen op uw witte dominicanerkleed.
In de laatste algemene redactievergadering van ons
blad was uw stoel leeg. We hebben u even piëteitsvol herdacht.Nu zullen vele
lezers nog maanden lang uw naam in KERK EN LEVEN zoeken. Dat ze even stil
worden, bidden tot de Heer en bezinnen over de vergankelijkheid van het leven.
Dat is uw posthume bijdrage en we weten dat u om die korte bezinning blij zou
zijn. Voor een paar maanden laten we uw stoel, uw rubriek VRIJ COMMENTAAR open.
We waren op uw uitvaart. De dominicanerkerk in Tienen,
die de uwe was, is voor een goed jaar volkomen uitgebrand. We weten dat ook dit
u aan het hart is geslagen en dat het de grote beproeving was die de Heer van u
vroeg. Misschien was dit de lanssteek in uw kommervol hart.
We zullen proberen enkele van uw raadgevingen in plam
memoriam op te volgen.
Stoor je nooit aan wat ze zeggen, wanneer je je pen
in trouw aan de Kerk hebt gebruikt !
(Over de velen die u zelf lasterlijk hebben
beschuldigd en pijn gedaan).
Probeer altijd de armsten te verdedigen ! Wees
klaar in je uitspraken ! Haal het goede uit het verleden, maar kijk altijd
voor je uit !
Geloof dat de Heer je zegent als je oprecht bent in
je woord !
Toen u reeds overleden was zijn in ons blad nog drie
bijdragen van u verschenen : uw laatste drie van de ongeveer achttienhonderd.
Uit één van die laatste schrijven we over :
van sommige heiligen wordt verhaald dat zij de dood lachend
tegemoet traden. Wellicht hebben we last om dit te geloven. En misschien,
psychologisch gezien lijkt dit ten volle haalbaar en aanvaardbaar voor alwie
erin slaagt de cchristelijke opvatting over leven en dood ten volle te
doorgronden en te verwerken. Daarom ook is het, dat men in de moderne uitvaartliturgie
volop vreugdevolle alleluias is gaan zingen.
Pater Kamiel
overleed in de H. Hartkliniek te Tienen op 6 november 1977.
Fotos :
-Augustus 1939 : Dominikaan Kamiel Emmeregs geeft zijn
eerste priesterzegen aan de uitgang van de parochiekerk in Leest. De
mobilisatie was volop in gang. De dag na deze eremis moest hij ook onder de
wapens.
Foto : amateur-archeologen tijdens hun
opgravingen in 1983. (foto DMW)
1939 OPGRAVINGEN
Dat jaar startte de
Mechelse amateur archeoloog J. Uytterhoeven opgravingen aan de
Steinemolenhoeve.
Jan De Decker
daarover in De Band van 1958 :
Aan de heer J. Uytterhoeven uit Mechelen was een
overlevering bekend over een kasteel dat verzonken lag in een weide te Leest,
waar waar de huidige steenweg Hombeek-Kapellen op den Bos onder de spoorbaan
doorloopt.
In de volksmond heette het dat dit kasteel in de grond
gezonken was als een straf van God omdat de kasteelheer zwart goed zou hebben
gekocht.
Bij ondervraging van de mensen aldaar, bleek dat het
vertelsel van het verzonken kasteel nog door sommigen gekend was, doch ook
een andere versie werd vernomen : er zou aldaar een villa gestaan hebben en de
bewoner dezer villa kan geen voet verzetten zonder dat de maalder van de
Steinemolen (een 200 meter daarvandaan) zijn bewegingen had afgeloerd. De villaheer
werd deze toestand te sterk : hij brak de villa af en daar liggen nu nog de
stenen rond te rijden.
Dhr. Uytterhoeven begon zijn opzoekingen op een
tarweveld van Louis Ceuppens.
Op 60 cm diepte stuitte hij op een vloer van een
romeinse woning, deels gaaf, deels doorheen gehaspeld. De vloer vertoonde
constante kenmerken van de goedkoopste betonvloer der gewone romeinse villas
in ons land : d.i. een steunvlak van ruwe mergelstenen en daarop een 8 cm dikke
laag van het zo stevige romeinse beton, gekend als opus signinum (naar een te
Signia, Italië gedane uitvinding).
Het is een licht-roze mengeling van kalk en gemalen
tichels waarin kleine brokjes van vermillioen-rode tichels verdronken zijn,
zelfs tal van kleine rolkeien aan de onderkant.
Deze mooi uitziende laag werd dan glad gestreken, in
de meeste villas zelfs gepolijst, zodat de vloer werkelijk het uitzicht had
van wat we heden granito noemen.
Verder was deze vloer begrensd door de fundering van
een muur in zogenaamd opus incertum (mengeling van lichtroze morter met
allerlei steenafval), meestal tichels, doch nog al veel blauwe leistenen,
waaruit zelfs een geheel gave bakstenen plavei van 22x21x5 cm te voorschijn
kwam.
Peilingen in de omgeving der muurresten gedaan,
brachten danig verhakkelde stukken van romeinse tichels en vorsten aan het
daglicht, hier en daar wat grote en kleine scherven van grijze, bruine, rode en
vaal-gele ceramiek, zelfs een deel van een halfverbrande lijkurn.
Ook brokjes van geel-bruine verharde leem.
Volgens Dhr. Uytterhoeven staan we hier niet voor de
resten van een eigenlijke romeinse villa, doch veel eerder voor deze van een
mutatio (wisselplaats voor paarden en muilezels, zoals er gedurende de
romeinse overheersing op regelmatige afstanden bestonden langsheen de heirbanen),
misschien wel in verband met een caupona of zelfs taberna waar de reizigers
zich tevens van voedsel konden voorzien en logies verkrijgen.
De gedachte aan een mutatio steunt niet zozeer op de
aanwezigheid van een heirbaan (de oude Mechelbaan of Kapellebaan is een deel
der romeinse heirbaan die vroeger Utrecht met Bavay verbond over Breda,
Mechelen, Merchtem, Asse,enz..), dan wel op de afwezigheid van weelde-tekens in
het gevondene.
Meer nog op vinden door de eigenaarvan de Steinemolenhoef van tal van kleine
hoefijzers wanneer hij een vijver groef vlak tegenover de vindplaats.
De vindplaats werd gemakkelijkheidshalve
Steinemolenveld gedoopt, doch het is best mogelijk dat ze deel uitmaakte van
het zogenaamde Stawerk, een reeks velden die zich uitstrekten ten noorden der
vindplaats.
In Mechelse schepenakten worden volgende schrijfwijzen
gevonden van deze zonderlinge benaming Stawerk :
-in 1351 : pecchiam terrae te leest op Steiwerc
-in 1429 : bonar. Terre Beatricis de Steynemolen sitam
in Leest supra Cleyn Steenwerc inter Sigeri de Steynemolen
-in 1539 : een stuck lants geh. Steywerck groot sesse
dachwant gel. In de prochie van Leest in de Biest.
-in 1602 : tot Leest opt Sywerck.
-in 1777 : het Stauwerck (WB), 1778 : het Stauwerck
land aen s Heerenstraete.
-in 1877 : het Stawerk. (MB)
Men is van mening dat de benaming tot een
oorspronkelijk Stein-werk zou kunnen teruggaan. Voor de w moet die n
wegslijten en dan zou de benaming wel een zinspeling kunnen zijn op het stenen
werk of puin van het belgo-romeins gebouw.
In april 1983 werd
door de Archeologische vereniging Oud Mechelen een onderzoek ingesteld naar
de bevindingen van J. Uytterhoeven.
Na enkele weken
intense arbeid werden de eerste grondvesten van een Romeinse bewoning blootgelegd.
De eerste conclusies
van 1939 moesten worden herroepen.
Er werd tot de
vaststelling gekomen dat het hier ging om de graanschuur van het geheel,
waarvan verschillende paalkuilen konden waargenomen worden.
De eigenlijke
bewoning was van weelderige herkomst daar er brokstukken van diverse
muurschilderingen te voorschijn kwamen, alsook fragmenten van hypocausttegels
(verwarmingsinstallatie), honderden scherven van imbrex en tegula (dakpannen).
Deze laatste
vertoonden indrukken van dierenpoten, daar ze op de grond in openlucht gedroogd
werden.
De reeds opgegraven
gedeelten zijn bevloerd met Romeinse beton (opus signinum).
Eveneens werden
funderingen gevonden van een muur in oostwestelijke richting.
Bij de vondsten
behoren, naast de zeer schaarse aardewerkscherven (waaronder een gedeelte van
een amphora), een fragment van een handmolensteen en een bronzen messchede.
Grondpeilingen
wijzen op het bestaan van verschillende gebouwen in de onmiddellijke omgeving.
Hieruit kan besloten
worden dat het een zeer uitgestrekte villa moet zijn geweest.
De opgravingen
stonden onder leiding van de licenciate Archeologie en Kunstgeschiedenis Myrna
Peeters en van amateur-archeoloog Jean Willems.
De Raad besloot een gunstig advies
uit te brengen aan de vraag van Frans Jos. De
Block uit Hingene om een rechtmatigen autobuschdienst te
mogen uitbaten van
Mechelen naar Breendonk over Hombeeck, Leest en Tisselt.
1938 16 oktober
Gemeenteverkiezingen.
De leden van het hoofdbureel
ontvingen een zitpenning van 50 fr, de voorzitter
van het afdelingsbureel 40 fr en de
bijzitters en de secretaris van het
afdelingsbureel20 fr. (GR-12/10/1938)
1938 14 november :
4 stemmen ja, 4 stemmen neen, teneinde meester De
Leers een tuchtschorsing van 8 dagen op
te leggen, met berooving van wedde.
Hoofdreden
: het niet-accepteren van meester Huysmans als titularis van de
nieuw-opgerichte 4de
graad.
Het besluit werd aan de bevoegde
overheid overgemaakt.
Uit de
gemeenteraad van 14 november 1938
Tuchtrmaatregelen
tegenover hoofdonderwijzer De Leers.
...15de punt op het agenda :
Het talrijk publiek wordt verzocht de zaal te
verlaten, en de Raad vat in geheime zitting het 15de punt der
dagorde aan.
Zoals het den heer De Leers op 11 november 1938
schriftelijk medegedeeld werd, wordt hem nu mondeling gezegd dat hij zich te
verantwoorden heeft over de punten die hem den 22 oktober door den heer
Hoofdinspecteur Troch medegedeeld werden en waarover deze hem onderhoord en
ondervraagd heeft.
Om het den heer De Leers gemakkelijk te maken voor
zijn verdediging wordt hem verzocht deze punten op te schrijven, wat hij dan
ook doet.
Deze punten zijn, kort samengevat :
1. Verdeeling der leerlingen de eersten der klas
niet in het 7de en 8ste studiejaar betere leerlingen
die tevens ouders zijn, moeten in het 6de studiejaar blijven.
2. Uurrooster den 6 mei overgemaakt voor
onmiddellijke toepassing niet gebeurd.
3. In het 7de en 8ste studiejaar
lesgeven ongeveer gelijk aan deze van het 6de en 5de
studiejaar.
4. Beweert dat er geen vierde graad bestaat en dat hij
er geen wil.
5. Verbiedt boeken mee naar huis te nemen.
6. Bij geneeskundig toezicht laat de lessen niet
regelmatig voortgaan in de klassen waar het geneeskundig toezicht niet gebeurt.
7. Maakt opmerkingen tegenover onderwijzer 4de
graad (Huysmans) die ongepast zijn en op scheldpartijen gelijken opvoedende
rol dezer handelingen.
8. Tracht onderwijzer 4de graad zoveel
mogelijk te vervelen met vooropgezet doel deze klas te doen vallen en den
onderwijzer het leven in de klas onhoudbaar te maken, als wraakmiddel omdat hij
niet in de 4de graad klas onderwijzer mag ??
9. Misbruikt het vaandel, eigendom der gemeente, en
het schoolhuis om deel te nemen aan politieke gebeurtenissen en om openbaar en
openlijk tusschen te komen in de dorpspolitiek.
Daarna wordt er den heer De Leers medegedeeld dat hij
gedurende 30 minuten het woord heeft. Het is op dat ogenblik 21u17.
Samenvattend zegt de heer De Leers, o.a. :
1. Ik, als schoolbestuurder, en niemand anders, deel
de leerlingen in over de verschillende studiejaren. Ik doe dat volgens mijn
oordeel. De indeeling die er gedaan werd, is volgens mij de beste.
Ikben schoolbestuurder en ik deel in. Inspecteur
Hammenecker is na de indeeling in de school gekomen en heeft mijn indeeling aan
de gemeente overgemaakt.
2. Inspecteur Hammenecker heeft mij geschreven dat ik
de uurroosters, die bij zijn schrijven gevoegd waren, moest ophangen om ze toe
te passen, - bijgevolg heb ik de uurroosters der gemeente niet toegepast.
3.De leerlingen van mijn kleine klas heb ik verdeeld
over mijn groote klas en over de nieuwe klas.
Ik zeg hoe er moet onderwezen worden en ik heb gezegd
dat er zo moet onderwezen worden : dat er leerlingen van het 5de
studiejaar nu bi j mij en Huysmans zullen onderwezen worden. Ik zoo wel als
Huysmans, dus wij samen gaan de leerlingen zoover brengen dat ze de lessen van
den vierden graad zullen kunnen volgen.
Huysmans kan onmogelijk zoomin als ik het zevende
studiejaar onderwijzen.
4. Ik zeg dat de 4de graad, een groote
fiasco is overal en in alle scholen handel en stelkunde kunnen niet onderwezen
worden, dat begrijpen de kinderen niet- er kan hier geen 4de graad
opgericht worden.
5. Het Schepencollege heeft beslist dat de
schoolboeken mochten mee naar huis genomen worden, ik wist er niets van.
Had ik het geweten dan zou ik gezegd hebben dat dit
verkeerd was en wel onder oogpunt van gezondheid, want die boeken moeten
dienen voor latere leerlingen en kunnen thuis besmet worden en alzoo nadeelig
worden voor latere leerlingen en tevens onder economisch oogpunt, t.t.z.
strijdig met spaarzaamheid en bezuiniging, want de boeken verslijten veel gauwer
en meer met ze mee te nemen.Ik heb nooit boeken laten meenemen naar huis.
Ik heb Huysmans gezegd, dat ik niet toelaat dat er
boeken mee naar huis genomen worden. Ik heb mij gesteund op een conferentie
gegeven te Boom in 1932.
Huysmans zegt mij dat hij toelating heeft van het
schepencollege om boeken mee naar huis te nemen. Ik zeg hem dat hij niets met
het schepencollege te maken heeft, dat hij mijn ondergeschikte is en dat ik als
schoolhoofd alleen het recht heb met de overheid in aanraking te komen en dat
hij een overdrager en bespieder is.
De brief van den inspecteur Hammenecker ken ik, want
de secretaris heeft er mij lezing van gegeven en hem mij laten lezen.
Ik wist niet dat de onderwijzers de boeken mochten
meegeven en er is mij daarover geen order gegeven.
6. Toen het geneeskundig toezicht gebeurd is, heb ik
mijn leerlingen over twee klassen verdeeld en Huysmans is blijven les geven.
Ik heb meester Meyers, als getrouwde persoon, gelast
met het uitkleden der leerlingen. Ik heb dan Huysmans naar de klas van meester
Meyers geplaatst bij de leerlingen van meester Meyers. Hier is een verklaring
van den dokter dat in mijn school het geneeskundig toezicht regelmatig gebeurt.
7. Huysmans heeft me gezegd : gaat ge me gerust laten
? Dat is opstand tegen mij die hoofdonderwijzer ben. Nooit is er in mijn
mond een scheldwoord, wel bij anderen.
Ik heb Huysmans wel uitgemaakt voor leugenaar in
tegenwoordigheid van hoofdinspecteur Troch en inspecteur Hammenecker, toen wij
een onderhoud hadden den 22 oktober1938 samen met de burgemeester en
sekretaris. Later heb ik tegen Huysmans gezegd dat ik eerlijk wil behandeld
worden en dat hij een leugenaar is omdat hij gezegd heeft dat hij den vierden
oktober verlof had met toelating van het schepencollege en dit is niet waar want
het is met toelating van den burgemeester.
Huysmans had wel verlof tot den 8e oktober
1938 doch hij moet zich aan mij presenteren als hij afkomt van het leger. Dit
is me trouwens ook opgelegd door inspecteur Hammenecker en dien brief kan ik u
toonen.
8. Hoe zou ik iemand het leven onhoudbaar maken ? Dat
vraag ik me af. Ik misdoe niemand iets.Ik zou niet weten hoe ik iemand tracht
te vervelen.
Ik weet wel dat meester Hellemans hier weggegaan is,
doch het is uit oorzaak van zijn anti-vaderlandsche gevoelens dat hij bij mij
weggegaan is ; ik zeg anti-vaderlandsche gevoelens, want zo is het.
De brief van den heer Minister dat er met meer takt en
eerbied moet omgegaan worden tegenover de medewerkers is niet op mij bedoeld
maar wel op Hellemans, want Hellemans heeft mij voor dief beticht. Ik heb tegen
Hellemans niets gezegd en ik ben valsch beticht geworden.
Ik schrijf aanmerkingen in het klasdagboek doch die
zijn gezien door inspecteur Hammenecker ik schrijf regelmatig in alle
klasdagboeken.
Ik heb mijn plicht gedaan en Hammenecker zegt dat ik
goed gedaan heb doch Huysmans is en blijft weerspannig.
9. De vlag heeft op mijn huis gestoken doch ik ben
valsch beschuldigd want mijn zoon heeft de vlag gestoken.
Gij, burgemeester, beschuldigt mij valsch want ik heb
de vlag niet gestoken ; mijn zoon Emiel heeft het gedaan en daarom heb ik
gezegd dat gij nog met mijn zoon zult af te rekenen hebben.
Het is nu reeds veertig minuten dat de heer De Leers
gesproken heeft.
Om 21u59 verlaat hij de zaal.
Daarna worden de verklaringen van den heer De Leers
punt voor punt gezamenlijk overloopen. Bij het laatste punt wordt gezegd dat in
1932 bij de gemeenteverkiezing de vlag ook uitgestoken was op het schoolhuis
bewoond door meester De Leers.
Er wordt dan overgegaan bij geheime stemming om op den
heer De Leers een schorsing van 8 dagen met berooving van wedde toe te passen.
De uitslag der stemming geeft drie stemmen ja, drie stemmen neen en één
ongeldige stem en een wit briefje. Een nieuwe stemming geeft vier stemmen ja en
vier stemmen neen.
Dit besluit werd aan de bevoegde overheid overgemaakt.
Daarna werd de zitting gesloten om half elf des
avonds.
De Raad gezien de gemeente reeds sedert ongeveer een jaar, twee lokalen der
Zoogezegde zustersscholen, toebehoorende aan de Vzw de Parochiale
werken
Der
Dekenij Mechelen-Zuid, in kosteloos gebruik heeft.
Gezien het bestuurskomiteit hiervoor thans aan de gemeente een kleine
huur
vraagt.
Gezien deze vraag niet meer dan billijk is daar de gemeente ook huur
moet
betalen voor de klassen der gemeentemeisjesschool in den Kouter, lokalen
die
slechter zijn dan de nieuwe der zusterscholen, besluit :
vanaf het jaar 1938 1000 fr huur te betalen voor de twee lokalen der
zoogezegde
zustersscholen en dit ieder volgend jaar...
De
gemeenteraad, gezien de plaatselijke Boerengilde in het Brughuis een
landbouwavondschool ingericht heeft, gezien het bestuur der boerengilde
een
toelage van 600 fr aanvraagt om de algemeene onkosten te helpen dekken,
besluit
met
5 stemmen tegen 3 en 1 onthouding de gevraagde toelage van 600 fr te
verleenen.
1938 30 november
Gemeenteraad :
Een vergoeding van 100 fr werd
gestemd voor het reinigen van de schoollokalen.
(4 lokalen in de jongensschool en 4
in de meisjesschool) dus totaal 400 fr per
school.
Voor het reinigen der privaten
werd 100 fr gestemd.
Daar de meisjesschool gebruik
maakte van 2 privaten (een nog steeds in de
Kouter) deelde men die op in 50 fr
voor de school in het Dorp en 50 fr voor die
1938 17 juni :
Rond 09u30 kwam er een militair vliegtuig neer in de Tisseltbaan.
De twee inzittenden (26 en 23
jaar)kwamen om het leven.
1938 Het
Nieuwsblad zaterdag 18 juni 1938 :
Militair vliegtuig stort te
pletter te Leest-Mechelen.
De twee inzittenden op slag gedood. Het toestel is
tegen hoogspanningsdraden aangevlogen en viel een driehonderdtal meter verder
neer.-
De twee verminkte lijken der slachtoffers werden naar
het militair gasthuis overgebracht.
Vrijdagmorgen tien minuten na negen uur, heeft zich te
Leest een vliegtuigongeval voorgedaan, waarbij twee militairen uit Brussel die
een proefvlucht ondernamen, den dood hebben gevonden.
Zij waren even voor negen uur te Brussel opgestegen,
toen het toestel boven het grondgebied van Leest, in de hoogspanningskabels die
de stad Mechelen met Aalst verbinden, verward geraakte en van daaruit een
driehonderdtal meter verder te pletter stortten.
Zowel de piloot, luitenant Joie, verbonden aan den vliegdienst van Evere als
luitenant Jones, van het 2de regiment Lanciers, werden op slag
gedood.
Een ongeval dat groote opschudding verwekte
Wij hadden vrijdagvoormiddag te Leest gelegenheid
verschillende personen te ondervragen die het ongeval zagen gebeuren.
Zeggen wij vooraf dat het vliegtoestel neerstortte in
het korenveld van den h. K. Rottiers, wonende Koeistraat te Leest. De man was
niet thuis en familieleden moesten eerst door geburen van het ongeval worden op
de hoogte gebracht.
Een gebuurvrouw, Mevr. Lemmens, bevond zich achteraan
het huis, toen zij kort na negen uur een militair vliegtoestel, een honderdtal
meter boven den grond zag rondcirkelen. De motor liet enkele knallen hooren en
toen het toestel aan de hoogspanningskabels was gekomen zag Mevr. Lemmens dat
het toetel erin geraakte. Het schommelde met groote bewegingen naar links en
naar rechts en viel te pletter achter hare woning in een korenveld.
Dadelijk snelde zij ter plaatse en vond het toestel met het voorste gedeelte
diep in den
grond geboord.
Menschen leeft gij nog ?
Mevr. Lemmens kon haar oogen niet gelooven. En in een
eerste opwelling riep zij uit : Menschen leeft gij nog ?
Dan kwam ook de tweede getuige K. Verbeeck,
toegesneld.
Beiden moesten vaststellen dat de twee inzittingen deerlijk verminkt werden en
geen teeken van leven meer gaven.
Van alle zijden kwam nu het volk toegestroomd, onder
meer ook soldaten van het 7de Linieregiment van Mechelen, die in de
omgeving op een 800 tal meter oefeningen maakten onder leiding van luitenant
Gilson.
Dadelijk werd een ordedienst ingesteld die de
nieuwsgierigen die weldra tot honderdtallen aangroeiden , op afstand te houden.
Dr . Stuyck van Leest werd verwittigd en deze stelde
vast dat luitenant Jones, 24 jaar oud, nog licht ademde. Kort daarop was hij
echter ook een lijk.
E.H. De Vits, onderpastoor te Leest, heeft de twee
slachtoffers, in extremis, de laatste sacramenten toegediend.
De twee verminkte lijken waren nog vastgebonden in het
toestel, toen men ze ter plaatse ontdekte. Eerst nadat de gendarmen en de
soldaten ter plaatse waren, werd de staart van het toestel , dat de lucht
instak, neergehaald en werden de twee ongelukkigen uit hun zitting genomen.
Luitenant Joie, 27 jaar oud, was de schedel
verbrijzeld.
Hersenstof lag in het korenveld rondgespreid. De
ongelukkige was ook de vingers van een hand gerukt.
Luitenant Jones, die als waarnemer in het vliegtoestel
had plaatsgenomen, vertoonde een diepe snedevan het oog tot aan den mond. De ongelukkige was daarbij de beenen op
verschillende plaatsen gebroken.
Het toestel.
Het vliegtoestel was een Fairy Fox 99 Nr AF 6170 van
het centrum van Evere-Brussel.
Het was gemonteerd met een machinegeweer, zoodat t
wel een proefvlucht gold. Het toestel zelve was volkomen vernield.
Terwijl honderden aanwezigen zich op de plaats van het
ongeval verdrongen en de nabije aardappelvelden letterlijk overrompeld werden,
cirkelden tien militaire vliegtuigen rond en brachten de militairen groet aan
hun verongelukte makkers.
Het eerste onderzoek.
Uit het eerste onderzoek ter plaatse bleek dat de
piloot reeds den naphtetoevoer had afgesneden, wat een voorbereiding is voor de
landing. Zoo is het ook uit te leggen dat het toestel dat nog 300 liter
brandbare stoffen inhield, niet is in brand geschoten en de lijken niet werden
verkoold.
Daar het toestel slechts op een geringe hoogte vloog,
hebben de inzittenden geen gebruik kunnen maken van hun valscherm.
De soldaten van het 7de Linieregiment zagen
het toestel boven het dorp cirkelen. De piloot zocht waarschijnlijk een
landingsplaats en hij zou waarschijnlijk in dit maneuver zijn geslaagd als het
toestel niet tegen de kabels was gevlogen. Twee kabels waren gebroken.
Het parket ter plaatse.
Omstreeks 11 uur is het militair parket van Evere ter
plaatse afgestapt...
Fotos :
Boven:Te Leest-bij-Mechelen vloog een militair vliegtuig
tegen een electrische hoogspanningsdraad, waardoor het neerstortte. De piloot
en de waarnemer werden beiden gedood. Hieronder het vernielde vliegtuig,
vooraan onder het zeil, beide verongelukten. (Zondagsvriend 23/6/1938)
Midden : Mevrouw Lemmens een der voornaamste
getuigen van het vliegongeval.
Onder : Onder grote belangstelling werden de lijken
van de twee slachtoffers in den ambulance-wagen geladen. (Het Nieuwsblad
18/6/1938)
Tot de grote
vacantie, in juli 1938, zal woensdagnamiddag verdeeld worden al volgt :
13u30 tot 14u00 aardrijkskunde.
14u00 tot 14u30
oefening aardrijkskunde.
14u45 tot 15u15
voordragen.
15u15 tot 15u45
zang.
De Raad houdt er aan
uitdrukkelijk te bepalen dat de turnlessen van den derden en den vierden graad
niet gelijktijdig gegeven worden.
Aanwezig in deze
gemeenteraad : Victor Jozef De Laet (burgemeester), Jozef Apers en Frans
Boonen, schepenen, Prosper Busschot, Petrus De Prins, Juliaan Geerts, Petrus
Mertens, Frans Muysoms, Jan Nuytkens en Alfons Van Dam, raadsleden en Lodewijk
Wuyts secretaris.
1938 12 juni : Aardschokken in ons land.
Even
voor twaalf uur overal trillingen waargenomen. Op sommige plaatsen
schade aan huizen toegebracht. Paniek in scholen en cinemas.
Ook
in Engeland en Frankrijk. Te Mechelen en omliggende werd de aardschok
vrij
sterk opgemerkt. Hier deden zich zelfs instortingen voor.
Zoo
werd onder meer de puntgevel van de mouterij Lamot zoo erg beschadigd
dat
deze naar beneden kwam.
In
de Fr. De Merodestraat ontstond zelfs een kortsluiting en de geleidingen van
de
tram kwamen op de straat terecht...
Ook
uit de omliggende gemeente bereikten ons berichten dat de bevolking door
een
sterke trilling opgeschrokken werd en de straat opsnelde. (KH-GvM)
1938 Rik De Bruyn
werd de nieuwe muziekchef van de fanfare Sint Cecilia.
Onder zijn leiding werden op 24
wedstrijden uitsluitend eerste prijzen behaald,
waarvan 13 met lof van de jury.
In 1965 werd hij opgevolgd door
Theo Fierens, na 27 jaar de dirigeerstok te
hebben gehanteerd.
Stan GobienLeest in Feest :
De derde dirigent van St.Cecilia was Rik De Bruyn.
Hij was Ceciliaan in hart en nieren en wanneer een dirigent het na hem voor
bekeken hield, vervulde hij nog dikwijls de functie van overgangsdirigent.
Hetbestuur kon zo uitkijken naar een
opvolger en dat kon een tijdje duren omdat Rik De Bruyn als geen ander de muzikanten
op een gunstige wijze kon beïnvloeden.
Rik De Bruyn werd Rik van t Kot genoemd omdat zijn vader omstreeks 1900 chef
was van het Leestse station. Het station bevond zich op de kruising tussen de
spoorweg Mechelen St Niklaas en de Juniorslaan.
Rik werd geboren in 1909 in het ruthuis, de
verplichte woning van de Leestse stationschef. Deze stationswoning stond in de
volksmond bekend als tkot, vermoedelijk omdat de buitenmuren nogal zwart
waren van het roet van voorbijrijdende stoomtreinen.
Rik De Bruyn ging in 1923, op 14-jarige leeftijd naar
het Mechels Conservatorium om er de avondlessen in de beeldhouwklas te volgen. Hij
maakte de verplaatsing naar Mechelen met Floriaan Meyers, die intussen in de
Leestse gemeenteschool als onderwijzer was aangesteld.
Meester Meyers volgde er de lessen in de teken- en
schilderklas.
Rik De Bruyn begon direct na de lagere school te
werken als leerling-houtsnijder bij de geronommeerde Mechelse meubelfabrikant
Stevens, destijds gevestigd aan de Consciencestraat. Vanaf 1940 werd hij
meestergast bij Van Linthoudt, een ander bekend Mechels meubelbedrijf.
Tweeëntwintig jaar heeft hij daar gewerkt en daarna stapte hij over naar een
Leests bedrijf, namelijk het familiebedrijf Jacobs, destijds gevestigd aan de
Scheerstraat, nu Ten Moortele.
Vanaf 1945 werkte hij na zijndagtaak in zijn eigen atelier aan de Dorpsstraat,
rechtover de Sint-Jozefskapel. Toen hij bij Jacobs werkte, mocht hij de hele
dag thuis in zijn atelier werken. Wanneer later het Leestse meubelbedrijf zijn
deuren sloot, werd Rik zelfstandig houtsnijder. Hij heeft altijd meer werk
gehad dan hij ooit klaar kreeg omdat hij een echte meester in het vak was. Hij
beeldhouwde alles wat hij mooi vond en wat de klanten verlangden.
Toen hij met pensioen ging bleef hij houtsnijwerk
maken voor het plezier. Heel wat Leestenaars en vroegere klanten vroegen hem
nog dikwijls een of ander beeld te snijden.
Zo kwam een van zijn beste vrienden Pieter Verbeeck,
oud-muzikant van de Leestse fanfare en een van de weinige saxofoonspelers die
de vereniging ooit had, hem eens vragen een beeld te snijden uit een oude balk
die al meer dan 100 jaar in de grond had gezeten. Deze balk stutte destijds de
wip aan t wiphuis. Rik kon er alleen een grote zuil met druivenranken van
maken, zo hard was hij. Het is een van zijn lievelingsstukken geworden.
In heel wat Leestse woningen zijn beelden te zien die onderaan het voetstuk de
initialen H.D.B. dragen of waar voluit Rik De Bruyn is vermeld.
Rik De Bruyn begon als muziekant bij St.Cecilia in
1922. Hij had veel talent en hij was autodidact. In zijn jonge jaren ging hij
zelfs bal spelen met een gelegenheidsorkestje op kermissen in de buurt.
Muziek leerde hij op eigen kracht zodat hij na verloop van tijd ook de
basisprincipes van de harmonieleer onder de knie had. Het dirigeren had hij in
de praktijk geleerd.
Onder leiding van Rik De Bruyn behaalde St.Cecilia
Leest op 24 muziekwedstrijden uitsluitend eerste prijzen waarvan dertien met
lof van de jury.
Rik De Bruyn bleef muzikant en speelde bariton tot in
1983.
Hij overleed in 1991.
Fotos : tweemaal Rik De
Bruyn en uniek houtsnijwerk van zijn hand.