Via hun zoon Hugo, een vriend die me al vaak geholpen heeft met weetjes over Leest, kwam ik in contact met zijn ouders Rik en Josephine Lauwens-Polfliet. Telgen uit twee oude en respectabele Leestse families. Er werd een afspraak gemaakt en op 14 november 2014 mocht ik voor het eerst langskomen. Ze ontvingen me zeer gastvrij in hun gezellige woonst aan de Kouter en Rik en Josephine hadden zoveel te vertellen over hun rijk gevuld leven dat het niet bij die ene afspraak zou blijven. Vooral Rik is een praatvaar. Aanvankelijk schoorvoetend maar eens op gang transformeerde de diesel in een sneltrein, daarbij geholpen door zijn eega die af en toe wat toevoegde en verduidelijkte. Beide tachtigers beschikken nog over een feilloos geheugen en ik kreeg van hun beider families zoveel informatie te verwerken dat ik die geïmplementeerd heb in aparte items, aangevuld met toelichtingen van familieleden zoals Alida, Antoon, Patrick en Hugo Lauwens, stamboomspecialiste Lieve Huysmans en de Kronieken van Leest.
Familie Lauwens
Het mammoetwerk van Patrick Lauwens
Patrick Lauwens uit Berlaar bouwde een indrukwekkende website op van zijn familie en aanverwanten : www.laurentii.be
De genealogie van de naamdragers “van Laurentius” begon met een zoektocht naar de families Lauwens in het vroegere hertogdom Brabant, in België en in Nederland. Livien Lauwens uit Kapelle-op-den-Bos bracht zijn stamboom in kaart tot Peeter Lauwers, een voorouder die in 1655 te Leest huwde met Johanna Persoons. Lauwens en Lauwers bleken algauw varianten van dezelfde familienaam. Tot die bevinding was ook Lucien Lauwers uit Scherpenheuvel gekomen. Lucien had er toen al meer dan twintig jaar archiefonderzoek op zitten. Er bleken ook andere varianten in de familiegeschiedenis voor te komen: Lauwereyns, Laureys, Lauwaert(s), Lauwen, Lawen(s), Laurens,... Daarom koos Patrick voor de verzamelnaam "Laurentii" voor zijn project, de Latijnse benaming voor alle naamvarianten. Om deze informatie te kunnen delen, kreeg deze website vorm. De informatie gaat terug tot 1410. Op deze website kan men de Hombeeks-Leestse tak in het hertogdom Brabant terugvinden tot bij een nazaat van Deense Vikings, kruisvaarder Odin Lauwereyns, die werd vermeld in 1247 in Brugge in het graafschap Vlaanderen. Nakomelingen weken uit naar het hertogdom Brabant tijdens de daaropvolgende eeuwen.
De Hombeekse stamlijn gaat terug tot Geert Lauwers, rentmeester voor de hertogen van Brabant te Kapelle-op-den-Bos, geboren in 1440. Vanaf de 16de eeuw zijn de gegevens van deze familie volledig gedocumenteerd en van dan af is er sprake van de Hombeeks-Leestse tak. Aan de hand van verschillende bronnen reconstrueerde Patrick de gezinnen en de resultaten werden stelselmatig verwerkt per gemeente, per landstreek, per land of per parochie. De vele teruggevonden verhalen werden chronologisch gerangschikt en er werd ook aandacht besteed aan de geneografie : origine volgens DNA.
Vervolgt.
Foto’s : -Leest. -Rik en Josephine Lauwens-Polfliet. -Hugo Lauwens. -Rik en Josephine met rechts op de achtergrond de wapenschilden van de families Lauwens (onderaan) en Polfliet (bovenaan). -Patrick Lauwens.
Vervolg en slot van “Terugblik op mijn kindertijd in Leest”.
De meeste jongens en meisjes van mijn generatie hebben nooit oorlog, honger, koude, noch werkloosheid gekend en onze materiële situatie is als maar verbeterd. Ons leven verschilde in veel opzichten van dat van de hedendaagse jeugd. Als kind zaten we in een auto zonder gordel en zonder airbags. Aids bestond nog niet en ADHD moest nog benoemd worden. Konden wij nog ongestoord op de straat spelen omdat het veiliger was en in een tijd waarin iedereen iedereen kende en de mensen elkaar hielpen waar mogelijk, dan krijgen de kinderen van nu veel meer kansen en vrijheid. Kleding en speelgoed in overvloed, op vakantie gaan is vaak een ‘happy problem’, waar gaan we dit jaar naartoe ? Ze hebben de keuze uit verschillende sportclubs en jeugdverenigingen, hebben minder religieuze verplichtingen, minder taboes. Lijfstraffen en kinderarbeid zijn afgeschaft en alles is veel gemoedelijker en menselijker geëvolueerd. De jeugd is ook mondiger geworden, sneller volwassen en heeft overal meer inspraak. Daartegenover staat dat zowel kerk als school aan gezag hebben ingeboet. Dat de politiek niet meer wordt vertrouwd en het gezin zijn rol niet meer speelt. Ook jeugdverenigingen weten vaak niet meer op welke koord te dansen. Het teveel aan mogelijkheden leidt bij de kinderen soms tot keuzestress. Dat begint al bij de overvolle kleerkast van de kleuters : ‘Wat wil je aan vandaag ?’ En welke sportclub moeten ze uitkiezen. Gaan ze naar het judo, turnen, volleybal of dans ? Valt dit te combineren met de muziekles ? En dan is er nog playstation, nintendo, de computer, internet, iphone… En de 101 verschillende zenders op televisie…
Ook de rol van de ouders is veranderd. Vroeger gebeurde opvoeden meer instinctief en waren er weinig moeders die buitenshuis werkten. Ouders van nu worden overladen met informatie over opvoedingsmethodes die zichzelf vaak tegenspreken en iedereen heeft zijn mening over de beste aanpak. Dat was vroeger veel simpeler.
Ook de leefomgeving is fel gewijzigd. Sinds 1950 is de bevolking in ons land met 35% aangegroeid. In 1948 telde Leest 1864 inwoners, in 2003 waren er dat 2815, een aangroei van 51%. Laten we ook de groeiende multiculturaliteit niet uit het oog verliezen, 60 jaar geleden waren er amper moslims in ons land en was er van een terreurgroep zoals IS totaal geen sprake. Mijn leeftijdgenoten en ik werden in onze jeugd niet geconfronteerd met stressvolle gebeurtenissen die ons gevoel van veiligheid verbrijzelden. In onze contreien was het wachten tot het begin van de jaren ’70 op de “Vampier van Muizen” en begin jaren ’80 op de “Bende van Nijvel” en de “CCC” (Cellules Communistes Combattantes).
Maar uit alle objectieve data blijkt dat de Vlaming nooit rijker en gezonder is geweest dan tegenwoordig. Kinderen die thans geboren worden zullen gemiddeld langer leven dan elke generatie voor hen.
"De jeugd van tegenwoordig houdt alleen maar van luxe, heeft slechte manieren en veracht de autoriteit. Ze heeft geen respect voor oudere mensen…” Dit zou een uitspraak van een generatiegenoot van mij kunnen zijn, maar het is er één van Socrates, van pakweg 2400 jaar geleden. Als dat iets leert, is het wel dat er eigenlijk helemaal niks verandert. Jeugd zal altijd jeugd blijven en zo keken en kijken vorige generaties naar jongere…
Alles heeft zijn voor- en nadelen, zo ook de periode waarin iemand opgegroeid is. Als je het mij vraagt opgroeien vroeger of nu, ik zou niet kunnen kiezen…
Marcel Van Hoof.
Het Dorp
Thuis heb ik nog een ansichtkaart Waarop een kerk, een kar met paard Een slagerij, een juffrouw op de fiets Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets Maar het is waar ik geboren ben Dit dorp, ik weet nog hoe het was De boerenkinderen in de klas Een kar die ratelt op de keien Het raadhuis met een pomp ervoor Een zandweg tussen koren door Het vee, de boerderijen
En langs het tuinpad van m’n vader Zag ik de hoge bomen staan Ik was een kind en wist niet beter Dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
Wat leefden ze eenvoudig toen In simp’le huizen tussen groen Met boerenbloemen en een heg Maar blijkbaar leefden ze verkeerd Het dorp is gemoderniseerd En nou zijn ze op de goede weg Want ziet, hoe rijk het leven is Ze zien de televisiekwis En wonen in betonnen dozen Met flink veel glas, dan kun je zien Hoe of het bankstel staat bij Mien En d’r dressoir met plastic rozen
De dorpsjeugd klit wat bij elkaar In minirok en beatle-haar En joelt wat mee met beat-muziek Ik weet wel het is hun goeie recht De nieuwe tijd, net wat u zegt Maar het maakt me wat melancholiek Ik heb hun vader nog gekend Ze kochten zoethout voor een cent Ik zag hun moeders touwtjespringen Dat dorp van toen, het is voorbij Dit is al wat er bleef voor mij Een ansicht en herinneringen
Toen ik langs het tuinpad van mijn vader De hoge bomen nog zag staan Ik was een kind, hoe kon ik weten Dat dat voorgoed voorbij zou gaan.
Wim Sonneveld
Foto’s : -Op weg naar de volwassenheid. Deze foto sierde mijn eerste paspoort. -De auteur in een meer recente tijd. -Een ansicht met herinneringen...
Hierna worden Rik en Josephine LAUWENS-POLFLIET, samen met hun families, in de schijnwerpers gezet, telgen van twee prominente Leestse geslachten. Daarna volgen nog honderden paginas met aanvullingen…
Op zondagnamiddagen kwam heel de familie bij elkaar bij grootmoeder Tien in de Blaasveldstraat. Terwijl de mannen kaartten of luisterden naar de voetbaluitslagen op de radio met hun pronostiek van Prior bij de hand, speelden de vrouwen met de ‘lotjes’ of zaten met hun voeten rond de Leuvense stoof gezellig te keuvelen. ‘Bon’ had een heel arsenaal oude liedjes die ze met graagte zong. Vooral het ‘vlooienlied’ zal me altijd bijblijven :
“Vrienden ik zal u gaan verklaren, ’t is voorwaar ne viezen toer, Hoe dat ik zijn gevaren, hoe die vlooien geven snoer. En ze willen toch niet verhuizen, daar zitten er wel duizend in ons bed. Ze bijten nog erger dan de luizen en springen in mijne nek.
Rik tak, rik tak, rik tak, ik lig niet op mijn gemak en ze geven maar knap op knap En ze waren nog zo gezond van te bijten aan mijn kont.
De eersten die mij kwamen te plagen, dat waren gasten uit de Kongo, Ze waren zwart gelijk ne moren, elke vlo woog ne kilo. Hunnen bek was fijn geslepen ging er door gelijk een snoer, Vrienden ge moogt het zeker weten, het is voorwaar een paardentoer.
Rik tak,…
Dan kwam er een oude weegaal, hij was voorzeker wel honderd jaar. Hij had ne gang lijk een oude peter ’t was ne Gentse moordenaar. Hij deed zijn ronde langs mijn ooren en hij danste daar ne wals, Dan begon hij straf te boren en te bijten in mijne hals.
Rik, tak…”
Deze tekst, en nog vele andere, heeft ze ooit voor me neergeschreven. Die liedjes bracht ze ook op de samenkomsten van de Leestse gepensioneerden. Soms liet ze haar hondjes kunstjes uitvoeren. Die konden op bevel gaan zitten en opstaan, een pootje geven en ook dansen en daar was ze fier op. Elke samenkomst werd besloten met een gemeenschappelijke maaltijd : ‘balletjes met pruimen’, uiteraard op grootmoederswijze…
Soms mocht ik bij mijn andere grootouders logeren in Blaasveld, in de woning die we thans betrekken. Dat was daar een drukke bedoening met de winkel en de bakkerij. Met mijn neven Jan en Eddy gingen we zwemmen in het openluchtbad van Willebroek op de Dr. Persoonslaan, later afgebroken en omgevormd tot postkantoor dat daar intussen ook al verdwenen is. Ik kon toen nog niet zwemmen maar dook wel al van de driemeter plank met een fietsband. Terug thuis werden we opgewacht door ‘Moemoe’ met een halve meter boterhammetjes, dik besmeerd met ‘goei boter’ en perenstroop. Die berg ‘bokes’ smolt als sneeuw voor de zon. Moemoe was een verwenner en vaak maakte zij voor ons ‘koekskes met boter’, dan liet ze petit beurs smelten in warme melk en daar een flinke klad van weer die ‘goei boter’ er overheen…
Op zaterdagavond gingen we naar de boerderij van Fikske Van de Vondel in de Bezelaarstraat waar je op primitieve houten banken voor vijf frank kon genieten van den Dikke en den Dunne en andere Charly Chaplins. Willebroek bezat in die tijd drie bioscopen : de Palace en de Rio in de Nieuwstraat en de Cinex in de A. Van Landeghemstraat, waar thans het Volkshuis is gevestigd. Met tante Janet en haar vriendin Philomene trokken we er te voet naartoe. Per vertoning werden er, naast het nieuws van Belgavox, twee films afgespeeld : een zogenaamde B-film en een hoofdfilm.
‘Vava’, mijn grootvader langs moederskant, heb ik vaak vergezeld op zijn bakkersronde. Hij reed met een Renault Dauphine die achteraan vol brood gestouwd was. Zij ronde startte in Blaasveld en liep over Heffen, Heindonk, Willebroek en Tisselt.
De ‘Mees’, zoals hij genoemd werd, was een aimabel man, attent, behulpzaam en een enorme werker. Hij was te Leest geboren in de Kleine Heide als zoon van een landbouwer die op zijn beurt een zoon was van een boswachter uit Steenhuffel die in dienst was van een graaf uit Londerzeel.
Vervolgt…
Foto’s : -De katholieke gepensioneerden van Leest in de jaren ’50. Links onderaan grootmoeder Florentien ‘Tien’ De Schoenmaecker. -“Bon” met haar hondjes. Links haar dochter Jeanne. Onderaan kleindochter Josée Tourné. -Mijn grootouders langs moederskant : Jan Baptist Mees en Sofie De Schoenmaeker. -Fikske Van de Vondel was gebeten door de filmmicrobe.
Een barbecue zoals we die nu kennen bestond nog niet. Met een kuil en daar wat bakstenen omheen kwamen we dicht in de buurt. Op het menu vooral haring. Eensgezind werd door de buurt ‘crème-glace’ en ook bloedpensen gemaakt. Iedereen droeg zijn of haar steentje bij en het artisanaal eindproduct was authentiek en buitengewoon lekker. Het toestel om ‘crème-glace’ te maken leek op een houten emmer met binnenin een metalen wand. In de emmer zat een koker met daarrond ijs. In de koker werd een mengsel van verschillende ingrediënten gedaan en deze koker werd met behulp van een hendel rondgedraaid tot de crème ‘ijskreem’ werd.
Toentertijd werden de varkens nog op de boerderij geslacht. Maandenlang was aan het mesten van de krulstaart de nodige zorg besteed en even lang was er reikhalzend uitgezien naar het ogenblik waarop hij zwaar genoeg werd bevonden om gekeeld te worden. Alles van het varken werd gebruikt. Met de ogen kon je knikkeren, de darmen werden gebruikt om worst van te maken, de hammen gedroogd en in de kelder opgehangen. Het vet dat vrij kwam tijdens het bakken van spek, werd bewaard om ander vlees te braden of om op de boterham te smeren, een pure cholesterolbom maar lekker en voedzaam. Voor de kinderen was het belangrijk om de varkensblaas te bemachtigen. Daarmee kon men voetballen, gaan zwemmen en ook rommelpotten fabriceren.
Als kind was ik altijd geboeid door het ritueel van koffie maken door mijn grootmoeder. Ze gebruikte daarvoor een oude vierkanten houten koffiemolen, zette die tussen haar knieën en draaien maar. De aroma’s die toen bovenkwamen, hemels…
Groenten werden gesteriliseerd en van aardbeien, pruimen en kersen werd confituur gemaakt. De potten werden afgedekt met een laagje parafine. Ook taarten werden meestal zelf gebakken en kroketten zelf gemaakt : puree met verse boter en eieren, dan door het ‘kroketmachien’, op maat snijden, vervolgens door het eiwit en de ‘chapelure’ en klaar was kees.
1955 was een turbulent jaar op politiek vlak. Niet enkel voor België, ook voor de gemeente Leest en ditmaal waren het niet de Sussen tegen de Blekken, maar katholieken eensgezind tegen socialisten en liberalen. Het jaar voordien had de socialistische minister Collard de hele onderwijspolitiek herzien en de tweede ‘Schoolstrijd’ was een feit. Leo Collard probeerde dat jaar de toename van de subsidies aan het vrije middelbaar-, technisch- en normaalonderwijs uit de vorige homogeen-katholieke regeerperiode terug te draaien, en bovendien de wedden rechtstreeks aan de leraren uit te betalen, hetgeen tot een hevige reactie van het vrij onderwijs in België leidde. Collard liet een groot aantal rijksscholen bouwen. De leerkrachten werden door hem verplicht in het bezit te zijn van een diploma zodat talrijke niet gediplomeerde priesters niet meer in aanmerking kwamen om les te geven. Het protest aan kerkelijke zijde tegen de wet-Collard was zeer hevig en er kwam zowel in het parlement als op de straat een hevige oppositie op gang. Gevolggevend aan de oproep van het ‘Comité voor Vrijheid en Democratie’ richtten de verschillende katholieke Leestse organisaties op 1 maart 1955 een eigen comité op. Die protestbeweging maakte er onmiddellijk werk van en op 20 maart trok er een proteststoet door het dorp met meer dan 250 deelnemers waaronder de leden van de twee fanfares, de Chiro, de Kwb… Er werd geronseld om deel te nemen aan de mars op Brussel en de betoging te Antwerpen. Op 24 maart moesten alle ouders hun kinderen thuishouden van school en nadat de toenmalige CVP-voorzitter Theo Lefévre een oproep had gedaan aan de katholieke ouders om hun spaargeld bij de ASLK weg te halen maande het Leestse comité de ouders aan om niet langer aan schoolsparen te doen. Wij, als kinderen, begrepen er niet veel van. De slogan ‘Collard buiten !’ is me altijd bijgebleven evenals de verbranding van een ‘Collardpop’ in het dorp na de terugkomst van een betoging. De voorzitter van het comité, Jan De Prins, werd verwelkomd als een held. Hij was door de ordediensten opgepakt en in de amigo gegooid. Andere helden waren Fons De Smet, Julien Piessens en Felix Polfliet die kennis hadden gemaakt met ‘de sabel en de matrak’ en Frans Van Neck die een hoef van een Rijkswachtpaard op zijn voet had gekregen… Ik herinner me nog de wapperende zwarte vlag uit de galmgaten van de kerk, de vele plakbrieven en de slogans die op de openbare weg gekalkt waren…
In 1955 werd in Leest een ‘Korps voor Burgerlijke Bescherming’ (Ook ‘Passieve Luchtbescherming’ genoemd, de latere ‘Civiele Bescherming) opgericht. Aan de basis van de oprichting in België lag het bombardement van de burger bevolking in het Spaanse Guernica, in ’37 nog door Picasso vereeuwigd. Ik zie die mannen nog, onder leiding van hun overste Frans Neutiens, het gemeentehuis beklimmen met touwen. Alle kinderen van het Dorp keken met open mond toe.
Datzelfde jaar was er ook veel commotie in het dorp toen de secretaris beschoten werd, gelukkig zonder erg. Er volgde een reconstructie die heel wat volk lokte.
Wanneer ik de ‘Kronieken van Leest’ uit die periode er op nalees dan valt het op hoeveel landlopers er toen in het dorp rondliepen. Ze werden door mijn vader, vaak op eigen verzoek, overgedragen aan de Rijksweldadigheidskolonie van Wortel waar ze de winter op een behaaglijke manier konden doorkomen.
Vervolgt…
Foto’s : -De socialistische minister van onderwijs Leo Collard lag aan de basis van de tweede schoolstrijd. -De toenmalige voorzitter van de CVP Théo Lefèvre die later eerste minister zou worden. -Julien Piessens en Felix “Fé” Polfliet hadden kennis gemaakt met de sabel en de matrak van de rijkswacht. -De “Guernica” van Picasso.
Ik had het geluk dat mijn ouders graag op reis gingen. Een auto bezitten in het begin van de vijftiger jaren was geen evidentie. Mijn vader was echter, voor hij garde werd, automecanicien in een Mechelse garage en toen er zich een opportuniteit voordeed hapte hij toe en kon zo een Renault C4 uit 1946 op de kop tikken.
Een trip naar de Belgische kust of de Ardennen was toen nog een heus avontuur maar dat autootje bracht ons, soms met onverwachte averij, naar in die tijd exotische bestemmingen als Luxemburg, Duitsland, Zwitserland en de Spaanse grens, dit na een bezoek aan Lourdes. Nederland werd verschillende keren per jaar aangedaan. Boter, kaas, koffie, jenever en sigaretten waren daar veel goedkoper en die producten werden van Breda naar Leest gesmokkeld…
In Terneuzen gingen we krabben vangen. Een stok, een touw en een reep paardenvlees, meer hadden we niet nodig om die beestjes van tussen de golfbrekers te vissen. Ook de Efteling in Kaatsheuvel werd verschillende keren bezocht. Intussen is dat park uitgegroeid tot een themapark van wereldformaat met vele spectaculaire attracties maar toen was er enkel het Sprookjesbos, de authentieke draaimolens en schommels op het Anton Pieckplein en ‘Holle Bolle Gijs’ wiens kreet ‘Papierrr Hierrr’ zeer snel overal weerklank zou vinden.
Met de school gingen we ook op reis. Die schoolreizen waren meestal educatief van opzet. In Dinant bezochten we met onze klas ooit de Citadel en het historisch- en wapenmuseum.
De samenhorigheid onder de mensen was in die tijd ook groter dan nu. Samen reizen met de buren gebeurde frequent. In 1955 bezochten verschillende families uit het Dorp samen de Bloemencorso van Zundert (NL) en in ’58 de Wereldtentoonstelling in Brussel. Op die Expo heb ik toen voor het eerst in mijn leven en in levende lijve een zwarte medemens gezien. Ik was tien. Later, toen mijn vader me meenam naar de thuiswedstrijden van Racing Mechelen, keek ik vol ontzag naar ‘Zwette Jef’ met zijn borstbollen tegen de hoest. De man kreeg geregeld spotternijen naar zijn hoofd die hij steeds met een guitige glimlach beantwoordde.
Ook de moeders van de Scheerstraat trokken er samen en met hun kroost op uit. Met de fiets naar het Rijksdomein Hofstade of naar de fameuze speeltuin ‘De Koekoek’ in Aartselaar. Een speeltuin waar we op een gesloten circuit ongestoord tegen elkaar konden racen met go-carts en waar we voor het eerst kennis maakten met de loop- of draaitonnen en de ‘Vliegende Hollander’.
Mijn vader heeft zich als ‘garde’ nooit moeten doodwerken maar gerust was hij nooit. Zelfs niet als hij een dagje verlof had genomen, er kon altijd iets gebeuren en hij was de enige politieman op het dorp. Om die reden bouwde hij zich, begin jaren ’60, een kleine chalet in Westende, op een gloednieuw aangelegde camping. Er stonden amper 16 huisjes op de grote wei van de familie Soetaert toen het zijne klaar was en dat werd chalet 17. Zijn vriend en collega uit Heffen, Staaf Mampaey, kreeg niet toevallig chalet 18 toegewezen. Later opteerden de uitbaters van camping Westende voor de opstelling van stacaravans en zouden de meeste chalets afgebroken worden. In het kielzog van de twee gardes volgden vele streekgenoten waaronder de Leestse families Verschuren, Apers, Huybrechts, Van der Auwera, Ceuppens-Tourné, De Keersmaecker-Colpin, De Borger en nog vele anderen zoals de familie van eeuweling Stanne Van den Broeck. Deze laatste werd daar in de jaren ‘80 op onvergetelijke wijze gevierd als ‘oudste kampeerder van België’. Men sprak toen niet ten onrechte van Klein-Leest als men het over camping Westende had. Vaak zochten de Leestenaars elkaar op voor gezamenlijke activiteiten. Zo was ‘teppeschieten’, ook ‘flotschieten’ of ‘solschieten’ toen het meest in trek, dit zowel bij de mannen, de vrouwen als de kinderen. In dat spel plaatste iedere deelnemer een geldstuk van 1 frank op een wijnkurk (de ‘tep’) en de bedoeling was om met de sol (een koperen ronde schijf) de ‘tep’ om te gooien en de munten zo dicht mogelijk bij zijn eigen sol te krijgen.
Vervolgt…
Foto’s : -Met dit autootje doorkruisten we een flink stuk van Europa. -Idem met moeder en op de wagen met neef Eddy Meiremans. -Op de top van de Tourmalet met van l. naar r. : mijn ouders, ikzelf, neef Eddy Van Hoof, zijn ouders Elodie Selleslagh en Louis Van Hoof en achteraan Melanie Selleslagh en Edmond Polspoel. -Met de buren naar Zundert. Bovenaan van l. naar r. : Paula Solie, Victor Van Hoof, Frans Geerts, Maria Mees, Louis Van Hoof, Elodie Selleslagh. Midden : de baby Rudi Van Hoof en Maria Busschot. Onder : Clara Van Beveren, Yvonne Van Hoof, Greta Geerts, Eddy Van Hoof, Marcel Van Hoof en Celine Van Beveren. -Bezoek aan Lourdes. Links mijn moeder met mijn zus en broer. -Met de buren naar de Expo van 1958 in Brussel. Van links naar rechts : mijn vader die raak schoot, Clara Van Beveren, Yvonne, Maria Busschot en Celine Van Beveren. Onderaan mijn broertje. -Camping Westende begin jaren ’60. Eén van de eerste ansichtkaarten van deze camping. Rechts voor zijn chalet staat de garde van Leest met enkele familieleden. Het chaletje links ervan hoorde toe aan zijn collega uit Heffen. De meeste vakantiehuisjes op de foto zijn thans verdwenen en vervangen door luxueuze stacaravans die elke vrije meter van het kampeerterrein hebben ingenomen. -‘Flot- of Solschieten’ was erg in trek. Op de foto waagt Vic Verschuren een poging naar de kurk. Enkele Leestenaars kijken toe.
Terugblik op mijn kindertijd in Leest. - Dr. Stuyck.
Vervolg - Terugblik op mijn kindertijd in Leest.
Dokter Stuyck.
Nog een vertrouwde figuur uit onze jeugd was dokter Stuyck. Hij was zijn praktijk te Leest begonnen in het huis van Madame Voet aan de Sint-Jozefskapel in 1930. Achteraf bouwde hij z’n woning een tiental meter verder in de Dorpstraat.
Marcel Stuyck werd, als oudste van drie, geboren te Antwerpen op 11 augustus 1900. Een zusje stierf jong, een broer werd apotheker te Londerzeel en een andere werd pastoor te Lier. Marcel Stuyck studeerde aan het St. Jan Berchmanscollege te Antwerpen waar hij in 1918 het einddiploma behaalde van “Oudere Humaniora”. In 1925 behaalde hij het doctoraat in de geneeskunde aan de Katholieke Universiteit te Leuven. Te Boechout oefende hij praktijk uit van 1926 tot februari 1932. In 1931 huwde hij Maria Magdalena De Bot die hem vijf kinderen schonk : Els, Hugo, Lieve, Greet en Walter.
‘Stuyck’ bezocht zijn patiënten per fiets en zag hij iemand op het veld staan aan wie hij geboden had binnen te blijven, dan stak hij zijn vuist op. Aan het soldatenblad “De Band” verklaarde hij in 1954 waarom hij de fiets prefereerde :
“Wel, de fiets dwingt ons nog wat aan sport te doen en houdt ons fit. De fiets is een ontspanning en kan dienen om er rustig op na te denken en om eens rond te kijken naar het natuurschoon. Daarbij komt nog dat men dichter bij het volk staat en dat autorijden een aanhoudende spanning van de aandacht vraagt…”
In dezelfde periodiek schreef hoofdredacteur Jan De Decker : “In dokter Stuyck vinden wij een ware katholiek en een man van de daad. Eenvoudig en oprecht, nederig en loyaal, gewetensvol geneesheer en oppasser van zijn zieken : zo is onze dokter.”
“Stuyck” was een echte volksdokter en zijn vrouw rolde zijn sigaretten. De dokter trok ook tanden en draaide zelf zijn pillen. ‘Zachte heelmeesters maken stinkende wonden’ was zijn devies. Onze buur, Rik Van Beveren, vertelde me ooit dat hij eens met schele tandpijn zat. Mechelen was ver af en dokter Stuyck dichtbij. Zonder verdoving begon de dokter aan de zere tand te trekken en de sleuren… Brullend van pijn is Rik toen met stoel en al tegen de vlakte gedonderd maar de dokter gaf geen krimp. Met zijn knieën op de borst van zijn patiënt slaagde hij er uiteindelijk in de slechte kies te verwijderen…
Op school diende hij ook de vaccins toe tegen o.a. polio. Daar zag iedereen tegen op. Sommige kinderen trokken toen zelfs met ware doodsangst naar school. Ik herinner me nog dat die prikken op de speelplaats gegeven werden en dat vele jongens van hun stokje gingen…
Op kerstavond 1962 sloeg het nieuws in als een bom : dokter Stuyck was verongelukt. Op de Steenweg op Blaasveld te Heffen werd hij bij het oversteken van de baan verrast door een auto, tegen de grond gesmakt om zielloos te blijven liggen. Tweeëndertig jaar lang hadden de Leestenaars hem door het landschap zien fietsen. Op zaterdag 29 december werd hij, voorafgegaan door de K.Fanfare St.Cecilia en een massa volk, ten grave gedragen. De kerk van Leest was veel te klein om alle rouwenden op te vangen en op het gemeentelijk kerkhof volgden nog ontroerende afscheidsgroeten uitgesproken door Gust Lauwers en door de Voorzitter van het Geneesherenverbond. Marcel Stuyck was amper 62.
Vervolgt…
Foto’s : -Dokter Marcel Stuyck. -Deze vacature verscheen in september 1938 in een Mechelse krant. -Nog enkele herinneringen aan de populaire dokter : een ziektebriefje, een bewijs van inenting, een overlijdensverklaring, een ereloonafrekening (van verstrekte medische zorgen aan mijn overgrootvader), zijn doodsbrief en gedachtenisprentje.
Leest had toen ook zijn wielervedetten : Frans Croon, Louis en Frans Selleslagh, Miel Ceuppens, Maurice Van Camp, Stanne De Prins, Lowieke Geets...
In 1954 werd op de Heide de wielerclub ‘de Croons’vrienden’ opgericht en datzelfde jaar kreeg het Dorp ook zijn club : ‘Het Vliegend Wiel’.
Het jaar nadien organiseerde men in zaal ‘St.-Cecilia’ een sportavond met verschillende plaatselijke vedetten waaronder de KV Mechelen coryfee Torke Lembrechts. Hoogtepunt van de avond was de ‘koers op rollen’ tussen de renners van Leest.
Er werden regelmatig wedstrijden georganiseerd, vnl. voor nieuwelingen en liefhebbers. Ook de cyclo-crosswedstrijden in Leest trokken veel volk.
In 1953 won Roger De Clercq, vader van de latere wereldkampioen en coach Mario, een veldrit voor beroepsrenners in het dorp. De Leestenaars supporterden voor de vedetten van de streek, Rene De Rey en Frans Feremans, deze laatste was jarenlang ‘facteur’ in Leest.
Een andere vedette, vooral van de kinderen uit het Dorp, was ‘Jangske den Bakker’. Jan Baptist De Smedt, ook ‘de Giele’ genoemd en zijn vrouw Virginia ‘Virske’ Van Crombruggen waren echte dorpsfiguren. Zij woonden op het Dorpsplein, tegenover de herberg ‘De Zwaan’ van ‘Emerence van de Croes’. ‘Jangske’ was vanaf zijn prille jeugd een Uilenspiegel en met zijn fratsen op de Leestse schoolbanken werd jaren later nog gelachen. Als volwassene ontpopte hij zich tot een onverbeterlijke optimist met een onverwoestbaar goed humeur en een grote kindervriend. De kinderen iets beloven was zijn lust en zijn leven. Paardjes, ezeltjes, koetjes, konijntjes…Jangske zou er voor zorgen. Geen enkel kind heeft het ooit gekregen, want dan was het plots gestorven, het was gaan lopen of het had maar drie pootjes meer…Jarenlang bakte het echtpaar brood en voerde het uit. Later schakelden zij over op melk. De helft van hun leven hebben ze, met paard en kar, Mechelen bevoorraad.
Als je toen aan een Leestenaar gevraagd had naar Jan Baptist De Smedt bleef die het antwoord schuldig. Haast iedereen had een bijnaam, ik citeer uit het vuistje : “Den Disser”, “Heinke van Tien”, “De Plekker”, “Den Broze”, “Den Boerekes”, “Die van Sus”, “Toine van Amelie”, “Beire van Sus”, “de Fakke”, “de Robber”, “den Bats”, “de Wikkes van Ston”, “Frans van Speleman”, “Pieterke”, “Beire van Piër Prins”, “Louis van Waïkke”, “Fakke van Sus Flot”, “den Dré van Peit”, “Juul van den Baté”, “de Kepper”, “Dikke Gust”, “Den Beddekes”, “de Fluiter”, “Gust van Bonnes”, “Koster”, “Faro”, “Per Jan” ook “Staf van Kolet”, “Jet van Moon”, “Géne van Speir”; “Mieke van Rik van den Do”, “Maria van Trees”, “Leo van Mathilleke”, “Den Blokmaker”, “Dikke Bertha”, “André van Moon”, “Kobelates”, “Het Kosterke”, “Lok van Sus Flot”, “Vanger”, “Maria van Zillekes”, “Pispot”, “Fons van Muske”, “den Brozes”, “Jeanne van Net”, “Pandoer”, “De Witte van den Do”, “Roos van den Ossenboer”, “Nie Bareel”, “Pol van Sooike”, “De Wikkes van de Croes”, “Lowieke van Dore”, “Gust van Trien”, “Maria van Ston”, “Speir van Busschot”, “Georges van Pasj”, “Jan van den Diet”, “Frans van de Fijne”, “Rik van ’t Kot”, “Agnes van den Blokmaker”, “de Wieter”, “den Atlas”, “Jan van Poeles”, “Zjeine van de Sjeit”, “Klopper van den Bon”, “Frans van Paykes”, “Fak van Mieke van Rik van den Do”, “Fons van Zjein Schoen”, “Zjeine van Jefkes” ook “Zjeine de Grafmaker”, “Leonore van de Garde”…
Vervolgt…
Foto’s : -Frans “Swa” Croon. -Emiel “Mille” Ceuppens. -Constant “Stanne” De Prins in de herfst van zijn leven. -René De Rey. -Frans Feremans. -Aankomst van een veldrit voor beroepsrenners in 1953. Roger De Clercq haalde het voor Firmin Van Kerrebroeck en René De Rey. -Dorpsfiguren Virginia “Virske” Van Crombruggen en Jan-Baptist (“Jangske den bakker”) De Smedt. -Jangske gezien door kinderogen…
In de vijftiger jaren waren er in Leest geen voetbalploegen actief. Er was nergens geschikte infrastructuur voorzien, dat was geen prioriteit voor de toenmalige boeren-burgemeesters. Jaren later (1968) zouden cafébaas Jean Van Dam en bakker Fons Hellemans FC Telstar (het huidige SK Rapid Leest) oprichten en niet lang nadien deed Gust Emmeregs hetzelfde met VV Leest. Jonge Leestenaars die bij een club wilden aansluiten kwamen ofwel terecht bij KV- ofwel bij Racing-Mechelen.
De meeste jongens uit het Dorp waren lid van de Chiro. Pas in 1956, na een gerichte campagne, kende de vereniging een doorbraak op de Heide. Eddy Beterams en Louis Vloebergh waren toen onze charismatische leiders. Zij werden omringd door de populaire ‘blotevoetenpaters’ Omer en Clementiaan. In die periode maakten wij voor het eerst kennis met coca-cola. Exaltatie alom…voor aanvang van de Chiro met onze zondagse ‘pree’ om een flesje van dat heerlijke, onbekende donkere vocht in ‘De Fruitkorf’ van Georges (Gobien) en Julia (Cop) op het dorpsplein. Goddelijk… In dat winkeltje kochten we ook ons ‘kalichenhout’. Een brokje zwarte ‘pek’ en dat werd in een flesje gestopt met water uit de kraan en dan schudden maar ! Het schuim dat ontstond werd zorgvuldig opgezogen.
De Chiro was toen ietwat op militaire leest geschoeid, een adequate voorbereiding op onze latere legerdienst. Dat kwam vooral tot uiting tijdens het bivak.
Ik heb er twee meegemaakt : in 1958 Kasterlee met een 60-tal deelnemers en het jaar nadien Lichtaart. Een dag op bivak verliep toen als volgt : 06u30 signaal van opstaan en volledige stilte bewaren tot na de mis. De jongens knielend voor hun bed, hun ‘morgenopdracht’ biddend, gevolgd door drie weesgegroeten. Sportuniform aangetrokken en een kwartiertje ochtendturnen in openlucht. Daarna volgde het ochtendtoilet, ook buiten en men waste zich in emmers en kommen. De leiders keken er nauwlettend op toe dat er goed geschrobd werd… Nadat iedereen in zijn uniform gestapt was riepen de trompetten op voor de openingsformatie. Rond de vlaggenmast weerklonken de vendelkreten en elke vendelleider deed de naamafroeping van zijn vendelleden. De leiders inspecteerden elke jongen op de netheid van zijn uniform. Was hij goed gewassen, gekamd ? Zoniet, herbeginnen… Elke dag werd er een gebed opgedragen tot een bijzondere intentie en dan werd traag, onder trompetgeschal, de vlag gehesen. Elke dag werd ook een ander wachtwoord gegeven : blijdschap, kameraadschap, kranigheid…en daar werd dan extra op gewerkt. Dan werd de erewimpel geschonken door de onderpastoor aan het vendel dat zich de dag voordien het best had onderscheiden door tucht, spel, stijl. In marsorde ging het dan in alle stilte naar de kerk waar de onderpastoor, geassisteerd door twee Chirojongens, de mis opdroeg. Na de gezamenlijke communie volgde nog een Marialied of een Christus-Koninglied. Met roffelende trommels en zinderende trompetten op kop, met daarachter de groepsvlag en de vendelvlaggen, rond half negen terug naar de bivakplaats marcheren. In stilte aan tafel, een gebed en eindelijk konden ze toetasten. Boterhammen met vlees, op vrijdag met kaas. Nu ging het er luidruchtig aan toe want sinds 21 uur van de vorige dag hebben ze met mekaar niet mogen babbelen… Na het ontbijt bedden opmaken en inspectie. De lakens moesten schoon liggen, de dekens er netjes geplooid bovenop, het uniformhemd moest goed zitten evenals de das. Eindelijk tijd voor ontspanning. Per afdeling en in spelkledij zochten ze het bos op. De oudere jongens hadden nog enkele taken te vervullen : afwassen, patatten schillen, vloer vegen…en de bivakmoeders begonnen met de voorbereiding van het middagmaal. 11u30 : terugkomst van een bende hongerige wolfjes. Handen wassen,in stilte aan tafel, het ‘Angelus’ gebed en toetasten. Dikke gezonde tomatensoep, patatten met groenten en één of meerdere stukken vlees met saus. Koekjes als dessert. Buikje vol, harteke rust. Tot 13u30 lag iedereen op zijn bed en kon in stilte wat bladeren in de Zondagsvriend of wat rusten. Dan volgde een zangoefening en herhaling van ‘kampvuurnummers’ waarna met heel de bende de bossen werd opgezocht voor een groepsspel. Om half vijf verdwenen tientallen broden in hongerige magen, met gelei of confituur. Soms waren het al eens gestoofde peren of rabarber.En dan weer op tocht tot 19u45 voor het Angelus en het avondmaal. Nog een korte avondwandeling, opnieuw uniform aan en rond 21 uur stonden ze terug in slotformatie rond de vlaggenmast en het Mariakapelletje, dat stemmig verlicht was door een flikkerende kaarsvlam. Voor allen die hen duurbaar waren werd nog een tientje gebeden waarna de proost nog een kort slotwoord bracht. De groepsleider maande iedereen aan de volledige stilte te bewaren tot de volgende ochtend na de mis en in de duisternis weerklonk gedempt het avondlied : ‘Daal in d‘ avondzon o vlag, Christus-Koning goede nacht’ waarna de vlag langzaam neerstreek, slechts zichtbaar door de lichtstraal van een zaklamp. Geluidloos ging iedereen naar binnen en bleef rechtop staan voor zijn bed. De ‘completen’ werden gebeden en gezongen waarna de jongens voor hun bed neerknielden en Maria bedankten voor al het schone dat ze die dag ervaren hadden… (Een mix van eigen ervaringen en het verslag van Louis Vloebergh in ‘DB’ nr.9 van 1954) Niet verwonderlijk uiteindelijk dat ik in die periode missionaris wou worden, Eugène Sue stak daar een paar jaar later een stokje voor…
Vervolgt…
Foto’s : -De eerste leiding van de Chiro van Leest. -De Chiro van Leest in de jaren ’50. Het jongetje met brilletje zittend op de tweede rij ben ik. -Pater Clementiaan (Clement De Wilde). -Bij Georges en Julia Gobien-Cop leerden we coca-cola kennen. -Bivak in Kasterlee 1958. Midden : mijn neef Eddy Meiremans. Onderaan zijn ouders : nonkel Frans en tante Jeanette. Zij was een zus van mijn moeder.
Een jaarlijkse traditie was ‘Sinte-Mette’. Met een mijter van behangpapier op ons hoofd, uitgedost met een namaakmantel en wat schmink op ons gezicht gesmeerd, trokken we er in groepjes van twee tot vier op uit. Elk huis van het Dorp werd aangedaan en dan brachten we onze eigen en ingekorte versie van het Sinte-Mettelied : “Sinte Mette van de ruggeruggerugge, Ha me zane grazen baad Juffrake wilde me kabaske es vulle, En let ons ni lang ne mie staan, Want a hoest, a hei een valling. Geft em een pastilleke en ’t zal overgaan”.
In de meeste huizen hadden de mensen een grote voorraad klein geld, snoepgoed en fruit klaarliggen en dat was nodig want haast alle kinderen zongen ‘Sinte-Mette’. Wanneer we voor een gesloten deur bleven staan en we wisten dat er iemand in huis was zongen we : “Oeg huis, liëg huis, da zit een gierige pin in huis”.
In januari deden we dat met Driekoningen nog eens over. Met een gewijzigde outfit, geïnspireerd op Caspar, Melchior of Balthasar en sommigen met een draaiende ster, zongen we uit volle borst :
“Driekoningen, Driekoningen, geef mij ne nieuwen hoed. Mijne ouwe is versleten, ons moeder mag het niet weten. Ons vader heeft het geld, op de rooster geteld”.
Soms waren de Driekoningen slechts met twee, soms met vier. ‘Goud, Wierook noch Mirre’ is ons ooit te beurt gevallen en terug thuis werden al onze opgehaalde schatten netjes verdeeld.
Kattenkwaad is van alle tijden en dat liep zelden uit de hand aangezien de sociale controle zeer groot was. Ook de buren hadden het recht een kind op zijn gedrag te wijzen en pa en ma lachten niet wanneer er iemand terechte of onterechte klachten over hun spruiten uitte want : ‘wat zouden de andere mensen daar niet van zeggen?’ Als we op school straf kregen, kregen we er thuis nog een extra straf bij… De appelbomen in de pastorijtuin moesten er dikwijls aan geloven en vaak werden we op heterdaad betrapt door de pastoor of zijn meid en dan moest je over snelle benen beschikken… Op 1 april was het ‘verzenderkensdag’ en dan moest je op je hoede zijn. Bijna iedereen is op die dag ooit in de maling genomen.
Sommigen onder ons vergezelden de ‘Compagnie van Scherpenheuvel’ op de jaarlijkse bedevaart. Van mijn ervaringen in ’60 en ’61 herinner ik me nog dat we heel vroeg moesten opstaan. De tocht in 1960 werd voorafgegaan door een mis om 3 u ’s morgens waarna de start, na een kort woordje van de onderpastoor, werd gegeven aan de St-Annakapel. Reeds bij de eerste stappen werd de Rozenkrans gebeden. Ontbijt werd genoten in Keerbergen en dan via Tremelo, Baal, Betekom -haast constant biddend- werd Aarschot bereikt voor het middagmaal. Rond 13 uur ging het verder over Rillaar om rond half vier Scherpenheuvel te bereiken. Om vier uur lof, gecelebreerd door de onderpastoor gevolgd door ‘enkele stille stonden rondgang’ rond het altaar van O.L.Vrouw, de gezamelijke Rozenkrans, de Heilige Kruisweg en dan pas waren we vrij. Na een korte nacht, om 4 uur opnieuw naar de Mis en de communie werd niet vergeten, vatten we de terugtocht aan. Vooraan het kruis met vrolijk wapperende vlaggetjes. Ontbijt te Aarschot en daar ontmoetten we de eerste Leestenaars die ons tegemoet waren gekomen met de fiets. Middagmaal te Keerbergen waar de Compagnie trakteerde op een bord soep of een glas bier. Dan al biddend naar de eindstreep over Bonheiden, Mechelen en Battel, met de pater-onderpastoor op kop, tot de St-Annakapel. Daar werden we opgewacht en hartelijk onthaald door familie en vrienden. Er volgde nog een ontroerend woordje van de onderpastoor die bedankt werd omdat hij ons had vergezeld en hierna de gewone gebeden, de zegen en het proficiat van de pastoor. Dan naar de kerk voor de zegen met het H. Sacrament. Uiteindelijk mochten we vermoeid maar gelukkig naar huis…
Ons dorp kende drie kermissen en daar werd maanden op voorhand naartoe geleefd. Het was de plaats bij uitstek om anderen te ontmoeten, om oude bekenden, schoolkameraden of familie (terug) te zien. Nog steeds keren uitgeweken Leestenaars graag terug naar de gemeente waar ze opgroeiden (‘Posse Leest’). Ze houden hun traditie omtrent kermis in ere. Zo hadden en hebben veel families een typisch kermisgerecht, een stamcafé waar wordt afgesproken na het kermisbezoek of een vaste datum waarop de kermis met de familie gevierd wordt.
Voor de ‘thrillseekers’ van tegenwoordig die gewend zijn aan duizelingwekkende achtbanen en andere spannende attracties die een ijzersterke maag vereisen, zou het bezoek aan een kermis uit onze jonge jaren uitdraaien op een grote teleurstelling. De spectaculairste attracties van toen waren : een zwiermolen met kettingen en schommels in de vorm van varkens of bootjes, de “moddermolen” of het “apekot” voor de groteren, dat was een soort schommel met een goed afgesloten bak. Als je hard genoeg ging, draaide je helemaal rond de as. Verder de klassieke paardenmolen, het ballenkraam, de schiettent en de ‘Rups’, een soort carrousel die al hobbelend z’n rondjes draaide. Aan het eind van de rit klonk er een sirene en werden alle wagentjes bedekt met een groot dekzeil. Tijdens die minuut van duisternis reed je samen met je vriendinnetje in het pikkendonker en dan was het toch wel de bedoeling dat er enige actie ontplooid werd. Gelukkig klonk er ook nog een tweede sirene, die aankondigde dat het daglicht weer aankwam, zodat je je weer, braaf naast elkaar gezeten, kon vertonen aan het toekijkend publiek. Vele jonge Leestenaars leerden er voor het eerst zoenen…
Zeer gegeerd waren ook de smoutebollen van de Tisseltse kermisfamilie Cooreman. Die verkochten ook bommetjes en ‘fusées’ waar de jongens dol op waren. Die bommetjes, met de omvang van een grote erwt, werden voor de voeten van nietsvermoedende meisjes gegooid waarna die gillend opsprongen tot groot jolijt van de daders. Maar die laatsten keken wel groen als de zoveelste ‘fusée’ in hun handen ontploft was. Dat was een staafje van ongeveer 5 cm waaraan een lont bevestigd was van 2 cm. Die lont werd aangestoken met een lucifer en vaak was de wind spelbreker en ontplofte het speeltje tussen hun vingers met alle bloedige gevolgen van dien…
Ik herinner me nog dat er op een Leestse kermis ooit een grote houten ton werd geïnstalleerd waarin iemand alle wetten van de zwaartekracht scheen te tarten met zijn motor. Later, bij de natuurkundeles op school, werd mij pas duidelijk dat de middelpuntvliedende kracht de grote bondgenoot van deze waaghals was. Een ‘Kop van Jut’ heb ik er ook weten staan : met een flinke mokerslag was het de bedoeling om een gewicht naar boven te schieten en aldus een bel te laten rinkelen. Bij de cakewalk kon iedereen op straat meegenieten als een slachtoffer op de lopende band onderuit ging, alvorens in het inwendige van de tent de dansende bruggetjes en de rollende tonnen te moeten trotseren.
Later kreeg de kermis van Leest een moderner tintje door ‘Swa’ Van Aken, die na zijn huwelijk met een dochter van de Cooreman-clan, een autoscooter aankocht. Een kaskraker. Nog later kwam ‘Swa’ met zijn ‘grijpkraam’ aanzetten. In die hijskraantjes kon je, na inworp van een muntstuk, o.a. een horloge naar boven takelen, iets wat meestal mislukte.
Mijn vader moest de kramen en attracties een plekje geven en kreeg daarom altijd handen vol vrijkaartjes. Zo vierde ik goedkoop kermis en waren er jongens bij de vleet die met Leest kermis om me heen zwermden.
Vervolgt…
Foto’s : -Er wordt nog steeds “Driekoningen” gezongen. Hier een groepje zangertjes van de Vrije Basis-en Kleuterschool in 1983 die toen 20.000 fr. ophaalden voor een goed doel. -Jaren ’50 : de “Compagnie van Scherpenheuvel” passeert het “fabriekske” in Battel, waar thans Happyland gevestigd is. -1951 : met mijn ouders, grootmoeder Florentien De Schoenmaeker en nicht Josée Tourné voor de basiliek van Scherpenheuvel. -Sfeerbeelden van“Posse Leest” lang geleden. -Tegenwoordig heb je Facebook, “Vind je lief” en ontelbare dating sites om een lief te vinden. Wij hadden de rups…
Naast de bakker en de melkboer kwamen ook de ‘scharensliep’, de kolenboer, de voddenman en de mandenverkoper aan huis. Deze laatste verkocht o.a. rieten ‘mattenkloppers’ waarmee de moeders het stof uit hun tapijten klopten. ‘Den Ezel’ (Jef De Keersmaecker, uit Tisselt) leurde met mosselen (een nakomeling van hem werd jaren later voorzitter van de Belgische Voetbalbond) en Guske Lauwers bracht zijn flessen butaangas tot bij de mensen. In de meeste huishoudens werd gekookt op butaan en voor de verwarming behielpen ze zich met kolen- en mazoutkachels. Koelkasten of diepvriezers waren er nauwelijks, wij bewaarden ons eten in de kelder en alles werd vers gekocht. Regelmatig stuurde mijn vader me naar Emmerence van café De Zwaan met een grote glazen stoop om een liter schuimig Lamotbier, rechtstreeks van ’t vat. Drank werd nog niet in plastic verkocht. Melk was in flessen evenals frisdrank en bier en die flessen werden leeg en omgespoeld teruggebracht naar de winkel. Niet iedereen had waterleiding of een badkamer en de mensen wasten zich in een kom of een houten of ijzeren kuip, vaak met regen- of putwater. Mijn ouders beschikten over een grote zinken badkuip waarin de temperatuur van het water op peil werd gehouden door ons moeder die er regelmatig en voorzichtig kokend heet water in loosde.
De meeste toiletten stonden apart van de woning en waren uitgerust met een houten bril maar zonder doorspoelsysteem en elk gezin had een ‘pispot’ op de slaapkamer.
Er waren amper wasmachines, de was werd afgekookt in grote ketels en sommige vrouwen wasten met de hand op een houten plank waarna de was te drogen werd gehangen aan waslijnen. Mensen die thuis geen tuin hadden brachten hun propere was in een mand met een kruiwagen naar de Zennedijk. Daar spande men een koord tussen twee bomen en de was kon drogen. Kousen met gaten in werden in die tijd nog eigenhandig ‘gestopt’. Een klusje voor mijn vader. Losse of afgevallen knopen werden door hem vastgezet of opnieuw aangenaaid. Mijn moeder was daar niet zo handig in, die onhandigheid heb ik overigens van haar overgeërfd.
Elk jaar dienden we een nieuw ‘taxplaatje’ op onze fietsen te bevestigen. Een heffing van belasting van de provincies. Die blikken plaatjes kregen elk jaar een ander kleurtje en zijn thans een heus ‘collectors item’.
In 1956 telde de gemeente 32 telefoons. de meeste ‘abonnees’ waren middenstanders.
Televisie bestond nog niet en toen die opkwam waren het enkel de rijkste mensen die er eentje konden kopen. Er werd vaak naar de radio geluisterd, vooral ’s avonds. En dan lachte iedereen met de grappen van de humoristen op de ‘Bonte Avonden’. In de parochiezaal werden ook van die avonden georganiseerd met goochelaars, zangers en acrobaten. Ook films werden daar geregeld afgedraaid. ‘Heidi’, ‘De Familie Trapp‘, ‘De Chinese Muur’ en ‘Sissi’ kenden een enorm succes. De eerste tv’s zonden uit in zwart-wit en hadden een schermpje ter grootte van een zakdoek.
Op elk huis met een televisie verscheen er een antenne bovenaan het dak om de beelden te kunnen ontvangen. Soms kreeg je storingen op je toestel als er weer eens een ontstoorde ‘brommer’ voorbij je woning zoefde, ook sommige auto’s waren boosdoeners. Niet veel later had elk huis zijn tv en zijn antenne, het straatbeeld werd er niet door verfraaid.
Een van de eerste televisiebezitters in ons dorp was café De Zwaan en daar mochten alle kinderen elke woensdagnamiddag gaan kijken naar de TV Ohee Club met Nonkel Bob en tante Ria. Wij keken onze ogen uit naar de eerste Vlaamse jeugdfeuilletons zoals ‘Jan zonder Vrees’ (1956), ‘Schatteneiland’ (1957), Manco Kapac’(59), ‘Het geheim van Killary Harbour’ met de onvergetelijke Cyriel Van Gent (60), ‘Tijl Uilenspiegel’(61), ‘Zanzibar’ (62)… Populair waren ook “Lassie”, “Flipper”, “Texas Rangers”, ‘Ivanhoe’ en van eigen bodem ‘Schipper naast Mathilde’.
De jongens hielden snelheidswedstrijden met de fiets of kwamen samen aan ‘den hogen berg’ om ‘koerske te lopen’. In het relatief vlakke Leest was de zachte helling in de Vinkstraat in onze kinderogen een aanzienlijke berg…
Gevoetbald werd er op de chiroweide naast het ‘Patronaat’ of op de braakliggende akker van Verschueren in de Scheerstraat. Wij leerden elkaar zwemmen tussen de koeienvlaaien in de vijver van ‘Piër Prins’ (Rendelbeekhoeve) en als zwemband gebruikten we de binnenband van een fiets of een auto. Later reden we ‘met de vlo’ naar de ‘plage’ in Hofstade of de zwembaden van Mechelen of Willebroek. De Brugse Metten werden uitgevochten aan de ‘Bleukes’ op de Zennedijk of op de zandbergen aan de Warande. Als degen gebruikten we stokken en als schild het deksel van een steriliseerketel of een vuilnisvat. Daar namen de cowboys het ook op tegen de Indianen. Met wat buigzaam hout en een touw fabriceerden we bogen en aan een jonge, stevige v-vormige tak bevestigden we een elastiek en we hadden een ‘mik’ (katapult). De projectielen waren steentjes, knikkers of kastanjes. We maakten onze vliegers ook zelf. Frans Geerts (‘Frans van de Fijne’) uit het Pensenstraatje was daar een ‘crack’ in. Met twee stokjes, wat papier,een touw en een papje van bloem en water ontwierp hij ‘vliegaards’ waar Daedalus een puntje kon aan zuigen. Buitenspelen waren ook ‘Versparde weg’, ‘Potteke Stamp’ en op stekelbaarsjes en dikkopjes (wij noemden die ‘pippeliëunkes’) vissen in de Stenen Beek. Het bikkelspel was ook erg geliefd. Een zeer oud spel waarin we ‘pekkels’ of ‘biggels’ gebruikten. Kleine blokjes lood die bovenaan voorzien waren van een opening. Heel lang geleden gebruikte men daarvoor een beentje uit de hiel van een schaap. Het spel werd gespeeld met vier of vijf bikkels die eerst werden uitgestrooid op de grond en dan volgens bepaalde spelregels terug werden opgenomen. Een variatie was met een balletje. Dan gooide je die bal omhoog en trachtte je zo snel mogelijk de vier bikkels die op de grond lagen om te draaien en de bal op te vangen.
Een rage in Leest was de ‘trekboek’. Elke jongen trok met een dik boek, meestal een afgevoerde en versleten roman of een missaal, naar school. Tussen de bladen van dat boek zaten tientallen prentjes of santjes verstopt. Die prentjes, meestal afbeeldingen van filmsterren, auto’s, bekende voetballers of wielrenners, zaten vroeger bij de chocolade. Voor één prentje of santje mocht je een trekpoging wagen. Dat ging als volgt : de eigenaar van het boek kneep dat stevig met beide handen dicht, waarna de trekker met een vingernagel de plaats markeerde waar het boek moest geopend worden. Staken daar prentjes, dan werden die zijn eigendom. Soms had je geluk en botste je op een ‘zevenslag’.
Andere rages waren steltlopen –die stelten vervaardigden we zelf of lieten ze maken door onze vaders-, Jojo, hoelahoepen, rolschaatsen, diabolo…
‘Trottinetten’ is ook een tijdlang in geweest en knikkeren. Dan lijnden we, met een gedumpte soeplepel, een baan uit op een berg zand waarna de knikkers tegelijkertijd –de startlijn bevond zich op het hoogste punt- gelost werden. De laatste knikker over de eindstreep viel telkens af en de overblijver was de winnaar.
Konden we het onderstel van een kinderwagen op de kop tikken dan waren we de koning te rijk. Er werd een bak op gemonteerd en zo konden we ons laten voortduwen. Op een bepaald moment bezaten bijna alle jongens uit de Scheerstraat hun eigen zeepkist.
Jongens speelden met jongens, meisjes met meisjes. Samenspelen werd met een schuin oog bekeken. Typische meisjesspelen waren o.a. hinkelen, hoelahoepen en touwtje springen. De meisjes speelden met poppen of creëerden allerlei dingen met ‘Scoubidou’, een rage die in 2004 opnieuw de kop zou opsteken.
Verder konden wij genieten van Zonneland, van Kuifje en Robbedoes twee stripbladen die ons een nieuwe wereld leerden kennen. Die van “Piet Fluwijn en Bolleke”, “De Familie Snoek”, “De Lustige Kapoentjes” en de eerste strips van “Suske en Wiske”, “Nero”, “de Rode Ridder” “Piet Pienter en Bert Bibber” en “Jommeke”. Met de reeks ”Alex de Galliër” leerden we op speelse wijze de Klassieke Oudheid verkennen. Die strips werden aan elkaar uitgeleend en behandeld als kostbare schatten.
Sommige jongens verzamelden postzegels, anderen sigarenbandjes. Sigaren werden in die tijd geringd met een papieren bandje waarop een plaatje voorkwam. Deze bandjes waren er in vele vormen, stijlen en zeer fraai ontworpen.
Met de ‘Meccano’ konden we uren, dagen bezig zijn. Kranen en auto’s in mekaar steken en terug afbreken…
Bij regenachtig weer en in de winter werd het Ganzenbord bovengehaald, of het ‘lotjesspel’ (Lotto), of het ‘paardjesspel’ (Mens erger je niet).
Wippen, fretten, liegen of pressen waren de kaartspelletjes die haast iedereen onder de knie had en wanneer het hard genoeg had gevroren en de vijvers en beken dicht lagen, gingen we ‘sloeven’ (glijden). Haast niemand bezat toen schaatsen. Volwassenen namen soms deel aan onze sneeuwballengevechten en dat vonden we leuk.
Over de kledij van destijds kan ook een en ander gezegd worden. Kinderen droegen vaak afdankertjes van oudere broers en zussen en kregen niet meteen gloednieuwe kleren. Vanaf november gingen we naar school in een fluwelen smokkelbroek en met schoenen of bottinnen. In de zomermaanden liepen we met een korte broek die werd opgehouden door een elastiek of door bretellen. Slechts enkele kinderen bezaten een echte broeksriem. Aan onze voeten hadden we ‘zeesloefen’, een soort rubberen schoenen met gaten in. Die hielden we aan om te gaan vissen of zwemmen. Om te gaan zwemmen droegen sommigen een gebreide zwembroek : lekker zacht aan het poepeke als ze droog was, maar ze hing tussen je knieën als je uit het water kwam…
Vervolgt…
Foto’s : -Een scharesliep. -Café “De Zwaan” van Wikkes en Emmerance in ’61. Achteraan in uniform en met cape, mijn vader. -Het gezin van de garde waste zich een tijdlang in zo’n zinken badkuip. -Een taksplaatje voor fietsen van het jaar 1956. Dat jaar waren die allemaal geel gekleurd. -Zonneland… -“Schipper naast Mathilde”was ontzettend populair. -Rendelbeek met grazende koeien aan de vijver…
Drie keer per jaar moesten we mee opstappen in de processie. De meeste mensen van de gemeente namen daar aan deel en degenen die thuisbleven plaatsten een altaartje, een tafeltje met daarop een kruisje of een Heilig Hartbeeldje, kaarsen en wat bloemen, voor hun deur. De weg waarlangs de processie kwam, werd versierd met wit zand en bloemblaadjes. Sommige meisjes droegen mandjes mee met bloemblaadjes en papiersnippers die ze onderweg rondstrooiden. Ze droegen speciale gewaden, eigendom van de parochie. De andere meisjes droegen allemaal een lang kleed en een witte strik in hun haar. De communiekleding werd daarna nog zo lang mogelijk als processiekleding gebruikt. In die processies gingen, naast de schoolkinderen, alle katholieke verenigingen van het dorp evenals de fanfares, de misdienaars en de pastoor die het Allerheiligste meedroeg onder een zware hemel. Als die passeerde knielden alle toeschouwers. De processie werd afgesloten door de leden van de gemeenteraad en de kerkfabriek, geflankeerd door de veldwachter.
De chirojongens moesten ook elke zondag naar het lof, dat was een saaie middagkerkdienst. Elke parochie had een pastoor en een onderpastoor en die waren, evenals de nonnekens, zeer streng. Maar als ze goedgezind waren of als je iets goeds had gedaan zoals uw catechismus goed had geleerd, beloonden ze je met een santje, een heiligen- of bidprentje en als we zo iets kregen waren we de gelukkigste kinderen van de hele wereld.
Op vrijdag mochten we ook geen vlees eten, dat mocht niet van de kerk, dus stond er overal vis op het menu. Als er iemand gestorven was werd er een groot kruis voor de woning geplaatst en het huis bedekt met rouwfloers, een groot zwart rouwkleed en de familieleden droegen een hele tijd een zwarte rouwband om hun bovenarm zodat iedereen kon zien dat ze treurden om het verlies van hun geliefden.
Leest was een agrarische gemeente en de meeste kinderen van landbouwers moesten meer dan één handje toesteken op de boerderij. De zwaarste klus die ik, als zoon van de veldwachter, moest opknappen was mijn bezoek aan het ‘stort’ op de Juniorslaan. Mijn vader had een stootkar ineengetimmerd en daarmee bracht ik steevast twee keer per week het huisvuil van ons gezin weg. Later verhuisde het ‘stort’ naar de Molenstraat (waar momenteel houthandel Hendrickx gevestigd is) wat mijn traject gevoelig inkortte. Die plaats krioelde van de ratten. Vanaf 1961 werd het huisvuil door de gemeente opgehaald.
In die tijd werd er door de meeste mannen nog gerookt. Pijp, sigaren, maar voornamelijk sigaretten. In café’s, op restaurants, lijnbussen, in de trein, in de bioscoop, tot dokterskabinetten toe, iedereen vond dat normaal en het stond chic en stoer. Ook de meesters in de klas kenden er wat van. De spreuk : ‘Het is geen man die niet roken kan’, hing vroeger in menig huis en herberg. Belga, Bastos, Peter Stuyvesant, Zemir, Alaska, Groene Michel en Johnson waren toen bekende en populaire sigarettenmerken en met de blaadjes van Rizla werden de sigaretten gerold.
Vervolgt…
Foto’s :
-Mijn latere schoonouders en echtgenote, heel devoot, tijdens de doortocht van een processie. -De meisjes onder toezicht van Juffrouw Bradt op het Leestse dorpsplein tijdens de samenstelling van een processie. -Afsluiting van de processie met leden van de gemeenteraad en de garde. -Centraal in beeld met programmaboekje tijdens een evenement in de parochiezaal Jan Baptist Coosemans, de pastoor van mijn jeugd. -1953 : Begrafenis van mijn grootvader. Aan de woning was rouwfloers bevestigd. -Dezelfde begrafenis : de rouwstoet nadert de kerk.
Toen we zes waren moesten we naar de grote school. Ook de meesters in de jongensschool waren streng maar naar mijn gevoel veel menselijker. De meetlat was nooit ver weg en onze oren en haren moesten het soms ontgelden maar veel van die boerenzonen waren geen doetjes.
Talrijke leuke herinneringen heb ik overgehouden aan die meesters. Zo speelde Meester Selleslagh soms mee tikkertje op de speelplaats als hij in de winter moest toezicht houden en dienden sommige schavuiten zichzelf een pak rammel te geven van Meester De Leers. Deze laatste was toen al een dorpsfiguur. Hij was bijzonder fier op de oorlogswonde onder zijn rechteroog, hij was oud-soldaat en had het vaderland verdedigd in de oorlog van 14-18. Meester Huysmans kon dan weer op boeiende wijze verhalen vertellen en voorlezen. Hij gunde ons een blik op een wereld die groter was dan Leest, België of zelfs Europa. Meester Meyers rookte veel, ook in de klas. Zijn vingers stonden vol gele aanslag staat in mijn herinnering gegrifd, maar hij was een plichtsbewust en gemotiveerd onderwijzer.
In het midden van onze klas stond een grote ronde stoof met een enorme schouw. In de winter moest de meester die dan zelf aanmaken met papier, hout en kolen. Elke leerling had een metalen kruik met koffie mee en om die te verwarmen werd die op die kachel geplaatst. Toen kregen we ook alle dagen een flesje A-melk voorgeschoteld en moesten we van de meester een lepel levertraan proeven, een soort olie afkomstig van walvissen. Walgelijk van smaak, iedereen had daar een hekel aan maar we moesten dat oplikken om aan te sterken en gezond te blijven. Vulpennen, biccen, potloden of papier hadden we toen nog niet. Wij leerden schrijven op een lei (een soort schrijfplaat gemaakt van een donker gesteente waarrond een houten randje opdat ze niet te snel zouden breken) met een griffel, dat is een speciale schrijfstift en die lei werd telkens opnieuw schoongeveegd. Wat later kreeg elke leerling een pen en een inktpot en de meesten van ons zaten vol inktvlekken op vingers, handen en kleren...
De lessen van toen verschilden wel wat met de huidige. Zo was godsdienst zeer belangrijk. Wij kregen toen ruim een half uur morgengebed en catechismusvragen aan het begin van de dag. ’s Namiddags voor we naar huis gingen ook nog een half uur gewijde geschiedenis. Tijdens de rekenlessen tekende meester De Leers bij de getallen allerlei dingen die wat te maken hadden met zijn soldatenleven. Belgische vlaggetjes, geweren, bommen en helmen. Wij zaten in oude, brede banken met z’n vieren naast elkaar. We leerden er rekenen op een telraam. Het was veel ‘commandorekenen’ of hoofdrekenen in die tijd. De meester zei ‘drie plus vier’ en wees toen met zijn biljartkeu een leerling aan en deze moest dan direct het antwoord zeggen. De biljartkeu diende ook om tijdens de schrijflessen de knokkels bij of weg te werken…
Naast de gewone vakken kregen we in het zesde leerjaar ook wat praktische lessen : hovenieren, zaaien, planten en verplanten en de meisjes leerden het huishouden doen : wassen, strijken, handwerk en koken.
We moesten ook elke week naar de mis. De vroegmis duurde drie kwartier en was in ‘t Latijn. De preek werd in het Nederlands gehouden en dat was het enige moment dat we gewoon op onze stoel mochten zitten. De rest van de tijd zaten we op onze knieën op omgedraaide stoelen. De priester stond helemaal vooraan in de kerk, met zijn rug naar de mensen gekeerd. De stoelen in de rechterbeuk waren voorbehouden aan de mannen, de linkerbeuk aan de vrouwen. De rijke mensen hadden hun eigen kerkstoel. Gewone zwarte stoelen voor de mannen, kussenstoelen met floer (velours) voor de vrouwen. Iedereen was op zijn paasbest om naar de kerk te gaan. Van de vrouwen en meisjes werd verwacht dat ze handschoenen en een hoed droegen. De mannen en jongens moesten hun hoed of pet bij het betreden van het kerkgebouw afnemen, de vrouwen daarentegen moesten hun hoofd bedekken. Iedere donderdag voor de eerste vrijdag van de maand moesten we gaan biechten. Op ons elfde moesten we regelmatig naar de catechismuslessen als voorbereiding van de plechtige communie. Tegen het moment dat we onze plechtige communie deden, werd er verwacht dat we de hele catechismus van buiten kenden, alle gebeden en alle vragen…
In 1960 was het dan zover. We mochten onze plechtige communie doen. Drie keer op één dag werden we in de kerk verwacht voor de vroegmis, de hoogmis en het lof. En drie keer werden we gekeurd door de omstaanders. We kregen ook een missaal, die was gedrukt door de uitgeverij Brepols. Ik zat die dag met een gezwollen kaak opgescheept, veroorzaakt door een abces op één van mijn tanden en herinner me nog dat ik tijdens het feest voor het eerst in mijn leven dronken werd. Te veel rode wijn…Nonkel Luc heeft toen een vinger in mijn keel gestopt en me leren kotsen. Een hele opluchting was dat toen. In die periode vroegen enkele oudere jongens ooit : ‘Hoe ist met jullie nonkel Janet ?’ Het heeft nog jaren geduurd vooraleer ik wist wat zij bedoelden. Tante Janet was toch de zus van mijn moeder ? Nonkel Luc woonde toen samen met een andere man en beiden baatten ze restaurant ‘Heidelberg’ uit in Rotselaar.
Vervolgt…
Foto’s : -De wat excentrieke Meester De Leers. -Meester Selleslagh speelde mee tikkertje op de speelplaats. -Meester Huysmans gunde ons een blik over de grenzen. -Meester Meyers was een plichtsbewust onderwijzer die veel rookte. -Van links naar rechts : de meesters Selleslagh, Meyers en Huysmans. Zittend meester De Leers. -De officiële communiefoto. -En de gasten op het feest, boven van links naar rechts : Elodie Selleslagh, haar man Louis Van Hoof, het feestvarken, moeder Maria Mees, vader Victor Van Hoof, Jeanne Van Hoof, Sylvia Keppens, Emmerence Van den Heuvel, Jean De Croes en mijn grootmoeder Florentien De Schoenmaeker. Onderaan : Rudy Van Hoof, zijn broer Eddy Van Hoof, mijn broer Rudi Van Hoof, Martin Tourné, Joseé Tourné en Ludo Tourné.
1948. Drie jaar na het einde van de oorlog likte de wereld haar wonden. Europa bouwde aan een nieuwe samenleving en de koude oorlog overheerste de internationale politiek. 1948 was het jaar dat de Citroën 2CV -de ‘lelijke eend’- ten doop werd gehouden en Israël door Ben-Gurion werd uitgeroepen tot nieuwe staat. De Wereldgezondheidsorganisatie werd dat jaar opgericht en in Belgiëwerd het vrouwenkiesrecht goedgekeurd. In Californië stichtten oud-soldaten de Hell’s Angels Motorcycle Club en 1948 was ook het jaar van de ondertekening van de Universele verklaring van de rechten van de mens. Het automerk Porsche begon met het produceren van zijn eerste auto onder eigen naam, de Porsche 356. Gerard Reeve publiceerde zijn magnum opus ‘De Avonden’ en T.S. Elliot won de nobelprijs voor literatuur. Wereldnieuws was dat jaar de moord op Mahatma Gandhi, maar daartegenover stond de geboorte van Andrew Lloyd Webber, Martine Bijl, Grace Jones, Paul Michiels, Freddy De Kerpel, Paul Severs, Jean Reno, Jeremy Irons, Olivia Newton-John, Merho, Liliane Saint-Pierre, Samuel L. Jackson, Gerard Depardieu, Donna Summer, de Britse prins Charles en ik. Als dat geen tegengewicht was.
In Leest werd de jongenschiro gesticht en telde het dorp einde 1948 1864 inwoners. In het straatbeeld was iedereen gewend aan het ‘Renauke’, de Renault 4CV en kon je de verschillende automerken nog uit elkaar houden. Bekende internationale vedetten uit onze jeugd waren Laurel en Hardy, Luis Mariano, Bourvil, Ingrid Bergman, Charles Boyer, Audrey Hepburn, Charlie Chaplin, Burt Lancaster, Jean Marias, Fernandel, Louis Armstrong…
En Vlaamse vedetten : Jef Burm, Anton Peters, Charel Janssens, Ray Franky, Bobbejaan Schoepen, Jo Leemans, Louis Neefs, Paula Semer, Tony Corsari en andere Guy Mortier’s... Deze laatste deed onze Vlaamse jongensharten sneller slaan met zijn iconisch radioprogramma ‘Schudden voor Gebruik’ (1963) waarin hij ons de ‘verderfelijke’ Rock ’n Roll leerde kennen.
23 augustus 1948. De befaamde dokter Peeters van de, althans in de volksmond, gelijknamige kliniek, fronste zijn wenkbrauwen. Dit zal geen makkelijke bevalling worden. De meeste mensen komen krijsend op de wereld. Ik vormde daarop geen uitzondering, integendeel. Peeters haalde me met de ijzers en niet ongeschonden. Mijn rechter gezichtsorgaan zou de rest van mijn leven op alle oogtesten nooit meer dan drie op tien halen. Nu kan ik me voorstellen hoe mijn moeder zich moet gevoeld hebben. Zij was 23 en amper vijf maand gehuwd. Met de zoon van de volle nicht van haar moeder. Een incestbaby was ik, althans gedeeltelijk. Later vernam ik dat de ouders van mijn ouders tegen waren, maar het ongeluk was geschied. Het werd een huwelijk van ‘moetes’ en spijts hun verwantschap kon je geen grotere contrasterende persoonlijkheden vinden. Mijn vader rustig, introvert, rationeel en zuinig. Mijn moeder uitbundig, extravert, emotioneel en kwistig. Een ontvlambare cocktail. Drie kinderen kregen ze, waarvan ik de oudste was. In 1950 werd Yvonne geboren en Rudi zag het levenslicht in 1954.
Mijn oudste herinneringen gaan terug tot de periode dat wij een huisje van ‘den Blokmaker’ bewoonden in de Blaasveldstraat, palend aan de boerderij van de familie De Rooster. Klara, de oudste dochter, nam me achteraan op haar fiets mee voor mijn eerste stapjes in de kleuterschool waar ik terecht kwam bij Zuster Annonciata, beter bekend als de ‘dikke zuster’. Jongens en meisjes mochten toen al samen in de kleuterklas, maar de geslachten werden strikt gescheiden gehouden : de jongens zaten in de kleuterklas aan de ene kant, de meisjes mochten aan de kant van het raam zitten, omdat zij toch van nature aandachtiger waren. Maar…naar buiten kijken door het raam was in die tijd zo goed als onmogelijk omdat de onderste vensterruiten gemaakt waren van een soort dof en gebombeerd glas. Een tijd later, volgens de leeftijd, mochten we geleidelijk overgaan naar de volgende klas bij Zuster Gonzaga,de ‘lange smalle zuster’.
De rigide aanpak van die zusters zal me altijd bijblijven. Ooit hield zuster Gonzaga mijn hoofd onder een koude waterkraan omdat ik in de rij gebabbeld had… We leerden er verplicht slapen met ons hoofd op onze armen. En wee degene die niet wilde slapen of die te vroeg wakker werd. Wie een sluikse blik in de klas durfde te werpen en wie zo nieuwsgierig was te kijken wat de zuster aan het doen was, werd ook gestraft en mocht stoppen met slapen. De wakkeren werden uit de bank gehaald en moesten de hoek in.
Vervolgt…
Foto’s : -In de kliniek van ‘Peeters’ met mijn peter Jan Eduard Van Hoof en meter Sophie De Schoenmaeker. -De huisjes van “den Blokmaker” in de Blaasveldstraat. -Als peuter. -Kleuter. -Zuster Annonciata, “de dikke zuster”. -Zuster Gonzaga was de strengste.
Op 1 juli 2013 zijn Eddy en Erna samen op pensioen gegaan. Erna was lerares mode bij de Ursulinen te Mechelen waar ze les gaf aan de meisjes en jongens van 19.
Vervelen doen ze zich niet, ze houden van wandelen en fietsen en als ze het in Leest een beetje beu zijn trekken ze naar hun ruim en gezellig appartement op de zeedijk van Westende. Zij houden van uitslapen, van de culinaire genoegens des levens en van televisie kijken.
Erna is gepassioneerd door tuin- en binnenhuisarchitectuur en door alles wat met vormgeving en kleurencombinatie te maken heeft.
Eddy volgt alle wielerwedstrijden op tv of gaat er naartoe en onderhoudt contact met zijn ex-collegas via de jaarlijkse bijeenkomsten in de Kempen georganiseerd door Sus Verhaegen.
Een dag zonder sport is geen geslaagde dag is nog steeds het devies van Eddy Van Hoof. Zo vergezelde hij in juli 2013 zijn neven voor een trip van 165 km Leest-Westende.
In maart 2014 schonk Eddy zijn “Eddy Merckx fiets” aan het wielermuseum van Walem. Dat museum ontstond door een uit de hand gelopen hobby van wielerliefhebber Paul Mortelmans toen die begin jaren ’80 wielerspullen begon te verzamelen. Eddy’s fiets is thans te bezichtigen naast andere pronkstukken zoals een gesigneerde wereldkampioenentrui van Rik Van Looy en een gele trui van Lance Armstrong.
Van 6 december 2014 tot 21 juni 2015 vond in de “Trade Mart Brussels” te Laken een groots opgezette belevingstentoonstelling plaats ter gelegenheid van de 70ste verjaardag van de boezemvrienden Eddy Merckx en Jacky Ickx. Tussen vele nooit getoonde stukken uit de persoonlijke verzamelingen van de coryfeeën hing een plakkaat met, alfabetisch, de namen van alle renners die ooit voor of met Merckx gereden hebben. Daarbij ook de naam van Eddy Van Hoof uit Leest. Dat deed mijn neef veel genoegen.
Bij ons afscheid hield Eddy eraan Leo Lauwens (“Leo van Mathilleke”) via deze publicatie te bedanken. Jarenlang, in alle categorieën en in alle weer en wind, was Leo daar om Eddy te gangmaken met zijn brommer. Een enorme verantwoordelijkheid wat een blindelings vertrouwen van de volger vergde. Daar is Eddy Leo nog altijd dankbaar voor en dat zal hij nooit vergeten !
Geraadpleegde bronnen : -Eddy en Erna Van Hoof-Robberechts. -De Kronieken van Leest. -“De Band” periodiek van Milac Leest. -Gazet van Antwerpen. -Het Laatste Nieuws. -Het Nieuwsblad. -Website “Le Cyclisme Belge”. -Website : www.procyclingstats.com -Website : www.siteducyclisme.net -Website “De Wielersite.net”. -“Niet van horen zeggen,” Freddy Maertens en Manu Adriaens. (Standaard Uitgeverij 1988) -Website “Mijmeringen en Nostalgie over het Wielrennen van toen en nu.” -Website “M.I.C". -Ludo-de Gribaldy of hoe je de Wereldbeker wint zonder te betalen”. -Website “sportuitslagen.org/wielrennen-flandria-velda-latina…1977”. -Wikipedia : “Flandria”, “Zoppas-Splendor”, “Michel Pollentier”, “Eddy Merckx” e.a.
Marcel E. Van Hoof
Foto’s :
-Juli 2013 bij het vertrek Leest-Westende met de neven. -Eddy, naast Paul Mortelmans, bij de overhandiging van zijn “fiets Eddy Merckx” aan het museum. -De affiche van de tentoonstelling Merckx-Ickx. -De namen van alle ploegmaats van Merckx. Onderaan prijkt ook de naam van Eddy Van Hoof. -Eddy en Erna aan zee. -Leo Lauwens, gangmaker in weer en wind.
Het boekje “Eddy Van Hoof, een wielertalent uit Leest” kan nog steeds bij mij besteld worden : van.hoof.marcel@skynet.be 03/886.63.33, Mechelsesteenweg 386 2830 Blaasveld.
Hierna komen mijn jeugdherinneringen te Leest aan de beurt. Nog veel leesgenot.
Vervolg Eddy VAN HOOF, een wielertalent uit Leest.
De plechtige eucharistieviering gevolgd door de begrafenis vond plaats op zaterdag 27 november om 10.30 uur in de parochiekerk van Sint-Niklaas te Leest. De kerk zat afgeladen vol en toen de medespelers van Gino de hiernavolgende tekst aflazen werd het alle aanwezigen te machtig :
Trainer, Je hebt ons geleerd elke beslissing van de scheids te aanvaarden, hoe onrechtvaardig die ook is, maar deze beslissing van “de scheids van het leven” is zo moeilijk te begrijpen. Dat is niet fair. Dat kan toch niet. We hebben het er zo verdomd moeilijk mee. Hoe moet het nu verder met de ploeg ?
Gino, Dank, man, voor elk mooi uur waarop je ons zo blij hebt gemaakt. Nooit zullen wij je aanstekelijke lach, je levenslust vergeten. Je was de motor van onze groep. Wie gaat nu springend supportersliedjes zingen ? Wie gaat nu de ploeg voortstuwen ?
Wanneer jij, steeds goedgeluimd, de kleedkamer, onze thuis, binnenkwam en je vertrouwde plaatsje in het hoekje innam, pas dan werd onze groep compleet. Pas dan werd ons team bijna een gezin, met jou als grote broer voor elk van ons.
We weten dat jij nu, vanaf de overkant vraagt om verder te doen, maar we missen je lach.
Donderdag vonden we je schoenen nog in de kleedkamer. Eigenlijk zouden we moeten zeggen : “Gino, schoenen vergeten ? Boete, hé man !” Maar nu ? Wat zouden we anders kunnen doen dan ze aan jou, onze laatste man, als houvast meegeven voor je tocht naar de overkant vanwaar je morgen misschien glimlachend naar ons kijkt ?
Gino, gebruik die schoenen om als laatste man dicht bij ons te blijven, zowel wanneer we winnen als wanneer we in het verlies staan. Geef ons die zekerheid dat je dicht bij ons bent op het veld. Geen “scheids” die het ziet dat jij, in het hart van ieder van ons, voor eeuwig onze twaalfde man zult zijn.
Gino,
Gino was voor mij meer dan een gewoon teamgenoot. Buiten dat hij een fantastisch verdediger was, was hij ook nog een toffe kerel. Gino was iemand waarop je kon vertrouwen, iemand waarmee je plezier kon maken. …Wat ik eigenlijk wil zeggen is dat Gino een echte vriend was. En daarom zeg ik als vriend geen vaarwel, maar tot ziens.
Vervolgt.
Foto’s : -Gino toen hij voor K.V. Mechelen uitkwam. -In de kleuren van Sint-Niklaas. -De aangrijpende tekst van zijn medespelers. -Zijn laatste rustplaats op het kerkhof van Leest naast zijn oma. -Gino.
Vervolg Eddy VAN HOOF, een wielertalent uit Leest.
1979
In 1979 werd Eddy benaderd door Guido Reybroeck en tekende een contract bij Fangio Iso-Bel. De General Manager was Etienne Oyen en de aangesloten renners waren : Frank Arijs, Ronald Bouckaert, Richard Buckaki, Maurice Burton, Jacky Coene, Dave Cumming, Luc De Keyser, Wim de Ruiter, Marc De Smet, Tony Gakens, Roelof Groen, Hans Langerijs, Richard Meehan, John-Patrick Mullan, Walter Naegels, Ad Prinsen,Hendrik Reubens, Willy Scheers, Bert Scheuneman, Eddy Van den Broeck, Eddy Van Hoof, Edouard Vanhulst en André Verbraeken.
De ploeg liet dat jaar twee overwinningen optekenen : twee keer Ad Prinsen (8ste rit Olympia’s Tour en te Chaam).
Eddy zelf had het in die periode ontzettend druk. Hij moest zijn schoonvader helpen bij de bouw van hun woning in de Vinkstraat en zijn eigen vader kon het vele werk in zijn garage niet meer aan. Behoorlijk trainen zat er niet meer in en uiteindelijk koos Eddy eieren voor zijn geld en hij stopte met wielrennen.
Zijn vader richtte een BVBA op met de participatie van zijn twee zonen en Eddy legde zich helemaal toe op de garage. In TSM (Technische Scholen Mechelen) had hij via avondonderwijs diploma’s automechaniek - plaatslagerij en bedrijfsbeheer behaald.
1980
26 november 1980 was een blije dag voor de familie Van Hoof. In de Kraaminrichting van de Maurits Sabbestraat te Mechelen schonk Erna het leven aan Gino, een flinke zoon.
Zoals zijn ouders genoot hij in Leest van een zorgeloze jeugd en zoals zijn vader was Gino erg sportief.
Hij studeerde elektromechanica aan de Plantin Hogeschool Antwerpen. Op sportief vlak koos hij voor een ander pad dan zijn vader, zijn oom en grootooms, hij opteerde voor het voetbal en doorliep de jeugdreeksen van KV Mechelen en SK Lierse.
Bij de derdeklasser Sint-Niklaas stond hij aan de drempel van een mooie voetballoopbaan en op 20 november 1999 werd hij voor het eerst opgenomen in de kern van de eerste ploeg voor de wedstrijd Sint-Niklaas-Schoten.
Twee dagen later gebeurde het drama. Gino keerde terug van een training. Ter hoogte van de oprit van de A12 in Breendonk en de kruising met de N16 Sint-Niklaas-Willebroek, begon zijn wagen, ondanks de geringe snelheid volgens getuigen, met Gino aan het stuur, om een nog onbekende reden te slippen, schuurde langs een verkeersbord en een boom en kwam tenslotte ondersteboven in de gracht terecht. Zijn passagier Kevin Buelens kon zich uit de wagen bevrijden, maar Gino zat gedeeltelijk in de wagen geklemd. Hij werd door de hulpdiensten bevrijd en overgebracht naar het UZA in Edegem maar overleed tijdens zijn overbrenging aan zijn opgelopen verwondingen.
Gino zou 4 dagen later 19 jaar worden. Al zijn teamgenoten waren al uitgenodigd voor een feest in dancing BBC in Haasdonk. Het heeft niet mogen zijn.
Vervolgt.
Foto’s : -Eddy in de trui van Fangio Iso-Bel die hij niet lang zou dragen. -Guido Reybroeck in zijn glorieperiode als kampioen van België. -De geboorteaankondiging van Gino. -Herinnering aan zijn eerste communie. -En zijn plechtige.
Vervolg Eddy VAN HOOF, een wielertalent uit Leest.
1978
Eddy had een afspraak met Pol Claeys in Zedelgem ivm een contractverlenging bij Flandria en niet veel later dezelfde dag in De Pinte met Albert “Berten” De Kimpe de General Manager van Avia – Groene Leeuw.
Claeys kwam maar niet opdagen en Eddy is dan maar doorgereden naar De Pinte. Daar werd hij ingepakt door de allercharmante en vaderlijke Berten De Kimpe die hem een contract liet ondertekenen voor een jaar bij Avia – Groene Leeuw.
Die ploeg bestond in 1978 uit sportbestuurder en General Manager Albert De Kimpe, diens assistent Jozef “Jef” Braeckevelt en de renners Per Bausager (Denemarken), Antoine Bauwens, Joseph Borguet, Rafael Constant, Luc De Keyser, Eddy Furnière, Rudi Hesters, Lieven Malfait, Jorgen Marcussen (Denemarken), Walter Naegels, Jan Poelmans, Eddy Van Hoof, Eddy Van Puyenbroeck en Ronny Vanmarcke.
Avia behaalde dat jaar drie overwinningen : Walter Naegels won in Meulebeke en Lieven Malfait in Zevekote en Zwevezele.
In de achttiende editie van de Brabantse Pijl, verreden op 2 april 1978 en gewonnen door Marcel Laurens, kwam Eddy zwaar ten val. De valpartij gebeurde na een veertigtal kilometer achteraan in het peloton en er waren een twaalftal renners bij betrokken. Hennie Kuiper reed Eddy langs achter aan waarop deze laatste een indrukwekkende duikeling maakte. Samen met Ward Janssens werd hij tot opgave gedwongen.
Ereplaatsen van Eddy :
-4 juni 1978 Betekom : 8ste.
-18 juni 1978 Lede : 5de.
-18 juli 1978 Mechelen : 10de.
Vervolgt.
Foto’s : -Sportgroep Avia -Eddy in de trui van Avia -Berten De Kimpe, een allercharmante sportbestuurder. -Lieven Malfait won dat jaar twee koersen voor Avia. -De Brabantse Pijl van 1978 : Eddy met rugnummer 170 werd aangereden door Hennie Kuiper en kwam zwaar ten val.
Vervolg Eddy VAN HOOF, een wielertalent uit Leest.
1977
Dat jaar tekende Eddy bij Flandria-Velda-Latina. Flandria was in de jaren 60 en 70 een legendarische wielerploeg die gesponsord werd door het gelijknamig Belgisch (brom)fietsenmerk. De wielerploeg werd in 1959 opgericht door Flandria-directeur Pol Claeys en zou twintig jaar actief blijven. In die periode zouden 429 profrenners bij de ploeg passeren waaronder vele groten zoals Briek Schotte, Marcel Janssens, Jef Planckaert, Rik Van Looy, de broers De Vlaeminck, Walter Godefroot, Joop Zoetemelk, Jean-Pierre Monseré en in het jaar 1977 Freddy Maertens en Michel Pollentier. Toen het bedrijf Flandria failliet ging in 1979 verdween ook de wielerploeg.
In 1977 waren volgende renners aangesloten : Herman Beyssens, René Bittinger, Joseph Borguet, Rafael Constant, Noel Converset, Carlos Cuyle, Alain De Carvalho, Marc Demeyer, Eric Desruelle, Nino Giustizia, Willy Govaerts, Rudy Hendrickx, Rudi Hesters, Sean Kelly, Erich Loder, Freddy Maertens, Lieven Malfait, Mario Mariotti, Mariano Martinez, Christian Muselet, Wim Myngheer, Walter Naegels, Michel Pollentier, Dominique Sanders, Willem “Wim” Schroyens, Marcel Tinazzi, Jos Van de Poel, Arthur Van de Vijver, Marcel Van Der Slagmolen, Eddy Van Hoof, Albert Van Vlierberghe, Frans Van Vlierberghe, Daniel Verplancke, Roger Verschaeve en Pol Verschuere. Ploegleider was de flamboyante Guillaume “Lomme” Driessens die werd geassisteerd door Briek Schotte. Freddy Maertens was kopman en Marc Demeyer en Michel Pollentier waren dat jaar zijn luitenants en meesterknechten. Maertens was ontzettend snel en het treintje dat meestal door die twee werd opgezet in de voorbereiding van een spurt leverde hem in 1977 53 overwinningen op. Deze drie waren ook de propagandisten van de “twaalf” in het peloton en het duurde niet lang of vele renners reden met een 52x12 verzet (“Freddy Maertens, niet van horen zeggen”, blz. 118).
Het kampioenschap van België voor beroepsrenners werd in 1977 georganiseerd in het Waalse Yvoir op een zware omloop met lastige hellingen. Op één van die hellingen werd Eddy plots en totaal onverwacht achteruit gesleurd. Geschrokken keek hij op en hij herkende zijn kopman die zich had opgetrokken aan zijn trui. Even later deed Marc Demeyer hetzelfde. Eddy had zich nog maar nauwelijks herpakt of daar was Michel Pollentier ook al… Dat hoorde toen tot de geplogenheden van het peloton. Een kwalijke gewoonte van die tijd waar elke ploeg zich aan bezondigde. Michel Pollentier werd Kampioen van België in Yvoir, tot ergernis van grote baas Pol Claeys die liever Freddy Maertens had zien winnen. Na de koers volgde er een evaluatievergadering in aanwezigheid van Claeys, Lomme Driessens en Briek Schotte. De knechten werden elk zwaar aangepakt en toen het de beurt aan Eddy was stond Freddy Maertens op en verdedigde de Leestenaar met de woorden : “Eddy heeft wel goed gewerkt !” waarop alle kritiek aan zijn adres verstomde en Eddy uiteindelijk de premie voor het behalen van de kampioenstitel uitbetaald kreeg. Daar is hij Freddy Maertens nog altijd dankbaar voor.
Uitslagen :
-10/5/1977 Lutlommel : 9de.
-21/5/1977 Brussel-Bever : 15de.
-12/6/1977 Halle : 8ste.
-20/6/1977 Ottignies : 5de.
-28/6/1977 Nieuwpoort : 10de.
-3/7/1977 Lede : 7de.
-19/7/1977 Mechelen : 1ste.
-1/8/1977 Lommel : 9de.
-4/8/1977 Deerlijk : 8ste.
-14/8/1977 Heindonk : 5de.
-23/8/1977 Dr. Tistaertprijs Zottegem : 18de.
-25/8/1977 Lommel : 5de.
-10/9/1977 Mons-Hyon : 21ste.
-17/9/1977 Maldegem : 6de.
-24/9/1977 Mortsel : 4de.
Uitschieter en hoogtepunt dat jaar was zijn overwinning in de Grote Prijs van Mechelen op 19 juli. Een overwinning die kon tellen. Achttien jaar geleden had een andere Mechelaar, Louis Van Huyck, hem dat voorgedaan.
De kranten :
Leestenaar Eddy VAN HOOF won 32ste prijs van de stad Mechelen
De 32ste prijs van de stad Mechelen voor beroepsrenners werd een spectaculaire wedstrijd met een recondaantal van 110 deelnemers. Het grote deelnemersaantal zorgde voor enkele ongelukkige valpartijen waarvan o.a. Walter Godefroot, Jean-Luc Vandenbroucke en Ferdi Van den Haute de bekendste slachtoffers waren. Zij verlieten de wedstrijd. Na enkele verijdelde vluchten viel de beslissende ontsnapping na 130 kilometer koers. Zij omvatte elf man met vier renners van de sterke ploeg “IJsboerke” van Frans Verbeeck : Willem Peeters, Guido Van Sweevelt, Jos Jacobs en André Delcroix. Tot tweemaal toe poogde deze laatste alleen weg te komen maar in de laatste kilometer werd hij door zijn eigen ploegmaat Jacobs opnieuw bijgehaald. In de eindspurt was Eddy Van Hoof te sterk voor Eddy Vanhaerens, Etienne Vanderhelst en Guido Van Sweevelt. Na een onderbreking van 18 jaar (toen Lode Van Huyck won) bleven de bloemen weer te Mechelen. Voor Eddy betekende dit zijn eerste overwinning bij de profs.
Van Hoof 18 jaar na Van Huyck
“Mechelen, dinsdag. – “Kam je haren en veeg dat zweet van je gezicht”, Eddy Van Hoof, winnaar van de Grote Prijs van Mechelen, kreeg van een trouwe, vrouwelijke supporter klinkende zoenen en daarna die goede raad. “De burgemeester gaat je de bloemen geven”. En Eddy wou absoluut netjes voor zijn burgervader verschijnen, zeker omdat het de eerste maal was dat hij als prof de bloemen kreeg. 18 jaar na Louis Van Huyck schrijft hiermee opnieuw een Mechelaar zijn naam op het palmares van deze Mechelse profwedstrijd. Sindsdien bleef het op Mechels vlak erg stil. Tot Eddy Van Hoof die eer geniet. Gelukkige dag voor deze prof die twee seizoenen geleden bij Eddy Merckx uitkwam, dan een jaar in de anonimiteit verdween maar door hard werken en trainen bij Freddy Maertens een plaatsje vond. De manier waarop hij deze spurt won, spurt die toch geknipt was voor de IJsboerkes, doet het beste verhopen voor de toekomst. Al kennen de tegenstrevers nu wel de spurterskwaliteiten van Van Hoof.” (Frans Teughels- GvM)
Nieuwe Mechelaar Eddy Van Hoof spurt snelst voor bloemen in eigen stad
“Wat was het handvol Leestse supporters van Eddy Van Hoof blij toen hun Eddy zijn wieltje als eerste over de meet wipte inde 32ste Grote Prijs van Mechelen. Dolle vreugde ook bij de lang opgeschoten Leestse atleet die per 1 januari bij Mechelen werd gevoegd en derhalve een volwaardig Mechelaar is.
Van Hoof behaalde zijn eerste palm uit zijn loopbaan en dat gebeurde na een pijlsnelle wedstrijd waarin het moeilijk was een ontsnappingspoging tot stand te brengen, maar waarbij er steeds renners gevonden werden om de handschoen op te nemen. Op een moment dat het overgrote deel van de toeschouwers in de koffiehuizen van het Mechels centrum op zoek ging naar de TV-uitzending van de Tour en het drama Van Impe en daarbij helemaal geen oog meer had voor het koersgebeuren in eigen stad dwongen Jos Jacobs en Ludo Van der Linden de beslissing af nadat het terrein was voorbereid door André Delcroix. In de 13de ronde trokken zij er op uit, kregen vrij vlug Van Haerens, Naegels en Van Sweevelt mee terwijl nog later ook nog Mark Dierckx en André Delcroix, die mee afwerkte wat hij had opgebouwd, mee aansloten. Op dat moment dus nog geen sprake van toekomstig winnaar Van Hoof. Die pikte, samen met Willem Peeters, Tienne Van der Helst en Aling mee aan, dat was in de 14de ronde, en toen ging de deur dicht. Het peloton, in meerdere stukken, reageerde nog wel in de laatste ronde toen het vooraan even stilviel maar uiteindelijk konden de 11 ongestoord hun eindspurt voorbereiden. André Delcroix piloteerde ploegmaat Jos Jacobs in gunstige stelling maar een klaarkijkende Van Hoof kwam op het gepaste moment uit dat wiel om aan de leiding te komen en de blijven, ook al kwamen Eddy Van Haerens en Tienne Van der Helst nog fel opzetten.” (Frans Teughels)
De uitslag : 1. Eddy Van Hoof (Leest) 150 km 3 u20. 2.Eddy Van Haerens, 3.Etienne Vanderhelst, 4.Guido Van Sweevelt, 5.Jozef Jacobs, 6.Willem Peeters, 7.Jan Aling (Nl), 8.Marc Dierckx, 9. Ludo Vanderlinden, 10.André Delcroix, 11.Walter Naegels, 12.Jan Krekels (Nl), 13.Richard Buckaki, 14. Eric Leman, 15.Alfons De Bal. Als bekende namen vonden we nog Staf Van Roosbroeck als 18de, Vic Van Schil 20ste, Ludo Peeters 25ste, en Frans Verbeeck als 30ste.
Vervolgt.
Foto’s : -Eddy in de trui van Flandria-Velda-Latina. -Het ijzersterke triumviraat Maertens-Pollentier-Demeyer. -De Grote Prijs van Mechelen : Eddy Van Hoof snelste van 110 vertrekkers. -Felicitaties van de burgemeester van Mechelen Jos Vanroy. -Nogmaals met de Mechelse burgemeester en de schepen van sport Jean Van der Sande.
Vervolg Eddy VAN HOOF, een wielertalent uit Leest.
Op 15 november 1975 huwde Eddy -hij was 23- te Leest met zijn 20-jarige dorpsgenote Erna Robberechts (°Mechelen, 1/8/1955), dochter van de landbouwer-melkhandelaar Alfons “Fokke” Jan Robberechts en van Louisa Verbruggen uit de Juniorslaan te Leest.
Eddy en Erna waren toen reeds vijf jaar samen. Op hun bruiloftsfeest waren, buiten Staf Van Cauter, geen renners aanwezig. Wel tegenwoordig waren de bestuursleden van de Jetse Sportvrienden en het Vliegend Wiel.
De eerste vier jaar van hun huwelijk woonden Eddy en Erna in bij haar ouders. Ze betrokken er de eerste verdieping. Toen ze in de Vinkstraat een perceel bouwgrond hadden aangekocht heeft vader Fokke daar met hun hulp een knusse en comfortabele woning opgetrokken.
1976
In 1976 kwam hij uit voor Zoppas-Splendor-Sinalco, met als kopman Eric Leman. Althans dat was de bedoeling. Ploegleider was Ton Vissers en adjunct-ploegleider was Robert Lauwers.
Op de ploegvoorstelling werden volgende renners naar voor geschoven : Paul Aerts, Georges Barras, Raphaël Constant, Ronny De Bisschop, Dieudonné Depireux, Christian Dubois, Gerard Harings, Eric Leman, Freddy Libouton, Jacques Martin, Francis Moreels, Willy Scheers, Norbert Seeuws, Eddy Van Hoof en Ronny Vanmarcke.
Niet lang nadien werd de ploeg echter opgedoekt. Geen faillissement zoals bij M.I.C. maar onoverkomelijke problemen bij de ploegleiding en Eddy zat het hele jaar zonder werkgever. Gelukkig kon hij terugvallen op zijn oude jeugdploeg de Jetse Sportvrienden die hem bleef doorbetalen.
Eddy koerste heel dat seizoen verder als individueel in een trui van de club uit Jette. Hij moest dus alleen opboksen tegen tientallen grote en goed georganiseerde wielerploegen. Vanuit dit perspectief heeft hij met onderstaande ereplaatsen nog een prachtig parcours afgelegd :
-20/3/1976 Harelbeke-Poperinge-Harelbeke : 14de.
-11/5/1976 Lutlommel : 8ste.
-6/6/1976 Ganshoren : 5de.
-8/6/1976 Ninove : 9de.
-16/6/1976 Zwijndrecht : 8ste.
-1/8/1976 Lede : 10de.
-13/8/1976 Oud-Turnhout : 6de.
-15/8/1976 De Pinte : 4de.
-19/8/1976 Heindonk : 4de.
-23/8/1976 Geetbets : 7de.
-25/8/1976 Druivenkoers Overijse : 11de.
-20/9/1976 Ekeren : 2de.
In de wielerstatistieken staan deze resultaten vermeld bij Zoppas–Splendor-Sinalco evenals de overwinningen van Eric Leman (Roeselare, Deinze en Ruiselede) en Willy Scheers ( Ninove, Mortsel en Tienen).
Vervolgt.
Foto’s : -Huwelijksfoto van het jonge paar. -Hun bruiloftsmenu. -Twee maal Staf Van Cauter. Samen met Louis Verreydt, Gustaaf Hermans en Ludo Van der Linden werd hij in 1971 in Mendrisio wereldkampioen in de 100 km ploegentijdrit.
Vervolg Eddy VAN HOOF, een wielertalent uit Leest.
In de wielersportjournalistiek staat Merckx met 525 gewonnen wedstrijden als de beste wielrenner aller tijden te boek. Het Franse tijdschrift Vélo betitelde hem in het jaar 2000 als “de grootste ooit in het wielrennen”. In 1975, op 30-jarige leeftijd, was hij volgens sommigen wat over zijn hoogtepunt heen, maar hij schreef toch de klassiekers Luik-Bastenaken-Luik, de Ronde Van Vlaanderen, de Amstel Gold Race en Milaan-Sanremo op zijn erelijst. Bovendien won hij dat jaar ook de Pernod Super Prestige en o.a. twee ritten in de Ronde van Frankrijk. Daar kunnen de renners van tegenwoordig maar van dromen.
Op training trakteerde hij vaak op koffiekoeken vertelde mijn neef en soms liet hij zijn ploeg halt houden bij een café waar hij iedereen vergastte op één of meer donkere trappisten… “De Panny zou dat glas vroeger uit mijn handen geslagen hebben,” grinnikte Eddy. Maar verder waren die trainingen keihard en de onervaren Eddy wou niet onderdoen voor Merckx en zijn superknechten en in die periode heeft hij zich vaak geforceerd en overbelast.
Overigens was zijn seizoen bij Molteni slecht gestart. In één van zijn eerste wedstrijden, de Omloop van het Volk, betwist op 1 maart 1975, kwam hij zwaar ten val en liep een hersenschudding op. Het was een magere troost dat zijn ploegmaat Bruyère de koers won.
In de blog “Le Cyclisme Belge” vonden we van Eddy volgende uitslagen terug : -24/4/1975 Brussel-Bever : 12de. -7/6/1975 Omloop Schelde-Durme-Hamme : 3de. -18/6/1975 : Rebecq-Rognon : 10de. -22/6/1975 Nationaal Kampioenschap Mettet : 33ste. -24/6/1975 Zomergem : 8ste. -3/7/1975 Heusden-Zolder : 8ste. -15/7/1975 Vilvoorde-Houtem : 6de. -19/7/1975 Omloop van het Zuidwesten (Hulste-Ingelmunster) : 3de. -24/7/1975 Mechelen : 6de. -29/7/1975 Scheldeprijs Schoten : 31ste. -5/8/1975 Willebroek : 4de. -15/8/1975 Omloop van de Zennevallei Dworp : 20ste.
Zeker niet slecht voor iemand die volledig ten dienste stond van de kopmannen van de toenmalige beste ploeg van de wereld.
Molteni haalde dat jaar de Wereldbeker voor ploegen binnen. Voor Eddy betekende dit de tweede “plak” na zijn medaille van het jaar voordien.
Vervolgt.
Foto’s : -De ploeg die de Wereldbeker won en de medaille die elke renner van het team behaalde. -Links Eddy Van Hoof in het spoor van zijn kopman in de ploegentijdrit van de Ronde van de Middellandse Zee. -Klein Brabant-Vaartland van 1 augustus 1975 : Beroepsrenners te Tisselt. Eddy Van Hoof (rechts) wordt in de millimeterspurt net verslagen door K. Loysch. Uiterst links Sint-Amandsenaar Francois Kerremans, midden spurt streekrenner Arthur Van de Vijver. Volgens “Cycling Archives” werd de wedstrijd gewonnen door André Delcroix.