1983 Mei : Leestenaars treden zo uit de oude doos(uit de
verzameling van Stan Huysmans)
Een opstel van Hendrik Rik Lauwens van
7 mei 1948 :
Grootmoeders
portret
Grootmoeder
is oud. Zij is ruim 65 jaar. Haar haren zijn witgrijs, haar wezentrekken liggen
diep; zij heeft vele rimpels op het voorhoofd en de kaken, en diepe groeven in
de hals.
Zij
heeft al haar tanden verloren en daarmee is de mond wel wat ingevallen.
Grootmoeder
ziet niet goed meer, daarom draagt zij een bril, die langs de bovenkant dient
om ver te zien en langs de onderkant om dichtbij te zien.
Zij
hoort nog tamelijk wel. Als ze in haar leunstoel zit leest ze de krant of stopt
kousen of breit.
Grootmoeder
is de goedheid zelf : zij ziet de kinderen zo gaarne ! Van tijd tot tijd gaat
ze er mee wandelen of speelt ze zelfs mee. Soms vertelt ze wonderschone dingen.
Als de kinderen alleen niet braaf zijn, geeft grootmoeder ze wijze raad.
Heel
de familie houdt zeer veel van haar. Met grootmoeders verjaardag komen ze allen
haar geschenkjes brengen.
Ik dank God voor onze grootmoeder en bid dat ze nog lang gelukkig zou mogen
leven.
De schrijver Hendrik LAUWENS :
-Tijdens het schooljaar 1947-48
leerling in het 8ste leerjaar.
-Geboren te Leest op 31 december 1934.
-Oudste zoon van Lauwens Jan (°Blaasveld
19/4/1903, +Mechelen 28/1/1991) en De Bruyn Mathilde (°Bornem 26/12/1907,+Leest
29/5/1977), Dorpstraat 22. (gezin met 8 kinderen).
-Gehuwd met Polfliet Josephine.
-Wonende Kouter 82.
-Beroep : tot 1970 beeldhouwer in
Mechelse meubelzaak, werkt thans in personeelskeuken van Brussels S.G.
-grootbedrijf.
-Kinderen : Willy, Hugo en Maryse.
-Studies na 4de graad : 2
jaar Oefenschool Mechelen, daarna 3 jaar vakonderwijs, houtbewerking A3.
Jarenlange praktische finesse-scholing
ten huize van zijn oom Rik De Bruyn (houtsnijkunst).
-Hobbys : 1. Wijnmaken : experimenteren
met zelfproductie wijn. (van pruim, appel, rabarber en kriek). Van deze laatste
kan ik getuigen, dat hij prima, haast superieur is : wijnals een veulen in een zonnige lentewei, fris
en fruitig als verse vruchten.
2.Muziekliefhebber : a) koorleider van
het gemengd kerkzangkoor. b) trombonist in de fanfare.
3. Ornamentsnijder (hout). Als men zijn
living betreedt verrassen, ja imponeren, zelfs overdonderen, u de zelfbewerkte
meubelen in schoonheid, getuigend van karakter en vakmanschap, die heel
charmant aandoen. Ik sta in bewondering voor die weelde van aangebrachte
versiering en bloemmotieven, creaties met zuiltjes, pilasters en frontons,
gestrikte guirlandes, palmetten, rozetten en lauwerkransen, zelfs decoraties
uit de erfenis der Romeinen. De buffetkast, inzonderheid de salontafel, zouden
zo bijgeplaatst kunnen worden in één der rijke zalen van het Palacio Real te
Madrid.
Een tafel van ettelijke tienduizenden
schattingswaarde.
Erg nieuwsgierig vraag ik naar zijn
werkplaats Hier betreed ik aandachtig zijn heiligdom, laat me toe het zijn
atelier te noemen. Op de werkbank liggen allerlei soorten beitels, de hamer
en de passer, netjes gereid : de bolletjessteker, de halfrondbeitel, de
kantbeitel, vele tientallen soorten, meestal op elkaar gelijkend, toch
kleintjes verschillend in steekvorm, snijbreedte, dikte, ronding en uitholling
Verder bemerk ik pas aangezette
werkstukken, verder halfafgewerkte, boven aan de wanden, links en rechts
stapels getekende ontwerpen, siermotieven en figuren ; onderaan, voor en achter
houten blokken, machinaal tot ruwe vorm reeds aangezet, gereedschap om te
bekappen en aan te snijden, en waarin men nu reeds de nog verborgen schoonheid
kan vermoeden
Wat verderop, en bovenop ligt er een
muziekpartituur. Dit wijst erop, onderwijl hij het harde verduldige hout
bekapt, strelend besteekt, voorzichtig besnijdt, hij ter afwisseling, als
verpozing, al eens een moeilijke reeks notengroepen voor zijn trombone
overkijkt, of een alleluja-passus voor koor instudeert
Proficiat. Ge moet het maar kunnen en ge
moet maar willen. Groot geduld, moed en volharding, creatief denken en bezig
zijn. Tenslotte liefde voor handwerk en het schone.
Waar een opstel uit de oude doos me
naartoe heeft geleid !
Treedt er nog eens een verborgen talent
uit die doos ? Het zou me zeer verheugen. Zo ver zijn we echter nog niet.
Volgende maand geven we eerst het vervolg op deze aflevering. We zullen dan
graag GROOTMOEDES PORTRET eens kortbij onder de spotlights plaatsen, met als
hoofding : wie is de geportreteerde grootmoeder ? (Meester Stan Huysmans in
De Band van Mei 1983)
Wie is de geportreteerde grootmoeder
?
Dit
is Ida PEETERS, echtgenote van Leopold DE BRUYN, destijds wonende Juniorslaan,
aan de spooroverweg te Leest. Beiden waren afkomstig uit Bornem. Hun gezin
telde 5 kinderen : Jeanne, Mathilde, Hendrik, Giljom en Frans.
Ida
Peeters werd geboren te Bornem in 1882 : een tijd van honger en armoede voor de
volksmens in Vlaanderen. Heel vroeg stierf haar moeder, zodat ze haar niet
heeft gekend. Eens 9 jaar geworden, was haar schooltijd reeds gedaan wat
toendertijd niets uitzonderlijk was,- en trok ze dagelijks te voet naar Weert,
om er wijmen manden te vlechten. Kinderarbeid, 10 tot 12 uur per dag tegen een
hongerloon, was heel gewoon. Haar man was van gegoede boerenafkomst, maar er
was slechts plaats voor 1 zoonopvolger op de hoeve, zodat Leopold bij de
spoorweg Mechelen-Terneuzen uitweg zocht en in dienst kwam. Eens Ida voor zich
gekozen en gewonnen, kreeg hij de keuze : mogelijkheid een huisje van de
Ijzeren Weg te bewonen, ofwel in Temse ofwel in Leest. Aangezien er in Temse
geen centiare grond bij dit huis was, en in Leest wel een lapje grond, en t
BOERENBLOED in hem dwingend sprak, kozen ze voor Leest. We noteren hier het
jaar 1908.
Leopold
werkte bij de spoorweg M-T. Idahad de
taak van barreelwacht en toezicht op de stopplaats Leest. De barrelen
toedraaien en terug openen. Een taak met verantwoordelijkheid naast haar
gezinsbezigheden. De oorlogsjaren 14-18 brachten hierin een onderbreking, want
vader moest voor soldaat optrekken. Ze ging met haar kinderen terug te Bornem
wonen.In 1919 komen ze in Leest opnieuw
hun zelfde werk vervullen en heeft moeder Ida ook al hulp van de kinderen voor
de barreelwacht. Vooral bij mistig en erg slecht weer viel er op te passen.
Goed uitkijken, vooral richting Blaasveld, waar bij nadering van de trein in de
verte, aan de draai, een rood seinlicht waarschuwend branden ging.
In
1922 werd de halte Leest afgeschaft. Tot in 1933 ongeveer. Toen werd de
stopplaats Leest weer ingevoerd. Met een nieuwigheid erbij : er moesten dan ook
coupons uitgeschreven worden, en aangezien Ida luttele lees- en
schrijftechnieken bezat, schrikte dit werk haar af.
Neen,
dit nam ze er niet bij. Dit werd voor haar het einde van de barreelwachten hun verblijf in t Routekot, als ik het
op zijn Leests cru mag zeggen. Het gezin Robbens volgde hen op.
Vele
jaren lang heeft Ida met haar man en kinderen aan de spoorweg gewoond. Van in
t begin waren ze goed onder de omwonenden ingeburgerd en de Leestse Heidelucht
deed hen deugd. Wie van de geburen weet er nog wat van de plezante avonden,
telkens als haar man met de gratis-coupons van de Spoorweg zo dikwijls naar
Terneuzen bommelde om er krabben te gaan vangen met stukjes paardenvlees aan
een stok, en telkens met rijke buit terugkeerde en Ida de groengrijze
kruipedingen tot smakelijke lekkertjes kookte ?...en dan smullen maar, geburen
allen samen
Maar
t gebeurde ook dat ze de dood nabij was van de schrik. Zo die keer, toen de
trein reeds kortbij naderde en ze zag, dat midden op de spoorweg, het kindje
Florent PISCADOR, pas een lopertje rustig neergehurkt met keien zat te
spelen Ze begon luidkeels te huilen, te rennen, te gillen, de armen in de
hoogte Vader Isidoor Piscador had de alarmkreten gehoord, kwam, zag, sprong
dwars door de haag en redde, nipt geplukt, zijn kind -Florent Piscador woont
nu te Heffen.
En
die andere keer, toen de trein een paar minurten te vroeg misschien, of Ida wel
wat laat ? (wie zal het zeggen ?) buiten sprong om de barreel dicht te draaien.
Ze was zo uittermate verrast van wat ze zag Toon STOOP schommelde met zijn
hondenkar vol melkstopen, pal op de overweg Hij was op weg naar t Heike voor
zijn Brusselse melktoer en de trein zo dichtbij, mensen !!! Zo nabij, dat het
haast een wonder was, dat hij t achterste hoekje van t karreke er juist niet
afreed Och Gottekestoch, Ida was er ziek van
Ida,
als grootmoeder door haar kleinzoon Hendrik Lauwens op 13-jarige ouderdom,
karig, maar kleurig en kinderlijk-kunstig beschreven, is overleden in mei 1963
op 81-jarige ouderdom. Ook voor haar was het leven een sneltrein.
Op
haar gedachtenisprentje lezen we : De dood heeft ons, niet haar, verrast. Een
leven, gelouterd door talrijke beproevingen, geleid door liefde en stille
vreugde zo waren de jaren, die God aan onze dierbare schonk. Dat hare ziel in
vrede ruste. Moge deze gedachtenis en bovenstaand beeld ons bijblijven.
NASCHRIFT
Weze
het mij toegelaten nog een vleugje filosofie bij TREINEN en SCULPTEREN eraan
toe te voegen. Bede volgende gedachten verder zelf te verdiepen.
1.HET
LEVEN IS EEN SNELTREIN. Dat heb ik ergens gelezen en t is een rake waarheid.
Daarom moeten we zelf de NODIGE HALTES INLASSEN. Zo haasten we ons langzaam en
dat is beter voor ons hart.
2.We
moeten graag en geregeld ORNAMENTSNIJDER zijn = trachten verstandig VAN HET
LEVEN TE GENIETEN.
3.We
moeten onze tijd nemen om WERK TE MAKEN VAN ONS GEZIN EN VAN ONZE HOBBYS. Dat
heet dan : ONS LEVEN SCULPTEREN.
(Meester Stan Huysmans, De Band, juni
1983)
Ida Peeters was te Bornem geboren op 14
december 1882 en ze overleed in het Gesticht van de H. Familie te O.L.Vrouw
Waver op 12 mei 1963.
Fotos : (met dank aan Hugo Lauwens)
-Hendrik
Rik Lauwens als student in de TSM-houtbewerking.
-Grootmoedertje
Ida Peeters.
-Mooie
familiefoto van de familie Lauwens-De Bruyn.
Bovenaan
van l. naar r. : Louis Vivijs (lid van de verzetsbeweging de Zwarte Hand en
politiek gevangene Nacht und Nebel), zijn echtgenote Julia Lauwens, Josefien
Polfiet, haar man RikLauwens, Jozef De Decker, Frans De
Decker (eerste kleinkind, zoon van Jozef en Paula), Paula Lauwens (echtgenote
van Jozef), Willem Lauwens, Antoon Lauwens, Jeanne Lauwens, Mathilde De Bruyn
en haar echtgenoot Jan Lauwens.
Onderaan
: Maria Lauwens, Ursula Peeters (tanteke of Tizella genoemd, zus van Ida
Peeters), Jan Jang De Schoenmaeker (echtgenoot van Ursula), Ida Peeters en Leo Lauwens.
-Bidprentje
van Ida Peeters.
-Recentere
foto van Rik Lauwens, de auteur van het opstel.
Voor
de zoveelste keer hebben wij het geluk te mogen danken. Dank en geluk. Ze
liggen dicht bij elkaar, en het ene volgt uit het andere.
GELUK
: wij zijn gelukkig omdat wij (bijna) een toneelseizoen achter de rug
hebben dat mooi was. Een eerste geslaagde opvoeringsreeks van De Koord van
Spinoza in november 1982.
En
nu zopas Greenwich van Walter Van den Broeck met zoveel gunstige reacties dat
het ons allen deugd doet. Om het met boer Wortel van Timmermans te zeggen : Ons
zweet is in geen verkeerd gat gelopen. Wij menen enkel dat we proberen
gewetensvol te werken, waardoor de geest, de idee, de ziel van het toneelwerk
naar boven komt. En inderdaad zegt Sint Paulus, is al ons doen en laten
slechts ten dele en stukwerk. Maar, gaat hij verder, als ge de liefde niet
hebt, haalt het niets uit. En dit, de liefde voor het toneel, die jaagt ons
stuwend voort want is ons deel.
Ons
geluk wordt bovendien nog vergroot door twee aanbiedingen om Greenwich nogmaals
te spelen. Vooreerst in de TSM (kleine zaal rechtover Sint Romboutstoren) op
zaterdag 30 april en een tweede maal op zondag 15 mei in zaal Vosberg te
Rumst, ingericht door de plaatselijke KLJ.
DANK:
wij danken allen die ons, hoe dan ook, geholpen hebben. Dit zijn de
vele enthousiaste kijkers die de vertoning mee opbouwen. De kopers van kaarten.
De mensen die affichen willen ophangen (binnen of voor het raam). De firmas
die ons steunen door drukwerk of levering van materiaal. De zaaluitbaters die
ons werk met veel sympathie volgen. De plaatselijke verenigingen wiens
afgevaardigden onze voorstellingen bijwonen. Het plaatselijke blad De Band
dat onze rubrieken opneemt. Die tijdschriften die ons gedenken met
besprekingen. Enz..,enz Goede toneelvrienden.
Wij
beloven nog veel en hard te werken opdat een voorstelling minstens het peil
haalt der vorige, tot uw, ons en aller blijdschap.
Tot
kijk, Guido Hellemans. (foto
onderaan)
(De Band, mei 1983)
1983 Meinummer De Band : HET
LAMOEN
In
de tijd dat er donderdagnamiddag nog geen klas was, zo noemden wij het, en wij
nog zonder kleerscheuren op de straat konden spelen, zonder maar eenmaal naar
omhoog te kijken. Zo een kleine 50 jaar geleden, de week voor de grote kermis,
en processiedag, een dag waar alles opgetrommeld werd om met het allerheiligste
rond te gaan, waren de zusterkens (nonnekes) en het onderwijzend personeel druk
in de weer om er het mooiste van te maken.
Gekleurde
papiertjes en zilverpapier knippen was er aan de orde van de dag, want het was
dan een formidabele feestdag. Dan kwam heel de gemeente kijken of zaten de
mensen geknield met brandende kaarsen voor hun deur om toch nog voor hun gezin
en buurt genade af te smeken, ieder volgens eigen devotie.
En
dan begint mijn eigenlijke verhaal. Op donderdag voordien kwam altijd de zandman met zijn hondenkar de brede
straat opgereden, hard roepend en zwaaiend met een grote bel, de vrouwen
verwittigend : zand, wit zand. Dat werd gebruikt om drie witte brede stroken
te strooien, waar dan de processiegangers moesten op volgen. Per emmer en voor
enige frankskes werd dat dan verkocht door de zandman.
Maar
wat mij meest imponeerde waren de honden die de kar voorttrokken.
In
t Lamoen, (noot : het lamoen is het
disselraam waarin het trekdier loopt als deze een voertuig voortsleept) een grote hond, een kruising of een
bastaard, weet ik veel, maar een dier met een geweldig groot lijf, zware poten,
zijn tong centimeters lang uit zijn muil. Aan weerskanten van hem liepen dan
twee mindergroten van gestalte en kracht. Het waren twee meelopers dacht ik,
alles om het geval rond te maken : de figuranten.
De
zandman was een klein maar vinnig ventje. Steeds op zijn sloefen of met een
soort schoenen met kousen overtrokken, voor wat of wie hij dat deed wist ik
zelf niet. Hij stopte altijd voor de herberg de Rooselaer, juist naast de deur,
om een glas te drinken. Want dat gerstenat dat daar verkocht werd was het beste
van de ganse streek. Ik hoorde hem zeggen Delleke, zo heette de bazin, ne
ster meiske. Ze was altijd dubbel in de weer als het om mannen van de baan
gold. Die hadden er al zeker uren opzitten, want de mannen van de baan zei ze,
waren sukkelaars die zwaar werk leverden en altijd in weer en wind.
En
zeker gij David, zegde ze. Als hij Blaasveld aandeed, had hij er wel geteld 40
à 50 kilometer opzitten en met een hondenspan is dat niet van de poes.
Ikzelf
was van de hondenkar met geen stokken weg te slaan, want van dieren heb ik
altijd gehouden. En dan maar vragen aan David over de trekkracht van de honden
en waar hij die grote hond vandaan had gehaald. Menneke, zegde hij, die
grote hond is de lieveling van mijn vrouw, als ik thuis kom, kan ik hem niet
rap genoeg uitspannen en dan ligt hij aan haar voeten en owee die een hand aan
ons Marie zou uitsteken !
Ons
Marie is een sukkel, zeurde hij, zij is lam aan haar beide benen en zit een
godganse dag voor het raam te wachten tot ik thuis kom. Dat is het leven
menneke ! Ik rij gestaag een halve lente en een halve zomer met mijn kar en
honden bijna half België af en die grote hond is mijn beste vriend. DIE TWEE
ANDERE, ZIJN ER MAAR OM INDRUK TE MAKEN. Zo is t leven menneke, in t LAMOEN
daar loopt de beste EN DIE ANDEREN MOETEN MEE ! Maar daarmee heb ik toch een
schoon gespan !
En
dat telde toen bij de mensen, hoe groter zij het zien, hoe flinker de voerman.
Hij
nipt aan zijn pint, zet zich recht, gaat naar zijn kar en honden en roept :
Moet er geen zand zijn ?
Eddy Apers bezorgde me nog een vervolg
op dit item :
t Seel was niemand minder dan Frans
Apers (Petrus Franciscus Apers).
Petrus Franciscus APERS, zoon van
Remigius APERS (38) en Maria Anna NAGELS (22)
Hij
was te Heffen geboren op donderdag 11 april 1872 om 23u00 en overleed op zondag
24
april 1960 te Hombeek om 17u53.
Hij
werd op woensdag 27 april 1960 te Leest om 10u00 begraven.
Van
beroep was hij landbouwer.
Hij
huwde te Leest op 09-10-1909 met Maria
Josepha DE MUYER (°Leest 12 april 1873, +Leest 25 december 1943).
Zij
was weduwe van Ludovicus (Lodewijk) VAN DEN BRANDEN (°Leest 15-10-1867 -
+ Leest 07-12-1908) en tevens uitbaatster van een Herberg op de Tisseltbaan
(huidige Juniorslaan). Het gebouw is nog steeds gekend als t Seel.
Maria
Josephina DE MUYER werd als dochter van Petrus Joannes DE MUYER (25) en
Joanna MAES (23) geboren op zaterdag 12 april 1873 te Leest om 18u00.
Zij
overleed op zaterdag 25 december 1943 te Leest en werd er begraven op woensdag
29 december 1943 te Leest te 10u00.
Maria
Josephina DE MUYER had uit haar eerste huwelijk 6 kinderen en uit haar huwelijk
met Frans Apers 3 kinderen (o.a. Mathilde Apers werd steeds Thille van t Seel genoemd)
In
die herberg moet het er nogal liederlijk aan toe gegaan zijn.
1983 Mei : Een Jubileum te Leest :
Pater Van Aken 25 jaar in dienst van de Heer.
Even
kennismaken met de familie Van Aken.
Op
15 oktober 1901 werd Jozef Van Aken geboren te Lippelo. Ludovica De Boeck werd
geboren 23 februari 1902 in Malderen. Zij traden in het huwelijk op 2 januari
1925 te Malderen en hadden 7 kinderen waarvan 4 jongens en 3 meisjes. Vader
overleed op 10 februari 1933, toen Karel pas 5 jaar was, en moeder tijdens de
oorlog op 2 november 1943.
Hun
kinderen even voorstellen :
-Louis
Van Aken-Mierop, Techn. School Hoogstraten.
-Alfons
Van Aken-Weymans, Techn. School Mechelen.
-Karel
Van Aken, St.Theresiacollege Kapelle-op-den-Bos.
-Maria
Van Aken, zorgde na de dood van moeder, samen met broer Karel voor broers en
zusters, huishoudster in 1960 bij Frans Lornoy, toen onderpastoor O.L.Vrouw o/d
Dijle, en nu pastoor te Leest sinds 1966.
-Frans
Van Aken-Van Nisselroy, Agfa-Gevaert Mortsel.
-Zuster
Marie-Jozef (Hilda) Van Aken, Bestuurster van de Familiale St.-Vincentius te
Buggenhout.
-Zuster
Lutgarde (Clothilde) Van Aken, Klooster Moerzeke-Castel. Kleuterleidster.
Pater
Damiaan Van Aken :
Geboren
te Malderen 22 februari 1927. Hij ging tot zijn 14 jaar te Malderen naar de
school. Vader stierf toen hij 5 jaar was. Op 14 jarige leeftijd wenst hij naar
het alumnaat te gaan en mocht dit ook van moeder. Maar ingevolge het overlijden
van moeder en de oorlogsjaren waarin iedereen het hard had om aan voedsel te
geraken, bleef Karel nog een paar jaar thuis om te boeren. Zo maakte hij zich
verdienstelijk thuis. Na de oorlog vertrok hij dan naar het alumnaat te
Kapelle-op-den-Bos voor Humaniorastudies.
Op
22 augustus 1951 vertrok hij naar het noviciat te Taintegnies bij Doornik. Daar
ontving hij op 21 september 1951 de pij en de kloosternaam Frater Damiaan.
Na
een jaar noviciaat en een jaar priesterstudies werd hij op 20 april 1958 in de
Abdij van St.-Gerard (Namen) tot priester gewijd.
Nu
is hij werkzaam in het St.-Theresiacollege te Kapelle-op-den-Bos envanaf 12 juni 1966 in de parochie te Leest.
Feestelijkheden
te Leest bij het priesterjubileum :
Op
7 mei wordt de Pater gevierd in de parochie. (zie hierna op deze datum) Hij is dan ruim 25 jaar priester.
Op
initiatief van de parochie wordt er een misviering gehouden voor die
gelegenheid om 17u15 gevolgd door een receptie in de parochiezaal.
In mei 1983 werd een
vereniging zonder winstoogmerk opgericht waarvan de
statuten verschenen in het Belgisch
Staatsblad van 8 december 1983 onder het
identificatienummer 10718/83.
t Seel, met maatschappelijke zetel
te Leest, wou vooral jonge kunstenaars
de kans geven om hun werken ten
toon te stellen.
De stichters waren Tony Baarendse (de
voorzitter), Guy Roex (een onderwijzer uit
Lint en penningmeester) en Karel
Verelst (bediende uit Bornem en secretaris).
Andere doelstellingen : naast de
ontspanning van haar leden en de
hulpverlening en aanmoediging van
alle culturele activiteiten in de breedste
zin van het woord, wou de vzw zich
ook tot specifieke groepen richten.
Zo wou de vzw gezellige avonden
organiseren voor niet-rokers en voor mensen
die pas gestopt waren met roken,
zodat zij in een omgeving konden vertoeven
zonder rookwolken.
Tony Baarendse, die zelf al een
tiental pogingen ondernam om te stoppen met
roken, wou maandelijks niet-rokende
vrienden uit heel Vlaanderen bij mekaar
brengen en op die avonden diende
gezelligheid te primeren.
Steun werd ook verleend aan jonge
kunstenaars door hun werken in het
zaaltje van t Seel tentoon te
stellen. Deze kans werd zowel geboden aan
schilders, tekenaars, etsers als
beeldhouwers.
Als oudste van zes kinderen kreeg
Tony Baarendse niet de kans om zijn
talenten op dat vlak te ontplooien,
hij maakte dat later wel goed met het volgen
van lessen aan de Mechelse
academie.
Zijn schilderkunst koppelde hij aan
het instandhouden van volkse gebruiken,
al dan niet van culinaire of
culturele aard. Zo speelde hij vooral met de idee
om tegelijkertijd met
tentoonstellingen en streekgerechten rond éénzelfde thema
naar buiten te treden.
De naam t Seel is het omgekeerde
van Leest maar vond zijn oorsprong ook in
de volkstraditie. Die beweerde dat
in de hoeve van de vereniging (Juniorslaan
114) ooit een man woonde die zijn
broek met een zeel in plaats van een
broeksriem ophield. En vandaar dat
de volksoverlevering steeds sprak van t
Huis van t Seel.
Tony Baarendse maakte van de oude
boerderij een gezellig, ruim huis dat hij
omtoverde tot Eethuis t Seel.
Het eethuis was alleen open in het
weekend vanaf 11u30 en in de week
enkel op afspraak.
Specialiteit was de oervlaamse
keuken : stoofkarbonaden, boerenzuurkool met
worst, pannenkoeken...en met
Verloren Maandag kon men er worstenbrood en
appelbollen krijgen.
Een zaaltje (maximum 60 personen)
werd te huur gesteld voor feesten.
In t Seel werd aan
kruisboogschieten gedaan, aan schaken, aan wijnmaken...
Op 17 februari 1984 bracht Marc Rochtus
van Gazet van Mechelen een bezoek aan t Seel :
Alhoewel
we al ettelijke keren via de Juniorslaan richting Tisselt reden, hadden we aan
het Huis van t Seel nooit veel aandacht besteed. Nauwelijks hadden we durven
vermoeden dat zich achter die Leestse grijze gevel zulke landelijke decors
zouden manifesteren. Niet alleen de verbouwde schuur, maar ook de binnenplaats
en de vertrekken waar we later een kijkje namen, gaven een aardig beeld hoe je een
oude boerderij tot een gezellig ruim huis kan omtoveren. Een werk van jaren dat
met eindeloos geduld werd opgeknapt, en waarbij het hele gezin een handje
toestak.
Enkel
de glazenmaker kwam over de vloer, vertelt Tony Baarendse, voor het overige
hadden hij en zijn vrouw en de zonen haast geen hulp nodig. De jongens dienden
zelfs een poosje in een tent op zolder te slapen, omdat hun kamers niet klaar
waren, herinnert hij zich plots.
Maar
het resultaat is alleszins evenredig met de toen geleverde inspanningen, en dat
stemt Tony Baarendse waarschijnlijk wel gelukkig.
Binnenvaarttoerisme
Een
tweede markante doelstelling is ongetwijfeld de aanmoediging en steun aan het
binnenvaarttoerisme in al zijn aspecten. Navraag bij de desbetreffende
instanties leerde dat je voor de binnenvaart aan geen enkele vereiste moet
voldoen of m.a.w. je kan zonder problemen een groep mensen op een boot
deponeren om zo het Belgenland op een andere manier te bekijken. Met dat idee
worstelt Tony Baarendse al een tijdje hij contacteerde trouwens al enkele
schippers- en als hij de nodige steun en mensen vindt zal die boottocht niet
langer uitblijven.
Octrooi
Elk
concreet probleem, hoe klein ook, waarmee hij in zijn dagelijks leven
geconfronteerd wordt, betekent voor Tony een nieuwe uitdaging. Enkele decennia
geleden , in de tijd dat er op de kampeerterreinen nog geen elektriciteit
voorhanden was, stelde hij vast dat de verwarming van zijn caravan niet
voldeed.. De jonge Tony vatte onmiddellijk de koe bij de horens en ontwikkelde
een eigen vloerverwarmingssysteem, een uitvinding waarvan het octrooi door twee
Nederlanders werd opgekocht. Waarschijnlijk hebben die heren alles definitief
in de koelkast gestopt, want de jonge uitvinder hoorde er nooit meer iets van.
Momenteel
speelt de (dure) verwarming van zijn hoeve hem lelijk parten, en koortsachtig
zoekt Tony Baarendse hiervoor naar een oplossing. Dat verklaart allicht zijn
interesse voor ecologische studies en experimenten op dat vlak, themas die
allen binnen vzw t Seel ruimschoots aan bod zullen komen. Ook computerstudies
zullen van dichtbij worden gevolgd.
Tenslotte
wenst VZW t Seel nationale, regionale en internationale culturele en culinaire
betrekkingen te onderhouden. Hiervoor zal de Leestse vereniging zonder
winstoogmerk beroep doen op vrienden en kennissen uit Duitsland en Portugal. Er
wordt gedacht aan een uitwisseling van tentoonstellingen, die ook de
folkloristische aspecten zullen aanvoeren.
Achterstevoren
Lid
worden kan, maar momenteel is er nog geen beslissing getroffen in verband met
de jaarlijkse bijdrage. Aangezien de statuten bepalen dat het jaarlijks lidgeld
niet meer dan 1000 frank mag bedragen, zal waarschijnlijk niemand daarover
struikelen
1983 27 april Gazet van Mechelen : Wielrennen.
Geert De Bruyn won toen hij
begon te wanhopen
Aan de spurterskwaliteiten van Geert De Bruyn
twijfelt ondertussen niemand meer. De man uit Leest kreeg dit seizoen nog niet
dikwijls de kans om dit te tonen wanneer het om de bloemen ging.
Vorige
zondag te Eppegem was het dan zover. In de sprint voor de bloemen ging hij Dirk
Van Laer en Gino Van Hooydonck vooraf.
In
de vierde van de zestien af te leggen ronden ontsnapten er vier renners. Wij
sloten aan met zeven man en meteen was de kopgroep gevormd. Er waren wel nog
ontsnappingspogingen van Gino De Leeuw en anderen maar die liet ik ongemoeid.
Ik wachtte mijn kans af in de sprint. Achteraf gezien mag ik nog van geluk
spreken dat ik gewonnen heb want door het op gang trekken van de sprint begaven
er een paar spaken in mijn achterwiel waardoor dit begon te spelen. Deze
overwinning kwam voor mij net op tijd want ik begon stilaan te wanhopen, aldus
Geert.
Van
Chris Mets vernamen we dat zonder concrete afspraken het ploegenspel gespeeld
werd. Hij had Gino aangeraden om te ontsnappen en zo dit niet lukte was er nog
altijd de snelle Geert. Deze keer is het de mannen van VV Muizen gelukt wat in
Hofstade helemaal misliep.
Op
onze vraag of Geert zijn kandidatuur gesteld had om mogen deel te nemen aan het
nationaal kampioenschap van de junioren antwoordde hij : Bij de nieuwelingen
heb ik nog niet veel geluk gehad. In de wedstrijd in Mettet, nu twee jaar
geleden, kwam ik zwaar ten val in de sprint voor de eerste plaats op honderd
meter voor de eindmeet. Vorig jaar viel ik uit met een bloedneus. Mijn zinnen
heb ik gezet op de Sterrit voor juniores die de dag daarvoor, op 14 mei,
gereden wordt hier in Leest met aankomst praktisch voor eigen deur. Daar
verwacht ik heel wat renners. Niet alleen omdat er dan niet zoveel wedstrijden
zijn maar wel om de extra klassementsprijzen die er aan deze wedstrijd
verbonden zijn.
Geert
is afgestudeerd aan de Technische School te Mechelen en woont in bij zijn oom
en tante aan de Dorpsstraat te Leest. Hij staat zelf in voor het onderhoud van
zijn materiaal. Hij is beginnen koersen op 15-jarige leeftijd bij de
nieuwelingen en won zijn eerste jaar reeds een koers.
Het
tweede jaar behaalde hij drie overwinningen.
Vorig
jaar draaide hij nog tot 17 juli mee bij de nieuwelingen en behaalde nog een
achttal overwinningen. Bij de juniores kwamen er daar nog enkele bij zodanig
dat Geert De Bruyn door zijn club V.V. Muizen uitgeroepen werd tot zegekoning.
Dit
seizoen nam Geert niet zo een goede start. Hij had last met zijn knie en liep
hierdoor wel wat achterstand op.
1983 29 april tot 1 mei : Vevoc-weekend te Westende - Zon en Zee
Prijs : min drie jaar gratis, tot 9
jaar : 500 fr./dag, plus 9 jaar : 700 fr./dag.
(Folder Vevoc)
1983 30 april : Huwelijksrijmelarij bij de trouw van Eddy De Smet en Patty Jacobs
In De Band van juni verscheen
volgend rijmsel opgedragen aan de Leestenaar
Eddy De Smet en Patty Jacobs uit
Beerzel ter gelegenheid van hun huwelijk
op 30 april :
Weinig
Leestenaars hebben er op gelet
dat
de jonge Bistenaar Eddy De Smet
zijn
gedacht op Patty uit Beerzel heeft gezet.
We
lezen het thans met groot jolijt
Vandaag
heeft hij haar het bootje ingeleid.
Daarom
geluk en proficiat dient hun gezeid.
Zelfs
al wordt hun gezin een kroostrijke bond
Eddy
vervoert groenten genoeg, vers en gezond,
Zon
gro-O-te camion, t komt niet aan op een pond.
Ook
proficiat aan d ouders langs elke kant
Zhebben
zij ook graag zon scheepje bemand
Voor
de ploeg Leest-Beerzel dus de vlag geplant !
Schippert
maar moedig zonder t bootje vergaat,
Dat wensen alle Leestenaars, dik, dun, in elk
formaat
1983 14 april : Gazet van Mechelen : Duivenseizoen 83 kan ook in het
Mechelse starten.
We
kunnen dus zondag (noot : 17 april) met de duiven beginnen spelen. Gelukkig met slechts een paar weken
vertraging. Sportief gezien hebben ze er niet veel aan verloren, want het kille
natte winterweer van de laatste weken was zeker niet geschikt om aan
wedstrijdvluchten deel te nemen.
Oorzaak
van de vertraging is de nieuwee opgedoken ziekte, het paramyxovirus bij de
duif, die reeds eerder in Italië, Malta, Portugal en Spanje een zware ravage
heeft aangericht.
Midden
maart werden gevallen gesignaleerd in Nederland, België, Frankrijk en
Duitsland. Men kon zeker niet van een epidemie spreken maar toch was er
opletten geblazen, want tegen deze gevreesde ziekte, is er geen afdoend geneesmiddel.
Men kan wel voorbehoedend tewerk gaan. Vele liefhebbers hebben dit gedaan.
De
Koninkllijke Belgische Duivenbond verdaagde alle oefen- en wedstrijdvluchten
tot 15 april.
Op
advies van de wetenschapsmensen werd de raad gegeven de duiven in te enten.
Heel
wat liefhebbers uit Mechelen en elders lieten duizenden duiven inspuiten met
Newcavac dat in Nederland geproduceerd wordt door Intervet. Dit middel op
basis van dood virus heeft zijn deugdelijkheid reeds eerder bewezen en wie dit
gebruikte mag het hele seizoen gerust zijn. Een klein aantal duiven werd
doodgespoten. Niet door veeartsen maar door amateurspuiters.
Versnippering
Minder
aangenaam is de vaststelling dat heel wat energie en krachtverspilling is
gebeurd bij de duivenbonden uit Mechelen en omgeving.Te Mechelen en
randgemeenten zijn er twintig verenigingen. Die spelen Quievain in zeven en
Noyon in zes verbonden. Met een beetje goeie wil en wederzijds vertrouwen moet
het toch mogelijk zijn om een paar maal per jaar echte stadsprijskampen te organiseren.
De
Witte Duivin Hombeek
De
Vrijheid Tisselt
Noord-Brabant
Kapelle o/d Bos
Recht
voor Allen (Zesverbond)
Samenspel
met De Luchtreizigers (Leest), De Verenigde Vrienden (Hombeek), Het
Vliegmachien (Heike), De Snelle Vlucht (Leest-Heide), De Jonge Liefhebbers
(Heffen) en De Luchtklievers (Battel).
Voorzitter
: Frans V.D.Broeck.
Secretaris
: Jan Geerts.
Kassier
: Jan Geerts
Vergezeller
: V.D.Eynde Van Dijck.
Toegelaten
afstand Quiévrain 91 km.
Voor Quiévrain wordt ingekorfd volgens beurtrol.
Voor Noyon wordt samengespeeld met Noord-Brabant en Hombeek.
Inkorven bij De Laet,, Dorp, Leest van 14 tot 15 u.
1983 Zondag 17 april : 1ste Nationaal Kampioenschap
van Vlaanderen
voor
Koperblazers-Solisten en voor Kamermuziekensembles
Door de Vlaamse Brass Band Federatie en
de Brass Band Union uit Buizingen werd een wedstrijd voor solisten en
ensembles georganiseerd.
Aan deze wedstrijd namen vier muzikanten van de Leestse fanfare deel : Johan De
Win, Michel en Patrick Leveugle en Luc Vertommen.
Degenen die het hoogste puntentotaal
hadden in de schriftingsproef mochten deelnemen aan de finale.
Guido Segers van de brass band
Midden-Brabant won met 96% van de punten, voor Pascal Deveen, eveneens van
Midden-Brabant (90%).
Als derde eindigde Michel Leveugle met
88%, vierde werd zijn broer Patrick met 85% en vijfde nog een Ceciliaan Luc
Vertommen met 80%.
(Toeters en Trompetten, nr.4,83)
1983 23 april : Jaarlijks Bal Landelijke Rijvereniging Leest
LVR-Leest gaat er steedsverder op vooruit
Wat
prachtig is aan sommige verenigingen is de enorme onderlinge samenwerking. Van
deze samenwerking kregen we dan ook reeds vele staaltjes te zien bij de
landelijke rijvereniging St.-Niklaas Leest. Het actieprogramma van deze club
bestaat uit de weklijkse bijeenkomst op het oefenterrein achter de reeks huizen
tegenover de Kouterwijk te Leest. En hier speelt dan het verhaal van deze
rijvereniging zich wekelijks af.
Inspecteur
Gerdt Geerts zorgt op deze plaats dat ruiters en amazones van een degelijke
opleiding
genieten in de ver van gemakkelijke rijkunst.
De
opleiding geldt als voorbereiding voor het zomerse toernooi-seizoen.
Op
zulke toernooien wordt dan dressuur gereden wat bestaat uit het rijden van
voorbereide figuren waarbij paard en ruiter zich zo correct mogelijk gedragen.
Eveneens
op zo een toernooi vindt men het springconcours terug.
Hieraan
mag er pas worden deelgenomen als men in de categorie BII is beland.
Wat vooral moet worden ingeoefend is het patrouille-springen. Hierbij springen
drie paarden met een paard voorop, naast elkaar op hetzelfde tijdstip over één
en dezelfde hindernis.
Wat
de ruitersvereniging in haar 12 bestaande jaren allemaal heeft gepresteerd is
overrompelend veel.
In 1971 werd deze club opgericht op initiatief van de Boerenbond en de twee
plaatselijke amazones, Gert De Prins en de huidige kommandante Gerdt Geerts.
Joris
De Wachter werd eerste instructeur van deze vereniging en richtte hierbij nog
een ponyclub op waarvan hij eveneens als instructeur fungeerde.
In
1976 gaf Joris D.W. deze functie over aan de amazone Gerdt Geerts en de job van
pony-commandant aan ruiter Wim De Wachter.
In
1981 werden regelmatig lessen gevolgd bij een bekwaam instructeur te
Grimbergen. Hier konden de Leestse ruiters erin slagen om hun springkunst
helemaal op punt te zetten.
Dit
jaar heeft de club voor een specialist-begeleider in de dressuur gezorgd.
Johan
De Win komt nu regelmatig fouten verbeteren bij het berijden van het paard.
Niet
alleen in de rijkunst heeft de vereniging zich bijgeschoold, ook in het vervoer
zorgden zij voor een verdere modernisatie.
Een occasiewagen werd aangeschaft welke moet dienen voor het vervoer van de
paarden naar activiteiten.
Wat
het ledenaantal betreft hoeft de club van Leest helemaal niet verlegen te
zitten.
Dertien
ruiters verschijnen elke zondagnamiddag op het appél.
Hoe
prachtig het is om een club zo evoluerend zien op te groeien dient men maar aan
voorzitter Walter De Prins te vragen. Hij is de persoon die dit alles zo ver
heeft kunnen brengen samen met zijn bestuursploeg die bestaat uit Gerdt Geerts,
Gerdt De Prins, Roland Rottiers en Juul De Smet.
Dat de werking veel geld kost is zo klaar als een klontje.
Om
al deze onkosten te dekken organizeert deze ruitervereniging zaterdag 23 april
haar jaarlijks ruitersbal in de parochiezaal aan de Kouter te Leest. (DDS)
(GvM, 23 april83)
1983 23 april : Vreugdekaramel bij de geboorte van Jetje Peters op 23 april 1983.
1983 12 april : Gazet van Mechelen
Uit het Dossier Fusiegemeenten :
Geen gezellig gebabbel meer in Leest.
Voor
de fusie werd door ons regelmatig aan de stad Mechelen gevraagd om de
Leestsesteenweg grondig te vernieuwen. Niet alleen de (Mechelse) bewoners, die
nog steeds zonder riolering zitten, hadden hun wensen. Ook voor ons, inwoners
van Leest betekent deze steenweg een hoop moeilijkheden. Het is onze enige
verbindingsweg met de stad. Door de komst van de fusie hadden wij hoop dat er
aan dit probleem een einde zou komen. Helaas, niets veranderde. Nog altijd
moeten wij over een slecht wegdek, vol putten, bulten en bij regen is het meer
varen dan rijden.
Dit
was één van de meest voorkomende grieven die we in Leest konden optekenen. Maar
er zijn natuurlijk nog andere problemen die méér met de fusie te maken hebben.
Deze
rustige gemeente dreigt door de fusie haar landelijk uitzicht te verliezen. Wij
hadden een verbetering gevraagd van sommige landelijke wegen, maar nu horen we
dat er in Mechelen plannen bestaan om de Kouter volledig om te ploegen en te
doorkruisen met brede banen en zelfs een verbindingsweg tussen
Kapelle-op-den-Bos en de E10 te Battel. Wij vroegen geen autostrades, alleen
een verbetering van sommige landelijke wegen.
Dat
het er in Leest vroeger gemoedelijker aan toe ging mag blijken uit het volgende
: Het contact met de administratie Mechelen is bij velen van ons in slechte
aarde gevallen. Vroeger ging het allemaal veel eenvoudiger. Het zijn veelal de
oudere mensen die het moeilijk hebben met de Mechelse administratie. Een
overdreven papierwinkel waar ze dreigen in te verdrinken. Ook het contact met
de politici is erop achteruitgegaan. Vroeger leefden de mandatarissen tussen
ons : nu leven ze boven ons. Tijd voor een gezellige babbel is er niet meer
bij. We krijgen ze zelfs zelden te zien.
Opmerkingen
en klachten over de huidige financiële toestand van Mechelen waren er
tientallen. En dat was niet alleen in Leest het geval. Deze problematiek
bewaren we misschien beter voor een ander dossier.
Frans Lauwers: het kon allemaal nog
slechter.
Zonder
ooit politieke kleur te hebben bekend, bestuurde Frans Lauwers 12 dynamische
jaren ononderbroken als Fanfareburgemeester het landelijke Leest. De
burgemeesterssjerp erfde hij van zijn oom en de aanhang van de lokale
Sint-Cecilia was er al die tijd voldoende sterk om CVP en SP samen in de
oppositie te dringen.
Dat
een gemeente als Leest besturen ook zonder politiek kan, bewees de nu 62-jarige
Frans Lauwers door tijdens zijn ambtsperiode alle openbare wegenis, riolering
en openbare verlichting te vernieuwen.
-We
hadden daartoe de nodige financiële middelen zonder dat al te forse belastingen
dienden te worden geheven, zegt onze Leestse gastheer, terugdenkend aan die
tijd. Menselijkerijze waren ook wij alles behalve tuk op het prijsgeven van
onze autonomie. Wie was dat wel ?
--Aanvankelijk
geloofden we nog dat ons voorstel tot een samengaan met Leest-Hombeek en
Heffen, met Hombeek als pilootgemeente, een kans op slagen had. De verrassing
met de creatie van een grote entiteit met Mechelen was dus ook compleet.
De
verklaring voor die operatie dient volgens Frans Lauwers niet ver gezocht. Het
was één doorgestoken kaart van de grote partijen en de Leestse Cecilianen waren
op slag elke bestaansreden kwijt.
Uiteindelijk
had Frans Lauwers het allemaal nog veel slechter verwacht. Vandaag blijft hij
vooral waarderen dat de plaatselijke gemeentehuizen zijn open gebleven zodat in
zijn geval te Leest de Leestenaren met hun problemen bij dezelfde mensen als
vroeger terecht kunnen. Positief vindt hij ook de regelmatige zitdagen van de
Mechelse schepenen omdat het precies bij die gelegenheden is dat de echte noden
ter sprake komen.
Investeringen
-Leest
heeft in een nog niet zo ver verleden enorme investeringen gedaan en aan de
overname heeft Mechelen bijgevolg een goede zaak gedaan. Niettemin is sinds de
fusie de belastingsdruk verhoogd, maar daar doe je niets meer aan. Minder
gelukkig is Frans Lauwers bij de vaststelling dat te Leest sinds de fusie geen
enkele sociale woning meer werd opgetrokken. Er is nochtans een wachtlijst
kandidaten. De gronden bestemd voor sociale woningbouw zijn reeds voor de fusie
aangekocht en blijven beschikbaar.
Een
andere teleurstelling is de langverwachte en de reeds sinds jaren
administratief voorbereide verbindingsweg met Heffen. Nochtans gaat dit werk
slechts over enkele miljoenen, een bedrag dat voor de stad Mechelen geen
probleem kan zijn. Over dergelijke dingen praatten we te Leest nooit zo lang.
Tijdens
de laatste gemeenteraadszitting voor de fusie werd het plan voor de bouw van
een nieuw sportcentrum te Leest in al zijn facetten besproken. Dat centrum zou
er komen tussen de Winkelstraat en de Kouter maar over het gevolg dat het
stadsbesuur aan die bedoelingen zal geven tast men in het duister. Nochtans,
meent Frans Lauwers, als men ons plan uit de diepvries opdiept zijn alle
problemen voor VV Leest van de baan.
Alle
kans op succes is niet helemaal verkeken want de Leestse vertegenwoordiging in
het stadsbestuur is van dat alles op de hoogte. Wachten dus maar tot die de
Leestse koe bij de horens grijpt.
De redactie van Gazet van Mechelen legde
begin april 1983 (eerste publicatie : 6 april) een nieuw dossier aan, gewijd
aan de fusies of de samenvoeging van gemeenten.
Dit Dossier fusies was gestoffeerd met
intervieuws afgenomen van de betrokken burgemeesters en ex-burgemeesters alsook
met de mening van de gewone man.
In het dossier werd ook aandacht besteed
aan de mening van de Mechelaar over die fusie.
Het feit dat het aantal inwoners van de
Dijlestad in 1977 door de fusie-operatie van 63.000 inwoners naar praktisch
80.000 steeg liet hem steenkoud.
Van de zijde van de deelgemeenten zagen
de meeste inwoners er niet veel baat bij voortaan tot Groot-Mechelen te
behoren. En wel omwille van de hogere belastingen welke na de perekwatie
dienden betaald te worden.
Volgens GvM veranderde er niet al te
veel, althans niet de eerste jaren na de fusie, aangezien van 1977 tot 1979 de
opcentiemen voor de bewoners van de deelgemeenten voordeliger uitvielen.
Een vaststaand feit was, dat Mechelen al
jarenlang de rol speelde van centrumgemeente.
De stad beschikte over een eigen
brandweerkorps, waarvan overigens het leeuwenaandeel van de kosten door de
Mechelse belastingsplichtige werd betaald. Een identiek geval vormde de
Stedelijke Openbare Bibliotheek die ook open stond voor niet-Mechelaars.
De Mechelse scholen hadden eenzelfde
functie. Statistieken aangelegd voor de vijf Mechelse deelgemeenten, bewezen
dat 30 tot 40% van de schoolgaande jeugd uit de Mechelse deelgemeenten in één
van de Mechelse onderwijsinstituten school liep.
Parallel met de vermelde centrumdiensten
was dit eveneens het geval voor de onderscheidene diensten van het OCMW, want
bij de OCMW-diensten ressorteerden zowel het Stedelijk O.L.Vrouwziekenhuis als
de Stedelijke Kraaminrichting, de homes voor bejaarden e.a.
Ook de Mechelse zwembaden figureerden
als een niet zomaar terzij te schuiven lastenpost op de jaarlijkse Mechelse
begroting.
Dat de stad Mechelen er na de
samenvoeging van de vijf randgemeenten financieel beter uit kwam werd door
dejournalist betwijfeld.
Volgens zijn ervaringen was de fusie
door de meeste inwoners van de deelgemeenten aanvaard, of beter nog schreef hij
: men heeft er zich bij neergelegd
Ook de eerste burgemeester na de fusie
Jos Vanroy was die mening toegedaan.
Na zes jaar is de fusie algemeen
aanvaard en verworven. Met dien verstande evenwel dat geen enkel zinnig mens
van de geannexeerde deelgemeenten stond aan te schuiven om méér belastingen
te betalen, wat meer dan begrijpelijk is. Daartegenover stond dat de fusie met
Mechelen ook voordelen aan de inwoners van deze deelgemeenten heeft aangeboden.
Ik denk slechts aan de inwoners van Walem, Heffen en Leest. Zij hebben bij
gelegenheid van de dijkbreuken aan de Zenne en de Dijle aan den lijve ervaren
dat de fusie wel degelijk vruchten afwierp. Want deze gemeenten beschikten noch
over een politiekorps, noch over brandweer. Door de fusie-operatie werd de oppervlakte
van Mechelen, vroeger circa 3.000 ha., ongeveer verdubbeld. Mechelen kreeg
hierbij 35 km landbouwwegen, plus kilometers dijken. Voor de fusie slechts deze
van Dijle en Leuvensevaart. Er na kwamen daar gedeelten bij van de Zenne, Rupel
en Nete. Nochtans is het ook zo dat wij de respectieve gemeentehuizen voor een
gedeelte van hun vroegere functie lieten bestaan. Wat de administratieve
aangelegenheden betreft, moesten de nieuwe Mechelaars zich slechts naar de
centrale administratie begeven voor aangiften van geboorten, huwelijken en
overlijdens.
Voor de rest kwamen zij terecht in hun
voormalig gemeentehuis.
Socio-cultureel bekeken betekende de
annexatie onbetwistbaar een verrijking voor Mechelen. De stad beschikte in
1976 nog slechts over twee harmonies : deze van het Arsenaal en de Mechelse
Politie. Op slag kreeg Mechelen er negen bij. En niet de minste. Er zijn
harmonies bij waarvan de leden wat méér doen dan noten uit hun instrument
blazen.
Feit is dat het creatief leven in de
randgemeenten veel sterker was dan wel te Mechelen. En vandaag nog. De
dorpsgemeenschappen hangen meer aan mekaar, kennen mekaar veel beter dan in de
Mechelse wijken. Elke deelgemeente bezit haar eigen mentaliteit, welke evenwel
onderling niet zoveel van mekaar verschilt. Doch zij is toch anders dan de
Mechelse. Deze mentaliteit is meer open, meer spontaan. Dat heeft de Mechelaar
niet. Ook valt te vrezen dat precies deze mentaliteit welke nog heel goed
voelbaar is bij de oudere generatie van de randgemeenten, mettertijd zal
afzwakken en totaal verdwijnen. Met alle voor- en nadelen eraan verbonden.
Globaal bekeken : na zes jaar vond Jos
Vanroy de fusie op administratief en socio-cultureel vlak bevredigend gelukt.
De fusiegemeente Mechelen bestond reeds
zes jaar toen Jef Ramaekers (begin 83) burgemeester van Mechelen werd.
Jef Ramaekers : De randgemeenten
bezaten en bezitten vandaag nog een uitgebreid sociaal leven. Heffen had twee
fanfares. Was vroeger een uitzondering dat die twee samen speelden. Doch,
rekening gehouden met het feit dat sommige gemeenten door de Zenne afgescheiden
zijn van Mechelen, valt er volgens de huidige burgemeester weinig te vertellen
over een toenadering van de respectieve dorpsgemeenschappen naar Mechelen toe.
De Leestse Volksfeesten bv. zijn eenvoudig
ondenkbaar in Mechelen. Te Hombeek worden er drie à vier koersen per jaar
verreden. En elke gemeente heeft haar eigen voetbalploeg.
Maar, is het nu precies noodzakelijk dat
de randgemeenten naar de stad toegroeien ?
Persoonlijk vond hij dat deze situatie
gerust zo mag blijven. In de stad is er een opmerkelijk tekort aan
solidariteit, best mag dus elke randgemeente haar eigen dorpsfeer behouden met
de specifieke wegenis, het groen en de landelijke gilden. In de landelijke
gemeenten hebben wij nog landbouwers met honderd beesten, amper op een
boogscheut van Mechelen. Hoeveel Mechelaars weten dat ? Natuurlijk eisen zij
sommige zaken, bv. op stuk van onderwijs. Maar zij die vroeger gingen wonen
langsheen een landelijke weg, eisen vandaag geen macadam van 5 m breed voor hun
huis. Als zij maar op het rioleringsnet zijn aangesloten.
Administratief bekeken ? Volgens de
burgemeester zullen de veldwachters met de tijd verdwijnen en vervangen door
politieagenten. Er was een plan in de maak bij het nieuw schepencollege om de
Mechelse politie te decentraliseren.
De bewoners van de randgemeenten willen
zich trouwens even goed beveiligd voelen als de Mechelaars, hoewel het een meer
dan opvallend verschijnsel is dat praktisch alle vergrijpen, vandalenstreken en
herrie zich uitsluitend voordoet te Mechelen.
De fusie, aldus Ramaekers, heeft
ontegensprekelijk ook veel voordelen opgeleverd voor de bewoners van de
randgemeenten. Kijk eens, vroeger moest de gemeentesecretaris eenvoudig àlles
kennen en weten. Dat is vandaag eenvoudig onmogelijk. Dank zij de fusie kan de
inwoner van de bij Mechelen toegevoegde randgemeente veel meer diensten worden
bewezen dan vroeger het geval was, omdat Mechelen-stad over verschillende
gespecialiseerde diensten beschikt. Neem nu het ophalen van het huisvuil.
Gebeurde vroeger éénmaal per week, door één man. Vandaag gebeurt dit door de
stadsdiensten, tweemaal per week.
En de financiële kant ? Voor de fusie
lagen debelastingen lager dan na de
fusie. Jawel. Maar zij mogen ook niet vergeten dat zij jarenlang van de
Mechelse centrumdiensten genoten hebben zonder er ooit financieel voor tussen
te komen. Ergens zou het onrechtvaardigzijn de Mechelaar in lengte van dagen alleen voor deze kosten te laten
opdraaien.
1983 12 april : Overlijden van Frans Van der Taelen
Deze Ere-Secretaris en Vaandrig van de
N.S.B-afdeling Leest en oud-strijder van 1940-45
was te Leest geboren op 21 april 1908 en
gehuwd met Clotilde Hoebanckx (°Heindonk 20/5/1899, +25/3/1974). Het echtpaar
bewoonde een huis in het Pensenstraatje en kreeg één dochter Aline, gehuwd met
Frans Verschooten.
In De Band van december 1978 belichtte
Karel Soors zijn 50-jarige vriendschap met Hendrik Spoelders :
Even
voorstellen : Frans woont in het ouderhuis op de Dorpplaats van Leest. Frans is
van 1908 en woont bij zijn dochter Aline, die iedereen wel kent.
Henri
woont op de Kouter voorbij het bos van Van den Bergh, op een boerderij van zijn
broer.
Hij
is ook van 1908, zoals de Frans.
Hoe
zijn jullie vrienden geworden ?
Frans
: We kennen mekaar al van in de lagere school, maar pas na onze soldatendienst
in 1927 sloten wij vriendschap voor het leven. Daar denk je natuurlijk op
voorhand niet aan, we houden dat nu toch al 51 jaar vol.
Hoe
doe je dat, 50 jaar een vriend houden ?
-Frans
: Wij waren thuis bij mekaar. Henri zn moeder was een moeder voor mij en
omgekeerd. We gingen samen naar het café en naar de kermis. We zaten bij Gerard
of bij de Croes. Nooit alleen, altijd met twee. Zelfs toen ik ging vrijen met
mn Clothilde, Henri mn maat was van de partij. We kwamen heel goed overeen
want hoeveel kermissen we samen hebben beleefd is niet te tellen. Ik werkte in
de metaal in Schaarbeek en mijn vriend Henri werkte nen tijd op de Eternit en
hielp zijn broer na zijn uren. Den ene zondag zat hij bij ons, de andere kwamen
we bij hem thuis. We maakten nooit ruzie, ook al was ik bij de fanfare
St.Cecilia (noot : de Blekken) en Henri bij de Sussen. De zondag was voor mij geen zondag als ik Henri
niet gezien had !
De
mooiste momenten van jullie vriendschap Frans ?
Frans
: Belevenissen die ik nooit zal vergeten !Da zijn : bezopen van de druppels van Hombeek kermis komen. Je vriend
half bevroren uit de gracht halen en hem thuis brengen. Je bedrinken omdat je
s anderendaags naar den troep moet en afscheid moeten nemen van je vriend.
Opgeroepen worden met de mobilisatie, te weten dat kan oorlog worden. Je
dorpsgenoot zegt : Soïke ik ga naar huis in congé. Ik bleef alleen achter. Aan
de Leie moeten vechten met de 3e en 6e onderzeese jagers
tegen een overmacht van Duitsers en hard gaan lopen.
Henri
Spoelders blijft nog altijd mn kameraad en da zal nooit veranderen. Meer kan
ik daarover nie vertellen.
K.S.
-Frans
Van der Taelen in zijn jonge jaren. (Foto
: Eduard Geerts)
-Als
vaandeldrager van de Oud-Strijders. (Foto
: LG)
-Frans
Van der Taelen naar een tekening van Karel Soors.
Gust Emmeregs omringd door enkele van zijn
medewerkers.
1983 Donderdag 7 april : Persconferentie met Voorstelling Leestse
Volksfeesten.
In de bovenzaal van café Royal, bij
Raymond Ceulemans teMechelen had Gust
Emmeregs een persconferentie georganiseerd waarop het volledige programma van
de Leestse Volksfeesten werd uiteengezet. Samen met zijn naaste medewerkers en
Conny Neefs stelde voorzitter Emmeregs de attracties van dit jaar voor.
Programma
Donderdag 12 mei :
-10 uur : eucharistieviering voorgegaan
door E.P.De Brabander en E.P.Rene De Laet en opgeluisterd door de Kon.Fanfare
St.-Cecilia Leest en Chorus Mechliniensis.
-10u45 : officiële opening 13e
Volksfeesten en 9e Handelsbeurs.
-20 uur : Show- en
Dansavond met Five Pennies Band The Strangers, Doris D and the Pins.
-21 uur : Sluiting Handelsbeurs.
Vrijdag 13
mei :
-Handelsbeurs
van 18 tot 21 uur.
-20 uur :
spelprogramma om de Trofee Louis Neefs met 18 Mechelse verenigingenpresentatie : Connie Neefs en Rik
Samijn.
Zaterdag 14
mei :
-15 uur
Wielerwedstrijd voor Juniores.
-19u30
Paradise to Paris met Rob De Nijs. Ballet van Penny De Jager Special
Diner-Show.
Zondag 15
mei :
-Handelsbeurs
van 11 tot 21 uur.
-Van 14 tot
17 uur : Folklorenamiddag, m.m.v. Kon.Fanf.St.Cecilia Hombeek-Plein,
Volksdansgroep Korneel Leest, Kon.Fanf. St.Petrus Zemst, Turnkring en K.Fanf.
St.Cecilia uit Hombeek-Plein.
-Van 19 tot
21 uur : finale Zangwedstrijd.
-21 uur :
Show Zang en Dans met Will Tura en zijn Showorkest.
Na een uitgebreid programma-overzicht kwam Gust
Emmeregs tenslotte nog even terug op zijn stokpaardje : het probleem V.V.
Leest. Hij deelde de aanwezigen mede dat sympathisanten en bestuursleden van de
club hadden beslist de terreinen op eigen initiatief aan te kopen, om het
sportgebeuren in Leest voor de komende 10 jaren althans veilig te stellen. Hij
betreurde nogmaals de beslissing van het Mechels stadsbestuur, die het echter
wel opportuunachttede terreinen van FC Muizenaan te kopen, en ook nog eens acht miljoen in
Sporting Mechelen te steken, daar waar een véél bescheidener budget VV Leest
had kunnen uit de nood helpen (DMW, 14/4/1983)
1983 4 April : Posse Leest :weer was spelbreker
Eén van de blikvangers dit jaar was
het volksdansfeest van volksdansgroep
Korneel. Heel de meisjesschool werd
daarvoor omgevormd tot dansruimte,
restaurant en café.
In de stedelijke jongensschool
stelden leden van de kunstkring Voetspoor
hun werken tentoon en al extraatje
was er een diamontage in overvloeiprojectie
Landelijk Leest.
Tony Baarendse, Georges Herregods,
Karel Soors en Friede Willems hadden
een mooie expositieruimte
geschapen uit de turnzaal van de school.
Er werd ook een diamontage in
overvloeiprejectie Landelijk Leest
gepresenteerd.
De speciale gast was dit jaar de cartoonist
Goal uit Buggenhout.
In het parochiecentrum was heel de
ruimte volgestouwd met de
boekententoonstelling, een
organisatie van het Davidsfonds in samenwerking
met de Standaard boekhandel.
PROGRAMMA
POSSE LEEST 1983
Begankenis voor St. Cornelius
Heilige Missen om 8-9-10 en 11 uur.
Lof met kinderzegening om 15u00.
Naast de feestmarkt in het dorp mag men
ook het volgende niet vergeten te bezoeken :
Chiro-Leest
-Pasen café in het groot chirolokaal
en kaartwedstrijd.
-TD in de parochiezaal
Gepensioneerden 2de Paasdag :
-Hobbytentoonstelling
-Pannenkoekenbak
Dit alles gaat door in de lokalen van de
Chiromeisjes.
Volksdansgroep Korneel 2de
paasdag :
-Optreden te 11.00 en te 15.30 uur.
-Tussen beide optredens in is er vrije
volksdans voor iedereen en
-Een Reuze-Barbecue.
Geïnteresseerden hiervoor kunnen terecht
op de speelplaats van de vrije school aan de Dorpstraat.
Kleinveebond
Davidsfonds
Boekenbeurs in de parochiezaal.
Voetspoor
Plaatselijke kunstenaars stellen hun
werk tentoop in de turnzaal van de gemeentelijke lagere school Ten Moortele.
(Advertentie in DB)
Met
het Paasweekend was het weer enorm druk in ons dorpeke. Menige foorkramers
stelden hun kramen open en de maandagmorgend haastten verschillende verkopers en
kopers van landbouwvoertuigen zich naar de jaarmarkt. De meeste mensen gingen
hunne Posse houden in de kerk om daarna in volle feeststemming het einde van
de vastentijd te vieren. Zo mochten wij zondag en maandag vele
chirosympathisanten in onze bar begroeten. Ook s avonds op onze traditionele
jaarlijkse Posse-Leest-TD kon het jonge volkje goed uit de voeten met de
hedendaagse moderne muziek. t Was ne goeie Posse voor ons zodat we zonder al
te veel kopzorgen op bivak zullen trekken. Volgend jaar gaan we onze
kaartwedstrijd uitbreiden door meer propaganda te maken. We bedanken de 20
kaarters voor hun enthousiasme en wensen de winnaars veel eetgenot met hun
kip
(Uit een verslag van de chiro in De
Band van mei 1983)
Onder de regendruppels werd Posse
Leest een overrompelend succes.
Een
overrompeling was het weer. De grootste feestdag te Leest Posse Leest werd
opnieuw een nooit gezien succes. Een massa Leestenaars stroomde maandag
voormiddag samen op het dorpsplein voor de traditionele jaarmarkt en kermis.
(GVM, 6/4/83)
Fotos :
-Posse
Leest 1983. Beeld vanuit Ten Moortele.
-Het
slechte weer op Posse Leest hield de mensen niet thuis.
1983 April Ex-Soldaat-Milicien Marc
De Prins in De Band : Soldaatje spelen
Acht
maanden. t Lijkt niets en inderdaad als je er door bent is het allemaal nog
vlug gegaan zoals de mensen dan zeggen. En toch, er is in die tijd heel wat
gebeurd. Een reden te meer om er eens op terug te blikken.
Op
1 juli werd ik onder de wapens geroepen te Heverlee. Daar kreeg ik buiten de
traditionele basisopleiding een scholing voor chauffeur. Op het einde werden we
dan getest op een theoretisch examen Belgische en Duitse wegcode de kennis van
het voertuig in kwestie de automechaniek de militaire wegreglementen en de
praktische proef. Daar we reeds allen in het bezit waren van een rijbewijs viel
dat wel mee, ook al werden er nog verschillende gebuisd.
(Info
: in Heverlee wordt de richting van Franse W.C. aangegeven door een steeds
toenemende reuk )
Op
de dag van mijn mutatie (vanuit Heverlee) ontdekte ik dat iki.p.v. naar Duitsland eerst nog een maand
naar Peutie moest om daar een opleiding als bediende te krijgen. Men leert je
typen en werken volgens de regels van de militaire briefwisseling.
De
dag van de mutatie moesten we voor 24u00 binnen zijn. In een donkere gang
lieten ze ons dan achter om in stilte te wachten tot half vier. Dan gingen we
eten zodat we per bus tegen vijf uur in de statie van Brussel geraakten. Een
hoop gekke dingen om met het reisbureau ABL van t leger, tot in Aken te
geraken.
Mijn
functie in Duitsland werd bediende bij de Kapitein S1 van de staf Cie. Een job
die me ginder goede relaties meebracht maar die me dikwijls tot 8 en 9 uur s
avonds aan t werk hield. Dit vooral wanneer het over geheime dingen ging
waarbij de aanwezigheid van die ene milicien volgens de militaire regels nog te
veel was, maar ja wie houdt nu eenmaal het leger recht ?
Wat
mijn werk zoal was ?
-Het
dagelijks berekenen en doorgeven van de getalsterkte voor de keuken.
-Het
inschrijven van de postzending en het berekenen van de transitoticketten voor
het eten.
-De
congé voor miliciens en beroeps (uitgezonderd onderofficieren).
-Het
opendoen in inschrijven van de post voor de kapitein.
-Papieren
klaarmaken voor degenen die bijtekenden of beroeps werden.
Om
de veertien dagen de nieuwe bleus aan de kazernepoort afhalen en begeleiden.
Maar
dit werd dan af en toe nog onderbroken door kampen. Bij mijn aankomst kon ik al
direct voor 14 dagen naar Leopoldsburg. Verder o.a. nog van 4 tot 15 oktober
Natomaneuvers, van 25 tot 29 oktober oefenkamp Elsenborn, van 15 tot 20
november bivak Leopoldsburg, twee schietkampen in Vogelsang.
Ja,
van verveling heb ik in mijn dienst geen last gehad. En toch, kan ik naar vele
mooie momenten terugblikken op zowel mooie als minder mooie dagen, heb ik een
hele boel mensen leren kennen met enorm uiteenlopende gedachten en karakters.
Ja, die twee uitersten liggen in t leger enorm ver van mekaar. Het is een
beweging waar men gewoonweg van alles tegenkomt.
Mijn
positieve conclusie hieruit was, dat er tussen die twee uitersten nog een hele
boel fijne kerels zijn. Je moet enkel de tijd maken om iemand te ontdekken, om
een vriend te maken.
En
die tijd geeft het leger je, zelfs meer, het milieu en de soms primitieve
levenswijze verplichten je ertoe. Anders kom je er nooit (Misschien een tip
voor de toekomstige miliciens).
Over
de negatieve punten ga ik liever niet uitweiden. Trouwens als je weet dat mijn
vader zijn land allemaal in Leest ligt weet je dat ik heus niet naar Duitsland
moet om mijn vaderland te dienen. Maar nog straffer is dat de meeste jongens
van mijn peleton hun vader geen land had, zij kochten hun patatten op een
ander !!
1983 April : CHIRONIEUWS
De
zachte februari-zon heeft plaats gemaakt voor een fikse maartse bui. Donkere
wolken pakken samen om later op de dag open te barsten en ons te vergasten op
een koude douche.
Binnenkort
is het weer lente, blokletteren de kranten ! Maar bij ons mannen zit de lente
al lang in het bloed. Met al dat goede weer was er geen houden meer aan. Er
werden tochen ondernomen, het bosspel was in trek, de fiets kwam uit de
stalling en een korte broek deed goed ! Wat een heerlijke tijd zo vroeg op dit
jaar !
In
de koude periode hebben enkele afdelingen zich op het ijs gewaagd. De speelclub
is zelfs naar het verre Heist op den Berg gaan schaatsen. t Was voor ons
leiders echt plezierig om die kleine mannen, met vallen en opstaan, te zien
leren schaatsen. En fier dat ze waren !
Vlak
voor de vastenperiode heeft de oudste afdeling van zich laten horen door een
pensenkermis + volksdansen te organiseren. Mits de concurrentie van andere
pensenkermissen en festiviteiten in de omliggende dorpen, zijn er toch nog een
redelijk aantal mensen onze aspiranten komen bezoeken.
Onze
papierslag liep ook heel vlot. Met enkele werklustigen werden twee containers
volgepropt.
Het
grootste succes viel ons te beurt met ons jaarlijks chirobal. Een hele hoop
volk kwam die zaterdagavond weer afgezakt naar Leest om elkaar weer eens terug
te zien. Zoals de laatste drie jar waren er weer veel chiromensen van gans het
verbond op ons bal, maar we moesten helaas vaststellen dat er weer minder
ouders aanwezig waren. t Zijn elk jaar dezelfde mensen die terugkomen, die we
langs deze weg nogmaals bedanken voor hun komst. Een chirobal is toch op de
eerste plaats georganiseerd opdat ouders en leiding wat beter, en op een
plezante manier, met elkaar in contact zouden komen ? We hopen dat we volgend
jaar terug meer bekende gezichten mogen verwelkomen want zonder jullie steun
kan onze vereniging niet leven. Een spijtig voorval op die avond was dat het
orkest van Johnny Maes, in laatste instantie, het liet afweten wegens ziekte
van de zanger. De inspringende disco-bar heeft getracht de afwezigheid van het
orkest goed te maken, waar ze gedeeltelijk in geslaagd zijn, maar we hopen u
volgend jaar terug te mogen vergasten op een bal met de heerlijke live-muziek
van een orkest.
De
zondag na het chirobal waren onze jongste afdelingen sloebers, prutsen,speelclubbers,
kwiks-
uitgenodigd op de kindernamiddag van VEVOC-KVLV. De eenvoudige aanpak en
inkleding van het spektakel beletten onze jonge gasten niet zich goed te
amuseren die dag.
Bedankt
organisatoren !
Binnenkort
is het weer Pasen. De kermissfeer breekt dan los in Leest. Als je dan toevallig
in de buurt moet zijn, kom dan ook eens langs in onze bar In t 6de
gebod, we kunnen van die gelegenheid gebruik maken om even over de chiro te
babbelen of over andere interessante onderwerpen als je dat verkiesd. Maar de
trouwe Band-lezers kennen reeds ons devies.
U
bent altijd welkom in onze hemen en op onze activiteiten. De chiro is een
stukje Leest dat niet mag verwaarloosd worden !
Wat
voorafging. Als grosse-caissestokdrager had ik afgedaan en liep nu met mijn
vrienden om en ronde de nieuwe fanfare in zover ge die paar mensen fanfare
noemen kon.
Bij
iedere herberg waar de maatschappij stopte bleven we buiten staan wachten. Voor
de blazers was het geen drank, geen klank en voor ons was het geen centen,
geen bier ! Doch telkens wanneer er een ariake gespeeld werd, glipten we
binnen om de virtuoos te kunnen aanschouwen. Geen verteer, geen verweer, zei
de baas en meestal vlogen we buiten.
Tegen
de volgende processie moesten we met meer zijn, de Sussen. In snel tempo werd
een muziekcursus ingericht bij Jang van Jakes. De meester zelf zou het
onderricht geven. Een hele hoop jonge mannen had zich reeds aangeboden. Ik ook
natuurlijk, maar wanneer het aan ons vader zijn oren kwam was het ORA Al elke
avond was ik de pijp uit, naar de academie en dat was in den beginne al zo dik
tegen zijn zin geweest. Het zou er zelfs nooit van gekomen zijn tot wanneer een
oude vriend van hem, die leraar was in die school, per toeval bij ons verzeild
geraakt was terwijl ik zat te tekenen. Daar steekt iets in, zei de vent,
moet ge bij ons op school sturen.
Ik
laat niet met mijn voeten spelen, zei ons vader van achter de toog, in t
college heeft hij er mee gerammeld dat z er zouden van gaan dansen zijn ! Werken
moet hij nu zowel als een ander ! Per slot van rekening, na samen een paar
pinten gedronken te hebben, besloten ze mij s avonds te laten gaan. Die meneer
zou mij aanmelden. De volgende dag mocht ik al komen. Als een koning te rijk
ben ik toen in bed gekropen. Maar de volgende morgen had onze oudste reeds
spijt van die beslissing en was ons moeder er niet geweest, dan had hij zich
teruggetrokken. Maar een woord was een woord en tegen de avond aan stopte hij
mij twintig frank in de pollen om een passer en ander tekengerief te kopen in
de Sarma. Dat was goed genoeg volgens hem voor die paar dagen dat ik hetzou volhouden.
Vanaf
die dag mocht ik mij om klokslag halfzes, terwijl de broers nog volop aan de
arbeid waren, gaan omkleden om op een fiets, in mekaar gestoken met
verschillende oude stukken van andere afgedankte vehikels, tegen zes uur naar
school te rijden. Nog elke dag rond die tijd had hij spijt over zijn belofte
tot op een schone keer dat nieuwe bandschuurmachien was aangekomen. Daar zou ik
moeten mee werken. Dat ding was nog geen uur aan het draaien of ik stond al bij
dokter Stuyck om het bloed te stelpen en de wonden te naaien. Eerst had hij wel
medelijden met mij gehad toen hij, de rode vlekken volgend, mij achterna
gekomen was en snel naar de dokter stuurde. Ge kunt er geen slag mee
aanvangen, had ik nog verstaan voor de deur achter mij dichtviel. Toen ik
echter weer thuis kwam, zag ik hem in de deur van het werkhuis staan terwijl
hij zacht vloekend iets over de kerkhofmuur wierp. Vingers, dacht ik, toen ik
het bloed uit zijn hand zag vloeien. Verdoeme, jong, k zal op U niet meer
kwaad zijn dat machien moet buiten, zei hij. Ik mocht dadelijk mijn kleren
aantrekken en kon naar school vertrekken. Maar ons moeder riep hij nog mij
duizend frank te geven om voor de lessen alles te kopen wat ik nodig had.
Fier
was de vent geweest; de tranen stonden in zijn ogen, wanneer hij in dle lange
gang stond te kijken naar de werken van zijn zoon, als laureaat van de klas.
Een architect, dat zou hij er van maken. Architect, titel welke hij in zijn
tijd als waardeloos geweigerd had, doch die nu gedekt werd door de Staat en nu
niet meer zo maar op iedere deur of naamkaart prijken mocht. Die eretitel zou
zijn zoon behalen. En nu kwam dat apenjong weer met muziek voor de pinnen. Daar
zou hij een stokske voor steken. Eerst de school, punt.
Met
lede ogen, van op de stoep van de zaaldeur, zag ik dan telkens mijn vrienden
De Proef (noot : evenals de
Roozelaer een café van de Sussen op het Dorpsplein) binnen en buiten gaan. Zelf durfde ik die stap niet te wagen, want bij
ons was, als moeder er niet tussen kwam, vaders wil wet. Van op die dorpel kon
ik de jongens horen zingen, soms afzonderlijk, soms samen en voor zij hun
lesken af hadden, kende ik het al van buiten. Ten lange laatste kwamen er
instrumenten bij te pas. Met jaloersheid in het hart kon ik ernaar luisteren.
Voorzichtig aanpakkend kwamen de eerste tonen er meestal dof en vals uit tot
uiteindelijk een zuivere noot de maatstaf zou worden van hun verdere muzikale
vermogen.
Een
half jaar was verstreken eer de jongens voor een eerste maalachter de pupiters mochten. Een paar weken
later zou de processie weer gaan. Ik zou er helaas niet bij zijn. Wel mocht ik
met Georges De Laet mee naar Lier om er nieuwe en herstelde instrumenten af te
halen. De mensen in de hal van die fabriek lachten ons vierkant uit toen ze ons
met twee zagen aankomen om de instrumenten van Arbeid Adelt op te halen. Een
hele tafel vol lag er klaar voor ons. Genoeg om een hele fanfare op te richten.
Als jongste kreeg ik dan de kleinste tuigen voor mijn rekening. Een geluk dat
Georges een hele bol koorden had meegenomen. Twee kleine hoorns werden over
mijn buik gehangen, twee bugels op mijn rug en opdat ik de handen vrij zou
hebben, langs elke kant nog één onder de armen. Daarstond ik dan, als klein koperen robotje te
kijken hoe ze mijn vriend aan het toetakelen waren. Een geel glinsterende raket
werd van hem gemaakt, twee baritons met een koord om de hals, twee tubas onder
de armen en om de kroon op het werk te zetten de bombardon om de hals. De
overblijvende trombone heb ik dan maar met de vrije handen als een balk op de
schouder genomen.
Toen
uiteindelijk Georges de rekening betalen wou, want hij had geld mee, hebben ze
hem weer helemaal moeten ontmantelen. De rekening viel nogal mee. Eens weer
gemonteerd, werd de dubbele deur geopend en trokken we samen het pad op, recht
naar de Zimmertoren om daar op de autobus te wachten. Voorbijgaande mensen
bekeken ons nieuwsgierig en lachten. Eens in het centrum, aan de eerste
bakkerswinkel waar Lierse vlaaikens ten toon lagen, kreeg mijn vriend
vreselijke honger. Van die paar honderd frank die we nog overhadden kon het wel
af. Een deuksken in de bariton, een diepe bluts in de bombardon, maar Georges
was nog niet binnen. Er bleef dus niets anders over dan dat ik de winkel in zou
stappen. Nog nooit in mijn leven was ik in zulke deftige winkel geweest. Van
het verschieten over zijn vraag, draaide ik mij plots om. De baas in de winkel
riep van achter de toog of ik soms zot geworden was, terwijl hij angstig naar
zijn vitrien staarde om de diggelen te zien vallen. Van alteratie was ik
vergeten dat ik dat lang spul nog op de schouder droeg. Eens binnen weerd die
vent wat vriendelijker en gaf me de gevraagde vlaaikens. Toen ik betalen wou
herinnerde ik me dat Georges met de centen zat en trok weer buiten. Hijzelf had
inmiddels al begrepen wat er scheelde en was al begonnen zijn armen in en om
zijn harnas te steken doch kon niet aan zijn zakken; daarvoor moest hij zich
van die hele pantserwinkel ontdoen. Voor het zover was, lag het hele voetpad
vol met van die blaasdinges, zodat de mensen er moesten overstappen om ze niet
te beschadigen. Komt daar een madammeke met en klein hondje aan, het beestje
rookeven aan zulk ongewoon tuig en
richtte dan zijn straaltje recht in een openstaand koperen paviljoen. De schoen
van mijn makker trof raak. Het vrouwtje mompelde iets over dierenmishandeling
of zo. Veel hebben we er niet van begrepen want het menske had alle moeite van
de wereld om haar wegvluchtende lieveling te kunnen volgen, zo gehaast was dat
pekineeske.
Wanneer
mijn vriend dan die hele plaatslagerij weer om had, zijn we al smullend verder
getrokken tot aan de bushalte.
Bijna
een heel uur heben we daar moeten wachten. Toen de bus vertrok lagen er meer
instrumenten op de banken dan dat er mensen konden zitten. Van in Mechelen ging
het met de fiets verder. We leken wel een hele beiaard in die metalen cocon.
Blij ons weer te zien met al die blinkende instrumenten werden we snel van ons
omhulsel ontdaan door de wachtende jonge mannen die al lang met stralende
gezichten naar ons hadden uitgekeken.
Even
later vielen de eerste fladderende tonen van Johann Strauss zijn Fledermaus
!!
Juli :
Bij
de eerstvolgende processie werden de jonge muzikanten opgesteld. Daar een paar
weken later de gemeenteraadsverkiezingen plaats hadden, werd er een extra
oproep gedaan; we moesten ons zeer devoot gedragen en er werd gevraagd een
Paternoster mee te doen om te bidden gedurende de muzikale begeleding van de
Blekken.
Ach
God, wat wachtten die Blekken toch lang om met de march aan te vangen; dat was
zeker opdat wij de kans niet meer zouden gehad hebben om een derde keer te
spelen. Ondertussen liepen we daar met de Paternoster in de hand. Eindelijk was
het aan ons om te beginnen. Er waren daar mannen bij de hevigste natuurlijk-
die de bollekensdraag nog in de hand hielden terwijl ze aan t spelen waren.
Halve heiligen zagen ze eruit. Al staande voor de kerk hebben we dat derde stuk
dan toch gespeeld. Toen trokken we allen naar binnen. De Blekken waren er reeds
allemaal. In de kerk zelf hoorde ik zeggen dat er bij de Blekken ene was die,
langs weerskanten van zijn lichaam uit de zakken van zijn broek, zo een
rozenkrans hangen had met een groot kruis aan opdat elkeen goed zou kunnen zien
hoe christelijk hij wel was. In de hand had hij er dan ook nog ene, de
schijnheiligaard !!
Toen
kwamen de verkiezingen. De Sussen maakten de Blekken uit en de Blekken de
Sussen. Wat er geschreven, gedrukt, gerijmd of gedicht werd, stak zo nauw niet.
Alles was geheim al kwam het van dezelfde drukpers. Over mannen- en
vrouwenkwesties werd er geschreven, zowel als over dieven en profiteurs. De
Blekken beweerden dat de Sussen allemaal zwart geweest waren in de oorlog en
die van hun allemaal patriotten. De Sussen daarentegen beweerden dat alle
incivieken bij de Blekken zaten, bij hun waren alleen vaderlandslievende
mensen.
Wanneer
ge de lijsten zo eens nakeek en ge had alle pamfletten gelezen dan zoudt ge
gezworen hebben dat iedere partij haar best gedaan had om hun mensen speciaal
te selecteren. Hoe dichter ze bij de kop stonden, hoe onbetrouwbaarder en
slechter ze dan volgens dat verkiezingsdrukwerk wel waren. Ge kon bijna zweren
dat op geen één van de twee lijsten een menselijke mens stond.
Hoe
dichter bij de keus, hoe meer strooibiljetten er werden uitgegeven; hoe meer
er geplakt werd, hoe meer er overplakt, afgetrokken en weer overplakt werd. De
laatste week was er bij Nieke van den Barreel zelfs geen witborstel meer te
verkrijgen. Ook al het witsel was op. De meeste van die borstels waren dan ook
gesneuveld bij een handgemeen. De kalk werd naar de anderen gegoten, soms nog
met de emmers eraan. Ook de pastoor stond die dagen niet gerust op de kansel.
Een
paar dagen na de uitslag was Leest goddank dan weer in alle rust en vree
gedompeld.
In
stilte werd onze jeugd weer opgeleid. Hadden ze het niet met de moedermelk
opgezogen, dan werd het er met andere manieren ingepompt; met bijbelachtige
overleveringen of in hun eigen taal, maar bikkelhard als indertijd de stenen
van Mozes.
Die
taal heb ik dan trachten te ontleden voor mensen die eventueel later in ons
dorpken zouden willen komen wonen. Ge kunt het aframmelen als een lieken uit uw
kinderjaren !
1983 April : Van de Sussen en de BlekkenSusse Teughels in De Band :
Pas
had het grommelen van bommen en granaten opgehouden of we konden het rommelen
van de trommels reeds horentot op het
dorp. Iedere vrijdagavond werd in de zaal van Sooitje (noot : zaal St-Cecilia Dorpstraat) repetitie gehouden door de vlug
heropgerichte fanfare. Schetterende trompetten en bazuinen, aangevuld door
zachtere instrumenten, klonken gedempt door, tot zelfs in onze slaapkamer (noot
: Frans Susse Teughels was een kleinzoon van Noldus Teughels,
gemeenteontvanger, schrijnwerker en waard van de Rozelaer op de Dorpsplaats). De Blekken waren herboren.
Van
de Sussen was geen sprake meer. Het eeuwige bekvechten over muziek en fanfare
was volledig geluwd gedurende de lange oorlogsjaren. Ook van de daaruit
voortvloeiende dorpspolitiek hadden ze hun bekomst. Eigenlijk hadden ze reeds
enkele jaren voor de oorlog de strijd gestaakt. Doch een paar driftkoppen onder
hen hadden toen de politieke handschoen opgepakt en voor de lol zich gemeld als
kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezing. Tot grote verbazing van iedereen
behaalden de Juniors, zoals ze zich noemden, geheel onverwacht een glansrijke
meerderheid. Sinds heuglijke tijden was het bij ons de gewoonte geworden om in
die overwinningsnacht met rammelende stoofbuizen rond te rijden. Altijd maar op
en af ging die rit, telkens weer voorbij de kandidaten die het onderspit
gedolven hadden. Tevens was het de uitgelezen kans om er in dolle pret drie dagen
tegen aan te lappen herberg in en herberg uit, tot de meesten onder hen
volledig platzak waren.
Met
een burgemeester, verkozen buiten raad, hebben ze die jaren de befaamde
Juniorslaan aangelegd. Waarschijnlijk is die luxe voor velen van onze kiesgerechtigden
teveel geweest want bij de volgende keus was het buiskensrijden voor de
mannen van de andere kant.
Met
lede ogen hebben dan ook de juniorsympathisanten de drie dagen durende
braspartijen moeten aanschouwen. Van zulke dingen wilden ze niet meer weten. De
gedachten alleen al aan de affronten van dat buizengekletter was blijkbaar
teveel geweest. Verscheidene oud-muzikanten van Arbeid Adelt (noot : de
Sussen) dachten er zelfs aan zich te
melden bij de reeds weer bestaande maatschappij om samen één grote fanfare te
vormen.
De
familiepolitiek van voor de oorlog leek voorgoed voorbij.
Twee
volle vrijdagavonden hing boven ons dorp een waas van orgelmuziek, ter
voorbereiding van de processie waarin de fanfare voor de muzikale toon zou
zorgen. De kleurrijke kleine wimpelkens van de rozenkrans welke we vanaf onze
plechtige communie hadden moeten of mogen dragen tijdens die ommegang, lieten
we nu maar voor andere kinderen.
Mij
werd de vlag van de H. Jozef toevertrouwd. Fier als een pauw heb ik haar uit de
kerk gehaald en als eerste stond ik op de plaats waar ik zijn moest voor de
samenstelling van die kerkelijke stoet. Mannen, vrouwen, jongens en meisjes
sloten aan, al of niet in processieklederen. Eindelijk, onder het luiden van de
grote klok, zette de mensenslang zich langzaam in beweging. Tot aan de
Sint-Jozefskapel was alles goed gegaan. Daar was het eerste oponthoud. De
menigte ging op de knieën zitten en wachtte devoot op de zegening.
Juist
wanneer de monstrans in de hoogte ging, zag ik dat beeldschoon kind waarvan ik
al een hele tijd droomde, aan de overkant van de baan. Voor de eerste keer in
mijn leven lachte ze me toe. Als een grote jongen stak ik mijn hand op, heel
eventjes maar en toch iets te lang, want Sint-Jozef was al aan t wankelen en
maakte een buiklanding vlak op de gouden kroon van die Heilige Trees voor
mij. Het krijsen van dat kind klonk schel door die plechtige stilte.
Na
een kort gevecht kwam ze van onder de Heilige man vandaan. Op dat ogenblik trok
ze meer op Onze-Lieve-Vrouw van zeven Weeën dan wel op de maagd welke ze eerst
had uitgebeeld. De blikken rand, waarmee de kroon op haard hoofd vaststond, was
tot over haar neus geschoten al bloed wat de klok sloeg. Dikke tranen van pijn
rolden over haar bolle wangen. De dokter, die daar woonde, kwam vlug ter hulp
met jodiumtinctuur en schilderde haar een rode neus als van een clown, tot nog
meer jolijt van de mensen rondom ons.
Veel
zorgen kon ik er mij niet over maken, want op dat ogenblik zette de processie
zich weer in beweging en moest ik kost wat kost mijn patroon terug in de hoogte
krijgen met een stok die echter wel een halve meter korter geworden was en tot
overmaat van ramp gebarsten tot boven. Krampachtig moest ik hem met beide
handen vasthouden want hij zwikte van links naar rechts en dat telkens met een
schok, alsof hij me kost wat kost wilde ontglippen. Onder gespot en gelach van
de mij omringende mensen, heb ik dan de verdere weg al waggelend afgelegd.
Uit
die heilige mond achter mij klonken dikwijls schietgebedekens, die eigenlijk
helemaal geen schietgebedekens waren. Telkens proestten de toeschouwers het uit
en deden er nog een gebedeke bij, alsof ik nog niet genoeg had met dat stuk
stok dat ieder ogenblik kon begeven. Daarbij kwam dan nog de angst voor wat ons
vader er zou van zeggen als hij ging weten wat er gebeurd was en weten zou hij
het, zelfs als het vandaag nog niet verteld werd, want die lat kreeg hij
onvermijdelijk in de handen om te herstellen, alhoewel er geen repareren meer
aan was. De vaderonsen en weesgegroeten, die ik de rest van de weg gelezen heb
om op wonderbare wijze dat stuk hout weer aaneen te laten groeien, liefst op
onzichtbare wijze, konden ook niet baten.
De
tweede halte was aan de kapel van de Heilige Apollonia. Weer draaiden we ons
om.
t
Is daar dat ik voor het eerst weer kunnen lachen heb. Voor mij stond terug die
maagd maar nu met een dik opgezwollen roodgeverfde neus en met die bleke wangen
leek ze meer op de Heilige Pepino met een scheve kroon. Uit haar oogholten
schenen zelfs vlammen te komen wanneer ze mij bekeek. Dat deed me weer aan de
ogen van ons vader denken als ik even later thuis zou zijn. Daarmee was het
lachen alweer weg. Toch heb ik die vaan veilig en wel weer op zijn plaats
kunnen krijgen. Hij stond daar wel tegen die rood geschilderde pilaster, als
een klein manneken tussen zijn grote broers, maar hij stond er en dat was het
bijzonderste.
De
Christus vinchit en Christus regnatleken me veel te vlug voorbij. Ook de litanie van al de mannen van de
almanak was precies rapper om dan anders. Zelfs scheen het dat die oude pastoor
met alle moeite van de wereld zijn haast krakende knoken geweld aandeed om zo
rap mogelijk de laatste zegen te geven. Met bibberende benen en een angstig
hart ben ik thuis binnengestapt. De herberg zat stampvol en dat ze daar al op
de hoogte waren moest ik niet meer vragen. Een algemeen gelach weerklonk al,
als ik nog maar juist de deur open had.
Maar
hij zal hem en daarmee bedoelde hij die stok begot zelf maken !!! hoorde ik
ons vader zeggen wijl hij juist een glas bier voor een kliënt op de tafel
zette. In zijn ogen blonken zoiets als sterretjes, alsof hij er zelf plezier in
had. Moest ik daar zoveel schrik voor gehad heben. Die korte onderbreking deed
de mannen die daar zaten niet veel, want al spoedig ging het gesprek over de
processie en ten lange laaste over de fanfare en hoe schoon het wel was (De Band, april 1983)
In het Leestse soldatenblad publiceerde
Susse Teughels in mei het vervolg
Van de Blekken en de Sussen :
Wat
voorafging : door een klein ongelukje tijdens de processie vond ik het
geraadzaam een beetje thuis te blijven om vaders toorn te ontlopen en daardoor
was ik getuige van wat er bij ons in de herberg zoal besproken werd.
Dat
het begot schoeën es, een fanfare in de processie en als hij het begot niet zo
liet zou hij zich begot gaan melden als muzikant van de Blekken want van de
Sussen zou begot toch niets meer in huis komen. Sommige mensen gaven hem
gelijk, waren zelfs bereid mee te gaan maar wilden niet de eerste zijn. Anderen
keken liever de kat wat uit de boom. Iedere week repetitie en bijna elke zondag
weg zijn en daarbij nog al het gebras en verteer. De oorlogsjaren hadden hun
wel geleerd hoe gezellig het thuis kon zijn. Naar gelang de pinten kwamen, des
te heftiger werden de discussies en werd nog meer bier besteld.
Na
de Cecilia-drapeau te hebben opgeborgen bij Cyriel Verschueren in de
Scheerstraat, kwamen de Blekken onder het spelen van een marsch weer
stapsgewijs op het dorpsplein. Aan café De Zwaan werden ze ontbonden. Elk
ging zijn eigen weg ; sommige muzikanten trokken recht naar huis terwijl andere
van de ene kroeg naar de andere togen om daar hun beste deuntjes voor te
spelen. Hoe meer getrakteerd werd, hoe zwaarder vielen de slagen op de trom en
in de mate van het nog mogelijke klonken de klanken van de instrumenten een
hele namiddag lang.
Toen
enkele gasten rond een uur of vier op de fiets stapten en huiswaarts wilden
keren om het daar nog wachtende feestelijke noenmaal te gebruiken, trok de Soo
op de muziek af.
Nu
of nooit, dacht hij, want anders zou het er toch nooit van komen. Er moest
toch iemand de eerste zijn om over te stappen. Toeval of niet ? Hij had de voet
nog niet in het portaal van de kegelbaan gezet of de grote trom daarbinnen
begon kapit te geven en hoorverdovend klonken de klanken uit de koperen
instrumenten wijl de niet-muzikanten als in een roes het overbekende oude
liedeken meezongen : En de Susse, de Susse, de Susse zen kapot, en de Susse,
de Susse, de Susse zen kapot en de a die zen verslete en de nief die zen kapot
!
Dat
was teveel voor onze vriend. Als de bliksem keerde hij op zijn stappen terug,
recht naar onze deur. Met de klink nog in de handen en een gezicht wit als een
lijk, kreet hij : Mannen, vrijdag repetitie !! Als een bom sloeg dat in,
amaai, die vent liet er geen gras over groeien, doch veel bijval kreeg hij
niet. Zomaar bij de Blekken gaan, moesten ze nog eens over denken en zeker
thuis over klappen.
Bij
de Blekken begot nee, nee vrijdag om acht uur voor de Sussen !! De explosie
was compleet. Nu konden de nog aanwezigen helemaal niet meer volgen. De mannen
die even tevoren zulke grote honger hadden en van op de fiets dat hele tafereel
hadden aanschouwd, kwamen al terug binnen die sensatie mochten ze niet missen.
Het bier kon niet rap genoeg komen. De ene ronde na de andere moest eraan. Ze
zouden eens laten zien dat ze er ook nog waren. Voor het vallen van de avond
waren er reeds veertien muzikanten ingeschreven. De vroegere dirigent zou
teruggeroepen worden. In de late uren zag het er uit alsof de Sussen nooit uit
de circulatie geweest waren.
Die
vrijdag was het repetitie. De pupitters, in der haast ontdaan van de meeste
kippendrek, stonden keurig opgesteld. Zeven muzikanten kwamen opdagen. Er was
zelfs ene bij in wiens instrument de strotakjes nog staken. Hij had het juist
opgevist van in de tassing waar hij het verborgen had voor de koperslag van de
Duitsers in de oorlog.
De
andere zeven waren vergeten dat ze ondertussen met een Blekkerin getrouwd
waren. De ene werd erop gewezen hoe laf hij wel was om vrouw en kinderen zo
maar in de steek te laten. Een paar anderen mochten naar de eerste herhaling
komen, maar zouden die avond nog hun paksken mogen pakken. Een andere mocht
gaan, maar dan over haar lijk !
Dan
was er nog iemand bij die, wanneer hij zijn trombone nemen wou, alleen nog een
paar waardeloze buisjes vond.
De
zeven mensen die nog overschoten hebben toen de grondslag gelegd voor de
hernieuwde maatschappij, want drie weken later werd de eerste verhuizing aangekondigd.
Van het Dorp zouden ze naar de Biest gaan, om daar de volgende herhalingen te
houden. Toen waren ze al met veertien. Op die verhuizing was ook ik van de
partij. Schoon was dat ; de ene parde bleu na de andere altijd de twee zelfde
: Cavala en het Witte Paard. Af en toe, buiten de huizen, werd wat anders
geprobeerd. Schoon, echt schoon, ook ik zou muzikant worden. Door die goeie wil
mocht ik zelfs tussen hen lopen, alsof het mijn eigen volk was. Van de ene
herberg naar de andere ging het. Natuurlijk kwamen ze alleen bij die mensen,
die voor de oorlog lid waren. In goede aarde viel dat wel. Tappen en schenken
goed, maar lid worden ? Nee Het ene plezier was het andere waard en daarbij de
Sussen drinken niet was de slagzin en weer kon Cavala geblazen.
Juist
voorbij Doreke de metser, vroeg de meester, die de grote trom sloeg, mij
eventjes de stok vast te houden, dan kon hij een sigaret rollen. Fier als een
pauw nam ik dat stuk hout met vilten bol vooraan in de hand. Een paar passen is
dat goed gegaan. Van in de tenen begonnen die kribbelingen, trokken hoger en
hoger en voor ik het zelf besefte Boem !!
Een
ezel, die rustig van op zijn wei naar dat kabaal stond te kijken, schrok en
rende snel weg naar de andere zijde van de omheining, vond daar een gat en
vluchtte weg
Viktor
Troch en Berre, de twee tubas sprongen vooruit alsof er plots een V-1 achter
hun hielen gevallen was. Godverdomse snotneus, hoorde ik de eigenaar van de
trommel sissen, terwijl hij van het verschieten zijn propje tabak en blaadje
liet vallen, juist in een plas water. Dat was nog het ergste. Daarmee was ik al
als stokkendragen gedegradeerd en kon ik bij de gewone jongens aan de zijkant
gaan lopen.
1983 Aprilnummer De Band : Leestenaars treden zo uit de oude doos
Uit de verzameling van meester Stan
Huysmans een opstel van Hendrik Moons van 8 maart 1950 :
Onze
klas op wandel in maart
Op
maandag 6 maart hebben wij een wandeling gemaakt naar de moderne hoeve van Jaak
Lamberts in de Tiendeschuurstraat. Het was juist zon schoon weertje en het
ging ons dus goed af. We vertrokken te 1.30 u in de school en rond 2 u kwamen
we op de boerderij van Jaak en Stefanie. Het eerste dat we bezochten waren de
varkenshokken, want de boer was de biggen juist aan t voederen. Hetgeen ons in
de varkenshokken bijzonder is opgevallen, is de moderne manier van verlichting,
van verluchting en ook nog de nieuwe leiding van het kraantjeswater.
Dan
gingen we buiten de hoeve naar de silos zien, want dat was de moeite waard. Er
konden zo maar 14 à 15 grote wagens voeder in één silo. De silowand was
gemiddeld 10 cm dik en de bodem 20 cm. Nu hadden we dit alles goed bekeken en
besproken en geluisterd naar Jaak zijn uitleg. Daarna traden wij in de koestal.
Hier zagen we de moderne automatische drinkbakken, wat allemaal veel gemak
verleent aan de boer en de boerin. We gingen dan achter de koeien staan en dan
zagen we ineens dat de staarten van de koeien vastgebonden waren om er niet
mede in hun drek te liggen. Ook hing boven elke koe een plaatje met de naam, en
wanneer ze gekalfd hadden en zo meer.
We
gingen terug buiten, bedankten Jaak en Stefenia en zakten terug af naar de
school.
Maar
op de terugweg zijn we onze smidse binnengegaan. Dat was naar mijn zin. Vader
was juist een paard aan t beslaan en dat hadden vele jongens nog niet gezien.
Ik kende dat allemaal en wilde ook wel wat tonen aan mijn makkers. Ik heb dan
eens het smidsvuur opgezet, eens geboord en eens geslepen om de jongens te
laten zien hoe dat allemaal werkte. Ik was wel een beetje fier, hoor. Dan
gingen we terug naar school. En ik was blij dat de meester aan vader gezegd
had, dat hij niet te klagen had over mij. In de klas gaf de meester nog ons
huiswerk op en onze les voor s avonds, en we konden terug naar huis.
Ik
hoop dat we nog wandelingen zullen maken en vooral met zulk goed weer.
De schrijver Hendrik Moons :
-Tijdens het schooljaar 1949-50
leerling in het achtste leerjaar.
-Geboren te Leest op 19 januari 1936.
-Zoon van Moons Jan (hoefsmid +1972) en
Verbeeck Joanna, Tiendeschuurstraat 1.
-Beroep : smid. Is 12 jaar hoefsmid
geweest bij de Boomse steenbakkerijen, tot in 68, toen bij de modernisatie de
paarden uit het geleeg moesten verdwijnen.
-Kinderen : Marleen, Brigitte, Bruno,
Sven. Is reeds grootvader. De tijd vliegt
-Studies : na de 4de graad :
3 jaar Vakschool (metaal) avondonderwijs. Daarna 3 jaar zondagschool
HOEFSMEDERIJ Brussel diploma.
-Legerdienst : 18 maanden 15e
Artillerie Brasschaat.
-Hobbys : 1. Heeft het erg hard zitten
met PAARDENHOUDERIJ en VERZORGING.
2. Kunstsmederij (in vaders smidse).
Hier is hij in zijn element, hij hamert deskundig SNUISTERIJEN roosjes en
andere bloemen, met de liefde en de slagkracht van Van Boeckel. Als men iemand
zo ernstig bezig ziet aan zijn hobby, wordt ARBEID EEN GEBED.
Ach ! IN t VADERHUIS ! Wat een lust en
een weelde, die sfeer van vroeger. Hier is de tijd, samen met het hart van de
vader, stilgevallen Die oude blaasbalg, die smidshaard, die rook, die geur en
kleur van afbrandsel, die spetterende witte gensters en rode ijzervonken, die
berookte solderbalken, en jarenlange zwarte wanden, dit alles lijkt als een
gewijde plaats. Die oude travalje, al het beslaggereedschap, de smeed- en
koelbak, de smeekolen, het aambeeld, de hamers en bultklopper, de doorslag en
klinkbouten, de tangen, prangen en snijders in soorten, de schroefbank en
pletrol, de scharen en beitels, messen, vijlen en boren allerhande Ach, een
bijzondere, aparte, grote wereld in t klein voor een aandachtige bezoeker Hoe
kan het anders, dan dat de zoon er dikwijls weerkomt, er graag vertoeft en er de
tijd van vroeger doet herleven
En terwijl hij smeedt en klopt dat de
gensters sprankelend in t ronde springen, en t witgloeiend ijzer in de juiste
vormen kneedt, vertelt hij sappig, met veel humor en leute uit zijn klasleven 7de
en 8ste leerjaar. Hij moet er nog om lachen, -(nu, maar niet toen)-
als hij beweert dat hij eens een ferme mep heeft gekregen. Hij had ze wel
verdiend, mildert hij maar Jan De Prins had er zeker ook ene moeten krijgen
De school van toen, overvol aan
herinneringen, is sinds wel erg veranderd filosofeert hij MOONS HENDRIK stuurt
hiermee nog langs De Band zijn groeten aan De Prins Jan, Diddens Marcel,
Fierens Frans, Fierens Theofiel, en anderen
Stan Huysmans.
Op een mooie lentedag dit jaar (2013)
bracht ik Rik een bezoek in de Hovenierswoning van het kasteel De Mot (Kasteel
De Mot : zie o.a. jaar 1845 in deze Kronieken en ook in de Toponiemen die
volgen), die hij sinds de jaren 90 achtereenvolgens huurt van de Brusselse
Jonkheer Pansius Prion en al enkele jaren van de huidige eigenaar Pascal
Ferryn.
De Hovenierswoning bevindt zich pal aan
de straatkant (Bist) en draagt het huisnummer 8.
De jachtwachterswoning, links van het
domein, heeft als adres Bist 12 en het kasteel zelf kreeg van de stad Mechelen,
merkwaardig, het adres Bistsevelden 2 mee.
Na een luidruchtige verwelkoming door
zijn 14-jaar oude border collie Billy werd ik gastvrij ontvangen en door zijn
huisje geleid. Overal bots je op zijn kunst. Een machtige metalen
kroonkandelaar siert het plafond, op zijn schouw prachtige paardenhoofden waarvan
de contouren afgewerkt zijn met een fraai bloemmotief en die een indrukwekkende
spiegel omzomen, eveneens afgewerkt met prachtige bloemen. Op het salontafeltje
een sierlijke arend en ook op de schouw van zijn keukentje bloemen maar vooral
paarden. Pareltjes van smeedkunst en allemaal van zijn hand.
Een praatvaar zoals Rik moet je niet
pramen om van wal te steken, hij is 77 ondertussen maar zijn grijze celletjes
werken nog optimaal. Hij vertelt honderduit over zijn jeugd, zijn legerdienst,
zijn carrière, zijn familie, zijn tegenslagen
Dat interview met meester Huysmans van
30 jaar geleden herinnert hij zich nog goed. Ik kon goed opstellen en zonder
fouten schrijven, nog steeds, vertelt Rik. Meester Huysmans had hem ooit nog een fikse klap verkocht wist
hij, maar waarschijnlijk verdiend, want hij was een kwajongen die veel
kattenkwaad uithaalde. Ook in het leger was hij geen doetje. Hij was van de
laatste lichting die nog een termijn van 18 maanden diende uit te doen, na hem
moesten de miliciens nog 15 maanden kloppen, en in Brasschaat verplichtte men
hem om chauffeur te worden, ook al bezat de kazerne nog een vijftal paarden.
Rik wou beslist op een paard maar dat werd hem geweigerd en hij ging
dwarsliggen. Toen hij na 6 weken opleiding in aanwezigheid van een instructeur op
een paal reed, aan de Trappistenabdij van Westmalle, werd zijn rijbewijs hem
ontzegd en kreeg hij nog een zware straf toe. Een rijbewijs zou hij overigens
nooit halen.
Met paarden heeft hij een speciale band.
Ik ben als paard geboren en ik zal als paard sterven, mijn eerste woord was
iets met paard heeft mijn moeder altijd gezegd.
Waar die fascinatie vandaan komt weet
hij niet, vermoedelijk door de smidse van zijn vader.
Hendrik Moons is de tweede zoon van
Jan-Baptist, de hoefsmid uit de Tiendeschuurstraat en van Jeanne Verbeeck uit
Tisselt.
Toen wij dertien, veertien waren wilden
al mijn vrienden naar de autofabriek, ik niet, ik wou persé smid worden, ik
ging er mee slapen en ik werd er mee wakker.
Toen de vader van zanger Bobbejaan
Schoepen, een smid uit Boom, overleed, heb ik hem een tijdlang vervangen. Nadien
ben ik in de Boomse Steenbakkerijen gaan werken als smid en s avonds hielp ik
mijn vader in zijn smidse.
Na de teloorgang van de steenovennijverheid
in de Rupelstreek, werd hij tewerkgesteld in den IJzeren te Willebroek en
Acomal Mechelen, steeds als onderhouds- of productiesmid.
Intussen was hij gehuwd met de Hombeekse
Jeannine Sarens, een zus van de in de jaren 60 bekende Belgische middengewicht
bokser Emiel Sarens. Deze laatste verblijft momenteel in Deurne en komt zijn
schoonbroer uit Leest nog regelmatig bezoeken.
Jeannine schonk hem vijf kinderen
waarvan er eentje heel vroeg zou overlijden. Hun jongste, Sven, vormt de derde
opeenvolgende generatie van hoefsmeden uit dezelfde familie.Hij geeft les aan de Hoefsmederijschool en
beschikt over een eigen smidse in zijn woning.
Het leven heeft Rik niet gespaard. Zijn
vader kreeg aderverkalking en overleed in 1972.
Rik wou niets liever dan de smederij
overnemen maar familieperikelen beslisten daar anders over. Later begon zijn
vrouw te sukkelen met haar gezondheid en na een operatie kwam ze ongelukkig ten
val met als gevolg een dubbele open beenbreuk. Zeven operaties waren er nodig
en uiteindelijk kreeg ze een pin ingeplant van knie tot knoesel. Later volgde
een open hartoperatie die het gezin ruim 500.000 frank kostte en uiteindelijk
kreeg ze de ziekte van Parkinson. De laatste jaren van haar leven heeft Rik
haar liefdevol verzorgd. Zelf bleef hij ook niet gespaard, twee jaar geleden
kreeg hij een zware maagbloeding. Vier zweren ontploft in zijn maag maar na zes
dagen was hij terug thuis uit het ziekenhuis.
En Is het niet gevaarlijk paarden
beslaan ? Het voorste van een vrouw en het achterste van een paard is
gevaarlijk, lacht hij. Hij heeft veel schoppen gekregen maar echt zwaar
gekwest werd hij nooit. Wel werd zijn knie zwaar belaagd na een confrontatie.
Twee keer per jaar laat hij daar vocht uittrekken.
Ik ben geen kunstenaar maar een
hoefsmid en een paardenliefhebber, zegt Rik bescheiden.
Alhoewel goeie hoefsmeden kunstenaars
op zich zijn. Die stiel leer je niet op drie jaar. Ik was 21 toen ik mijn vak
beheerste, maar je moet weten dat ik het heel mijn jeugd heb gedaan. Ik was van
kindsaf in de smidse te vinden en ik ben fier op mijn stielkennis maar een
kunstenaar ben ik niet. Ik heb 50 paarden gemaakt. Het laatste staat bij mijn
kleinzoon in Liezele, het is volledig ingespannen, opgetuigd zoals de paarden
op het geleig of deboottrekkers. In
het kasteel staat een paard van mij van ruim 75 kg en die arend heb ik ooit
gezien op een foto van een Amerikaanse zonnewijzer. Ik heb hanen gemaakt,
kippen, luchters en schouwgarnituur. En altijd weggegeven. Ik heb nog nooit
geld gevraagd voor mijn maaksels, nooit.
Zijn smidse heeft hij nog (foto) maar
smeden zit er niet meer in, zijn duimen hebben het laten afweten.
Tegenwoordig zorgt hij voor zijn drie
merrie ponys en de vijf ezels en de pony van zijn huisbaas. Dat is zijn lust
en zijn leven. Verder houdt hij nog een oogje in het zeil op het domein van het
kasteel De Mot, zeker als de bewoners afwezig zijn.
Ik zou een hele dikke boek over mijn
leven kunnen schrijven, besluit de krasse zeventiger bij ons afscheid en ik
heb de indruk dat hij nog lang niet is uitverteld.
M.V.H.
-De
Hovenierswoning van het Kasteel De Mot
-Rik
naast enkele van zijn creaties, elke paardje is uniek.
-Immer
weerkerend in zijn kunst zijn paarden.
-Voor
deze arend haalde hij zijn inspiratie uit een Amerikaanse zonnewijzer.
-De
smidse in de Hovenierswoning is nog steeds intact.
In april 1983 werd door de Archeologische
Vereniging Oud Mechelen een
onderzoek ingesteld naar de
bevindingen van de amateur-archeoloog J.
Uytterhoeven die in 1939
opgravingen deed aan Steinemolen. (zie
Kronieken 1939) Na enkele weken
intense arbeid werden de eerste grondvesten
van een Romeinse woning blootgelegd
en de eerste conclusies van J.
Uytterhoeven dienden te worden
herroepen.
Men kwam tot de vaststelling dat de
eigenlijke oorspronkelijke bewoning zeer
weelderig moet geweest zijn daar er
brokstukken van diverse muurschilderingen
te voorschijn kwamen evenals
fragmenten van hypocausttegels wat wees op een
verwarmingsinstallatie en honderden
scherven van imbrex en tegula (dakpannen).
Bij de vondsten behoorden, naast de
zeer schaarse aardewerkscherven (waaronder
een gedeelte van een amphora), een
fragment van een handmolensteen en een
bronzen messchede.
Grondpeilingen wezen op het bestaan
van verschillende gebouwen in de
onmiddellijke omgeving.
Uit dit alles kon afgeleid worden
dat het een zeer uitgestrekte villa moet zijn
geweest.
Deze opgravingen stonden onder
leiding van de licenciate Archeologie en
Kunstgeschiedenis Myrna Peeters en
van amateur-archeoloog Jean Willems.
De Media daarover :
De Mechelse Week (19/5) :
Gallo-Romeinse villa gevonden te Leest
Geschriften
van de heer Uytterhoeven uit 1939, verwijzen er naar dat er te Leest, op de
gronden van de Steynemolen, een Romeinse villa zou aanwezig zijn.
In april van dit jaar werd door de Archeologische vereniging Oud Mechelen,
een onderzoek hier naar ingesteld.
Vanaf
de 14de eeuw bevond zich op deze plaats het buitenverblijf van de
belangrijke Mechelse familie van Steynemolen.
In
1723 werd het als volgt beschreven : Pachthoff met speelhuys geheel in t
water, eigendom van de familie van Reynegem.
In
1740 stond het gebouw leeg, terwijl het in 1810 Chateau de Spangen werd
genoemd. In 1828 werd het kasteel afgebroken.
In 1781 werd de huidige Steynemolenhoeve opgericht en het is op die gronden dat
de huidige opgraving wordt ondernomen.
Na
enkele weken intense arbeid werden de eerste grondvesten van een Romeinse
bewoning blootgelegd. De eerste vaststellingen waren dat het, zoals in 1939
beschreven werd, een armzalige bewoning betrof.
Na
verdere opgravingen moest dit echter herroepen worden.
Er
werd tot de vaststelling gekomen dat het hier ging om de graanschuur van het
geheel
waarvan
verschillende paalkuilen kunnen waargenomen worden.
Deze
houtbouwcontructie wordt nu in detail onderzocht.
Aanpalend
bij deze schuur wordt nu de opgraving van de eigenlijke bewoning aangevat.
Deze
is van weelderige afkomst, daar er brokstukken van diverse muurschilderingen te
voorschijn komen, alsook fragmenten van hypocausttegels
(verwarmingsinstallatie), honderden scherven van imbrex en tegula (dakpannen).
Deze
laatste vertonen indrukken van dierenpoten, daar ze op de grond in openlucht
gedroogd werden.
De
reeds opgegraven gedeelten zijn bevloerd met Romeinse beton (opus signinum)
naar een in Signia, in Italië, gedane uitvinding. Het is een lichtrose
mengeling van kalk en gemalen tegels met kleine rolkeien aan de onderzijde.
Hierop
zijn verschillende tegels aangebracht (22x22x5 cm).
Eveneens
werden funderingen gevonden van een muur in oost-westelijke richting.
Bij
de vondsten behoren, naast de zeer schaarse aardewerkscherven (waaronder een
gedeelte van een amphora), een fragment van een handmolensteen en een bronzen
messchede.
Grondpeilingen
wijzen op het bestaan van verschillende gebouwen in de onmiddellijke omgeving.
Hieruit kan besloten worden dat het een zeer uitgestrekte villa moet zijn
geweest.
De
werkzaamheden zullen tot in het najaar werder gezet worden.
Dit is de tweede Gallo-Romeinse villa die door de Archeologische vereniging
Oud Mechelen is blootgelegd in 3 jaar tijd, naast de verschillende
Middeleeuwde opgravingen, die gedurende deze periode plaatsvonden.
Dit
wijst erop dat Mechelen op het gebied van archeologie niet moet onderdoen voor
andere steden in België.
Deze
opgravingen staan onder de deskundige leiding van Myrna Peeters, licentiate
Archeologie en Kunstgeschiedenis, en Jean Willems, amateur-archeoloog.
Gazet van Mechelen blokletterde (17/8) :
Romeinde villa opgegraven
...de
site is gelegen op een zachte helling in een grote bocht van de Aabeek.
De
opgraving werd ondernomen in het oostelijk deel van het perceel.
In
april van dit jaar werden twee sleuven uitgezet, oost-west georiënteerd. In
beide sleuven kwamen een aantal paalkuilen alsook een ovaal paalgat aan het
licht.
Vermoedelijk gaat het om een houten bijgebouw (stal ?) waarvan de juiste
afmetingen nog niet bekend zijn. Een verder onderzoek van dit houten gebouw is
meer dan gewenst.
Op
2,60 m oostwaarts van deze houtbouwconstructie, werd de ingang gevonden van een
gebouw noordoost-zuidwest georiënteerd. Dit bestond uit een aantal in verband
liggende zandstenen keien.
Het
voorste gedeeelte van het gebouw bevat een vloer in opus erementious (soort
Romeins beton) waarvan een klein gedeelte aan de noordwestzijde in latere
tijden werd uitgebroken. Op deze vloer waren verschillende tegels aangebracht.
Aan
de zuid-oostzijde werd de fundering ontdekt van een zandstenen muur.
Haaks hierop bevond zich de fundering van een tweede zandstenen muur.
Achteraan
in dit gebouw bevond zich de fundering van een zandstenen scheidingsmuur,
gelegen evenwijdig met de tweede muur.
Op
1 meter afstand van deze laatste fundering werd veel verbrande leem gevonden.
Naast
de zeer schaarse aardewerkscherven, waaronder een gedeelte van een amphora,
werden brokstukken van muurpleisteringen met beschildering en fragmenten van
verschillende hypocausttegels (tubuli) weergevonden.
Deze
getuigen van een weelderige herkomst.
Tevens
werden over de hele oppervlakte van het gebouw zeer vele fragmenten van
dakpannen ontdekt (tegulae en imbrices), waaronder een tegula met de afdruk van
een dierenpoot een halve maalsteen en een metalen voorwerp.
Het
opgravingswerk wordt hier echter niet gestopt.
De
funderingen lopen nog verder door, en de eerstkomende maanden zullen hopelijk
bekroond worden met het opgraven van het hoofdgebouw van de villa.
Belangstellenden
die mee wensen te graven kunnen steeds contact opnemen met de vereniging...
En De Band (oktober 1983) :
Romeinse villa te Leest
Naar
aanleiding van een artikel van Jozef Uytterhoeven verschenen in de Mechelse
Bijdragen van 1939, betreffende de ontdekking van een Belgo-Romeinse woning.
In augustus van hetzelfde jaar, werd door de archeologische vereniging
Oud-Mechelen, het plan opgevat om deze opgraving, die wegens
oorlogsomstandigheden niet verder kon onderzocht worden, tot een goed einde te
brengen. De site is gelegen op een zachte helling in een grote bocht van de
Aa-beek. De opgraving werd ondernomen in het oostelijk deel van het perceel. In
april van dit jaar (1983) werden twee sleuven uitgezet, oost-west georiënteerd.
In beide sleuven kwamen een aantal paalkuilen alsook een ovaal praalgraf aan het
licht.
Vermoedelijk
gaat het om een houten bijgebouw (stal ?) waarvan de juiste afmetingen nog niet
bekend zijn. Een verder onderzoek van dit houten gebouw is meer dan gewenst.
Een
gelijkaardige constructie werd in 1982 door archeoloog Guy De Boe van de
Nationale Dienst voor opgravingen te Neerhoren gevonden. In de sleuven werden
vele fragmenten van dakpannen weergevonden en verschillende grondlagen.
Op 2,60m oostwaarts van deze houtbouwconstructiewerd de ingang gevonden van een gebouw
noordoost zuidwest georiënteerd. Deze bestond uit een aantal in verband
liggende zandstenen keien. Het voorste gedeelte van het gebouw bevat een vloer
in opus cementicus (soort romeinse beton) waarvan een klein gedeelte aan de
noordwestzijde in latere tijden werd uitgebroken. Op deze vloer waren
verschillende tegels aangebracht. Aan de zuidoostzijde werd de fundering
ontdekt van een zandstenen muur. Haakshierop bevond zich de fundering van een twede zandstenen muur. Achteraan
in dit gebouw bevond zich de fundering van een zandstenen scheidingsmuur,
gelegen evenwijdig met de tweede muur.
Op
1 meter afstand van deze laatste fundering werd veel verbrande leem gevonden.
Naast de zeer schaarse aardewerkscherven, waaronder een gedeelte van een
amphora, werden brokstukken van muurpleisteringen met beschildering en
fragmenten van verschillende hypocausttegels (tubuli) weergevonden. Deze
getuigen van een weelderige herkomst.
Tevens
werden over de hele oppervlakte van het gebouw zeer vele fragmenten van
dakpannen ontdekt (tegulae en imbrices)., waaronder een tegula met de afdruk
van een dierenpoot, een halve maalsteen en een metalen voorwerp.
Het
opgravingswerk wordt hier echter niet gestopt. De funderingen lopen nog verder
door, en de eerstkomende maanden zullen hopelijk bekroond worden met het
opgraven van het hoofdgebouw van de villa.
1983 Zaterdag 19 maart : Derby KV Mechelen-Racing-Mechelen
Patrick De Schouwer, een
R.C.M.-supporter en leerling van de Stedelijke Lagere School uit Leest, ging
ook naar het derby. Hij liet zijn groen-witte sjaal afpakken en toen hij naar
huis wilde met zijn fiets, moest hij vaststellen dat zijn beide banden
kapotgestoken waren.
(Schoolkrant Sted.Lagere School, nr.2
jaargang 3)
1983 Zondag 20 maart : 5e Natuurwandeling van
CSC-SVV-SP Leest
Het bestuur van de afdeling Leest
oordeelde dat het, één dag voor het officiële
begin van de lente, de moeite
loonde om agrarisch Leest op een andere manier
te bekijken.
1983 Zondag 20 maart : K.V.G.-Zennevallei bezocht de
jaarlijkse Sint-Ludwinaviering
Dit had plaats in Hulshout.
1983 24 maart De Mechelse Week :
Plans verbeteringswerken landbouwwegen
De aangepaste plans van de
verbeteringswerken aan verschillende
landbouwwegen in Hombeek en Leest
(1e fase), zullen op volgende dagen
en uren ter inzage liggen van het
publiek in de gemeenteschool van Leest.
Vergadering op 30 maart te 19 uur
Elleboogstraat, 20 uur Rennekouter
en 21 uur Tiendeschuurstraat.
In de bovenzaal van het
gemeentehuis te Hombeek : vergadering op 28/3
te 20 uur Moststraat,
Mostweg,Schoorstraat, 21 uur Middenveldweg.
1983 Zaterdag 26 maart : KWB besloot kaarttoernooi met
prijsuitreiking (foto onderaan)
Het kampioenschap 1982-1983 liep
over twaalf avonden, telkens op een
zaterdag, waarvan de acht beste
uitslagen in aanmerking kwamen voor
het eindklassement.
Aan dit kampioenschap namen
gemiddeld 17 à 18 tafels deel.
Voorzitter Alfons Geerts dankte
iedereen tijdens zijn toespraak en kon de
eerste prijs overhandigen aan Louis
Van Loo die het haalde voor Jos Moens
en Marie-Jeanne Spoelders.(DB, mei 1983)
De
massale deelname aan deze kaartwedstrijd was echter niet te verwonderen als men
een blik op het prijzenaanbod wierp. Een heel gamma prijzen ter waarde van niet
minder dan 29.000 fr. werd tijdens de 12 kaartavonden ter beschikking gesteld
van het kaartpubliek.
In
vergelijking met vorig jaar is dit budget vergroot met 6.000 fr. Buiten deze
prijzenmassa werd er nog eens een slordige 30.000 fr. op tafel gelegd voor het
eindklassement.
Voorzitter
Alfons Geerts dankte tijdens zijn toespraak alle helpers en deelde mee dat
volgend jaar KWB aan haar 35ste jaar toe is (GvM, 30/3/1983)
1983 26 en 27 maart : Voetbaltornooi Vevoc
Met deelname van de
Oud-Chiroploegen : Hombeek Battel Kapelle o/d Bos
Tijdens het tornooi op de twee
dagen : barbecue ijskreem taart.
Verdere details ontbreken.
(Folder Vevoc)
1983 27 maart : Palmzondagconcert en Huldiging verdienstelijke leden van St.-Cecilia
In de gelijknamige zaal onder leiding
van J.P.Leveugle.
Bij deze gelegenheid werd eveneens hulde
gebracht aan drie verdienstelijkemuzikanten : Rik De Bruyn en Louis Verschueren, elk 60 jaar muzikant
enEugeen Vloeberghen 65 jaar muzikant.
De Mechelse Week van 31 maart 1883
daarover :
In
zijn geheel is de koninklijke Fanfare St.-Cecilia ook niet van verdiensten
gespeend. Deze fanfare, in 1899 gesticht, behaalde heel wat medailles en eervolle
vermeldingen voor hun bijzondere prestaties : o.m. twee maal wereldkampioen te
Kerkrade (Nederland). In 1978 voor uitmuntendheid en in 1981 in de
ere-afdeling.
Deze
fanfare heeft dan ook heel wat in het buitenland opgetreden, en heeftin de internationale muziekwereld heel wat
vrienden in geheel de wereld.
De
laatst behaalde onderscheiding was een tweede plaats op het nationaal
tornooi
te Brussel in november 82, met maar liefst 94,5% van de punten.
Het
succes dat deze energieke fanfare behaalde de laatste jaren heeft twee oorzaken
: vooreerst de dynamische leiding van het bestuur, bestaande uit voorzitter Vic
Verschueren, die zelf reeds 35 jaar bestuurslid is, ondervoorzitter August
Lauwers, in Leest beter bekend als den Burger, hij is tevensoud-burgemeester van Leest, ere-voorzitter
Mevr. Pol Piessens en
bestuursleden
Bart Robeyns, Jef Vloeberghen, Stan Gobien en Johan Van de Put. Hierbij mogen
we zeker de rol van dirigent J.P. Leveugle niet uit het oog verliezen die het
tenslotte allemaal diende waar te maken op muzikaal gebied.
Een
tweede reden voor deze successen is de motivering van de muzikanten zelf, die
er alles voor over hebben om het beste op gebied van muziek na te streven.
Na
de gemeentefusies is het verenigingsleven in Leest niet uitgestorven, maar
integendeel intenser gaan opbloeien, in het besef dat samenwerking en
zelfbehoud meer dan ooit noodzakelijk is.
Dit
jaarlijks Palmzondagconcert is dan ook één van de hoogtepunten op het agenda
van de fanfare St.-Cecilia.
Ook
dit jaar mag de uitvoering gewoonweg schitterend worden genoemd, en er werd
heel wat bijval geoogst bij het talrijk opgekomen publiek.
Het
welkomstwoord en de inleidende presentatie werden uitstekend naar vorengebracht door Jozef Lauwers, waarop
de fanfare de avond inzette met de LittleSuite for Brass.
De
uit te voeren stukken werden telkens van commentaar voorzien door Lucia Van
Roy. Na de pauze kwam de Leestse drumband St.-Cecila in de orkestbak onder
leiding van Walter Van de Venne.
Op
het einde van het tweede optreden van de fanfare volgde de huldiging.
Eerste
in de rij was Rik De Bruyn, geboren op 23/9/1909 en 60 jaar muzikant. Sedert
1922 is hij bij de fanfare als trompetspeler, en van 1938 tot 1965 als
dirigent. Na de tweede wereldoorlog behaalde hij met zijn dirigentschap
ruim20 eerste prijzen op
muziekwedstrijden, de meeste met filicitaties van de jury. Honderden
jongeren heeft hij niet alleen de liefde voor de muziek, maar ookde practische kennis van notenleer en
blaastechniek bijgebracht.
In
1970 schakelde hij over van trompet naar bariton en vormde een onklopbaarduo met zijn vriend Louis Verschueren. Toen
de fanfare in dirigentmoeilijkheden kwam werd hij in het seizoen 75-76
dirigent, tot hij werd afgelost door J.P. Leveugle. Deze beeldhouwer van beroep
heeft in zijn 15-jarige kleinzoon Johaneen waardige opvolger gevonden als kornetist in de vereniging. Voor deze
uitzonderlijke prestaties ontving Rik De Bruyn deze avond de medaille
van
het Muziekverbond van België in Veterani Honorem en een tinnenherinneringsschotel van de vereniging.
Tweede
gehuldigdeen vriend van de eerste was
Louis Verschueren. Hij werd geboren op 24/5/1906 en kwam bij de fanfare in 1920
als leerling. Twee jaar later reeds was hij volleerd, en vatte zijn carriére
aan als bugelspeler, wat hij zou volhouden tot 1970, om daarna over te
schakelen op bariton.
Indien
we Louis Verschueren reeds eerder een kampioen hebben genoemd,hebben we het bij
het rechte eind gehad : Louis Verschueren heeft ooit het Belgisch kampioenschap
lange-afstandlopen gewonnen, vandaar misschien zijn straffe asem. Eveneens
kampioen is hij op gebied van het bijwonen van repetities en concerten. Ondanks zijn reeds
gevorderde leeftijd heeft hij de laatste 5 jaar geen enkele repetitie of
concert gemist.
Ook
hij ontving deze avond de medaille van het muziekverbond van België,tesamen met
de tinnen schotel.
Laatste
in de rij, maar zeker niet met de minste verdienste, was Eugeen Vloeberghen.
Deze muzikant heeft niet minder dan 65 jaar verenigingsleven op zijn actief.
Hij
zag het levenslicht op 13/8/1902 en begon als muzikant bij de andereLeestse fanfare Arbeid Adelt in 1918 en
werd in 1938 lid van St.-Cecilia.
Zijn
ouders hadden vroeger de herberg In de Vrede en vandaar misschien zijn reeds
vroege kennis van muziek. Deze liefde voor de muziek bracht hij ook bij aan
zijn beide zoons Jules en
Jef.
Sedert 1938 is Eugeen tuba-speler in de vereniging en tevens ouderdomsdeken.
Van
beroep was hij eerst hovenier, vervolgens werkte hij bij Eternit tot hij in
1947 als stoelenmaker werd tewerkgesteld. Van 1954 tot zijn opruststellingwas
hij gemeente-arbeider.
In
zijn carriére als muzikant speelde hij ook voor de jonge paartjes : het tweede
waarvoor hij speelde was voor het huwelijk van de toekomstige burger August
Lauwers.
Ook
Eugeen is kampioen : een kampioen-duivenmelker. Velen noemen hem terecht de
meest verstokte duivenmelker van Mechelen. Tot voor een aantaljaren was hij ook visser.
Deze
kranige ouderdomsdeken verkeert nog in een blakende gezondheid, misschien wel
dank zij het kaartspelen na de repetities. Hij ontving voor zijn prestaties de
medaille in Veterani Honorem maxima fidelitatis causa, een zeldzaam
uitgedeelde onderscheiding evenals de tinnen schotel van de vereniging.
Deze
succesrijke avond werd tenslotte afgesloten met het pathetische Thunderand Lightning van J. Strauss, een waardig
einde voor deze unieke muziekavond.
(EM)
-Rechts de laureaat van het KWB-Kaartkampioenschap
1982-1983 Louis Van Loo.
-Sint-Cecilia
in actie tijdens het Palmzondagconcert van 1983.
-De
verdienstelijke muzikanten : Rik De Bruyn, Eugeen Vloeberghen en Louis
Verschueren.
1983 Zaterdag 19 en zondag 20 maart : Toneel met Rust Roest Greenwich in de zaal Ste Cecilia.
Na
een schitterend voorseizoen waarin we tweemaal voor een bomvolle zaal en
éénmaal voor een goed bezette zaal (telkens met een enthousiast publiek)De Koord van Spinoza in aanwezigheid van de
auteur gespeeld hebben, kondigen wij nu ons tweede toneelstuk aan :
GREENWICH
toneelstuk in 4 bedrijven van Walter Van den Broeck.
Wederom
een auteur van eigen bodem en wederom een toneelwerk van en over onszelf.
Toneelvrienden,
aan dit reuzestuk dat ongetwijfeld het succes van de voorgaande tegemoet gaat,
werken mee als spelers, decorbouw, belichting, kledij, muziek, grime, enz :
Renild Polfliet, Jan Emmeregs, Nicole Van Gindertaelen, Hilde De Kock, Marcel
Verwerft, Fik Diddens, Stefan De laet, Werner De Nijn, Tony Baarendse, Kris De
Laet, Karel en Milou Mertens, Vera Moernhout, Karl Casteels, Wendy Van Steen,
Hilde Van Dam, e.a.
Onze
toneelvoorstellingen zijn de laatste jaren ware gebeurtenissen geworden in de
zin dat er degelijk gewerkt wordt, en dat de kijkers zichzelf aan de lijve
betrokken voelen in het spel.
(Guido Hellemans in De Band februari
1983)
In het daaropvolgende nummer van De
Band (maart 83) schreef voorzitter, regisseur, acteur, manusje-van-alles van
de Leestse toneelkring Guido Hellemans, zijn visie neer over toneel :
TONEEL
ZIEN EN BELEVEN
De
aanleiding van dit artikel is het beluisteren van een LP waarop fragmenten staan van het tien jaar geleden opgevoerde
toneelstuk Mistero Buffo van Dario Fo in een regie van Arturo Corso door de
Nieuwe Scene. Die voorstelling was de toneelrevelatie in mijn leven tot
hiertoe. We kregen daar een homogeen geheel van totaal-toneel; t.t.z. beweging,
zang, dans, humor, kolder, tragiek, enz. in een zowel ruwe als verfijnde
vormgeving. Dit alles in een weergaloze stijl en meeslepende ambiance waar een
ganse groep eensgezind als één brok leven (energie) naar voren trad.
Ik
geloof dat dit gebeuren de start is geweest na de tweede wereldoorlog voor een
nieuwe toneelbeoefening. Terug naar de bron, naar het volk (dit zijn wij allen
ontdaan van kunstmatige franjes), naar de oergegevens van het leven. Het was
een stuk over honger, uitbuiting, oorlog en vrede, liefde en geluk (dat voor
weinigen is weggelegd), over geloof en ongeloof, over verdraagzaamheid en
revolutie.
Ik
heb twee opvoeringen gezien, nog 10 zou ik er willen zien, 50 maal heb ik de LP
reeds beluisterd, wat hopelijk nog dikwijls kan.
Toneel
hoeft geen boodschap in te houden, tenzij een boodschap van leven. Toneel biedt
een stuk leven eenzijdig belicht (elke visie is onvolledig). En de kijker laat
het over zich komen en neemt er uit wat hem geschikt voorkomt. En dit is de
grondhouding om toneel te genieten dunkt mij, nl. ontvankelijk en open staan
waardoor de vonk (de goddelijke vonk) van spelers naar publiek overslaat. En
eens die kortsluiting tot stand gebracht kan er iets beleefd worden. En alle
vooroordelen als : wie speelt, wat speelt men, waar, hoe enz. zijn bijkomstig.
Het
basisgegeven blijft er bij te zijn als het ijs breekt en het kind sterft; en kijken
naar de takken die langzaam verder leven (Carel Swinkels).
Onlangs
zag ik twee dagen na elkaar Eindspel van Samuel Beckett door de
hoofdrolspelers Julien Schoenaerts en Jo De Meyere. Een tragisch, luguber,
aangrijpend spel over het zielige leven van oude mensen die aan hun laatste
spel toe zijn.
De
eerste maal zat ik achteraan en was meer een afstandelijk toeschouwer. s
Anderendaags zat ik vooraan en kroop op de acteurs hun huid. Ik heb samen met
hen gezweet, gehuiverd, angst doorstaan en heb met hen mijn einde voelen
naderen. Het einde was in t zicht, en wat komt er na de dood ? Dit is
afwachten. Zo vroeg de Nederlandse dichter Roland Holst aan zijn collega
Jacques Bloem : Zou jij het levenselexir om nooit meer te sterven opdrinken ?
Het
antwoord was een panische angst.
Zondag
zag ik in de Antwerpse KNS een voorstelling over de Ierse onlusten. Ik heb
met de Ierse bevolking gerild van schrik omwille van de folteringen, ik heb met
hen geschimpt op de vreemde heersers, getriomfeerd om een overwinning door de
bevolking, en ik heb ineengeslagen gewacht op de executie der
vrijheidsstrijders.
Toneel,
zegt Van Dale, is elke plaats waar iets belangrijks gebeurt, waar alle ogen op
gevestigd zijn.
Toneel
is voor mij iets sacraals, is gewijd. De handelingen der spelers zijn gewijde
handelingen. Met zijn rituelen waar niet genoeg zorg kan aan besteed worden.
Toneelspelers zijn zichzelf en hun publiek verplicht een metamorfose te
ondergaan tot een brok authentiek leven.
Telkens
ik naar een toneelvoorstelling ga (amateur of beroeps) ga ik met hoge
verwachtingen, dan bibbert mijn bloed. Want daar, daar tussen die drie wanden
op de scene, daar gebeurt het, daar heeft de gedaanteverandering plaats, daar
worden wij weggerukt uit dit leven en meegesleurd naar een ander leven. Vaak
veel krachtiger dan de fletse rommel die ons als leven wordt voorgeschoteld.
Maar helaas als ik zoete koek en slappe voorgekauwde kost te verteren krijg :
mijn TV-kast heeft veel van dit. Beter was ik bij mijn boekenkast gebleven, daar
ze oneindig meer te bieden heeft.
Niemand
vraagt perfectie (dit is niet van hier zegt Paulus), maar we vragen inzet,
bezieling, geestdrift, en leven.
Hopelijk
is er wat te beleven met : GREENWICH
De Mechelse
Week 24 maart 1983 :
Naast
de komische situaties, bemerken we steeds een tragische achtergrond. Nicole Van
Gindertaelen, in de rol van de oudste dochter Andrea, een mentaal gehandicapt
meisje, was voortreffelijk.
Eveneens
de andere acteurs Renild Polfliet als de vrouw, Hilde De Kock als de jongste
dochter en Jan Emmeregs als Saturnino, verdienen een speciale vermelding.
Tijdens
deze twee voorstellingen was de zaal werkelijk te klein voor alle toeschouwers.
Rust
Roest heeft beslist een naam die op zichzelf reeds een massa mensen aantrekt.
Niet voor niets trouwens.
Tenslotte willen we nog alle medewerkers achter de schermen een woordje van
dank geven, o.a. Marcel Verwerft voor de teksthulp, F. Diddens, Stefan en Kris
De Laet, Werner De Nijn voor de dekorbouw.
Stefan De Laet voor de dekoraankleding. Fik Diddens voor een professionele
belichting. Vera Moernaut voor de grime. Karel Mertens voor de bandmontage en
Milou Van Stijvoort voor de kostumering.
Rust
Roest zorgde de twee dagen voor een schitterende vertolking van Greenwich,
een toneelstuk van Walter Van den Broeck.
Deze Leestse toneelkring heeft dit weekend bewezen dat amateurtoneel dikwijls
meer is dan een vrijetijdsbesteding. De spelers waren zo in hun rol en op
elkaar ingespeeld dat een lovende kritiek hier zeker op zijn plaats is.
We kunnen ons best indenken wat het moet betekenen om wekenlang, na een dagtaak
of na drukke huishoudelijke bezigheden, s avonds en de weekends een toneelstuk
te repeteren.
De
regie voor dit stuk stond onder leiding van Guido Hellemans, die dan ook niet
enkel van zijn spelers, maar ook van zichzelf het beste heeft weten te geven.
Het
stuk zelf, op het eerste zicht een blijspel, bezit een diepere inhoud : het
thema is het vadercomplex, aldus Walter Van den Broeck zelf.
In
het stuk worden de kinderen gedomineerd door de vaderfiguur, in dit stuk
schitterend vertolkt door Guido Hellemans, de regisseur.
Gazet van Mechelen van 22 maart 83 :
Hoewel
wij aannemen dat het grote publiek zaterdagavond jl. bij de premiére van
Greenwich niet voor auteur WalterVan den Broeck, maar wel voor de
plaatselijke toneelgroep Rust Roest buitenkwam, geloven we toch dat de
toneelliefhebber niet op het appel ontbrak.
Regisseur
Hellemans heeft voor een sobere aanpak geopteerd. Geen overbodige
theaterattributen, noch gemaakte theatercharges. Wel een aanpak volledig
conform aan het theater van Van den Broeck : volks, d.w.z. met een directe
taal, zonder veel franjes.
De
symboliek zorgt ervoor dat achter het gewone verhaal nog een tweede zit.
Zo
o.m. het vadercomplex en het sociale element. Renild Polfliet, als vrouw van
Robert Verachtert, gaf gestalte aan haar rol, hoewel zij zich heel de tijd in
een rolstoel beweegt, staat zij heel natuurlijk, ongekunsteld bij momenten
hard-meedogenloos, soms aangrijpend-ontroerend.
Nicole
Van Gindertaele in de rol van Andrea, de oudste dochter, bewijst dat ze de
figuur aanvoelt.
Hilde
De Kock en Jan Emmeregs zijn aan mekaar gewaagd.
Blijft
Guido Hellemans in het hoofdpersonage van Robert Verachtert de metaalarbeider.
Gaaf, puntzuiver en puik, zoals we het van hem gewoon zijn.
Een
tiental mensen achter de scène maakte de voorstelling tot een waardig avondje
uit. Wat we ook naar zijn volle waarde schatten is de keuze van de
opeenvolgende producties. Geen overjaarse boerenkluchten, (bedenkelijke)
billenkletsers of pseudo-psychologisch geleuter, maar een ernstige poging om
goed theater te brengen. (D.D.S.)
-De
aankondigingsfolder van het volkstoneelstuk Greenwich van Walter Van den
Broeck.
Voor hun schoolkrant maakten de
leerlingen van de Stedelijke Lagere School een verslagje van hun belevenissen
tijdens de Zeeklassen.
14/03/83 :
Noël en Geert : Op 14 maart
gingen we op zeeklassen. Om twee uur gingen we wandelen. We gingen van Oostende
naar Middelkerke. We hadden ver gelopen want iedereen was moe. We raapten
schelpen en andere dingen. Op de terugweg zagen we meeuwen en andere dieren.
Toen gingen we eten in het restaurant. Daar was het heel lekker en ik hoop dat
het een prettige vacantie wordt.
Steven : Om 08u30
vertrokken we in Leest naar Oostende op zeeklassen. We waren om elf uur in
Zeezicht. Dan pakten we onze valiezen uit en legden we alles in de kast. Na
het eten gingen we van Oostende te voet naar Middelkerke. Het was wel 20 km
lang, en schelpen rapen hebben we ook gedaan.
15/03/83 :
Ben : De tweede dag op zeeklassen en weeral
wat beleefd. Wij zijn s morgens naar de Sealink gaan kijken. In de buik van
het schip kunnen 320 autos of 48 vrachtwagens. De kapitein leidde ons rond.
Het was er heel erg comfortabel. Er waren ook grote salons. We zijn ook in de
duinen gaan spelen. Helaas kon Stefan De Wit niet meespelen, hij had zijn voet
verstuikt. s Avonds moesten we leren volksdansen.
Stefan : Vandaag zijn
we de Sealink gaan bekijken. Dat is een groot schip. Er kunnen 1500 personen en
320 autos of 48 vrachtwagens op. In de namiddag zijn we naar de duinen
gegaan.
Raymond : We zijn naar
de Sealink gaan kijken. Hij stond van voor open en er konden 48
vrachtwagensof 320 autos in. Maar,
voor ik het vergeet : er konden ook 1500 mensen in. Daarna gingen we in de
duinen spelen. Mijn botten zaten vol zand. Het was prettig.
16/03/83 :
Guy : Vandaag zijn we naar het zeeaquarium
geweest. Er waren veel vissen. Zoals de paling. Er was ook een vis die de
Oostendenaars strontvis noemen omdat hij in België niets waard is, maar in
Noorwegen is hij een lekkernij. We gingen ook nog naar het strand. Daar gingen
we wat spelen.
Daniëla : We zijn naar
het zeeaquarium gaan kijken. Ik was daar al geweest. We kwamen ook zotten
tegen. Die vierden hun honderd dagen. Ze hadden een auto op de stoep gesleept
en een raam ingeslagen. Gelukkig was de juffrouw bij ons.
Dominiek : Vandaag
gingen we eerst wat leren en dan eten. Daarna gingen we wandelen en spelen op
het strand. En toen gingen we naar het zeeaquarium. Daar was een mijnheer, die
ons vertelde wel soort vis het was. We gingen naar het hotel en de dag was om.
17/03/83 :
Ivan : Op 17 maart
zijn we naar het Olympisch zwembad geweest. Daar was veel zout in het water. Na
het zwemmen mochten we iets gaan drinken in het cafetaria. Tijdens de terugweg
mochten we op het strand lopen. Daar deden we spelletjes met de juf. De
juffrouw is een paar keer gevallen tijdens de spelletjes. s Avonds was er een
kwis. Er waren moeilijke vragen bij. Wij eindigden derde. Zo werd de avond
afgesloten.
Géry : Gisterenmorgen
waren wij vroeg wakker. Om ongeveer 8 uur zijn we gaan eten. We hebben ook van
een stagiaire les gekregen. In de namiddag zijn we gaan zwemmen in het
Olympisch zwembad, gedurende bijna één uur. En dan mochten we nog iets drinken.
Op de terugweg hebben we nog gespeeld, een spel met de juf, die was er ook bij.
Ook hadden we nog een kwis. Daar waren we derde.
Hans : Op 17 maart
zijn we naar het Olympisch zwembad gaan zwemmen. Het was wel zout water. Ik ben
dikwijls mijn mond gaan spoelen. Daarna zijn we naar het cafetaria nog wat gaan
drinken. We mochten kiezen tussen cola en limonade. Op de terugweg hebben we
met de juffrouwspelletjes gespeeld op
het strand. Er speelden jongens en meisjes mee van andere scholen. Na het
avondmaal zijn we gaan kwissen. Ik zat bij 4 groepen : geschiedenis, aardrijkskunde,
rekenen en sport. Sport en allerlei was niet zo schitterend. Toch eindigden we
derde. Nu hebben we een medaille gewonnen.
1983 15 maart Gazet van Mechelen :
Geert De Bruyn mist training (foto boven)
Ik
kom nog heel wat training tekort bij het begin van het nieuwe seizoen, maar
dat is het gevolg van de last met
mijn knie. Mijn winterseizoen is daardoor ook
voor een groot gedeelte in rook
opgegaan. De bedoeling was op de piste uit te
komen maar daar kwam ook weinig van in
huis, aldus Geert De Bruyn.
Zondag
6 maart te Kapelle-o/d-Bos reed de man uit Leest zijn eerste wedstrijd
van het nieuwe seizoen en behaalde
er een 12de plaats op meer dan 80
deelnemers. Vorige woensdag te
Fayt-La-Franc werd hij in de laatste meters
enkel door Jerry Cooman nog
voorbijgegaan.
Met meer dan 60 renners kwamen wij
in de spurt die praktisch 3 km duurde.
Het was toen ik op het einde stil
viel dat Jerry Cooman over mij is gekomen.
Daar denkt ge achteraf nog wel eens
over na maar er is niets meer aan te
veranderen. Ik was wel wat geschokt
toen ik een paar dagen later in een dagblad
las over mijn moeilijk karakter en
dat ik praktisch met al mijn klubgenoten zou in
ruzie liggen. Waar die heren al die
onzin gehaald hebben weet ik niet maar
aangenaam vond ik, noch mijn
supporters, het niet.
En ook die zogezegde uitlating van
mijn nonkel alsof ik het koersen zou verleerd
hebben op één jaar.
Twaalf overwinningen behaalde Geert
De Bruyn vorig jaar nog bij de
nieuwelingen toen hij op 17 juli
overstapte naar de juniores.
Daar won ik dan ook nog tweemaal.
Dit is toch niet zo slecht, dacht Geert.
(...)
1983 Vrijdag 18 maart: Milac-FilmYa Ya generaal met Jerry Lewis in
de
1983 11 maart : Vrije Kleuter- en Basisschool Leest op de cover van Zonneland
Verwondering
alom ! Onze speelplaats en enkele leerlingen worden vereeuwigd
op de voorpagina van Zonneland.
(Blikvangers Schoolkrant 1983)
1983 Op de vrijdagen 11, 13 en25 maart : Reuze Kaartavonden
Van SK Leest in het chalet aan de
Zennebrug met 1 grote kip per tafel.
Inleg 40 frank.
1983 Zaterdag 12 maart : Bezoek aan Mechelen met
C.S.C.-S.V.V.-Leest
In het kader van Ken Uw stad
vervolgde de afdeling Leest de reeks bezoeken
aan Mechelen met een wandeling door
de IJzerenleen, Korenmarkt en zo naar de kerk
van O.L.Vrouw-Over-De-Dijle.
Zoals steeds met een ervaren
stadsgids. Na de rondleiding bood gemeenteraadslid
Jef Vloeberghen namens het bestuur
een drink aan.
1983 Zaterdag 12 maart : Carnavalbal van de Kon. Fanfare
St.-Cecilia (fotos)
In zaal St.Cecilia met als speciale
attractie de verkiezing van de Minister van
Groot-Leest 1983.
Een 20-tal kandidaten dong als ET,
als baby, eskimo,...naar de titel.
De gemaskerden mochten gratis de
zaal binnen en eveneens gratis deelnemen
aan de tombola speciaal voor hen
ingericht.
Minister werd Wendy Van Steen
dievoor de gelegenheid was uitgedost
als
scheepskapitein. (DMW,17/3/1983 en
HLN 9/3/83)
1983 Zondag 13 maart : K.A.J. Ontdek-uw-ster (foto)
De Leestse parochiezaal was te
klein om het massaal opgekomen jeugdige
publiek te kunnen bevatten.
Organisator was de Leestse Katholieke
Arbeidersjeugd, met als voornaamste
coördinator Dirk De Smet.
Tien deelnemers dienden hun beste
(muzikale) beentje voor te zetten voor
niet alleen een paar honderd
sympathisanten, maar tevens voor een heuse jury,
bestaande uit Leen Verschueren, Jan
De Decker, Mieke De Wachter en
voorzitster Hilde Silverans.
Marc Verschueren kwam als eerste
uit de bus, tweede werd Pol Van Roy,
derde Marc Keulemans en de Leestse
groep Onkruid behaalde de vierde
plaats.(DMW,17 maart 1983)
De
K.A.J.
In 1925 werd de KAJ gesticht.
De geschiedenis van de KAJ (Katholieke
Arbeidersjeugd) en haar vrouwelijke tak VKAJ hangt helemaal samen met die van
de stichter, de charismatische Jozef Cardijn.
Cardijn was in 1924 onderpastoor in
Laken, toen hij vaststelde dat jonge arbeid(st)ers nauwelijks iets betekenden
in het kapitalisme van die tijd. Tegelijkertijd rukte het antiklerikale
socialisme op, waarvoor hij erg beducht was. Het begon met een studiekring voor
jonge arbeidsters. Het initiatief sloeg aan en er kwam een hele beweging tot
stand, gericht op betere werkomstandigheden en respect voor de jonge arbeiders.
In de loop van de geschiedenis van deze
beweging stonden afwisselend religieuze en sociale acties op de voorgrond.
Tot in de jaren vijftig overheerste
echter vooral de moreel-godsdienstige stroming. De kerkelijke overheid zag de
KAJ niet graag de sociale toer opgaan. Dat kon immers ook politieke gevolgen
hebben.
In die jaren kende de KAJ een groeiend
succes. Van 7.164 in 1928 ging het ledenaantal naar 20.997 in 1933. Op het
einde van W.O.II waren er 30.000 leden.
Nadien begon de koude oorlog. Vele
mensen keerden zich af van het socialisme en de koningskwestie dreef de
katholieken dichter bij elkaar. Ook de KAJ haalde daar profijt uit. Op de
viering van 25 jaar KAJ waren 100.000 jongeren aanwezig.
Meteen was echter het hoogtepunt
bereikt.
Ook voor deze vereniging waren de jaren
60 een keerpunt. Ook inhoudelijk.
De arbeiders kozen voor maatschappelijke
verandering van structuren en voor een klasseloze maatschappij. Dat
veroorzaakte interne spanningen.
De VKAJ haakte af en zes KAJ-verbonden
gingen een eigen weg als kajottersbeweging, die dichter bij de traditionele
koers wou blijven.
De aanhang van de officiële KAJ smolt
geleidelijk weg.
Begin jaren 80 begon het ledenaantal
echter weer aan te groeien.
In 1985, bij het zestigjarig bestaan,
telde de KAJ 9.000 betalende leden.
De vernieuwing in organisatie en werking
waren daar niet vreemd aan, evenals de crisis die meer jongeren in de kou liet
staan.
Sinds 1979 werden er ook inspanningen
gedaan om de activiteiten te organiseren rond plaatselijke jeugdlokalen waar
arbeidsjongeren elkaar konden ontmoeten in een ontspannen sfeer.
(GvM, 16/4/1985,6/12/2004)
-Alle
gemaskerden. (Foto : DMW)
-De
gemaskerde rechts op de foto won de prijskamp. Later bleek de winnaar een
winnares te zijn
-Wendy
Van Steen : de Minister van Groot-Leest 1983.
-Marc
Verschueren, Laureaat van Ontdek uw Ster Leest. Hij ontving voor zijn
prestatie de beker van de Mechelse Week. (Foto : DMW)