1983 Zondag 8 mei : Gewestelijke dressuur- en springdag
georganiseerd door de LVR-Leest
vanaf 10 tot 17 uur op hun oefenterrein
Kouter Leest. Inkom gratis.
1983 8 mei : Rust-Roest en Korneel namen deel aan de Hanswijkprocessie.
De Leestse toneelgroep Rust
Roest zal in de Hanswijkprocessie de Bruiloft van Cana
uitbeelden. Terwijl de jeugd van de
Leestse Volksdansgroep Korneel zal dansen bij
diezelfde bruiloft.
De parochie Leest beeldt de groep
uit Opdracht van Jezus in de tempel.
Iedereen kan er aan deelnemen :
volwassenen kunnen zich inschrijven bij de
Bestuursleden van KVLV en
Landelijke Gilde.
Kinderen kunnen hun naam opgeven
bij Chiro of in de school.
(De Band, mei 1983)
1983 Maandag 9 mei : K.V.G. Meifeest in de Parochiezaal
1983 Van
12 tot en met 15 mei :13de
Leestse Volksfeesten.
WINDHOOS ONTSIERDE DERTIENDE LEESTSE VOLKSFEESTEN
Toeval of
niet maar deze dertiende Leestse Volksfeesten waren in mineur begonnen
wanneer feestvoorzitter Gust Emmeregs bij de openingsplechtigheden niemand van
het Mechelse schepencollege kon begroeten. Emmeregs, die tevens
CVP-gemeenteraadslid was te Mechelen, had enkele uren voordien van de Mechelse
burgemeester Ramaekers een brief ontvangen waarin die meedeelde de opening niet
te zullen bijwonen omwille van de vele kritiek op het stadsbestuur. Gust
Emmeregs noemde dit een kinderachtig gedoe omdat politiek niet op de
volksfeesten thuishoorde.
Na het
drama zou burgemeester Ramaekers wel komen opdagen om de getroffenen moed in te
spreken.
Hopelijk
brengen deze dertiende Volksfeesten voor ons geen ongeluk, vertelde Gust
Emmeregs rond het middaguur bij de officiële opening.
Want we
hebben het geld bikkelhard nodig om het voetbal in Leest te redden.
De
genodigden hadden nog maar pas de rondgang van de handelsbeurs achter de rug,
toen de wervelwind opstak. Meer dan 300 personen, waaronder heel wat kinderen,
zaten in het restaurant te eten, toen het drama gebeurde.
Gelukkig
zag men het gevaar tijdig naderen, zodat prompt gas- en electriciteitsleidingen
werden afgesneden.
De tent (85
bij 30 meter) werd brutaal opgetild en seconden later tegen de grond gesmakt.
Inzittenden
die poogden het zeil vast te houden, werden gewoon mee de lucht in geslingerd.
Er ontstond
paniek onder de aanwezigen, die al kruipend van onder de stukgeslagen tafels en
stoelen een weg naar buiten zochten langs de opengescheurde tentzeilen.
Op minder
dan geen tijd waren de Mechelse brandweer en de politie ter plaatse om de onder
het tentzeil bedolven mensen te bevrijden.
Op enkele
builen en schaafwonden na kwamen de meesten er nog betrekkelijk goed van af.
Toch dienden de uitgerukte ziekenwagens in totaal vijf gewonden naar het Sint
Jozefziekenhuis over te brengen. Drie van hen konden dezelfde dag ontslagen
worden.
Erger was de toestand van de twee andere slachtoffers, Herman De Neve uit de
Cecilialaan en de bejaarde weduwe Maria (Celine) Van Winghe, Alemstraat 6.
Beiden liepen een beenbreuk op.
Herman De Neve werd bij een poging om het tentzeil tegen te houden, mee de
lucht in geslingerd.Terug op de grond
kreeg hij een afgeknakte paal op het been.
Nadat de
feesttent letterlijk in mekaar was gezakt werd het donderdagprogramma, enigzins
geïmproviseerd, verder afgewerkt in de beide Leestse feestzalen.
Intussen werd met man en macht gewerkt aan het optimmeren van een
vervangingstent achter de parochiezaal aan de Kouter, die Gust Emmeregs vanuit
Bree had laten overkomen en waarin vanaf vrijdag tot en met zondag de affiche
werd afgewerkt.
Deze tent
bood plaats aan 1200 toeschouwers.
Op de
afgelaste handelsmanifestatie na waarbij een 25-tal exposanten miljoenenschade
leden- gingen de Leestse Volksfeesten, zij het in een gelaten stemming, verder.
Voor de
afhandeling van de schadedossiers van de standhouders werd een advocatenkantoor
te Mechelen aangesteld.
Niet lang
na de ramp werd een komitee rampenfonds opgericht, samengestelduit afgevaardigden van de vzw VV Leest,
standhouders, partikulieren en een gerechtsdeurwaarder. Het rampenfonds
schreefeen 150-tal Mechelse
verenigingen aan met het verzoek tot concrete hulp. Er werd een
solidariteitstombola ingericht en een benefietavond georganiseerd. (zie 18/6)
In 1989
deed het Hof van Beroep een uitspraak in de zaak tussen V.V. Leest en het
tentenbedrijf Veldeman uit Bree.
Beide
partijen schoven mekaar de verantwoordelijkheid toe.
Nadat de
rechtbank van eerste aanleg te Mechelen in 1986 het tentenbedrijf
verantwoordelijk had gesteld, was Veldeman in beroep gegaan.
Volgens het
Hof was de huurder juridisch verantwoordelijk.
V.V. dat
zon 700.000 frank eigen kosten had bij de ramp, zag met dit vonnis de
recuperatie van dat geld onmogelijk gemaakt.
Bovendien
waren er nog voor circa 1 miljoen frank schadeclaims van benadeelden die
gerechtelijk procedeerden.
(GvM,25/4/89)
In 1994 vertelde Gust Emmeregs aan
Gazet van Mechelen : Heel
die ramp is op mij persoonlijk terechtgekomen, gelukkig hadden we een
verzekering burgerlijke aansprakelijkheid afgesloten, de schadeclaims bedroegen
20 miljoen franken we richtten
benefietmanifestaties in. Dank zij heel wat creativiteit slaagde ik er in om al
wie schade leed, te vergoeden. Dat voorval lag aan de basis
om een polyvalente sporthal te
bouwen, geschikt voor verschillende zaalsporten maar ook voor familie- en
bedrijfsfeesten, bals en dansavonden maar vooral als vervanger van de feesttent
van de Leestse Volksfeesten.
Op
9 februari 1984 werd bij notaris Schotte de NV Sportcentrum Leest gesticht. De sporthal werd geraamd op 15
miljoen en het kapitaal, aangebracht door 18 aandeelhouders, bedroeg 4,5
miljoen frank. (DB,maart 1984). Voor het resterende bedrag werd een lening
afgesloten bij een bank. In 1994 (12 maart) verklaarde Gust aan Gazet van Antwerpen
dat van het maatschappelijk kapitaal van 6 miljoen, hijzelf 75% uit eigen
vermogen had bijgedragen en dat de oprichtingskosten van de sporthal 20 miljoen
frank beliepen. Daarvoor werd bij de NMKN 11 miljoen geleend. De overige
miljoenen mochten aan de contructeurs worden betaald naargelang de
exploitatieinkomsten dat mogelijk maakten. Ik
ga vandaag niet wegsteken dat ik het dikwijls moeilijk heb gehad. Dankzij een
ganse reeks nevenactiviteiten konden we echter het hoofd boven water houden
voegde hij daar aan toe.
De
Raad van Beheer bestond uit Gust Emmeregs, Guillaume Seeldrayers, Louis
Vloebergh, Jos Roosemont, Frans Tyaerts en Emiel Spruyt. Commissaris was Camiel
De Loose. Gust Emmerechts werd afgevaardige-bestuurder (GvM 28/2/1984).
Vele
delen van Vlaanderen getroffen
Hevige
rukwinden richtten op vele plaatsen in ons land die dag zware schade aan. De
ravage was enorm. In West-Vlaanderen woedden die woensdagavond hevige onweders,
gepaard met blikseminslagen die een paar bedrijven in de as legden.
De rukwinden, op sommige plaatsen gewaagde men van windhozen, richtten hun
vernielingswerk aan tussen 13 en 13.30 uur in zowat alle Vlaamse provincies.
Hemelvaartdag
was ook erg somber voor diegenen die een korte vacantie gepland hadden aan de
kust.
Naast de
ramp te Leest sneuvelden ook feesttenten teBaasrode, Kruibeke, Oudenaarde en Brasschaat. Te Asse brak de 30 m hoge
zendmast van een vrije radio en plofte op een huis. Te Hekelgem knapten de
electriciteitsleidingen door en hinderden het verkeer.
Verkeersproblemen waren er ook in de streek van Ninove en Groot-Bijgaarden waar
ontwortelde bomen op de rijbanen en op huizen waren gevallen.
Door de
gemeente Kapellen raasde een windhoos die heel wat schade toebracht aan daken,
serres en elektrische draden en die ook de meeste kramen van de feestmarkt
wegblies.
Aan de kust
woedde donderdagmiddag opnieuw een storm met rukwinden die 200 km per uur
bereikten te Oostende. Te Gistel vielen bomen op de weg, te Oostende werd een
dak van een huis geblazen, te Wenduine kantelden drie caravans...
Fotos :
-Dit beeld werd genomen nauwelijks tien minuten na
de ramp. Hulpdiensten en medewerkers zijn nog op zoek naar eventuele
slachtoffers onder het tentzeil.
-De ravage
-Een aangeslagen Gust Emmeregs naast burgemeester
Ramaekers die uiteindelijk toch was komen opdagen.
1983 Zaterdag 7 mei : 25-jarig Priesterschap Pater Damiaan
Die dag vierde de
vijfenvijftigjarige pater Damiaan (Karel) Van Aken zijn
zilveren priesterjubileum.
De pater stamt uit een gezin van 7
kinderen en liep lagere school in Malderen.
Hier reeds besloot hij priester te
worden maar het vroegtijdige overlijden van
zijn moeder en de oorlogsjaren
beslisten er anders over.
Uiteindelijk in 1951 zou hij naar
het noviciaat van Taintegnies gaan en op
20 april 1959 werd hij in de abdij
van St.-Gerard tot priester gewijd.
Datzelfde jaar werd hij als
surveillant en leraar wiskunde, aardrijkskunde en
godsdienst aangesteld in het
Sint-Theresiacollege te Kapelle-o-d-Bos.
Zijn zuster Maria belandde als
huishoudster van pastoor Frans Lornoy in 1966
te Leest. Op die wijze maakte ook
pater Damiaan kennis met deze gemeente
alwaar hij tot zondagonderpastoor
werd aangesteld.
Vervolgens werd pater Damiaan
proost van de chiro-jongens en later, in 1972,
ook van de meisjes.
De pater lag mee aan de basis van
de oprichting van Vevoc en gaf de beslissende
duw bij de inplanting van nieuwe
jeugdlokalen in 1974.
Tu
es Sacerdos in aeternum (Jij bent
priester voor altijd.)
Priester
ben jij voor de eeuwigheid.
Dit werd je een kwarteeuw geleden
en
als een onuitwisbaar teken
ingeprent.
Je was bereid.
En
van die eeuwen eeuwigheid
zijn
vijfentwintig jaar verstreken ;
je
hebt vandaag teruggekeken
naar
die eeste dag vol heerlijkheid.
Je
moet wel vrolijk zijn geweest.
De
abdij van St. Gerard te Namen
kreeg
toen een lieve en bekwame
confrater
bij. Het was vast feest.
Je
moet gelukkig zijn geweest
maar
ook weemoedigheid komt soms
bij
t bidden van een vaderons
om
iets dat niet geneest.
Zo
heb je toen als nu gedacht
aan
mensen die je dierbaar waren
de
Heer alleen kon de hemel klaren
en
je gelukkig zien. Je lacht.
Hij
kende een plaats waar kinderen zijn
een
klooster en een school tesaam
en
Damiaan was als patersnaam
wel
meer dan enkel schone schijn.
En
hij kende een dorp waar kinderen zijn
waar
de pastoor te veel moest werken
de
pater kwam de pastoor versterken
en
bleef hangen op het chiroplein.
Daar
werd gevoetbald en gevochten,
geruzied
en een band gesmeed,
er
lag een werkterrein gereed
en
of we zijn werker mochten !
Hij
maakte prompt een heel nieuw lied
de
zondag om één uur
want
ook de pater had dat vuur
en
dat soort blust men niet.
Van
rijmen en van dichten
heeft
hij absoluut verstand
maar
hij kan ook met vaste hand
in
t donker met zijn pillamp lichten.
Dat
is van levensgroot belang
want
al die jonge chiromensen
hebben
wel eens duistere wensen
en
trekken het altijd lang.
Alleen
de kleinsten die zijn zoet
zij
durven nog niet weg te lopen
zij
vragen is de pater open ?
omdat
hij in chips en cola doet.
En
op ons prachtige bivakken
wat
zouden wij zonder de pater zijn ?
Wie
is de vertrooster van de kleine pijn ?
Wie
zou er zorgen voor gemakken ?
Wie
zou er slapen onder leeuwevlag
of
tussen legumen en spelmaterialen ?
Wie
zouden we in paniek moeten halen
voor
een muskusrattenslag ?
Wie
zorgt voor nachtelijke sensatie ?
Voor
ontvoeringen in een donker woud ?
Wie
regelt het pikken van kampvuurhout ?
-Wie
laat zijn botten kussen met gratie ?
De
pater. Ach er is zoveel
Dat
met geen pen valt te beschrijven.
Hij
moet in elk geval nog blijven
nog
vijfentwintig jaar en meer.
Want
alle kinderen worden groot
en
willen op den duur gaan trouwen
maar
ze willen nog iets van die chiro behouden
daaraan
gaf de Vevoc de stoot.
Wanneer
we die stichtten een tijd geleden
en
we gaven daarop een flinke toost
konden
we weer niet zonder proost
en
de pater kreeg het op zijn rug gesmeten.
Voor
alle grote en kleine dingen
willen
we dankbaar zijn vandaag
we
geven je blij, we geven je graag
om
de talloze herinneringen
en
in Chiro-Vevoc overleg
een
spul het is niet te versmaden-
een
ding om lekker vol te laden
zodat
je vast ligt op de weg.
Want
voor vervoer heb je een zwak
Je
zit je auto vaak vol te stouwen
doch
wil met ons gave geen papierslag houwen
we
kochten het slechts voor je eigen gemak.
Laten
we je dan ook nog wensen
-omdat
je ons hart zoveel deugd hebt gedaan-
dat
het je altijd goed mag gaan
tussen
Gods gewillige mensen.
Vanwege Chiro-Vevoc, Leest 7 mei 1983.
(De Band, juni 1983)
Karel
Van Aken al 25 jaar priester
De
naam De Pater klinkt ons zo vertrouwd dat ze een begrip zijn geworden voor al
die mensen die zich bezighouden met het parochiewerk in Leest of er interesse
voor hebben.
Toen
we Pater Damiaan opzochtenvoor een
interview voor De Band vonden we hem in de pastoorstuin tussen vuur en water
: want onder de druipende regen was hij aan t stoken als alle duiveltjes uit
de hel : t Duiveltje-doe-al van de parochie die naam waardig, dacht ik. Daar
werden enkele kiekjes genomen en werd een afspraak gemaakt voor een interview.
Op
zaterdag 7 mei was het feest voor zijn 25 jaar priesterschap. Pater Damiaan
werd geboren op 22 februari 1928 en niet in 1927 zoals foutief werd gedrukt in
het feestboekje en in de vorige Band. We vroegen aan hem hoe hij er toe gekomen
is priester te worden.
Een
anekdote die ik nunog altijd herinner,
vertelde hij, als ik het eerste jaar mijn nieuwjaarsbrief schreef. Mijn Peter
woonde niet ver van de school van Malderen en met veel plezier ging ik hem na
schooltijd mijn nieuwjaarswensen aanbieden. Wij woonden aan de andere kant van
het dorp en misschien had ik wel tegen mijn broers gezegd : ik ga naar mijne
Peter. Maar t werd al 7 uur en toen t donker werd kwam er al een nonkel me
zoeken. Waar bleef die snotneus van zeven jaar wel ? Dan wou je als kind ne
keer iets doen en onmiddellijk zaten ze achter je aan om je te zoeken en je de
les te spellen. Toen we in de zesde of zevende klas zaten kregen we een dubbel
blad om te tekenen over de missies. Dat heeft mijn gedachtengang sterk
beïnvloed. Mijnheer Van Steen, nu priester in Coloma was toen een klasgenoot en
toen reeds maakten wij een afspraak : eens zitten we in de Kerk !
De
vader van Van Steen was hoofdonderwijzer in Malderen. En als die maar enig
vermoeden had dat je verder studeren zou, sprak hij je vader aan over in de
vrije uurtjes Franse les te volgen. Ook de missiepreken hebben me sterk
beïnvloed om priester te worden. Onze onderpastoor gaf me eens een boekje :
Paters van Don Bosco. Ik denk dat ik het hier nog wel ergens liggen heb. Dat
is me altijd bijgebleven.
Van
thuis mocht ik priester worden, maar mijn vader was gestorven toen ik vijf was
en tijdens de moeilijke oorlogsjaren stierf moeder zodat ik niet gemist kon
worden.
Wij
waren werkmensen, het stukje land moest bewerkt worden, het huishouden moest
gedaan worden en de koe op de stal moest verzorgd worden. Dus was het een
wachten op betere tijden. Ik heb me nooit erg bezorgd gemaakt dat die studie
uitgesteld moest worden. Belangrijk was dat ik mijn keus had gemaakt en dat zou
op zijn tijd wel komen.
Mijn
keuze werd bepaald door de Paters van Kapelle op den Bos, die bij ons kwamen.
Dat lag bij de hand. Ene van Malderen, een echte missionaris was bij de
Pikpussen en die kon u zo begeesteren. Vooral die figuur van Pater Damiaan,
die apostel van de melaatsen op Molokaï maakte een geweldige indruk op mij. Die
naam is me altijd bijgebleven.
Uiteindelijk
ben ik dan toch meegegaan met iemand die ik kende en die ons hielp. De Paters
van Kapelle, de Assumptionisten daar ben ik ingetreden.
-Hoe
word je Pater Priester en Duiveltje-doe-al ?
Bij
de Paters van Kapelle op den Bos deed ik dus mijn vijf jaar Humaniora. Omdat
we met een zestal late roepingen waren werd de studie ingekort en het Grieks
werd er niet bijgenomen. In 1951 deed ik mijn proefjaar of noviciaat te
Taintegnies bij Doornik. Daar koos ik op 22 augustus mijn kloosternaam Pater
Damiaan.
Nu
moesten er nog zes jaar priesterstudies gedaan worden maar in 1953 reeds werd
ik opgeroepen om mijn legerdienst te volbrengen. Gelukkig was er die
Hofaalmoezenier van Koningin Elisabeth. Hij haalde mijn dossier gewoon uit het
pakket en zorgde ervoor dat ik bij de klasse van 1954 kwam. Zo kon ik mijn
studies nog wat verder zetten. Mijn 18 maand legerdienst bij de Brancardiers
bestond uit mijn opleiding tot brancardier en daarbij nog een halve dag studie
(theologie). Na mijn legerdienst moest ik nog ruim 2 jaar en half mijn
priesterstudies verder zetten zodat ik met legerdienst en 2 jaar die ik al had
gepresteerd samen aan zes jaar priesterstudie kwam. De laatste jaren van mijn
priesterstudies gebeurde volledig in het Frans omdat er ook Walen bijzaten. Bij
de Paters was er al wel een scheiding doorgevoerd tussen Walen en Vlamingen
reeds vanaf de jaren 1940 1950. De Walen gingen hun studie eindigen in
Frankrijk en de Vlamingen gingen naar Holland. Maar je wist hoe de Hollanders
ons bekeken als stomme boerkes; en toen er één van ons jaar geweigerd werd :
hij was volgens de Nederlanders niet bekwaam om priester te worden, toen
besloten wij allemaal dan maar liever met de Walen naar Frankrijk te
vertrekken. En zo kregen wij onze laatste jaren theologie in t Frans en werden
wij ook in het Walenland gewijd. Dat was op 20 april 1958 in de Abdij van St.
Gerard (Namen).
Op
13 juli mocht ik dan mijn eremis houden en t is toen dat onze Privinciaal zei
: Je kunt in Kapelle op den Bos beginnen in het St.Theresiacollege.
Je
weet hoe dat gaat in t College. Als jonge priester moest je dag in dag uit
met jonge mensen bezig zijn : bewaken en lesgeven. Dag en nacht zat je vast aan
je school. Als priester moest je toen nog geen diploma hebben om les te geven.
Zo mocht ik in de lagere afdeling aardrijkskunde en catechese geven.
De
eerste zeven jaar heb ik geen eigenlijke parochiedienst moeten doen, toch keek
ik ernaar uit. En ging ik naar de kapel van het gasthuis om 9 uur mijn mis
doen. Toen dat niet meer nodig was trok ik naar de parochie van het H. Kruis
bij pastoor Verbeeck. Diewas daar goed
gekend en deed zijn missen in t Barakske dat de mensen zeiden. Daar ben
ikniet lang geweest want in juni of
september 1966 was pastoor Lornoy benoemd in Leest en werd ik daar officieel
benoemd als zondagspastoor. Dat betekende van zaterdagavond helpen met de H.
Mis, de biecht en het preken. In Kapelle op den Bos bleef mijn dag goed gevuld.
Buiten de bewaking bij de fietsenplaats, had ik nog schoolboekerij en was ik
verantwoordelijk voor de opvang van zieken en gekwetsten en ook over drie
paviljoens met refter en verwarming, enz.
Veel
mensen denken dat ik in Leest woon omdat ze me hier zien met het weekend maar
dat fabeltje moet uit de wereld geholpen worden. Ik verblijf waar ik die dag
moet beginnen met mijn werk. Ik heb dus nachtverblijf waar ik de volgende dag
dienst heb. Ik woon in mijn auto tussen Leest en Kapelle op den Bos.
-Hoe
gaat het nu verder na die 25 jaar priester zijn ?
Ik
maak geen vooruitzichten. Als je nu ziet hoeveel mensen nu hun brood verdienen
met te doen wat je zelf al die jaren gedaan hebt, dan kun je met gerust gemoed
uw werk overdragen aan die jonge mensen. Zelf hou ik van mijn werk in de
jeugdbeweging en ook het parochiewerk lokt mij aan. Hoe het verder zal gaan dat
moeten wij afwachten.
Hij zal het boeren laten staan en
worden Pater Damiaan.
Deze
tekst werd op de dag van zijn eremis door de buren boven de ouderlijke woning
gehangen.
Karel Soors.
(De Band, juni 1983)
In het julinummer verscheen zijn woord van dank bij de jubileum-viering van
mijn 25 jaar priester-zijn. Dank voor het parochieel initiatief, aan de
kerkfabriek, aan het zangkoor en aan allen die door hun aanwezigheid de Heer
kwamen danken met een Plechtige Eucharistieviering. Beste dank ook voor de
warme sympathie die ik in de parochiezaal mocht ontvangen vanwege de parochiële
verenigingen en van velen persoonlijk, een sympathie die uitgedrukt werd in een
pittig en hartelijk woord, een aangenaam schrijven en attentie-volle
geschenken. Vooral mijn dank aan de verenigingen en de parochie die mij een
bedevaart naar Rome in dit Heilig Jaar, heeft aangeboden.
t
Heeft ons deugd gedaan.
Pater Damiaan.
-De
Pater draagt een mis op tijdens een Chiro-bivak. Kenmerkend voor de Pater :
zijn tafeltje,meestal klein en sober,
fungeerde als mobiel altaar (Foto :
Hugo Lauwens)
1983 Dinsdag 3 mei :
Opening van de Mei-Maand aan de grot
van Lourdes in de Kouter
vanaf 20 uur.
1983 Vrijdag 6 mei :
Viering van Moederdag in de
Stedelijke Lagere School
In de gymzaal van de
school werden alle moeders tegen 14 u. uitgenodigd om aan deze feestviering
deel te nemen.
Zowel moeders als
leerlingen werden getrakteerd op wafels en een drankje terwijl de oudste
leerlingen voor de bediening instonden en de anderen een optreden verzorgden.
De wafels werden
gebakken door de leden van de Vriendenkring.
Enig minpuntje : op
deze dag waren er helaas heel wat zieke kinderen.
(Schakel 30/3/83 en
16/5/83)
De vierde klas maakte
van dit evenement volgend verslag :
om twee uur kwamen bijna alle moeders bijeen in de
turnzaal. De kinderen mochten bij hun moeder zitten. Als iedereen binnen was
gingen de kinderen van het eerste, het tweede, het derde, het vierde en het
zesde leerjaar enkele gedichtjes voordragen. De leerlingen van het vijfde
leerjaar deden twee volksdansen. Toen we gedaan hadden met voordragen kregen de
moeders een bloempotje met een mooi plantje. Daarna mochten we wafels eten. Die
smaakten lekker. Op tafel stonden er busjes melk voor de kinderen. Voor de
moeders was er koffie, daar zorgden de meesters voor.
Als de wafels op waren, wenste meester Gobien nog een
prettige Moederdag en mochten we allen naar huis gaan. Het was een zeer
prettige namiddag voor de moeders en ook voor de kinderen. Dit mag ieder jaar
gebeuren.
(Schoolkrant nr.3,
jaargang 3)
1983 6 mei Gazet
van Mechelen :
De Hel van Leest wordt nog dit jaar aangepakt.
Tijdens een van de jongste gemeenteraden te Mechelen
hebben de raadsleden hun goedkeuring gegeven aan het aangepast ontwerp voor het
uitvoeren van wegen- en rioleringswerken in de Molenstraat te Leest, met een
aangepaste raming van 8.132.731 frank (btw inbegr.).
Voor de uitvoering van deze werken werd vorig jaar nog een staatstoelage
toegezegd van 3,8 miljoen frank.
Met de uitvoering van deze, werkelijk door niemand te
betwisten levensnoodzakelijke werken, kan nu gestart worden.
CVP-gemeenteraadslid Gust Emmeregs, had in de
gemeenteraad ooit eens gezegd dat de Molenstraat nog slechter is dan de
beruchte hel van het noorden, die de renners in de wielerklassieker
Parijs-Roubaux onder de wielen krijgen geschoven.
Door een lid van het schepencollege was tijdens een
vorige gemeenteraad gezegd dat het licht op groen werd gezet voor deze hel van
Leest.
Groot was dan ook de verwondering en ontgoocheling van
Gust Emmeregs toen hij vaststelde dat de huidige bestuursmeerderheid de
kredieten voor deze werken aan de Molenstraat niet had opgenomen in de
begroting 1983 en de aanbesteding tot volgend jaar uitstelde.
Niet akkoord
Gust Emmeregs ging hier tijdens de jongste
raadszitting niet mee akkoord.
De kasseiweg van de Molenstraat is, en dat zal
niemand ontkennen, te slecht om er met een voertuig over te rijden. Men kan er
ofwel veel schade oplopen of erop verongelukken, aldus interpellant.
Aanvankelijk had Emmeregs gevraagd om over het
voorzien van de kredieten en de begroting 83 en de onmiddellijke aanbesteding
van de wegenwerken in de Molenstraat hoofdelijk te laten stemmen. Uiteindelijk
verkreeg hij van schepen Jean Van der Sande van Openbare Werken de belofte dat
bij de eerstvolgende begrotingswijziging de kredieten voor de
herstellingswerken van de Molenstraat zullen ingeschreven worden.
Zodoende zal dit jaar nog kunnen gestart worden met de Molenstraat in een nieuw
kleedje te steken.
Tot groot jolijt van niet alleen interpellant Emmeregs, maar zeker en vast van
de talrijke automobilisten die dagelijks door deze Leestse hel worden
gejaagd.
1983 6 mei Het Laatste Nieuws : VV Leest voelt zich door stadsbestuur
geboycot.
Gust Emmeregs : Gronden zelf
aankopen...of gedaan met voetbal te Leest !
We
zetten met onze dertiende Volksfeesten inderdaad alles op alles. Ze kosten ons
ongeveer één miljoen. Das een bom geld. Maar met een goed overwogen, ja zelfs
met een zwaar risico inhoudend programma, willen wij het voetbal in Leest
redden.
Aan
het woord is Gust Emmeregs, afgevaardigde-beheerder van voetbalclub V.V.Leest
tevens gemeenteraadslid- die met O.H.Hemelvaart de Leestse Volksfeesten
organiseren.
Een
fantastisch programma wacht de hopelijk- tienduizenden bezoekers , met vedetten
als Rob De Nijs, Will Tura, De Strangers, Doris D and The Pins, Connie Neefs,
Rikske Samijn en het Ballet van Penney de Jager met hun Paradise to
Paris-Show, gekoppeld aan een gastronomisch festijn.
Een
van de motieven om dit jaar alles op alles te zetten is het feit dat het
Mechelse stadsbestuur, ook al riep Gust Emmeregs het herhaaldelijk uit in de
gemeenteraad, niet wou ingaan om de toegangsweg met gronden (die dienst doen
als parking) voor het terrein in de Dorpsstraat te Leest, aan te kopen.
Wanneer
VV Leest nu zelf deze gronden niet zou aankopen, dan betekent dit dat er meteen
ook geen toegangsweg meer is naar het terrein.
Wat
zo goed als wil zeggen dat het gedaan is met voetballen in de Dorpsstraat.
Begrijpt
ge nu, aldus Emmeregs, waarom de komende Volksfeesten voor ons zo ontzettend
belangrijk zijn ?
VV
Leest speelt alles of niets. Met de opbrengst van de komende Volksfeesten hoopt
het bestuur de toegangsweg en de aanpalende gronden aan te kopen.
Schandalig
VV
Leest voelt zich door het Mechels stadsbestuur gediscrimineerd, zelfs geboycot.
De stad Mechelen achtte het wel opportuun om de terreinen van FC Muizen,
eigendom van de Rateux-fabrieken, aan te kopen en ook nog eens 8 miljoen te
spenderen aan Sporting Mechelen.
Het
is voor ons duidelijk dat hier met twee maten en twee gewichten is gewogen.
De erfgenamen-eigenaars van de betwiste grond aan het Leestse voetbalveld waren
bereid gevonden om de toegangsweg en achtergelegen landbouwgrond met een
oppervlakte van 1369 vierkante meter, aan de stad te verkopen voor ongeveer
700.000 frank.
Dus
met een veel bescheidener budget had de stad V.V. Leest uit de nood kunnen
helpen, zei een ontgoochelde voorzitter. Maar zelfs dat was te veel.
Wat
nu ?
De
sportinfrastructuur van VV Leest heeft de gemeenschap tot vandaag nog geen
frank gekost. Deze voetbalclub heeft sedert haar bestaan haar eigen huishouden
met eigen centjes beredderd. Met succes overigens, en mede dank zij de
jaarlijkse Leestse Volksfeesten, maar dat vergt ook maanden keihard werken voor
100 medewerkers, die voor dit alles ook geen frank moeten betaald worden.
Dank
zij dit alles heeft men de voetballende jeugd bij V.V. Leest degelijk kunnen
opleiden. Heeft men de accommodatie om en rond het terrein, en zelfs een
keurige verlichting, kunnen aanbrengen. Voor zover dat kon werd alles met eigen
handen gedaan. En nu wordt VV Leest het mes op de keel gezet en weigert de stad
ook maar enige hulp te bieden. Dat kan er bij Gust Emmeregs en zijn medewerkers
niet in. Hier is een duidelijke boycot aan de gang. Men wil VV Leest kapot
maken, maar dat zullen we zo maar niet laten begaan, zegt Gust Emmeregs, die
van VV Leest zijn levenswerk heeft gemaakt.
Wij
zullen nu de toegangsweg zelf aankopen. De verkavelde gronden zullen door
leden, spelers en sympathisanten van de club worden aangekocht. Wie dat stuk
grond binnen enkele jaren dan toch niet meer wilt hebben, en de kas van de
voetbalclub is weer gespijzigd, dan zal V.V. de stukken aankopen. Maar op deze
manier zijn wij voorlopig gered en het voetbal in de gemeente voor 10 jaar
beveiligd.
Over
de houding van de stad is men in Leest niet te spreken. Zopas kreeg VV Leest
nog een rekeningetje aangeboden van de stadsvaderen. Stadswerklieden hebben het
gras gemaaid op de twee Leestse voetbalvelden. De kosten hiervoor : 68.000
frank aub.
En
zeggen dat de stad, ten bate van de verenigingen, een grote grasmachine heeft
gekocht. Ten bate van de stadskas zeker, aldus Emmeregs.
De
Leestse voorzitter wijst ons ook op het feit dat het er in de buurtgemeenten
van Groot-Willebroek helemaal anders aan toe gaat. Weet ge dat het
gemeentebestuur van Willebroek voor voetbalclubs als Willebroek, Blaasveld,
Tisselt, e.a., vorig jaar een grasmachine, ter waarde van 200.000 fr. voor elke
club heeftaangekocht. Dat is wat anders
dan een factuur van 68.000 fr. gepresenteerd krijgen om twee voetbalvelden te
komen afrijden.
We
zullen deze klus in de toekomst zelf wel uitvoeren. Die stedelijke gunsten
maken alsmaar een groter gat in de verenigingskassen ! beweert Gust Emmeregs.
Maar
er is nog hoop voor V.V. Leest.
Het
bestuur, spelers en sympathisanten laten VV zo maar niet vallen. De komende
feesten moeten en zullen een succes worden, zo beweert men bij V.V.Leest.
Leo De Nijn.
Fotos :
-De Molenstraat, nog erger dan de hel van Roubaix ?
-De
opbrengst van de komende Leestse Volksfeesten zal besteed worden aan de aankoop
van de toegangsweg.
1983 Zondag 1 mei : KVLV en L.G. verkenden per fiets het Mechels Broek.
1983 1 mei :Maria
Mieke Verschuren-Van den Heuvel 50 jaar achter de toog.
Op 1 mei 1933 vestigde het echtpaar
Henri Verschuren Maria Van den Heuvel
zich in het toenmalige Scheerhuys
op de Juniorslaan. Rik en Mieke openden er
hun Duivenlokaal, een herberg
voor jong en oud.
Vijftig jaar later en ondertussen
weduwe geworden, is Mieke nog steeds waardin
indezelfde herberg. Een halve eeuw geleden kostte een pintje één frank.
Met de duivenvereniging De Snelle
Vlucht, het Boerenfront en de Blekkendie
het Duivenlokaal tot
hun verenigingszetel uitkozen diende af en toe wel de
handen uit de mouwen gestoken.
Maandag ll. werd zij door
familieleden, vrienden, kennissen
en stamgasten in de bloemetjes
gezet. De brouwerij had drie vaten bier
geschonkenen de rest laat zich raden...
Ook de fanfare Sint-Cecilia was ter
plekke voor een serenade.
Ik bezocht Mieke op een meer
rustige dag, voor zover je die kon vinden in haar
drukbezochte zaak en
publiceerde het intervieuw in DMW van 5/5/83 :
Mieke van Rik van den Do : een halve eeuw herbergierster
Mieke
werd te Leest geboren op 7 juli 1906 en huwde er op 21 april 1928 met Hendrik
Verschuren. Ze kregen 12 kinderen waarvan er echter 2 vroegtijdig stierven.
Momenteel
zijn er daarvan nog 9 in leven.
De oudste van Rik en Mieke werd geboren in 1928 en de
jongste, Ludo, in 1952. Een verschil van 24 jaar dus. Mieke kocht deze
laatste op haar 46ste.
De
Verschurens hebben zich te Leest meer dan 300 jaar ononderbroken kunnen
handhaven. Hun stamboom reikt tot het jaar 1650 bij het echtpaar Gillis
Verschuren De Keyser en zal de eerste decennia zeker niet uit Leest
verdwijnen want Mieke heeft momenteel zon 26 kleinkinderen waarvan de meesten
de gemeente bewonen.
Concurrentie
Het was geen sinecure 10 kinderen groot brengen, een
herberg uitbaten en dan nog groenten ophalen en verkopen op de markt en in
fabrieken. Rik van den Do was immers ook groentenhandelaar. Hij was één van
de weinige vrachtwagenbezitters in 1933 en bracht de voortbrengsels van de
Leestse boeren naar de groentenhalle.
Later werd hij de eerste officiële vuilnisophaler in
de gemeente.
De kinderen moesten dan ook van kleinsaf de handen uit
de mouwen steken in de zaak, maar jong geleerd is oud gedaan want op een
bepaald moment enkele jaren geleden, hadden Rik en Mieke niet minder dan vier
van hun kinderen tot concurrent.
Hun zoon Marcel baatte het café In de Welkom uit aan
de Battelse Bergen, zoon Fak De Sportwereld net naast de deur van zijn
ouders, zoon Victor tapte 200 m verder in
De Statie en dochter Melanie laafde de dorstigen In
t Schipperskwartier ter plaatse
Winkelstraat.
Vroeger
Sinds enige tijd is Mieke slecht te poot, zoals ze
zelf zegt. Ze lijdt aan verkalking en verplaatst zich met behulp van krukken.
Ook klanten bedienen en tappen is er niet meer bij. Dat werd tot voor kort
gedaan door kleindochter Maryse, intussen gehuwd.
Ze werd vervangen door haar zus Carla, die eveneens
het jongere volkje aanspreekt.
Daarbuiten is er nog ruime hulp van de vele kinderen,
o.a. van haar jongste zoon Ludo en van de rondborstige, met het hart op de tong
levende dochter Fien...
Mieke is een vrouw die intens in het heden leeft. Op
onze vraag hoe het er vroeger aan toe ging blijft ze een ogenblik het antwoord
schuldig. Ze heeft zoveel meegemaakt mijmert ze, veel mizerie, heel hard
gewerkt maar ook veel plezier.
Van de eerste wereldoorlog herinnert ze zich nog dat
ze te voet op de vlucht gingen tot Holland, haar vader met de kruiwagen...
In de tweede wereldoorlog deden ze dat over, ditmaal met de vrachtwagen en tot
Brugge.
Ze weet nog hoe ze met haar nicht Tien (Florentien
De Schoenmaeker) om een eerste draaiorgeltje ging naar Mechelen. Wat een
sensatie die verschillende deuntjes.
Vroeger gaven ze regelmatig bals in hun grote garage
schuinsover de herberg.
Hun orgel trok veel volk. Deze garage diende ook als
repetitieruimte voor de fanfare St.-Cecilia. Rik en Mieke waren hevige
Blekken.
Nu nog zegt ze vurig, tot in mijn kist !
Ooit haalden klanten een geslacht varken uit hun
schuurke en plaatsten dat beest in volle café, maar dat was om te lachten. Last
met de klanten heeft ze nooit gehad, nooit diende er beroep gedaan op politie
of rijkswacht en geraakten de gemoederen af en toe wel eens verhit bij het
kaartspel, meer averij dan een omvergelopen kachel werd er in het
Duivenlokaal nooit opgelopen.
Mensenkennis
Een dag start voor Mieke rond 09u30 10 uur. Na haar
ontbijt, een fris pintje bier, plaatst ze zich op haar vaste plaats in de
gelagzaal, naast de kachel.
Aardappelen schillen en breiwerk behoren tot haar vaste bezigheden. Verder
houdt ze zich onledig met de klanten. Mieke verstaat de kunst om te
relativeren. Vijftig jaar kroegervaring laat zijn sporen na, alsmede een schat
aan mensenkennis.
Ze kan met iedereen opschieten, ook met de jeugd, maar niets ontgaat haar.
Tijdens ons gesprek flitsten haar intelligente oogjes
van links naar rechts, af en toe gaf ze richtlijnen aan familieleden met
tapdienst.
Zelfs als ze in bed ligt moet ze weten wie er in t
café zit, mengt zoon Ludo zich in ons gesprek. Haar slaapkamer bevindt zich
dan ook net naast het café.
Rond 23u30 gaat ze gewoonlijk slapen, meestal niet
vooraleer de laatste klant de herberg heeft verlaten.
Leestse bijnamen
Graag wou Mieke haar beste klanten in het zonnetje
zetten door ze hierbij te vermelden.
Dat is natuurlijk onbegonnen werk maar omdat sommigen
van hen over zulke prachtige bijnamen beschikken gunnen wij onze lezer ook een
pretje : Den Disser, Heinke van Tien, De Plekker, Den Broze, Den
Boerekes, Die van Sus, Toine van Amelie, Beire van Sus, de Fakke, de
Robber, den Bats, de Wikkes van Ston, Frans van Speleman, Pieterke,
Beire van Piër Prins, Louis van Waïkke, Fakke van Sus Flot, den Dré van
Peit, Juul van den Baté, de Kepper, Dikke Gust die van zichzelf beweert
dat hij groot is geworden met patatten en ruggemeil, Den Beddekes, de
Fluiter, Gust van Bonnes, Koster, Faro, Per Jan ook Staf van Kolet,
Jet van Moon, Géne van Speir e.a.
Als je van een Leestenaar iets over Mieke wenst te
weten te komen vraag dan zeker niet om Maria Van den Heuvel, haar volledige
bijnaam is Mieke van Tien van Rik van den Do!
Marcel
Van Hoof
Van de serenade van de
K.Fanf. St.-Cecilia verscheen in Toeters en Trompetten (nr.2 van 83) volgend
verslag :
Op de eerste maandag van de meimaand trok de fanfare
of toch het grootste gedeelte ervan nog eens naar de Leestse Heide om er een
serenade te brengen aan Mieke van Rik van den Do ter gelegenheid van haar
gouden jubileum als herbergierster.
Het weer viel niet te best mee, maar toen de fanfare
met het optreden begon regende het niet meer. De fanfare bestond hoofdzakelijk
uit die muzikanten die de tijd nog meegemaakt hadden toen er bij Rik en Mieke
in de garage werd gerepeteerd. We kregen zelfs versterking van een
oud-muzikant, Henri Van den Heuvel, broer van de gevierde. Er werden een paar
marsen van vroegere dagen gespeeld en toen was er een gelegenheidstoespraak.
Daarna werd er nog wat getoeterd en toen kon het feest beginnen.. De muzikanten
konden echter in het café bij Mieke niet meer binnen. Het was er barstensvol en
ook al in de keuken was er geen plaats meer te vinden. De organisatoren van
deze viering hadden aan alles gedacht ! De muzikanten mochten naar het café van
Frans Verschuren waar een vaatje van het beste bier werd aangeboden.
Voor velen heeft het lang geduurd. t Was al zolang geleden dat ze nog eens op
de Heide waren geweest en daarom
Mieke kreeg van de fanfare als dank voor datgene wat
zij en haar echtgenoot zaliger voor de vereniging hebben gedaan een tinnen
schotel. Er werd een afspraak gemaakt om over tien jaar in 1993- terug een
serenade te komen geven als Mieke 60 jaar cafébazin zal zijn !!!
We wensen Mieke nog vele jaren
Fotos :
-De familie Verschuren in 1953 ter gelegenheid van de
gouden bruiloft van de schoonouders van Mieke : Jan Gregoor Verschuren en Anna
Constantia Fierens.
-De jubilerende herbergierster te midden van familie
en vrienden.
-Mieke aan de tapkast.
-Voor de opvolging van het Leestse Duivenlokaal is
gezorgd. Een ganse troep
1983 Mei : Leestenaars treden zo uit de oude doos(uit de
verzameling van Stan Huysmans)
Een opstel van Hendrik Rik Lauwens van
7 mei 1948 :
Grootmoeders
portret
Grootmoeder
is oud. Zij is ruim 65 jaar. Haar haren zijn witgrijs, haar wezentrekken liggen
diep; zij heeft vele rimpels op het voorhoofd en de kaken, en diepe groeven in
de hals.
Zij
heeft al haar tanden verloren en daarmee is de mond wel wat ingevallen.
Grootmoeder
ziet niet goed meer, daarom draagt zij een bril, die langs de bovenkant dient
om ver te zien en langs de onderkant om dichtbij te zien.
Zij
hoort nog tamelijk wel. Als ze in haar leunstoel zit leest ze de krant of stopt
kousen of breit.
Grootmoeder
is de goedheid zelf : zij ziet de kinderen zo gaarne ! Van tijd tot tijd gaat
ze er mee wandelen of speelt ze zelfs mee. Soms vertelt ze wonderschone dingen.
Als de kinderen alleen niet braaf zijn, geeft grootmoeder ze wijze raad.
Heel
de familie houdt zeer veel van haar. Met grootmoeders verjaardag komen ze allen
haar geschenkjes brengen.
Ik dank God voor onze grootmoeder en bid dat ze nog lang gelukkig zou mogen
leven.
De schrijver Hendrik LAUWENS :
-Tijdens het schooljaar 1947-48
leerling in het 8ste leerjaar.
-Geboren te Leest op 31 december 1934.
-Oudste zoon van Lauwens Jan (°Blaasveld
19/4/1903, +Mechelen 28/1/1991) en De Bruyn Mathilde (°Bornem 26/12/1907,+Leest
29/5/1977), Dorpstraat 22. (gezin met 8 kinderen).
-Gehuwd met Polfliet Josephine.
-Wonende Kouter 82.
-Beroep : tot 1970 beeldhouwer in
Mechelse meubelzaak, werkt thans in personeelskeuken van Brussels S.G.
-grootbedrijf.
-Kinderen : Willy, Hugo en Maryse.
-Studies na 4de graad : 2
jaar Oefenschool Mechelen, daarna 3 jaar vakonderwijs, houtbewerking A3.
Jarenlange praktische finesse-scholing
ten huize van zijn oom Rik De Bruyn (houtsnijkunst).
-Hobbys : 1. Wijnmaken : experimenteren
met zelfproductie wijn. (van pruim, appel, rabarber en kriek). Van deze laatste
kan ik getuigen, dat hij prima, haast superieur is : wijnals een veulen in een zonnige lentewei, fris
en fruitig als verse vruchten.
2.Muziekliefhebber : a) koorleider van
het gemengd kerkzangkoor. b) trombonist in de fanfare.
3. Ornamentsnijder (hout). Als men zijn
living betreedt verrassen, ja imponeren, zelfs overdonderen, u de zelfbewerkte
meubelen in schoonheid, getuigend van karakter en vakmanschap, die heel
charmant aandoen. Ik sta in bewondering voor die weelde van aangebrachte
versiering en bloemmotieven, creaties met zuiltjes, pilasters en frontons,
gestrikte guirlandes, palmetten, rozetten en lauwerkransen, zelfs decoraties
uit de erfenis der Romeinen. De buffetkast, inzonderheid de salontafel, zouden
zo bijgeplaatst kunnen worden in één der rijke zalen van het Palacio Real te
Madrid.
Een tafel van ettelijke tienduizenden
schattingswaarde.
Erg nieuwsgierig vraag ik naar zijn
werkplaats Hier betreed ik aandachtig zijn heiligdom, laat me toe het zijn
atelier te noemen. Op de werkbank liggen allerlei soorten beitels, de hamer
en de passer, netjes gereid : de bolletjessteker, de halfrondbeitel, de
kantbeitel, vele tientallen soorten, meestal op elkaar gelijkend, toch
kleintjes verschillend in steekvorm, snijbreedte, dikte, ronding en uitholling
Verder bemerk ik pas aangezette
werkstukken, verder halfafgewerkte, boven aan de wanden, links en rechts
stapels getekende ontwerpen, siermotieven en figuren ; onderaan, voor en achter
houten blokken, machinaal tot ruwe vorm reeds aangezet, gereedschap om te
bekappen en aan te snijden, en waarin men nu reeds de nog verborgen schoonheid
kan vermoeden
Wat verderop, en bovenop ligt er een
muziekpartituur. Dit wijst erop, onderwijl hij het harde verduldige hout
bekapt, strelend besteekt, voorzichtig besnijdt, hij ter afwisseling, als
verpozing, al eens een moeilijke reeks notengroepen voor zijn trombone
overkijkt, of een alleluja-passus voor koor instudeert
Proficiat. Ge moet het maar kunnen en ge
moet maar willen. Groot geduld, moed en volharding, creatief denken en bezig
zijn. Tenslotte liefde voor handwerk en het schone.
Waar een opstel uit de oude doos me
naartoe heeft geleid !
Treedt er nog eens een verborgen talent
uit die doos ? Het zou me zeer verheugen. Zo ver zijn we echter nog niet.
Volgende maand geven we eerst het vervolg op deze aflevering. We zullen dan
graag GROOTMOEDES PORTRET eens kortbij onder de spotlights plaatsen, met als
hoofding : wie is de geportreteerde grootmoeder ? (Meester Stan Huysmans in
De Band van Mei 1983)
Wie is de geportreteerde grootmoeder
?
Dit
is Ida PEETERS, echtgenote van Leopold DE BRUYN, destijds wonende Juniorslaan,
aan de spooroverweg te Leest. Beiden waren afkomstig uit Bornem. Hun gezin
telde 5 kinderen : Jeanne, Mathilde, Hendrik, Giljom en Frans.
Ida
Peeters werd geboren te Bornem in 1882 : een tijd van honger en armoede voor de
volksmens in Vlaanderen. Heel vroeg stierf haar moeder, zodat ze haar niet
heeft gekend. Eens 9 jaar geworden, was haar schooltijd reeds gedaan wat
toendertijd niets uitzonderlijk was,- en trok ze dagelijks te voet naar Weert,
om er wijmen manden te vlechten. Kinderarbeid, 10 tot 12 uur per dag tegen een
hongerloon, was heel gewoon. Haar man was van gegoede boerenafkomst, maar er
was slechts plaats voor 1 zoonopvolger op de hoeve, zodat Leopold bij de
spoorweg Mechelen-Terneuzen uitweg zocht en in dienst kwam. Eens Ida voor zich
gekozen en gewonnen, kreeg hij de keuze : mogelijkheid een huisje van de
Ijzeren Weg te bewonen, ofwel in Temse ofwel in Leest. Aangezien er in Temse
geen centiare grond bij dit huis was, en in Leest wel een lapje grond, en t
BOERENBLOED in hem dwingend sprak, kozen ze voor Leest. We noteren hier het
jaar 1908.
Leopold
werkte bij de spoorweg M-T. Idahad de
taak van barreelwacht en toezicht op de stopplaats Leest. De barrelen
toedraaien en terug openen. Een taak met verantwoordelijkheid naast haar
gezinsbezigheden. De oorlogsjaren 14-18 brachten hierin een onderbreking, want
vader moest voor soldaat optrekken. Ze ging met haar kinderen terug te Bornem
wonen.In 1919 komen ze in Leest opnieuw
hun zelfde werk vervullen en heeft moeder Ida ook al hulp van de kinderen voor
de barreelwacht. Vooral bij mistig en erg slecht weer viel er op te passen.
Goed uitkijken, vooral richting Blaasveld, waar bij nadering van de trein in de
verte, aan de draai, een rood seinlicht waarschuwend branden ging.
In
1922 werd de halte Leest afgeschaft. Tot in 1933 ongeveer. Toen werd de
stopplaats Leest weer ingevoerd. Met een nieuwigheid erbij : er moesten dan ook
coupons uitgeschreven worden, en aangezien Ida luttele lees- en
schrijftechnieken bezat, schrikte dit werk haar af.
Neen,
dit nam ze er niet bij. Dit werd voor haar het einde van de barreelwachten hun verblijf in t Routekot, als ik het
op zijn Leests cru mag zeggen. Het gezin Robbens volgde hen op.
Vele
jaren lang heeft Ida met haar man en kinderen aan de spoorweg gewoond. Van in
t begin waren ze goed onder de omwonenden ingeburgerd en de Leestse Heidelucht
deed hen deugd. Wie van de geburen weet er nog wat van de plezante avonden,
telkens als haar man met de gratis-coupons van de Spoorweg zo dikwijls naar
Terneuzen bommelde om er krabben te gaan vangen met stukjes paardenvlees aan
een stok, en telkens met rijke buit terugkeerde en Ida de groengrijze
kruipedingen tot smakelijke lekkertjes kookte ?...en dan smullen maar, geburen
allen samen
Maar
t gebeurde ook dat ze de dood nabij was van de schrik. Zo die keer, toen de
trein reeds kortbij naderde en ze zag, dat midden op de spoorweg, het kindje
Florent PISCADOR, pas een lopertje rustig neergehurkt met keien zat te
spelen Ze begon luidkeels te huilen, te rennen, te gillen, de armen in de
hoogte Vader Isidoor Piscador had de alarmkreten gehoord, kwam, zag, sprong
dwars door de haag en redde, nipt geplukt, zijn kind -Florent Piscador woont
nu te Heffen.
En
die andere keer, toen de trein een paar minurten te vroeg misschien, of Ida wel
wat laat ? (wie zal het zeggen ?) buiten sprong om de barreel dicht te draaien.
Ze was zo uittermate verrast van wat ze zag Toon STOOP schommelde met zijn
hondenkar vol melkstopen, pal op de overweg Hij was op weg naar t Heike voor
zijn Brusselse melktoer en de trein zo dichtbij, mensen !!! Zo nabij, dat het
haast een wonder was, dat hij t achterste hoekje van t karreke er juist niet
afreed Och Gottekestoch, Ida was er ziek van
Ida,
als grootmoeder door haar kleinzoon Hendrik Lauwens op 13-jarige ouderdom,
karig, maar kleurig en kinderlijk-kunstig beschreven, is overleden in mei 1963
op 81-jarige ouderdom. Ook voor haar was het leven een sneltrein.
Op
haar gedachtenisprentje lezen we : De dood heeft ons, niet haar, verrast. Een
leven, gelouterd door talrijke beproevingen, geleid door liefde en stille
vreugde zo waren de jaren, die God aan onze dierbare schonk. Dat hare ziel in
vrede ruste. Moge deze gedachtenis en bovenstaand beeld ons bijblijven.
NASCHRIFT
Weze
het mij toegelaten nog een vleugje filosofie bij TREINEN en SCULPTEREN eraan
toe te voegen. Bede volgende gedachten verder zelf te verdiepen.
1.HET
LEVEN IS EEN SNELTREIN. Dat heb ik ergens gelezen en t is een rake waarheid.
Daarom moeten we zelf de NODIGE HALTES INLASSEN. Zo haasten we ons langzaam en
dat is beter voor ons hart.
2.We
moeten graag en geregeld ORNAMENTSNIJDER zijn = trachten verstandig VAN HET
LEVEN TE GENIETEN.
3.We
moeten onze tijd nemen om WERK TE MAKEN VAN ONS GEZIN EN VAN ONZE HOBBYS. Dat
heet dan : ONS LEVEN SCULPTEREN.
(Meester Stan Huysmans, De Band, juni
1983)
Ida Peeters was te Bornem geboren op 14
december 1882 en ze overleed in het Gesticht van de H. Familie te O.L.Vrouw
Waver op 12 mei 1963.
Fotos : (met dank aan Hugo Lauwens)
-Hendrik
Rik Lauwens als student in de TSM-houtbewerking.
-Grootmoedertje
Ida Peeters.
-Mooie
familiefoto van de familie Lauwens-De Bruyn.
Bovenaan
van l. naar r. : Louis Vivijs (lid van de verzetsbeweging de Zwarte Hand en
politiek gevangene Nacht und Nebel), zijn echtgenote Julia Lauwens, Josefien
Polfiet, haar man RikLauwens, Jozef De Decker, Frans De
Decker (eerste kleinkind, zoon van Jozef en Paula), Paula Lauwens (echtgenote
van Jozef), Willem Lauwens, Antoon Lauwens, Jeanne Lauwens, Mathilde De Bruyn
en haar echtgenoot Jan Lauwens.
Onderaan
: Maria Lauwens, Ursula Peeters (tanteke of Tizella genoemd, zus van Ida
Peeters), Jan Jang De Schoenmaeker (echtgenoot van Ursula), Ida Peeters en Leo Lauwens.
-Bidprentje
van Ida Peeters.
-Recentere
foto van Rik Lauwens, de auteur van het opstel.
Voor
de zoveelste keer hebben wij het geluk te mogen danken. Dank en geluk. Ze
liggen dicht bij elkaar, en het ene volgt uit het andere.
GELUK
: wij zijn gelukkig omdat wij (bijna) een toneelseizoen achter de rug
hebben dat mooi was. Een eerste geslaagde opvoeringsreeks van De Koord van
Spinoza in november 1982.
En
nu zopas Greenwich van Walter Van den Broeck met zoveel gunstige reacties dat
het ons allen deugd doet. Om het met boer Wortel van Timmermans te zeggen : Ons
zweet is in geen verkeerd gat gelopen. Wij menen enkel dat we proberen
gewetensvol te werken, waardoor de geest, de idee, de ziel van het toneelwerk
naar boven komt. En inderdaad zegt Sint Paulus, is al ons doen en laten
slechts ten dele en stukwerk. Maar, gaat hij verder, als ge de liefde niet
hebt, haalt het niets uit. En dit, de liefde voor het toneel, die jaagt ons
stuwend voort want is ons deel.
Ons
geluk wordt bovendien nog vergroot door twee aanbiedingen om Greenwich nogmaals
te spelen. Vooreerst in de TSM (kleine zaal rechtover Sint Romboutstoren) op
zaterdag 30 april en een tweede maal op zondag 15 mei in zaal Vosberg te
Rumst, ingericht door de plaatselijke KLJ.
DANK:
wij danken allen die ons, hoe dan ook, geholpen hebben. Dit zijn de
vele enthousiaste kijkers die de vertoning mee opbouwen. De kopers van kaarten.
De mensen die affichen willen ophangen (binnen of voor het raam). De firmas
die ons steunen door drukwerk of levering van materiaal. De zaaluitbaters die
ons werk met veel sympathie volgen. De plaatselijke verenigingen wiens
afgevaardigden onze voorstellingen bijwonen. Het plaatselijke blad De Band
dat onze rubrieken opneemt. Die tijdschriften die ons gedenken met
besprekingen. Enz..,enz Goede toneelvrienden.
Wij
beloven nog veel en hard te werken opdat een voorstelling minstens het peil
haalt der vorige, tot uw, ons en aller blijdschap.
Tot
kijk, Guido Hellemans. (foto
onderaan)
(De Band, mei 1983)
1983 Meinummer De Band : HET
LAMOEN
In
de tijd dat er donderdagnamiddag nog geen klas was, zo noemden wij het, en wij
nog zonder kleerscheuren op de straat konden spelen, zonder maar eenmaal naar
omhoog te kijken. Zo een kleine 50 jaar geleden, de week voor de grote kermis,
en processiedag, een dag waar alles opgetrommeld werd om met het allerheiligste
rond te gaan, waren de zusterkens (nonnekes) en het onderwijzend personeel druk
in de weer om er het mooiste van te maken.
Gekleurde
papiertjes en zilverpapier knippen was er aan de orde van de dag, want het was
dan een formidabele feestdag. Dan kwam heel de gemeente kijken of zaten de
mensen geknield met brandende kaarsen voor hun deur om toch nog voor hun gezin
en buurt genade af te smeken, ieder volgens eigen devotie.
En
dan begint mijn eigenlijke verhaal. Op donderdag voordien kwam altijd de zandman met zijn hondenkar de brede
straat opgereden, hard roepend en zwaaiend met een grote bel, de vrouwen
verwittigend : zand, wit zand. Dat werd gebruikt om drie witte brede stroken
te strooien, waar dan de processiegangers moesten op volgen. Per emmer en voor
enige frankskes werd dat dan verkocht door de zandman.
Maar
wat mij meest imponeerde waren de honden die de kar voorttrokken.
In
t Lamoen, (noot : het lamoen is het
disselraam waarin het trekdier loopt als deze een voertuig voortsleept) een grote hond, een kruising of een
bastaard, weet ik veel, maar een dier met een geweldig groot lijf, zware poten,
zijn tong centimeters lang uit zijn muil. Aan weerskanten van hem liepen dan
twee mindergroten van gestalte en kracht. Het waren twee meelopers dacht ik,
alles om het geval rond te maken : de figuranten.
De
zandman was een klein maar vinnig ventje. Steeds op zijn sloefen of met een
soort schoenen met kousen overtrokken, voor wat of wie hij dat deed wist ik
zelf niet. Hij stopte altijd voor de herberg de Rooselaer, juist naast de deur,
om een glas te drinken. Want dat gerstenat dat daar verkocht werd was het beste
van de ganse streek. Ik hoorde hem zeggen Delleke, zo heette de bazin, ne
ster meiske. Ze was altijd dubbel in de weer als het om mannen van de baan
gold. Die hadden er al zeker uren opzitten, want de mannen van de baan zei ze,
waren sukkelaars die zwaar werk leverden en altijd in weer en wind.
En
zeker gij David, zegde ze. Als hij Blaasveld aandeed, had hij er wel geteld 40
à 50 kilometer opzitten en met een hondenspan is dat niet van de poes.
Ikzelf
was van de hondenkar met geen stokken weg te slaan, want van dieren heb ik
altijd gehouden. En dan maar vragen aan David over de trekkracht van de honden
en waar hij die grote hond vandaan had gehaald. Menneke, zegde hij, die
grote hond is de lieveling van mijn vrouw, als ik thuis kom, kan ik hem niet
rap genoeg uitspannen en dan ligt hij aan haar voeten en owee die een hand aan
ons Marie zou uitsteken !
Ons
Marie is een sukkel, zeurde hij, zij is lam aan haar beide benen en zit een
godganse dag voor het raam te wachten tot ik thuis kom. Dat is het leven
menneke ! Ik rij gestaag een halve lente en een halve zomer met mijn kar en
honden bijna half België af en die grote hond is mijn beste vriend. DIE TWEE
ANDERE, ZIJN ER MAAR OM INDRUK TE MAKEN. Zo is t leven menneke, in t LAMOEN
daar loopt de beste EN DIE ANDEREN MOETEN MEE ! Maar daarmee heb ik toch een
schoon gespan !
En
dat telde toen bij de mensen, hoe groter zij het zien, hoe flinker de voerman.
Hij
nipt aan zijn pint, zet zich recht, gaat naar zijn kar en honden en roept :
Moet er geen zand zijn ?
Eddy Apers bezorgde me nog een vervolg
op dit item :
t Seel was niemand minder dan Frans
Apers (Petrus Franciscus Apers).
Petrus Franciscus APERS, zoon van
Remigius APERS (38) en Maria Anna NAGELS (22)
Hij
was te Heffen geboren op donderdag 11 april 1872 om 23u00 en overleed op zondag
24
april 1960 te Hombeek om 17u53.
Hij
werd op woensdag 27 april 1960 te Leest om 10u00 begraven.
Van
beroep was hij landbouwer.
Hij
huwde te Leest op 09-10-1909 met Maria
Josepha DE MUYER (°Leest 12 april 1873, +Leest 25 december 1943).
Zij
was weduwe van Ludovicus (Lodewijk) VAN DEN BRANDEN (°Leest 15-10-1867 -
+ Leest 07-12-1908) en tevens uitbaatster van een Herberg op de Tisseltbaan
(huidige Juniorslaan). Het gebouw is nog steeds gekend als t Seel.
Maria
Josephina DE MUYER werd als dochter van Petrus Joannes DE MUYER (25) en
Joanna MAES (23) geboren op zaterdag 12 april 1873 te Leest om 18u00.
Zij
overleed op zaterdag 25 december 1943 te Leest en werd er begraven op woensdag
29 december 1943 te Leest te 10u00.
Maria
Josephina DE MUYER had uit haar eerste huwelijk 6 kinderen en uit haar huwelijk
met Frans Apers 3 kinderen (o.a. Mathilde Apers werd steeds Thille van t Seel genoemd)
In
die herberg moet het er nogal liederlijk aan toe gegaan zijn.
1983 Mei : Een Jubileum te Leest :
Pater Van Aken 25 jaar in dienst van de Heer.
Even
kennismaken met de familie Van Aken.
Op
15 oktober 1901 werd Jozef Van Aken geboren te Lippelo. Ludovica De Boeck werd
geboren 23 februari 1902 in Malderen. Zij traden in het huwelijk op 2 januari
1925 te Malderen en hadden 7 kinderen waarvan 4 jongens en 3 meisjes. Vader
overleed op 10 februari 1933, toen Karel pas 5 jaar was, en moeder tijdens de
oorlog op 2 november 1943.
Hun
kinderen even voorstellen :
-Louis
Van Aken-Mierop, Techn. School Hoogstraten.
-Alfons
Van Aken-Weymans, Techn. School Mechelen.
-Karel
Van Aken, St.Theresiacollege Kapelle-op-den-Bos.
-Maria
Van Aken, zorgde na de dood van moeder, samen met broer Karel voor broers en
zusters, huishoudster in 1960 bij Frans Lornoy, toen onderpastoor O.L.Vrouw o/d
Dijle, en nu pastoor te Leest sinds 1966.
-Frans
Van Aken-Van Nisselroy, Agfa-Gevaert Mortsel.
-Zuster
Marie-Jozef (Hilda) Van Aken, Bestuurster van de Familiale St.-Vincentius te
Buggenhout.
-Zuster
Lutgarde (Clothilde) Van Aken, Klooster Moerzeke-Castel. Kleuterleidster.
Pater
Damiaan Van Aken :
Geboren
te Malderen 22 februari 1927. Hij ging tot zijn 14 jaar te Malderen naar de
school. Vader stierf toen hij 5 jaar was. Op 14 jarige leeftijd wenst hij naar
het alumnaat te gaan en mocht dit ook van moeder. Maar ingevolge het overlijden
van moeder en de oorlogsjaren waarin iedereen het hard had om aan voedsel te
geraken, bleef Karel nog een paar jaar thuis om te boeren. Zo maakte hij zich
verdienstelijk thuis. Na de oorlog vertrok hij dan naar het alumnaat te
Kapelle-op-den-Bos voor Humaniorastudies.
Op
22 augustus 1951 vertrok hij naar het noviciat te Taintegnies bij Doornik. Daar
ontving hij op 21 september 1951 de pij en de kloosternaam Frater Damiaan.
Na
een jaar noviciaat en een jaar priesterstudies werd hij op 20 april 1958 in de
Abdij van St.-Gerard (Namen) tot priester gewijd.
Nu
is hij werkzaam in het St.-Theresiacollege te Kapelle-op-den-Bos envanaf 12 juni 1966 in de parochie te Leest.
Feestelijkheden
te Leest bij het priesterjubileum :
Op
7 mei wordt de Pater gevierd in de parochie. (zie hierna op deze datum) Hij is dan ruim 25 jaar priester.
Op
initiatief van de parochie wordt er een misviering gehouden voor die
gelegenheid om 17u15 gevolgd door een receptie in de parochiezaal.
In mei 1983 werd een
vereniging zonder winstoogmerk opgericht waarvan de
statuten verschenen in het Belgisch
Staatsblad van 8 december 1983 onder het
identificatienummer 10718/83.
t Seel, met maatschappelijke zetel
te Leest, wou vooral jonge kunstenaars
de kans geven om hun werken ten
toon te stellen.
De stichters waren Tony Baarendse (de
voorzitter), Guy Roex (een onderwijzer uit
Lint en penningmeester) en Karel
Verelst (bediende uit Bornem en secretaris).
Andere doelstellingen : naast de
ontspanning van haar leden en de
hulpverlening en aanmoediging van
alle culturele activiteiten in de breedste
zin van het woord, wou de vzw zich
ook tot specifieke groepen richten.
Zo wou de vzw gezellige avonden
organiseren voor niet-rokers en voor mensen
die pas gestopt waren met roken,
zodat zij in een omgeving konden vertoeven
zonder rookwolken.
Tony Baarendse, die zelf al een
tiental pogingen ondernam om te stoppen met
roken, wou maandelijks niet-rokende
vrienden uit heel Vlaanderen bij mekaar
brengen en op die avonden diende
gezelligheid te primeren.
Steun werd ook verleend aan jonge
kunstenaars door hun werken in het
zaaltje van t Seel tentoon te
stellen. Deze kans werd zowel geboden aan
schilders, tekenaars, etsers als
beeldhouwers.
Als oudste van zes kinderen kreeg
Tony Baarendse niet de kans om zijn
talenten op dat vlak te ontplooien,
hij maakte dat later wel goed met het volgen
van lessen aan de Mechelse
academie.
Zijn schilderkunst koppelde hij aan
het instandhouden van volkse gebruiken,
al dan niet van culinaire of
culturele aard. Zo speelde hij vooral met de idee
om tegelijkertijd met
tentoonstellingen en streekgerechten rond éénzelfde thema
naar buiten te treden.
De naam t Seel is het omgekeerde
van Leest maar vond zijn oorsprong ook in
de volkstraditie. Die beweerde dat
in de hoeve van de vereniging (Juniorslaan
114) ooit een man woonde die zijn
broek met een zeel in plaats van een
broeksriem ophield. En vandaar dat
de volksoverlevering steeds sprak van t
Huis van t Seel.
Tony Baarendse maakte van de oude
boerderij een gezellig, ruim huis dat hij
omtoverde tot Eethuis t Seel.
Het eethuis was alleen open in het
weekend vanaf 11u30 en in de week
enkel op afspraak.
Specialiteit was de oervlaamse
keuken : stoofkarbonaden, boerenzuurkool met
worst, pannenkoeken...en met
Verloren Maandag kon men er worstenbrood en
appelbollen krijgen.
Een zaaltje (maximum 60 personen)
werd te huur gesteld voor feesten.
In t Seel werd aan
kruisboogschieten gedaan, aan schaken, aan wijnmaken...
Op 17 februari 1984 bracht Marc Rochtus
van Gazet van Mechelen een bezoek aan t Seel :
Alhoewel
we al ettelijke keren via de Juniorslaan richting Tisselt reden, hadden we aan
het Huis van t Seel nooit veel aandacht besteed. Nauwelijks hadden we durven
vermoeden dat zich achter die Leestse grijze gevel zulke landelijke decors
zouden manifesteren. Niet alleen de verbouwde schuur, maar ook de binnenplaats
en de vertrekken waar we later een kijkje namen, gaven een aardig beeld hoe je een
oude boerderij tot een gezellig ruim huis kan omtoveren. Een werk van jaren dat
met eindeloos geduld werd opgeknapt, en waarbij het hele gezin een handje
toestak.
Enkel
de glazenmaker kwam over de vloer, vertelt Tony Baarendse, voor het overige
hadden hij en zijn vrouw en de zonen haast geen hulp nodig. De jongens dienden
zelfs een poosje in een tent op zolder te slapen, omdat hun kamers niet klaar
waren, herinnert hij zich plots.
Maar
het resultaat is alleszins evenredig met de toen geleverde inspanningen, en dat
stemt Tony Baarendse waarschijnlijk wel gelukkig.
Binnenvaarttoerisme
Een
tweede markante doelstelling is ongetwijfeld de aanmoediging en steun aan het
binnenvaarttoerisme in al zijn aspecten. Navraag bij de desbetreffende
instanties leerde dat je voor de binnenvaart aan geen enkele vereiste moet
voldoen of m.a.w. je kan zonder problemen een groep mensen op een boot
deponeren om zo het Belgenland op een andere manier te bekijken. Met dat idee
worstelt Tony Baarendse al een tijdje hij contacteerde trouwens al enkele
schippers- en als hij de nodige steun en mensen vindt zal die boottocht niet
langer uitblijven.
Octrooi
Elk
concreet probleem, hoe klein ook, waarmee hij in zijn dagelijks leven
geconfronteerd wordt, betekent voor Tony een nieuwe uitdaging. Enkele decennia
geleden , in de tijd dat er op de kampeerterreinen nog geen elektriciteit
voorhanden was, stelde hij vast dat de verwarming van zijn caravan niet
voldeed.. De jonge Tony vatte onmiddellijk de koe bij de horens en ontwikkelde
een eigen vloerverwarmingssysteem, een uitvinding waarvan het octrooi door twee
Nederlanders werd opgekocht. Waarschijnlijk hebben die heren alles definitief
in de koelkast gestopt, want de jonge uitvinder hoorde er nooit meer iets van.
Momenteel
speelt de (dure) verwarming van zijn hoeve hem lelijk parten, en koortsachtig
zoekt Tony Baarendse hiervoor naar een oplossing. Dat verklaart allicht zijn
interesse voor ecologische studies en experimenten op dat vlak, themas die
allen binnen vzw t Seel ruimschoots aan bod zullen komen. Ook computerstudies
zullen van dichtbij worden gevolgd.
Tenslotte
wenst VZW t Seel nationale, regionale en internationale culturele en culinaire
betrekkingen te onderhouden. Hiervoor zal de Leestse vereniging zonder
winstoogmerk beroep doen op vrienden en kennissen uit Duitsland en Portugal. Er
wordt gedacht aan een uitwisseling van tentoonstellingen, die ook de
folkloristische aspecten zullen aanvoeren.
Achterstevoren
Lid
worden kan, maar momenteel is er nog geen beslissing getroffen in verband met
de jaarlijkse bijdrage. Aangezien de statuten bepalen dat het jaarlijks lidgeld
niet meer dan 1000 frank mag bedragen, zal waarschijnlijk niemand daarover
struikelen
1983 27 april Gazet van Mechelen : Wielrennen.
Geert De Bruyn won toen hij
begon te wanhopen
Aan de spurterskwaliteiten van Geert De Bruyn
twijfelt ondertussen niemand meer. De man uit Leest kreeg dit seizoen nog niet
dikwijls de kans om dit te tonen wanneer het om de bloemen ging.
Vorige
zondag te Eppegem was het dan zover. In de sprint voor de bloemen ging hij Dirk
Van Laer en Gino Van Hooydonck vooraf.
In
de vierde van de zestien af te leggen ronden ontsnapten er vier renners. Wij
sloten aan met zeven man en meteen was de kopgroep gevormd. Er waren wel nog
ontsnappingspogingen van Gino De Leeuw en anderen maar die liet ik ongemoeid.
Ik wachtte mijn kans af in de sprint. Achteraf gezien mag ik nog van geluk
spreken dat ik gewonnen heb want door het op gang trekken van de sprint begaven
er een paar spaken in mijn achterwiel waardoor dit begon te spelen. Deze
overwinning kwam voor mij net op tijd want ik begon stilaan te wanhopen, aldus
Geert.
Van
Chris Mets vernamen we dat zonder concrete afspraken het ploegenspel gespeeld
werd. Hij had Gino aangeraden om te ontsnappen en zo dit niet lukte was er nog
altijd de snelle Geert. Deze keer is het de mannen van VV Muizen gelukt wat in
Hofstade helemaal misliep.
Op
onze vraag of Geert zijn kandidatuur gesteld had om mogen deel te nemen aan het
nationaal kampioenschap van de junioren antwoordde hij : Bij de nieuwelingen
heb ik nog niet veel geluk gehad. In de wedstrijd in Mettet, nu twee jaar
geleden, kwam ik zwaar ten val in de sprint voor de eerste plaats op honderd
meter voor de eindmeet. Vorig jaar viel ik uit met een bloedneus. Mijn zinnen
heb ik gezet op de Sterrit voor juniores die de dag daarvoor, op 14 mei,
gereden wordt hier in Leest met aankomst praktisch voor eigen deur. Daar
verwacht ik heel wat renners. Niet alleen omdat er dan niet zoveel wedstrijden
zijn maar wel om de extra klassementsprijzen die er aan deze wedstrijd
verbonden zijn.
Geert
is afgestudeerd aan de Technische School te Mechelen en woont in bij zijn oom
en tante aan de Dorpsstraat te Leest. Hij staat zelf in voor het onderhoud van
zijn materiaal. Hij is beginnen koersen op 15-jarige leeftijd bij de
nieuwelingen en won zijn eerste jaar reeds een koers.
Het
tweede jaar behaalde hij drie overwinningen.
Vorig
jaar draaide hij nog tot 17 juli mee bij de nieuwelingen en behaalde nog een
achttal overwinningen. Bij de juniores kwamen er daar nog enkele bij zodanig
dat Geert De Bruyn door zijn club V.V. Muizen uitgeroepen werd tot zegekoning.
Dit
seizoen nam Geert niet zo een goede start. Hij had last met zijn knie en liep
hierdoor wel wat achterstand op.
1983 29 april tot 1 mei : Vevoc-weekend te Westende - Zon en Zee
Prijs : min drie jaar gratis, tot 9
jaar : 500 fr./dag, plus 9 jaar : 700 fr./dag.
(Folder Vevoc)
1983 30 april : Huwelijksrijmelarij bij de trouw van Eddy De Smet en Patty Jacobs
In De Band van juni verscheen
volgend rijmsel opgedragen aan de Leestenaar
Eddy De Smet en Patty Jacobs uit
Beerzel ter gelegenheid van hun huwelijk
op 30 april :
Weinig
Leestenaars hebben er op gelet
dat
de jonge Bistenaar Eddy De Smet
zijn
gedacht op Patty uit Beerzel heeft gezet.
We
lezen het thans met groot jolijt
Vandaag
heeft hij haar het bootje ingeleid.
Daarom
geluk en proficiat dient hun gezeid.
Zelfs
al wordt hun gezin een kroostrijke bond
Eddy
vervoert groenten genoeg, vers en gezond,
Zon
gro-O-te camion, t komt niet aan op een pond.
Ook
proficiat aan d ouders langs elke kant
Zhebben
zij ook graag zon scheepje bemand
Voor
de ploeg Leest-Beerzel dus de vlag geplant !
Schippert
maar moedig zonder t bootje vergaat,
Dat wensen alle Leestenaars, dik, dun, in elk
formaat
1983 14 april : Gazet van Mechelen : Duivenseizoen 83 kan ook in het
Mechelse starten.
We
kunnen dus zondag (noot : 17 april) met de duiven beginnen spelen. Gelukkig met slechts een paar weken
vertraging. Sportief gezien hebben ze er niet veel aan verloren, want het kille
natte winterweer van de laatste weken was zeker niet geschikt om aan
wedstrijdvluchten deel te nemen.
Oorzaak
van de vertraging is de nieuwee opgedoken ziekte, het paramyxovirus bij de
duif, die reeds eerder in Italië, Malta, Portugal en Spanje een zware ravage
heeft aangericht.
Midden
maart werden gevallen gesignaleerd in Nederland, België, Frankrijk en
Duitsland. Men kon zeker niet van een epidemie spreken maar toch was er
opletten geblazen, want tegen deze gevreesde ziekte, is er geen afdoend geneesmiddel.
Men kan wel voorbehoedend tewerk gaan. Vele liefhebbers hebben dit gedaan.
De
Koninkllijke Belgische Duivenbond verdaagde alle oefen- en wedstrijdvluchten
tot 15 april.
Op
advies van de wetenschapsmensen werd de raad gegeven de duiven in te enten.
Heel
wat liefhebbers uit Mechelen en elders lieten duizenden duiven inspuiten met
Newcavac dat in Nederland geproduceerd wordt door Intervet. Dit middel op
basis van dood virus heeft zijn deugdelijkheid reeds eerder bewezen en wie dit
gebruikte mag het hele seizoen gerust zijn. Een klein aantal duiven werd
doodgespoten. Niet door veeartsen maar door amateurspuiters.
Versnippering
Minder
aangenaam is de vaststelling dat heel wat energie en krachtverspilling is
gebeurd bij de duivenbonden uit Mechelen en omgeving.Te Mechelen en
randgemeenten zijn er twintig verenigingen. Die spelen Quievain in zeven en
Noyon in zes verbonden. Met een beetje goeie wil en wederzijds vertrouwen moet
het toch mogelijk zijn om een paar maal per jaar echte stadsprijskampen te organiseren.
De
Witte Duivin Hombeek
De
Vrijheid Tisselt
Noord-Brabant
Kapelle o/d Bos
Recht
voor Allen (Zesverbond)
Samenspel
met De Luchtreizigers (Leest), De Verenigde Vrienden (Hombeek), Het
Vliegmachien (Heike), De Snelle Vlucht (Leest-Heide), De Jonge Liefhebbers
(Heffen) en De Luchtklievers (Battel).
Voorzitter
: Frans V.D.Broeck.
Secretaris
: Jan Geerts.
Kassier
: Jan Geerts
Vergezeller
: V.D.Eynde Van Dijck.
Toegelaten
afstand Quiévrain 91 km.
Voor Quiévrain wordt ingekorfd volgens beurtrol.
Voor Noyon wordt samengespeeld met Noord-Brabant en Hombeek.
Inkorven bij De Laet,, Dorp, Leest van 14 tot 15 u.
1983 Zondag 17 april : 1ste Nationaal Kampioenschap
van Vlaanderen
voor
Koperblazers-Solisten en voor Kamermuziekensembles
Door de Vlaamse Brass Band Federatie en
de Brass Band Union uit Buizingen werd een wedstrijd voor solisten en
ensembles georganiseerd.
Aan deze wedstrijd namen vier muzikanten van de Leestse fanfare deel : Johan De
Win, Michel en Patrick Leveugle en Luc Vertommen.
Degenen die het hoogste puntentotaal
hadden in de schriftingsproef mochten deelnemen aan de finale.
Guido Segers van de brass band
Midden-Brabant won met 96% van de punten, voor Pascal Deveen, eveneens van
Midden-Brabant (90%).
Als derde eindigde Michel Leveugle met
88%, vierde werd zijn broer Patrick met 85% en vijfde nog een Ceciliaan Luc
Vertommen met 80%.
(Toeters en Trompetten, nr.4,83)
1983 23 april : Jaarlijks Bal Landelijke Rijvereniging Leest
LVR-Leest gaat er steedsverder op vooruit
Wat
prachtig is aan sommige verenigingen is de enorme onderlinge samenwerking. Van
deze samenwerking kregen we dan ook reeds vele staaltjes te zien bij de
landelijke rijvereniging St.-Niklaas Leest. Het actieprogramma van deze club
bestaat uit de weklijkse bijeenkomst op het oefenterrein achter de reeks huizen
tegenover de Kouterwijk te Leest. En hier speelt dan het verhaal van deze
rijvereniging zich wekelijks af.
Inspecteur
Gerdt Geerts zorgt op deze plaats dat ruiters en amazones van een degelijke
opleiding
genieten in de ver van gemakkelijke rijkunst.
De
opleiding geldt als voorbereiding voor het zomerse toernooi-seizoen.
Op
zulke toernooien wordt dan dressuur gereden wat bestaat uit het rijden van
voorbereide figuren waarbij paard en ruiter zich zo correct mogelijk gedragen.
Eveneens
op zo een toernooi vindt men het springconcours terug.
Hieraan
mag er pas worden deelgenomen als men in de categorie BII is beland.
Wat vooral moet worden ingeoefend is het patrouille-springen. Hierbij springen
drie paarden met een paard voorop, naast elkaar op hetzelfde tijdstip over één
en dezelfde hindernis.
Wat
de ruitersvereniging in haar 12 bestaande jaren allemaal heeft gepresteerd is
overrompelend veel.
In 1971 werd deze club opgericht op initiatief van de Boerenbond en de twee
plaatselijke amazones, Gert De Prins en de huidige kommandante Gerdt Geerts.
Joris
De Wachter werd eerste instructeur van deze vereniging en richtte hierbij nog
een ponyclub op waarvan hij eveneens als instructeur fungeerde.
In
1976 gaf Joris D.W. deze functie over aan de amazone Gerdt Geerts en de job van
pony-commandant aan ruiter Wim De Wachter.
In
1981 werden regelmatig lessen gevolgd bij een bekwaam instructeur te
Grimbergen. Hier konden de Leestse ruiters erin slagen om hun springkunst
helemaal op punt te zetten.
Dit
jaar heeft de club voor een specialist-begeleider in de dressuur gezorgd.
Johan
De Win komt nu regelmatig fouten verbeteren bij het berijden van het paard.
Niet
alleen in de rijkunst heeft de vereniging zich bijgeschoold, ook in het vervoer
zorgden zij voor een verdere modernisatie.
Een occasiewagen werd aangeschaft welke moet dienen voor het vervoer van de
paarden naar activiteiten.
Wat
het ledenaantal betreft hoeft de club van Leest helemaal niet verlegen te
zitten.
Dertien
ruiters verschijnen elke zondagnamiddag op het appél.
Hoe
prachtig het is om een club zo evoluerend zien op te groeien dient men maar aan
voorzitter Walter De Prins te vragen. Hij is de persoon die dit alles zo ver
heeft kunnen brengen samen met zijn bestuursploeg die bestaat uit Gerdt Geerts,
Gerdt De Prins, Roland Rottiers en Juul De Smet.
Dat de werking veel geld kost is zo klaar als een klontje.
Om
al deze onkosten te dekken organizeert deze ruitervereniging zaterdag 23 april
haar jaarlijks ruitersbal in de parochiezaal aan de Kouter te Leest. (DDS)
(GvM, 23 april83)
1983 23 april : Vreugdekaramel bij de geboorte van Jetje Peters op 23 april 1983.
1983 12 april : Gazet van Mechelen
Uit het Dossier Fusiegemeenten :
Geen gezellig gebabbel meer in Leest.
Voor
de fusie werd door ons regelmatig aan de stad Mechelen gevraagd om de
Leestsesteenweg grondig te vernieuwen. Niet alleen de (Mechelse) bewoners, die
nog steeds zonder riolering zitten, hadden hun wensen. Ook voor ons, inwoners
van Leest betekent deze steenweg een hoop moeilijkheden. Het is onze enige
verbindingsweg met de stad. Door de komst van de fusie hadden wij hoop dat er
aan dit probleem een einde zou komen. Helaas, niets veranderde. Nog altijd
moeten wij over een slecht wegdek, vol putten, bulten en bij regen is het meer
varen dan rijden.
Dit
was één van de meest voorkomende grieven die we in Leest konden optekenen. Maar
er zijn natuurlijk nog andere problemen die méér met de fusie te maken hebben.
Deze
rustige gemeente dreigt door de fusie haar landelijk uitzicht te verliezen. Wij
hadden een verbetering gevraagd van sommige landelijke wegen, maar nu horen we
dat er in Mechelen plannen bestaan om de Kouter volledig om te ploegen en te
doorkruisen met brede banen en zelfs een verbindingsweg tussen
Kapelle-op-den-Bos en de E10 te Battel. Wij vroegen geen autostrades, alleen
een verbetering van sommige landelijke wegen.
Dat
het er in Leest vroeger gemoedelijker aan toe ging mag blijken uit het volgende
: Het contact met de administratie Mechelen is bij velen van ons in slechte
aarde gevallen. Vroeger ging het allemaal veel eenvoudiger. Het zijn veelal de
oudere mensen die het moeilijk hebben met de Mechelse administratie. Een
overdreven papierwinkel waar ze dreigen in te verdrinken. Ook het contact met
de politici is erop achteruitgegaan. Vroeger leefden de mandatarissen tussen
ons : nu leven ze boven ons. Tijd voor een gezellige babbel is er niet meer
bij. We krijgen ze zelfs zelden te zien.
Opmerkingen
en klachten over de huidige financiële toestand van Mechelen waren er
tientallen. En dat was niet alleen in Leest het geval. Deze problematiek
bewaren we misschien beter voor een ander dossier.
Frans Lauwers: het kon allemaal nog
slechter.
Zonder
ooit politieke kleur te hebben bekend, bestuurde Frans Lauwers 12 dynamische
jaren ononderbroken als Fanfareburgemeester het landelijke Leest. De
burgemeesterssjerp erfde hij van zijn oom en de aanhang van de lokale
Sint-Cecilia was er al die tijd voldoende sterk om CVP en SP samen in de
oppositie te dringen.
Dat
een gemeente als Leest besturen ook zonder politiek kan, bewees de nu 62-jarige
Frans Lauwers door tijdens zijn ambtsperiode alle openbare wegenis, riolering
en openbare verlichting te vernieuwen.
-We
hadden daartoe de nodige financiële middelen zonder dat al te forse belastingen
dienden te worden geheven, zegt onze Leestse gastheer, terugdenkend aan die
tijd. Menselijkerijze waren ook wij alles behalve tuk op het prijsgeven van
onze autonomie. Wie was dat wel ?
--Aanvankelijk
geloofden we nog dat ons voorstel tot een samengaan met Leest-Hombeek en
Heffen, met Hombeek als pilootgemeente, een kans op slagen had. De verrassing
met de creatie van een grote entiteit met Mechelen was dus ook compleet.
De
verklaring voor die operatie dient volgens Frans Lauwers niet ver gezocht. Het
was één doorgestoken kaart van de grote partijen en de Leestse Cecilianen waren
op slag elke bestaansreden kwijt.
Uiteindelijk
had Frans Lauwers het allemaal nog veel slechter verwacht. Vandaag blijft hij
vooral waarderen dat de plaatselijke gemeentehuizen zijn open gebleven zodat in
zijn geval te Leest de Leestenaren met hun problemen bij dezelfde mensen als
vroeger terecht kunnen. Positief vindt hij ook de regelmatige zitdagen van de
Mechelse schepenen omdat het precies bij die gelegenheden is dat de echte noden
ter sprake komen.
Investeringen
-Leest
heeft in een nog niet zo ver verleden enorme investeringen gedaan en aan de
overname heeft Mechelen bijgevolg een goede zaak gedaan. Niettemin is sinds de
fusie de belastingsdruk verhoogd, maar daar doe je niets meer aan. Minder
gelukkig is Frans Lauwers bij de vaststelling dat te Leest sinds de fusie geen
enkele sociale woning meer werd opgetrokken. Er is nochtans een wachtlijst
kandidaten. De gronden bestemd voor sociale woningbouw zijn reeds voor de fusie
aangekocht en blijven beschikbaar.
Een
andere teleurstelling is de langverwachte en de reeds sinds jaren
administratief voorbereide verbindingsweg met Heffen. Nochtans gaat dit werk
slechts over enkele miljoenen, een bedrag dat voor de stad Mechelen geen
probleem kan zijn. Over dergelijke dingen praatten we te Leest nooit zo lang.
Tijdens
de laatste gemeenteraadszitting voor de fusie werd het plan voor de bouw van
een nieuw sportcentrum te Leest in al zijn facetten besproken. Dat centrum zou
er komen tussen de Winkelstraat en de Kouter maar over het gevolg dat het
stadsbesuur aan die bedoelingen zal geven tast men in het duister. Nochtans,
meent Frans Lauwers, als men ons plan uit de diepvries opdiept zijn alle
problemen voor VV Leest van de baan.
Alle
kans op succes is niet helemaal verkeken want de Leestse vertegenwoordiging in
het stadsbestuur is van dat alles op de hoogte. Wachten dus maar tot die de
Leestse koe bij de horens grijpt.
De redactie van Gazet van Mechelen legde
begin april 1983 (eerste publicatie : 6 april) een nieuw dossier aan, gewijd
aan de fusies of de samenvoeging van gemeenten.
Dit Dossier fusies was gestoffeerd met
intervieuws afgenomen van de betrokken burgemeesters en ex-burgemeesters alsook
met de mening van de gewone man.
In het dossier werd ook aandacht besteed
aan de mening van de Mechelaar over die fusie.
Het feit dat het aantal inwoners van de
Dijlestad in 1977 door de fusie-operatie van 63.000 inwoners naar praktisch
80.000 steeg liet hem steenkoud.
Van de zijde van de deelgemeenten zagen
de meeste inwoners er niet veel baat bij voortaan tot Groot-Mechelen te
behoren. En wel omwille van de hogere belastingen welke na de perekwatie
dienden betaald te worden.
Volgens GvM veranderde er niet al te
veel, althans niet de eerste jaren na de fusie, aangezien van 1977 tot 1979 de
opcentiemen voor de bewoners van de deelgemeenten voordeliger uitvielen.
Een vaststaand feit was, dat Mechelen al
jarenlang de rol speelde van centrumgemeente.
De stad beschikte over een eigen
brandweerkorps, waarvan overigens het leeuwenaandeel van de kosten door de
Mechelse belastingsplichtige werd betaald. Een identiek geval vormde de
Stedelijke Openbare Bibliotheek die ook open stond voor niet-Mechelaars.
De Mechelse scholen hadden eenzelfde
functie. Statistieken aangelegd voor de vijf Mechelse deelgemeenten, bewezen
dat 30 tot 40% van de schoolgaande jeugd uit de Mechelse deelgemeenten in één
van de Mechelse onderwijsinstituten school liep.
Parallel met de vermelde centrumdiensten
was dit eveneens het geval voor de onderscheidene diensten van het OCMW, want
bij de OCMW-diensten ressorteerden zowel het Stedelijk O.L.Vrouwziekenhuis als
de Stedelijke Kraaminrichting, de homes voor bejaarden e.a.
Ook de Mechelse zwembaden figureerden
als een niet zomaar terzij te schuiven lastenpost op de jaarlijkse Mechelse
begroting.
Dat de stad Mechelen er na de
samenvoeging van de vijf randgemeenten financieel beter uit kwam werd door
dejournalist betwijfeld.
Volgens zijn ervaringen was de fusie
door de meeste inwoners van de deelgemeenten aanvaard, of beter nog schreef hij
: men heeft er zich bij neergelegd
Ook de eerste burgemeester na de fusie
Jos Vanroy was die mening toegedaan.
Na zes jaar is de fusie algemeen
aanvaard en verworven. Met dien verstande evenwel dat geen enkel zinnig mens
van de geannexeerde deelgemeenten stond aan te schuiven om méér belastingen
te betalen, wat meer dan begrijpelijk is. Daartegenover stond dat de fusie met
Mechelen ook voordelen aan de inwoners van deze deelgemeenten heeft aangeboden.
Ik denk slechts aan de inwoners van Walem, Heffen en Leest. Zij hebben bij
gelegenheid van de dijkbreuken aan de Zenne en de Dijle aan den lijve ervaren
dat de fusie wel degelijk vruchten afwierp. Want deze gemeenten beschikten noch
over een politiekorps, noch over brandweer. Door de fusie-operatie werd de oppervlakte
van Mechelen, vroeger circa 3.000 ha., ongeveer verdubbeld. Mechelen kreeg
hierbij 35 km landbouwwegen, plus kilometers dijken. Voor de fusie slechts deze
van Dijle en Leuvensevaart. Er na kwamen daar gedeelten bij van de Zenne, Rupel
en Nete. Nochtans is het ook zo dat wij de respectieve gemeentehuizen voor een
gedeelte van hun vroegere functie lieten bestaan. Wat de administratieve
aangelegenheden betreft, moesten de nieuwe Mechelaars zich slechts naar de
centrale administratie begeven voor aangiften van geboorten, huwelijken en
overlijdens.
Voor de rest kwamen zij terecht in hun
voormalig gemeentehuis.
Socio-cultureel bekeken betekende de
annexatie onbetwistbaar een verrijking voor Mechelen. De stad beschikte in
1976 nog slechts over twee harmonies : deze van het Arsenaal en de Mechelse
Politie. Op slag kreeg Mechelen er negen bij. En niet de minste. Er zijn
harmonies bij waarvan de leden wat méér doen dan noten uit hun instrument
blazen.
Feit is dat het creatief leven in de
randgemeenten veel sterker was dan wel te Mechelen. En vandaag nog. De
dorpsgemeenschappen hangen meer aan mekaar, kennen mekaar veel beter dan in de
Mechelse wijken. Elke deelgemeente bezit haar eigen mentaliteit, welke evenwel
onderling niet zoveel van mekaar verschilt. Doch zij is toch anders dan de
Mechelse. Deze mentaliteit is meer open, meer spontaan. Dat heeft de Mechelaar
niet. Ook valt te vrezen dat precies deze mentaliteit welke nog heel goed
voelbaar is bij de oudere generatie van de randgemeenten, mettertijd zal
afzwakken en totaal verdwijnen. Met alle voor- en nadelen eraan verbonden.
Globaal bekeken : na zes jaar vond Jos
Vanroy de fusie op administratief en socio-cultureel vlak bevredigend gelukt.
De fusiegemeente Mechelen bestond reeds
zes jaar toen Jef Ramaekers (begin 83) burgemeester van Mechelen werd.
Jef Ramaekers : De randgemeenten
bezaten en bezitten vandaag nog een uitgebreid sociaal leven. Heffen had twee
fanfares. Was vroeger een uitzondering dat die twee samen speelden. Doch,
rekening gehouden met het feit dat sommige gemeenten door de Zenne afgescheiden
zijn van Mechelen, valt er volgens de huidige burgemeester weinig te vertellen
over een toenadering van de respectieve dorpsgemeenschappen naar Mechelen toe.
De Leestse Volksfeesten bv. zijn eenvoudig
ondenkbaar in Mechelen. Te Hombeek worden er drie à vier koersen per jaar
verreden. En elke gemeente heeft haar eigen voetbalploeg.
Maar, is het nu precies noodzakelijk dat
de randgemeenten naar de stad toegroeien ?
Persoonlijk vond hij dat deze situatie
gerust zo mag blijven. In de stad is er een opmerkelijk tekort aan
solidariteit, best mag dus elke randgemeente haar eigen dorpsfeer behouden met
de specifieke wegenis, het groen en de landelijke gilden. In de landelijke
gemeenten hebben wij nog landbouwers met honderd beesten, amper op een
boogscheut van Mechelen. Hoeveel Mechelaars weten dat ? Natuurlijk eisen zij
sommige zaken, bv. op stuk van onderwijs. Maar zij die vroeger gingen wonen
langsheen een landelijke weg, eisen vandaag geen macadam van 5 m breed voor hun
huis. Als zij maar op het rioleringsnet zijn aangesloten.
Administratief bekeken ? Volgens de
burgemeester zullen de veldwachters met de tijd verdwijnen en vervangen door
politieagenten. Er was een plan in de maak bij het nieuw schepencollege om de
Mechelse politie te decentraliseren.
De bewoners van de randgemeenten willen
zich trouwens even goed beveiligd voelen als de Mechelaars, hoewel het een meer
dan opvallend verschijnsel is dat praktisch alle vergrijpen, vandalenstreken en
herrie zich uitsluitend voordoet te Mechelen.
De fusie, aldus Ramaekers, heeft
ontegensprekelijk ook veel voordelen opgeleverd voor de bewoners van de
randgemeenten. Kijk eens, vroeger moest de gemeentesecretaris eenvoudig àlles
kennen en weten. Dat is vandaag eenvoudig onmogelijk. Dank zij de fusie kan de
inwoner van de bij Mechelen toegevoegde randgemeente veel meer diensten worden
bewezen dan vroeger het geval was, omdat Mechelen-stad over verschillende
gespecialiseerde diensten beschikt. Neem nu het ophalen van het huisvuil.
Gebeurde vroeger éénmaal per week, door één man. Vandaag gebeurt dit door de
stadsdiensten, tweemaal per week.
En de financiële kant ? Voor de fusie
lagen debelastingen lager dan na de
fusie. Jawel. Maar zij mogen ook niet vergeten dat zij jarenlang van de
Mechelse centrumdiensten genoten hebben zonder er ooit financieel voor tussen
te komen. Ergens zou het onrechtvaardigzijn de Mechelaar in lengte van dagen alleen voor deze kosten te laten
opdraaien.
1983 12 april : Overlijden van Frans Van der Taelen
Deze Ere-Secretaris en Vaandrig van de
N.S.B-afdeling Leest en oud-strijder van 1940-45
was te Leest geboren op 21 april 1908 en
gehuwd met Clotilde Hoebanckx (°Heindonk 20/5/1899, +25/3/1974). Het echtpaar
bewoonde een huis in het Pensenstraatje en kreeg één dochter Aline, gehuwd met
Frans Verschooten.
In De Band van december 1978 belichtte
Karel Soors zijn 50-jarige vriendschap met Hendrik Spoelders :
Even
voorstellen : Frans woont in het ouderhuis op de Dorpplaats van Leest. Frans is
van 1908 en woont bij zijn dochter Aline, die iedereen wel kent.
Henri
woont op de Kouter voorbij het bos van Van den Bergh, op een boerderij van zijn
broer.
Hij
is ook van 1908, zoals de Frans.
Hoe
zijn jullie vrienden geworden ?
Frans
: We kennen mekaar al van in de lagere school, maar pas na onze soldatendienst
in 1927 sloten wij vriendschap voor het leven. Daar denk je natuurlijk op
voorhand niet aan, we houden dat nu toch al 51 jaar vol.
Hoe
doe je dat, 50 jaar een vriend houden ?
-Frans
: Wij waren thuis bij mekaar. Henri zn moeder was een moeder voor mij en
omgekeerd. We gingen samen naar het café en naar de kermis. We zaten bij Gerard
of bij de Croes. Nooit alleen, altijd met twee. Zelfs toen ik ging vrijen met
mn Clothilde, Henri mn maat was van de partij. We kwamen heel goed overeen
want hoeveel kermissen we samen hebben beleefd is niet te tellen. Ik werkte in
de metaal in Schaarbeek en mijn vriend Henri werkte nen tijd op de Eternit en
hielp zijn broer na zijn uren. Den ene zondag zat hij bij ons, de andere kwamen
we bij hem thuis. We maakten nooit ruzie, ook al was ik bij de fanfare
St.Cecilia (noot : de Blekken) en Henri bij de Sussen. De zondag was voor mij geen zondag als ik Henri
niet gezien had !
De
mooiste momenten van jullie vriendschap Frans ?
Frans
: Belevenissen die ik nooit zal vergeten !Da zijn : bezopen van de druppels van Hombeek kermis komen. Je vriend
half bevroren uit de gracht halen en hem thuis brengen. Je bedrinken omdat je
s anderendaags naar den troep moet en afscheid moeten nemen van je vriend.
Opgeroepen worden met de mobilisatie, te weten dat kan oorlog worden. Je
dorpsgenoot zegt : Soïke ik ga naar huis in congé. Ik bleef alleen achter. Aan
de Leie moeten vechten met de 3e en 6e onderzeese jagers
tegen een overmacht van Duitsers en hard gaan lopen.
Henri
Spoelders blijft nog altijd mn kameraad en da zal nooit veranderen. Meer kan
ik daarover nie vertellen.
K.S.
-Frans
Van der Taelen in zijn jonge jaren. (Foto
: Eduard Geerts)
-Als
vaandeldrager van de Oud-Strijders. (Foto
: LG)
-Frans
Van der Taelen naar een tekening van Karel Soors.
Gust Emmeregs omringd door enkele van zijn
medewerkers.
1983 Donderdag 7 april : Persconferentie met Voorstelling Leestse
Volksfeesten.
In de bovenzaal van café Royal, bij
Raymond Ceulemans teMechelen had Gust
Emmeregs een persconferentie georganiseerd waarop het volledige programma van
de Leestse Volksfeesten werd uiteengezet. Samen met zijn naaste medewerkers en
Conny Neefs stelde voorzitter Emmeregs de attracties van dit jaar voor.
Programma
Donderdag 12 mei :
-10 uur : eucharistieviering voorgegaan
door E.P.De Brabander en E.P.Rene De Laet en opgeluisterd door de Kon.Fanfare
St.-Cecilia Leest en Chorus Mechliniensis.
-10u45 : officiële opening 13e
Volksfeesten en 9e Handelsbeurs.
-20 uur : Show- en
Dansavond met Five Pennies Band The Strangers, Doris D and the Pins.
-21 uur : Sluiting Handelsbeurs.
Vrijdag 13
mei :
-Handelsbeurs
van 18 tot 21 uur.
-20 uur :
spelprogramma om de Trofee Louis Neefs met 18 Mechelse verenigingenpresentatie : Connie Neefs en Rik
Samijn.
Zaterdag 14
mei :
-15 uur
Wielerwedstrijd voor Juniores.
-19u30
Paradise to Paris met Rob De Nijs. Ballet van Penny De Jager Special
Diner-Show.
Zondag 15
mei :
-Handelsbeurs
van 11 tot 21 uur.
-Van 14 tot
17 uur : Folklorenamiddag, m.m.v. Kon.Fanf.St.Cecilia Hombeek-Plein,
Volksdansgroep Korneel Leest, Kon.Fanf. St.Petrus Zemst, Turnkring en K.Fanf.
St.Cecilia uit Hombeek-Plein.
-Van 19 tot
21 uur : finale Zangwedstrijd.
-21 uur :
Show Zang en Dans met Will Tura en zijn Showorkest.
Na een uitgebreid programma-overzicht kwam Gust
Emmeregs tenslotte nog even terug op zijn stokpaardje : het probleem V.V.
Leest. Hij deelde de aanwezigen mede dat sympathisanten en bestuursleden van de
club hadden beslist de terreinen op eigen initiatief aan te kopen, om het
sportgebeuren in Leest voor de komende 10 jaren althans veilig te stellen. Hij
betreurde nogmaals de beslissing van het Mechels stadsbestuur, die het echter
wel opportuunachttede terreinen van FC Muizenaan te kopen, en ook nog eens acht miljoen in
Sporting Mechelen te steken, daar waar een véél bescheidener budget VV Leest
had kunnen uit de nood helpen (DMW, 14/4/1983)
1983 4 April : Posse Leest :weer was spelbreker
Eén van de blikvangers dit jaar was
het volksdansfeest van volksdansgroep
Korneel. Heel de meisjesschool werd
daarvoor omgevormd tot dansruimte,
restaurant en café.
In de stedelijke jongensschool
stelden leden van de kunstkring Voetspoor
hun werken tentoon en al extraatje
was er een diamontage in overvloeiprojectie
Landelijk Leest.
Tony Baarendse, Georges Herregods,
Karel Soors en Friede Willems hadden
een mooie expositieruimte
geschapen uit de turnzaal van de school.
Er werd ook een diamontage in
overvloeiprejectie Landelijk Leest
gepresenteerd.
De speciale gast was dit jaar de cartoonist
Goal uit Buggenhout.
In het parochiecentrum was heel de
ruimte volgestouwd met de
boekententoonstelling, een
organisatie van het Davidsfonds in samenwerking
met de Standaard boekhandel.
PROGRAMMA
POSSE LEEST 1983
Begankenis voor St. Cornelius
Heilige Missen om 8-9-10 en 11 uur.
Lof met kinderzegening om 15u00.
Naast de feestmarkt in het dorp mag men
ook het volgende niet vergeten te bezoeken :
Chiro-Leest
-Pasen café in het groot chirolokaal
en kaartwedstrijd.
-TD in de parochiezaal
Gepensioneerden 2de Paasdag :
-Hobbytentoonstelling
-Pannenkoekenbak
Dit alles gaat door in de lokalen van de
Chiromeisjes.
Volksdansgroep Korneel 2de
paasdag :
-Optreden te 11.00 en te 15.30 uur.
-Tussen beide optredens in is er vrije
volksdans voor iedereen en
-Een Reuze-Barbecue.
Geïnteresseerden hiervoor kunnen terecht
op de speelplaats van de vrije school aan de Dorpstraat.
Kleinveebond
Davidsfonds
Boekenbeurs in de parochiezaal.
Voetspoor
Plaatselijke kunstenaars stellen hun
werk tentoop in de turnzaal van de gemeentelijke lagere school Ten Moortele.
(Advertentie in DB)
Met
het Paasweekend was het weer enorm druk in ons dorpeke. Menige foorkramers
stelden hun kramen open en de maandagmorgend haastten verschillende verkopers en
kopers van landbouwvoertuigen zich naar de jaarmarkt. De meeste mensen gingen
hunne Posse houden in de kerk om daarna in volle feeststemming het einde van
de vastentijd te vieren. Zo mochten wij zondag en maandag vele
chirosympathisanten in onze bar begroeten. Ook s avonds op onze traditionele
jaarlijkse Posse-Leest-TD kon het jonge volkje goed uit de voeten met de
hedendaagse moderne muziek. t Was ne goeie Posse voor ons zodat we zonder al
te veel kopzorgen op bivak zullen trekken. Volgend jaar gaan we onze
kaartwedstrijd uitbreiden door meer propaganda te maken. We bedanken de 20
kaarters voor hun enthousiasme en wensen de winnaars veel eetgenot met hun
kip
(Uit een verslag van de chiro in De
Band van mei 1983)
Onder de regendruppels werd Posse
Leest een overrompelend succes.
Een
overrompeling was het weer. De grootste feestdag te Leest Posse Leest werd
opnieuw een nooit gezien succes. Een massa Leestenaars stroomde maandag
voormiddag samen op het dorpsplein voor de traditionele jaarmarkt en kermis.
(GVM, 6/4/83)
Fotos :
-Posse
Leest 1983. Beeld vanuit Ten Moortele.
-Het
slechte weer op Posse Leest hield de mensen niet thuis.
1983 April Ex-Soldaat-Milicien Marc
De Prins in De Band : Soldaatje spelen
Acht
maanden. t Lijkt niets en inderdaad als je er door bent is het allemaal nog
vlug gegaan zoals de mensen dan zeggen. En toch, er is in die tijd heel wat
gebeurd. Een reden te meer om er eens op terug te blikken.
Op
1 juli werd ik onder de wapens geroepen te Heverlee. Daar kreeg ik buiten de
traditionele basisopleiding een scholing voor chauffeur. Op het einde werden we
dan getest op een theoretisch examen Belgische en Duitse wegcode de kennis van
het voertuig in kwestie de automechaniek de militaire wegreglementen en de
praktische proef. Daar we reeds allen in het bezit waren van een rijbewijs viel
dat wel mee, ook al werden er nog verschillende gebuisd.
(Info
: in Heverlee wordt de richting van Franse W.C. aangegeven door een steeds
toenemende reuk )
Op
de dag van mijn mutatie (vanuit Heverlee) ontdekte ik dat iki.p.v. naar Duitsland eerst nog een maand
naar Peutie moest om daar een opleiding als bediende te krijgen. Men leert je
typen en werken volgens de regels van de militaire briefwisseling.
De
dag van de mutatie moesten we voor 24u00 binnen zijn. In een donkere gang
lieten ze ons dan achter om in stilte te wachten tot half vier. Dan gingen we
eten zodat we per bus tegen vijf uur in de statie van Brussel geraakten. Een
hoop gekke dingen om met het reisbureau ABL van t leger, tot in Aken te
geraken.
Mijn
functie in Duitsland werd bediende bij de Kapitein S1 van de staf Cie. Een job
die me ginder goede relaties meebracht maar die me dikwijls tot 8 en 9 uur s
avonds aan t werk hield. Dit vooral wanneer het over geheime dingen ging
waarbij de aanwezigheid van die ene milicien volgens de militaire regels nog te
veel was, maar ja wie houdt nu eenmaal het leger recht ?
Wat
mijn werk zoal was ?
-Het
dagelijks berekenen en doorgeven van de getalsterkte voor de keuken.
-Het
inschrijven van de postzending en het berekenen van de transitoticketten voor
het eten.
-De
congé voor miliciens en beroeps (uitgezonderd onderofficieren).
-Het
opendoen in inschrijven van de post voor de kapitein.
-Papieren
klaarmaken voor degenen die bijtekenden of beroeps werden.
Om
de veertien dagen de nieuwe bleus aan de kazernepoort afhalen en begeleiden.
Maar
dit werd dan af en toe nog onderbroken door kampen. Bij mijn aankomst kon ik al
direct voor 14 dagen naar Leopoldsburg. Verder o.a. nog van 4 tot 15 oktober
Natomaneuvers, van 25 tot 29 oktober oefenkamp Elsenborn, van 15 tot 20
november bivak Leopoldsburg, twee schietkampen in Vogelsang.
Ja,
van verveling heb ik in mijn dienst geen last gehad. En toch, kan ik naar vele
mooie momenten terugblikken op zowel mooie als minder mooie dagen, heb ik een
hele boel mensen leren kennen met enorm uiteenlopende gedachten en karakters.
Ja, die twee uitersten liggen in t leger enorm ver van mekaar. Het is een
beweging waar men gewoonweg van alles tegenkomt.
Mijn
positieve conclusie hieruit was, dat er tussen die twee uitersten nog een hele
boel fijne kerels zijn. Je moet enkel de tijd maken om iemand te ontdekken, om
een vriend te maken.
En
die tijd geeft het leger je, zelfs meer, het milieu en de soms primitieve
levenswijze verplichten je ertoe. Anders kom je er nooit (Misschien een tip
voor de toekomstige miliciens).
Over
de negatieve punten ga ik liever niet uitweiden. Trouwens als je weet dat mijn
vader zijn land allemaal in Leest ligt weet je dat ik heus niet naar Duitsland
moet om mijn vaderland te dienen. Maar nog straffer is dat de meeste jongens
van mijn peleton hun vader geen land had, zij kochten hun patatten op een
ander !!
1983 April : CHIRONIEUWS
De
zachte februari-zon heeft plaats gemaakt voor een fikse maartse bui. Donkere
wolken pakken samen om later op de dag open te barsten en ons te vergasten op
een koude douche.
Binnenkort
is het weer lente, blokletteren de kranten ! Maar bij ons mannen zit de lente
al lang in het bloed. Met al dat goede weer was er geen houden meer aan. Er
werden tochen ondernomen, het bosspel was in trek, de fiets kwam uit de
stalling en een korte broek deed goed ! Wat een heerlijke tijd zo vroeg op dit
jaar !
In
de koude periode hebben enkele afdelingen zich op het ijs gewaagd. De speelclub
is zelfs naar het verre Heist op den Berg gaan schaatsen. t Was voor ons
leiders echt plezierig om die kleine mannen, met vallen en opstaan, te zien
leren schaatsen. En fier dat ze waren !
Vlak
voor de vastenperiode heeft de oudste afdeling van zich laten horen door een
pensenkermis + volksdansen te organiseren. Mits de concurrentie van andere
pensenkermissen en festiviteiten in de omliggende dorpen, zijn er toch nog een
redelijk aantal mensen onze aspiranten komen bezoeken.
Onze
papierslag liep ook heel vlot. Met enkele werklustigen werden twee containers
volgepropt.
Het
grootste succes viel ons te beurt met ons jaarlijks chirobal. Een hele hoop
volk kwam die zaterdagavond weer afgezakt naar Leest om elkaar weer eens terug
te zien. Zoals de laatste drie jar waren er weer veel chiromensen van gans het
verbond op ons bal, maar we moesten helaas vaststellen dat er weer minder
ouders aanwezig waren. t Zijn elk jaar dezelfde mensen die terugkomen, die we
langs deze weg nogmaals bedanken voor hun komst. Een chirobal is toch op de
eerste plaats georganiseerd opdat ouders en leiding wat beter, en op een
plezante manier, met elkaar in contact zouden komen ? We hopen dat we volgend
jaar terug meer bekende gezichten mogen verwelkomen want zonder jullie steun
kan onze vereniging niet leven. Een spijtig voorval op die avond was dat het
orkest van Johnny Maes, in laatste instantie, het liet afweten wegens ziekte
van de zanger. De inspringende disco-bar heeft getracht de afwezigheid van het
orkest goed te maken, waar ze gedeeltelijk in geslaagd zijn, maar we hopen u
volgend jaar terug te mogen vergasten op een bal met de heerlijke live-muziek
van een orkest.
De
zondag na het chirobal waren onze jongste afdelingen sloebers, prutsen,speelclubbers,
kwiks-
uitgenodigd op de kindernamiddag van VEVOC-KVLV. De eenvoudige aanpak en
inkleding van het spektakel beletten onze jonge gasten niet zich goed te
amuseren die dag.
Bedankt
organisatoren !
Binnenkort
is het weer Pasen. De kermissfeer breekt dan los in Leest. Als je dan toevallig
in de buurt moet zijn, kom dan ook eens langs in onze bar In t 6de
gebod, we kunnen van die gelegenheid gebruik maken om even over de chiro te
babbelen of over andere interessante onderwerpen als je dat verkiesd. Maar de
trouwe Band-lezers kennen reeds ons devies.
U
bent altijd welkom in onze hemen en op onze activiteiten. De chiro is een
stukje Leest dat niet mag verwaarloosd worden !
Wat
voorafging. Als grosse-caissestokdrager had ik afgedaan en liep nu met mijn
vrienden om en ronde de nieuwe fanfare in zover ge die paar mensen fanfare
noemen kon.
Bij
iedere herberg waar de maatschappij stopte bleven we buiten staan wachten. Voor
de blazers was het geen drank, geen klank en voor ons was het geen centen,
geen bier ! Doch telkens wanneer er een ariake gespeeld werd, glipten we
binnen om de virtuoos te kunnen aanschouwen. Geen verteer, geen verweer, zei
de baas en meestal vlogen we buiten.
Tegen
de volgende processie moesten we met meer zijn, de Sussen. In snel tempo werd
een muziekcursus ingericht bij Jang van Jakes. De meester zelf zou het
onderricht geven. Een hele hoop jonge mannen had zich reeds aangeboden. Ik ook
natuurlijk, maar wanneer het aan ons vader zijn oren kwam was het ORA Al elke
avond was ik de pijp uit, naar de academie en dat was in den beginne al zo dik
tegen zijn zin geweest. Het zou er zelfs nooit van gekomen zijn tot wanneer een
oude vriend van hem, die leraar was in die school, per toeval bij ons verzeild
geraakt was terwijl ik zat te tekenen. Daar steekt iets in, zei de vent,
moet ge bij ons op school sturen.
Ik
laat niet met mijn voeten spelen, zei ons vader van achter de toog, in t
college heeft hij er mee gerammeld dat z er zouden van gaan dansen zijn ! Werken
moet hij nu zowel als een ander ! Per slot van rekening, na samen een paar
pinten gedronken te hebben, besloten ze mij s avonds te laten gaan. Die meneer
zou mij aanmelden. De volgende dag mocht ik al komen. Als een koning te rijk
ben ik toen in bed gekropen. Maar de volgende morgen had onze oudste reeds
spijt van die beslissing en was ons moeder er niet geweest, dan had hij zich
teruggetrokken. Maar een woord was een woord en tegen de avond aan stopte hij
mij twintig frank in de pollen om een passer en ander tekengerief te kopen in
de Sarma. Dat was goed genoeg volgens hem voor die paar dagen dat ik hetzou volhouden.
Vanaf
die dag mocht ik mij om klokslag halfzes, terwijl de broers nog volop aan de
arbeid waren, gaan omkleden om op een fiets, in mekaar gestoken met
verschillende oude stukken van andere afgedankte vehikels, tegen zes uur naar
school te rijden. Nog elke dag rond die tijd had hij spijt over zijn belofte
tot op een schone keer dat nieuwe bandschuurmachien was aangekomen. Daar zou ik
moeten mee werken. Dat ding was nog geen uur aan het draaien of ik stond al bij
dokter Stuyck om het bloed te stelpen en de wonden te naaien. Eerst had hij wel
medelijden met mij gehad toen hij, de rode vlekken volgend, mij achterna
gekomen was en snel naar de dokter stuurde. Ge kunt er geen slag mee
aanvangen, had ik nog verstaan voor de deur achter mij dichtviel. Toen ik
echter weer thuis kwam, zag ik hem in de deur van het werkhuis staan terwijl
hij zacht vloekend iets over de kerkhofmuur wierp. Vingers, dacht ik, toen ik
het bloed uit zijn hand zag vloeien. Verdoeme, jong, k zal op U niet meer
kwaad zijn dat machien moet buiten, zei hij. Ik mocht dadelijk mijn kleren
aantrekken en kon naar school vertrekken. Maar ons moeder riep hij nog mij
duizend frank te geven om voor de lessen alles te kopen wat ik nodig had.
Fier
was de vent geweest; de tranen stonden in zijn ogen, wanneer hij in dle lange
gang stond te kijken naar de werken van zijn zoon, als laureaat van de klas.
Een architect, dat zou hij er van maken. Architect, titel welke hij in zijn
tijd als waardeloos geweigerd had, doch die nu gedekt werd door de Staat en nu
niet meer zo maar op iedere deur of naamkaart prijken mocht. Die eretitel zou
zijn zoon behalen. En nu kwam dat apenjong weer met muziek voor de pinnen. Daar
zou hij een stokske voor steken. Eerst de school, punt.
Met
lede ogen, van op de stoep van de zaaldeur, zag ik dan telkens mijn vrienden
De Proef (noot : evenals de
Roozelaer een café van de Sussen op het Dorpsplein) binnen en buiten gaan. Zelf durfde ik die stap niet te wagen, want bij
ons was, als moeder er niet tussen kwam, vaders wil wet. Van op die dorpel kon
ik de jongens horen zingen, soms afzonderlijk, soms samen en voor zij hun
lesken af hadden, kende ik het al van buiten. Ten lange laatste kwamen er
instrumenten bij te pas. Met jaloersheid in het hart kon ik ernaar luisteren.
Voorzichtig aanpakkend kwamen de eerste tonen er meestal dof en vals uit tot
uiteindelijk een zuivere noot de maatstaf zou worden van hun verdere muzikale
vermogen.
Een
half jaar was verstreken eer de jongens voor een eerste maalachter de pupiters mochten. Een paar weken
later zou de processie weer gaan. Ik zou er helaas niet bij zijn. Wel mocht ik
met Georges De Laet mee naar Lier om er nieuwe en herstelde instrumenten af te
halen. De mensen in de hal van die fabriek lachten ons vierkant uit toen ze ons
met twee zagen aankomen om de instrumenten van Arbeid Adelt op te halen. Een
hele tafel vol lag er klaar voor ons. Genoeg om een hele fanfare op te richten.
Als jongste kreeg ik dan de kleinste tuigen voor mijn rekening. Een geluk dat
Georges een hele bol koorden had meegenomen. Twee kleine hoorns werden over
mijn buik gehangen, twee bugels op mijn rug en opdat ik de handen vrij zou
hebben, langs elke kant nog één onder de armen. Daarstond ik dan, als klein koperen robotje te
kijken hoe ze mijn vriend aan het toetakelen waren. Een geel glinsterende raket
werd van hem gemaakt, twee baritons met een koord om de hals, twee tubas onder
de armen en om de kroon op het werk te zetten de bombardon om de hals. De
overblijvende trombone heb ik dan maar met de vrije handen als een balk op de
schouder genomen.
Toen
uiteindelijk Georges de rekening betalen wou, want hij had geld mee, hebben ze
hem weer helemaal moeten ontmantelen. De rekening viel nogal mee. Eens weer
gemonteerd, werd de dubbele deur geopend en trokken we samen het pad op, recht
naar de Zimmertoren om daar op de autobus te wachten. Voorbijgaande mensen
bekeken ons nieuwsgierig en lachten. Eens in het centrum, aan de eerste
bakkerswinkel waar Lierse vlaaikens ten toon lagen, kreeg mijn vriend
vreselijke honger. Van die paar honderd frank die we nog overhadden kon het wel
af. Een deuksken in de bariton, een diepe bluts in de bombardon, maar Georges
was nog niet binnen. Er bleef dus niets anders over dan dat ik de winkel in zou
stappen. Nog nooit in mijn leven was ik in zulke deftige winkel geweest. Van
het verschieten over zijn vraag, draaide ik mij plots om. De baas in de winkel
riep van achter de toog of ik soms zot geworden was, terwijl hij angstig naar
zijn vitrien staarde om de diggelen te zien vallen. Van alteratie was ik
vergeten dat ik dat lang spul nog op de schouder droeg. Eens binnen weerd die
vent wat vriendelijker en gaf me de gevraagde vlaaikens. Toen ik betalen wou
herinnerde ik me dat Georges met de centen zat en trok weer buiten. Hijzelf had
inmiddels al begrepen wat er scheelde en was al begonnen zijn armen in en om
zijn harnas te steken doch kon niet aan zijn zakken; daarvoor moest hij zich
van die hele pantserwinkel ontdoen. Voor het zover was, lag het hele voetpad
vol met van die blaasdinges, zodat de mensen er moesten overstappen om ze niet
te beschadigen. Komt daar een madammeke met en klein hondje aan, het beestje
rookeven aan zulk ongewoon tuig en
richtte dan zijn straaltje recht in een openstaand koperen paviljoen. De schoen
van mijn makker trof raak. Het vrouwtje mompelde iets over dierenmishandeling
of zo. Veel hebben we er niet van begrepen want het menske had alle moeite van
de wereld om haar wegvluchtende lieveling te kunnen volgen, zo gehaast was dat
pekineeske.
Wanneer
mijn vriend dan die hele plaatslagerij weer om had, zijn we al smullend verder
getrokken tot aan de bushalte.
Bijna
een heel uur heben we daar moeten wachten. Toen de bus vertrok lagen er meer
instrumenten op de banken dan dat er mensen konden zitten. Van in Mechelen ging
het met de fiets verder. We leken wel een hele beiaard in die metalen cocon.
Blij ons weer te zien met al die blinkende instrumenten werden we snel van ons
omhulsel ontdaan door de wachtende jonge mannen die al lang met stralende
gezichten naar ons hadden uitgekeken.
Even
later vielen de eerste fladderende tonen van Johann Strauss zijn Fledermaus
!!
Juli :
Bij
de eerstvolgende processie werden de jonge muzikanten opgesteld. Daar een paar
weken later de gemeenteraadsverkiezingen plaats hadden, werd er een extra
oproep gedaan; we moesten ons zeer devoot gedragen en er werd gevraagd een
Paternoster mee te doen om te bidden gedurende de muzikale begeleding van de
Blekken.
Ach
God, wat wachtten die Blekken toch lang om met de march aan te vangen; dat was
zeker opdat wij de kans niet meer zouden gehad hebben om een derde keer te
spelen. Ondertussen liepen we daar met de Paternoster in de hand. Eindelijk was
het aan ons om te beginnen. Er waren daar mannen bij de hevigste natuurlijk-
die de bollekensdraag nog in de hand hielden terwijl ze aan t spelen waren.
Halve heiligen zagen ze eruit. Al staande voor de kerk hebben we dat derde stuk
dan toch gespeeld. Toen trokken we allen naar binnen. De Blekken waren er reeds
allemaal. In de kerk zelf hoorde ik zeggen dat er bij de Blekken ene was die,
langs weerskanten van zijn lichaam uit de zakken van zijn broek, zo een
rozenkrans hangen had met een groot kruis aan opdat elkeen goed zou kunnen zien
hoe christelijk hij wel was. In de hand had hij er dan ook nog ene, de
schijnheiligaard !!
Toen
kwamen de verkiezingen. De Sussen maakten de Blekken uit en de Blekken de
Sussen. Wat er geschreven, gedrukt, gerijmd of gedicht werd, stak zo nauw niet.
Alles was geheim al kwam het van dezelfde drukpers. Over mannen- en
vrouwenkwesties werd er geschreven, zowel als over dieven en profiteurs. De
Blekken beweerden dat de Sussen allemaal zwart geweest waren in de oorlog en
die van hun allemaal patriotten. De Sussen daarentegen beweerden dat alle
incivieken bij de Blekken zaten, bij hun waren alleen vaderlandslievende
mensen.
Wanneer
ge de lijsten zo eens nakeek en ge had alle pamfletten gelezen dan zoudt ge
gezworen hebben dat iedere partij haar best gedaan had om hun mensen speciaal
te selecteren. Hoe dichter ze bij de kop stonden, hoe onbetrouwbaarder en
slechter ze dan volgens dat verkiezingsdrukwerk wel waren. Ge kon bijna zweren
dat op geen één van de twee lijsten een menselijke mens stond.
Hoe
dichter bij de keus, hoe meer strooibiljetten er werden uitgegeven; hoe meer
er geplakt werd, hoe meer er overplakt, afgetrokken en weer overplakt werd. De
laatste week was er bij Nieke van den Barreel zelfs geen witborstel meer te
verkrijgen. Ook al het witsel was op. De meeste van die borstels waren dan ook
gesneuveld bij een handgemeen. De kalk werd naar de anderen gegoten, soms nog
met de emmers eraan. Ook de pastoor stond die dagen niet gerust op de kansel.
Een
paar dagen na de uitslag was Leest goddank dan weer in alle rust en vree
gedompeld.
In
stilte werd onze jeugd weer opgeleid. Hadden ze het niet met de moedermelk
opgezogen, dan werd het er met andere manieren ingepompt; met bijbelachtige
overleveringen of in hun eigen taal, maar bikkelhard als indertijd de stenen
van Mozes.
Die
taal heb ik dan trachten te ontleden voor mensen die eventueel later in ons
dorpken zouden willen komen wonen. Ge kunt het aframmelen als een lieken uit uw
kinderjaren !
1983 April : Van de Sussen en de BlekkenSusse Teughels in De Band :
Pas
had het grommelen van bommen en granaten opgehouden of we konden het rommelen
van de trommels reeds horentot op het
dorp. Iedere vrijdagavond werd in de zaal van Sooitje (noot : zaal St-Cecilia Dorpstraat) repetitie gehouden door de vlug
heropgerichte fanfare. Schetterende trompetten en bazuinen, aangevuld door
zachtere instrumenten, klonken gedempt door, tot zelfs in onze slaapkamer (noot
: Frans Susse Teughels was een kleinzoon van Noldus Teughels,
gemeenteontvanger, schrijnwerker en waard van de Rozelaer op de Dorpsplaats). De Blekken waren herboren.
Van
de Sussen was geen sprake meer. Het eeuwige bekvechten over muziek en fanfare
was volledig geluwd gedurende de lange oorlogsjaren. Ook van de daaruit
voortvloeiende dorpspolitiek hadden ze hun bekomst. Eigenlijk hadden ze reeds
enkele jaren voor de oorlog de strijd gestaakt. Doch een paar driftkoppen onder
hen hadden toen de politieke handschoen opgepakt en voor de lol zich gemeld als
kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezing. Tot grote verbazing van iedereen
behaalden de Juniors, zoals ze zich noemden, geheel onverwacht een glansrijke
meerderheid. Sinds heuglijke tijden was het bij ons de gewoonte geworden om in
die overwinningsnacht met rammelende stoofbuizen rond te rijden. Altijd maar op
en af ging die rit, telkens weer voorbij de kandidaten die het onderspit
gedolven hadden. Tevens was het de uitgelezen kans om er in dolle pret drie dagen
tegen aan te lappen herberg in en herberg uit, tot de meesten onder hen
volledig platzak waren.
Met
een burgemeester, verkozen buiten raad, hebben ze die jaren de befaamde
Juniorslaan aangelegd. Waarschijnlijk is die luxe voor velen van onze kiesgerechtigden
teveel geweest want bij de volgende keus was het buiskensrijden voor de
mannen van de andere kant.
Met
lede ogen hebben dan ook de juniorsympathisanten de drie dagen durende
braspartijen moeten aanschouwen. Van zulke dingen wilden ze niet meer weten. De
gedachten alleen al aan de affronten van dat buizengekletter was blijkbaar
teveel geweest. Verscheidene oud-muzikanten van Arbeid Adelt (noot : de
Sussen) dachten er zelfs aan zich te
melden bij de reeds weer bestaande maatschappij om samen één grote fanfare te
vormen.
De
familiepolitiek van voor de oorlog leek voorgoed voorbij.
Twee
volle vrijdagavonden hing boven ons dorp een waas van orgelmuziek, ter
voorbereiding van de processie waarin de fanfare voor de muzikale toon zou
zorgen. De kleurrijke kleine wimpelkens van de rozenkrans welke we vanaf onze
plechtige communie hadden moeten of mogen dragen tijdens die ommegang, lieten
we nu maar voor andere kinderen.
Mij
werd de vlag van de H. Jozef toevertrouwd. Fier als een pauw heb ik haar uit de
kerk gehaald en als eerste stond ik op de plaats waar ik zijn moest voor de
samenstelling van die kerkelijke stoet. Mannen, vrouwen, jongens en meisjes
sloten aan, al of niet in processieklederen. Eindelijk, onder het luiden van de
grote klok, zette de mensenslang zich langzaam in beweging. Tot aan de
Sint-Jozefskapel was alles goed gegaan. Daar was het eerste oponthoud. De
menigte ging op de knieën zitten en wachtte devoot op de zegening.
Juist
wanneer de monstrans in de hoogte ging, zag ik dat beeldschoon kind waarvan ik
al een hele tijd droomde, aan de overkant van de baan. Voor de eerste keer in
mijn leven lachte ze me toe. Als een grote jongen stak ik mijn hand op, heel
eventjes maar en toch iets te lang, want Sint-Jozef was al aan t wankelen en
maakte een buiklanding vlak op de gouden kroon van die Heilige Trees voor
mij. Het krijsen van dat kind klonk schel door die plechtige stilte.
Na
een kort gevecht kwam ze van onder de Heilige man vandaan. Op dat ogenblik trok
ze meer op Onze-Lieve-Vrouw van zeven Weeën dan wel op de maagd welke ze eerst
had uitgebeeld. De blikken rand, waarmee de kroon op haard hoofd vaststond, was
tot over haar neus geschoten al bloed wat de klok sloeg. Dikke tranen van pijn
rolden over haar bolle wangen. De dokter, die daar woonde, kwam vlug ter hulp
met jodiumtinctuur en schilderde haar een rode neus als van een clown, tot nog
meer jolijt van de mensen rondom ons.
Veel
zorgen kon ik er mij niet over maken, want op dat ogenblik zette de processie
zich weer in beweging en moest ik kost wat kost mijn patroon terug in de hoogte
krijgen met een stok die echter wel een halve meter korter geworden was en tot
overmaat van ramp gebarsten tot boven. Krampachtig moest ik hem met beide
handen vasthouden want hij zwikte van links naar rechts en dat telkens met een
schok, alsof hij me kost wat kost wilde ontglippen. Onder gespot en gelach van
de mij omringende mensen, heb ik dan de verdere weg al waggelend afgelegd.
Uit
die heilige mond achter mij klonken dikwijls schietgebedekens, die eigenlijk
helemaal geen schietgebedekens waren. Telkens proestten de toeschouwers het uit
en deden er nog een gebedeke bij, alsof ik nog niet genoeg had met dat stuk
stok dat ieder ogenblik kon begeven. Daarbij kwam dan nog de angst voor wat ons
vader er zou van zeggen als hij ging weten wat er gebeurd was en weten zou hij
het, zelfs als het vandaag nog niet verteld werd, want die lat kreeg hij
onvermijdelijk in de handen om te herstellen, alhoewel er geen repareren meer
aan was. De vaderonsen en weesgegroeten, die ik de rest van de weg gelezen heb
om op wonderbare wijze dat stuk hout weer aaneen te laten groeien, liefst op
onzichtbare wijze, konden ook niet baten.
De
tweede halte was aan de kapel van de Heilige Apollonia. Weer draaiden we ons
om.
t
Is daar dat ik voor het eerst weer kunnen lachen heb. Voor mij stond terug die
maagd maar nu met een dik opgezwollen roodgeverfde neus en met die bleke wangen
leek ze meer op de Heilige Pepino met een scheve kroon. Uit haar oogholten
schenen zelfs vlammen te komen wanneer ze mij bekeek. Dat deed me weer aan de
ogen van ons vader denken als ik even later thuis zou zijn. Daarmee was het
lachen alweer weg. Toch heb ik die vaan veilig en wel weer op zijn plaats
kunnen krijgen. Hij stond daar wel tegen die rood geschilderde pilaster, als
een klein manneken tussen zijn grote broers, maar hij stond er en dat was het
bijzonderste.
De
Christus vinchit en Christus regnatleken me veel te vlug voorbij. Ook de litanie van al de mannen van de
almanak was precies rapper om dan anders. Zelfs scheen het dat die oude pastoor
met alle moeite van de wereld zijn haast krakende knoken geweld aandeed om zo
rap mogelijk de laatste zegen te geven. Met bibberende benen en een angstig
hart ben ik thuis binnengestapt. De herberg zat stampvol en dat ze daar al op
de hoogte waren moest ik niet meer vragen. Een algemeen gelach weerklonk al,
als ik nog maar juist de deur open had.
Maar
hij zal hem en daarmee bedoelde hij die stok begot zelf maken !!! hoorde ik
ons vader zeggen wijl hij juist een glas bier voor een kliënt op de tafel
zette. In zijn ogen blonken zoiets als sterretjes, alsof hij er zelf plezier in
had. Moest ik daar zoveel schrik voor gehad heben. Die korte onderbreking deed
de mannen die daar zaten niet veel, want al spoedig ging het gesprek over de
processie en ten lange laaste over de fanfare en hoe schoon het wel was (De Band, april 1983)
In het Leestse soldatenblad publiceerde
Susse Teughels in mei het vervolg
Van de Blekken en de Sussen :
Wat
voorafging : door een klein ongelukje tijdens de processie vond ik het
geraadzaam een beetje thuis te blijven om vaders toorn te ontlopen en daardoor
was ik getuige van wat er bij ons in de herberg zoal besproken werd.
Dat
het begot schoeën es, een fanfare in de processie en als hij het begot niet zo
liet zou hij zich begot gaan melden als muzikant van de Blekken want van de
Sussen zou begot toch niets meer in huis komen. Sommige mensen gaven hem
gelijk, waren zelfs bereid mee te gaan maar wilden niet de eerste zijn. Anderen
keken liever de kat wat uit de boom. Iedere week repetitie en bijna elke zondag
weg zijn en daarbij nog al het gebras en verteer. De oorlogsjaren hadden hun
wel geleerd hoe gezellig het thuis kon zijn. Naar gelang de pinten kwamen, des
te heftiger werden de discussies en werd nog meer bier besteld.
Na
de Cecilia-drapeau te hebben opgeborgen bij Cyriel Verschueren in de
Scheerstraat, kwamen de Blekken onder het spelen van een marsch weer
stapsgewijs op het dorpsplein. Aan café De Zwaan werden ze ontbonden. Elk
ging zijn eigen weg ; sommige muzikanten trokken recht naar huis terwijl andere
van de ene kroeg naar de andere togen om daar hun beste deuntjes voor te
spelen. Hoe meer getrakteerd werd, hoe zwaarder vielen de slagen op de trom en
in de mate van het nog mogelijke klonken de klanken van de instrumenten een
hele namiddag lang.
Toen
enkele gasten rond een uur of vier op de fiets stapten en huiswaarts wilden
keren om het daar nog wachtende feestelijke noenmaal te gebruiken, trok de Soo
op de muziek af.
Nu
of nooit, dacht hij, want anders zou het er toch nooit van komen. Er moest
toch iemand de eerste zijn om over te stappen. Toeval of niet ? Hij had de voet
nog niet in het portaal van de kegelbaan gezet of de grote trom daarbinnen
begon kapit te geven en hoorverdovend klonken de klanken uit de koperen
instrumenten wijl de niet-muzikanten als in een roes het overbekende oude
liedeken meezongen : En de Susse, de Susse, de Susse zen kapot, en de Susse,
de Susse, de Susse zen kapot en de a die zen verslete en de nief die zen kapot
!
Dat
was teveel voor onze vriend. Als de bliksem keerde hij op zijn stappen terug,
recht naar onze deur. Met de klink nog in de handen en een gezicht wit als een
lijk, kreet hij : Mannen, vrijdag repetitie !! Als een bom sloeg dat in,
amaai, die vent liet er geen gras over groeien, doch veel bijval kreeg hij
niet. Zomaar bij de Blekken gaan, moesten ze nog eens over denken en zeker
thuis over klappen.
Bij
de Blekken begot nee, nee vrijdag om acht uur voor de Sussen !! De explosie
was compleet. Nu konden de nog aanwezigen helemaal niet meer volgen. De mannen
die even tevoren zulke grote honger hadden en van op de fiets dat hele tafereel
hadden aanschouwd, kwamen al terug binnen die sensatie mochten ze niet missen.
Het bier kon niet rap genoeg komen. De ene ronde na de andere moest eraan. Ze
zouden eens laten zien dat ze er ook nog waren. Voor het vallen van de avond
waren er reeds veertien muzikanten ingeschreven. De vroegere dirigent zou
teruggeroepen worden. In de late uren zag het er uit alsof de Sussen nooit uit
de circulatie geweest waren.
Die
vrijdag was het repetitie. De pupitters, in der haast ontdaan van de meeste
kippendrek, stonden keurig opgesteld. Zeven muzikanten kwamen opdagen. Er was
zelfs ene bij in wiens instrument de strotakjes nog staken. Hij had het juist
opgevist van in de tassing waar hij het verborgen had voor de koperslag van de
Duitsers in de oorlog.
De
andere zeven waren vergeten dat ze ondertussen met een Blekkerin getrouwd
waren. De ene werd erop gewezen hoe laf hij wel was om vrouw en kinderen zo
maar in de steek te laten. Een paar anderen mochten naar de eerste herhaling
komen, maar zouden die avond nog hun paksken mogen pakken. Een andere mocht
gaan, maar dan over haar lijk !
Dan
was er nog iemand bij die, wanneer hij zijn trombone nemen wou, alleen nog een
paar waardeloze buisjes vond.
De
zeven mensen die nog overschoten hebben toen de grondslag gelegd voor de
hernieuwde maatschappij, want drie weken later werd de eerste verhuizing aangekondigd.
Van het Dorp zouden ze naar de Biest gaan, om daar de volgende herhalingen te
houden. Toen waren ze al met veertien. Op die verhuizing was ook ik van de
partij. Schoon was dat ; de ene parde bleu na de andere altijd de twee zelfde
: Cavala en het Witte Paard. Af en toe, buiten de huizen, werd wat anders
geprobeerd. Schoon, echt schoon, ook ik zou muzikant worden. Door die goeie wil
mocht ik zelfs tussen hen lopen, alsof het mijn eigen volk was. Van de ene
herberg naar de andere ging het. Natuurlijk kwamen ze alleen bij die mensen,
die voor de oorlog lid waren. In goede aarde viel dat wel. Tappen en schenken
goed, maar lid worden ? Nee Het ene plezier was het andere waard en daarbij de
Sussen drinken niet was de slagzin en weer kon Cavala geblazen.
Juist
voorbij Doreke de metser, vroeg de meester, die de grote trom sloeg, mij
eventjes de stok vast te houden, dan kon hij een sigaret rollen. Fier als een
pauw nam ik dat stuk hout met vilten bol vooraan in de hand. Een paar passen is
dat goed gegaan. Van in de tenen begonnen die kribbelingen, trokken hoger en
hoger en voor ik het zelf besefte Boem !!
Een
ezel, die rustig van op zijn wei naar dat kabaal stond te kijken, schrok en
rende snel weg naar de andere zijde van de omheining, vond daar een gat en
vluchtte weg
Viktor
Troch en Berre, de twee tubas sprongen vooruit alsof er plots een V-1 achter
hun hielen gevallen was. Godverdomse snotneus, hoorde ik de eigenaar van de
trommel sissen, terwijl hij van het verschieten zijn propje tabak en blaadje
liet vallen, juist in een plas water. Dat was nog het ergste. Daarmee was ik al
als stokkendragen gedegradeerd en kon ik bij de gewone jongens aan de zijkant
gaan lopen.
1983 Aprilnummer De Band : Leestenaars treden zo uit de oude doos
Uit de verzameling van meester Stan
Huysmans een opstel van Hendrik Moons van 8 maart 1950 :
Onze
klas op wandel in maart
Op
maandag 6 maart hebben wij een wandeling gemaakt naar de moderne hoeve van Jaak
Lamberts in de Tiendeschuurstraat. Het was juist zon schoon weertje en het
ging ons dus goed af. We vertrokken te 1.30 u in de school en rond 2 u kwamen
we op de boerderij van Jaak en Stefanie. Het eerste dat we bezochten waren de
varkenshokken, want de boer was de biggen juist aan t voederen. Hetgeen ons in
de varkenshokken bijzonder is opgevallen, is de moderne manier van verlichting,
van verluchting en ook nog de nieuwe leiding van het kraantjeswater.
Dan
gingen we buiten de hoeve naar de silos zien, want dat was de moeite waard. Er
konden zo maar 14 à 15 grote wagens voeder in één silo. De silowand was
gemiddeld 10 cm dik en de bodem 20 cm. Nu hadden we dit alles goed bekeken en
besproken en geluisterd naar Jaak zijn uitleg. Daarna traden wij in de koestal.
Hier zagen we de moderne automatische drinkbakken, wat allemaal veel gemak
verleent aan de boer en de boerin. We gingen dan achter de koeien staan en dan
zagen we ineens dat de staarten van de koeien vastgebonden waren om er niet
mede in hun drek te liggen. Ook hing boven elke koe een plaatje met de naam, en
wanneer ze gekalfd hadden en zo meer.
We
gingen terug buiten, bedankten Jaak en Stefenia en zakten terug af naar de
school.
Maar
op de terugweg zijn we onze smidse binnengegaan. Dat was naar mijn zin. Vader
was juist een paard aan t beslaan en dat hadden vele jongens nog niet gezien.
Ik kende dat allemaal en wilde ook wel wat tonen aan mijn makkers. Ik heb dan
eens het smidsvuur opgezet, eens geboord en eens geslepen om de jongens te
laten zien hoe dat allemaal werkte. Ik was wel een beetje fier, hoor. Dan
gingen we terug naar school. En ik was blij dat de meester aan vader gezegd
had, dat hij niet te klagen had over mij. In de klas gaf de meester nog ons
huiswerk op en onze les voor s avonds, en we konden terug naar huis.
Ik
hoop dat we nog wandelingen zullen maken en vooral met zulk goed weer.
De schrijver Hendrik Moons :
-Tijdens het schooljaar 1949-50
leerling in het achtste leerjaar.
-Geboren te Leest op 19 januari 1936.
-Zoon van Moons Jan (hoefsmid +1972) en
Verbeeck Joanna, Tiendeschuurstraat 1.
-Beroep : smid. Is 12 jaar hoefsmid
geweest bij de Boomse steenbakkerijen, tot in 68, toen bij de modernisatie de
paarden uit het geleeg moesten verdwijnen.
-Kinderen : Marleen, Brigitte, Bruno,
Sven. Is reeds grootvader. De tijd vliegt
-Studies : na de 4de graad :
3 jaar Vakschool (metaal) avondonderwijs. Daarna 3 jaar zondagschool
HOEFSMEDERIJ Brussel diploma.
-Legerdienst : 18 maanden 15e
Artillerie Brasschaat.
-Hobbys : 1. Heeft het erg hard zitten
met PAARDENHOUDERIJ en VERZORGING.
2. Kunstsmederij (in vaders smidse).
Hier is hij in zijn element, hij hamert deskundig SNUISTERIJEN roosjes en
andere bloemen, met de liefde en de slagkracht van Van Boeckel. Als men iemand
zo ernstig bezig ziet aan zijn hobby, wordt ARBEID EEN GEBED.
Ach ! IN t VADERHUIS ! Wat een lust en
een weelde, die sfeer van vroeger. Hier is de tijd, samen met het hart van de
vader, stilgevallen Die oude blaasbalg, die smidshaard, die rook, die geur en
kleur van afbrandsel, die spetterende witte gensters en rode ijzervonken, die
berookte solderbalken, en jarenlange zwarte wanden, dit alles lijkt als een
gewijde plaats. Die oude travalje, al het beslaggereedschap, de smeed- en
koelbak, de smeekolen, het aambeeld, de hamers en bultklopper, de doorslag en
klinkbouten, de tangen, prangen en snijders in soorten, de schroefbank en
pletrol, de scharen en beitels, messen, vijlen en boren allerhande Ach, een
bijzondere, aparte, grote wereld in t klein voor een aandachtige bezoeker Hoe
kan het anders, dan dat de zoon er dikwijls weerkomt, er graag vertoeft en er de
tijd van vroeger doet herleven
En terwijl hij smeedt en klopt dat de
gensters sprankelend in t ronde springen, en t witgloeiend ijzer in de juiste
vormen kneedt, vertelt hij sappig, met veel humor en leute uit zijn klasleven 7de
en 8ste leerjaar. Hij moet er nog om lachen, -(nu, maar niet toen)-
als hij beweert dat hij eens een ferme mep heeft gekregen. Hij had ze wel
verdiend, mildert hij maar Jan De Prins had er zeker ook ene moeten krijgen
De school van toen, overvol aan
herinneringen, is sinds wel erg veranderd filosofeert hij MOONS HENDRIK stuurt
hiermee nog langs De Band zijn groeten aan De Prins Jan, Diddens Marcel,
Fierens Frans, Fierens Theofiel, en anderen
Stan Huysmans.
Op een mooie lentedag dit jaar (2013)
bracht ik Rik een bezoek in de Hovenierswoning van het kasteel De Mot (Kasteel
De Mot : zie o.a. jaar 1845 in deze Kronieken en ook in de Toponiemen die
volgen), die hij sinds de jaren 90 achtereenvolgens huurt van de Brusselse
Jonkheer Pansius Prion en al enkele jaren van de huidige eigenaar Pascal
Ferryn.
De Hovenierswoning bevindt zich pal aan
de straatkant (Bist) en draagt het huisnummer 8.
De jachtwachterswoning, links van het
domein, heeft als adres Bist 12 en het kasteel zelf kreeg van de stad Mechelen,
merkwaardig, het adres Bistsevelden 2 mee.
Na een luidruchtige verwelkoming door
zijn 14-jaar oude border collie Billy werd ik gastvrij ontvangen en door zijn
huisje geleid. Overal bots je op zijn kunst. Een machtige metalen
kroonkandelaar siert het plafond, op zijn schouw prachtige paardenhoofden waarvan
de contouren afgewerkt zijn met een fraai bloemmotief en die een indrukwekkende
spiegel omzomen, eveneens afgewerkt met prachtige bloemen. Op het salontafeltje
een sierlijke arend en ook op de schouw van zijn keukentje bloemen maar vooral
paarden. Pareltjes van smeedkunst en allemaal van zijn hand.
Een praatvaar zoals Rik moet je niet
pramen om van wal te steken, hij is 77 ondertussen maar zijn grijze celletjes
werken nog optimaal. Hij vertelt honderduit over zijn jeugd, zijn legerdienst,
zijn carrière, zijn familie, zijn tegenslagen
Dat interview met meester Huysmans van
30 jaar geleden herinnert hij zich nog goed. Ik kon goed opstellen en zonder
fouten schrijven, nog steeds, vertelt Rik. Meester Huysmans had hem ooit nog een fikse klap verkocht wist
hij, maar waarschijnlijk verdiend, want hij was een kwajongen die veel
kattenkwaad uithaalde. Ook in het leger was hij geen doetje. Hij was van de
laatste lichting die nog een termijn van 18 maanden diende uit te doen, na hem
moesten de miliciens nog 15 maanden kloppen, en in Brasschaat verplichtte men
hem om chauffeur te worden, ook al bezat de kazerne nog een vijftal paarden.
Rik wou beslist op een paard maar dat werd hem geweigerd en hij ging
dwarsliggen. Toen hij na 6 weken opleiding in aanwezigheid van een instructeur op
een paal reed, aan de Trappistenabdij van Westmalle, werd zijn rijbewijs hem
ontzegd en kreeg hij nog een zware straf toe. Een rijbewijs zou hij overigens
nooit halen.
Met paarden heeft hij een speciale band.
Ik ben als paard geboren en ik zal als paard sterven, mijn eerste woord was
iets met paard heeft mijn moeder altijd gezegd.
Waar die fascinatie vandaan komt weet
hij niet, vermoedelijk door de smidse van zijn vader.
Hendrik Moons is de tweede zoon van
Jan-Baptist, de hoefsmid uit de Tiendeschuurstraat en van Jeanne Verbeeck uit
Tisselt.
Toen wij dertien, veertien waren wilden
al mijn vrienden naar de autofabriek, ik niet, ik wou persé smid worden, ik
ging er mee slapen en ik werd er mee wakker.
Toen de vader van zanger Bobbejaan
Schoepen, een smid uit Boom, overleed, heb ik hem een tijdlang vervangen. Nadien
ben ik in de Boomse Steenbakkerijen gaan werken als smid en s avonds hielp ik
mijn vader in zijn smidse.
Na de teloorgang van de steenovennijverheid
in de Rupelstreek, werd hij tewerkgesteld in den IJzeren te Willebroek en
Acomal Mechelen, steeds als onderhouds- of productiesmid.
Intussen was hij gehuwd met de Hombeekse
Jeannine Sarens, een zus van de in de jaren 60 bekende Belgische middengewicht
bokser Emiel Sarens. Deze laatste verblijft momenteel in Deurne en komt zijn
schoonbroer uit Leest nog regelmatig bezoeken.
Jeannine schonk hem vijf kinderen
waarvan er eentje heel vroeg zou overlijden. Hun jongste, Sven, vormt de derde
opeenvolgende generatie van hoefsmeden uit dezelfde familie.Hij geeft les aan de Hoefsmederijschool en
beschikt over een eigen smidse in zijn woning.
Het leven heeft Rik niet gespaard. Zijn
vader kreeg aderverkalking en overleed in 1972.
Rik wou niets liever dan de smederij
overnemen maar familieperikelen beslisten daar anders over. Later begon zijn
vrouw te sukkelen met haar gezondheid en na een operatie kwam ze ongelukkig ten
val met als gevolg een dubbele open beenbreuk. Zeven operaties waren er nodig
en uiteindelijk kreeg ze een pin ingeplant van knie tot knoesel. Later volgde
een open hartoperatie die het gezin ruim 500.000 frank kostte en uiteindelijk
kreeg ze de ziekte van Parkinson. De laatste jaren van haar leven heeft Rik
haar liefdevol verzorgd. Zelf bleef hij ook niet gespaard, twee jaar geleden
kreeg hij een zware maagbloeding. Vier zweren ontploft in zijn maag maar na zes
dagen was hij terug thuis uit het ziekenhuis.
En Is het niet gevaarlijk paarden
beslaan ? Het voorste van een vrouw en het achterste van een paard is
gevaarlijk, lacht hij. Hij heeft veel schoppen gekregen maar echt zwaar
gekwest werd hij nooit. Wel werd zijn knie zwaar belaagd na een confrontatie.
Twee keer per jaar laat hij daar vocht uittrekken.
Ik ben geen kunstenaar maar een
hoefsmid en een paardenliefhebber, zegt Rik bescheiden.
Alhoewel goeie hoefsmeden kunstenaars
op zich zijn. Die stiel leer je niet op drie jaar. Ik was 21 toen ik mijn vak
beheerste, maar je moet weten dat ik het heel mijn jeugd heb gedaan. Ik was van
kindsaf in de smidse te vinden en ik ben fier op mijn stielkennis maar een
kunstenaar ben ik niet. Ik heb 50 paarden gemaakt. Het laatste staat bij mijn
kleinzoon in Liezele, het is volledig ingespannen, opgetuigd zoals de paarden
op het geleig of deboottrekkers. In
het kasteel staat een paard van mij van ruim 75 kg en die arend heb ik ooit
gezien op een foto van een Amerikaanse zonnewijzer. Ik heb hanen gemaakt,
kippen, luchters en schouwgarnituur. En altijd weggegeven. Ik heb nog nooit
geld gevraagd voor mijn maaksels, nooit.
Zijn smidse heeft hij nog (foto) maar
smeden zit er niet meer in, zijn duimen hebben het laten afweten.
Tegenwoordig zorgt hij voor zijn drie
merrie ponys en de vijf ezels en de pony van zijn huisbaas. Dat is zijn lust
en zijn leven. Verder houdt hij nog een oogje in het zeil op het domein van het
kasteel De Mot, zeker als de bewoners afwezig zijn.
Ik zou een hele dikke boek over mijn
leven kunnen schrijven, besluit de krasse zeventiger bij ons afscheid en ik
heb de indruk dat hij nog lang niet is uitverteld.
M.V.H.
-De
Hovenierswoning van het Kasteel De Mot
-Rik
naast enkele van zijn creaties, elke paardje is uniek.
-Immer
weerkerend in zijn kunst zijn paarden.
-Voor
deze arend haalde hij zijn inspiratie uit een Amerikaanse zonnewijzer.
-De
smidse in de Hovenierswoning is nog steeds intact.
In april 1983 werd door de Archeologische
Vereniging Oud Mechelen een
onderzoek ingesteld naar de
bevindingen van de amateur-archeoloog J.
Uytterhoeven die in 1939
opgravingen deed aan Steinemolen. (zie
Kronieken 1939) Na enkele weken
intense arbeid werden de eerste grondvesten
van een Romeinse woning blootgelegd
en de eerste conclusies van J.
Uytterhoeven dienden te worden
herroepen.
Men kwam tot de vaststelling dat de
eigenlijke oorspronkelijke bewoning zeer
weelderig moet geweest zijn daar er
brokstukken van diverse muurschilderingen
te voorschijn kwamen evenals
fragmenten van hypocausttegels wat wees op een
verwarmingsinstallatie en honderden
scherven van imbrex en tegula (dakpannen).
Bij de vondsten behoorden, naast de
zeer schaarse aardewerkscherven (waaronder
een gedeelte van een amphora), een
fragment van een handmolensteen en een
bronzen messchede.
Grondpeilingen wezen op het bestaan
van verschillende gebouwen in de
onmiddellijke omgeving.
Uit dit alles kon afgeleid worden
dat het een zeer uitgestrekte villa moet zijn
geweest.
Deze opgravingen stonden onder
leiding van de licenciate Archeologie en
Kunstgeschiedenis Myrna Peeters en
van amateur-archeoloog Jean Willems.
De Media daarover :
De Mechelse Week (19/5) :
Gallo-Romeinse villa gevonden te Leest
Geschriften
van de heer Uytterhoeven uit 1939, verwijzen er naar dat er te Leest, op de
gronden van de Steynemolen, een Romeinse villa zou aanwezig zijn.
In april van dit jaar werd door de Archeologische vereniging Oud Mechelen,
een onderzoek hier naar ingesteld.
Vanaf
de 14de eeuw bevond zich op deze plaats het buitenverblijf van de
belangrijke Mechelse familie van Steynemolen.
In
1723 werd het als volgt beschreven : Pachthoff met speelhuys geheel in t
water, eigendom van de familie van Reynegem.
In
1740 stond het gebouw leeg, terwijl het in 1810 Chateau de Spangen werd
genoemd. In 1828 werd het kasteel afgebroken.
In 1781 werd de huidige Steynemolenhoeve opgericht en het is op die gronden dat
de huidige opgraving wordt ondernomen.
Na
enkele weken intense arbeid werden de eerste grondvesten van een Romeinse
bewoning blootgelegd. De eerste vaststellingen waren dat het, zoals in 1939
beschreven werd, een armzalige bewoning betrof.
Na
verdere opgravingen moest dit echter herroepen worden.
Er
werd tot de vaststelling gekomen dat het hier ging om de graanschuur van het
geheel
waarvan
verschillende paalkuilen kunnen waargenomen worden.
Deze
houtbouwcontructie wordt nu in detail onderzocht.
Aanpalend
bij deze schuur wordt nu de opgraving van de eigenlijke bewoning aangevat.
Deze
is van weelderige afkomst, daar er brokstukken van diverse muurschilderingen te
voorschijn komen, alsook fragmenten van hypocausttegels
(verwarmingsinstallatie), honderden scherven van imbrex en tegula (dakpannen).
Deze
laatste vertonen indrukken van dierenpoten, daar ze op de grond in openlucht
gedroogd werden.
De
reeds opgegraven gedeelten zijn bevloerd met Romeinse beton (opus signinum)
naar een in Signia, in Italië, gedane uitvinding. Het is een lichtrose
mengeling van kalk en gemalen tegels met kleine rolkeien aan de onderzijde.
Hierop
zijn verschillende tegels aangebracht (22x22x5 cm).
Eveneens
werden funderingen gevonden van een muur in oost-westelijke richting.
Bij
de vondsten behoren, naast de zeer schaarse aardewerkscherven (waaronder een
gedeelte van een amphora), een fragment van een handmolensteen en een bronzen
messchede.
Grondpeilingen
wijzen op het bestaan van verschillende gebouwen in de onmiddellijke omgeving.
Hieruit kan besloten worden dat het een zeer uitgestrekte villa moet zijn
geweest.
De
werkzaamheden zullen tot in het najaar werder gezet worden.
Dit is de tweede Gallo-Romeinse villa die door de Archeologische vereniging
Oud Mechelen is blootgelegd in 3 jaar tijd, naast de verschillende
Middeleeuwde opgravingen, die gedurende deze periode plaatsvonden.
Dit
wijst erop dat Mechelen op het gebied van archeologie niet moet onderdoen voor
andere steden in België.
Deze
opgravingen staan onder de deskundige leiding van Myrna Peeters, licentiate
Archeologie en Kunstgeschiedenis, en Jean Willems, amateur-archeoloog.
Gazet van Mechelen blokletterde (17/8) :
Romeinde villa opgegraven
...de
site is gelegen op een zachte helling in een grote bocht van de Aabeek.
De
opgraving werd ondernomen in het oostelijk deel van het perceel.
In
april van dit jaar werden twee sleuven uitgezet, oost-west georiënteerd. In
beide sleuven kwamen een aantal paalkuilen alsook een ovaal paalgat aan het
licht.
Vermoedelijk gaat het om een houten bijgebouw (stal ?) waarvan de juiste
afmetingen nog niet bekend zijn. Een verder onderzoek van dit houten gebouw is
meer dan gewenst.
Op
2,60 m oostwaarts van deze houtbouwconstructie, werd de ingang gevonden van een
gebouw noordoost-zuidwest georiënteerd. Dit bestond uit een aantal in verband
liggende zandstenen keien.
Het
voorste gedeeelte van het gebouw bevat een vloer in opus erementious (soort
Romeins beton) waarvan een klein gedeelte aan de noordwestzijde in latere
tijden werd uitgebroken. Op deze vloer waren verschillende tegels aangebracht.
Aan
de zuid-oostzijde werd de fundering ontdekt van een zandstenen muur.
Haaks hierop bevond zich de fundering van een tweede zandstenen muur.
Achteraan
in dit gebouw bevond zich de fundering van een zandstenen scheidingsmuur,
gelegen evenwijdig met de tweede muur.
Op
1 meter afstand van deze laatste fundering werd veel verbrande leem gevonden.
Naast
de zeer schaarse aardewerkscherven, waaronder een gedeelte van een amphora,
werden brokstukken van muurpleisteringen met beschildering en fragmenten van
verschillende hypocausttegels (tubuli) weergevonden.
Deze
getuigen van een weelderige herkomst.
Tevens
werden over de hele oppervlakte van het gebouw zeer vele fragmenten van
dakpannen ontdekt (tegulae en imbrices), waaronder een tegula met de afdruk van
een dierenpoot een halve maalsteen en een metalen voorwerp.
Het
opgravingswerk wordt hier echter niet gestopt.
De
funderingen lopen nog verder door, en de eerstkomende maanden zullen hopelijk
bekroond worden met het opgraven van het hoofdgebouw van de villa.
Belangstellenden
die mee wensen te graven kunnen steeds contact opnemen met de vereniging...
En De Band (oktober 1983) :
Romeinse villa te Leest
Naar
aanleiding van een artikel van Jozef Uytterhoeven verschenen in de Mechelse
Bijdragen van 1939, betreffende de ontdekking van een Belgo-Romeinse woning.
In augustus van hetzelfde jaar, werd door de archeologische vereniging
Oud-Mechelen, het plan opgevat om deze opgraving, die wegens
oorlogsomstandigheden niet verder kon onderzocht worden, tot een goed einde te
brengen. De site is gelegen op een zachte helling in een grote bocht van de
Aa-beek. De opgraving werd ondernomen in het oostelijk deel van het perceel. In
april van dit jaar (1983) werden twee sleuven uitgezet, oost-west georiënteerd.
In beide sleuven kwamen een aantal paalkuilen alsook een ovaal praalgraf aan het
licht.
Vermoedelijk
gaat het om een houten bijgebouw (stal ?) waarvan de juiste afmetingen nog niet
bekend zijn. Een verder onderzoek van dit houten gebouw is meer dan gewenst.
Een
gelijkaardige constructie werd in 1982 door archeoloog Guy De Boe van de
Nationale Dienst voor opgravingen te Neerhoren gevonden. In de sleuven werden
vele fragmenten van dakpannen weergevonden en verschillende grondlagen.
Op 2,60m oostwaarts van deze houtbouwconstructiewerd de ingang gevonden van een gebouw
noordoost zuidwest georiënteerd. Deze bestond uit een aantal in verband
liggende zandstenen keien. Het voorste gedeelte van het gebouw bevat een vloer
in opus cementicus (soort romeinse beton) waarvan een klein gedeelte aan de
noordwestzijde in latere tijden werd uitgebroken. Op deze vloer waren
verschillende tegels aangebracht. Aan de zuidoostzijde werd de fundering
ontdekt van een zandstenen muur. Haakshierop bevond zich de fundering van een twede zandstenen muur. Achteraan
in dit gebouw bevond zich de fundering van een zandstenen scheidingsmuur,
gelegen evenwijdig met de tweede muur.
Op
1 meter afstand van deze laatste fundering werd veel verbrande leem gevonden.
Naast de zeer schaarse aardewerkscherven, waaronder een gedeelte van een
amphora, werden brokstukken van muurpleisteringen met beschildering en
fragmenten van verschillende hypocausttegels (tubuli) weergevonden. Deze
getuigen van een weelderige herkomst.
Tevens
werden over de hele oppervlakte van het gebouw zeer vele fragmenten van
dakpannen ontdekt (tegulae en imbrices)., waaronder een tegula met de afdruk
van een dierenpoot, een halve maalsteen en een metalen voorwerp.
Het
opgravingswerk wordt hier echter niet gestopt. De funderingen lopen nog verder
door, en de eerstkomende maanden zullen hopelijk bekroond worden met het
opgraven van het hoofdgebouw van de villa.