Vervolg reisverslag Robert en Bertha Verbruggen-Smulders
Vrijdag 5 oktober 2001: Payrac (Milhac)-Courcoronne, ongeveer 700 km
Het weer is weer betrekkelijk goed. Bewolkt maar droog. Na een typisch Frans ontbijt nemen we afscheid van de Hollanders van Payrac en nemen de weg terug in de richting Rocamadour. In Calès slaan we af naar het noorden en rijden tot in Lacave, een dorpje aan de rand van de Dordogne rivier. Hier willen we de grotten “Les grottes de Lacave”bezoeken. We zijn nog wat te vroeg en gaan in afwachting nog wat wilde kastanje rapen en naar huis telefoneren. Ditmaal heeft ook Marcel geluk. Hij treft Alice thuis en komt te weten wat hij wilde weten. Alles goed en nu de grotten in. We rijden met een elektrische trein schuin naar beneden de ondergrond in. Daar aangekomen nemen we een verticale lift en starten ons bezoek, 90 meter lager dan de blote hemel, aan de mooie grot met een wandeling van ongeveer 1600 m. Er is een wandeling naar links met tot 60 meter hoge zalen. Daarna doen we de wandeling naar rechts met de ondiepe rimpelloze meren die prachtig het plafond weerspiegelen. Men heeft de (valse) indruk dat men tientallen meter diep onder water kan kijken ! Zeer mooi is ook de zaal met het zwarte licht. Door het gebruik van ultra-violetlicht krijgt men duizenden fosforlichtjes te zien op het puntje van iedere mini-stalagtiet. Na anderhalf uur verlaten we de grot weer met ons treintje en we vertrekken met een verdachte stank in de wagen. Ruiten open, air-conditioning op en weer af, geduld beoefenen, niets helpt. De stank is niet meer te harden. Na stoppen en controle vinden we de stankbron. Iemand heeft in een hondenstront getrapt en een flink stuk van deze drol op zijn rubbervoetmat gedeponeerd. Een hele schoonmaakoperatie met gras en alle beschikbare vodden volgt. Als we de reis voortzetten en in Souillac de autostrade richting Limoges oprijden is alle neusleed geleden en vergeten. Even voorbij Brive-la-Gaillarde verlaten even de autostrade en vinden in Donzenac een luxueuzer dan gewenst restaurant. Drie kaarsen in een mooie kandelaar op tafel, knipbuigende garçons in smoking, amaai.. vandaag wordt het een dure dag…maar, allé … we zijn op reis en voor ene keer mag dat toch? Het lekkere eten en de goede wijn brengen ons in een uitstekende stemming, zodat het tot na de koffie duurt eer er weer aan de rekening wordt gedacht. En die viel uiteindelijk best mee, zodat we goedgeluimd weer de autostrade oprijden. In Pierre-Buffière, even vóór Limoges verlaten we de autostrade en rijden door een glooiend landschap via Chalûs en Rochechouart naar Oradour, waar we niets te zien krijgen van het gezochte, door oorlogswreedheid, verwoeste dorp. Hoe kan dat toch? Bij navraag blijken we aangekomen te zijn in Oradour-en-Gray of zoiets en we moeten naar Oradour-sur-Glane. Het verschil valt, voor ons, reeds geroutineerde lange afstandsreizigers, nogal mee: 40 kilometers en in de richting Leest ! Wie klaagt er dan. Een beetje later waren we er. Jan die het vernielde dorp 5 jaar geleden bezocht was onze gids. Op 10 juni 1944, dus 4 dagen na de landing van de geallieerden, omsingelde de Duitse Waffen-SS het dorp en doodden beestachtig 642 mannen, vrouwen en kinderen. Om dit oorlogsdrama te gedenken heeft men dit dorp in de verwoeste staat gehouden. Men heeft er ook een herdenkingscentrum opgericht met tentoonstellingen, film, diavoorstellingen en archiefstukken in verband met het nazisme en de gebeurtenissen in dit martelaarsdorp. Terug naar de autostrade ten noorden van Limoges en nu naar huis. Op de “Aire Val de l’Indre”, even ten zuiden van Châteauroux, stoppen we voor ons avondmaal en weer zijn we weg. In de buurt van Orléans zoeken we tevergeefs naar een hotel tot we al die omwegen moe worden en besluiten Leestwaarts te reiden op hoop van zege nog ergens een bed te vinden. Zo rijden we rond middernacht vlot Parijs voorbij. Om even te rusten en tegen de slaap gaan we in Chaumon-sur-Thoronne een koffie drinken in een Esso-station. Er lopen daar veel jonge Fransen, allochtonen en politie rond. We weten niet wat er te doen is, maar het vermindert ons veiligheidsgevoel en algauw rijden we voort tot we in Coucoronnes om er op de “Aire d’Asservillers “een Formule 1 hotel vinden. De deur weeral gesloten; niemand te zien ,“non de dju, is het weer van da ?” Tot we plots een computerterminal opmerken in de muur naast de ingang. Visakaart in de sleuf, intikken wat we wensen en de codes verschijnen. Met deze codes geraken we in ‘t hotel en in bed. Gezien het reeds halfdrie s’nachts geworden was vallen we als een blok in ’t slaap.
Zaterdag 6 oktober 2001: Courcoronne-Leest ongeveer 200 km.
Aangezien we gisteren zo een extra lange dag hadden en we ondertussen veel dichter bij huis zitten dan voorzien, kunnen we vandaag rustig huiswaarts rijden. Via Valenciennes rijden we België binnen en in Nijvel krijgen we allemaal dorst. Onze VW krijgt zijn laatste dieselvoer en wij een goed Belgisch biertje. We zijn nauwelijks vertrokken of we krijgen wéér zin in het vaderlands vocht. Samen besluiten we nog een goede Chimay te drinken aan de voet van de leeuw van Waterloo vooraleer naar Leest te rijden. Via de E19 gaat het dan naar de Hogeweg in Battel waar we Jan bij dochter Emilia thuisbrengen. Onze belofte aan haar is ingelost. Vijf dagen eerder had ze ons immers haar vader toevertrouwd met "past er goed op hé, want t’is ne goeie en ik heb er zo maar ene”. De andere “goeie” hebben we bij Alice Verbeeck op de Kleine Heide afgeleverd. Ook zij was tevreden haar Marcel gezond en tevreden weer te krijgen. Hij was door haar aanmoediging “pak dat maar mee, die kans krijg je niet meer”, meegereden. Alleman tevreden thuis, wij ook!
Robert & Bertha
Foto’s : -Bertha in het martelaarsdorp Oradour-sur-Glane. -Jan, Robert en Marcel. -Chimay, heerlijk vaderlands vocht. -Jan Spoelders. -Marcel De Prins.
Hierna in de kijker : -globetrotster Alida Polfliet.
Vervolg reisverslag Robert en Bertha Verbruggen-Smulders
Donderdag 4 oktober 2001: Bagard-Payrac (Milhac) ongeveer 400 km, door de bergen van de Cévennes
Weer hebben we goed weer. We nemen de weg naar Anduze en gaan eerst bij Françoise langs voor een foto en om afscheid te nemen. Ze is even vriendelijk als de avond voordien. Graag blijven we wat langer, maar ons vijfdagenplan laat het niet toe. We willen immers twee heren dienen: Marcel met zijn Bagard en Jan met zijn Milhac.
Na enkele kilometers komen we aan in Anduze. Een prachtig gelegen toeristisch stadje, omringd door hoogoprijzende rotsbergen. We begrijpen snel dat Anduze destijds zoveel indruk heeft gemaakt op Marcel. Hij sprak er onderweg zeker zoveel over als over Bagard zelf. We nemen er een paar foto’s en rijden resoluut de bergen in. Tot St. Jean du Gard, waar we tanken, gaat het nog; maar op de bergweg naar Florac wordt het menens. De ene haarspeldbocht na de andere. Jan voelt zich misselijk worden. Even halt houden, wat van de natuurpracht genieten en weer zijn we weg. Nu met Jan vooraan in de wagen. We raden hem aan niet naar de diepten te kijken, maar voor zich uit naar het slingeren van de weg. Gelukkig helpt dat Anders moesten we een grote omweg maken over de autostrade langs Montpellier, Narbonne, Carcasonne en Toulouse…Regelmatig stoppen we om van prachtige uitzichten te genieten en éénmaal om van de vele kastanjes langs de weg te proeven. In het kleine middeleeuwse stadje Florac, het hart van de Cévennes, bezoeken we de lokale kleurrijke markt en vergasten onszelf op een fris lokaal biertje. In het café wordt Marcel, op zijn terugweg van het toilet, aangesproken door een lokale schone. Het gesprek schijnt maar niet te vlotten. We grijpen in door er het vrouwtje op te wijzen dat Marcel niet te best meer hoort als er teveel achtergrondgeluid is en haar Nederlands eigenlijk ook niet dát is…Na Florac, trekken we weer de prachtige Cévennes in. Het weer blijft zonnig en even denken we aan het regenweer waarin we Leest, een paar dagen geleden, verlieten. Gedurende een dertigtal kilometers rijden we nu door de “gorge du Tarn”. Een enig mooi landschap. Achter in de wagen horen we Marcel iets ,halfgemeend, mompelen van “amaai, ik denk dat we hier nooit niet meer uitgeraken”. We verstaan Marcel, de rotsen omringen ons langs alle kanten torenhoog, het riviertje de Tarn blijft steeds diep langs onze weg kronkelen en na de 286-ste haakse bocht komt de 287-ste. Er lijkt geen einde aan te komen en wegwijzers naar Leest zijn er niet te zien! Toch komt er een einde aan. We profiteren enkele spiksplinternieuwe kilometers van de in aanbouw zijnde autostrade tussen Clermont-Ferrand en de Middellandse zee en gaan er belegde Franse broodjes eten in het nieuwe ultramoderne autostraderestaurant van Séverac-le-Chateau. Vanaf onze tafel genieten we van het prachtig landschap met het kasteel op een spitse heuvel in het centrale décor. Voldaan trekken we verder. Buiten schijnt een straffe zon. Geen wolkje aan de hemel en toch geeft de thermometer slechts 14 graden aan. We kunnen het amper geloven tot we ergens op de parking in de schaduw komen. Brrr.... wat voelt dat koud aan. De verklaring ligt in het feit dat we hier nog op 800 meter hoogte zijn, de lucht zeer zuiver is en de UV-stralen van de zon maximaal doorgelaten worden. In de wagen hebben we gelukkig een aangename 22 graden. De wegen veranderen van bergachtig naar heuvelachtig. Via Rodez reizen we naar Décazeville, waar we even stoppen voor een drankje. Dan rijden we via Figeac naar het gekende Rocamadour. We komen er aan langs boven en dalen via de kruisweg tot aan de tegen de rotsen geplakte middeleeuwse bedevaartkapel. Na een kijkwandeling door het pittoreske straatje met overwegend souvenirwinkels, nemen we eerst de loodrechte en daarna de schuine lift naar boven om er op de parking onze VW terug te vinden. Nu rijden we verder om na 25 kilometer bochtige weg, overwegend door de bossen, aan te komen in het kleine Payrac, een 50-tal km ten noorden van het bekendere Cahors.
We zoeken er een onderkomen voor de nacht. Het eerste hotel vinden we wat te stijf (lees: te duur) en met wat geluk vinden we er een gezellig hotel restaurant, aangepast aan onze smaak en beurs: “Le Cocardy”. Bovendien kunnen we alles in onze taal vragen, de uitbaters blijken sympathieke Hollanders te zijn. We maken met hen een afspraak voor het avondeten en vertrekken onmiddellijk naar Milhac. Het ligt een half uur rijden verder. De smalle wegen er naartoe lopen hoofdzakelijk door de bossen. De weinige wegwijzers zijn voor ons Latijn en eindigen allemaal op –“ac” of “at” Onze goede neus brengt ons toch nog snel tot bij het kerkje van het piepkleine en afgelegen dorpje Milhac. Jan die hier vijf jaar eerder nog geweest was met zijn schoonzoon Johan had ons even voordien nog gezegd:”als ik aan de kerk kom weet ik alles direct terug staan”. Was het de emotie? Zelfoverschatting? We weten het niet en Jan weet het ook niet meer! Gelukkig vinden we de madame van de oud-burgemeester op onze weg en die wijst Jan naar een tabaksdroogschuur. En plots weet Jan het weer. Vlug de wagen in en naar de boerderij die bij die droogschuur hoorde. Enkele minuten later rijden we de steile hofweg op en worden we hartelijk welkom geheten door boer en boerin. Jan is de blijdschap zelve en wil in twee minuten vertellen waar er een uur voor nodig is. We stellen ook verbaasd vast dat hij plots veel meer Frans spreekt en verstaat dan ervoor. Is het door de emotie? De herinnering? De boer, een kleinzoon van boer en boerin Perier waarvoor Jan in de oorlog heeft gewerkt, heeft hem direct herkend. Zijn moeder ligt spijtig genoeg in het ziekenhuis, herstellende van een dijbeenbreuk. We nemen een paar foto’s. Op deze boerderij heeft Jan in de zomer van’40 zijn bed en zijn thuis gehad. Hier en op nog twee andere boerderijen in de buurt heeft hij met een ossespan geploegd. We bezoeken ook de tweede boerderij en treffen er de boerin aan die toen één jaar oud was en nog op Jan zijn schoot gezeten heeft. De tijd vliegt snel voorbij en we nemen afscheid. Het is al donker als we, met enige moeite de weg terug vinden naar Payrac en in ons hotel aankomen. Een smakelijk avondmaal met een goede Bergerac doet ons allen deugd. We hebben weer een dag om nooit te vergeten meegemaakt.
Vervolgt.
Foto’s : -Afscheid... -Anduze maakte indruk op Marcel De Prins. -Genieten van de natuurpracht. -Mooi Frankrijk. -Jan Spoelders op de boerderij waar hij in de oorlog gewerkt had. Hier gekiekt met de kleinzoon van zijn vroegere bazen.
Vervolg reisverslag Robert en Bertha Verbruggen-Smulders
In Bollène verlaten we de “Autoroute du Soleil” en rijden we van rondpunt naar rondpunt, bergop, bergaf door de zuid-franse wijndorpen in de richting van Alès. Onderweg stoppen we even om van dichtbij vast te stellen dat we te laat komen voor de druivenpluk. We proeven van de kleine druifjes die onder de bladeren zijn blijven hangen. We vinden ze helemaal niet slecht…tot we plots ontdekken dat er op sommige struiken nog duidelijk sporen te zien zijn van de laatste bespuiting met kopersulfaat of iets dergelijks. Vlug willen alles terug uitspuwen, maar sommige druifjes zijn daarvoor reeds te diep afgedaald…. We troosten ons met onze ouderdom en we zullen er toch zeker niet ziek van worden zeker? Al vlug komen we aan in Alès. Een kleine stad, maar door het spitsuur en de smalle straten is het er een heksenketel. Even foutparkeren, om een foto te nemen van Marcel aan de ingang van het station waar hij 61 jaar geleden de trein heeft genomen om via Vichy en Parijs thuis te geraken. We verlaten het stadje in file, steken de Gard over en nemen de weg naar Anduze. Via het dorpje St.Christol komen we aan de ingang van Marcel’s oorlogsdorpje: Bagard. In het enige Hotel-Restaurant van het dorp vinden we al snel een onderkomen. Bij het drinken van een frisse pint vragen we aan enkele bezoekers van de bar aanwijzingen naar Marcel’s verblijf in ’40. Als basisdocument hebben we daarvoor een potloodtekening van het gebouw waar “les garcons belges” toen, op de zolder, in het stro sliepen. Verder hebben we nog een foto van een gebouw, dat het mogelijk kan zijn, uit 1984. Met dit materiaal trekken we het dorp in. De kerk is gesloten, maar aan de kerk parkeert een auto en de dame van het uitstappend koppel kan ons verzekeren dat het gebouw er nog is. Ze vertelt dat ze zich de Belgen van toen nog herinnert. Begrijpelijk, ze was toen 16 en die blonde noorderlingen 17 en wat ouder. Ze vertelde ons waar we ongeveer moeten zijn, dat het gebouw is gekocht door een koppel dat het helemaal heeft omgebouwd, enz. Met deze wetenschap en na nog een boel andere navragen, o.a bij een gezin afkomstig uit Luik, trekken we met de wagen naar de vermoedelijke plek, ergens op de drukke weg tussen Bagard en Anduze. Het blijkt een tamelijk groot domein te zijn met veel groen en bomen langs de weg, zodat het gebouw nauwelijks te zien is vanop de weg. Na aanbellen en een korte verklaring aan de vrouw des huizes in de parlofoon horen we haar zeggen: ik zal de poort openen en rijd maar binnen. En dat doen we. Een grote herdershond komt ons toegelopen en doet de eerste reukcontrole. Een vriendelijke brunette van ongeveer vijftig jaar oud verwelkomt ons. Na de voorstelling vernemen we dat ze Françoise heet en hier woont met haar, op deze avond afwezige, man. Ze hebben geen kinderen.
We worden er goed ontvangen. Ze toont ons de hele ruime woning. Ook boven, waar Marcel met zijn makkers, vroeger geslapen heeft. We mochten er gerust foto’s nemen. Zij neemt op haar beurt een fotokopie van de potloodtekening en noteert begeesterd Marcel’s verhaal van toen. We mogen haar computer gebruiken om haar Leest te tonen en wisselen E-mail adressen uit. Zij en haar man blijken socialisten te zijn uit de stal van de vroegere franse president Mitterand. Hij is directeur van een “une école de carence”. Françoise werkt op het ministerie van onderwijs en is bijzonder geïnteresseerd in de mogelijkheden tot “jumelage” met buitenlandse lagere scholen. Bij een "Pernod" word er gezellig van gedachten gewisseld. Ze hebben het vroegere gebouw, dat gediend heeft als kwekerij van zijderupsen en later van varkens, omgebouwd tot een moderne landelijke villa. Een prachtig open zwembad ontbreekt niet. Haar man steekt al zijn vrije tijd in de verdere uitbouw. Hij heeft er zelfs een heuse werkplaats voor ingericht. Toen het donker word nemen we voorlopig afscheid. S’anderdaags s’morgens zouden we terugkomen om vóór de villa een foto van Marcel te nemen.
Onderweg naar het hotel begint het te bliksemen. Het is het voorspel van een fel onweer met hevige en langdurige regen. Het kan ons echter niet deren. We zitten immers ondertussen in het restaurant en genieten zowel van de maaltijd als van de voorbije dag.
Vervolgt.
Foto’s : -Jan en Marcel voor het plaatsnaambord van Alès. -Aan het station van Alès. Marcel nam hier 61 jaar geleden de trein om via Vichy en Parijs thuis te geraken. -Hier verbleef Marcel tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het vroegere gebouw was ooit een kwekerij van zijderupsen en later varkens. Thans een moderne landelijke villa.
Reisverslag van Robert en Bertha Verbruggen-Smulders
REIS NAAR BAGARD EN MILHAC IN OKTOBER 2001
Voorwoord
Marcel De Prins uit de Kleine Heide en Jan Spoelders, uit de Kouter, hebben, als weggevoerde jongeren, de eerste maanden van de tweede wereldoorlog ‘40-’45 verplicht in Frankrijk doorgebracht. Ze werkten er bij de plaatselijke boeren. Marcel tussen de wijnstronken van Bagard (Gard); Jan tussen de wijnvelden en tabaksplanten van Milhac (Dordogne). Beiden gingen graag in op het aanbod van Robert en Bertha Verbruggen-Smulders, uit de Elleboogstraat, om deze plaatsen nog eens op te zoeken.
Marcel De Prins was een zoon van oud-burgemeester Pieter De Prins. Hij was geboren te Ramsdonk op 6 november 1921 en gehuwd met Alice Verbeeck. Hij overleed in het A.Z. Sint-Maarten te Mechelen op 9 november 2009.
Jan Spoelders ‘Jangske van beneje” was te Hombeek geboren op 6 maart 1923. Hij was afkomstig van “den Dries” een zijstraat van de Hombeekse Boterstraat, richting Zemst-Laar. Hij was gehuwd met Maria Verschueren, een dochter van oud-burgmeester Miel Verschueren. Het echtpaar volgde Jef Beullens-Clementina Robijns op als pachters van het Hof ten Broecke, vandaar zijn bijnaam. Jangske en Maria kregen twee dochters : Rina en Emilia die gehuwd waren met de broers Luc en Johan Stikkers. In 1984 kreeg het echtpaar te maken met een gewapende overval, details daarvan in deze kronieken onder datum 10/12/1984. Maria Verschueren (°Leest 16/4/1921) overleed te Leest in haar huiskring op 29 december 2011. De laatste jaren van zijn leven woonde weduwnaar Jangske bij zijn dochter Emilia in Battel waar hij op 29 december 2014 overleed.
Kort verslag van de 5-daagse reis:
Dinsdag 2 oktober 2001: Leest -> Auxonne 580 km
Rond 8uur vertrekken we. Ons humeur is goed. Het weer valt tegen. De lucht is zwaarbewolkt, het regent ononderbroken en in Zemst staan we reeds in de dagelijkse E19 file! Een lichte remstoot op de Brusselse binnenring, herinnert Marcel eraan dat het toch maar beter is, voor de rest van de reis, zijn veiligheidsriem “comme il faut” vast te maken. Verder loopt alles op de wieltjes van onze VW Passat en voor we het doorhebben zitten we in de Ardennen. De zon komt er door. Na een koffie in Wallin (Houyet) op de E411 rijden we in een stralende zon naar het Groot-Hertogdom Luxemburg, waar we even halt houden om er goedkoop bij te tanken in Capellen. Via Luxemburg rijden we Frankrijk binnen. We passeren onder de dikke transportbuizen van de staalindustrie in de buurt van Nancy en krijgen tussen Metz en Nancy goesting om even zelf bij te tanken. Een “entrecote”, overgoten met een “Kronenburg”, volstaat om in een haast zomers weertje verder naar het zuiden af te zakken. In de late namiddag bereiken we onze eindbestemming voor de eerste reisdag: Auxonne-sur-Saône. Auxonne is een versterkt middeleeuws stadje, met een 10.000 inwoners, ter hoogte van de grotere stad Dijon. Na een kort bezoek aan de kathedraal zoeken en vinden we een goed onderkomen op de ringlaan in het hotel-Restaurant l’Aquarium. Onmiddellijk daarop drinken we onze aperitief, in een voorstadswijk van Auxonne, bij Maria, een nicht van Bertha. We worden er goed ontvangen en drinken er een lekkere “Pernod” We bewonderen er de ruime en verzorgde groentetuin en de opgezette vissen in de living en laten Bertha en Maria ondertussen bijpraten. Dat gaat best in het Frans, want na 60 jaar Frankrijk verstaat Maria enkel nog wat plat Mechels. Bij het invallen van de duisternis rijden we terug naar ons hotel en na fijne kikkerbillen verorberen we ieder een flink stuk “Poulet de Brèsse” heerlijk overgoten met een goede moezelwijn. Nog een lekker dessert en even later liggen we allen tussen de lakens. Al peinzend “zou het nog altijd regenen in Leest?” en “wat staat ons morgen te wachten?” vallen we in een diepe slaap..
Woensdag 3 oktober 2001: Auxonne -> Bagard 480 km
Na het traditionele franse ontbijt met croissant en schijfje stokbrood vertrekken we naar Hameau de la Feuillée, een deelgemeente van Auxonne. Onderweg vragen we de weg naar het bedrijf van Guy, zoon van Bertha’s nicht. Men vertelt ons dat we op de goede weg zijn en dat we het gemakkelijk gaan vinden omdat er een “serre”voor het gezochte huis staat. Na voorbij een huis te zijn gereden met een bronzen hert (un cerf) valt onze franse frank en zijn we er.
We worden er hartelijk ontvangen door Guy en zijn vrouw Giselène. Hij is een pallieter en natuurliefhebber en verdient zijn goedbelegde boterham als dierenopzetter. Hij toont ons fier zijn bedrijf. Hij neemt ons ook mee in zijn hof, tussen een troep ganzen, voorbij een voliére met prachtige grote vogels, recht naar een brede beek. Hij trekt aan een zeeltje, aan de ene kant vastgemaakt aan een stronk en haalt aan de andere kant met veel moeite…. een “monster” boven. Een tiental meter verder doet hij hetzelfde met een gelijkaardig “monster”. Deze maal gelukken we erin van een foto te maken. De monsters zijn meervallen (=katvissen?), gevangen door broer Serge, vanuit een roeibootje op de Saône.
Na het drinken van een “kanon”(=scheut wijn) nemen we afscheid van dit ontspannen gastvrije koppel en trekken weer verder zuidwaarts richting Bourg-en-Brèsse. Tientallen kilometers rijden we nu door het Jura natuurpark. Om de kilometer rijden we onder houten bruggen die het wild toelaat over de autostrade te steken. Een hevige bui dwingt ons tot zeer traag en voorzichtig rijden. Maar algauw rijden we weer in een stralende zon met een lekker temperatuurtje van om en bij de 25° C. Na een uurtje manoeuvreren van de ene autobaan op de andere om de tweede grootste stad van Frankrijk, Lyon, achter ons te kunnen laten beginnen we uit te kijken naar wat eten. Voor het zover is steken in Vienne tot tweemaal toe de machtige Rhône stroom over. We zullen deze stroom nog lang volgen, richting Middellandse Zee. “Casser la croûte” doen we dan in de “Aire d' Isardrome” te St. Rambert d’Albon, zowat halfweg tussen Lyon en Valence. Weer de wagen in. Gelukkig hebben we air-conditioning in onze VW want de buitentemperatuur loopt reeds op tot 27°C. Al vlug krijgen we dorst en willen we ook het thuisfront geruststellen dat we de regen in Leest hebben gelaten. Normaal bier kunnen we niet krijgen; dan maar “Tourtel” en “Vittel”. Met Jan zijn “Telecomkaart” bereikt ieder zijn thuis, behalve Marcel. Bij Alice Verbeeck is het altijd maar “tuut-tuut-tuut-tuut”. En Marcel had nog zo graag geweten, hoe laat Alice gaat slapen als hij niet thuis is!
Vervolgt…
Foto’s : -Reisgenoten Jan Spoelders, Robert Verbruggen, Bertha Smulders en Marcel De Prins. -Bertha tussen Giselène en taxidermist Guy, de zoon van haar nicht. -Het bedrijf van Guy en Giselène. -De toonzaal. -Een meerval uit de Saône.
1996 – Zondag 1 december : Nationaal Kampioenschap voor solisten
“Op die dag werd dan het nationaal kampioenschap gehouden voor koperblazers en slagwerkers, nadat de zondag voordien de houtblazers aan de beurt waren geweest.
Dit kampioenschap vond plaats in het Cultureel Centrum ‘A. Spinoy’ te Mechelen en begon al om 9 u. in de voormiddag. De jury bestond uit een vijftal bekende musici die streng beoordeelden. En toch hebben onze muzikanten het tussen de top van de Vlaamse musicerende jeugd uitstekend gedaan.
In de lagere afdeling behaalde Katrien Delaet met ‘Le Fanfaron’ van André Waignein 90,6% en hiermee werd ze Belgisch Kampioen Koperblazers 1996. Ze kreeg daarbij nog de Prijs van het Muziekverbond van België, de Prijs van de Stad Mechelen en de Prijs van SABAM. Deze laatste prijs werd aan haar toegekend omdat ze het hoogste puntenaantal behaalde met een Belgische compositie. Met haar prijs zou Katrien tijdens de kerstdagen gaan ‘shoppen’ in Londen, zei ze.
In dezelfde afdeling merkten we ook nog een Leestse deelneemster op die niet bij onze vereniging is aangesloten, nl Liesbet Schorreels. Zij speelde ook prachtig op haar saxofoon en behaalde 86,2%.
In de middelbare afdeling behaalde Tinneke De Decker 75,2% en Hans Van Houcke 78,2%. Onze muzikanten waren in deze afdeling bij de jongsten en moesten het doorgaans opnemen tegen deelnemers van minstens een tweetal jaren ouder. In de middelbare afdeling wordt er daarnaast strenger gejureerd. Met de leeftijd zullen onze deelnemende muzikanten ook fysieke kracht bijwinnen en samen met een volgehouden muziekstudie en een goede begeleiding brengen ze het misschien ook nog eens tot kampioen.” (“T&T”; december ’96)
1996 – Zaterdag 14 december : Kinderfeest K.F. St.-Cecilia
61 kinderen tussen 2 jaar 6 maanden en 12 jaar namen deel aan het jaarlijkse Kinderfeest van de Leestse fanfare. Ook een flink aantal volwassenen was aanwezig : 65.
De goedgevulde Ceciliazaal zag een uitstekende clown aan het werk en ook de leerling-muzikanten lieten zich niet onbetuigd.
Na de optredens was er een koekenfeest met zelfgemaakte chocolademelk en kregen de kinderen hun jaarlijks geschenk. (“T&T”, december ’96)
1996 – Eind december : Voetbalploeg Cecilia wint ZVK-tornooi niet !
“Eind december ’96 tussen Kerstmis en Nieuwjaar, deed een ploeg met Ceciliavoetballers mee aan het Leestse ZVK-tornooi om de beker ‘Vik De Maeyer’ te kunnen winnen. Ondanks het uitstekende keeperswerk van Gunter Peeters werd er slechts één match gewonnen.
-1ste ronde : Bracas – St.-Cecilia 8 - 0
Atlanta – St.-Cecilia 3 – 2
-2de ronde : Vevoc – St.-Cecilia 7 – 1
-Eindwestrijd : St.-Cecilia – De Stap 1 – 0 (wedstrijd om 11de en 12de plaats)
Naar we vernomen hebben amuseerden onze voetbalspelers zich bijzonder goed en wisten ze zelf niet meer wie in de laatste match het winnend doelpunt heeft gescoord en op welke manier dat gebeurde… Onze voetbalploeg kreeg wel de ‘fair-play-trofee’ omdat ze alle contact met de tegenstrever hadden gemeden (of konden ze er niet bijraken ?).”
(“T&T”, april ’97)
Geachte lezer(es),
1996 wordt voorlopig het laatste jaar dat bewerkt wordt in de Kronieken van Leest.
Door externe factoren ben ik in die periode noodgedwongen gestopt met de geschiedenis van Leest en met het verzamelen van publicaties of wetenswaardigheden over het dorp. Pas in 2003 zou ik de draad weer opnemen.
Om die reden wordt ’96 het laatste jaar, wel volgen nog een hoop aanvullingen en verbeteringen waaronder een pak brieven van Leestse miliciens en van missionarissen naar ‘De Band’. De persoonlijke en zeer gedetailleerde oorlogsherinneringen van Frans “Susse” Teughels. Ook publicaties uit het ‘Mechelsch Berigt’ en de archieven van andere oude en nieuwe dag- en weekbladen waarin ik momenteel zit te snuffelen.
Maar onmiddellijk na de Kronieken van 1996 volgen de leuke reisverhalen van Robert en Bertha Verbruggen en Alida Polfliet. Enkele ontroerende persoonlijke herinneringen van Rafke Selleslagh, een portret van Lowieke Teughels, de oudste man van Leest.
Het verhaal van enkele vluchtelingen uit Moorslede in 1917 en mijn eigen jeugdherinneringen aan Leest.
Dank zij Antoon Lauwens kon ik 1996 nog spekken met een pak informatie over de Koninklijke Fanfare Sint-Cecilia waarvoor mijn dank.
Index
-Reisverhaal van Robert en Bertha Verbruggen-Smulders naar Bagard en Milhac in het gezelschap van Marcel De Prins en Jan Spoelders.
-Globetrotster Alida Polfliet
-Persoonlijke herinneringen van Rafke Selleslagh.
-Portret van Louis Teughels, de oudste man van Leest.
-Moorsleedse vluchtelingen te Leest tijdens de Eerste Wereldoorlog.
-Mijn eigen jeugdherinneringen.
-Aanvullingen en of verbeteringen aan de Kronieken van Leest.
1996 – Zaterdag 23 november : Ledenfeest K.F. St.-Cecilia
“Als gevolg van een referendum van vorig jaar zou het jaarlijks ledenfeest dit jaar maar gedurende één dag worden georganiseerd. En zo gebeurde dat ook. Omdat nu alles op één dag moest gebeuren, werd er wel aan het programma gesleuteld.
Vanaf 11.30 u. tot 12.30 u. konden de deelnemers in de zaal terecht voor de biefstuk. Er werd kwaliteitsvlees opgediend maar spijtig genoeg hadden we ons toch een beetje misrekend met het tijdschema. We hadden gedacht dat iedere deelnemer wel omstreeks 12 u. aan tafel zou zitten, maar helaas er waren er zelfs nog heel wat die toekwamen om 12.25 u. De biefstukken konden dus niet klaar zijn tegen ten laatste 12.30 u. en het keukenpersoneel moest overwerken. Tot overmaat van ramp zouden een aantal onder hen ook nog moeten zingen in de herdenkingsmis…En het paste toch niet dat de afwas bleef staan voor de traiteur !
Om 12.50 u. vertrok de fanfare met muziek naar de kerk. De hulpdirigent die de leiding had, sloeg de maat op de grote trom en Willem Lauwens had zijn kleine trom nog eens bovengehaald. De herdenkingsmis voor de overleden muzikanten en ereleden werd deze keer door een bijzonder groot aantal mensen bijgewoond. Ze waren zelfs met zovelen dat er onvoldoende ‘herdenkingsboekjes’ waren gedrukt. De mis werd natuurlijk opgeluisterd door onze fanfare.
Vanaf 13.45 u. tot 14.45 u. stond het traditionele herbergbezoek in Leest-dorp op het programma. Een van onze leden-herbergiers was dit waarschijnlijk vergeten en was niet thuis. Het bier was af en het dienstpersoneel van de zaak kon geen ander vat steken, zodat in een andere café hulp moest gezocht worden. Na een tijdje geraakte iedereen dan toch aan zijn drankje. In café ‘Op den Hoek’ daarentegen verliep alls zoals het hoort te zijn.
Vandaar ging het naar de leden-herbergiers op de Leest-Heide. Er was een erg zware tractor ingehuurd met een heel stevige bierwagen. Het ‘muziek’ nam daarop plaats en zo ging het naar de andere hoek van Leest… Op de Leest-Heide was er ook voldoende drank en na een uurtje werd de terugreis naar het dorp op dezelfde manier gemaakt. Onderweg nog een korte serenade gegeven voor de herstellende Simonne Vervloesem. Een kilometertje verder werd het nieuwe dak van de woning van onze nieuwe ereleden Mark en Nelly met marsmuziek ingetoeterd.
Voeger dan verwacht was iedereen terug in Leest-dorp. Het feestmaal kon dan ook beginnen om 17.30 u. stipt maar nu we zo vroeg waren, werd er om een of andere geheimzinnige reden getemporiseerd. Het aantal deelnemers was tegenover vorig jaar met ongeveer 35% gestegen, meer dan waarschijnlijk een recordstijging. Hierbij moet echter rekening gehouden worden met het feit dat er vorige jaren steeds leden waren die er één van de twee dagen uitkozen.
Er werd van start gegaan met scampi’s in lookboter. Het smaakte lekker, maar zoals steeds was er volgens de een te veel en volgens de andere te weinig look in het gerecht. Daarna was er een uitstekende tomatenroomsoep, te zoet volgens de ene en te zout volgens de andere. Het hoofdgerecht bestond uit ossehaas met peperroom, groenten en kroketten. En ook hier was er commentaar : er waren te veel peperbolletjes in de saus en…anderen vonden dat dan weer juist goed. Over het roomijs met warme krieken hebben we niets meer horen zeggen, waarschijnlijk waren toen de grootste eters al voldaan. Het menu werd afgesloten met koffie en versnaperingen. Na een week was zo goed als iedereen het erover eens : de tafelhouder (traiteur) had zijn best gedaan en het banket was tot in de puntjes verzorgd !
Tijdens het banket had verslaggeefster, Ilse Peeters, een overzicht gegeven van het voorbije jaar. De nieuwe penningmeester, Alex Delaet, gaf een overzicht van de financiële toestand van de vereniging en hij kwam net als zijn voorgang(st)ers een paar tienduizenden te kort. Alex loste het anders op en zei : “…in de loop van de volgende weken zal dit tekort vermoedelijk weggewerkt zijn.” Hij had inderdaad gelijk, maar een maand later is er terug een tekort omwille van de aankoop van nieuwe instrumenten. In de fanfarekas rolt het geld binnen en buiten !
De tombola was dit jaar een onverwacht succes ! Alle loten werden verkocht en we vermoeden dat onze muzikanten en ereleden zelf heel wat loten hebben gekocht, want veel prijzen werden door hen gewonnen. De hoofdprijzen werden op de traditionele manier met de hand getrokken en de andere met een computerprogramma van Willem Van Linden.
Omstreeks 22 u. begon dan het jaarlijkse ledenbal met DJ Satan. Showoptredens of gelegenheidsoptredens zoals de vorige jaren waren er niet meer, uitgezonderd één optreden buiten categorie. In plaats daarvan waren op het bal erg veel tieners en twintigers aanwezig, ook niet-leden van onze vereniging. Ze vulden de ruimte rond de toog en ze bevolkten de dansvloer. Toen DJ Satan dat in de gaten kreeg, was het zo goed als gedaan met muziek uit de jaren vijftig en zestig. Hij maakte van zaal ‘St.-Cecilia’ een echte discotheek met gekleurd flikkerlicht en met geluidsboxen die ‘hoenke-boenke-toenke’ kloppen uitdeelden dat hart en longen niet meer wisten waar ze juist in de borstkast moesten zitten. Het jonge volk had daarvan klaarblijkelijk geen last en bleef maar springen, huppelen of dansen. Zo duurde het tot in de vroege uurtjes en toen Polle Huybrechts op zondagvoormiddag de voorraad ging controleren, stelde hij vast dat het bier af was. Hij trof daarop de nodige maatregelen zodat de ‘mannen van de tweede dag’ ten minste geen dorst zouden lijden…” (“T&T”, december ’96)
In het fanfaretijdschrift van december werd de Leestse studentenvereniging ‘De Stap’ bedankt voor de hulp bij het ronddragen van de dranken.
1996 – Decembernummer “Toeters en Trompetten” :
VOORDELEN van LEDEN van ‘ST.-CECILIA’ LEEST
“Wanneer iemand van onze vereniging aan een Leestenaar vraagt muzikant of erelid te worden van onze vereniging worden veeal de volgende wedervragen gesteld : “Hoeveel bedraagt het jaarlijks lidgeld ?” en “Welke voordelen heb ik erbij door lid te worden van ‘St.-Cecilia’ Leest ?”
Het jaarlijks lidgeld is in vergelijking met datgene wat in ruil kan worden gekregen in feite een peulschil. De muzikanten en leerling-muzikanten zijn gratis lid. Dat mag echter niet en daarom is het lidgeld voor deze groep leden officieel vastgesteld op 0 BEF. En dat kan dan weer wel, hoe gek het ook klinkt. De eremuzikanten vallen hiervoor onder dezelfde regeling als de muzikanten. De niet-spelende leden, de ereleden, betalen een jaarlijkse bijdrage van 500 BEF.
In ruil voor dit erg lage lidgeld hebben muzikanten en leerling-muzikanten echter meer plichten. Zij komen zo dikwijls als mogelijk naar de wekelijkse repetitie en nemen deel aan de optredens die door het bestuur worden vastgelegd (na advies van de muzikanten voor optredens buiten Leest). Leerling-muzikanten volgen de lessen aan onze muziekschool of verder aan een academie of conservatorium.
Van de ereleden wordt verwacht dat ze zoveel als mogelijk deelnemen aan de activiteiten van de fanfare en dat ze ook de muzikanten en de leerling-muzikanten aanmoedigen bij hun optredens.
Welke rechten of voordelen hebben leden van ‘St.-Cecilia’ Leest ?
-Kinderen (tussen 2 ½ jaar en 12 jaar) van muzikanten en ereleden krijgen jaarlijks een geschenk op het kinderfeest in december (waarde per geschenk ongeveer 700 BEF).
-Ereleden en muzikanten kunnen terecht in café ‘St.-Cecilia’ op de repetitiedag vanaf 18 u. tot 0.30 u. Ze mogen familieleden, vrienden en kennissen uitnodigen.
-Ze kunnen voor allerlei familiebijeenkomsten of –feesten het café en/of lokaal ‘St.-Cecilia’ huren tegen gunstvoorwaarden (aanvragen bij Jef Lauwers).
-Ze mogen meedoen aan alle fanfare-organisaties (hengelkampioenschap, fietstocht…).
-De leden ontvangen gratis het fanfaretijdschrift “Toeters en Trompetten” en de omzendbrieven van de fanfare.
-De muzikanten en de leerling-muzikanten zijn door de vereniging verzekerd tegen ongevallen bij het Muziekverbond van België.
-Muzikanten en leerling-muzikanten krijgen een instrument van de fanfare in bruikleen.
Voor leerling-muzikanten zijn er nog bijkomende voordelen.
-Zij krijgen tot de leeftijd van 12 jaar met het kinderfeest een geschenk (waarde : ongeveer 700 BEF).
-Ze mogen gratis de notenleerlessen (1ste en 2de jaar) volgen in de muziekschool ‘St.-Cecilia’.
-Het inschrijfgeld (1500 BEF) wordt aan de ouders terugbetaald indien de leerling-muzikant verder de lessen volgt aan een academie of een conservatorium (tot en met de middelbare graad).
-Ze mogen gratis deelnemen aan de jaarlijkse ontspanningsreis in september naar een of ander pretpark (incl. lunchpakket,…).
-Ze mogen gratis binnen op alle concerten die worden georganiseerd door de fanfare en mogen meedoen aan alle organisaties van de fanfare.
Vooral jonge gezinnen met kinderen of mensen die regelmatig familiefeesten in een zaal organiseren, kunnen er heel wat voordeel bij doen door lid te worden van ‘St.-Cecilia’ Leest.”
Ontslag als muzikant :
“Rik Lauwens stopt ermee als muzikant omdat hij niet meer zo goed hoort als hij zou willen om te musiceren. Hij was de oudste muzikant en wordt hierin nu opgevolgd door zijn broers Antoon en Willem. (Zie foto onderaan)
Rik speelde in zijn lange en goedgevulde loopbaan grote trom, trompet, trombone en bariton. Rik blijft bestuurslid, wijkverantwoordelijke en werd vanaf november 1996 eremuzikant. Natuurlijk bedanken we Rik voor zijn bewezen diensten als muzikant.”
Leestse dirigent nu ook te horen…op CD !
“Net voor het einde van 1996 verscheen een uitzonderlijke CD van het koperkwartet Astarte. Dit ensemble bestaat uit vier bekende Belgische musici. Een daarvan is Johan De Win, de dirigent van onze vereniging, en hij speelt op de CD althoorn. Daarnaast bestaat dit kwartet uit André Philippe, die ooit nog kleine cornet speelde in onze fanfare. Verder maken ook Paul Janssens (cornet) en Marc Van Braeckel (euphonium) deel uit van dit ensemble.
Op deze prachtige CD is bijzonder mooie barokmuziek te horen van o.a. Purcell en Gabriëli. Ook aan renaissancemuziek van Tielman Susato (Danserije) en hedendaagse muziek van Van der Roost en Spurgin is er aandacht geschonken.
Wie zichzelf of muzikale vrienden en kennissen een origineel nieuwjaarscadeau wil geven, kan deze CD bestellen bij Johan De Win. Wie deze CD nu bestelt, betaalt 650 BEF. In de winkel zal de prijs waarschijnlijk heel wat hoger liggen ! Ten slotte nog dit : deze CD (opnamekwaliteit DDD) is een aanrader voor elke muziekliefhebber !”
Foto’s : -Antoon, Willem en Rik Lauwens. -Het koperkwartet Astarte met Johan De Win.
Boven : Marc Windelen, Eric en Bartel Vandenwyngaert, Jan Emmeregs, Guido Hellemans, Jan Devos, Raf Scheers, Frauke Vandenwyngaert, Renild Polfliet, Jean-Pierre Berckmans. Midden : Benny Van Humbeeck, Erik Van de Vondel, Imelda Van der Hasselt, Marcel Verwerft. Onder : Dominiek Van Laenen, Rudi en Joris De Neve, Ria Verschooten, Kathleen Van Dijck, Ellen Casteels.
1996 – 2 en 3 november : Rust Roest bracht ‘Het Gezin van Paemel’
Telkens te 20 uur in zaal ‘De Kouter’, Kouter 1A Leest. Het populaire stuk van Cyriel Buysse in een regie van Guido Hellemans.
Personages
Vader Van Paemel, arme boer Marcel Verwerft
Moeder Van Paemel, zijn vrouw Imelda Van der Hasselt
Eduard, hun zoon, metaalbewerker Joris De Neve
Kamiel, hun zoon, helper op het land, deserteur Rudi De Neve
Désirè, hun gehandicapte zoon, helper op het land Dominiek Van Laenen
Cordula, hun dochter, helpster thuis en op het landRia Verschooten
Célestine, hun dochter, kloosterroeping Ellen Casteels
Romanie, hun dochter, dienstmeid op kasteel Kathleen Van Dijck
Baron De Villermont de Wilde Jean-Pierre Berckmans
Barones De Villermont de Wilde Renild Polfliet
Maurice, hun zoon Raf Scheers
Germaine de Saint-Siffrides Frauke Vandenwyngaert
Pastoor Jan Emmeregs
Masco, pensejager en verloofde van Cordula Jan Devos
Decorbouw Marc, Dominiek, Sylvia, Jean-Pierre, Guido olv Christoph Bernaert
Decoraankleding Ivan Van der Haegen
Decorschildering Tony Baarendse en Ivan Van der Haegen
Belichting Eric Van de Vondel
Geluidsmontage Benny Van Humbeeck
Kostuums en kapsels Renild Polfliet en Imelda Van der Hasselt
Algemene leiding Guido Hellemans.
(‘Rust Roest Ontmaskerd’, G. Hellemans)
1996 – Zondag 3 november : Solistentornooi te Puurs.
“Op zondag 3 november hebben een viertal van onze jonge muzikanten deelgenomen aan het provinciaal kampioenschap voor solisten dat door het Muziekverbond van Antwerpen werd georganiseerd in het Cultuurcentrum Begijnhof te Kalfort-Puurs. Al onze deelnemers hebben ten minste een zeer behoorlijk resultaat behaald ! Proficiat !
Onze muzikanten moesten als eersten het podium op in de lagere graad. Misschien had Kathleen Lamberts daardoor te veel last van de zenuwen. In de lagere graad haaden onze twee deelnemers de volgende uitslag :
-Kathleen Lamberts, bugel, 74% met ‘The young Genious’.
-Katrien Delaet, cornet, 85,5% met ‘Le Fanfaron’ (André Waignein).
In de middelbare graad traden op :
-Hans Van Houcke, cornet, 82,5% met ‘Three Pieces for Wind I’ (Jan Segers).
-Tinneke De Decker, cornet, 83% met ‘Three Pieces for Wind I’ (Jan Segers).
Bij de senioren deden ook Jos Peeters (euphonium) en Etienne Caron (bas) mee onder een andere vlag. Zij behaalden individueel en met hun ensemble ook uitermate goede cijfers. Wie 80% of meer haalde, was gekwalificeerd voor het nationaal kampioenschap. Senioren mogen echter niet optreden op het nationaal kampioenschap.” (“T&T”, december ’96)
Een verslag van dat nationaal kampioenschap : zie 1 december 1996.
1996 – Maandag 11 november : Wapenstilstandsviering
“Het was die dag bijzonder slecht weer en vermoedelijk was de opkomst van de muzikanten daarom aan de lage kant. Na de herdenkingsmis werd de burgerlijke plechtigheid voor ’t eerst gehouden aan het nieuwe monument aan de strooiweide op het kerkhof. De reden hiervoor is dat op deze dag niet meer de gesneuvelden en de oorlogsslachtoffers van de eerste wereldoorlog worden herdacht, maar ook die van de tweede wereldoorlog.
We hebben vastgesteld dat het al wandelend musiceren niet meer zo goed gaat als dat vroeger het geval was. Aan stapmarsenwedstrijden deelnemen is iets dat onze vereniging niet meer op haar programma moet plaatsen. Het zou ook moeilijk kunnen, want er worden er bij ons weten geen meer georganiseerd. Volgens we vernomen hebben, kunnen de meeste amateurmuziekverenigingen niet meer stappend musiceren, tenzij hier en daar nog een uitzondering.
Met de plaatselijke Oudstrijdersbond zal over een paar maanden afgesproken worden hoe deze herdenkingsplechtigheid nieuw leven kan worden ingeblazen, letterlijk en figuurlijk. Misschien moet er gezorgd worden dat ook andere plaatselijke verenigingen betrokken worden in deze herdenking. Daarbij wordt dan gedacht aan de plaatselijke scholen, de jeugdbewegingen, het zangkoor, de studentenbeweging ‘De Stap’ en wie maar wil meedoen… We zullen zien wat er mogelijk is…” (“T&T”, december ’96)
Het logo voor het gezamenlijk concert, ontworpen door Bart Lauwens.
1996 – Vrijdag 25 oktober : KOPER & KOREN KERKCONCERT
Het herfstconcert van de K. Fanfare St.-Cecilia werd vervangen door een gezamenlijke organisatie van het zangkoor ‘Orlandus Lassus’ en de fanfare uit Leest. Bart Lauwens stelde de naam en het logo voor en dat werd door het comité aanvaard. Met ‘koper’ werd een duidelijke verwijzing gegeven naar de fanfare en met ‘koren’ werden de beide afdelingen van ‘Orlandus Lassus’ bedoeld, het jeugd- en het volwassenkoor. De fanfare stond onder leiding van Johan De Win en het Leestse zangkoor ‘Orlandus Lassus’ werd gedirigeerd door Wim Van Ranst (volwassenen) en door Els Van den Bossche (jeugdkoor). Na afloop van het conert was er nog een ‘Napraatcafé’ in café-zaal St.-Cecilia. De inkom bedroeg 150 BEF in voorverkoop en 200 BEF ter plaatse op de dag van het concert. (“T&T”, september ’96)
Orlandus Lassus (ook Orlando di Lasso) werd omstreeks 1532 geboren in Bergen in Henegouwen. Als jonge knaap begon hij zijn zangcarrière in Italië en werd daar op twintigjarige leeftijd kapelmeester. Later verbleef hij in Engeland en Frankrijk. Vanaf 1554 werden zijn composities uitgegeven in Antwerpen. Hij werd wereldberoemd toen hij een tijd later als tenor-zanger werd aangenomen door hertog Albrecht van Beieren. Het gelijknamige koor uit Leest werd opgericht op 21 december 1993 en zou in het jaar 2000 zijn naam wijzigen in KORILE.
Een verslag van dit concert verscheen in het fanfareblad van december dat jaar :
“Omstreeks 19 u. begonnen de eerste luisteraars in de Leestse St.-Niklaaskerk toe te komen. Op dat moment dachten we dat het een overrompeling ging worden en dat de kerk veel te klein zou zijn. Zou het dan toch waar zijn dat de Leestenaars ook op weekdagen naar een concert willen komen ? Omstreeks 19.20 u. was de toeloop aan het afnemen en om 19.30 u. kwam er zelfs een prille periode ! Toen bleek al dat de kerk niet zou vollopen ! Vanaf 19.45 u. kwam er gelukkig nog wat volk bij en uiteindelijk waren de kerkstoelen voor 90% bezet. En toen waren we ook best tevreden, want meer hadden we ook niet verwacht ondanks de vele inspanningen die we hadden gedaan om bekendheid te geven aan dit concert. Degenen die niet waren komen opdagen, hebben echter ongelijk gehad. Het is een prachtige muziekavond geworden, zeker als daarbij in het achterhoofd wordt gehouden dat het om een eerste gezamenlijk optreden ging van het zangkoor en de fanfare. Onder de belangstellenden was de Heer Luc Dockx, privé-secretaris van minister-president Luc Van den Brande. De minister-president kon niet aanwezig zijn wegens een dienstreis naar Zuid-Afrika, maar beloofde dat hij een van de volgende keren toch aanwezig zal zijn indien zijn agenda dat toelaat.
‘Koper&Koren 1996’ werd gepresenteerd door Bart Lauwens, de bedenker van de naam en het logo van dit Leestse evenement. Het concert werd ingezet door een koperkwintet van onze fanfare. Daarna verwelkomde Marc Keulemans, voorzitter van ‘Orlandus Lassus’ de aanwezigen. Het eerste deel van het programma werd verzorgd door het Kinderkoor onder leiding van Els Van den Bossche. Daarna was het de beurt aan het Gemengd Koor onder de kundige leiding van Wim Van Ranst. Vervolgens de fanfare onder leiding van Johan De Win. Onze dirigent, onze solisten en zelfs alle muzikanten waren deze keer in een uitstekende vorm. De Mechelse componist, Jos Lerinckx, zat met open mond te luisteren, vooral naar de uitvoering van de ‘Bolero’ en van ‘James’. Met het fanfareoptreden werd het eerste deel afgesloten.
Na de korte pauze openden het Gemengd Koor en het Kinderkoor, de fanfare vervolgde. Samen werd een nieuw werk van Jos Lerinckx gebracht, nl. ‘Vlaanderen, mijn land’. Het bleek een uitstekende compositie te zijn die goed past bij de fanfare en het zangkoor. Na de slottoespraak van de fanfaresecretaris werd het concert afgesloten met ‘Land of Hope and Glory’ van Edward Elgar in een bewerking van Frans Bernaerts.
Daarna trokken alle uitvoerders, de talrijk opgekomen sponsors en nog heel wat luisteraars naar café-zaal ‘St.-Cecilia’ waar er kon nagepraat worden. Het was er volle bak en er werd duchtig verbroederd en verzusterd.
Alles bij mekaar werd er op een goede manier samengewerkt tussen de beide verenigingen. De opbrengst was, dank zij de verkoop van inkomkaarten en de bijdrage van de sponsors, ook voldoende groot om van een succes te spreken. Natuurlijk kunnen er dingen worden verbeterd. De micro stond min of meer opgesteld achter een pilaar en aan het eind van het concert liep er ook hier en daar wat mis met de uitreiking van de bloemen. Maar er zijn natuurlijk ergere dingen in het leven…Als we alles samenvatten, kunnen we toch nog besluiten : ‘het viel over het algemeen mee !’
Eind januari zal beslist worden of ‘Koper&Koren’ in 1997 wordt georganiseerd of een tweejaarlijkse organisatie wordt. De organisatoren kregen bedankingsbrieven met lof van de minister-president en van zijn privé-secretaris.”
1996 – Vrijdag 20 september : 3de Nazomerkwis van St.-Cecilia
In de gelijknamige zaal om 20 uur. Er werden 130 vragen gesteld die gespreid waren over twaalf reeksen en handelden over de volgende onderwerpen : sport, radio-tv, film, fauna en flora, wetenschap en techniek, actualiteiten, aardrijksknde, geschiedenis, kunst, literatuur, foto’s en afbeeldingen, droedels en muziek. Het inschrijvingsgeld per ploeg bedroeg 500 BEF en elke ploeg mocht maximum bestaan uit 5 personen. Elke deelnemer ontving een prijs. Inschrijvingen dienden te gebeuren bij Lieve Vlemincx, Winkelstraat 7 Leest.
Uiteindelijk kwamen er 41 ploegen opdagen en het werd een spannende kwis die door de meeste deelnemers als moeilijk zou worden ervaren. De gemiddelde score bedroeg 59%. Vooraan in de uitslag allemaal ervaren kwisploegen zoals ‘Think Thank’ (winnaars met 79%) voor ‘5 PK’, ‘Café René’, ‘Vennekant’ en ‘Sk Muizen’.
De Leestse ploegen deden het in vergelijking met de vorige jaren minder goed, maar in verhouding schreven ze ook met minder in. Er namen ook twee gelegenheidsploegen deel bestaande uit muzikanten en ereleden van de Leestse fanfare. Zonder voorbereiding behaalden ze ook een gelegenheidsresultaat. De ‘Loebassen’, de ploeg van de bassen, behaalde 34% en eindigde 39ste, de ‘Tenoren’ werden 41ste.
Ondanks het feit dat het een moeilijke kwis was, gingen de deelnemer tevreden naar huis, de prijzentafel was gevarieerd en de resultaten waren, dank zij de computer an Willem Van Linden, binnen de gestelde tijd bekend. Samengevat uit “T&T” van september en december ’96)
1996 – 21 en 22 september : Palingfeesten St.-Cecilia
“Of het nog echte Palingfeesten zijn, weten we niet zo direct. Er wordt namelijk uit het menu nogal wat ‘biefstuk met frieten’ gekozen. Voorlopig blijven we het maar Palingfeesten noemen.
In vergelijking met het vorige jaar was er een lichte daling in het aantal deelnemers. Een grote daling is het gelukkig niet. Een andere vaststelling is dat er in verhouding veel meer mensen komen eten op zaterdagavond. Op deze eerste dag was de zaal zo goed als de hele avond volledig bezet. Op zondag daarentegen was er in verhouding minder volk. Waarschijnlijk moeten we daar in het vervolg ook rekening mee houden. Over de kwaliteit van de maaltijden was zo goed als iedereen lovend ! De ‘paling in ’t groen’ kreeg zelfs hoge beoordelingscijfers. We hebben ook vernomen dat we in vergelijking met andere organisaties de porties paling te groot maken…! Ons principe is dat we graag iedereen waar voor zijn geld geven. En op onze volgende gelegenheidsrestaurants houden we het zo…!
De foto onderaan is overgenomen uit een krant. Deze foto werd op zaterdagavond genomen en geeft duidelijk aan dat onze jeugdige muzikanten (waaronder de vier deelnemers aan het solistentornooi) niet alleen naar de repetitie komen maar ook de handen uit de mouwen steken als het aankomt op bedienen in het gelegenheidsrestaurant.” (“T&T”, december ’96)
1996 – Zaterdag 5 oktober : St.-Cecilia Leest gaf concert in Loenhout
“Op zaterdag 5 oktober hadden we nog eens een optreden af te werken dat werd gesubsidieerd door het Ministerie van Vlaamse Gemeenschap, Dienst Volksontwikkeling. Alles was vooraf prima afgesproken en er werd een autocar ingelegd. Tot onze verbazing was daarop plaats te weinig zodat een aantal bestuursleden de reis met de eigen wagen hebben gemaakt. We konden zelfs zo goed als op tijd vertrekken en het beloofde dan ook een geslaagde avond te worden. We hadden voorzien tegen 19 u. in Loenhout aanwezig te zijn en zo goed als iedereen was op dat moment in de zaal ‘St.-Lucia’. Tot onze verbazing moesten we echter vaststellen dat de plaatselijke vereniging nog geen aanstalten maakte om met haar concert te beginnen. Een aantal muzikanten en vergezellende ereleden vroegen zich af waarom ze daar nu zo vroeg moesten aanwezig zijn ! Ons antwoord hierop is : het was zo afgesproken en wij kunnen er niets aan doen indien de organisatoren hun zelfgemaakte afspraken niet respecteren.
Maar al bij al ging ‘St.-Lucia’ toch van start om 19.30 u. en hun hele programma werd afgewerkt. Het gevolg daarvan was dat onze verenigning pas om 20.45 u. van start kon gaan…Voor het Ministerie moet er ten minste een concert van 70 minuten worden gegeven en dat hebben we ook gedaan ! We hebben zelfs nog een korte pauze ingelast. Het is dan ook te begrijpen dat het héééél laat, zelfs veel te laat werd voor de muzikanten hun optreden konden afsluiten. Ondanks de mankementen in de organisatie viel het optreden nog mee en waren de Loenhoutenaren erg tevreden met de gebracht muziek.
Toch zullen we in de toekomst bijkomende afspraken maken : we zullen een beginuur afspreken en dan berekenen om welk tijdstip we ons optreden afsluiten. Kan de organiserende vereniging ons dat beginuur niet garanderen, dan zou het kunnen dat ons optreden van korte duur zal zijn…In dat geval moeten de organisatoren echter ook de subsidie van het Ministerie laten vallen en alle kosten voor hun eigen rekening nemen !” (“T&T”, december ’96)
1996 – Zondag 6 oktober : Demonstratiedag MVB K.F.St.-Cecilia
1996 – 9 oktober : Overlijden van Maria Van Epperzeel
“Maria Van Epperzeel, weduwe van Frans Huysmans was te Leest geboren te Leest op 25 november 1921 en ze overleed in dezelfde gemeente. De uitvaartplechtigheid had plaats in de Sint-Niklaaskerk te Leest op 15 oktober.
Maria is de moeder van Nicole Huysmans en de schoonmoeder van Hubert De Borger. Door haar kleinkinderen, Maggy en Steven De Borger, werd ze steeds ‘Bonneke’ genoemd. Maria was altijd een en al vrolijkheid en optimisme. Steeds had ze een stralend lachend gezicht op. Heel haar leven was ze zo goed als op alle fanfare-organisaties aanwezig.” (“T&T”, december ’96)
“Bonneke, iedereen kende je vrolijkheid en goedheid. Vol optimisme en moed. Steeds een stralend lachend gezicht, zelfs nu nog kon je glimlachen en een knipoogje werpen. Tot het bittere einde bleef je vechten en had je hoop. Steeds was alles goed : al wat we zegden, al wat we deden. Steeds was je antwoord “ja” heel goed… en plots werd het heel stil in huis nu jij er niet meer bent, doch je hart blijft bij ons. Er was nog zoveel te zeggen, zoveel om te doen, zoveel om te laten zien, zoveel om te delen. Je bent nu van ons heengegaan maar bij ons, bonneke, blijf je steeds bestaan. Missen zullen we je zeer en aan je denken keer op keer. Bonneke, je bent 1 uit de duizend. Maggy.” (Uit haar gedachtenisprentje)
Haar echtgenoot Frans Huysmans was te Ekeren geboren op 20 mei 1917 en overleden te Mechelen op 21 april 1994.
1996 – 13 oktober : 24ste Jaarlijkse Massacroos van Chiro-Vevoc
1996 – Zondag 20 oktober : Herfstconcert K.F. St.-Cecilia
Foto’s : -De jonge muzikanten die een handje toestaken in het gelegenheidsrestaurant. -Maria Van Epperzeel.
Vervolg jeugdherinneringen van de vijftigjarigen in 1996.
Gelukkig zijn er dan nog samenkomsten zoals deze van vandaag. Namens de aanwezigen dank ik de organisatoren van deze reünie, Maria De Hertogh, Karel Diddens en Ernest Nuytkens. We hopen dat ze het bij deze ene keer niet zullen laten en dat ze wanneer het past hun initiatief nog eens zullen herhalen.
Er is nog veel meer te vertellen, maar op een zeker moment is het genoeg. De tekst van deze gelegenheidstoespraak is op papier gezet en is gekopieerd voor alle vijftigjarigen. Daarbij hebben we kopieën gemaakt van foto’s zodat we een beeld bewaren van de mensen die geen familie zijn maar die in ons leven een rol hebben gespeeld.
Vermoedelijk heeft u af en toe eens zin om naar Leest te komen ter gelegenheid van bepaalde organisaties als Posse Leest met de tentoonstelling van het Davidsfonds, het Aperitief- en Palmzondagconcert van de fanfare, de zangavonden van ‘Orlandus Lassus’, het Kerkconcert met de fanfare en het zangkoor, de toneelavonden van ‘Rust Roest’, een schoolfeest bij een van de Leestse scholen, de voetbalwedstrijden van VV Leest en SKR Leest, de Loopcross van Vevoc, een wandeling met ‘De Slak’, een bieravond bij de studentenvereniging ‘De Stap’ of een van de vele gelegenheidsrestaurants die worden ingericht door de verschillende Leestse verenigingen. Namens al die Leestse verenigingen bent u natuurlijk van harte welkom.
Dames en Heren, beste vrienden,
Ik dank u voor uw aandacht, ik wens u een verder prettige avond en ik geef het woord aan een vertegenwoordigster van Leest-Dorp, aan Maria De Prins, die namens de meisjes van 1946 zal spreken. Zij zal u een aantal anekdotes vertellen die voor ons, jongens, tot vandaag geheim zijn gebleven… Stan Gobien.”
De meisjes zouden echter op hun honger blijven zitten. Met de organisatoren was afgesproken dat Stan Gobien de jeugd van de jongens en speciaal die van de Heide zou behandelen en Maria De Prins, dochter van beenhouwer Nante, zou over haar jeugdherinneringen komen vertellen. Zo waren beide geslachten vertegenwoordigd evenals de Heide en het Dorp. Maria kreeg echter drempelvrees en het is er niet meer van gekomen.
In dezelfde brochure : Anekdotes van de jongens van de Heide…
“Er was een groot verschil tussen de opvoeding van de meisjes en de jongens in de jaren vijftig. De jongens mochten de straat op, de meisjes werden eerder thuis gehouden. De Leestse jongens hadden een erg avontuurlijke lagere schooltijd.
De jongens hielden van kamperen ook al mocht dat niet van thuis. Met lakens en dekens en wasspelden werden tenten gemaakt. Toen die niet tegen de regen bestand waren, gebruikten we waterdichte dekzeilen (‘bachen’). In de meeste gevallen mochten we die van thuis niet gebruiken omdat die nogal eens met scheuren terug kwamen. Daarom werden ze stiekem weggepakt toen onze ouders weg waren naar het veld. Er werd vooral gekampeerd in een bos langs een beek. De geliefkoosde plekken voor de mannen van de Leest-Heide waren de Dreef en het Zuur bos, het ‘Bos van Pier Prins’ (langs de beek en de spoorlijn tussen de Kloosterhoeveweg, de Tiendeschuurstraat en het Rennekouter) en het kreupelhout aan het ‘Beke Brugske’. Daar werden ook kampen gebouwd. De kampen van de tegenstrevers werden natuurlijk opgzocht en afgebroken. Het gevolg was dat er geregeld oorlog ontstond tussen de verschillende clans. Dikwijls werd er gevochten tussen de Heide, het Dorp, de Geuzen Hoek (de ‘bende van Jefke’) of tussen de Bist. Maar in sommige gevallen werd er een groot Leests leger opgericht en werd er slag geleverd met de verenigde legers van Tisselt. Aan de ijzeren paal langs de vaartdijk (Overloopstraat) hebben de verenigde legers van Leest destijds eens een grote nederlaag geleden en toen werd er niet meer gevochten tegen ‘buitenlandse legers’…
Er werd gevochten met houten sabels, met een zelfgemaakte goedendag (een stok met een ketting en daaraan een blok hout), met pijl en boog, met speren en soms ook met…jonge canadabomen.
Iets minder wreed ging het er aantoe bij het voetballen. Op de vrije namiddag werden er interlands georganiseeerd tussen de Heide, het Dorp en de Bist. De wedstrijd werd dikwijls niet uitgespeeld, want er werd gespeeld zonder scheidsrechter. De doelpalen bestonden uit twee stokken of soms maar uit een paar kledingstukken, een doellat (deklat) ontbrak. Wanneer er een doelpunt werd afgekeurd wegens ‘te hoog’ of ‘piket’, kwam er veelal heibel van en in sommige gevallen werd het vervolg van de match uitgevochten in plaatsvan uitgevoetbald.
Vanaf 1957 werden er enkel nog ‘interlands’ gespeeld op een voetbalveld met ‘echte goalen’ (doelpalen en een dwarslat). De ruzie om al dan niet afgekeurde doelpunten verminderde, maar toen ontstonden er weer transferproblemen met spelers die op de grensgebieden woonden. Toen werd de grens tussen het Dorp en de Heide getrokken in een min of meer officieel akkoord : de Aa-beek of de Molenbeek.
Voetballen gebeurde alleen als het echt niet te warm was en vooral als er een terrein beschikbaar was. We gingen echter ook dikwijls op stekelbaarsjes vissen in de Aa-beek. Met een grote blikken pot waarin we met een spijker gaatjes hadden gemaakt, schepten we tussen de waterplanten. De eerder zeldzame exemplaren, ‘een roodvis’ of ‘een zwarte’, waren heel wat meer waard dan een gewone drie- of tiendoornige stekelbaars. Was het te koud of kwamen we terug van school dan visten we met een stok waaraan een zwart draadje garen was gebonden en waaraan we tot soms een viertal regenwormen vastknoopten. Zo konden in een keer wel vier stekelbaarzen worden gevangen. De vissen werden meegenomen en thuis stiekem in de regenput gezet. Wanneer daar dan water werd uitgehaald om een of andere was te doen, maakten de moeders steeds hun beklag dat het water niet meer schuimde zoals dat vroeger het geval was en zij dachten dat het kwam omdat het waspoeder van mindere kwaliteit was dan vroeger. Toen de vaders beslisten de regenput uit te kuisen was de oorzaak vlug gevonden…
Een tijdje later waren we te weten gekomen dat er grote vissen (voorns, brasems, karpers,…) te vangen waren in Felix’put (Bist), in de vijver bij ‘Pier Prins’ en in de ‘Dorpelput’. We kochten voor 20 frank al een echte vislijn. Alleen in de Dorpelput mochten we niet vissen, maar dat deden we toch en…bijna altijd werden we weggejaagd en moesten we gaan lopen. Maar dat was ook spannend !
We deden nog andere watersporten : we bouwden met lege benzineblikken, met potten, met takken en strokoorden een vlot. Omdat die vaartuigen niet stabiel op het water lagen, zijn daarmee de gekste dingen gebeurd. Sommigen moesten geen vlot bouwen om te varen. Zij konden een grote waskuip te pakken krijgen en gingen daarmee experimenteren. We hebben kuipen zien omdraaien en daaronder zaten de matrozen dan gevangen. Als de ene groep een vaartuig vond van een andere club dan kon het best dat het werd afgebroken en de bruikbare stukken meegenomen werden om op een andere plaats een nieuw vlot te bouwen. En dat werd weer vernietigd door een andere groep, zodat er opnieuw speurwerk moest worden verricht om de daders te vinden en weerwraak te nemen…
Over de kledij van destijds kan ook nog een en ander gezegd worden. Vanaf november gingen we naar school in een fluwelen smokkelbroek en met schoenen of bottinen. In de winter deden we wollen wintersloefen aan omdat we anders te koude tenen hadden. We bleven dan ook ineten bij Emerance Van den Heuvel, niet in het café, wel in haar keuken.
In de zomermaanden liepen we met een korte broek die werd opgehouden door een elastiek of door bretellen. Slechts een paar kinderen hadden een echte broeksriem. Aan onze voeten hadden we zeesloefen, een soort rubberen schoenen met grote gaten in. Wanneer we door de stofferige veldwegen liepen en we trokken onze zeesloefen uit, dan was de tekening van de gaten nog zichtbaar. We hielden onze zeesloefen aan wanneer we stekelbaarzen gingen scheppen of wanneer we gingen zwemmen.
De openbare orde werd gehandhaafd door de man van de wet, de veldwachter. Hij mocht processen-verbaal uitdelen en ‘ons opschrijven’. Het was ten strengste verboden op de macadam van de Juniorslaan te rijden en toch werd dat gedaan. De oude garde, Theodoor Huybrechts (foto), was veldwachter tot 1953. Hij schreef ons niet op toen we op de rijweg reden. Hij keek nog liever naar de andere kant. Er werd zelfs gezegd door die van het achtste leerjaar dat hij een glazen rechteroog had. Wanneer hij dan van de Heide kwam en wij koersten naar huis, dan kon hij ons niet zien omdat zijn glazen oog langs de kant van de macadam stond…
De nieuwe garde, Vic Van Hoof (foto), had wel twee ogen en het duurde niet lang of we liepen tegen de lamp bij het koersrijden. Hij schreef onze namen in zijn boekje maar een proces is er nooit van gekomen. Wanneer we werden opgeschreven, stopte het koers rijden een paar weken en daarna begon het terug tot de veldwachter ons weer een keer opschreef…We deden nog andere wedstrijden : om het langst en het rapst met losse handen rijden, de toer van de Oude Steenweg (Tisseltbaan), de toer langs het ‘Beke Brugske’, de ‘toer rond de Hoge Berg’ (Scheerstraat, Molenstraat, Dorpstraat).
Vanaf het derde studiejaar mochten we met de fiets naar school. ’s Morgens was dat meestal geen probleem omdat de meesten op verschillende tijdstippen vertrokken. Toen de school echter uit was om 11.30 u. of om 15.30 u. werd er door de jongens van de Heide en de Geuzen Hoek koers gereden. De eindstreep was de pekmeet die het dichtst bij de elektriciteitspaal aan de hoek van de nu verdwenen woning van burgemeester Lauwers (Foto) lag of de pekmeet aan de elektriciteitscabine. Dikwijls werd er gespurt met de hoofden over het stuur en met zo goed als gesloten ogen.
Won de eerste met een lengte voorsprong, dan waren er geen problemen. Was het minder dan een half wiel, dan werd er gediscussieerd over wie nu wel of niet had gewonnen. Er waren er zelfs die het reglement probeerden te veranderen en die de eindstreep een pekmeet verder of eerder als aankomst zagen.
De kwaliteit van de fietsen was ook niet zo goed. We reden in die tijd bijna uitsluitend met tweedehandse fietsen, afleggers van anderen of dingen die de tweede wereldoorlog nog hadden meegemaakt en dat was meestal nog duidelijk te zien ook.
Er zijn ontelbare valpartijen geweest en de meesten vlogen per jaar een paar keer over hun stuur. Op de benen stonden steeds schaafwonden en af en toe was er een met ‘een gat in zijn kop’.
We zouden nog van alles kunnen schrijven over de ‘Ronde van Leest’, een loopkoers over verschillende etappes die werd georganiseerd door de ‘mannen van het dorp’, met onder andere Walter De Prins en Leo Lauwens (foto) en een andere ‘Ronde van Leest’ door de mannen van Leest-Heide georganiseerd onder leiding van Leo Verschuren, over het vangen van mussen met klemmen, over het mussen scheppen ’s avonds, over het medisch onderzoek tijdens de eerste schooldag, over de medische bezoeken van Dr. Stuyck, over onze belevenissen met Jan De Smedt sr., over…
Maar ook de vijftigjarigen van 1947 moeten nog wat te vertellen hebben en we willen hen tegen volgend jaar niet al het gras voor hun voeten wegmaaien…”
Lijst van de vijftigjarige ‘Leestenaars’ in 1996 (geboortejaar 1946)
De meisjes Annie Bradt, Paula Ceuppens, Justine Carlier, José Daelemans, Lili De Donder, Gerarda Den Haerynck, Gilberte De Prins, Maria De Prins, Maria De Sagher, Marie-J. De Schoenmacker, Marie-José Fierens, Jacqueline Francx, Elia Jacobs, Greta Jacobs, Maria Lauwens, Frieda Leemans, Greta Moons, Gaby Nieuweling, Maria Polspoel, Annie Samson, Greta Sollie, Rina Spoelders, Gabrielle Tereken, Maria Teugels, Liliane Van den Heuvel, Micheline Van den Heuvel, Louisa Van der Auwera, Hilda Van der Hasselt, Godelieve Van Obberghen, Anita Verbruggen, Agnes Verhoeven, Annie Winnen, Maria De Hertogh, Renilde Polfliet.
De jongens Robert Ardies, Jozef Apers, Raymond Beullens, Antoine Boey, Guido Bosselaers, William Cool, Leon Daelemans, Jozef De Bondt, Robert De Rooster, Edgard De Schouwer, Karel Diddens, Felix Geerts, René Geerts, Stan Gobien, Luc Hoffenbom, Theo Huysmans, Guido Lamberts, Willy Lauwers, Jean Neutiens, Ernest Nuytkens, Jean Nuytkens, Jozef Nuytkens, Henri Peetes, Paul Peeters, Robert Savoir, André Segers, Roger Silverants, Silvain Teughels, Frans Thomas, Emiel Van Aken, Jos Van Buggenhout, Sylvain Van den Avont, Frans Van den Brande, Jozef Van der Elst, Frans Van der Hasselt, Maurice Van den Sande, Alfons Vennix, Jozef Verdoodt, Willy Verschuren, Emiel Vloebergh.
Overleden : Martin Tourné.
Foto’s : -Had veldwachter Huybrechts een glazen oog ? -Veldwachter Vic Van Hoof vermaande wel maar strafte nooit. -De verdwenen woning van burgemeester Lauwers in de Juniorslaan. -Leo Lauwens, medeorganisator van de ‘Ronde van Leest’.
Vervolg jeugdherinneringen van de vijftigjarigen in 1996.
Na het zesde leerjaar moest een belangrijke keuze worden gemaakt. In die tijd moest dan al worden gekozen wat men in zijn latere leven zou doen : zo vlug mogelijk gaan werken (thuis op de boerderij of naar de fabriek) of verder leren. Wie zo vlug mogelijk wou gaan werken, bleef in Leest op school en kwam terecht in de vierde graad : de meisjes bij Zuster Virginie en de jongens bij Meester Huysmans (foto). Wie destijds in de vierde graad wilde lesgeven, moest een bijkomend diploma hebben. Zuster Virginie had er zo een en Meester Huysmans had ook het diploma van technische vakken. Van Zuster Virginie weet ik dat ze dikwijls orgel speelde en dat ze heel streng was. Meester Huysmans heb ik later nog als collega leren kennen en waarderen. Ondanks zijn strengheid was hij een plichtsbewust onderwijzer die tot zijn laatste jaar in het onderwijs wekelijks een drietal lessen schriftelijk voorbereidde. Hij had ook een enorme zin voor humor…
Wie verder wou leren, verliet de Leestse scholen na het zesde leerjaar en zo groeiden we stilaan uit elkaar. We bleven echter elkaar zien na de schooltijd. De jongens die in Leest in de vierde graad zaten, vonden wel ergens een wei waarop mocht gevoetbald worden. Na schooltijd was het zo goed als steeds match en toen degenen die in Mechelen naar het middelbaar onderwijs gingen daar voorbij kwamen, stapten die af en begonnen mee te voetballen.
Toen we dan zo’n jaar of vijftien waren, had iedereen in feite al zijn bestemming gevonden : de een werkte thuis en de ander in een fabriek en nog anderen gingen verder naar school en het voetballen werd overgelaten aan degenen die een paar jaar jonger waren dan wijzelf. Sommigen zagen elkaar nog in de jeugdbeweging, maar steeds groeiden we verder uit elkaar…tot we elkaar terug tegenkwamen op de kermisbals die onder andere in deze zaal (Noot : zaal St.Cecilia in de Dorpstraat) werden georganiseerd met Sinksen en met tweede Paasdag.
Zo zijn de meesten van ons dan uiteindelijk getrouwd. Gebeurde de plechtigheid in Leest, dan zal het burgerlijk huwelijk op het Leestse gemeentehuis hebben plaats gevonden onder het voorzitterschap van burgemeester August Lauwers (foto). Het kerkelijk huwelijk werd dan gesloten bij pastoor Frans Lornoy (foto).
Het hing er vanaf dat moment van af of het jonge paar in Leest bleef wonen. Was dat het geval dan bleef de binding met degenen waarmee men opgroeide min of meer bestaan. Ging men buiten Leest wonen, dan waren er ook minder kansen dat we elkaar terugzagen. Later werd het contact nog minder want bals worden niet meer ingericht en de meesten van ons zullen –geloof ik- het niet lang uithouden op de TD’s van tegenwoordig.
Vervolgt…
Foto’s : -Meester Huysmans was een plichtsbewust onderwijzer met een enorme zin voor humor. -August Lauwers, de laatste burgemeester van het autonome Leest. -Pastoor Frans Lornoy.
Vervolg jeugdherinneringen van de vijftigjarigen in 1996.
In de derde graad kwamen de meisjes bij ‘Juffrouw Maria’ (zie foto) terecht en zij hebben ook nog een zestal maanden bij ‘Juffrouw Paula’ (zie foto) gezeten, die in de meisjesschool in dienst kwam op 1 januari 1958.
De jongens kwamen bij meester Meyers te zitten (zie foto). Ik herinner mij nog dat hij van het begin van het schooljaar controleerde wie zijn tafels van vermenigvuldiging kende en dat hij naging wie na de vakantie nog kon lezen. Wie onvoldoende haalde, mocht na de school overblijven en er waren er veel die hier of daar wat vergeten waren. Meester Meyers was een rustig iemand. Hij gaf ons op een degelijke manier taal- en rekenlessen, maar ook landbouw stond op het programma. Het eerste lesuur van de maandagnamiddag was er geschiedenis en meester Meyers kon prachtige historische verhalen vertellen. Tijdens die les was iedereen een en al aandacht. Voor degenen die wat langer van gestalte waren dan de anderen, zorgde hij voor een speciale bank uit het zevende en achtste studiejaar.
Toen wij de klas binnenkwamen, ging Meester Meyers regelrecht naar de kachel en stond daar het laatste van zijn sigaret op te roken tot er bijna niets meer van overbleef. Of hij zijn vingeren verbrandde of niet, het peukje verdween ten slotte langs het gaatje van het deksel in de kachel. Meester Meyers tekende en schilderde graag. Wie straf kreeg moest als model gaan staan en hij werd geportretteerd door de meester. Wie echt stout was, kreeg een lichaamsstraf. Hij moest dan ‘haartje pluk’ ondergaan. Maar alles bij elkaar was dat nog niet zo’n erge zaak.
Vanaf 1957 moesten we regelmatig naar de catechismuslessen als voorbereiding op de plechtige communie. Tegen het moment dat we onze plechtige communie deden, werd er verwacht dat we de hele catechismus van buiten kenden, alle gebeden, alle vragen, tot sommige vragen met een sterretje toe. Voor we naar school gingen moesten we destijds eerst naar ‘’catechismus “. De meisjes werden voorbereid door pastoor Coosemans (zie foto) en de jongens door eerst onderpastoor De Decker en later door onderpastoor Van Geneugden.
In 1958 was het dan zo ver. We mochten onze plechtige communie doen. Drie keer op één dag werden we in de kerk verwacht voor de vroegmis, de hoogmis en het lof. En drie keer werden we gekeurd door de omstaanders. We kregen ook een missaal (van de uitgeverij Brepols) en een goede maand later werd die al door sommigen gebruikt als ‘trekboek’ voor prentjes die in de chocoladerepen zaten. Omdat wij dat jaar onze plechtige communie deden, werd in Brussel ook de Expo ’58 georganiseerd. We gingen binnen het paleis van de Verenigde Staten en dat van Rusland waar de eerste ruimtetuigen stonden opgesteld. We moesten ook naar dat van Belgisch Kongo, maar het liefst gingen we naar het paviljoen van Coca Cola, van Jacques en van Côte d’Or en van fabrikanten van andere zoetigheden.
In die tijd zijn de jongens van de gemeenteschool voor ’t eerst in hun leven in staking gegaan. De meisjes moesten op een bepaald moment ’s zaterdags niet meer naar school omdat daar de vijfdagenweek was ingevoerd. In de jongensschool bleef de zesdagenweek van kracht, dit wil zeggen dat we op de zaterdagvoormiddagen nog naar school konden. De mannen van het zevende en achtste waren razend en zij spoorden ons aan om met hen mee te werken. Op een donderdagmiddag na schooltijd reden de jongens van de Leest-Heide en de Geuzen Hoek met een paar medestanders van de Winkelstraat en de Tiendeschuurstraat naar de toenmalige burgemeester, Pieter De Prins (zie foto). Daar werd hem gezegd dat het niet eerlijk was en dat het niet kon dat de meisjes een halve dag minder naar school moesten. De burgemeester zei dat hij er de volgende gemeenteraad voor zou zorgen dat het voor iedereen gelijk werd. En zo is het ook gebeurd…
Vervolgt…
Foto’s : -Juffrouw Maria Rheinhard was beter bekend als ‘Juffrouw Maria’. -Juf Paula Bradt, was een dochter van de gemeentesecretaris. -Meester Meyers was een rustig iemand. -Pastoor Coosemans ontfermde zich over ‘catechismus’ voor de meisjes. -Burgemeester Pieter De Prins.
Vervolg jeugdherinneringen van de vijftigjarigen in 1996.
In het derde en vierde leerjaar kwamen de meisjes terecht bij Maria De Boeck (zie foto), bij ‘Juffrouw De Boeck’. Zij heeft haar leven lang in deze klassen lesgegeven. Ze was gehuwd met drukker Robert Lafosse.
Wij deden de tweede graad bij Meester Victor Selleslagh (zie foto). Meester Selleslagh was ook een speciale figuur. Hij was een rasechte optimist en een filosoof en daarbij een grappenmaker als geen ander. Tijdens de catechismuslessen kon hij uitspraken doen die geen ander kon nadoen. Wanneer iemand zijn catechismusles niet had geleerd en toch probeerde een en ander van het antwoord te geven, kon dat natuurlijk niet letterlijk zoals het in het boekje stond. Was meester Selleslagh in een serieuze bui dan zei hij : ‘Half en half, maar toch niet heel’. Was de meester in een filosofische bui dan werd het een of andere spreuk die voor de kinderen erg aangebrand leek. De hele klas riep dan : ‘Heu !!!!” Nog geen drie seconden later vloog dan de deur open en stond meester De Leers daar en hij riep dan : ‘Wat is dat hier nu weer !!!’ of ‘Is ’t hier weer kermis ???’
Meester Selleslagh trok zich daar niets van aan en koos –toen meester De Leers weg was- een nieuw slachtoffer waarvan hij met zekerheid wist dat die ook zijn catechismusles niet kende. Toen die zijn tekst wat had gebrabbeld en toen het inderdaad kant noch wal raakte, toverde hij een van zijn andere geijkte spreuken uit zijn mouw. De hele klas brulde dan nog luider dan voorheen : ‘Heu !!! Heu !!!’ Meester De Leers kwam toen toch niet meer opdagen. Dat wist de meester en dat wisten wij ook !
Er werd destijds nogal wat kattenkwaad in de klas uitgestoken. Meester Selleslagh vloog dan naar de boosdoener. Deze zag de wervelwind naderen en sprong de bank uit en rende tussen de banken door de klas. De meester zette natuurlijk de achtervolging in. De andere leerlingen supporterden en joelden en de meester probeerde de belhamel uit te schakelen door hem bij de kraag te pakken en een pak voor zijn broek te geven. Sommige leerlingen waren hem echter te vlug af en toen hij moe werd van de achtervolging probeerde hij een andere tactiek: hij zou het opgejaagd wild uitschakelen door een rake trap. Velen onder ons hebben op deze manier een trap onder hun achterst gekregen. Daarna vlogen de stouteriken in de hoek tot aan de speeltijd. Wij zullen echter nooit te weten komen of meester Selleslagh het echt meende of toneel speelde. Vermoedelijk beschouwde hij het als een toneelspel…
De lei en de griffel bleven nog bestaan, maar in het derde en vierde leerjaar hadden we ook al een kladboek om er onze oefeningen in te schrijven. We schreven nog steeds met een ballonpen, waarmee we hadden leren schrijven aan het einde van het eerste leerjaar. Ballonpennen moeten er destijds door het Leestse gemeentebestuur met duizenden gekocht zijn en meester De Leers moet hectoliters schoolinkt hebben gemaakt. Toen wij in de tweede graad zaten, werden we ook gevormd. De plechtige communie en het vormsel vielen in die tijd niet samen. We vermoeden dat we gevormd werden toen we in het vierde leerjaar zaten.
De Leestse vormelingen trokken dan te voet onder begeleiding van onderpastoor De Decker (zie foto) , de zusters, juffrouwen en meesters door de Kouter naar de kerk in Hombeek. Daar was het een volle kerk met ook de leerlingen van Hombeek en Zemst-Laar. Na het vormsel kwamen we te voet terug. Als vormselpeter trad de burgemeester op. Voor ons wat dat Miel Verschueren (zie foto). Onze vormselmeter was Emerance Van den Heuvel (zie foto), beter bekend als ‘Emerance van de Croes’. In café ‘De Zwaan’ kregen we een stuk Jacques-chocolade en een glas limonade. Het eerste was een gift van Emerance en het tweede kwam van de burgemeester.
Vervolgt…
Foto’s : -Juffrouw Maria De Boeck was de echtgenote van drukker Robert Lafosse. -Meester Victor Selleslagh was een olijkerd en een onverbeterlijke optimist. -Onderpastoor Stany De Decker. -Burgemeester Miel Verschueren. -Rechts Emerance Van den Heuvel van café ‘De Zwaan’, links José Tourné.
Vervolg jeugdherinneringen van de vijftigjarigen in 1996.
Toen we zes waren moesten we naar de grote school. De meisjes gingen in de klas van Zuster Alberica (zie foto). We herinneren ons van in onze kleutertijd dat het een erg brave en lieve zuster was. Meer kunnen we over haar niet vertellen en over het klasleven bij haar zal straks iemand van de meisjes komen vertellen.
Wij, de jongens, belandden toen bij Meester De Leers (zie foto) in de eerste graad. Hij was toen al een dorpsfiguur. Hij was bijzonder fier op de oorlogswonde onder zijn rechteroog. Meester De Leers was een oud-soldaat die het vaderland écht verdedigd had.
We kregen toen ruim een half uur morgengebed en catechismusvragen aan het begin van de dag. ’s Namiddags voor we naar huis gingen ook nog een half uur gewijde geschiedenis. Tijdens de rekenlessen tekende de meester bij de getallen allerlei dingen die wat te maken hadden met zijn soldatenleven. Belgische vlaggetjes, geweren, bommen en helmen. Wij zaten in oude, brede banken met z’n vieren naast elkaar. We leerden er rekenen op een telraam. Het was veel ‘commandorekenen’ of hoofdrekenen in die tijd. De meester zei ‘drie plus vier’ en wees toen met zijn biljartkeu een leerling aan en deze moest dan direct het antwoord zeggen. De biljartkeu diende ook om tijdens de schrijflessen de knokkels bij of weg te werken. Meester De Leers was destijds ook hoofdonderwijzer en oud-inspecteur Nauwelaerts heeft ons toen we daar zaten vereerd met een inspectiebezoek.
Toen ik hem een vijftal jaren geleden vertelde dat ik afkomstig was van de gemeenteschool van Leest (Noot : Stan Gobien was er schoolhoofd vooraleer zelf inspecteur te worden) vertelde hij dat Meester De Leers hem steeds was bijgebleven als een ‘speciaal iemand’.
Hij beaamde dat we in die tijd leerden lezen met zijn speciale leesmethode. De eerste zin die we bij meester De Leers leerden was : ‘De kilometer is het veertigduizendste deel van de wereldomtrek.’ Wij moeten nogal eens straffe leerlingen geweest zijn, want ik vermoed dat we toch allemaal hebben leren lezen. Nog dezelfde week leerden we met de decameter de kilometer afmeten in de Kouter : van aan het café tot aan ‘het kasteel in de Kouter’ was precies 100 decameter of 1 kilometer. We deden er bijna een halve dag over om dat te leren.
Wij kregen bij Meester De Leers aadrijkskunde en geschiedenis die nu in het vijfde en zesde leerjaar wordt gegeven : de loop van de Leie, de Schelde en de Maas kenden we van buiten en we konden die aanwijzen op de kaart van België maar we hadden deze stromen nog nooit gezien. We wisten zelfs dat de Zenne er wat mee te maken had, maar de kinderen van de Heide hadden deze rivier nooit van dichtbij gezien. De geschiedenislessen gingen vooral over de eerste en de tweede wereldoorlog en vooral over Koning Albert. Hij werd voorgesteld als de koning-ridder die gezeten op zijn paard de Duitsers in 1918 zo goed als helemaal alleen ons landje had uitgedreven.
Natuurkennis en biologie kregen we ook, maar dan op een praktische manier. In de groententuin leerden we spruiten en kolen planten. Heel wat belhamels staken deze planten moedwillig omgekeerd in de grond ! We hebben schadelijke insecten uitgeroeid bij de vleet. We brachten in een luciferdoosje eerst meikevers mee en later coloradokevers en de meester reeg deze diertjes aan een lange draad die in de klas was gespannen en verklaarde naarmate de rij beestjes langer werd dat we een flinke inspanning hadden gedaan om het ongedierte uit te roeien. Muskusratten werden ook betitteld als bijzonder schadelijke dieren omdat ze gaten in de dijken maakten. Het zou wel eens kunnen dat door hun graafwerk de Zennedijk zou breken en dan zou heel Leest onder water kunnen lopen. Daarom moesten die dieren worden uitgeroeid en moesten we er jacht op maken. Maar we werden gewaarschuwd : het waren laffe en verraderlijke dieren die zelfs mensen durfden aanvallen en in de broekspijpen kropen en zo naar boven. Toen we dat vernamen, lieten we de muskusratten met rust.
Toen de meester de klas uit moest, ging hij zijn hond ‘Fifi’ halen, een soort witte keffer met een strik rond de hals. Fifi werd dan op de lessenaar van de meester geplaatst en hield de klas in ’t oog. Als er iemand een bruuske beweging maakte, begon Fifi te blaffen. In het begin hadden we schrik en niemand durfde haast te bewegen. We geloofden zelfs dat Fifi aan de meester kon zeggen wie er stout was geweest. Later heeft Fifi heel wat te verduren gekregen toen we wisten dat het beestje vermoedelijk meer schrik had dan wijzelf. De meester had ook een sprekende ekster in een hok achter het schoolhuis.
Meester De Leers had een bijzonder waardevol en onbetaalbaar juweel in zijn bezit : een praline die hij had gekregen van Koningin Elisabeth toen hij in het militair hospitaal lag. Tijdens de lessen lichamelijke opvoeding leerden we marcheren als soldaten en we mochten een stok meebrengen die we dan droegen als een geweer. Op zeker moment mocht dat niet meer, want er waren klachten gekomen. We waren na de turnles in zo’n militaire stemming geraakt dat we die stokken gebruikten als sabels en er tegenaan gingen als de Witte van Zichem in zijn strijd tegen de sansculotten van Napoleon.
We hebben in die tijd zelfs op het droge leren zwemmen. De meester leerde ons op de speelplaats de schoolslag aan. We deden die bewegingen al rechtstaand. Toen de vakantie begon, zei hij dan wie er kon zwemmen en wie nog wat op het droge moest oefenen. Wij, de jongens van Leest-Heide, gingen het uitproberen in de vijver bij Pieter De Prins in de Kleine Heide (Zie foto). Rechtstaand in de modder deden we onze oefeningen, maar zwemmen lukte op die manier niet. We denken dat heel wat voorbijgaande boeren destijds moeten gedacht hebben : ‘Die hebben weer leren zwemmen bij Meester De Leers”. Zijn leerlingen uit het Dorp zullen waarschijnlijk hetzelfde hebben ervaren in de vijver bij Jan Spoelders, die van de Winkelstraat en de Tiendeschuurstraat in de Dorpelput, die van het Kruispunt in het Blauw Putteke in de Molenbeek, die van de Geuzen Hoek in de Zwarte Beek of in de Raketput. We waren zo’n naarstige leerlingen dat we omstreeks 15 augustus al inbraken in de school, niet om er te gaan leren, maar om de halfoogstappelen te gaan proeven. Op de speelplaats stond zo’n appelboom en het was verboden van die appels te eten. Velen zijn er destijds betrapt door de meester toen ze over het muurtje klommen om een aantal van die verboden vruchten in hun bezit te krijgen.
Vervolgt…
Foto’s : -Zuster Alberica was een ‘brave en een lieve’. -Meester De Leers was een ‘speciaal iemand’. -De vijver van Pieter De Prins . Op de achtergrond de Rendelbeekhoeve.
1996 – Zaterdag 14 september : Reünie van de Leestse vijftigjarigen
“En eindelijk hebben we Abraham gezien !!!” Deze reünie voor de Leestenaars die geboren waren in 1946 vond plaats in zaal “St.-Cecilia’. Bij deze gelegenheid kregen de feestelingen een speciale brochure aangeboden door de Kon. Fanfare St.-Cecilia. Ze was geschreven door Stan Gobien. De auteur hield ook de gelegenheidstoespraak :
Jeugdherinneringen van ons allemaal
Het is dit jaar een halve eeuw geleden dat wij het spreekwoordelijke levenslicht zagen. Traditiegetrouw wordt er dan in Leest een reünie georganiseerd. Het is dan ook een enige gelegenheid om elkaar nog eens terug te zien en om herinneringen van de tijd van toen op te halen. We zullen u daarbij een beetje helpen. We weten wel dat niet iedereen die hier vandaag aanwezig is zijn of haar jeugd heeft doorgebracht in Leest. Een aantal onder ons is pas later in Leest verzeild geraakt, maar we zullen proberen een zo duidelijk mogelijk beeld te schetsen van onze ‘jonge tijd’, zodat de niet-originele Leestenaars zich een beeld kunnen vormen van hoe het hier was en dan vooral in de jaren vijftig en zestig.
Wij hebben daarstraks al kunnen vaststellen dat we allemaal veel veranderd zijn tegenover vroeger, maar iedereen heeft zijn voornaamste kenmerken toch wel behouden. En als we goed kijken, dan moeten we toch vaststellen dat we het gebracht hebben tot ‘goede burgers’. De spichtige meisjes van in onze plechtige communietijd zijn dames geworden en de jongens van die tijd zijn meestal heel wat kilootjes bijgekomen en de meesten hebben veel haar verloren.
Volgens de statistieken was 1946 een vruchtbaar jaar. Wij, de borelingen van 1946, hadden –zonder dat we daarvoor iets gedaan hebben- het geluk aan onze kant. Het kon ook moeilijk anders. De meesten van onze ouders trouwden eind 1944, in 1945 of 1946, vlak na de tweede wereldoorlog. Het zal wel uit liefde geweest zijn, maar vermoedelijk waren er ook praktische redenen bij. Gehuwde jonge mannen moesten niet naar het bezettingsleger in Duitsland. Het gevolg daarvan was dat er vorig en dit jaar heel wat gouden jubileums werden en worden gevierd en dat heel wat van onze leeftijdsgenoten als eersteling werden geboren uit de in die tijd afgesloten huwelijken. We kwamen op de wereld in een tijd die in feite niet meer te vergelijken is met die van vandaag. Onze ouders hadden het in die tijd helemaal niet breed.
Van onze kameraden van destijds is er al één overleden, namelijk Martin Tourné (004.04.46 - +21.08.86) (zie foto onderaan), die ons tien jaar geleden heeft verlaten. Wij hadden nooit gedacht dat Martin het zo vroeg zou opgeven. Het leek wel of hij zeven levens had, zo hebben wij, zijn leeftijdsgenoten van de Leest-Heide, dat toch ervaren. Martin was een kampioen in het koerslopen. Hij kon tevens erg goed in de bomen klimmen. Bij dit laatste is hij een paar keer op het nippertje aan erge dingen ontsnapt. Daarom dachten we dat hij minstens zeven levens had…
We stellen het ten zeerste op prijs dat het comité hem vandaag niet heeft vergeten en dat er namens ons allemaal bloemen zijn neergelegd op zijn laatste rustplaats en dat hij werd vernoemd in de eucharistieviering van daarstraks. Zo is het leven nu eenmaal : er is een tijd van komen en een tijd van gaan, maar wanneer dat weten we eigenlijk nooit juist te bepalen.
Terug naar onze tijd van komen nu…Tot 1949 zullen wij weinig van mekaars bestaan hebben geweten. Pas in 1949, vermoedelijk na de paasvakantie, hebben we elkaar stilaan leren kennen.
We gingen toen in de onmiddellijke buurt van deze feestzaal voor het eerst naar school en daar kwamen we terecht bij Zuster Annonciata (zie foto), beter bekend als de ‘dikke zuster’. Jongens en meisjes mochten toen al samen in de kleuterklas, maar de geslachten werden gescheiden gehouden : de jongens zaten in de kleuterklas aan de ene kant, de meisjes mochten aan de kant van het raam zitten, omdat zij toch van nature aandachtiger waren. Maar…naar buiten kijken door het raam was in die tijd zo goed als onmogelijk omdat de onderste vensterruiten gemaakt waren van een soort dof en gebombeerd glas.
Een tijd later, volgens de leeftijd, mochten we geleidelijk overgaan naar de volgende klas bij Zuster Gonzaga (zie foto), de ‘lange smalle zuster’. Deze was veel strenger dan Zuster Annonciata. Velen zullen zich nog de kleuteractiviteiten van die tijd herinneren. We hebben er uren allerlei bloemen en figuren ‘geprikt’, op sommige momenten ook al eens een pikuur gezet in de billen van degene die naast ons zat. Daarna moesten we zijn gehuil aanhoren en zo zijn er heel wat van ons in de hoek verzeild geraakt. We hebben bij de zusters matjes gemaakt op een soort weefgetouw, met de blokken leren spelen en met een griffel op een lei leren tekenen. We hebben er een Weesgegroet en een Onzevader geleerd en op basis van deze kennis werden we bestempeld als slim of minder slim, vroom of minder vroom. We leerden er verplicht slapen met ons hoofd op onze armen. En wee degene die niet wilde slapen of die te vroeg wakker werd. Wie een sluikse blik in de klas durfde te werpen en wie zo nieuwsgierig was te kijken wat de zuster aan het doen was, werd ook gestraft en mocht stoppen met slapen. De wakkeren werden uit de bank gehaald en moesten weer de hoek in.
De kleuters van het dorp mochten te voet met de grotere meisjes mee naar school. De kleuters van de andere Leestse wijken, van de Winkelstraat, van de Heide of soms nog verder mochten achteraan op de fiets van een leerlinge van het zevende of achtste studiejaar mee. De ouders van de kleuters zorgden zelf voor een ‘stoeltje’ dat op de fiets van die grote meisjes werd geplaatst.
Uit die tijd op de kleuterschool zijn een aantal beelden bij ons blijven hangen : de fruittuin achter de lagere afdeling, de kersenbomen langs de speelplaats en de honderden mussen die een nest bouwden in de gaten onder de golfplaten van dee overdekte speelplaats.
Vervolgt…
Foto’s : -Stan Gobien, de auteur van de jeugdherinneringen van de mannen van 1946. -Martin Tourné was reeds tien jaar overleden toen de reünie plaats vond. -Zuster Annonciata, de ‘dikke’ zuster. -Zuster Gonzaga, de ‘lange, smalle’ zuster, was de strengste.
1996 – Zondag 25 augustus : ZOMERCONCERT op de Vismarkt te Mechelen
“De zomer was voorbij toen het onze beurt was om op te treden op de Mechelse Zomerconcerten. Eerst was voorzien dat we zouden optreden op de Grote Markt, maar de woensdag voor ons feitelijke optreden kregen we een brief van het College van Burgemeester en Schepenen in de bus waarin ons werd meegedeeld dat we niet op de Grote Markt konden optreden. Er werd geen reden vermeld, maar we vermoeden dat er hier en daar nog deelnemers van de Maanrock zouden liggen slapen na een uitputtende nacht van rockgeweld. Het zou dan ook niet netjes zijn van het stadsbestuur om die slapers al vanaf kwart voor elf de stuipen op het lijf te jagen met fanfaremuziek. Het programma was nochtans uitsluitend samengesteld met ‘soft and sweet’-muziek en met ‘Con te partido’.
De kiosk stond er maar ze lag nog vol rommel. Er waren geen stoelen en geen muzieklessenaars. We hadden onze eigen lessenaars meegenomen en stoelen hebben we op de terrassen weggehaald. Met vijf minuten vertraging hebben we het programma afgewerkt. En we moeten toegeven dat de Mechelse Vismarkt een uitstekende akoestiek heeft. Er waren een twintigtal Mechelse luisteraars en een dertigtal Leestse supporters die allen tevreden waren met de gebrachte muziek.” (“T&T”, september ’96)
1996 – September : SK Rapid Leest startte in 2de provinciale(Foto’s onderaan)
De oudste ploeg van Leest wou zo snel mogelijk terug naar 1ste provinciale. Het had er de kern voor met ervaren spelers als Bouwmeester (37), Askraba (37), Cireasa en James Bell (34). De eerste drie waren van buur V.V. Leest overgekomen, na problemen aldaar.
Maar ook dit seizoen zouden de Leestenaren af te rekenen krijgen met vele gekwetsten en daardoor kwam er geen continuïteit in de prestaties.
De ploeg van trainer Luc Huys zou vierde eindigen met 57 punten. Na kampioen Hoboken (62 punten), Ternesse (60) en Rochus Deurne (58).
1996 – Vrijdag 13 september : Voordracht ‘De Benedictinessenabdij van Kortenberg’
Op vrijdag 13 september had er te Hombeek in het Cultuurhuis Leliëndaal een voordracht plaats van Dr. Henri Vanoppen over “De Benedictinessenabdij van Kortenberg” en de relaties tot de parochies van Hombeek en van Leest.
In 1129 droeg bisschop Burchard van Kamerijk het altaar van Hombeek en Leest over aan de vrouwenabdij van Kortenberg. Tot de Franse Revolutie hadden de Benedictinessen van deze abdij de kerkgoederen in beheer en benoemden ze de pastoor.
De abdis stond ook in voor het onderhoud, de herstellingen en de verbouwingen van het kerkgebouw en de toren. De abdij speelde ook een grote rol bij de ontginning van de gronden van Op-Hombeek, Oxdonk, Leest en Zemst.
Aansluitend op de voordracht richtte de heemkundekring Hoembeka een uitstap in naar Kortenberg. (KH)
Foto’s : -De ervaren spelers van SK Rapid Leest : Hans Bouwmeester, Sini Askraba, Nita Cireasa en James Bell.
LEEST-HEIDE KERMIS…zonder mosselen maar met muziek.
“De eerste weken van juli werden er over de Leest-Heidekermis allerlei geruchten verspreid : er zouden geen mosselen zijn en daarom ook geen kermis op de Heide ! De mannen van de Leest-Heide kunnen alles arrangeren en tegen dat het bij hen kermis is, zijn de mosselen gereed al moeten ze die uit Australië laten afkomen !
Maar op vrijdag, 12 juli waren er werkelijk geen mosselen te eten op de Heide ! Als ’t geen Zeeuwse jumbomosselen kunnen zijn, maken ze er op de Heide geen klaar. Ze willen er niet weten van ersatzschelpen uit Denemarken, Canada of van waar dan ook. Voor degenen die toch waren afgekomen en die toch honger hadden, werd er biefstuk met frieten opgediend en dat smaakte ook !
Ondanks de vakantieperiode waren er heel wat muzikanten aanwezig op de concertuitvoering. We hebben een schatting gemaakt en hadden de organisatoren gevraagd een dertigtal stoelen klaar te zetten en gelukkig kwamen we daarmee niet toe. De organisatoren waren uiterst tevreden met de talrijke opkomst van muzikanten en vergezellende ereleden. De voorzitter van SKR Leest dankte in zijn openluchttoespraak de muzikanten voor hun bijdrage aan de kermis op de Heide en herinnerde eraan dat er destijds nog repetitie werd gegeven op de Leest-Heide in de garage bij ‘Mieke van Rik van den Do’. De muzikanten kregen vanwege SKR Leest een drank aangeboden wat op applaus werd onthaald.
Het gebracht programma viel deze keer bijzonder goed in de smaak van de luisteraars ! Geen concoursstukken, maar meezingers dat moesten ze hebben op de Heide ! En ze kregen het ook ! Spijtig toch van die mosselen, maar ja…ook op de Heide kunnen ze niet alles hebben !” (“T&T”, september ’96)
1996 – Zondag 11 augustus : Fietstocht van de fanfare
“In vergelijking met de twee vorige fietstochten waren er door omstandigheden zo’n twintig deelnemers minder. Het weer zal er voor iets tussen gezeten hebben, maar ook nog de vakantie.
Al bij al is het toch nog een gezellige tocht geweest. We houden eraan de ontwerpers van de fietstocht, Alice en Marcel, van harte te danken en we danken eveneens de medewerkers die zijn opgetreden als begeleiders.
Volgend jaar organiseren we opnieuw een fietstocht, maar meer dan waarschijnlijk zal die georganiseerd worden in mei of begin juni.” (“T&T”, september ’96)
1996 – 12 augustus : Overlijden van Jan ‘Zjangske’ De Borger – ere-muzikant van de K.F. St.-Cecilia
Jan De Borger was te Tisselt geboren op 10 oktober 1917 en hij overleed in het A.Z. “Ten Bosch” te Willebroek op 12 augustus 1996. In het dagelijkse leven was hij bierhandelaar en daarom werd hij door sommigen ‘den Atlas’ genoemd omdat het bier dat hij verkocht die merknaam had.
“Gij waart vrolijk en zacht van aard want vriendschap lag in uw kaart. Je kende ach zovele vrienden en wist voor elks wat te vinden. En toch had je in uw hart een plaatsje vrij, dat bestemd was voor ons allen. De bezorgdheid, kalmte en warmte die we bij U vonden blijven ons steeds bij en met U verbonden.” (Uit zijn gedachtenisprentje)
Jan De Borger was gehuwd met Mariette Colpin (°Leest 25/11/1920, +Mechelen 25/11/2006).
“Op zaterdag, 17 augustus ll., heeft onze vereniging in de St.-Niklaaskerk te Leest met muziek afscheid genomen van Jan De Borger. Op de bandopname met treurmuziek die in de kerk werd afgespeeld, heeft Jan nog meegespeeld…
Met dit afscheid zetten we ook een punt achter een tijdperk in onze fanfaregeschiedenis : Jan was de laatste ere-muzikant die nog voor 1940 heeft meegepeeld met onze vereniging
(Noot : onder dirigent Ferdinand Verbeeck). Dit betekent dat we nog enkele ere-muzikanten hebben die na de tweede wereldoorlog in onze vereniging zijn van start gegaan.
We hebben Jan vrij goed gekend vanaf ongeveer 1960. Destijds speelde hij eerste bugel in de nog echte fanfarebezetting onder leiding van Rik De Bruyn. Jan was toen ‘chef de pupiter’ van de eerste bugels, een vrij grote instrumentengroep die ongeveer een vijf- tot zestal muzikanten telde. Hij was toen een onafscheidelijke vriend van Louis Verschuren (‘de Witte van den Do’), de ‘chef de pupiter’ van de solo bugels. Zij kenden nog de deuntjes van vroeger en een van hun lijfstukken was : “Wat je naam was, die ben ik vergeten…”. Op de terugreis van muziekwedstrijden of uitstappen werd er op de autocar nog verder gemusiceerd en dat deuntje werd dan getoeterd en door de niet-muzikanten uit volle borst meegezongen.
Nadat hij definitief in de fanfare was gestopt, vroeg hij of er voor hem geen bugel op overschot was in de fanfare. Met de omschakeling naar een meer brassbandbezetting was dat geen probleem. Zo amuseerde Jan zich nog op zijn eentje in de Grote Heide, door dagelijks nog wat te musiceren voor zijn plezier. Zijn verlangen naar fanfaremuziek en naar zijn instrument moeten dus groot geweest zijn…
Jan had omstreeks 1930 zijn muzikale opleiding in Tisselt gekregen bij de Kon. Fanfare ‘Concordia’. Toen hij in Leest is komen wonen, sloot hij zich aan bij onze vereniging. Jan is muzikant gebleven tot 1989, maar ook daarna was hij steeds aanwezig op alle organisaties van onze vereniging, op muziekconcerten, uitstappen en vieringen. Ter gelegenheid van de tweedaagse restaurantdagen waren hij en zijn echtgenote veelal ook twee dagen ingeschreven.
Jan is steeds een actief lid geweest van onze vereniging. Toen de fanfare destijds de muziek-wedstrijden inrichtte, was hij steeds een van de medewerkers, ofwel werkte hij in de feesttent ofwel trad hij op als begeleider van deelnemende korpsen en was hij ‘dèlegé’ zoals dat destijds werd genoemd.
Jan was een eenvoudig man, maar een bijzonder verdienstelijk lid van onze vereniging. Zoals velen van zijn generatiegenoten probeerde hij er steeds voor te zorgen dat er weinig moeilijkheden waren in de vereniging en wees hij degenen die hun fanfareplichten verzuimden op een vriendelijke manier terecht.
Jan De Borger was een waarachtig en waardig muzikant én ere-muzikant van ‘St.-Cecilia’ Leest en wij zijn dankbaar dat we zulke leden hebben gehad en nog hebben.” (“T&T”, september ’96)
1996 – Juninummer “Toeters en Trompetten” : Juul VLOEBERGHEN(Foto’s onderaan) “Juul Vloeberghen was de zoon van Eugeen. Alle kinderen van Eugeen hebben muziek gespeeld in de fanfare : Jef, Juul en Frans. Jef Vloeberghen was daarbij nog een lange tijd penningmeester. Ook Juul was toen bestuurslid en wijkverantwoordelijke voor de Heide. Daarbij was hij feestleider ten tijde van de eerste Ceciliafeesten. Juul werd ‘Julleke’ genoemd en woonde op het Rennekouter, later de Lindelaan en nu de Kloosterhoeveweg.. Zo goed als alle bewoners van die straat waren destijds lid of muzikant van de fanfare. Juul Vloeberghen was een graaggeziene figuur in Leest en zelfs ver daarbuiten. Hij was gehuwd met Hortense Verschuren, de dochter van de Witte. Zijn twee zonen, Eugeen en Ludo, hebben ook een tijd muziek gespeeld in de fanfare. Eugeen was zelfs een buitengewoon talent. Aanvankelijk speelde Juul althoorn en hij mocht destijds de eerste noten spelen in ‘1812’ samen met onder andere Fak Verschuren en de Ferre. Het bekendst werd hij echter als grote tromspeler. Hij kon daarop zulke korte en droge knallen geven dat de medemuzikanten van hun stoelen opvlogen. Dikwijls kreeg hij daarom onder zijn voeten van de dirigent. Tijdens de optredens was hij destijds speciaal gekleed om op de groskès te kloppen. Juul had dan namelijk een tijgervel op zijn buik hangen. Met de aankoop van het eerste kostuum werd er besloten dit kledingstuk er ook bij te nemen, want het moest opvallen als er werd deelgenomen aan stapmarsenwedstrijden. Juul vervloekte het tijgervel bij optredens in de zomer, maar tijdens de wintermaanden trok hij dat met plezier aan. Als er iets speciaals te doen was voor het slagwerk, dan was Juul daarvoor de aangewezen man. Zo trad hij op als smid in de ‘Aambeeld-polka’, schoot hij het kanon af in ‘1812’ en had hij ook de hoofdrol in tal van andere attracties. Juist zoals zijn vader had Juul nog veel andere hobby’s. Hij kon goed overweg met het ‘vogelpikken’, kon zijn man staan bij het pandoeren, maar het liefst van al was hij misschien wel wielertoerist. Met Marcel Segers moet hij zo ongeveer bij de eerste wielertoeristen van Leest zijn geweest en samen hebben ze destijds duizenden kilometers afgelegd. Op het Rennekouter organiseerden Juul, Frans De Bruyn, Frans Lamberts en Karel Lauwens destijds op de zondagen een soort van buurtfeesten. Het waren eerder ontspanningsmomenten waar er van alles en nog wat werd verteld, waar naar populaire muziek werd geluisterd en waar er werd ‘bak geschoten’. En als ‘Monne’ De Prins dan nog langs kwam, was het een feest voor groot en klein ! Juul was een man waarop men in de fanfare en in de geburen kon rekenen en die op een gewone manier kon zorgen voor plezier. Spijtig genoeg is hij veel te vroeg overleden…”
1996 – Juni – “Van Toeters en Trompetten” : Van Bugel naar Bas… “Hendrik Verschueren heeft het opgegeven om bugel te spelen. Hij zat daar meestal alleen en hij is niet graag eenzaam. Hij speelt nu bas en als ze allemaal op de repetitie zijn, zitten ze met z’n zessen er heel diepe pedaalnoten uit te halen. Er zijn twee soorten bassen : in Mi-b en in Si-b. Wie er precies wat speelt, kunnen we niet horen. Ze klinken allemaal laag. De dirigent had bij het begin van zijn aantreden gehoopt op zes bassen en een van zijn eerste wensen is dan nu al waargemaakt… Hebben we dan geen muzikanten meer die de bugelpartituur spelen ? Natuurlijk is er Marcel Schippers nog, maar toch heeft Gunter Peeters zijn cornetje ingeruild voor een bugel en dat schijnt ook mee te vallen.”
1996 – Juni : Jaarlijks lidgeld K.F. St.-Cecilia Tijdens de maand juni werd het jaarlijks lidgeld opgehaald door de wijkverantwoordelijken van de fanfare. Ereleden betaalden 500 fr., muzikanten, leerlingen-muzikanten, ere-muzikanten en vaandrigs betaalden niets. Ook voor de weduwen en weduwnaars van muzikanten en ereleden was het lidmaatschap gratis. (“T&T”, juni ’96)k
1996 – Zondag 30 juni : Hengelkampioenschap K.F. St.-Cecilia Geschikt viswater werd gevonden in het Mechelse Vrijbroekpark. De fanfare trok 1.500 BEF uit voor de geldprijzen. Het inschrijfgeld bedroeg 100 BEF voor kinderen tot 14 jaar en 150 BEF voor de andere deelnemers.
Warre De Maeyer…eindelijk ook eens hengelkampioen en…ruim verdiend.
“Voor het eerst in zijn lange vissersloopbaan heeft Warre De Maeyer het hengelkampioenschap van de fanfare gewonnen. In het verleden was hij ook steeds dicht geëindigd maar meestal moest hij zijn broer laten voorgaan in de eindstand. Nu is dat het omgekeerde.
Omstreeks 13 u. daagden de eerste hengelaars en supporters op aan het chalet in het Vrijbroekpark. Het was niet zo’n best weer : het waaide wat hard en er was regen voorspeld. Gelukkig bleef een echte regenbui achterwege, maar koud was het op sommige momenten wel.
Om 13.30 u. zou de wedstrijd begonnen worden en dat gebeurde ook ondanks het feit dat een paar niet verwachte deelnemers nog kwamen opdagen. Voor deze wedstrijd had onze vereniging het ‘voorwatertje’ gehuurd. Dat is zowat het privé viswater van de Parkvissers. Het schijnt dat ze daar extra veel vis hebben uitgezet en het zal ook zo wel zijn, want vermoedelijk krioelt het er van slijmerige brasems.
Er werd gevist in twee reeksen. Aanvankelijk was het vooral Etienne Caron die er een flink tempo op nahield. Hij nam tijdens het eerste halfuur een haast niet meer te overbruggen voorsprong en toen sloeg het noodlot toe. Tijdens een van zijn pijlsnelle manoeuvres met zijn supermoderne vislijn schoof een van de stokken het voorwatertje in. Met zijn schepnet heeft hij zo goed als heel dat watertje afgezocht en een half uur voor het einde van de wedstrijd kon hij terug vissen. Helaas, de opgelopen achterstand tegen de nieuwe kampioen was toen al te groot geworden. Ook Jos Peeters en Victor De Maeyer sleepten de brasems tegen een hoog tempo naar de kant. Tijdens de tweede reeks ving Warre De Maeyer maar liefst 9,3 kg vis. De anderen verbleekten er bij en er waren er ook die tijdens de tweede reeks geen visje meer konden verschalken.
De wedstrijdjury gaf de volgende officiële resultaten vrij en daartegen werd geen bezwaar aangetekend :
1.Edward De Maeyer, kampioen 1996 2.Jos Peeters, vice-kampioen 3.Victor De Maeyer 4.Hans Verschueren 5.Etienne Caron 6.Stan Gobien 7.Gunter Peeters 8.Jaf Lauwers 9.Jan Frans Absillis 10.Chris Gobien 11.Franky Lauwens 12.Kamiel Verschueren 13.Wouter Verschueren 14.Kristof De Maeyer 15.Elke Verschueren.
Tijdens het jaarlijks banket werd de nieuwe kampioen gehuldigd en werd hem de wisselbeker ‘Bert Robijns’ overhandigd.
We danken Wannes Robijns, een bekend oud-hengelaar en gewezen internationaal,die als enige sponsor optrad.” (“T&T”, september ’96)
Foto’s : -Juul Vloeberghen. -Hortense Verschuren, zijn echtgenote. -Edward “Warre” De Maeyer, viskampioen 1996.
Derde rij : Jan Emmergs, Eric Vandenwyngaert, Christoph Bernaerts, Sylvia Van Hoeymissen, Benny Van Humbeeck. Tweede rij : Guido Hellemans, Marc Windelen, Renild Polfliet, Imelda Van der Hasselt, Ria Verschooten. Eerste rij (zittend) : Marcel Verwerft.
1996 – 13 en 14 april : Rust Roest bracht ‘Tot Nut van ’t Algemeen’.(Foto onderaan) Van Walter Van Den Broeck in zaal ‘De Kouter’, Kouter 1A, Leest. Regie Guido Hellemans.
Personages Domien Bonneure, gepensioneerd metaalbewerker Marcel Verwerft Jeanne Paeshuyzen, zijn vrouw Imelda Van der Hasselt Hubert, hun zoon, syndicaal werker en politieker Jan Emmeregs Gerda, echtgenote van Hubert Renild Pofliet Alice, dochter van Hubert en Gerda Ria Verschooten Schepen Valgaeren Marc Windelen
Achter de schermen Receptie Palmire, Francoise, Julia, Staf, Raf, Dominiek en Martine Decorbouw Marc, Dominiek, Sylvia, Jean-Pierre, Guido o.l.v. Christoph Bernaerts Decoraankleding/schildering Ivan Van der Haegen Belichting Eric Vandenwyngaert Geluidsband Benny Van Humbeeck Kledij Werkgroep Teksthulp Marc Windelen Algemene leiding Guido Hellemans (‘Rust Roest Ontmaskerd’, G. Hellemans)
1996 – Vrijdag 3 mei :Dag van de Leestse Amateurmuziek – zaal ‘St.-Cecilia’ Leest
“Ter gelegenheid van de ‘Week van de Amateurkunsten’ organiseerde onze vereniging een optreden met de leerling-muzikanten en een openbare repetitie. Omdat onze vereniging als hoofddoel heeft de amateuristische muziekbeoefening te steunen, waren we verplicht aan deze organisatie onze medewerking te verlenen. We deden dit echter ook om onze leerling-muzikanten de kans te geven eens in het openbaar op te laten treden en om de geïnteresseerde leden te laten zien hoe ver ze stonden.
Omstreeks 19 u. traden de leerling-muzikanten een voor een op. Ondanks hun jeugdige leeftijd en de plankenkoorts hebben ze het allen uitstekend gedaan. Er was natuurlijk een verschil in talent te merken en ook was er te merken dat leerlingen die meer jaren muziekschool achter de rug hebben beter presteerden.
Tijdens deze jeugdoptredens waren een zestigtal toeschouwers aanwezig. Zij zorgden ervoor dat de aspirant-muzikanten telkens een applaus kregen. Er zitten ontegensprekelijk toekomstige solisten bij; Er zijn er bij met een prachtige toon en anderen hebben dan weer bijzonder veel lef omdat ze het durven op te treden zonder muziekpartituur en hun stukjes uit het hoofd spelen.
Na deze solistische optredens moeten we ervoor zorgen dat onze jeugdige muzikanten in de toekomst kunnen deelnemen aan solistenwedstrijden. Ze dienen dan wel in de lagere afdeling op te treden maar door deel te nemen, krijgen ze in ieder geval zelfvertrouwen en zullen ze nog meer gemotiveerd worden om verder muziek te studeren. Op deze manier draagt onze vereniging dan ook bij tot de persoonlijkheidsvorming van deze jeugdigen. Er was een solist bij die niet meer zo jong was, namelijk Roger Verlinden. Hij gaf een schitterende demonstratie op trombone, een instrument dat hij pas sedert een paar maanden bespeelt.
Onder de toeschouwers waren ook een paar ouders met kinderen, waarschijnlijk mensen die onlangs in Leest zijn komen wonen. We hopen dat ze hun kinderen volgend jaar naar onze muziekschool zenden. Ze hebben zeker kunnen zien dat onze vereniging het ernstig meent met de muzikale opleiding.
Om 20 u. begon de concert-repetitie. Het aantal toeschouwers was wel niet zo groot als bij de jeugdoptredens maar iedereen heeft kunnen zien en horen hoe het er op een repetitie aan toegaat. Er wordt op een serieuze manier gewerkt en het was er aan te zien dat de muzikanten plezier hebben bij het muziek maken.
De enige valse noot kregen we gepresenteerd van SABAM, de vereniging die de auteursrechten int. We kregen een speciale rekening gepresenteerd ondanks het feit dat we een jaarcontract hebben voor de repetities en voor onze muziekschool. Als het ooit zover komt dat we voor een dergelijke organisatie moeten betalen, dan kan men voor elke repetitie en voor elke muziekles geen auteursrechten vragen. De mensen van SABAM zouden echter moeten weten dat aspirant-muzikanten later muzikanten worden en dat er uiteindelijk auteursrechten kunnen worden geheven bij hun optredens. Indien er geen jeugdige muzikanten worden opgeleid zijn er later geen muzikanten meer en dan kunnen er ook geen auteursrechten meer geïnd worden.” (“T&T”, juni’96)
1996 – Zondag 31 maart : Jaarlijks Palmzondagconcert van de K.F.St.-Cecilia In de gelijknamige zaal Dorpsstraat 6 te Leest om 19.30 uur stipt. Dirigent : Johan De Win. Kaarten in voorverkoop : 100 frank, inkomgeld op de concertavond : 150 fr.
“Het jaarlijks Palmzondagconcert is de muzikale hoogdag van onze vereniging. Hij staat bovenaan de lijst en gaat Kerstmis, Nieuwjaar en zelfs Pasen vooraf bij de echte Cecilianen. Tijdens de wintermaanden werd er aan een zo goed als nieuw programma gewerkt en het resultaat wordt ten gehoren gebracht de zondag voor Pasen. Ook dit jaar zal het zo zijn. Vorig jaar hadden we een van de recordjaren wat betreft de opkomst. Het kon ook moeilijk anders want we hadden ons 50ste Palmzondagconcert.
Dit jaar hebben we geen jubileumconcert en misschien zullen er dan ook minder luisteraars zijn. Vorig jaar werd even met de gedachte gespeeld om naar een grotere zaal uit te wijken, maar ook dit jaar geven we ons concert toch nog in de oude, vertrouwde ‘Ceciliazaal’. We zorgen er echter weer voor dat alles in dezelfde mate zal versierd worden. De presentatie en wat er nog bijhoort, zal ook weer tot in de puntjes worden verzorgd.
De dirigent en de muzikanten zorgen ondertussen voor een populair programma, voor muziek waar de Leestenaars van houden. Op het programma staan, waarschijnlijk in een andere volgorde :
Perhaps love John Denver, arr. Bruce Frazer The lark in the clear air Gordon Langford Crazy Music in the air Jan de Haan Song of Liberation Jacob de Haan Under the double Eagle J.F. Wagner Music for a Festival Ph. Sparke Beatles Medley Edrich Siebert Bolero M. Ravel Grand Canyon Galop Edrich Siebert Bugler’s Holiday L. Anderson
Omdat ons publiek steeds vroeger komt om een goede plaats te bemachtigen, wordt de zaal opengesteld om 19 u. U kan echter vanaf 18.30 u. terecht in ons café. De muzikanten repeteren tot uiterlijk 18.45 u. Om 19.15 u. gaan ze naar de ‘keuken’ en om 19.30 u. stipt beginnen we met het concert. Leerling-muzikanten krijgen een vrijkaart en nemen plaats tussen het publiek, eventueel bij hun ouders.” (“T&T”,maart ’96)
“Op de laatste dag van maart werd ons jaarlijks Palmzondagconcert georganiseerd. Het was geen jubileumconcert en toch liep ook deze keer onze zaal vol en waren we wat de opkomst betreft ruim tevreden.
Het programma voldeed aan de verwachtingen van de aanwezigen en velen waren opgetogen op de gekozen stukken en de uitvoering ervan. Het programma stak vol afwisseling en de toehoorders gingen met een deuntje in het achterhoofd naar huis. Voor sommigen was dat de ‘Bolero’ van Ravel en voor anderen was dat een of ander stukje uit de ‘Beatles Medly’.
Het bestuur houdt er aan de dirigent en de muzikanten van harte te feliciteren voor dit geslaagd optreden. Ook onze dank en gelukwensen aan Bart Lauwens, die deze muziekavond presenteerde. Ook onze dank aan de dames die op een passende wijze de zaal hebben versierd.
We hoorden nog andere commentaar. Het schijnt dat de inkomprijs voor ons jaarlijks concert aan de lage kant ligt in vergelijking met de concertavonden die in de streek worden georganiseerd. We willen onze inkomprijzen zo lang mogelijk democratisch houden in de hoop de Leestenaars en allen die onze vereniging goed gezind zijn, ook deelnemen aan de andere organisaties. Als we dan overschakelen naar hogere prijzen zou het wel eens kunnen dat sommige van onze organisaties daarvan te lijden krijgen en dat willen we vermijden.
Op dit palmzondagconcert werd voor ’t eerst gebruik gemaakt van de nieuwe stoelen die we onlangs aankochten. Een aantal mensen heeft ons meegedeeld dat ze ‘goed zaten’ en dat ze er geen pijnlijke rug aan hebben overgehouden. Deze aankoop schijnt dus ook mee te vallen.” (“T&T”, juni ’96)
1996 – 7 en 8 April : Posse Leest
“Relatief goed weer, veel volk en veel verschillende activiteiten waren de ingrediënten van deze vijfde Posse Leest volgens het nieuwe kleedje.
De sterkte van dit Posse Leest is wat de organisatie al vijf jaar beoogt :zoveel mogelijk verenigingen met activiteiten in het hele programma laten participeren. Volgend jaar breidt men nog verder uit.
Tijdens het weekende was er de aanloop, maandag was het Posse Leest in al zijn glorie. De vele duizenden toeschouwers kennen bij dit jaarmarktgebeuren maar één probleem : de auto kwijt geraken. Eens dit euvel verholpen, was het aanschuiven om door de dorpskom langsheen marktkraampjes te laveren.(...)
Richting Dorpsstraat waren de oude ambachten en aanverwanten bij elkaar gezet. (...)
De organisatoren benadrukten ook nu de diversificatie van de activiteiten in het weekend, waarvan de bezoeker zowel actief als passief kon genieten : groot vee, klein vee, paardenkeuring, kinderen die de pony’s mochten berijden, Jimmy B die met zijn capriolen succes oogstte, de ambachtslui, de verkoop van Posse Leest T-shirts, het bewonderen vanaf het springkasteel van de in de steigers staande Nieuwbouw van de school in de Dorpsstraat, de loopwedstrijden van Vevoc met 130 deelnemers, het optreden van volksdansgroep Korneel, het klokkenwerpen, de kermis, een Balsemienwijntje enz. Kortom, zo benadrukte de organisatie : de afwezigen hadden ongelijk.” (GvM, 9/4)
Op paaszondag gaf de plaatselijke fanfare om 14 u. een concert op een kiosk op het dorpsplein, waarop de stratenloop kon van start gaan. Honderddertig lopers waren er komen opdagen. De jongeren warmden het parcours op met één kilometer lopen. Bij de jongens won Dimitri Dujardin en Cindy Faes deed hetzelfde bij de meisjes. Voor de tien kilometer verschenen zowel meisjes als jongens senioren en veteranen tesamen aan de start. Bij de dames won bij de senioren Beatrix Roh (Overijse) en bij de veteranen de plaatselijke loopvedette Bernadette Van Horenbeeck. Bij de senioren ging de overwinning naar Kris Goossens uit Serskamp (GvM, 10/4).
De K.F. St.-Cecilia had ook haar café opengesteld en in de zaal was een heuse “Vlaamse kermis” georganiseerd met muziek van een Decap-orgel waar hongerigen terecht konden voor “balletjes met krieken” of “pensen met appelmoes” en voor appeltaart en rijsttaart als dessert. In het dagelijks bestuur van het “Posse-Leest comité” zaten René Rodet, Louis Vloebergh, Paul Van Roy en Hans Verschueren als vertegenwoordigers van de K.F. St.-Cecilia. (“T&T”,maart ’96)
Een verslag verscheen in “T&T” van juni ’96 :
“Het openbaar gedeelte van Posse Leest werd op zondag ingezet met een optreden van onze vereniging op de kiosk op het dorpsplein. In tegenstelling tot vorig jaar kwamen de meeste muzikanten nu wel opdagen om dit concert op te luisteren. Het muzikaal resultaat was dan ook in verhouding, dit wil zeggen : zeer goed. Daarna was er de loopwedstrijd en bij de dames werd de wedstrijd gewonnen door Berna Van Horenbeek. Berna wint de laatste tijd zo goed als alles, want zij won ook de fruitkorf naar aanleiding van de wedstrijd op de voorbije restaurantdagen.
Op paasmaandag hadden we onze ‘Vlaamse kermis’ en werden er ‘balletjes met krieken’ en ‘pensen met appelmoes’ geserveerd. Het is zowat de drukste Posse Leest geweest van de voorbije jaren. We hebben vernomen dat dit niet alleen het geval was in onze zaal maar dat ook de meeste andere organisatoren goede zaken hebben gedaan. Het plaatsen van kramen in de Dorpstraat was daar zeker niet vreemd aan. Vermoedelijk zal ‘Posse Leest’ in de toekomst nog verder uitgroeien tot dé folkloristische gebeurtenis in Leest en mag er nog meer volk worden verwacht.
We kunnen echter nog een en ander verbeteren aan de organisatie. We hadden, zoals verwacht kon worden, te weinig personeel en dan helpt het werken in ploegen niet veel. De meeste medewerkers hebben ‘overuren’ gepresteerd. Mensen van de morgenploeg bleven doorwerken en gelukkig kwamen helpers van de namiddagploeg vroeger opdagen. Voor volgend jaar moeten we in ieder geval aan meer medewerkers zien te komen, want tijdens de spitsuren kon niet iedereen op tijd bediend worden. We weten dat dit vrij moeilijk zal worden omdat de meeste van onze écht actieve leden veelal ook lid zijn van andere verenigingen en daar dan een handje gaan toesteken. Als we niet aan voldoende medewerkers komen, moeten we misschien nog bijkomende investeringen doen in groot keukenmateriaal maar dan geeft dat weer bijkomende uitgaven. We moeten echter opletten dat we hierdoor niet in een doorlopende spiraal terechtkomen van blijvende investeringen en daardoor terechtkomen bij steeds meer en grotere organisaties. In dat verband moeten we nog meedelen dat het opnieuw inrichten van de internationale concertwedstrijd kan worden afgeschreven omdat het Departement Cultuur in vergelijking met twintig jaar geleden bijzonder weinig subsidies geeft tegen te hoge voorwaarden. Voor de komende vijf tot tien jaren zullen we het vooral moeten hebben van feestelijkheden in volledig eigen beheer…”
Noot : Het Departement wou ten hoogste 100.000 fr subsidiëren en om dat bedrag te ontvangen diende de fanfare ten minste vier korpsen uit vier verschillende landen naar Leest te halen. (“T&T”, juni ’96)
Foto’s : -Posse Leest 1996 : de wijnmakersgilde mocht niet klagen. Ze kregen heel wat volk aan hun kraam. -Eén van de vele startmomenten van de stratenloop.