Vervolg Eddy VAN HOOF, een wielertalent uit Leest.
Nog de periodiek van Milac :
“Dat onze bijdragen over de respectievelijke sportgebeurtenissen bij onze lezers inslaan, hebben we met genoegen mogen vaststellen. Wij hopen in de mate van het mogelijke aan hun verlangen te blijven voldoen. Ook onze soldaten vragen in ’t bijzonder de verrichtingen van Eddy te volgen en langs deze weg mede te delen, zodat ook zij in de vreugde kunnen delen. Hier geven we dan nog een paar koersen met de behaalde uitslag : Neerlinter, 53 km, 39 deelnemers, de 4de plaats. Grand Leez, 54 km, 52 deelnemers, de 3de plaats. Wie de gegeven uitslagen in onze twee vorige nummers heeft gelezen zal tot de vaststelling gekomen zijn, dat onze dorpsgenoot steeds bij de 10 eerste, maar merendeel bij de 5 eerste de aankomstlijn bereikte. Even aanstippen dat het schoonste resultaat werd behaald tijdens het Club-kampioenschap te Jette, waar hij eindigde als eerste met een voorsprong van 3 minuten en 15 seconden. Fantastisch ! Op het kampioenschap voor nieuwelingen te Tertre werd Eddy 23ste . Er waren 106 vertrekkers. Op zondag 14 juli won Eddy te Horrues, een koers van 55 km met 33 deelnemers. Met Pinksteren 1968 werd, voor een tweede maal op korte spanne tijd, een wielerwedstrijd te Leest georganiseerd. Ingericht door het “Vliegend Wiel” en voorbehouden aan nieuwelingen. Om 14u30 werd het vertrek gegeven voor een afstand van 55 km in 10 ronden. Eddy won met 2 lengten voorsprong. Palm en beker bleven in het dorp. Andere uitslagen : Itegem 18/5/1968, 99 vertrekkers, 55 km, 4de plaats. Wuustwezel 26/5/1968, 73 vertrekkers, 55 km, 3de plaats. In het Waalse Walhain-St-Paul kwam hij ten val.”
Op het einde van dat wielerseizoen werd de West-Vlaming Rino Vandromme “Prins der nieuwelingen 1968”. De man uit Kachtegem had 29 zegepralen achter zijn naam. Als derde eindigde de latere meervoudige wereldkampioen bij de profs Freddy Maertens en op de vijfde plaats Leestenaar Eddy Van Hoof met 15 overwinningen.
In 1969 debuteerde Eddy bij de juniors. “De Band” :
“Zaterdag 5 april l.l. had de paaskoers plaats voor juniors, waaraan 36 ingeschrevenen om 15 uur de start namen. Bij het einde van de 15de ronde kwam Verbruggen zeer afgescheiden toe, en tot ieders verbazing stelde men vast dat Van Hoof zich had losgerukt van Rottiers om als tweede over de aankomstlijn te rijden. Voor onze favoriet is het een zware dobber geweest, met griep geplaagd en verschillende koersen achter de rug…” “Van een wederopstanding mag wel gesproken worden. Wanneer we thans de exploten van onze renner Eddy Van Hoof nagaan, is zulks zeker niet overdreven. We schreven het reeds vroeger, dat er een berusting scheen te hangen, alhoewel hij sedert weken fysisch niet in orde was. Bijgevolg moest of mocht men niet meer verwachten, maar toch bleef de hoop, dat er een kentering zou intreden. Het is verheugend zijn heropstanding te mogen vaststellen, ten bewijze, zijn laatste wedstrijden : -te Berchem op 43 deelnemers 1ste. -te St-Jans Molenbeek, op 33 man 1ste. -te Leeuwergem, op 29 concurrenten 1ste. De bekomen uitslagen zijn te danken aan zijn wilskracht en ons aller sympathie weze voor hem een stimulans om vol te houden. Veel succes !“
Op 3 mei 1969 liep hij een Pro Justitia op in Burcht en op 1 oktober van dat jaar legde hij bij zijn oom veldwachter Victor Van Hoof volgende verklaring af : “Op 3 mei 1969 ben ik inderdaad gaan koersen te Burcht. Ik heb sinds begin van dit jaar een vergunning BWB als Junior. Aangezien men nieuweling mag blijven tot de ouderdom van 17 jaar en men dan Junior moet worden. Ik was er niet van op de hoogte dat men in de gemeente Burcht niet mag koersen beneden de ouderdom van 18 jaar, op een niet gesloten omloop. Ik heb daar gezien, toen we aan de vertreklijn stonden, dat de politiecommissaris bezwaren maakte tegen die koers, maar wat hij zegde heb ik niet verstaan. Maar als ik mij goed herinner werd het vertrek van die koers daar door de Burgemeester zelf gegeven. Ik heb daar twee ronden meegereden en heb dan opgegeven. Dit is de eerste maal dat ik verneem, dat men als Junior met vergunning BWB, 18 jaar oud moet zijn om te mogen koersen.”
Eddy herinnert zich anno 2016 niets van dit voorval, de verdere afloop blijft dan ook onbekend.
Vervolgt.
Foto’s : -In 1968 won Eddy afgescheiden de nieuwelingenkoers te St.Antonius Brecht.
-Na de aankomst omringd door familieleden, vrienden en supporters.
-Gemakkelijke spurtoverwinning in Berchem.
-Daar haalde hij het van 42 juniors.
-De Pro Justitia die hij opgelopen had te Burcht omdat hij nog geen 18 was.
Vervolg Eddy VAN HOOF, een wielertalent uit Leest.
Eddy had talent, de genen had hij overigens van zijn familie langs moederskant : drie van haar broers, Louis, Victor en Frans Selleslagh hadden gekoerst maar “de Panny” kon hem zo motiveren dat hij boven zichzelf uitsteeg en de ene overwinning na de andere behaalde. Die overwinningen waren overigens zeer lucratief in de club uit Jette, na elke winst wachtte een zware premie. Toen Eddy jaren later beroepsrenner was en een tijdlang zonder werkgever zat –de deal met Zoppas-Splendor was niet doorgegaan- werd hij door de zaakvoerder van Meubles Galeries du Miroir, de sponsor van zijn oude club, doorbetaald. Je moet het maar doen ! Het enige nadeel van zijn aansluiting was dat het reglement van de BWB voorschreef dat nieuwelingen enkel mochten aansluiten bij een club uit hun provincie. Eddy liet daarop zijn domicilie overbrengen naar het adres van de schoonouders van zijn oom Frans Selleslagh. Die woonden in Kapelle-op-den-Bos, provincie Brabant. Probleem opgelost. Wel publiceerden de kranten van dan af na elke overwinning : Eddy Van Hoof uit Kapelle-op-den-Bos i.p.v. Leest.
Jozef Panny was op zijn 25ste aan de slag gegaan als onderpastoor in Galmaarden, een functie die hij cumuleerde met die van godsdienstleraar aan het koninklijk lyceum van Laken en het koninklijk atheneum van Grimbergen. Nadat hij zich in Rijmenam had gevestigd werd hij zondagsonderpastoor in Bonheiden, een taak die hij zo’n 45 jaar heeft vervuld. Hij zou Eddy blijven volgen tot zijn overgang naar de beroepsrenners in 1975 : “en nu is ’t aan u Eddy…” Jef Panny overleed op 80-jarige leeftijd op 14 februari 2009 en zijn begrafenis, waarop ook Eddy en Erna aanwezig waren, vond plaats op 21 februari in de parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw te Bonheiden.
In de jeugdcategorieën begon Eddy de glansprestaties aan elkaar te rijgen en dat bleef niet onopgemerkt. “De Band” het Leestse maandblad van Milac volgde hem heel vroeg op en publiceerde regelmatig zijn prestaties. Een lyrische L.B. (Luc Beterams) in 1967 : “…Men mag wel zeggen dat er vroeger een intense sportbeoefening plaats had in onze gemeente, die steeds op een grote belangstelling mocht teren. Alles wees er echter op dat zulks tot het verleden behoorde, maar gelukkig is er terug leven in de brouwerij gekomen. Een nieuwe jonge kracht is te voorschijn gekomen bij de nieuwelingen, in onze dorpsgenoot Eddy VAN HOOF. Dat hij met wilskracht bezield is bewijst hij door de reeds behaalde uitslagen in de wielerwedstrijden waaraan hij deelnam. Interessant is het dan ook voor iedereen een kijkje te nemen in deze beginnelings-loopbaan. Hij begon op 26 februari l.l. met een aantreden voor het Clubkampioenschap te Jette, waar 10 deelnemers waren en er de tweede plaats behaald werd met beker. Sedertdien nam hij deel aan 54 wielerwedstrijden en bondig gezegd waren zijn uitslagen als volgt : 4 overwinningen, 4 maal tweede, 6 maal vierde, 2 maal vijfde, 6 maal zesde, 4 maal zevende, 4 maal achtste, enz. Zondag 17 september was de gemeente vol verwachting voor de wielerkoers voor nieuwelingen te Leest. Dertig deelnemers waren er aan de start en Eddy kwam als eerste door de finish.”
En dezelfde auteur in 1968 : “Wij hadden reeds de gelegenheid in ons blad te schrijven over de sport. Alle belangstellenden hebben de bloeitijd gekend wanneer de huidige en bekende wielrenner Wolfshol deelnam aan een wielercross te Leest en er geklopt werd door De Rey, en in zijn ontgoocheling zijn fiets in de beek wierp. Af en toe hadden er nog enkele sportgebeurtenissen plaats, maar de sleet begon door te wegen, gekende plaatselijke renners stopten er mee, en Leest was als sportmidden afgeschreven. Verheugend is het dan wel, dat sedert enkele maanden een heropstanding mocht vastgesteld worden…zoals wij reeds mochten aanstippen heeft Leest een nieuwe belofte in de nieuweling VAN HOOF Eddy. De resultaten zijn er om te onderstrepen dat het menens is. Zaterdag 14 april j.l. vertrokken 75 nieuwelingen te Leest voor een afstand van 55 km over tien ronden. Het aantal toeschouwers aan de aankomstlijn was geweldig en wanneer de laatste ronde naar ’t einde liep, klauterde men op de palen of op de afsluitingen…en bij het overschrijden van de eindmeet, ging er een overweldigend gejuich op…de verdiende eindoverwinnaar was Eddy Van Hoof, gewonnen in eigen streek en voor eigen publiek, kon het schoner, en kon het een beter bewijs zijn van zijn kunde. Proficiat aan de overwinnaar ! Doe zo voort ! In de wielerwedstrijd daags nadien te Villers gereden, behaalde hij een achtste plaats…en te Baasrode legde hij beslag op de derde plaats. Kan het beter.”
Datzelfde jaar 1968 huwde Lisette Selleslagh, de jongste zus van zijn moeder en terwijl de hele familie van Eddy aan de feestdis zat in zaal Sint Cecilia nam hij deel aan een nieuwelingenkoers in Berlaar. Door het grote deelnemersaantal werd de koers opgesplitst in twee reeksen en toen Eddy de eerste reeks gewonnen had belde zijn nonkel Vic, zijn enige begeleider die dag, naar de zaal te Leest, waarop een groot deel van de feestelingen naar Berlaar toog om er getuige te zijn van Eddy’s eindoverwinning. De zegebloemen waren natuurlijk voor de bruid. Zijn andere palmen werden door zijn supportersclub “Het Vliegend Wiel” verdeeld onder hun drie lokalen in Leest Dorp : de cafés “Den Bareel” van Frans De Laet, “Telstar” van Jean Van Dam en “Sint-Cecilia” van Pol Huybrechts. Soms zat de club met een “happy problem” , een teveel aan palmen, dan werden die opgehangen in de Renault-garage van zijn vader. De mooiste gewonnen bekers kregen een plekje thuis, de andere werden weggegooid.
Vervolgt.
Foto’s :
-De Antwerpenaar reed voor een Brabantse club.
-Op de trouwdag van zijn tante Lisette spurtte Eddy zich te Berlaar naar de overwinning.
-Nonkel Vic loert over zijn schouder tijdens zijn ereronde. De zegebloemen waren voor de bruid.
Hij reed voor Herman Van Springel, voor Eric Leman, voor Freddy Maertens… de elite van hun generatie. Hij reed zelfs een jaar voor Eddy Merckx, de beste aller tijden. Ik bezocht hem in het voorjaar van 2016 en op zijn vierenzestigste oogde hij nog altijd even scherp als toen hij nog koerste. Mijn neef Eddy Van Hoof.
Samen met ontelbare andere Leestse supporters heb ik hem tientallen koersen zien winnen in alle categorieën van de jeugd. Zowel bij de nieuwelingen als bij de juniores en de liefhebbers speelde hij een dominante rol en Eddy was één van de weinigen van zijn generatie die het tot beroepsrenner bracht. Geen geringe prestatie en zeker in een periode waarin België over de beste wielrenners ter wereld beschikte. Samen met zijn vrouwtje doorliepen we zijn memorabilia en de trein was gestart. De ene herinnering na de andere werd bovengespit en toen we enkele uren later afscheid namen was Eddy nog bijlange niet uitverteld. Wat me vooral is bijgebleven van zijn ruim 4 jaar als wielerprof is hoe tijd, plaats en omstandigheden een mensenleven kunnen beïnvloeden. Een sponsor die failliet gaat of zich terug trekt, een toevallige ontmoeting, een valpartij op een slecht moment… Eddy heeft het allemaal meegemaakt. Aan de hand van publicaties in “De Band”-de periodiek van Milac-, de Kronieken van Leest, diverse krantenknipsels en Eddy’s documentatie heb ik hierna getracht op chronologische wijze een beeld te schetsen van zijn leven en rennersloopbaan.
Eddy Van Hoof is te Mechelen geboren op 19 januari 1952 als oudste zoon van Louis en Elodie Selleslagh. Zes jaar later kreeg hij er een broertje, Rudy, bij. Zijn vader was meestergast in garage Hanswijk, de bekende Renault-garage op de Leuvensesteenweg te Mechelen tot hij te Leest in de Dorpstraat een eigen garage uit de grond stampte. Moeder was huisvrouw. Eddy genoot een zorgeloze jeugd in het rustige Leest waar hij alle kerkelijke rites de passage doorliep evenals de eerste zes studiejaren in de jongensschool. Op de schoolbanken was hij een uitblinker. Zo vond op zondag 5 juli 1964 in het gemeentehuis van Leest de prijsuitreiking plaats van de diploma’s aan de leerlingen van het zesde leerjaar die deelgenomen hadden aan de Kantonale wedstrijd te Mechelen. Eddy kwam er uit als best gerangschikte leerling van het hele kanton en ontving uit handen van de burgemeester, in aanwezigheid van het voltallig schepencollege, een gouden kroon en een woordenboek van Kramer.
Van kleinsaf was hij erg sportief. Voetballen, lopen, fietsen, hij deed het allemaal even graag en goed. Na de lagere school volgde hij les in de RMS (Rijksmiddelbare Jongensschool Mechelen). Toen die school deelnam aan een interscholencross eindigde Eddy als tweede en werd prompt benaderd door Jozef Panny, toen godsdienstleraar in de RMS. Een memorabele ontmoeting. De priester vroeg Eddy naar zijn toekomstplannen op sportief gebied en Eddy antwoordde eerlijk dat hij het wielrennen prefereerde boven de atletiek. Dat viel niet in dovemansoren. Jozef Panny was bestuurslid van de Brabantse club Jetse Sportvrienden met als sponsor “Meubles Galeries de Miroir Jette” en stelde Eddy voor om lid te worden van deze wielerclub. Eddy vroeg bedenktijd en toen hij met dat nieuws thuis kwam bleek zijn vader Jef Panny goed te kennen, laatstgenoemde was immers een vaste klant in garage Hanswijk. Tot spijt van de Dijlespurters sloot Eddy aan bij de club uit Jette en kreeg “de Panny” als begeleider en raadgever. Jozef Panny had voordien nog met Rik Van Looy gewerkt en was een vat vol ervaring en een uitmuntend psycholoog. Van dan af koos hij de koersen uit en was aanwezig op elke wedstrijd. Zijn koersinzicht en parcourskennis waren fenomenaal en hij pikte er bij voorkeur de meest lastige koersen uit.
Vervolgt.
Foto’s :
-Een “pédaleur de charme”.
-Eddy’s ouders en grootouders.
-Tijdens een processie naast jeugdvriend Walter Feremans.
Lucien August Remi Masschelein (°Moorslede,12/1/1905, +Beitem, 20/5/1940), huwde met Julia Wyffels (°6/5/1905, +4/2/2004).
“Na een angstvol en smartelijk lijden uit dit leven weggerukt,” staat te lezen op zijn doodsprentje. “Wij zijn allen vreemdelingen en reizigers op deze aarde : onze dagen gaan voorbij als eene schaduwe. Heden is de mensch en morgen is hij verdwenen.
God heeft hem beproefd in eene smartelijke ziekte gelijk het goud in het vuur : ellendige dagen en moeilijke nachten heeft hij voor erfdeel gehad…”
Augusta Adrienna Masschelein (°Moorslede, 20/5/1909, +Moorslede 2/6/1981), huiswerkster, huwde op 27 januari 1933 met Maurice Snoeck (°Assenede, 20/6/1909, +St.Pieters-Woluwe – Brussel, 19/4/1969), werkman uit Assenede. Na hun huwelijk begonnen ze een melkronde in hun geboortestreek. Toen die te zwaar werd vonden ze werk bij een welstellende familie in de Brusselse Avenue Marie-Louise.
“Na de tweede WO kocht vader Maurice Snoeck een tweedehands auto, merk ‘Ford’. Moeder Augusta probeerde hiermee naar de jaarlijkse bedevaart in Rollegem te rijden. In gezelschap van haar zus Félicie en de kinderen. Onverwachts reed ze in een gracht. Een opgeroepen landbouwer trok de wagen er met zijn 2 paarden uit. Ze had echter pech want de uitlaat brak af en zonder uitlaat en met groot lawaai reden ze huiswaarts. Weeral pech, er was juist een wielerkoers in Moorslede. Onder grote belangstelling en lawaai reden ze de gemeente binnen. Op het marktplein aangekomen verdween Félicie, ineengedoken, langs de kerk richting Dadizelestraat…Hiermee kwam een vroegtijdig einde aan de jaarlijkse bedevaart en ten huize Snoeck-Masschelein stond die dag de barometer op storm !!”
“Mama, jouw onvermoeide, begrijpelijke , wilskrachtige inzet voor anderen, zonder enige vorm van egoïsme zal in onze gedachten blijven zinderen. Jij, mama, rust nu in eeuwigheid. Leven staat voor niets, gelukkig zijn staat voor alles. Overkoepelend blijft wat jij ooit neerschreef : ‘Ik wil alleen een moeder zijn voor mijn kinderen en mijn nageslacht, niet een moeder die streng is, die op alle slakken zout strooit, maar een begrijpende moeder die het beste met haar kinderen voorheeft.’ Hierin zit alles verweven. Rust zacht in de eeuwigheid. Paul, Gerard, Jean, Guido. (Uit haar gedachtenisprentje)
De afscheidsgedachte aan Maurice Snoeck : “Waarom ? Waarom nu ? De harde realiteit van uw leven komt pas nu werkelijkheid. Als kind hebben we u als strenge vader gekend, doch onder die dikke korst vonden we telkens genegenheid. U kon niet blijven stil zitten. Werken, werken, werken, het dreunde, het flitste geheel uw lichaam door. Nooit liet u een dag voorbij gaan zonder uw werkronde onafgewerkt te laten – enkel dan wanneer de sirene loeide liet u alles in de steek..” (Maurice was sergeant bij de plaatselijke brandweer)
In totaal kregen Clement en Eulalie 13 kinderen. Zes ervan zouden zeer vroeg overlijden. Kleinzoon Paul Snoeck noteerde in 2014 voor de stamboom Masschelein-Van Biervliet 191 nakomelingen en dat in een tijdspanne van 117 jaar.
Bronnen -Archief van de gemeente Leest. -Website Kronieken van Leest. -Familiehistoriek Masschelein-Vanbiervliet (Paul Snoeck). -Diverse notities Paul Snoeck. -‘Leest Geweest’ van 1978. -Wikipedia. -Websites : gemeente Moorlede, Heemkundige Kring Moorslede, www.mil.be, http://terf.kindereninbezetgebied.be, http://veertienachttien.be , empik.com. -Literaturhaus Bremen.
Hierna volgt “Eddy Van Hoof, een wielertalent uit Leest”, een blik op het leven en carriére van de gewezen beroepsrenner.
Foto’s : -Lucien Masschelein. -Maurice en Augusta Snoeck-Masschelein. -Augusta Masschelein op latere leeftijd. -De familie Masschelein-Vanbiervliet.
Félicie Maria Masschelein (°Moorslede,26/7/1897, +Moorslede 4/2/1980) huwde met Gaston Mylle (°Moorslede 5/4/1890, Moorslede 23/3/1963).
“Jaarlijks was er een herdenkingsmis voor de overleden familieleden. Nadien was er koffie bij tante Félicie in de Dadizelestraat, achteraan in de textielwinkel. Na de koffie en een gezellig samenzijn werd afscheid genomen. Het viel mij, als kind, toch nog op dat bijna iedereen vertrok met een pak textiel, dat ze in de winkel van tante kregen of misschien kochten.”
“Als briefdrager had Gaston Mylle problemen met doodsbrieven. Die waren toen voorzien van een brede rouwband en die gaf inkt af. Na zijn dienstronde waren zijn handen zwart door de inkt ! Gelukkig was er toen goede ‘zwarte zeep’ en werden zijn handen witter dan wit !”
Martha Maria Germaine Masschelein , dienstmeid (°Moorslede,25/1/1899, +Moorslede 20/10/1969), huwde op 29 oktober 1924 met Achiel Alidor Deryckere, van beroep aardewerker (°Moorslede 31/12/1897 + Roeselare 12/6/1962).
“Wie deze vrouw kende, werd steeds getroffen door haar levenslust, haar blijheid en werkzaamheid, maar vooral door haar diep christelijk geloof. Op onvergetelijke wijze heeft ze zich ingezet voor haar medemensen, haar gezin, haar buren, haar vrouwenbeweging.
De uren die ‘Tantje’, want zo noemden en kenden we haar, aan de K.A.V tijdens haar leven schonk, zijn ontelbaar maar ook bijzonder vruchtbaar geweest. Daardoor mag deze eenvoudige vrouw terugkijken over een rijkgevuld leven, dat geëindigd is in volle overgave aan de wil van de Vader. Hoe langer haar ziekte duurde, hoe dichter zij kwam bij de Heer.” (Uit haar gedachtenisprentje)
“Voor Constant is de inzet van het nieuwe jaar onverwacht de intrede geworden in het nieuwe leven. Nauwgezet droeg hij zorg voor zijn gezin en daarom heeft hij in de laatste dagen geleden onder het ziek-zijn van zijn gezinsleden. In zijn eigen lichamelijke pijn was hij om hen bezorgd.” (Uit zijn gedachtenisprentje)
“Met onze moeder Augusta en tante Félicie maakten we regelmatig een voettocht naar Rollegem. We werden er hartelijk ontvangen door tante Germaine , die zelf gebakken koekenboterhammen opdiende. Haar altijd lachende man Constant Lezy rookte intussen aan de Leuvense kachel zijn pijpje. Met onze kozijns en nichtjes speelden we rond de hoeve terwijl onze tantes en nonkels en grootmoeder aan de koffietafel gezellig babbelden. Alvorens de terugtocht aan te vangen werd er natuurlijk nog een bezoek gebracht aan de kerk, waar er gebeden werd voor een of andere gunst van St Jan.”
“Tante Germaine zal mij altijd bijblijven. Wij woonden in Moorslede op het marktplein. Van landbouw hadden wij geen begrip. Dankzij onze tante leerden we hoe witloof op tafel terecht kwam. Later heb ik op haar aanraden schorseneren gezaaid en telkens ik deze lekkernij in mijn bord zie, denk ik aan haar terug…”
“Zo’n echte goede moeder was Germaine ! Haar hele leven was één grote gave. In stille dienstbaarheid zichzelf wegschenken, dag-in dag-uit, zonder aan zichzelf te denken, dat was haar grote vreugde.
Vijf kinderen heeft ze grootgebracht. Een mooi gezin. Zovele parels aan haar kroon. Samen met haar man heeft zij er voor gewerkt. Zij deed het graag. Ook het zwaarste werk schrikte haar niet af. Haar kinderen waren voor haar als een geschenk uit Gods hand. Ze heeft ze met liefde aanvaard, er voor gezorgd en ze weer uit handen gegeven om ze hun eigen weg te laten gaan. Toen kwamen de kleinkinderen die zij ook zo dolgaarne zag..” (Uit het gedachtenisprentje van Germaine Masschelein)
Vervolgt.
Foto’s : -Gaston en Félicie Mylle-Masschelein. -Félicie Masschelein op oudere leeftijd. -Achiel en Martha Deryckere-Masschelein. -Martha Masschelein later in de tijd. -Constant en Germaine Lezy-Masschelein. -Germaine op oudere leeftijd.
Moorsleedse vluchtelingen te Leest tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Vervolg Moorsleedse vluchtelingen te Leest.
DE VOORNAAMSTE PROTAGONISTEN
Clement Masschelein (°Moorslede 18/3/1859) van beroep zwingelaar huwde op 20 april 1894 met Eulalie Adronie Vanbiervliet. Hij overleed op 31 december 1919. Hij werd 60.
“Hij was een goede christen die godsdienst en Kerk met hert en ziel aangekleefd was, een getrouwen echtgenoot, een uitmuntende vader, altijd bekommerd met de zaken van zijn huisgezin en het welzijn zijner kinderen.” (Uit zijn gedachtenisprentje)
Eulalie Adronie Vanbiervliet (°Rumbeke 24/1/1871) zou hem 33 jaar overleven, ze stierf te Moorslede op 18 augustus 1942.
“Haar grootste troost was naar de kerk te gaan en er de H. Sacramenten te ontvangen. Haar verduldigheid in de beproeving mag ons tot voorbeeld strekken, des te meer dat het ware christelijke verduldigheid was, steunend op geloof, hoop en liefde : bij haar was de priester uiterst welkom omdat hij de gezant was van God, door wie de genade haar geschonken werd. Zoo is zij uit het leven gegaan, aan allen nalatende een voorbeeld van vroom geloof, ongeveinsde deugd en taaie werkzaamheid.” (Uit haar gedachtenisprentje)
Valerie Silvia Christina Masschelein (°Moorslede 5/2/1895), de oudste dochter van Clement en Eulalie, die vanuit Leest een brief stuurde naar haar oom en tante, trad op 15 oktober 1920 als zuster ‘Clementine’ (naar de naam van haar vader) in bij de gemeenschap ‘Ten Bunderen’ te Ardooie. Ze was 25. Na haar opleiding vertrok ze 6 jaar later met 4 collega- zusters als ‘eerste zusters Pioniers’ van haar orde richting Basankusu, in het toenmalige Belgisch Kongo. Op 16 oktober 1926 scheepten ze in te Antwerpen op de ‘Anversville’ om drie maanden later hun bestemming te bereiken.
In Basankusu stichtten ze een school met internaat en een kinderkribbe en de zusters bedienden er een staatshospitaal met leprozen. Later, in 1937, werd een tweede missiepost opgericht in Mampoko en in 1940 een derde missiepost in Kondoro en in 1944 een vierde site in Wara. In 1964 keerde ze, noodgedwongen, terug naar België. Valerie Masschelein, zuster Clementine, overleed op 26 juni 1977 te Moorslede.
Hector Masschelein (°Moorslede, wijk Koekuit 30 april 1896), de tweede oudste uit het gezin van Clement en Eulalie, was 18 toen WO I uitbrak. In 1915 was hij richting Frankrijk gevlucht waar hij op 24 maart te Calais vrijwilliger werd bij het leger en als soldaat 2de klas ingedeeld werd bij de 1ste Legerdivisie, 3de Linieregiment. Op 11 februari 1916 werd hij, voor een drietal maanden, opgenomen in het hospitaal te Veurne. Hij hield er een lichte invaliditeit aan over. Daarna werd hij ingedeeld bij de hulptroepen van de genie. Op 3 juli 1917 werd Hector Masschelein overgeplaatst naar het ‘Depot d’intendance’ te Wulpen en op 17 september dat jaar, gedurende de slag om Passendale, moest hij naar Forthem. Daar zou hij blijven tot februari 1919. Hector was 22 jaar toen de oorlog ten einde liep. Een jaar later zou zijn vader overlijden.
In 1922 huwde Hector met Augusta Vansteenkiste, hij was 26 en toen sloeg de werkloosheid toe. Veel Vlamingen emigreerden naar Frankrijk of naar de U.S.A. op zoek naar een betere toekomst. Wie thuis bleef, zocht een oplossing als grensarbeider. In Moorslede waren er twee busondernemingen die dagelijks de mensen naar o.a. de textielfabrieken rond Tourcoing (Fr) brachten. Samen met een drietal familieleden trok Hector naar Frankrijk waar ze het ‘seizoen’ deden, ten zuiden van Parijs. Ze werkten er telkens 2x2 maanden, in het voorjaar mei-juni, in het najaar september-oktober, voor het rooien van de bieten. Hiermee hadden ze een behoorlijk inkomen. Voor de achterblijvende families was het dan telkens ‘poeffen’ tot de echtgenoot-kostwinner terug thuis was.
Hector had 35 maanden front in gevechtspositie overleefd, uiteindelijk zou de oorlog hem het leven kosten : het drama deed zich voor bij de terugtrekking van de Duitse troepen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het was september 1944 en Hector woonde toen in Rumbeke. Ontelbare Duitsers passeerden het dorp en orde was ver te zoeken. Hector stond in de deuropening en toen hij zijn pijp wilde aanmaken, gaf hij geen gevolg aan een roepende, panikerende soldaat. Mogelijk had hij het niet gehoord, hij was hardhorig, gevolg van WO I. De Duitser meende een revolver te zien in de pijp en dacht dat er op hem zou geschoten worden. Hij loste een schot dat Hector dodelijk trof. Alhoewel hij nog in allerijl naar de kliniek in Izegem werd vervoerd, overleed hij er bij aankomst, 48 jaar jong. Hij liet geen kinderen na.
Vervolgt.
Foto’s : -Bovenaan van l. naar r. : Alidor, Gaston, Hector, Lucien en Augusta. Midden : Félicie, baby Gerard Mylle, moeder Eulalie, Valerie (zuster Clementine), Germaine, Martha met Gerard op schoot. Onderaan : Martha en Maria Mylle. -Clement Masschelein. -Zijn echtgenote Eulalie Vanbiervliet. -Valerie Masschelein (Zuster Clementine) in 1921. -Valerie in 1972. -Hector Masschelein.
Moorsleedse vluchtelingen te Leest tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Vervolg Moorsleedse vluchtelingen te Leest.
Eind november 1916 had de ‘Duitse Krijgsraad’ in alle steden en dorpen van ons land volgende oproep gedaan : “ Werklieden, de Krijgsraad duldt geen werklozen, of onvoldoende bezigheden meer. Wij raden aan u als vrije arbeiders aan te geven, om de dag te voorkomen waarop gij zult gedwongen worden.”
In Mechelen verscheen dit bevel op 23 november langs de straten. Niettegenstaande deze oproep kwam zich daar niemand aanbieden, ondanks het hoge loon dat verder op het plakkaat vermeld stond. Enige dagen later verscheen daar een tweede bevel : “alle burgers, zonder onderscheid van 17 tot 45 jaar, moesten zich bij de Krijgsraad aanbieden, op straf van met geweld naar Duitsland gevoerd te worden...”
Vanuit Leest zouden zes personen vrijwillig naar Duitsland vertrekken om er te gaan werken. Twee onder hen waren vluchtelingen uit Moorslede, onder hen Leon Sioen die in de Tiendeschuurstraat verbleef. Dertien Leestenaars zouden verplicht worden tewerkgesteld in Duitsland.
Op 27 november 1917 overhandigden rijkswachters van de ‘gendarmeriepost van Hombeek’ 20 kg rogge en 2 gedroogde tabaksbladeren aan de gemeente Leest. Goederen die ze hadden in beslag genomen bij een vluchteling verblijvende in de Molenstraat.
Op 8 december datzelfde jaar verzocht de Leestse burgemeester Bernaerts de ‘Zivil Kommissaris’ om levering van “kussens, teekeningen en ander gerief, voor vijf kantwerksters uit Moorslede, die zich het kantwerken kunnen herbeginnen waardoor ze meer loon zouden bekomen en ook de aankomende vrouwelijke jeugd het kantwerken kunnen aanleren.”
Begin januari 1918 verbleven er te Leest nog 61 vluchtelingen.
Op 14 maart dat jaar werd de vluchtelinge Elodie Rosseel (°Dadizeele, 26/2/1892) naar het “Gasthuis” overgebracht met “typhuskoorts”. Ze was geplaatst in de Tiendeschuurstraat. De gemeente Leest droeg de kosten van de verpleging.
In de nacht van 24 op 25 juni werden 2 dieven door de patrouillerende nachtwacht betrapt bij het stelen van aardappelen op het land van Jan Lauwens “ter plaatse Kouter, nabij de Winkelstraat”. De dieven sloegen op de vlucht en lieten hun buit, 35 kg, achter. Eén hunner werd echter herkend, het betrof de vluchteling Cyriel Van Neste, die met zijn gezin verbleef in de Winkelstraat nr. 7. De burgemeester van Leest wendde zich tot de Ortskommandant te Mechelen “om dergelijke diefstallen te bestraffen, daar hij zelf niet bij machte was om dit te doen en het Belgische gerecht onwerkzaam was”.
Op 5 juni 1920 verbleven er nog 2 vluchtelingen in het dorp : dezelfde Cyriel Van Neste, een handarbeider uit Moorslede en zijn echtgenote Flavia Messiaan.
Op het einde van de oorlog riep de overheid de bevolking op om terug naar huis te keren, maar wie eind oktober 1918 de streek van Moorslede kwam bezoeken, kon z’n ogen niet geloven. Het dorp was compleet verwoest, herschapen in één grote woestenij van bomkraters, ruïnes en modder. Bezaaid met oorlogsmateriaal en lijken waartussen het krioelde van het ongedierte. Onherkenbaar en traumatisch voor de terugkerende dorpelingen. Tussen het puin van de kloosterkapel vonden ze een marmeren wijwatervat, het enige tastbare aandenken aan hun kerk. Niemand kon vermoeden dat hier ooit nog iemand zou kunnen wonen en werken maar met Westvlaamse ijver en koppigheid schoten al snel de eerste barakken uit de grond en het begin van de wederopbouw was begonnen. De afgebrande woning van Clement en Eulalie werd met familiehulp heropgebouwd. Jaren later trof hun kleinzoon Paul Snoeck bij verbouwingen aan zijn huis nog brokstukken aan van de vroegere gotische kerk.
In 2014 stuitte Dovo (Dienst voor Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen) tijdens opruimingswerkzaamheden in Moorslede op de grootste vondst chemische springtuigen ooit in ons land gedaan.
Op 25 oktober 2015 werd in de Sint-Martinuskerk van Moorslede het kruis van Eugen Ritter ingewijd. Deze uit Bremen afkomstige koopmanszoon was op zijn 16de als vrijwilliger naar het westelijk front getrokken en redde in 1917 een beschadigd kruisbeeld uit de verwoeste kerk van Moorslede. Hij restaureerde het en bezorgde het na de oorlog terug aan de gemeente. Tijdens de eucharistieviering van 10 uur werd het kruis ingewijd, dit in aanwezigheid van een 9-koppige delegatie uit Duitsland, waaronder familieleden van Eugen Ritter. Het kruisbeeld werd achteraan in de kerk geplaatst in een mooi houten schrijn.
Op de achterzijde van het kruis staat vermeld : “Von mir aus den Trümmern der Kirche in Moorslede in Flandern 1917 (Sommer) geborgen. Die Figur –wahrscheinlich flandrische Arbeit- war ganz gold übermalt. Das Kreuz habe ich gemacht. Eugen Ritter”.
In september 1914 verscheen in het Duits ‘Mit Fotoapparat und Infanteriegewehr’ een biografie over Eugen Ritter (°1899, +1974). De Duitser had het dagelijks frontleven vastgelegd op foto’s, films en op schrift en het boek is dan ook rijk geïllustreerd en bevat ook een dvd met foto’s, film- en geluidsfragmenten. Het wordt nog steeds te koop aangeboden door de heemkundige kring van Moorslede.
Vervolgt.
Foto’s : -De ruïnes van Moorslede na de Eerste Wereldoorlog. -De biografie van Eugen Ritter. -Het gerestaureerde kruisbeeld.
Moorsleedse vluchtelingen te Leest tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Vervolg Moorsleedse vluchtelingen te Leest.
In 1918 (exacte datum is onbekend) schreef de toen 22-jarige Valerie Masschelein vanuit Leest een brief naar haar oom Petrus Masschelein, R.B au pont Epannes Deux sèvres (Poitou-Charentes) France. Dit in opdracht van haar vader. Vader Clement was het schrijven niet machtig wat niet ongewoon was in die tijd.
Zeer lieve Nonkel en Tante.
Met groot genoegen hebben wij uwen brief den 8sten December ontvangen en hebben gezien den staat uwer gezondheid. Bij ons is alles ook nog opperbest allen in vollen gezondheid. Hier is het met Sint Nocolaas grote kermis en hebben ze nu gevierd op haar best de geheele famillie te gare. Ik ben te voet naar huis gegaan ‘t is te zeggen naar Moorslede en heb daar alles gezien en gehoord (Noot : volgens Routeplanner bedraagt de afstand Leest-Moorslede 127 km). Het adres van Hector mijn broeder heb ik bij Constant Verschaeve gekregen aan de vossenmolen en alzo met dat adres ben ik naar Watou gekomen, vandaar naar Poperinghe gegaan en daar aan de dorschmachiene heb ik hem gevonden. Ge kunt denken wat daar op enige stonden gebeurde. Seffens achter congé gevraagd en gekregen. Naar Sweveghem hebben wij achter Félicie geweest en zijn tesamen naar Leest bij Masschelein gegaan met veel plezier en coragie om te samen het feest bij te wonen. Nu lieve nonkel ge leest voor moment dat alles goed gaat en klagen mogen wij niet doen want in eten en drinken hebben wij nog niet tekort gekregen. Geld verdienen doen wij niet maar voor ons werk leeft de geheele familie voor goedkope prijs ‘tis te zeggen dat wij goed toekomen.
Wat ik in Moorslede gezien heb is veel doch onbeschrijfbaar . Uw huis lieve nonkel die ik om zo te zeggen bijna 3 jaar bewoond heb is erg beschadigd doch met wat verbetering nog gebruikbaar want zindelijk mag nen mensch niet meer zijn. Het koeistal en verkensstal staan nog gans recht, den huiskelder is ook nog goed, de lors(het neerlat) bachten het huis is ook nog goed, maar anders is het huis nogal beschadigt aan de zoldering en aan het dak.
Nu lieve nonkel en tante ‘t is veel beter als het ons, want het onze is gans afgebrand. Het land is ook nog gebruikbaar, hier en daar nen put dat is hier nu de mode. Wij kunnen niet weder tot in Maart, nu kunnen wij daar niet anders doen dan armoe en koude lijden en hier hebben wij geen. (?)
Wij lieve nonkel en tante hebben veel voor uw goed gezorgt. Martha heeft eerst bij peter geweest van kerstdag tot half april toen ben ik naar huis komen zien, ik was in Roeselare geweest dat nog zeker en gezien dat ik daar meer of nodig was bij Peter en ben er bij gebleven tot dat hij gestorven was den 21 juli 1916. Hij heeft een kleine attakke gekregen en in 4 dagen was hij gestorven.
Nonkel Camiel Deleu was daar ook bij mij en wij hebben daar te gaar het vlas dat bij vader zat en dat van Charles Louis Decuyser hebben wij ze naar Rumbeke naar Archielles Delue gevoerd en daar alles gezwingelt en geld alle bezit. Nonkel Camiel ik heb er ook nog een bitje maar niet veel als wij ook moesten vertrekken den 5 augustus 1917 hebben wij de koeien moeten inleveren en dat jong veertje dat voor de 2 maal gekalft had hebben zij betaald aan 1,25 de kilo de andere staat nog op de rekening van die schoone Jan (den duitsch).
De hennen hebben wij ook moeten inleveren en het varken hadden wij tusschen 4 oogen dood gedaan en gedolven maar nonkel heeft het uitgehaald en mede gedaan naar Rolleghem.
Uw goed lieve tante heb ik al gewasschen proper in 3 koffers toegenageld en uw kleren alles dat er was is bij Achiel Deleu uw broeder gedaan geweest en die schone kas ook hij is moeten vluchten maar toch is alles nog goed gered geweest. Tante Euphrasie is ook dood maar ook van een korte ziekte gestorven. Maria Deleu is ook gestorven.
Vrouw Nuytten zij is van een kinderbed gestorven ook in korte tijd. Op het kasteel van Decousmaker wonen Charles-Louis Huyghebaert en familie. Constant Rosseel en familie (Henri Decuipere is daar ook en Camiel maar ik weet niet of dat voor den geheele winter is of niet. Jules van Nevel is daar ook, zijn huis is ook nog goed. Uw meubelen hebben wij bij Alouis Cools gevoerd maar maak daar geen rekring meer op want alles is achter gebleven. Ik ben in het naar Swevelhem trekken naar Camiel Deleu gezien en die was al weer thuis, alleen zijn vrouw en kind was nog in Dendermonde. Bij nonkel Charles-Louis heb ik uwen brief gelezen waarin ik vond dat gij zooveel geld verdiende en die vertelde dat Jules van Nevel weer ging schrijven.
Waar Félicie is daar zijn ze thuis gebleven en zoo hebben ze ook hun woonst en Félicie haar werk. Nu lieve nonkel en tante hebben wij ons in portret laten trekken de geheele famielle. Wij zullen u een afzenden waarin ge zult zien hoe zij in 4 jaar van kinderen groote menschen maken allen gezond en om te best. Vader en moeder zij ook volop in goede gezondheid. Meer kan ik nog schrijven maar nog eenigen maanden zijn we te samen om alles mondelijks te vertellen wat zullen wij moeten uiteendoen, den een dit en den anderen dat en zoo zijn die jaren om voor den een slechter als den anderen. Wij verlangen ook om u allen een keer te zien niet voor 1 dag maar voor altijd weer verenigt te zijn. Duizende groeten sturen wij door Parijs naar u lieve Nonkel en Tante en wij roepen van ver in de naam van de Vader. Uw broeder Clement Masschelein woonachtig te Leest bij Mechelen. Geschreven door Valerie Masschelein.
Hier het adres : Wed Spruyt landbouwer winkelstrat 11 Leest bij Mechelen voor Clement Masschelein.
Paul Snoeck bezorgde me volgende achtergrondinformatie over deze brief.
Zoals vermeld werd de brief geschreven door de oudste dochter van het gezin Masschelein-Vanbiervliet, Valerie Masschelein. De brief was bestemd voor Petrus, de broer van haar vader Clement Masschelein. Petrus was, bij de eerste schermutselingen, gevlucht naar Pont Epasse, een klein dorpje van 800 inwoners, gelegen op 10 km noordwest van de stad Niort (Poitou-Charantes) en 650 km van Moorslede. Daar had hij, samen met zijn familie, een onderkomen en werk gevonden. Iedereen vluchtte toen richting Frankrijk. Na de Duitse bezetting werd dit onmogelijk en trok men, soms verplicht door de Duitsers, landinwaarts. Waarschijnlijk was ook de zoon van vader Clement, Hector, mee naar Frankrijk gevlucht. Hij tekende als vrijwilliger bij het leger in Calais (opleidingscentrum) op 24 maart 1914 en vond zo een gevaarlijk, zuur verdiend inkomen in de loopgraven bij het 3de linie regiment.
De andere familieleden van Paul bleven in de streek tot ze, bij het offensief van Passendale, werden verplicht te vluchten. Op zondag 5 augustus vertrokken ze samen met 79 buurtbewoners, meestal op klompen, met een deel van hun gerief per goederentrein naar Leest.
In Leest vond de familie een onderkomen bij de weduwe Spruyt, een landbouwster die hun hulp goed kon gebruiken. Gaston Mylle, de latere echtgenoot van Félicie Masschelein, arriveerde er op 31 oktober 1917 met een volgeladen kruiwagen.
Na de wapenstilstand op 11 november 1918, legde Valerie te voet de 127 km naar Moorslede af, om er haar zus en broer te ontmoeten. Félicie werkte in Zwevelgem als huishoudster bij de gekende familie Bekaert en haar broer Hector verdiende als soldaat tijdens zijn vrije tijd wat bij in de landbouw. Ze trof hem aan bij een dorsmachine. Zijn adres kreeg ze op de wijk Vossemolen van Constant Verschaeve, een oom langs moederszij (Vanbiervliet).
In haar brief naar haar oom beschreef Valerie de verwoesting die ze had aangetroffen en ook nieuwtjes over de familie. Hij verbleef immers al van in 1914 in Frankrijk. De vernoemde Camiel Delue was getrouwd met de zuster van vader Clement. Op hun vlucht was de familie Delue onderweg gestopt. Ze vonden in Dendermonde een verblijf.
In Leest werd na de oorlog een familiefoto gemaakt, met Félicie, Hector en Valerie, die intussen te voet in Leest waren aangekomen. (zie onderaan) Gaston Mylle, de latere echtgenoot van Félicie staat er ook bij. Gaston en Félicie zouden huwen in mei 1922. De ‘vluchtelingen’ zagen er goed en gezond uit. Ook de kledij en de gouden kettinkjes vallen op. Alleen de vest van Lucien schijnt niet te passen. Soldaat Hector heeft nadien zijn eenheid vervoegd en werd op 14 oktober 1919 gedemobiliseerd. De brief moet, volgens Paul, geschreven zijn einde 1918. Valerie schreef dat ze in maart 1919 zouden terugkeren. De laatste vluchtelingen verlieten Leest op 5 juni 1920.
Vervolgt.
Foto’s : -Een kopie van de brief uit Leest geschreven door Valerie Masschelein aan haar oom in Frankrijk. -De familiefoto in Leest genomen op het einde van de oorlog. Van l. naar r. : Martha, Lucien, Valerie, Hector, vader Clement, Gaston, moeder Eulalie, Félicie, Augusta en Germaine.
Moorsleedse vluchtelingen te Leest tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Vervolg Moorsleedse vluchtelingen te Leest.
DE VLUCHTELINGEN VAN MOORSLEDE EN LEEST
Op 5 augustus 1917 kwamen er te Leest 79 vluchtelingen toe. Bijna allemaal waren ze afkomstig uit Moorslede. Ze werden geplaatst bij inwoners. Onder hen de grootouders van Paul Snoeck : Clement Masschelein en Eulalie Vanbiervliet, samen met vijf van hun zeven kinderen. Clement Masschelein, zoon van Karel en Lucia Stragier, was als zwingelaar werkzaam in de vlasnijverheid en had daarnaast nog een lucratieve bijverdienste als handelaar in bewerkt vlas. Hij was geboren te Moorslede op 18 maart 1859 en op 2 april 1894 gehuwd te Rumbeke met Eulalie Adronie Vanbiervliet (°Moorslede 24/1/1871), een dochter van Leo (°1826) en Coleta Vandewalle. In 1895 werd hun oudste dochter geboren : Valerie. Later volgden Hector (1896), Félicie (1897), Martha (1899), Germaine (1901), Lucien (1905) en Augusta (1909). Deze laatste zou nog schoollopen in Leest en is de moeder van Paul Snoeck. Het gezin woonde op de wijk ‘Koekuit’ in Moorslede en werd tijdens de ‘Derde Slag om Ieper’, ook bekend als de ‘Slag om Passendale’, samen met vele dorpsgenoten, door de bezetter verplicht te vluchten voor het oorlogsgeweld. Ze werden op 5 augustus per trein gedeporteerd en kwamen dezelfde dag aan in het station van Hombeek.
In Leest werden 79 mensen ondergebracht waaronder de familie Masschelein. Van de lokale overheid kreeg het gezin logies toegewezen in de hoeve van de weduwe Spruyt in de Winkelstraat. Dochter Félicie ontbrak, die was opgenomen bij een familie in Zwevelgem en zou later op de vlucht gaan en in Sint-Amands terechtkomen. Als herinnering aan hun verblijf te Leest kreeg de familie van de weduwe Spruyt een ‘vlier’, een snaarinstrument ook hommel genoemd, alsmede een carbuurlamp mee naar Moorslede. Maria Emiliana Vleminckx (°Leest 18/5/1838, +Leest 20/2/1923) was de weduwe van Henri (Henricus Philippus) Spruyt (°Hombeek, +Leest 6/5/1912).
Paul bezorgde me onderstaande lijst met de namen van 46 vluchtelingen waaronder die van zijn familieleden :
1.Mylle Gaston uit Moorslede, verbleef bij weduwe Spruyt in de Winkelstraat. Hij kwam op 31 oktober 1917 de familie van zijn latere echtgenote Félicie Masschelein vervoegen.
2.Rosseel Elodie uit Dadizele, verbleef in de Tiendeschuurstraat.
3.Sioen Leon uit Moorslede, verbleef in de Tiendeschuurstraat. Vertrok vrijwillig naar Duitsland.
4.Van Neste Cyriel uit Moorslede, verbleef in de Winkelstraat nr. 7.
5.Messiaan Flavia, echtgenote van Van Neste Cyriel.
6. Van Neste, dochter van nr 4 en 5.
7.Van Petegem, dochter van…
8.Masschelein Clement uit Moorslede Koekuit. (Grootvader van Paul Snoeck) Kreeg een onderkomen bij de weduwe Spruyt in de Winkelstraat.
9.Van Biervliet Eulalie uit Moorslede Koekuit, zijn echtgenote (nr. 8).
10.Masschelein Augusta idem, dochter 8 en 9.
11.Masschelein Martha, idem.
12.Masschelein Germaine, idem.
13.Masschelein Valerie, idem. (oudste dochter, werd later kloosterzuster)
14.Masschelein Lucien, idem, zoon van 8 en 9. Kreeg zijn vormsel te Leest (17/7/1918).
15.Julia Sioen, gedoopt in Leest 27 oktober 1917, overleden in Leest 14 jan 1918.
16. Helena Sioen, geboren 3 juni 1896 (ongehuwd), moeder van Julia (nr.15).
17.Leona Loyson, was getuige bij doop nr. 15.
18.Jules Sioen, was getuige bij doop nr. 15.
19.Renaat Vanwildermeersch, geboren 7/9/1897, huwde in Leest met nr. 20 (woonde in Heffen).
20.Flavia Sioen, geboren 5/11/1897, huwde met nr. 19.
21. Bruno Sioen, vader van Flavia nr. 20.
22.Fharilde Sieuw, moeder van Flavia nr. 20.
23.Philippe Vanwildermeersch, vader van Renaat nr. 19.
24.Mathilde Depoorter, moeder van Renaat nr. 19.
25.Cyrillus Bonduele, getuige op huwelijk nr 20 en 19.
26.Guillium Sioen, getuige op huwelijk nr 20 en 19.
27. Augusta Vanneste, 1918 vormsel en communie in Leest(op schoolfoto).Verbleef in de Winkelstraat.
28.Palmyra Van Peteghem, idem (op schoolfoto).
29. Blanche Christiaens, idem.
30.Melanie Van Dam, vormsel in 1919.
31. Leona Sioen, getuige vormsel Helena Sioen (16).
32.Julius Loyson, idem.
33.Germaine Loyson, vormsel in Leest 1918.
34. Martha Loyson, idem.
35. Martha Sioen, idem.
36.Adriana Van Neste, idem.
37. Maria Van Neste, idem.
38.Alegdis Van Peteghem, idem.
39. Maria Van Peteghem, idem. (op schoolfoto ?)
40.Palmira Van Peteghem, idem.
41.Georges Christiaens, idem.
42.Walter Christiaens, idem.
43.Marcel Loyson, idem.
44.Jules Sioen, idem.
-Lucien Masschelein, idem reeds vermeld bij fam. Masschelein (14).
45. Maria Lattrez, vormsel 20 mei 1919.
46. Sylvia Lattrez, idem.
Félicie Masschelein (de latere echtgenote van Gaston Mylle op nummer 1) vluchtte met de uit Rollegem-Kapelle afkomstige weduwe Eugenie Rosselle en haar kind Charles Clarisse (°9/2/1912) naar Sint-Amands.
Op de lijst van de vluchtelingen uit de Westhoek die te Hombeek verbleven stonden 112 namen.
Vervolgt.
Foto’s : -Clement Masschelein en zijn oudste dochter Valerie in 1916. De foto werd genomen door een Duits soldaat in de periode dat Moorlede nog bezet gebied was. Valerie zou later kloosterzuster worden. -De carbuurlamp die de familie meekreeg van de weduwe Spruyt. Paul Snoeck erfde ze van zijn moeder Eulalie Vanbiervliet. -Het gastgezin van de familie Masschelein : de familie Spruyt-Vleminckx uit de Winkelstraat. De foto dateert van 1906 en is genomen ter gelegenheid van het huwelijk van dochter Rozalia met Rik Verbeeck. Staande van links naar rechts : Karel Spruyt en zijn vrouw, Johannes ‘Wannes’ Spruyt, Frans ‘Sooi’ Spruyt,Karel Verbeeck, onbekend, Louis Van den Heuvel, een knecht, Maria Verbeeck, Serafien Spruyt, Constantia Beullens, Virginie Spruyt, Pieter Verbeeck, Corneel Verbeeck en Amelie De Maeyer (vrouw van Pieter Verbeeck). Zittend : vader Hendrik Spruyt, moeder Maria Vleminckx met tussen hen in het dochtertje van Karel Spruyt, de trouwers Rik Verbeeck en Rozalia Spruyt, FelixVerbeeck en Theresia Beullens, de ouders van de bruidegom. - De familie Masschelein in 1917 op de vlucht naar Leest. Van links naar rechts : Augusta, Valerie, vader Clement, Gaston Mylle (latere echtgenoot van Félicie Masschelein), Martha, zittend moeder Eulalie Vanbiervliet, Germaine en Lucien. -De meisjesschool van Leest in 1917. Bovenaan uiterst rechts : Augusta Vanneste uit Moorlede. Op de rij daaronder als tweede van rechts vluchtelingetje Van Petegem. Op dezelfde rij als tweede van links nog een vluchtelinge (naam onbekend) en op de bovenste rij als derde van links een vluchtelinge uit Hongarije.
Moorsleedse vluchtelingen te Leest tijdens de Eerste Wereldoorlog
WO I
MOORSLEEDSE VLUCHTELINGEN TE LEEST
In 2013 werd ik benaderd door de Westvlaming Paul Snoeck die op zoek was naar inlichtingen over de vluchtelingen uit Moorslede die tijdens de Eerste Wereldoorlog een tijdlang in Leest verbleven. Paul, auteur van verschillende boeken en geboren Moorsledenaar, werkte aan een verhandeling over zijn familie Masschelein-Vanbiervliet. Via de KU Leuven en het bisdom Brugge had hij al veel documentatie kunnen terugvinden mailde hij en de mensen van Moorslede vluchtten ofwel naar Frankrijk (Canny is verbroederd met Moorslede) of naar de streek van Mechelen. Al snel kwam Paul in Hombeek terecht waar hij werd verder geholpen door Ward Dekempeneer en Lieve Huysmans van de heemkundige kring Hoembeka. Via Wilfried Hellemans kwam hij bij mij en de Kronieken van Leest terecht en ik heb hem met veel plezier al mijn gegevens over de vluchtelingen van Moorslede bezorgd. Paul kreeg toestemming om de registers van de burgerlijke stand van Leest te raadplegen en bezorgde me op zijn beurt zijn bevindingen, waaronder de lijsten met vluchtelingen van Hombeek en Leest, foto’s van de familie Masschelein en nog andere weetjes.
Door dit alles raakte ik gefascineerd door deze Westvlaamse gemeente en ben ik gaan grasduinen op het internet naar meer informatie. Hierna een samenvatting van mijn voorlopige bevindingen.
MOORSLEDE
Moorslede is een gemeente in de provincie West-Vlaanderen op nauwelijks 15 km van Ieper. Het is een landelijke gemeente met een kleine 11.000 inwoners en in de volksmond spreekt men van Moorslé. De gemeente heeft naast Moorlede-centrum nog de deelgemeente Dadizele. De dorpskern van Dadizele ligt ongeveer vijf kilometer ten zuiden van het centrum van Moorslede. Tussen beide kernen ligt, op het gebied van Moorslede, het dorpje Slijpskapelle.
GESCHIEDENIS
De eerste vermelding van Moorslede als Morcelede gaat terug tot 1085. De heerlijkheid Moorslede bezat gronden tot in Nieuwkerke en Ardooie, en kwam ca 1700 in het bezit van de heren van Dadizele. De heer oefende de hogere, de middelbare en de lagere rechtsmacht uit. Bestuurlijk en fiscaal behoorde Moorslede tot de kasselrij Ieper (Oost-Ieper-Ambacht). Het in 1617 herbouwde kasteel of "'s ‘Herenhuis" bevond zich iets ten westen van de kerk, na 1700 werd het een kasteelhoeve. Te Moorslede bevonden zich nog (gedeelten van) andere heerlijkheden: de heerlijkheid Slyps, de heerlijkheden Watermeulen en Strooiboom. Het patronaat van de St.-Martinuskerk werd uitgeoefend door het O.-L.-Vrouwkapittel van Doornik (schenking in 1188). De parochie maakte achtereenvolgens deel uit van het bisdom Doornik (tot 1559), Ieper (tot 1801), Gent (tot 1834) en Brugge.
In 1673 bestond een derde van Moorslede nog uit heide en bos. Moorslede wordt ook wel het "Lievensdorp" genoemd naar Constant Lievens (°Moorslede 10/4/1856, Heverlee 7/11/1893) die in India actief was als missionaris. Naar hem verwijzen een standbeeld op de Marktplaats en het Lievensmuseum. In 1993 bezocht prinses Astrid zijn geboorteplaats ter herdenking van de honderdste verjaardag van zijn overlijden. Verschillende keren mocht de gemeente zich overigens verheugen op koninklijk bezoek. Zo bezocht Koning Albert I Moorslede onmiddellijk na het einde van de Eerste Wereldoorlog. Moorslede was ook de geboorteplaats van de auteur David de Simpel, architect Marc Dassauvage, kunstschilder Emiel Jacques en de wielrenners Cyrille Van Hauwaert en Patrick Lefevere. Deze laatste is beter bekend als manager van wielerploegen. In 1950 werd Briek Schotte wereldkampioen in Moorslede voor Middelkamp en Kübler. Een Moorsledenaar was ook de oprichter van “De Gazette van Detroit”, de Vlaams-Amerikaanse immigratiekrant in de Verenigde Staten. Die krant werd al dan niet toevallig opgericht enkele dagen na het begin van de Eerste Wereldoorlog.
EERSTE WERELDOORLOG
Op 2 augustus 1914 had de Duitse regering om toestemming verzocht voor de doortocht van haar troepen door België. Er volgde een weigering met als gevolg dat op 4 augustus Duitse eenheden de Belgische grens overschreden, waardoor de oorlogstoestand was ingetreden. De Belgische regering had alles zo goed mogelijk voorbereid en toen de Duitsers het land binnengedrongen waren, besloot men de hulp van de toen bevriende mogendheden Engeland, Frankrijk en Rusland in te roepen. De desbetreffende telegrammen werden tegen de avond van 4 augustus verzonden. De grote oorlog was ontketend…
Wanneer de oorlog drie weken bezig was, kwamen de eerste vluchtelingen toe in Moorslede en de omliggende dorpen. Ze kwamen uit Brussel, Mechelen, Leuven…en ze hadden vreselijke verhalen mee over de Duitsers. Kort nadien verschenen de eerste Duitse soldaten. Het waren Ulanen, verkenners te paard. Begin oktober trokken de eerste troepen van het Belgisch leger voorbij. Ze kwamen van Antwerpen en begaven zich richting IJzer. Enkele dagen later gevolgd door Britse cavalerie en Franse soldaten.
Op maandag 19 oktober 1914 viel het Duitse leger de regio Moorslede-Rumbeke–Roeselare–Staden binnen. De Duitsers werden er beschoten door een Compagnie Franse Dragonders die de aftocht van hun kameraden moesten dekken en ze gingen er van uit dat het burgers waren die de wapens hadden opgenomen. Deze schermutselingen resulteerden in een zeer gewelddadig optreden van de bezetters. Ze reageerden met plundering, brandstichting en executies. De Duitse troepen die in die dagen in de streek gelegerd waren, bestonden vnl. uit jonge oorlogsvrijwilligers zonder ervaring, vaak studenten, die de oorlog als één groot avontuur zagen. In paniek vluchtte een groot deel van de bevolking, ook bewoners van Moorslede. Die mensen lieten alles achter en vertrokken ijlings, de meesten richting Ieper-Poperinge–Frankrijk, anderen richting Limburg, zelfs nog verder richting Nederland. Deze dag staat in het geheugen gegrifd als ‘Schuwe Maandag’.
Vanaf dan is Moorslede bezet gebied en verschillende Duitse soldaten werden bij de burgers ingekwartierd. Einde 1914 begon de relatie tussen de Duitsers en de plaatselijke bevolking stilaan te verbeteren en groeide er soms een band tussen de inwoners en hun ingekwartierde soldaten. Af en toe ontstonden er zelfs romances met huwelijken en kinderen als gevolg. De bevolking paste zich steeds meer aan aan het leven in bezet gebied. Er kwamen winkeltjes met souveniers, tabak en voeding voor de soldaten. De Moorsleedse herberg de Blauwvoet begon zelfs een boekhandel voor leesgrage soldaten en in het huis van brouwer Denecker werd een repetitielokaal voor muzikanten ingericht, het zogenaamde ‘Musikhaus’. Veel aandacht was er ook voor het religieuze en regelmatig werden er missen georganiseerd voor de soldaten.
Tussen november 1914 en 22 april 1915 bleef alles rustig aan het front. Moorslede lag toen niet in de gevechtszone, die lag dichter bij Ieper. Later kwam Moorslede wel in de frontlinie te liggen en het dorp kreeg het hard te verduren. Verschillende keren zouden de Moorsledenaars op de vlucht slagen. Eerst naar dorpen en steden dichtbij, later ook naar Normandië in Frankrijk. Moorslede, Dadizele en Slypskapelle liepen door de beschietingen heel wat schade op, vooral de kerken waren een geliefkoosd doelwit.
Tijdens de derde slag bij Ieper, bekend als ‘de slag om Passendale’, begonnen op 31 juli 1917, lag Moorslede alweer in het schietbereik van de Engelse artillerie waardoor ook de laatste inwoners hun huizen ontvluchtten. Bij dit eindoffensief zou het dorp voor 100 % verwoest worden. Deze vluchtelingen werden voor een groot gedeelte opgevangen in de streek van Mechelen, naast deze stad ook o.a. in Heffen, Leest en Bonheiden. Ook in Mol, Ruisbroek, en Geel waren vluchtelingen terecht gekomen. Ze zouden er blijven tot na de oorlog.
Vervolgt.
Foto’s : -Paul Snoeck. -Moorslede, 21 maart 1915. Duitse soldaten, met pinhelm, zijn verzameld op het marktplein voor de ‘Feldgottesdienst’, de Heilige Mis in open lucht. -Moorslede voor en na WO I.
Ook voor Lucien De Beck, overleden op Kerstdag 2014 en waarvoor ik als christenmens een grote bewondering koesterde, volgende terugblik bij het eind van zijn uitvaartdienst. Op vraag van de familie, enkele persoonlijke herinneringen, eenvoudig , uit het leven gegrepen. Vele jaren terug toen Pater Van Aken, onze pastoor, het wat kalmer wou aandoen, vroeg hij mij of ik bij thuisgebonden zieken en ouden van dagen, de communie wou brengen op kerkelijke feestdagen. Allé pater zou ik dat wel kunnen ?? Ja ja, zei de pater ik zal u wat opleren. Later zei hij mij dat ik glansrijk geslaagd was, zonder tweede zit. Ik ben dat blijven doen, ik doe dat nog steeds en graag. De pater had mij een handleiding gegeven, met aangepaste teksten die ik naar eigen goeddunken kon gebruiken aangepast aan de mensen die ik zou bezoeken. Eén van die mensen was vader De Beck, voor mij persoonlijk later bompa Beckske, of gewoonweg Beckske. Een persoon waar ik letterlijk en figuurlijk naar opkeek. Vader De Beck was n’n brave diepgelovige man, dat ervaarde ik bij mijn eerste bezoek jaren geleden. Even kennis maken, wat praten over koetjes en kalfjes, of in dit geval over duifkes en paarden, over de trein die voorbij raasde, en ondertussen legde ik een wit doekje op zijn tafel, een kruiske werd daarop geplaatst, de geconsacreerde hosties en een brandend kaarske als eerbetoon. Toen stelde hij mij de vraag,”uw handen zijn die gewijd” ?? Gewassen wel, gewijd niet. Ik denk dat hij dacht dat ik een nonneke was, ontsnapt uit één of andere congregatie. Ik plaatste mij wat dichter bij hem en vertelde hem dat hij toch zou moeten leren vrede nemen met wat in de toekomst zou veranderen in de kerk door het priestertekort en de inzet van leken. Omdat hij toen, en zijne paternoster, nog lang niet versleten waren en hij ook veel tijd had om te bidden vroeg ik hem om tijdens zijn gebed ook daar eens aan te denken. Het ijs was er precies mee gebroken, dacht ik !! Maar nee hoor! Ik nam mijn tekstboekje, we maakten samen een kruisteken en plots zei hij, uw boekske niet, ik geef u een beter. Ik dacht wat nu weer ? Als dat met die vent zo blijft voortgaan dan ben ik met Kerstmis niet thuis. Beckske had zijn boekske van de pater gekregen, ontvangen uit gewijde handen maar wel met exact dezelfde inhoud. Na gebruik van zijn boekske kreeg ik de opmerking, “ge hebt een deel overgeslagen” !! Zo diepgelovig was hij, dat was voor hem het ware leven ! Een warme handdruk en n’n bedankt was de bezegeling van wat vooraf ging. Maar weg was ik nog niet, de foto van zijn vrouw mocht ik zo maar niet onopgemerkt voorbij gaan. Hij vertelde mij over zijn lieve vrouw, dat ze heel jong overleden was, met veel leed tot gevolg. Hij zei me ook dat hij later bij zijn heengaan bij haar zou rusten in Londerzeel. Dat kon precies niet rap genoeg zijn. Beckske, weldra zal uw innige wens in vervulling gaan. Je hebt er wel lang moeten op wachten !
Even voor Kerstmis bracht ik hem een bezoek in Akapella. Dat zijn heengaan naderde was te merken. Ik liet hem stillekes rusten, maar na nog enkele andere bezoekjes kon ik toch niet nalaten nog even bij hem binnen te gaan. Toen waren zijn ogen geopend, maar of hij klaar wakker was, dat weet ik niet. Ik zei heel zachtjes, “ hé Beckske,wakker”? Totaal onverwacht toverde hij een vage glimlach op zijn gelaat. Een glimlach die me altijd zal bijblijven. Hij was een ikoon voor zijn grote familie, die hem nauw aan het hart lag. Wederzijds kon hij bogen op zijn grote kroost die hem met tederheid, met veel liefde en vriendschap, tot het laatste bijstond. Een mooier kerstgeschenk konden zijn kinderen hem niet aanbieden. Zijn diep geloof was zijn sterkte, om de tegenslag, waarvan hij spijtig genoeg niet gespaard bleef, te aanvaarden. Moge hij zich in het hiernamaals gelukkig voelen bij hen die hem voorafgingen. Beckske, rust zoals je geleefd hebt.....RUST ZACHT.
Lucien De Beck was te Goederdinge (West-Vlaanderen) geboren op 25 juni 1921. Zijn echtgenote Jeanne De Ridder overleed in 1965, Lucien was toen amper 44 en hij bleef achter met zeven jonge kinderen. Samen met zijn vrouw baatte hij in Londerzeel een landbouwbedrijf uit. Nadat ze daar onteigend werden zijn ze in Leest aangeland waar ze de Withoeve van Frans Van der Hasselt hebben overgekocht. Later zou hun zoon Willy De Beck daar de gelijknamige paardenmelkerij opstarten. Vader De Beck nam op hoge ouderdom zijn intrek bij Willy om nadien nog een tweetal jaren in het woonzorgcentrum Akapella te Kapelle-op-den-Bos te verblijven. Daar overleed hij op kerstdag 25 december 2014.
Voor Roza en Beckske tot IN PARADISUM. Voor mezelf misschien tot nog es !!
De onbezorgde tienertijd die gestadig passeerde, de eigen verantwoordelijkheid die diende genomen, de onvermijdelijke stap naar volwassenheid, met zijn onverwachte wendingen, die toekomstgericht hun stempel drukten. Het hoorde er allemaal bij.
Beroepshalve had ik de gelegenheid mijn kennissenkring te verruimen en met veel wederzijdse genegenheid uit te bouwen. Een kostbaar geschenk waar de plaatselijke ziekenzorgwerking nog steeds de vruchten van plukt.
Samen met Roza Verbruggen, onverwacht overleden op 9 mei 2012, die zowat in het zelfde schuitje voer, heb ik getracht een steentje bij te dragen tot opbeuring van velen, die door ziekte of eenzaamheid vaak in een isolement terecht kwamen, waarbij een luisterend oor of een kwinkslag wonderen deden en een welgekome geschenk was. Bij het onverwacht heengaan van Roza, heb ik bij het eind van haar uitvaartdienst met respect en heel veel dankbaarheid onze samenwerking in herinnering gebracht.
Goeie, dierbare Roza,
Meer dan 20 jaren geleden hebben wij een vriendschapsband gesmeed, gegroeid uit het zorgdragen voor ons beider hulpbehoevende moeder. Eens ons moeders ter bestemming waren, zijn we enigszins naar mekaar toegegroeid. Een daguitstap af en toe, samen winkelen, korte vakanties, onze werking in verscheidene parochiale verenigingen, samen de communie brengen bij zieken en ouden van dagen. Het kerkkoor waarbij wij jaren geleden aansloten, ook al wisten wij dat heel wat inzet nodig was. Door het beste van jezelf te geven Roza zal het koor u missen. Een verlies waarbij veel dank hier zeker niet mag ontbreken. Onze gedachten gaan ook even terug naar uw buurman, koorlid, Jef die op dezelfde manier afscheid nam. Plots en onverwacht. Ernstige momenten, maar ook momenten doorspekt met de nodige humor wisselden mekaar af. Door regelmatig persoonlijk en telefonisch contact noemden wij mekaar al eens, de streekkrant van het parochiale gebeuren. Ooit zei ons eens iemand, jullie bent er twee van de levende kerk!
Zo gingen de jaren gezapig voorbij. Maar op een dag zou je mij een geheim verklappen. Je nam me in vertrouwen. Een hartkwaal was de trieste boodschap. Ik was erdoor geschokt. Maar je was sterk Roza, en ondanks je hoge ouderdom, zou je het, mijn inziens, wel redden. Je moest het wat kalmer aandoen en dat deed je. Zo werd het zondag 6 mei. Die zondagnamiddag voor uw opname in het ziekenhuis, ben ik met mijn zus langs geweest, om ne goeiendag te zeggen en u het beste toe te wensen. Het was zeker niet bedoeld als afscheid. Ik zat daar bij u knusjes in de zetel, tussen een hart- en een kankerpatiënt. Ik dacht bij mijn eigen, we gaan de miserie even opzij zetten. N'n babbel bestaande uit wat fantasie, wat kleine leugens en een beetje waarheid, werd de mengeling van een gezellige namiddag waar we met ons drieen, en zeker jij Roza, veel deugd aan beleefd hebben. Je was er bij ons weggaan heel gelukkig en zeer dankbaar om. Mijn zus en ik reden naar de kerk, we gingen de voetbedevaarders op terugtocht uit Scherpenheuvel verwelkomen, we beloofden u nog ne weesgegroet te bidden voor het welslagen van wat u te wachten stond.
Dag Roza en doe het verdorie goed de dagen die volgen. Na de hoopvolle boodschap die ik van de dokters kreeg zal ik daar van mijn kant mijn uiterste best voor doen. Dat was uw antwoord en meteen de laatste woorden die we met elkaar wisselden. Een warme handdruk die oneindig leek,was het definitieve afscheid. Op weg naar de kerk zei mijn zus in den auto “allé jong, Roza die ziet er zo goed uit, wie weet hoe komt ze terug”. En je bent teruggekomen Roza maar op een manier die niemand verwacht heeft. Zou het kunnen dat ze hierboven gezegd hebben, Roza, er zit sleet op uwe moteur, je kunt beter naar hier komen, je hebt je daar beneden genoeg ingezet voor al uw dierbaren. En je bent heengegaan Roza, helaas voorgoed. Het zal wennen worden voor allen die je op je levensweg ontmoet hebt.
Bedankt voor alle goeds dat je ons gegeven hebt en wees er van overtuigd Roza, u wacht voorzeker de hemelse beloning.
De meester voelde zich blijkbaar op zijn gemak in zijn destijds “haute couture” pak. Zijn vest een beetje ontgroeid, het strijkijzer ongemoeid. Zo poseert de meester fier als een pauw voor zijn vertrouwde klasgebouw. En wij, wij vonden het allen fijn, van deze vader een zoon of dochter te zijn.
Ons eerste radioke.
Ons eerste radioke had een groen oog naast een jute bescherming die de luidsprekers afschermde. Een kaske hooguit 40 op 50 cm. Wanneer het zijn best deed en de lampen gingen gloeien was het spel warmgelopen en werd onherroepelijk de knop omgedraaid. Adieu enige ontspanning in de avondlijke huiskamer. Achter die jutebescherming luisterden we naar het Mariahalfuurtje van pater Leopold, karmeliet. Maar ook naar Will Ferdy met zijn Peterke en Pépé. In ons radioke zat naar het schijnt een bobijn met honderden meters koperen ijzerendraad, dat moest de werking van dat ding garanderen. Hubert Van Herrewegen was de geliefde wielercommentator van ons vader, ook als het ging over Louison Bobet, Jean Robic en Wim Van Est die ooit eens in een ravijn terecht kwam. Zijn hart had even stilgestaan, zijn Pontiacuurwerk niet. Dat was pas reclame !! Toen later Stan Ockers verongelukte en hij die boodschap hoorde op onze knappe radio was het niet alleen ons vader die traande maar precies de luidsprekers eveneens !! De begrafenis werd rechtstreeks uitgezonden met de gekende emoties tot gevolg.
Wie meent dat enkel duivenberichten, opgehaalde schotbalken of doorlaatkleppen te horen waren had het verkeerd voor. Tijdens de wintermaanden konden wij ook meegenieten van luisterspelen. Als toneelliefhebber plakte het oor van ons vader letterlijk en figuurlijk aan de jute bescherming van ons radioke. Zijn commentaar nadien was treffend, of we het nu geloofden of niet maar krakende sneeuw werd weergegeven door iemand die in de studio heel hard zat te knijpen in een zakje bakmeel. Paarden liet men draven door met een lepel ritmisch op een houten tafel te kloppen. Die vaststelling bracht hij over bij de toneelspelers van zijn geliefde groep ‘Rust Roest’ waar hij voorzitter van was.
Als ons moeder in de winter de was te drogen hing was het wel even zoeken om dat ding terug te vinden. Het fameuze groene lichtje verstopt achter de schree van een of andere broek of vrouwenhemd, de kruisgewijze gespannen wasdraad met alles erop en eraan die de ganse keuken doorkruiste, maakte een zoekplaatje van ons radioke.
Het was alleszins een hele verovering in de destijds moderne techniek. Later zoals dat gaat werd dat klein ding door een moderner exemplaar vervangen en stierf ons radioke een trieste dood op het stort van Leest. Aan de stenenbeek op de Juniorslaan ging ons bakske ter ziele. Requies cant inpache !!! Amen.”
Een welgekomen bijverdienste in de oorlog was het kooltjesziften. Voorzien van een zeef, schup, jute zakken en hun houten kruiwagen trok de hele familie naar de putten in Battel. Regelmatig werd daar kolenafval, afkomstig van treinen en boten uit Brussel en Antwerpen, gedropt. Men moest dan wel bij de zaak zijn om er het beste uit te halen. Soms lukte dat en kon de familie daarmee wat kolen uitsparen voor de verwarming in de winter.
De naoorlogse vliegende bommen maakten drie slachtoffers in Leest en veel stoffelijke schade. Vele bezitters van een tuin in het dorp gingen over tot de bouw van een schuilkelder, liever nog dan op die plek in hun hof aardappelen te planten. Bij ons was de schuilkelder gegraven achteraan in de tuin tussen de kriekelaars. De takken zouden het zicht benemen, dacht ons vader. Meestal zagen we de vliegende bommen over ons hoofd vliegen en vonden we niet de tijd om naar die schuilkelder te vluchten. ’s Nachts sliepen we in de kelder onder ons huis, gelukkig was het geen winter, want dan hadden we af te rekenen met grondwater dat de kelder kwam binnengestroomd.
Mensen die de oorlog niet hebben meegemaakt kunnen het zich nauwelijks voorstellen maar de vrees dat zo’n bom elk moment kon neerkomen, was beangstigend… Van de familie was niemand zo dapper als ons moeder. Als de moordwapens overvlogen ging zij steevast buiten kijken.
Sinterklaaskermis in December.
Op de feestdag van St. Niklaas , patroonheilige van onze parochie, lieten mijn vader, zijn zussen en broers een requiemmis opdragen ter nagedachtenis van hun ouders en hun broer priester Cyriel Selleslagh. Zo viel de aankondiging ‘s zondags destijds van de preekstoel. Op maandag om 9 uur, zal een plechtige requiemmis met Libera opgedragen worden ter nagedachtenis van de echtgenoten Selleslagh-Van den Brande en hun zoon, Eerwaarde Heer Cyriel Selleslagh, aldus Pastoor De Beuckelaar. Een dag waar wij met veel genoegen naar uitkeken. Libera ???? Voor de trappen van het hoofdaltaar stond een houten geraamte, een kleine katafalk noemde men dat, met zwarte doeken overdekt, geflankeerd door vier brandende kaarsen. Maar wat zat daar onder ?? Mijn broer Cyriel vond het veel te groot voor een hondenkot en te klein om verstoppertje onder te spelen. Toch werd de constructie door de Pastoor overvloedig bewierookt en gezegend. Onze vraag is echter altijd onbeantwoord gebleven !!
Ik herinner me nog dat destijds reklame werd gemaakt voor een produkt dat een verkoudheid moest genezen. Het was een blikkendoosje met op het deksel een figuur van een niezende ouwe grootmoeder. Een waarschuwende tekst sierde het deksel, “kom neem een Zube.” Een Zube was een snoepje ter verlichting van een niesbui. Toeval wou dat de pastoor, blijkbaar verkouden, tijdens de stilte van de consecratie een niesbui niet kon onderdrukken. Mijn broer Cyriel zei luidop in de kerk “ kom neem een Zube”. Met een lachbui tot gevolg. De strenge zuster Virginie, ook aanwezig uiteraard zei tegen ons vader dat hij zijn kinderen niet goed had opgevoed. Ons vader kennende !!!!
In het kerkportaal na de mis gaf ieder zijn deel van de onkosten. Met het verzameld bedrag was ons vader direct bij kas om de kroegentocht aan te vangen, want dat laatste hoorde ook bij de viering ! De eerste halt was bij Sofie van Dorrekes op de hoek van de Molenstraat. De oude Ciska, moeder van Sofie, erger dan potdoof, was de waardin van de uitbating. Zij gaf haar job aan niemand af, tot der dood zei ‘t mens !! Een deurbel aan haar café was niet gewild, wel hing Ciska een pook aan de deurklink, bij aanraking van de klink viel dat spel met veel lawaai op de grond en dat lukte soms nog juist om Ciska achter de toog te zien verschijnen. Tappen van de kraan kende Ciska niet, dan maar uit het fleske, tot ongenoegen van de kenner !! Moppen vertellen, proper en soms ander, de pret kon niet op!! Soms niet geschikt voor de jonge generatie, geplaatst op een muurvaste bank aan het vensterraam. Lachen mochten we, luisteren niet. Van Ciska naar den Bareel, vervolgens naar Dore van Noldus, naar Toor van Leires en tegen de middag naar onze Jul, voor ons Nonkel Jul. Daar stonden we vlug weer op straat. Nonkel tapte Ardorbieren van Minazio van Willebroek. Dat viel niet in de smaak, slechter dan afwaswater was het algemeen oordeel !! Middagmalen was deels bij tant Marie deels bij ons. Nonkel Ivo, Battelaar, was onze trouwe klant, want ons Marie, zijn zus, schonk bij het eetmaal limonade en Spareine, niet naar de zin van nonkel. Spareine zei nonkel, heel de vaart van Battel staat vol Spa !!! Het werd telkenjare een familiereunie om U tegen te zeggen. Ze zullen wel allen veilig thuis gearriveerd zijn want het jaar nadien waren ze weer allen present op de afspraak. Het is gelijk hoe men zijn doden eert, als men ze maar niet vergeet.
Kermis of niet, het dagelijks bidden van de rozenkrans mocht ook dan niet ontbreken. Ons vader echter, voorbidder, had geen rekening gehouden met de schorseneren die ‘s middags op het menu stonden, en dat had zijn uitwerking niet gemist !!! Het gebed werd regelmatig door ongewenste geluiden onderbroken, één maal, twee maal, drie maal ?? Ons vader vond dat het wellekes was geweest. De christelijke alledaagse gewoonte werd gestopt ! Hij vond het niet kunnen, een beetje meer respect was hier wel gepast geweest. Wie was hier in fout gegaan,zoek dat maar eens uit !!! Hij informeerde niet, hij zal geweten hebben waarom. “s Anderendaags echter geen schorseneren, wel twee paternosters !!
Op de stralende morgen van 10 mei 1940 bestookten de Duitsers niet enkel militaire doelen, ze vielen ook steden en dorpen aan. De aanval op Brussel om 05u20 leverde al een eerste tragische balans op : 41 doden en 62 gewonden. Meteen was de bevolking bij het conflict betrokken en begon paniek om zich heen te grijpen. De gruwelen van de eerste wereldoorlog waren nog niet vergeten en vele mensen verkozen te vluchten. Niemand wist eigenlijk waar naartoe maar weg van het krijgsgeweld was het eerste gebod.
Snel scharrelden ons moeder en va het noodzakelijkste bij elkaar, wat geld en vooral veel kinderen. De fietsen volgeladen met wat schamele bezittingen, een voorbehouden plaatske op het speelkarretje van Jefke Vink en weg waren we. Langs de Tiendeschuurstraat over de Bist, waar ons vader van de Lodde de gouden raad meekreeg terug huiswaarts te keren want we gingen het gevaar tegemoet. Achteraf zou ons vader hem gelijk geven. Via Kapelle-op-den-Bos belandden we stapvoets in een platgebombardeerd Aalst waar we letterlijk door de vlammen heen moesten. Huilende duikvluchten van Duitse vliegtuigen maakten de verwarring compleet. In het dorpje Schuiferskapelle, thans een deelgemeente van Tielt, speelden ze mij kwijt. Ik was met mijn fietske wat voorop geraakt. Gelukkig vond ons vader me gezond en wel terug. Misschien waren het de vele rozenkransen die de kinderen samen met Colette Vink moesten bidden, die hen veilig tot bij boer Van de Walle in Tielt West-Vlaanderen brachten. De terminus van hun vlucht. In de kelder van deze boer konden we eindelijk wat op adem komen en besloten we terug huiswaarts te keren. Onze vlucht had tien dagen geduurd. Meermaals hadden we gevraagd “ moe gaan we niet naar huis ?? Thuisgekomen vernamen ze van ‘den Blokmaker’ dat tijdens onze vlucht 20 mannen op de koer van de jongensschool bijeen gebracht waren om geëxecuteerd te worden, wat gelukkig niet is doorgegaan. Nog volgens ‘den Blokmaker’ hadden de Duitsers het plan opgevat om ons woning in brand te steken, maar dat had hij kunnen beletten door te verklaren dat er een groot gezin in dat huis gevestigd was.
Een winteravond zoals velen.
Als hout, kolen en kinderen binnen waren, zaten we meestal met z’n allen met ons voeten op het onderste van en rond de Leuvense stoof. Ieder met zijn eigen bezigheid. Omdat het onderste van de stoof te klein was om 18 voeten op te parkeren, gebeurde het meermaals dat den éne zijn voeten op die van den andere plaatste. Ons moeder die met vier priemen en dikke breiwol de mooiste warme sokken kon breien, maar af en toe van de stoof schoof, voeten op de grond, steken eveneens, breiwerk in retard, een verwrongen vloek tot gevolg, en een schietgebedje om met ons Heer weer wit te staan. Het deksel van de stoof werd bij valavond even opgelicht, zodat er bij het bidden van het dagelijks rozenhoedje, wat licht scheen in de duisternis. Sfeervol en onze gedachten verdwaalden niet !! Soms moesten we bidden voor een jong gezin dat aan uitbreiding dacht. De manier waarop werd angstvallig verzwegen ! Ons moeder las dan luidop : ‘leer hen een kinneke maken, niet te grof, niet te fijn, maar juist zoals het kinneke moet zijn.’ En negen maanden nadien mochten we dan naar dat kinneke gaan zien.
Wij kenden geen weelde, wel een gelukkige jeugd. Omwille van de schaarse en dure brandstof en het dure leven voor zo een groot gezin leefden we in een kleine ruimte. In onze keuken moesten 9 mensen van groot tot klein zoeken om hun eigen taak zo goed mogelijk te kunnen vervullen !! En geloof me, dat was zeker niet gemakkelijk !!! Op die luttele oppervlakte moest ieder naar behoren functioneren. Koken, eten, de was drogen, schoenen poetsen, breien, sokken stoppen, studeren, huiswerk maken, verbeteren van schooltaken, plezier beleven en ruzie maken !!
Geld om een ganse woning op te warmen was er niet. De kolen waren veel te duur en gerantsoeneerd. In de tweede plaats (nu living genaamd) stond een feu-continue. Als er een beetje geld in kas was, kocht ons moeder 200 kg antraciet. Met het weekend als iedereen thuis was werd daar het vuur aangestoken. Dat was een GROTE LUX, tenminste als de schouw niet vochtig was en deze een goeie werking had !! Zoniet konden wij door het slecht functioneren van de schouw best met gerookte haringen vergeleken worden. Als de wind uit het noorden kwam hadden we meestal prijs ! Deuren en ramen werden dan op elkaar opengezet zodanig dat de rook kon afdrijven. Soms kon ons moeder concurreren met den Ammoniak van Willebroek. Eens de vlam in de pijp was het euvel verholpen. De Leuvense stoof werd door ons moeder gepoetst op vrijdagnamiddag als heel het capittel naar school was. De ronde pot was gauw kapot gestookt. Om de barsten te repareren had ons moeder de oplossing gevonden, waar weet ik niet, maar het lukte ! Ze kletste wat slam (vraag me niet wat het was) tegen de barsten en eens de schooltijd gepasseerd, stond de gerepareerde pot roodgloeiend. Dat mens kon zelfs den duvel doen blozen !
’s Winters moest de was meestal in de keuken gedroogd worden. Wat nagelen in de muur, kruisgewijze de draden gespannen en klaar was kees ! Gemakkelijk was anders ! Als elk centimeterke draad benut was, moest men op zoek naar de bewoners. Dat was wel een voordeel als men wat mispeuterd had, ofwel haperde men met zijne neus in een manshemdslip of kon je je verstoppen achter een opgehangen vrouwenbroek. We zochten dat zelf wel uit ! We waren niet groot, de broek integendeel wel ! De boterhammeke’s waren als de kolen : gerantsoeneerd ! Drie, niet meer niet minder lagen er op ons te wachten.
In de zomer konden we veel recupereren met groenten uit de moestuin of fruit uit de boomgaard. Hier en daar had vader wel een handje voor. Aan een schappelijk prijske kocht of kreeg hij soms melk, boter en eieren en al eens spek op Goede Vrijdag bij de Lodde of bij Stefanie van Toontjes (kozijn en nicht van hem). Ook bij rosse Colette (uit de Hertstraat) kon hij altijd terecht. Wij zijn hen daar steeds dankbaar om geweest. Men zou voor minder onder den oorlog ! Van rosse Colette kreeg ik voor mijn plechtige communie als geschenk een zelfgebakken taart. Een kunstwerk op zijn eigen, gecamoufleerd met veel crème fraiche, dat laatste hadden we nog nooit gezien. Heel voorzichtig met mijn bijdegronds meisjesveloke was ik met de taart gaaf ’t huis ‘geland’. Doch wanneer deze op mijn grote dag op de tafel werd gezet stelde ons moeder verontwaardigd vast dat al de crème fraiche er afgelikt was ! En toppunt was, niemand had dat gedaan, waarschijnlijk omdat den ene voor den andere moest zwijgen ! Van solidariteit gesproken ! Je kunt je voorstellen, als er zeven aan dat ding gelikt hadden, dat ’t spel dan wel kaalgeschoren was ! ’t Zal dan toch vermoedelijk voor de communie wel gesmaakt hebben ! Zo spartelden onze ouders met ons door de oorlogsjaren.
Ons vader luisterde tijdens die oorlog ook naar een verdoken zender van de witte brigade. Eén van de kinderen moest dan buiten op wacht staan om zeker te zijn dat ‘de muren geen oren hadden’ en steevast eindigden die uitzendingen met de woorden : ‘en zonder er op te boffen, toch krijgen we ze wel die moffen’.
Vervolgt.
Foto’s : -Met de fietsjes die de vlucht tijdens de oorlog overleefden. Van links naar rechts : Frans, Irma, Hubert, Raymond, Raf, Maria en Cyriel. -Als eerstecommuniegeschenk mocht ik voor het eerst mee op bedevaart naar Scherpenheuvel. De eerste van links onderaan met mutske ben ik, naast mijn zus Irma. Helemaal links juffrouw Maria met de Boerinnenbond. -Mijn plechtige communie en de eerste communie van ons Maria. De barre weersomstandigheden van die dag veroorzaakten regendruppels op de lens van de kodak. -Ons gezamenlijk communieprentje. -Nog een mooie persoonlijke herinnering aan mijn plechtige communie.
Dat Leest over veel literair talent beschikt kunnen onze lezers getuigen na de bijdragen van Robert Verbruggen en Alida Polfliet aan deze blog. Hierna nog iemand met een fijne pen, een scherpe blik, een gevoelig oor en een uitstekend geheugen. Geniet mee met de herinneringen van Rafke Selleslagh.
LEEST DESTIJDS.
Omdat ik, Raf Selleslagh, als geboren Leestenaar, reeds 83 jaren op hetzelfde plekje gedomicilieerd ben (geboortehuis en wie weet ?? ook sterfhuis) en het contact met de mensen niet schuw, informeerde Marcel Van Hoof al eens of ik over bepaalde gebeurtenissen en personen uit het verleden, waarin hij erg geinteresseerd was, niet één of ander kon bijbrengen. Misschien wel !
Met regelmatig contact tot gevolg. Maar wie is nu Marcel Van Hoof ? Geboren Leestenaar, eerste zoon van de laatste garde van Leest voor de fusie met Mechelen, Vic Van Hoof. Uitgeweken naar Blaasveld maar Leestenaar gebleven in hart en nieren. Grote bezieler op het internet van : www.blog.seniorennet.be/kroniekenvanleest Voor hen die een beetje wegwijs zijn op het internet, een schat aan informatie. Marcel dat is in één woord gezegd, de geschiedenis van Leest. Mercie Marcel, niemand doet dat beter, bedankt voor uw grote inzet en toewijding. Ik heb dan ook de toelating gegeven om in volgende blog enkele persoonlijke herinneringen te publiceren.
Als vijfde telg in ons gezin van acht was ik bij mijn geboorte naar het schijnt geen schoonheid. Nu ?? Oordeel zelf !! Mijn geheugen deed en doet het gelukkiglijk nog des te beter. Vandaar deze bijdrage.
Laatste aanwinst in ons gezin, ons Maria in 1937. In dat jaar werd ons jongste gedeponeerd tussen de bloemkolen, zo werd ons toch wijsgemaakt. Tijdens de geboorteceremonie van ons moeder werden wij door nonkel Jul geadopteerd tot ons moeder weer aan de waskuip stond. Nonkel had een snoepwinkeltje maar wij wisten daar rap dat dat verboden terrein was !! Wij waren dolgelukkig als ons vader na ongeveer een week, zijn vorige productie weer kwam afhalen. Blij om ons nieuw kindje te zien, om weer te kunnen ravotten in onze grote tuin, wij vonden het gewoonweg reuzefijn om weer thuis te zijn.
Paulinneke, de vroedvrouw van onze parochie en ook buiten de grenzen, die ons en vele andere kindjes op de wereld hielp, woonde op de Leestse Heide. zij ging iedere zondag zoals elke christenmens toen naar de VRIEMIS, te voet uiteraard !! Wanneer Paulinneke van de kerk huiswaarts keerde, liepen wij met zijn allen naar de voortuin en riepen in koor, Paulinneke wanneer breng je bij ons nog eens een kinneke ?? Ons vader was er als de kippen bij om te roepen, snotneuzen kom eens naar achter. Heel veel later begrepen wij, waarom !!
In 1940, begin van de tweede wereldoorlog was ik oud en wijs genoeg om alles bewust te beleven en te onthouden.
Vervolgt.
Foto’s : -Mijn geboortehuis en wie weet ook sterfhuis ?? -Gedachtenisprentje van ons engeltje Joanna Yvonna. Zij was de tweede oudste in ons gezin. -Victor en Fien kregen op minder dan één decennium acht kinderen. Van links naar rechts : Raymond, Hubert, moeder Fien, Raf, Maria, Irma, Frans, Cyriel en achteraan vader Victor. -Met broer Cyriel. -De zeven telgen van Victor en Fien op een rij : Maria, Hubert, Frans, Raf, Cyriel, Raymond en Irma.
Portret van Louis Teughels, de oudste man van Leest.
Vervolg Louis Teughels, de oudste man van Leest.
Eens op pensioen hielp Louis mee aan het bouwen van de huizen van zijn zonen maar snel moest hij toegeven dat hij de jeugd niet meer kon volgen. Na het overlijden van zijn vrouw, op 21 juni 1984, is hij altijd op zijn vertrouwde stek blijven wonen.
In 2003 vroeg ik hem naar zijn gezondheid en zijn dagindeling. Hout vasthouden, monkelde hij, maar over zijn gezondheid mocht hij niet klagen. Zijn zicht was achteruitgegaan en hij moest attentie doen met zijn rug, maar de enige medicatie die hij nam : wat pillekens voor zijn bloeddruk.
Zijn dag begon meestal rond 8 uur, ontbijten en dan naargelang zijn gezindheid wat patience spelen of een stukje lezen. De bibliotheek van Leest voorzag hem van boeken met extra grote druk. Het genre maakte niet uit. Lowieke was een alleslezer. Winkelen deed hij met de wagen, hij reed nog altijd zelf, meestal naar de Delhaize van Blaasveld. Handenarbeid zat er niet meer in alhoewel hij vroeger dol was op knutselen. Geen groter plezier dan Friese klokken ineen te steken of tafeltjes fabriceren. In de tuin heeft hij nooit graag gewerkt, dat miste hij niet. Middageten deed hij bij zijn zoon Frans, naast de deur. Zijn schoondochter kookte alle dagen, dus ook voor hem. In de namiddag wat rusten en onderwijl wat tv kijken of lezen. Lowieke was toen ook fan van Baantjer en van het nieuws.
Bij de toenmalige oorlog in Irak had hij zo zijn bedenkingen. Akkoord hij was ook tegen oorlog, maar hij vond het een beetje jammer dat iedereen tegen de Amerikanen was. Zij zijn ons hier twee keer komen helpen en onze kerkhoven liggen vol Amerikanen...
Waar Louis ook van hield waren de activiteiten met de Leestse gepensioneerden. Zolang zijn gezondheid het toeliet was hij van de partij, telkens weer.
De dag van Lowieke, de ouderdomsdeken van Leest, eindigde toen meestal rond half tien, dan kroop hij onder de wol en als hij ’s anderendaags weer ontwaakte was hij dankbaar voor weer een nieuwe dag die hem was gegeven.
Vandaag de dag, op zijn honderdste jaar, staat zijn TV zo luid te spelen dat een voorbijganger op straat goed kan meevolgen en als je Lowieke vraagt naar het geheim van zijn leeftijd zal hij antwoorden dat hij graag patatten eet en in de zomer steekt hij regelmatig zijn stoof aan en dan wordt zijn leefruimte een heuse sauna…
Intussen is zijn nageslacht aangegroeid met naast zijn vier zonen, 9 kleinkinderen en evenveel achterkleinkinderen. In augustus 2014 telde de familie zes viergeslachten !
Toen hij het gebruikelijk geschenk van het koningshuis ontving –traditioneel een foto van het koningspaar- stond daar foutief vermeld : ‘Aan mevrouw Corneel Theughels”…
Het cadeau werd teruggestuurd tot aanpassing…”
Foto’s : -Louis tijdens een Leest-Kermis met één van zijn zoontjes. -“Lowieke van Dore” in 1998.
Toen Louis geboren werd in 1914 woonden zijn ouders nog in Sint-Katelijne Waver. Drie jaar later keerde Dore Teughels, samen met zijn gezin terug naar Leest, naar den Rooselaer, het ouderlijk huis op het Dorpsplein.
Van de eerste wereldoorlog herinnerde Louis zich nog dat hij op de schoot werd genomen door Duitse soldaten in de herberg van zijn grootvader. Daar hebben ze hem nog vaak mee uitgelachen.
Hij heeft nog les gekregen van de meesters De Leers, Meyers en Selleslagh. Daarna volgde hij twee jaar het college te Mechelen. Hij moest van zijn moeder, maar veel liever werkte hij met zijn handen zoals zijn vader. Met zes van Leest waren ze, in het college. Toen moest hij elke dag naar de mis, die van 8 uur, maar ze hebben van hem nooit een pater kunnen maken, hoe graag zijn moeder dat ook wilde.
Thuis waren ze “Sussen”, maar niet fanatiek, de schrijnwerkerij had ook veel “Blekken” als klanten. Ontspanning in zijn jeugd bestond uit knikkeren, biggelen, dobbelen en kaarten. Hijzelf hield ook van lezen en was jarenlang lid van de Leestse afdeling van het Davidsfonds. Later kwamen daar de kermissen bij en de bals. Verschueren was één van de eerste Leestenaars met een vrachtwagen en soms mochten ze hem vergezellen naar Antwerpen, naar de cinema of de piste. Leest had toen een goeie coureur, Stanne Huys, en die had veel supporters, waaronder Louis.
Tijdens de tweede wereldoorlog huwde hij, in 1941, met de boerendochter “Tille” uit de Blaasveldstraat en dat betekende meteen voldoende voedsel zolang die oorlog duurde. Hij herinnerde zich nog dat er in het werkhuis van zijn vader een verborgen ruimte was die dienst deed om al het werkgerief te verstoppen tijdens de oorlog en dat hij tijdens het herstellen van de vernielde Zennebrug zijn zaag in de rivier liet vallen. Geen gewone zaag, een ‘Scheffield’. Daar heeft hij veel spijt van gehad. In die periode vond hij een bootje in de Zenne. Daarmee heeft hij een dag lang mensen van Schonenberg over het water gezet. Hij deed dat gratis maar allemaal gaven ze wat geld en Louis had nog nooit zoveel verdiend…
Tijdens die oorlog is hij ook zwaar ziek geweest. Een zware longontsteking zorgde ervoor dat hij zelfs dubbele rantsoenzegels ontving. In “De Band”, de periodiek van Milac (december 1979), schreef zijn broer Frans dat Louis in die tijd een elektrische machine geconstrueerd had om aardappelen te malen tot een heel fijne spijs waarna die spijs dan gedroogd werd zodat men aardappelbloem bekwam. Vele Leestenaars hebben toen beroep gedaan op de broers Teughels en de machine van Lowieke.
Van zijn 17de tot zijn 65ste werkte Lowieke onafgebroken in de schrijnwerkerij. Tot in de jaren ’60 wel zes dagen per week. Met zijn broer Frans stond hij ook in voor de decorbouw van de plaatselijke toneelkring. Hun vader had de danszaal verbonden met het werkhuis en er één grote ruimte van gemaakt. Daags voor een toneelvoorstelling of een teerfeest werd de scene boven de machines opgebouwd en gingen de tafels langs de kant, de schrijnwerkerij was getransformeerd tot een feestzaal. Ook het blinderen van de ramen van het hoogkoor bij overlijdens in de kerk behoorde tot zijn taken. De doodskisten werden trouwens zeer lang door de schrijnwerkerij zelf gemaakt. In eik of den met houten paneeltjes en binnenin bekleed met wit crêpe papier. De onderste randen van de kisten werden dicht gegoten met pek en voor het vullen van de hoofdkussens gebruikte men houtkrullen. Vaak moesten ze er hun zondagvoormiddag voor opofferen. Ook de kerststal werd door Louis geplaatst en aan de plaatsing van het beeld van de heilige Cornelius met de omheining in de kerk tijdens ‘Posse Leest’ heeft Louis ook vele jaren geholpen.
In 1950 verhuisde Louis naar de Blaasveldstraat nummer 36, naar de woning van zijn schoonouders. Daar was ruimte zat en toen begon hij aan auto’s te sleutelen. Een motor uiteenhalen gebeurde op de keukentafel en samen met zijn neef veranderde hij motors van vrachtwagens. In die periode reed hij met een blauwe DKW waarmee hij jaren na elkaar een communicant naar de kerk bracht. Tot één van zijn zonen er voor zorgde dat zijn wagen, na een fataal spelletje ‘water en slijk tanken’ nog enkel rijp was voor de sloop en de DKW kreeg een nieuwe bestemming als kippenhok. Daarna volgde een zwarte Austin waarvan het stuurwiel zich rechts bevond, een bezienswaardigheid in het dorp. Die wagen kwam uit Engeland en hij had die aangekocht bij de Zwaantjes in Brussel. Wat later kwam hij weer op de proppen met een DKW, ditmaal een rode, wat voor zijn zonen het geschikte voertuig was om hun lief te bezoeken. Een groot gat in het chassis : geen probleem daar werd gewoon een doek opgelegd. Ook verschillende Warthburgs werden versleten. Tijdens een familie uitstap naar zee waren er enkele lekke banden te veel aan geweest en om thuis te geraken werd er hooi in de band gestopt en dat werkte…
Vervolgt...
Foto’s : -Louis en zijn echtgenote Maria Mathilde Absillis “Tille van de Waisj”. -Familie Teughels-Absillis. Boven van links naar rechts : zoon Theo met echtgenote Stef, Tille, Louis, zoon Arnold, Marina naast haar man Frans en Erna, de echtgenote van Jan Teughels. Onderaan : kleinkinderen Wim, Johan en Noël en rechts zoon Jan. -Louis was een supporter van de plaatselijke wielervedette Stanne Huys. -De schrijnwerkerij maakte ook doodskisten : kopie uit “het schrijfboek voor aanduidingen van het werk en levering” van Dore Teughels.
Portret van Louis Teughels, de oudste man van Leest.
Ter info :
Kleine wijziging - de beloofde persoonlijke herinneringen van Rafke Selleslagh volgen, na het portret van Louis Teughels. Geïnteresseerden in het boekje "Eddy Van Hoof, wielertalent uit Leest" kunnen dit nog steeds verkrijgen aan 12 euro op mijn adres. Marcel.
Louis Teughels, de oudste man van Leest
Op 3 augustus 2014 was Leest alweer een honderdjarige rijker : Louis Teughels uit de Blaasveldstraat.
Dat ging niet onopgemerkt voorbij. Zijn woning werd versierd en heel de straat was in feeststemming. Velen kwamen de eeuweling gelukwensen. Ook de fanfare kwam langs voor een serenade.
Tijd om de schijnwerpers eens te richten op de oudste mens van Leest en zijn achtergrond.
Schrijnwerkersfamilie
“Lowieke van Dore” is een afstammeling van de bekende schrijnwerkersfamilie uit het Dorp. Decennialang was schrijnwerkerij Teughels daar een begrip en de mannen van Teughels waren begenadigde stielmannen.
De bekendste telg Noldus (°Leest 7/2/1853, +10/1/1924) was naast schrijnwerker ook herbergier en van 1889 tot aan zijn overlijden in 1924, gemeenteontvanger. Hij woonde in “Den Rooselaer” op het Dorpsplein. Het werkhuis van zijn schrijnwerkerij stond achter het huis en was gebouwd op de kerkhofmuur. In 1927 zou zoon Theodoor (“Dore”) de zaal, die bij het woonhuis hoorde, verbinden met het werkhuis en er één grote polyvalente ruimte van maken. Naargelang de omstandigheden deed ze dan dienst als schrijnwerkerij of als feestzaal. Daags voor een toneel of een teerfeest werd het decor tussen en boven de machines geïntegreerd, gingen de werktafels langs de kant en de feestzaal was beschikbaar.
Trien Beullens (°Leest 20/6/1855, +Mechelen 24/8/1929) volgde haar man op als gemeenteontvanger : “Ingezien de lange jaren trouwen dienst van wijlen heer Teughels besloot de Gemeenteraad om de wedde van zijn weduwe te bepalen op de som door wijlen haren man als dusdanig genoten, hetzij a rato van 3.400 frank per jaar...”(Gemeenteraad van 12 januari 1924).
Adriaan Theodoor “Dore” Teughels (°Leest 7/9/1890, +Leest 11/9/1966) zette de zaak van zijn vader verder. Hij huwde met Emma Blommaerts uit Sint Katelijne Waver die hem tien kinderen schonk waarvan er acht in leven bleven.
Op 3 augustus 1914 werd Louis (“Lowieke van Dore”) geboren, als tweede in de rij. Met zijn broer Frans “Susse” zette hij de zaak verder. Frans, binnenhuisarchitect, bouwkundig tekenaar, schilder, tekenaar, verzamelaar van getekende wegenkaarten en veelschrijver, was multigetalenteerd. Zijn cursiefjes in “De Band” werden zeer gesmaakt. Een andere broer Juul bracht het tot schoolhoofd in Kapelle op den Bos en een zus van Louis, Maria, huwde Aloïs Hendrickx, jarenlang hoofdonderwijzer in de stedelijke jongensschool van Leest.
In 2003 heb ik hem voor het eerst geïnterviewd. Hij was toen 89 en ook toen al de oudste inwoner van Leest. Lowieke interviewen was geen sinecure, hij was zeer bescheiden en geen prater, het kostte enige moeite hem op gang te krijgen. Wat mij toen vooral opviel, Lowieke leefde voor 100 procent in het heden, wat voorbij was, was voorbij, kon niet meer veranderd worden en wat de toekomst in petto had, die moest ge maar nemen zoals ze kwam. Hij leefde in harmonie met zichzelf en met de rest van de wereld en elke dag ervoer hij als een geschenk.
Naar aanleiding van zijn eeuwfeest in 2014 schetste ‘Kerk en Leven’ (20/8) onder de titel ‘Eeuweling Louis Teughels’ ook een portret van de krasse ouderling. Ik heb beide verslagen samen gebracht teneinde een completer beeld te krijgen van zijn levensloop.
Met zijn vrouw, haar officiële naam was Maria Mathilde Absillis, maar iedereen noemde haar “Tille van de Waisj” (°Leest 20/12/1916, +Mechelen 21/6/1984) zette hij vier kinderen op de wereld : vier prachtige zoons, mannen met handen aan hun lijf, zoals hijzelf.
De oudste Theo (°1942) was een bekwaam meubelmaker in een Mechelse firma en ging in 1978 in het onderwijs. Elf jaar avondschool maakte van hem een expert in het ontwerpen en fabriceren van meubelen en ook sierboetseren en ornamentstekenen had voor hem geen geheimen. Theo huwde met de Sterrebeekse onderwijzeres Stef Machtens. Zij kregen twee kinderen : Luc en Wim.
Jan (°1944), de tweede zoon, studeerde af als onderwijzer en gaf jarenlang les aan de stedelijke jongensschool te Leest. Ook hij is een vat vol talent : zijn woning, naast de pastorij in de Pastoor De Heuckstraat, werd eigenhandig door hem gebouwd. Metserij, bezetting, voegwerk, elektriciteit, schrijnwerkerij...Jan deed het allemaal zelf ! Jan huwde Erna Verhaegen uit Hever-Schiplaken. Ook zij hebben twee zoons : Johan en Noël en een kleindochter Floore.
Zoon Arnold (°1951) is een even handige Harry als zijn broers en werkte jarenlang als smid aan de stad Mechelen. Arnold huwde Marina Eeckeleers. Dit echtpaar kreeg 3 kinderen : Vanessa, Geert en Glenn.
Benjamin Frans (°1954) eindigde ook in het onderwijs, ook hij gaf, zoals zijn broer Theo, houtbewerking aan TSM Mechelen. Frans huwde Carine Van Rompay die hem twee zonen schonk : Yves en Kris.
Vervolgt.
Foto’s : -3 augustus 2014 : de versierde woning van de honderdjarige. -100, ’t is niet iedereen gegeven… -Ook de buren lieten zich niet onbetuigd. -Louis tussen zijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. -Zijn grootouders met hun kroost : achteraan van links naar rechts : Trien Beullens, haar man Noldus Teughels en dochters Marie en Clotilde. Zittend : de zonen Dore (Theodoor, de vader van Louis), Frans, Henri en Louis.
Nadien kwam de Namibwoestijn met de drukbezochte Sossusvlei aan de beurt. Bij zonsopgang kleuren de zandbergen van beige naar donkerbruin, adembenemend mooi.
Wij logeerden in Swakopmund in het hotel Zum Kaiser en deze stad ademt letterlijk en figuurlijk “Das Deutsche Reich” uit. In 1884 wordt Namibië een Duitse kolonie, in 1915 na de eerste wereldoorlog, komt het onder Zuid-Afrikaans bewind en na veel poespas wordt Namibië in 1990 onafhankelijk.
De officiële taal is het Engels maar zonder problemen toveren ze nog Duits en Afrikaans uit hun hoed.
Hier zijn wij een voormiddag op zee geweest en kwamen de pelikanen zonder schroom vis uit onze handen eten en installeerde zich een zeerob op onze tafel. Als toetje werden ons verse oesters geserveerd. Namibië levert over de ganse wereld oesters behalve in Europa omdat wij onze eigen markt willen beschermen.
Ons rest nog een bezoek aan 2 grote wildparken Etosha en Erindi. Op weg naar Etosha maakte onze bus een tussenstop en kinderen, nog gekleed met een paan en de meisjes met een zwart lint om hun beginnende borstjes te bedekken, liepen naar onze bus en indachtig wat onze gids elf jaar geleden zei: geef ze niets, maak van ons volk geen bedelvolk maakte ik die opmerking bij de medereizigers die de koekjestrommel al bovenhaalden. Dit werd ook beaamd door onze gids. De bus vertrok en wij werden vergast op middenvingers en vuisten.
Etosha was een streling voor het oog en wij wisten niet waar eerst te kijken, leeuwen, jakhalzen, springbokken, zebra’s, giraffen, olifanten, elanden, oryk’s, koedoes, struisvogels, trappen, arenden en neushoornvogels kleurden onze dag. Het mooiste tafereel dat ik zag was een gevlekte hyena die op stap was met haar twee jongen en deze wilden absoluut hun buikje vullen. Voor onze ogen op een 20-tal meters van de jeep lei ze zich op haar zij en genoten de jongen met volle teugen van de moedermelk.
In Erindi lag de lodge vlak bij een drinkput en het was er een drukte van je welste. Nijlpaarden, maraboes, wilde honden, olifanten enz. zaten als het ware aan onze achterdeur. Erindi is een wildpark waar ook bavianen, leeuwen, cheetah’s, wilde honden, caracals en luipaarden leven die niet bekwaam zijn om in het wild te leven omdat ze een tijdje deel uitmaakten van de mensenwereld en zelfs niet kunnen jagen. Ik heb zelfs een caracal gestreeld, de cheetah’s lagen te spinnen en menig bruidspaar staat samen met hen op de foto.
Dit wildpark wordt gesteund door Angelina Jolie en Brad Pitt.
Hier zag ik ook neushoorns en om te voorkomen dat ze, omwille van de hoorn afgeslacht zouden worden, waren de hoorns al afgezaagd.
Een paar maanden geleden hadden ze op de luchthaven van Windhoek een Chinese vrouw aangehouden. Omdat de bagage zo zwaar was werd haar gevraagd om de koffer open te maken en buiten drugs vonden ze ook nog 12 hoorns. Zoals in vele Afrikaanse landen hebben de Chinezen ook hier voet aan de grond gezet en de Namibiërs zijn daar niet gelukkig mee. Ze ondermijnen de economie en de straten die ze aangelegd hebben hun beste tijd al gehad.
Ondertussen zijn wij aan het einde van onze trip en zet onze gids Jean ons af aan de luchthaven van Windhoek. De familienaam van Jean is Duplessis. Zijn voorouders waren verwanten van kardinaal Richelieu en ook Hugenoten. Bij het uitbreken van de Franse Revolutie in 1789 moesten zij vluchten en zijn via Nederland in Zuid-Afrika terecht gekomen. Daar begonnen zij met het aanleggen van een wijnplantage.
Het thuisfront lonkt, het vliegtuig wacht en via Frankfurt komen wij rond 13u. in Zaventem aan en dit in volle kerstfeestkoorts.
Ik heb het gevoel dat Namibië één van de stabielste landen is van de hoorn van Afrika. Alida Polfliet.
N.B. van samensteller : alle foto’s van de wilde dieren werden eigenhandig door Alida genomen.
Foto’s : -De pelikanen kwamen zonder schroom vis uit de handen van de toeristen eten. -Koning leeuw. -In het dierenpark Erindi kon Alida een caracal strelen. -Een luipaard. -Neushoorns met afgezaagde hoorns om hen te beschermen.