Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Kronieken van Leest
    bij Mechelen
    18-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet - "Peit Klet".

    Vervolg – Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    De stunt van “Peit Klet”, Coletha Van Praet,

    de grootmoeder van Josephine Polfliet.

    De Sussen en de Blekken in Leest, thans folklore, maar tot het jaar 1964 van voorgaande eeuw, bij het uiteenvallen van de Sussen, steevast verwikkeld in een vinnige dorpsstrijd.
    Althans bij elke gemeenteraadsverkiezing.
    Tot maanden ervoor en maanden erna stonden de grootste fanatici als kat en hond tegenover elkaar.
    In het dagelijkse leven en buiten de verkiezingsstrijd waren de menselijke relaties tussen de modale Blek en Sus normaal en goed. Men had elkaar nodig en bood hulp waar nodig ook bij de andersgezinden.
    Toen de fanfare “St. Cecilia” in 1899 werd gesticht, een jaar na de oprichting van “Arbeid Adelt” was dit het resultaat van de politieke emancipatie die enkele jaren voor de eeuwwisseling was opgetreden. Zo kwam er een oppositie te Leest en meteen twee dorpspartijen, in de volksmond “Sussen” (Arbeid Adelt) en “Blekken” (St. Cecilia), die mekaar om beurten het burgemeestersambt zouden betwistten.

    De gemeenteraadsverkiezingen van 1952 waren bikkelhard. “Sussen” en “Blekken” spaarden niets of niemand in hun verkiezingspamfletten.
    Op zondag 12 oktober, de dag van de verkiezingen, zou Coletha (“Peit Klet”) Van Praet, de grootmoeder van Josephine Polfiet, geschiedenis schrijven.
    Een van de grote twistpunten tussen de partijen was de herstelling van het dak van de kerk geweest. De pastoor, toen Z.E.H. Coosemans, had zich moeten uitsloven en smeken om het dak hersteld te krijgen. Eerst wou de Kerkfabriek van Leest tussenkomen voor 75.000 frank. Uiteindelijk kwam de Kerkfabriek niet meer tussen in de kosten en moest de gemeente opdraaien voor het totale bedrag. De pastoor kon het vermoedelijk niet langer verdragen dat de Blekken nu rondbazuinden dat zij prima hadden gezorgd voor de herstelling van het dak van de kerk.
    In de vroegmis tijdens de preek vloog hij uit naar de kandidaten van de lijst St.-Cecilia en hij noemde de kandidaten van de “Ware Leestenaar” (Noot : onder die naam verschenen de verkiezingsfolders van de Blekken) in de mis van 06u30 in zijn preek “ware leugenaars”. Georgette Daelemans uit de Alemstraat, een kleindochter van “Peit Klet”, was daar getuige van en vertelde het door aan haar grootmoeder die toevallig de nacht doorgebracht had in de beenhouwerij van haar zoon Ferdinand “Nante” De Prins.
    Nante stond overigens op de 6de plaats van de Blekkenlijst.
    Helemaal opgeladen begaf “Peit Klet” zich naar de mis van 8 uur en toen de stoelen naar de preekstoel gedraaid waren en de pastoor zijn preek begon stond ze op en sprak de legendarische woorden : “Mijnheer pastoor, wij zijn zowel christelijke mensen als gij, misschien nog christelijker.”
    In die tijd waren de meeste Leestenaars trouwe kerkgangers en de uitspraak van de pastoor was niet in goede aarde gevallen bij de Blekken. De mannen hadden, bleek van woede, hun kwaadheid zitten te verbijten, maar waren als versteend blijven zitten.
    De pastoor reageerde verbouwereerd na de interventie van Coletha en er ontstond chaos in de kerk.
    Er werd geroepen, geprotesteerd en in de handen geklapt.
    De hele aanhang van de Blekken deed mee.
    De Sussen daarentegen waren het met de pastoor eens en er ontstond een echt tumult.
    Onderpastoor De Decker verwijderde zelfs enkele personen uit de kerk. Pastoor Coosemans zag in dat hij de situatie niet meer de baas kon, stopte zijn preek en zette de mis verder.
    Een groot aantal Blekken verliet uit protest de kerk maar Peit Klet bleef en toen de communie werd uitgereikt raadde haar zoon Frans haar aan om niet te gaan. “Wat, ik niet te communie gaan ? We zullen eens zien !” foeterde ze en kleindochter Alida die naast haar zat in de kerk vertelde later : “ons Peit had de gewoonte als eerste naar voor te gaan en ze vertrok, met haar gat achteruit naar de communiebank en ze heeft de communie gekregen.”

    De Blekken die de kerk verlaten hadden togen niet onmiddellijk huiswaarts maar verwittigden hun medestanders.
    Velen onder hen gingen de volgende missen bijwonen en naar verluidt hadden er heel wat aardappelen op zak gestoken met de bedoeling deze naar de preekstoel te gooien indien de pastoor opnieuw partij zou kiezen.
    Pastoor Coosemans hield zich echter verder op de vlakte en na de hoogmis ging ook hij zijn stem uitbrengen.
    Heel wat Blekken stonden hem op te wachten bij zijn tocht naar het gemeentehuis waar de verkiezing werd georganiseerd en sommigen hoonden en beschimpten hem.
    Van dan af werd hij door de Blekken beschouwd als een Sus.

    Na de verkiezingen is hij zijn verontschuldigingen gaan aanbieden bij de kopmannen van de Blekken.
    Hij verklaarde dat hij zich het hoofd op hol had laten brengen door de pamfletten van de Sussen en dat hij het niet zag zitten dat er ooit “socialisten” in het Leestse gemeentebestuur zouden zetelen.
    Later heeft hij zich niet meer gemengd in de dorpspolitieke strijd.

    Na afloop van deze verkiezingen waren er bij de Sussen mandatarissen die vonden dat sommige van hun kopmannen te ver waren gegaan. Ze stelden dat ze met een gematigde campagne meer zetels zouden gehaald hebben.
    De tegenstellingen bij de Sussen groeiden en dit resulteerde in twee lijsten van Sussen in 1958 met het gevolg dat de Blekken zeven van de negen zetels zouden binnenhalen.
    Na de verkiezingen van 1952 bedankte de fanfarevoorzitter en burgemeester Pieter De Prins de kiezers. In de bedankingsbrief werd aangekondigd dat het gemeentebestuur open stond voor de voorstellen van alle Leestenaars.
    Ook de Blekken hadden hun les geleerd uit het voorval in de kerk.
    Ze wilden in de toekomst dergelijke toestanden vermijden. Daarom werden de fanfareleden vanaf dat jaar op het ledenfeest duidelijk voorgelicht. In zijn jaarlijkse toespraak op het teerfeest gaf secretaris Lauwers aan wat het bestuur gerealiseerd had en wat er voor de toekomst was gepland.
    Vanaf dat moment werden voorgestelde werken aan de pastorij en aan de kerk niet meer op zo’n lange baan geschoven maar uitgevoerd volgens de financiële mogelijkheden van de gemeentekas.
    De beide partijen hadden in 1952 geleerd dat het beter was dat iedereen best op zijn terrein bleef : de pastoor op het godsdienstige en de politici op het wereldlijke.

    Voor Peit Klet was de zaak nog niet van de baan. Na de mis werd ze uitbundig gefeliciteerd, maar naargelang het avond werd was ze er toch niet gerust in. Wat zou ons Marie (Noot : haar dochter Maria De Prins) zeggen want die was ondertussen met de andere stemgerechtigden terug uit Lembeek.
    Marie heeft niet veel gezegd en de Blekken wonnen de verkiezingen met zes tegen drie.
    Zoals het toen de gewoonte was reed de winnaar van de verkiezingen met een wagen met buizen en begeleid door de fanfare, triomferend de gemeente rond.
    Bij Peit Klet in de Alemstraat werd halt gehouden voor een dankbare serenade en de heldin kreeg van de fanfare een mooi kruisbeeld ten geschenke.
    Daarmee was het verhaal niet afgelopen, er werd klacht tegen haar ingediend (volgens dochter Alida zou er een petitie tegen haar zijn opgestart) en Peit Klet was bang dat ze geëxcommuniceerd zou worden.
    Toen is ze met haar dochter Marie naar het paleis van de bisschop in Mechelen getrokken. Ze kende de koster van Kapelle-op-den-Bos en die was verwant met Mgr. Everaert. Deze laatste was echter afwezig en zijn vervanger, Mgr. Schoenmaeckers, vroeg of zij het met hem ook kon doen. Hij wist duidelijk van de zaak en stelde haar gerust. Het is wel niet de gewoonte om te antwoorden op de preek van de pastoor, zei hij, maar zo erg was dat toch allemaal niet… (Samengevat uit de verslagen van Stan Gobien, Miel en Alida Pofliet)

    Coletha Van Praet “Peit Klet”, grootmoeder van Josephine langs moederskant, was te Leest geboren op 21 juli 1882 en overleed er op 14 november 1961. Zij was gehuwd met Jan Baptist De Prins (°Leest 6/10/1876, +Leest 20/2/1947).

    “Zij was een moeder, in de ware zin van het woord. Moeder zijn betekende voor haar, zich gans geven. De wijze waarop zij zich, gedurende haar toch reeds zo gevuld leven, heeft ten dienste gesteld van haar gezin, dwong de achting af van allen. Samen met haar reeds eerder ontslapen echtgenoot, is zij er in geslaagd haar gezin hoger op te voeren. En dit niet enkel op het louter stoffelijk vlak, ook op godsdienstig niveau wist zij als christene en moeder steeds een voorbeeld te zijn voor haar kinderen en verder nageslacht. Ondanks de gezegende ouderdom, die zij mocht bereiken, was zij steeds te vinden daar waar te helpen en te troosten viel. Haar gedachtenis zal voor allen, die haar kenden, steeds een steun zijn.”
    (Mooie woorden uit haar gedachtenisprentje)

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -Coletha “Peit Klet” Van Praet, de heldin van de “Blekken”.
    -Pastoor Coosemans die de “Blekken” tegen zich in het harnas had gejaagd.
    -Alida Polfliet zat naast haar grootmoeder in de kerk toen die de pastoor van antwoord diende.







    18-10-2016 om 10:27 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vervolg - Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Vervolg – Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Familie POLFLIET

    Enkele voorouders van Josephine in rechtstreekse lijn :

    Petrus POLFLIET,overleden op 16/01/1878 te Bornem. Gehuwd met :
    Maria Ludovica VAN LEEUW, dagloonster, geboren circa 1819.
    Uit dit huwelijk :

    Egidius Josephus/Felix POLFLIET, werkman aan den ijzeren weg, dagloner, landbouwer.
    Geboren op 26/3/1862 te Bornem. Overleden op 10/09/1929 te Leest op 67-jarige leeftijd.
    Woonde in 1896 op de Tisseltbaan.
    Hij huwde op zijn 29ste (15/7/1891) te Leest met :
    Maria Clementina DE MUYER, 22 jaar oud, bareelwachtster. Geboren op 24/06/1869. Zij overleed op 07/12/1896 te Leest op 27-jarige leeftijd. Ze was een dochter van Joannes Franciscus De Muyter, landbouwer en herbergier en van Maria Martha Diddens, landbouwster, herbergierster ‘In de Wijngaert’.
    Egidius hertrouwde op 36-jarige leeftijd voor de kerk op 12/01/1899 te Hombeek met :
    Anna Maria Josephina REYNIERS, 33 jaar oud. Zij was landbouwster en geboren te Hombeek op 31/07/1865. Zij overleed op 62-jarige leeftijd op 9/6/1928.
    Kinderen uit zijn eerste huwelijk :
    1.Felix Livinus (°Leest 19/3/1892,+Leest 25/11/1972), gehuwd met Maria Philomena Hooghe.
    2.Ludovicus Franciscus (°Leest 13/03/1894,+Mechelen 7/4/1988), gehuwd met Maria Leonia Campion.
    3.Josephus Alphonsus (°Leest 7/1/1896).
    Kinderen uit zijn tweede huwelijk :
    4.Maria Ludovica (°Leest 8/10/1899,+Mechelen 14/6/1932), gehuwd met Isidorus Piscador.
    5.Alphonsus Josephus, gedoopt te Leest op 10/7/1901.
    6.Carolus Edmundus, zie hierna.
    7.Joannes Josephus (°Leest 6/10/1905). Gehuwd met Anna Maria Emmerechts.
    8.Maria, gedoopt te Leest op 15/5/1910. Gehuwd met Carolus Ludovicus Achiles (Louis) Van Wauwe. Hij schoot in 1932 een bruinvis neer in de Zenne en stelde hem op tweede Paasdag tentoon op het dorpsplein.

    Carolus Edmundus (Karel) POLFLIET, (°Leest 10/7/1903, +Brussel 28/1/1952).
    Hij huwde op 25-jarige leeftijd (12/2/1929) te Leest met :
    Maria Clementina DE PRINS, (°Kapelle-op-den-Bos 23/9/1905,+Duffel 26/11/1977).
    Uit dit huwelijk :
    -Miel, (°Kapelle-op-den-Bos 25/6/1929,+Mechelen 28/2/2013), gehuwd met Mariette Coeckelbergh (°Leest 12/7/1932, +12/6/1976) en na haar overlijden met Fernande Hamers.
    -Josephine (°Kapelle-op-den-Bos 15/3/1931) gehuwd met Rik Lauwens.
    -Fe, gehuwd met Maria De Prins.
    -Maria, (°Mechelen 25/12/1933, +Mechelen 10/10/1984)
    -Louis, (°Leest 27/5/1935, +Bonheiden 15/10/2000) gehuwd met Leontine Geens.
    -Hilde Polfliet, gehuwd met Frans Lambrechts.
    -Alfons, gehuwd met Maria Huysmans.
    -Fernand, gehuwd met Rita Verheyden.
    -Alida, (°Lembeek 9/2/1941) gehuwd (echtgescheiden) met Louis Nuytiens (+Sion Zwitserland 15/7/2009)
    -Agnes, gehuwd met Vic Vanheerswynghels.
    -Renilde, gehuwd met Staf Tuyaerts. Speelde bij “Rust Roest”, won in 1991 de televisiekwis op VTM “De Vraag van 1 miljoen” met als onderwerp Eddy Merckx.

    Josephine POLFLIET

    Josephine Polfliet werd op 15 maart 1931 thuis geboren als dochter van Karel (°Leest 10/7/1903, +Brussel Zuid 28/1/1952) en van Marie De Prins (°Kapelle-op-den-Bos 23/9/1905,+Duffel 26/11/1977), officieel op grondgebied Kapelle-op-den-Bos in de toenmalige Alemstraat, de straat van drie gemeenten : Leest, Kapelle-op-den-Bos en Tisselt.
    Reeds voor de Tweede Wereldoorlog verhuisden haar ouders met het gezin naar Lembeek (bij Halle), op een paar honderd meter van Tubize, de taalgrens, en een paar honderd meter van de huidige brouwerij Boon. Vroeger was dit een fabriek die de statige naam “Les Fonderies De Blander” droeg.
    Op hun zoektocht naar oud ijzer voor de aankoop van een echte voetbal, was de ijzersmederij voor de kinderen Polfliet de grootste sponsor.
    Omwille van zijn werk, vader Polfliet werkte bij “den IJzerenweg”, diende hij zich tussen Brussel en Braine-le-Comte te vestigen.
    Het gezin koos voor het laatste Vlaamstalige dorp waar de familie in een routehuis van de NMBS terecht kwam.
    Volgens dochter Alida deden haar ouders, vooral moeder, weinig moeite om zich aan te passen en werd er streng op toegekeken dat de kinderen het met Frans doorspekte Lembeekse dialect niet eigen zouden maken. Boter aan de galg, zij werden echte Lembekenaren. Zo richtte zoon Miel (°Kapelle-op-den-Bos 25/6/1929,+Mechelen 28/2/2013) er, samen met enkele vrienden, de Chiro op.
    De dochters werden er lid van de kajotsters en in het dorp kregen de Polflieten dra de bijnaam “de Ketjes” mee. Zij kwamen immers uit het verre Noorden, zoals de Brusselaars…
    Voor de kinderen Polfliet was de omgeving een paradijs.
    Ze hadden het rijk voor zich alleen.
    De Zenne meanderde tussen het glooiende landschap en was op bepaalde plaatsen zelfs doorwaadbaar.
    Niet alleen de “Forges de Clabecq” en de ovens van Quenast maakten deel uit van de skyline maar ook het mooie Lembeekbos, met in de lente de geurige paarse boshyacinten. Als het goed weer was kon je vanuit het bos de Leeuw van Waterloo zien.
    In het gezin was er veel ambiance, er werd gezongen, toneel gespeeld, aan atletiek gedaan en de eerste vakantiedag werd er steevast pijl en boog gemaakt om hun krachten te meten.
    In 1952 sloeg het noodlot toe.
    Een gure winterdag met enorme sneeuwval.
    De dag was nochtans prachtig geëindigd voor de familie Polfliet. Zoon Louis, 17 jaar oud, mocht de hoofdrol vertolken in een toneelstuk, niet toevallig “Ketje”, de belevenissen van het Brusselse boefje. Heel het dorp was opgetrommeld, zo ook de ganse familie Polfliet. Het werd een klapper van jewelste en Louis was de ster van Lembeek en van zijn familie.
    Eens thuisgekomen kreeg vader Karel (“Charel”) een oproep van “den ijzeren weg” om zich snel naar het Brusselse Zuidstation te begeven. De wissels aan dat station zaten vol ijs en sneeuw. “Chef-Piosser” (“Eerste Spoorleggersbaas”) Pofliet was snel ter plaatse en toog aan het werk samen met zijn team.
    Toen gebeurde het.
    De seingever die de rode lamp bediende, een verplichte veiligheidsmaatregel, verwachtte de aankomende trein uit Charleroi op een andere wissel. Een fatale vergissing met dramatische gevolgen. Karel zag het naderende onheil en riep zijn mannen toe om weg te duiken. Voor hem was het echter te laat. De aanstormende kolos raakte hem in zijn rug en Karel stuitte neer met ingedrukte borstkas. Een paar uur later zou hij overlijden.
    De familie Polfliet kwam van de hemel in de hel terecht.
    Heel Lembeek was in diepe rouw maar ook in Leest stond de wereld stil. “Charel van Pier Pios” was een populaire figuur en zijn weduwe Marie De Prins, zus van beenhouwer en gemeenteraadslid Nante, moest voor hem niet onderdoen.
    Hij werd begraven te Leest. Zijn graf bevindt zich op het kerkhof, op de eerste rij, rechts van de parochiekerk.
    Moeder Maria, pas 46 en weduwe, keerde met het ganse gezin terug naar Leest, naar de woning in de Kouter naast het kasteeltje van Moyson. Hoewel zij in het verleden steeds gehunkerd had naar haar geboortedorp, had ze alle moeite van de wereld om zich ook hier weer aan te passen. Ook voor de kinderen werd het een enorme aanpassing.
    Dochter Alida beschreef het zo : “Voor mij was de kindertijd voorbij. Mijn lievelingsbroer en speelkameraad vloog op internaat naar het Klein Seminarie. Adieu school, ruimte, pijl en boog, stekelbaarsjes, salamanders, hazelwormen, wilde aardbeien, wilde look en mispels…”

    Uit het gedachtenisprentje van Maria De Prins :

    “Moederke,
    laat ons nog eens met jou praten.
    We zijn je zo dankbaar !
    Veel heb je ons gegeven,
    leven van je leven,
    vlees van je vlees,
    bloed van je bloed.
    In elk van ons leeft een stukje van je verder.
    Doe ons jou in mekaar erkennen
    en liefhebben.
    Dan blijven wij altijd één in liefde.
    Zo heb je het toch gewild.
    Het leven dat je ons gegeven hebt
    heb je ons ook schoon en gelovig leren leven.
    Op het einde van je leven
    heb je ons leren sterven.
    Alles los te laten
    en alleen God over te houden.
    Als we eens niet meer weten
    en niet meer kunnen
    zullen we naar je opkijken.
    Dan weten we weer hoe het kan en
    hoe het moet.
    Blijf nu maar in je goede hemel bij God.
    Wacht daar op ons
    en lach ons dagelijks toe
    met die enig mooie lieve lach van jou.”

    Vervolgt.

    Foto’s :

    -Josephine Polfliet.
    -Louis Van Wauwe met zijn bruinvis.
    -Haar vader Karel “Charel” Polfliet.
    -Haar moeder Maria “Marie” De Prins.
    -Miel Polfliet, derde van links, was medestichter van de Chiro van zowel Lembeek als Leest.
    -Charel en Marie Polfliet-De Prins met hun dochters voor het routehuis in Lembeek.
    -Vijf van de zes dochters Polfliet.
    -Ferdinand "Nante" De Prins was beenhouwer en gemeenteraadslid.

















    13-10-2016 om 00:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet. Rik als muzikant en koorleider.

    Vervolg : Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Rik als muzikant en koorleider

    Op 31 oktober 2009 werd Rik gevierd voor zijn 40 jaar als koorleider. Er werd een dankmis gecelebreerd door pastoor Callebaut en de paters Van Aken en De Laet.
    In het speciaal voor deze gelegenheid gedrukte misboekje dankten de geestelijken, Rik en zijn echtgenote Josephine, alle aanwezigen, evenals de toen actieve koorleden : Lieve Van Obbeghen, Michel De Win, Monique Mets, Roza Plaskie, Rosa Verbruggen, Leonie Windelen, Maurice Van de Sande, Raf Selleslagh, Bertha Smulders, Rosa Somers, Lea Baes, Fé Polfliet, Hilda Polfliet, Renilda Polfliet, Alida Polfliet, Miel Polfliet, Maria Geerts, Maria Emmeregs, Jozef Tooten, Pierre Van Hove, Ferre Van der Hasselt, Luc Plasqui, Maria Phlippo, Louis Vloebergh en Hilde Silverans.
    Bij dit gebeuren werden ook de volgende overleden koorleden herdacht : Paula Lauwens, Richard Van Praet, Alfons Hellemans, Lodewijk Verbruggen, Victor De Laet, Felix Van der Hasselt, August Van Roy, Louis Polfliet, Elisa Boey en Jozef Lauwers.

    Onder de titel “Rik Lauwens 40 jaar koorleider” plaatste “Kerk en Leven”, in het nummer van 18 november 2009, Rik in de spotlights : “Er zijn zo van die avonden die deugd doen.
    Het zal je zeker verwonderen dat wij dat durven zeggen van een kerkdienst die meer dan twee uur duurde. En toch.
    De parochie Leest heeft op zaterdag 31 oktober Rik, de dirigent van haar koor bedankt en gehuldigd met een feestelijke viering.
    Veertig jaar lang heeft hij het koor geleid.
    Even ter vergelijking : er zijn maar bitter weinig mensen die veertig jaar in hetzelfde bedrijf werken. Dit getuigt van inzet en volharding. In een zo lange geschiedenis met ups en downs bleef Rik de standvastige leider.
    En hij was ook muzikaal en artistiek de voortrekker.
    Uit het ruwe stemmenmateriaal van de zangers wist hij telkens weer een harmonieus koor te kneden waarbij moeilijke stukken niet uit de weg werden gegaan maar waar ook een geest van vriendschap heerste, af en toe overgoten op café.
    Bij kerkelijke feesten maar meer nog bij uitvaarten heeft Rik met zijn koor de Leestenaars ontroerd en getroost.
    Kunnen zingen voor iemand die je bij leven goed gekend hebt geeft inderdaad een diepe troost.
    Voor dit alles heeft Rik en bij afstraling ook zijn koor, van de Parochie en van veel volk van ons dorp en de omliggende dorpen, de oververdiende waardering gekregen.
    Want er was veel volk, de kerk was bomvol, hoofd- en zijbeuken.
    Drie priesters deden de mis, pastoor Callebaut, pater Van Aken en pater De Laet, wat een luxe in deze tijd !
    Het koor stond vooraan achter het altaar te blinken van trots.
    Er werden werken gebracht van o.m. F. Mawet, Mozart, Bach en Lloyd Webber. Het was mooi, zeer mooi.
    Na de mis werden Rik en zijn echtgenote vooraan in de kerk op twee speciale stoelen gezet om de speeches met lof en sympathie te aanhoren. En natuurlijk volgden telkens de geschenken en een daverend applaus.
    Volgend fragment uit één van de teksten verhaalt hoe het allemaal begon : “Toen Leo Hellemans in het huwelijksbootje stapte, Leest vaarwel zei en Kerstmis naderde, stelde pastoor Lornoy jou aan als dirigent en ondanks jouw terughoudendheid trok je de stoute schoenen aan en vroeg of je de vrouwtjes mocht meebrengen. Pastoor Lornoy had de vrouwtjes al aan het werk gezien en was onmiddellijk akkoord. Voor het mannenbastion was dit wel eventjes slikken.
    Onder jouw invloed onderging het kerkkoor een ware metamorfose. Er werd geoefend en geschaafd tot het in jouw oren klonk als hemels gezang.
    Pasen 1970 was dan ook de grote dag. Onder jouw leiding bracht het kerkkoor, zoals in de volksmond gezegd wordt, de mis van Mawet. Het enthousiasme was groot en bleef groot.
    Talrijke vieringen werden opgeluisterd.
    In jouw hart had KVG een speciale plaats. Niet alleen de Kerstmis werd opgeluisterd, nadien werd er ook nog toneel gespeeld met dans, zang en verkleedpartijen. Het was een ware Hoogdag én voor de leden van KVG én voor het koor.”

    Op de receptie, aangeboden door de Kerkfabriek en verzorgd door Oxfam Wereldwinkel achteraan in de kerk, die de viering afsloot werd tastbaar, ja kon je echt voelen hoeveel deugd en vreugd de aanwezigen aan dit parochiefeest beleefd hadden.
    En ergens onder die vele kerkgangers zat een koppel dat op dezelfde 31 oktober, dag op dag, 50 jaar geleden getrouwd was.”

    FEESTLIED RIK LAUWENS
    (Tekst : Pater Van Aken. Melodie : “Here Jezus aan het woord”)

    Vroeger moest Rik naar de kerk
    om de missen te gaan dienen
    maar zijn knikkers wensten werk
    en een treden-dans te vieren.
    Rikke-tikke naar beneden…
    hij zat voor geen grap verlegen.

    d’Eerste noten van de zang
    kropen alzo in zijn oren
    en dat is hem levenslang
    als refrein blijven bekoren.
    Rik was zo meteen gevangen
    door een veelvoud van gezangen.

    Ooit gaf hij zijn “stoksken” door
    maar dat is niet zo gebleven.
    Zingen vergt een “mensenkoor” :
    dirigeren, repeteren..
    ’t Is met mensen samenkomen
    en dan zingen naar behoren.

    Jaren -lang voor menig mens
    is het zangkoor hier te horen.
    En zoals naar ieders wens :
    waardig is hun “dienst” verlopen.
    Moesten doden kunnen spreken
    kwaamt gij zeer veel lof te weten.

    Is dit liedje bijna uit,
    zingen doen we om te danken.
    “Veertig jaren”, naar verluid,
    nu applaus uit alle banken.
    Rik – Josfien, voor zoveel diensten :
    “open hemel” als verdienste.”

    Vervolgt.

    Foto’s:
    -Het voorblad van het misboekje voor de viering van 40 jaar koorleider.
    -De koorleider aan zijn “pupiter”.
    -Het feestlied ter ere van Rik.
    -Het eigenhandig door de Pater geïllustreerde gedicht.
    -De koordirigent in actie.











    08-10-2016 om 07:46 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rik Lauwens als muzikant en koorleider.

    Vervolg schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Rik als muzikant en koorleider

    Zijn oom “Rik van ’t kot” had hem niet alleen de fijne kneepjes van het beeldhouwen bijgebracht, hij was ook verantwoordelijk voor zijn liefde voor muziek en onderkende snel het talent van zijn petekind. Onder zijn leiding ontwikkelde Rik zich tot een puik muzikant die verschillende instrumenten beheerste : trompet, hoorn, trombone en tuba.
    Ook het slagwerk kreeg hij onder de knie.
    Wat een aanwinst voor de Kon. Fanfare St.-Cecilia.
    Zijn reputatie was ook doorgedrongen tot andere fanfares en brassbands en naast de fanfare uit Leest speelde hij ook in de fanfares van Tisselt, Kalfort en in de Brassband “Midden-Brabant” van Nossegem.
    Deze Brassband nodigde hem ooit uit om een beroepstrombonist te vervangen bij een optreden in de Londense “Royal Alberthall”.
    De man zou zich misschien niet kunnen vrijmaken en voor de trombone was er een belangrijke solo weggelegd.
    Rik oefende tot hij het moeilijke stuk onder de knie had en toen het moment van optreden daar was mocht hij niet meespelen, de ‘professional’ was immers komen opdagen.
    Deze laatste ging echter volkomen de mist in want toen de solo er aan kwam vergat hij in te vallen…
    Rik hield er een gratis citytrip Londen aan over.

    Als leider van het gemengd kerkkoor heeft hij ook geschiedenis geschreven.
    In 1969 had Rik de aandacht getrokken van pastoor Lornoy, van koster Plaskie en van pater Van Aken toen hij als gelegenheidsdirigent optrad tijdens een speciale misviering ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van de Leestse K.W.B.
    De toenmalige dirigent van het kerkkoor Leo Hellemans was na zijn huwelijk een heel eind uit de buurt gaan wonen en diende vervangen te worden.
    Voor de meestal oudere koorleden was meester Hellemans hun gedoodverfde opvolger en toen pastoor Lornoy Rik verzocht om het koor onder zijn hoede te nemen zag hij daar tegen op.
    Ook de koster en de pater opteerden voor een jongere dirigent die bovendien ook muziekpartituren kon lezen.
    Schoorvoetend aanvaardde Rik de functie en bij zijn debuut als koorleider moest hij, naast meester Hellemans, werken met veteranen zoals Felix Van der Hasselt, Sooi Beullens en Victor De Laet en die mannen wilden enkel in ’t Latijn zingen.
    Ze kwamen uiteindelijk tot een vergelijk en op zaterdagen zongen ze in ’t Nederlands en op zondagen tijdens de 10-urenmis zongen ze in ’t Latijn.
    Toen Rik met de idee van een gemengd koor afkwam rees er weer protest op.
    Pastoor Lornoy had de dames echter al aan het werk gezien en hij steunde zijn nieuwe dirigent.
    Onder leiding van Rik Lauwens onderging het koor een ware metamorfose en lang heeft het niet geduurd voor de oude krokodillen “bekeerd” waren.
    Sommigen zouden later hun excuses komen aanbieden voor hun tegenwerking in de beginperiode.

    Op zaterdag 13 mei 1989 werd Rik gehuldigd voor zijn 20 jaar als zangkoorleider, hij ontving de Zilveren Sint-Romboutsmedaille.
    Deze viering vond plaats na het einde van de Pinkster-eucharistieviering :

    “Voor Rik
    Als dirigent de zang aanleren
    en noten langzaam-aan ‘verteren’.
    Hij hield het twintig jaar vol.
    Het ‘stokske’ heeft hij doorgegeven
    maar is van plan ‘niet af te haken’,
    komt steeds nog zingen als elk ander.”
    (Kerk en Leven, 25/5/1989)

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -Rik was ook een talentvol muzikant.
    -Met zijn broers Antoon en Willem. De familie Lauwens was erg muzikaal. Naast zijn drie zonen was ook vader Jan spelend lid van de Koninklijke Fanfare Sint Cecilia Leest.
    -Pastoor Frans Lornoy verzocht Rik het kerkkoor onder handen te nemen…
    -Rik met zijn koor.









    06-10-2016 om 08:54 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet. Beeldhouwer.

    Vervolg - Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Beeldhouwer

    Nadat hij de lagere school in Leest doorlopen had ging Rik Lauwens naar de Technische Scholen Mechelen op de Melaan en in 1952 behaalde hij daar zijn diploma van ‘beeldhouwer’ (sculpteur).
    De praktijk werd hem bijgebracht door zijn oom Rik De Bruyn, een kei in het vak.
    Zelf ontwikkelde hij zich tot een waar kunstenaar.
    In zijn living kan men nog enkele van zijn vele werken bewonderen : pareltjes van vakmanschap en creativiteit.

    Rik restaureerde de sculpturen aan het orgel van Hombeek.
    Een restaurateur vroeg daarvoor in een offerte 750.000 frank, Rik deed het gratis.
    Zo kreeg hij stilaan faam in dat wereldje en hij restaureerde nadien o.a. ook de orgels van de Lanscommanderij in Alden Biesen en die van de kerken van Baardegem, Kampenhout Elst en Sint-Jozef Arbeider in Dendermonde Keur.
    Dat laatste, een modern pijporgel, kwam er in 1986 onder impuls van pastoor Paul De Baere.
    De eikenhouten kast draagt de spreuk 'Soli Deo Gratia' (J.S. Bach). Het halfverheven beeldhouwwerk van de vier deurtjes waarachter de pijpen van het borstwerk zichtbaar zijn, werd ontworpen door Leo De Beul en door Rik op voortreffelijke wijze uitgevoerd.
    Het nieuwe orgel werd op zondag 5 juni 1988 ingezegend door Vicaris-Generaal Georges De Lange en op 23 oktober 1988 ingespeeld door Peter Pieters, organist van de Mechelse Sint-Romboutskathedraal.
    De vervanger van pastoor De Baere was toen de restaurateur uit Leest vergeten uit te nodigen, een euvel dat door eerstgenoemde gelukkig tijdig werd rechtgezet.

    Jarenlang was Mechelen de meubelstad bij uitstek.
    Reeds in de tijd van Keizer Karel was de stad gekend voor zijn houtsnijwerk.
    Het vakmanschap van de Mechelse beeldsnijders, van generatie op generatie in de ateliers doorgegeven, resulteerde in de typische zwaar gesculpteerde Mechelse meubelen, eeuwenlang een internationaal begrip.
    Na de Tweede Wereldoorlog ging het stilaan bergaf met het Mechels meubel. Modern design en serieproductie waren maar enkele van de vele oorzaken en Rik moest in 1970 op zoek naar ander werk.
    Dat vond hij bij een dochteronderneming van de Société Générale : Union Minère (het latere Umicore).
    Hij kreeg er een betrekking in de hoofdzetel te Brussel (Broekstraat) waar hij tewerkgesteld werd als ‘nettoyeur’.
    Drie jaar later werd hij, onder zachte dwang, verplicht in de keuken tewerkgesteld ook al had hij daar totaal geen ervaring mee.
    Het begin van een nieuwe carriére.
    Rik werd kok in de grootkeuken van het bedrijf waar dagelijks zo’n vijfhonderd monden moesten gevoed worden.
    Het was hard en verantwoordelijk werk maar hij deed het met liefde en inzet tot zijn oppensioenstelling in 1990.
    De Kon. Fanfare St.-Cecilia en Josephine zouden er hun voordeel mee doen : Rik kookte op haast alle evenementen van deze vereniging en met zijn echtgenote zou hij later een succesvol kookteam vormen.

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -Rik was een naarstige leerling aan T.S.M.
    -Zijn diploma van beeldhouwer.
    -Enkele pareltjes van zijn imponerend vakmanschap.
    -De kerk van Sint-Jozef Arbeider in Dendermonde Keur.
    -Het orgel dat aldaar door Rik Lauwens werd gerestaureerd.

















    03-10-2016 om 08:13 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-09-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vervolg - Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Vervolg - Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Meester Huysmans schetste in 1983 een portret van Rik en diens oma Ida Peeters.

    In zijn rubriek “Leestenaars treden zo uit de oude doos” in “De Band” was een opstel uit 1948 van de toen 13-jarige Rik over zijn grootmoeder, voor meester Huysmans in 1983 een aanleiding om zijn vroegere leerling in het daglicht te plaatsen.
    Het opstel en het lyrisch verslag van de meester verschenen dat jaar in de nummers van mei en juni, evenals een boeiende levensschets van Ida Peeters, de grootmoeder waarvan sprake.

    Grootmoeders portret

    "Grootmoeder is oud. Zij is ruim 65 jaar.
    Haar haren zijn witgrijs, haar wezentrekken liggen diep; zij heeft vele rimpels op het voorhoofd en de kaken, en diepe groeven in de hals. Zij heeft al haar tanden verloren en daarmee is de mond wel wat ingevallen.
    Grootmoeder ziet niet goed meer, daarom draagt zij een bril, die langs de bovenkant dient om ver te zien en langs de onderkant om dichtbij te zien.
    Zij hoort nog tamelijk wel.
    Als ze in haar leunstoel zit leest ze de krant of stopt kousen of breit. Grootmoeder is de goedheid zelf : zij ziet de kinderen zo gaarne !
    Van tijd tot tijd gaat ze er mee wandelen of speelt ze zelfs mee.
    Soms vertelt ze wonderschone dingen. Als de kinderen alleen niet braaf zijn, geeft grootmoeder ze wijze raad.
    Heel de familie houdt zeer veel van haar. Met grootmoeders verjaardag komen ze allen haar geschenkjes brengen.
    Ik dank God voor onze grootmoeder en bid dat ze nog lang gelukkig zou mogen leven.”

    Commentaar van Meester Huysmans

    De schrijver Hendrik LAUWENS :
    -Tijdens het schooljaar 1947-’48 leerling in het 8ste leerjaar. -Geboren te Leest op 31 december 1934.
    -Oudste zoon van Lauwens Jan (°Blaasveld 19/4/1903, +Mechelen 28/1/1991) en De Bruyn Mathilde (°Bornem 26/12/1907,+Leest 29/5/1977), Dorpstraat 22. (gezin met 8 kinderen).
    -Gehuwd met Polfliet Josephine.
    -Wonende Kouter 82.
    -Beroep : tot 1970 beeldhouwer in Mechelse meubelzaak, werkt thans in personeelskeuken van Brussels S.G. -grootbedrijf.
    -Kinderen : Willy, Hugo en Maryse.
    -Studies na 4de graad : 2 jaar Oefenschool Mechelen, daarna 3 jaar vakonderwijs, houtbewerking A3.
    Jarenlange praktische finesse-scholing ten huize van zijn oom Rik De Bruyn (houtsnijkunst).
    -Hobby’s : 1. Wijnmaken : experimenteren met zelfproductie wijn. (van pruim, appel, rabarber en kriek). Van deze laatste kan ik getuigen, dat hij prima, haast superieur is : wijn als een veulen in een zonnige lentewei, fris en fruitig als verse vruchten.
    2. Muziekliefhebber : a) koorleider van het gemengd kerkzangkoor. b) trombonist in de fanfare.
    3. Ornamentsnijder (hout). Als men zijn living betreedt verrassen, ja imponeren, zelfs overdonderen, u de zelfbewerkte meubelen in schoonheid, getuigend van karakter en vakmanschap, die heel charmant aandoen. Ik sta in bewondering voor die weelde van aangebrachte versiering en bloemmotieven, creaties met zuiltjes, pilasters en frontons, gestrikte guirlandes, palmetten, rozetten en lauwerkransen, zelfs decoraties uit de erfenis der Romeinen.
    De buffetkast, inzonderheid de salontafel, zouden zo bijgeplaatst kunnen worden in één der rijke zalen van het Palacio Real te Madrid. Een tafel van ettelijke tienduizenden schattingswaarde.
    Erg nieuwsgierig vraag ik naar zijn werkplaats…
    Hier betreed ik aandachtig zijn ‘heiligdom’, laat me toe het zijn ‘atelier’ te noemen. Op de werkbank liggen allerlei soorten beitels, de hamer en de passer, netjes gereid : de bolletjessteker, de halfrondbeitel, de kantbeitel, vele tientallen soorten, meestal op elkaar gelijkend, toch kleintjes verschillend in steekvorm, snijbreedte, dikte, ronding en uitholling…
    Verder bemerk ik pas aangezette werkstukken, verder halfafgewerkte, boven aan de wanden, links en rechts stapels getekende ontwerpen, siermotieven en figuren; onderaan, voor en achter houten blokken, machinaal tot ruwe vorm reeds aangezet, gereedschap om te bekappen en aan te snijden, en waarin men nu reeds de nog verborgen schoonheid kan vermoeden…
    Wat verderop, en bovenop ligt er een muziekpartituur. Dit wijst erop, onderwijl hij het harde verduldige hout bekapt, strelend besteekt, voorzichtig besnijdt, hij ter afwisseling, als verpozing, al eens een moeilijke reeks notengroepen voor zijn trombone overkijkt, of een alleluja-passus voor koor instudeert…
    Proficiat. Ge moet het maar kunnen en ge moet maar willen. Groot geduld, moed en volharding, creatief denken en bezig zijn. Tenslotte liefde voor handwerk en het schone.
    Waar een opstel uit de oude doos me naartoe heeft geleid !
    Treedt er nog eens een verborgen talent uit die doos ? Het zou me zeer verheugen. Zo ver zijn we echter nog niet.

    Wie is de geportretteerde grootmoeder ?
    Dit is Ida PEETERS, echtgenote van Leopold DE BRUYN, destijds wonende Juniorslaan, aan de spooroverweg te Leest.
    Beiden waren afkomstig uit Bornem. Hun gezin telde 5 kinderen : Jeanne, Mathilde, Hendrik (“Rik”), Giljom en Frans.
    Ida Peeters werd geboren te Bornem in 1882 : een tijd van honger en armoede voor de volksmens in Vlaanderen.
    Heel vroeg stierf haar moeder, zodat ze haar niet heeft gekend. Eens 9 jaar geworden, was haar schooltijd reeds gedaan –wat toendertijd niets uitzonderlijk was,- en trok ze dagelijks te voet naar Weert, om er wijmen manden te vlechten. Kinderarbeid, 10 tot 12 uur per dag tegen een hongerloon, was heel gewoon.
    Haar man was van gegoede boerenafkomst, maar er was slechts plaats voor 1 zoonopvolger op de hoeve, zodat Leopold bij de spoorweg Mechelen-Terneuzen uitweg zocht en in dienst kwam.
    Eens Ida voor zich gekozen en gewonnen, kreeg hij de keuze : mogelijkheid een huisje van de IJzeren Weg te bewonen, ofwel in Temse ofwel in Leest. Aangezien er in Temse geen centiare grond bij dit huis was, en in Leest wel een lapje grond, en ’t BOERENBLOED in hem dwingend sprak, kozen ze voor Leest. We noteren hier het jaar 1908. Leopold werkte bij de spoorweg Mechelen-Terneuzen.
    Ida had de taak van bareelwacht en toezicht op de stopplaats Leest. De barelen toedraaien en terug openen. Een taak met verantwoordelijkheid naast haar gezinsbezigheden.
    De oorlogsjaren 14-18 brachten hierin een onderbreking, want vader moest voor soldaat optrekken. Ze ging met haar kinderen terug te Bornem wonen.
    In 1919 komen ze in Leest opnieuw hun zelfde werk vervullen en heeft moeder Ida ook al hulp van de kinderen voor de bareelwacht. Vooral bij mistig en erg slecht weer viel er op te passen. Goed uitkijken, vooral richting Blaasveld, waar bij nadering van de trein in de verte, aan de draai, een rood seinlicht waarschuwend branden ging.
    In 1922 werd de halte Leest afgeschaft. Tot in 1933 ongeveer. Toen werd de stopplaats Leest weer ingevoerd. Met een nieuwigheid erbij : er moesten dan ook coupons uitgeschreven worden, en aangezien Ida luttele lees- en schrijftechnieken bezat, schrikte dit werk haar af. Neen, dit nam ze er niet bij. Dit werd voor haar het einde van de bareelwacht en hun verblijf in “’t Routekot”, als ik het op zijn Leests cru mag zeggen (Noot : zo weten de lezers meteen waarom men haar oudste zoon, de populaire dirigent van de K. Fanfare, “Rik van ’t Kot” noemde).
    Het gezin Robbens volgde hen op.
    Vele jaren lang heeft Ida met haar man en kinderen aan de spoorweg gewoond. Van in ’t begin waren ze goed onder de omwonenden ingeburgerd en de Leestse Heidelucht deed hen deugd.
    Wie van de geburen weet er nog wat van de plezante avonden, telkens als haar man met de gratis-coupons van de Spoorweg zo dikwijls naar Terneuzen bommelde om er krabben te gaan vangen met stukjes paardenvlees aan een stok, en telkens met rijke buit terugkeerde en Ida de groengrijze kruipedingen tot smakelijke lekkertjes kookte ?...en dan smullen maar, geburen allen samen… Maar ’t gebeurde ook dat ze de dood nabij was van de schrik. Zo die keer, toen de trein reeds kortbij naderde en ze zag, dat midden op de spoorweg, het kindje Florent PISCADOR, pas een lopertje rustig neergehurkt met keien zat te spelen…Ze begon luidkeels te huilen, te rennen, te gillen, de armen in de hoogte…Vader Isidoor Piscador had de alarmkreten gehoord, kwam, zag, sprong dwars door de haag en redde, nipt geplukt, zijn kind… -Florent Piscador woont nu te Heffen. En die andere keer, toen de trein een paar minuten te vroeg misschien, of Ida wel wat laat ? (wie zal het zeggen ?) buiten sprong om de bareel dicht te draaien. Ze was zo uitermate verrast van wat ze zag…Toon STOOP schommelde met zijn hondenkar vol melkstopen, pal op de overweg…Hij was op weg naar ’t Heike voor zijn Brusselse melktoer…en de trein zo dichtbij, mensen !!! Zo nabij, dat het haast een wonder was, dat hij ’t achterste hoekje van ’t karreke er juist niet afreed…Och Gottekestoch, Ida was er ziek van…

    Ida, als grootmoeder door haar kleinzoon Hendrik Lauwens op 13-jarige ouderdom, karig, maar kleurig en kinderlijk-kunstig beschreven, is overleden in mei 1963 op 81-jarige ouderdom. Ook voor haar was het leven een sneltrein. Op haar gedachtenisprentje lezen we : ‘De dood heeft ons, niet haar, verrast. Een leven, gelouterd door talrijke beproevingen, geleid door liefde en stille vreugde…zo waren de jaren, die God aan onze dierbare schonk. Dat hare ziel in vrede ruste.’
    Moge deze gedachtenis en bovenstaand beeld ons bijblijven.

    Ida Peeters was te Bornem geboren op 14 december 1882 en ze overleed in het ‘Gesticht van de H. Familie’ te O.L.Vrouw Waver op 12 mei 1963.

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -Meester Huysmans wijdde zijn rubriek aan Rik en zijn grootmoeder.
    -Rik De Bruyn, de oom waarvan Rik jarenlang praktijklessen kreeg.
    -Grootmoeder Ida Peeters.
    -Het gezin Lauwens-Polfliet met grootmoeder Ida Peeters. Boven van l. naar r. : Louis Vivijs (politiek gevangene Nacht und Nebel), zijn echtgenote Julia Lauwens, Josephine Polfliet, haar man Rik Lauwens, Jozef De Decker (echtgenoot van Paula Lauwens), Frans De Decker (zoontje van Jozef en Paula), Paula Lauwens, Willem Lauwens, Antoon Lauwens, Jeanne Lauwens, Moeder Mathilde De Bruyn en vader Jan Lauwens. Onder : Maria Lauwens, Ursula Peeters (zus van Ida, ook “Tizzela” of “Tanneke” genoemd en echtgenote van Jan De Schoenmaeker), Jan (“Zjang”) De Schoenmaeker, grootmoeder Ida Peeters en Leo Lauwens.
    -Gedachtenisprentje van Ida Peeters.











    28-09-2016 om 11:11 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-09-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vervolg - Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Vervolg - Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Hendrik “Rik” LAUWENS

    Rik werd geboren te Leest op 31 december 1934.
    In de gemeenteschool van Leest doorliep hij de 8 studiejaren.
    De eerste twee bij meester Meyers, het 3de en 4de bij meester Selleslagh, het 5de en 6de bij meester De Leers en het 7de en 8ste bij meester Huysmans.
    Zoals elke ex-leerling van meester De Leers zit hij niet verlegen om een anekdote. Zo moesten zijn scholieren ooit het gedicht “Mijn hond heet Fik” voordragen. Toevallig de naam van één van de leerlingen. Toen een leerling vooraan in de klas luidop de zin “Fik kom hier” citeerde voelde de echte Fik zich aangesproken, sprong op uit zijn bank en haastte zich naar het bord. Meester De Leers verduidelijkte dat het om de hond ging waarop Fik opnieuw plaatsnam op zijn bank maar toen er opnieuw “Fik kom hier” werd gedeclameerd stond hij weer aan het bord tot grote consternatie van de klas…
    Meester De Leers was misschien wat naïef maar een bekwaam onderwijzer en aan meester Huysmans bewaart Rik de beste herinneringen.

    Van de Tweede Wereldoorlog herinnert hij zich nog dat de Duitsers verboden om muziek te maken en vooral de enorme formaties geallieerde vliegtuigen die het luchtruim verduisterden.
    Ooit, hij zal de datum nooit vergeten, 19 april 1944, was hij met enkele jongens konijnenvoer gaan plukken in de Bleukens toen er weer zo’n formatie voorbijvloog. De vliegtuigen gooiden schijnbaar snippers uit en de jongens dachten dat het, zoals zo vaak, om antiradarsneeuw ging en zij holden er naartoe.
    Die dwarrelende dingen zagen er van op afstand uit als zilverpapiersnippers. Dat was een techniek van de geallieerden waarbij grote hoeveelheden foliereepjes uitgeworpen werden. De reepjes weerkaatsen een deel van de radarbundel, waardoor het radarsysteem een doel ziet. Doordat de wolk foliereepjes vrij groot was en de reepjes dicht op elkaar dwarrelden, ontstond er een compleet ‘gordijn’ van doelen waar een radar moeilijk doorheen kon kijken en waarachter de vliegtuigen zich konden verschuilen of uit de voeten maken.
    De jongens hadden zich echter misrekend, het bleek om echte bommen te gaan. Eens ze de grond raakten spatten ze open en zetten ze de omgeving in vuur en vlam.
    Gelukkig had pachter Beullens van het Hof ten Broecke het gevaar tijdig opgemerkt en hij maande de jongens aan om weg te vluchten. Zij konden zich veilig terugtrekken tot bij de massa volk die op de kerkhofmuur alles van in de verte gadesloeg.
    Eén van die fosforbommen kwam terecht op de schuur van pachter Jan Lauwers in de Larestraat en stak die helemaal in de fik.
    Het grootste deel van de bommen raakte Mechelen en de stad stond in brand.
    Op 24 april zou Mechelen rouwen om de 120 doden en de vele gewonden. Hun lijkkisten stonden opgesteld op de binnenkoer van het St.-Romboutscollege en werden vandaar naar de kathedraal gebracht voor de uitvaartdienst.
    Op 1 mei zou Mechelen het weer zwaar te verduren krijgen.
    Leest en Hombeek ontsnapten op het nippertje.
    Het doelwit was duidelijk het spoorwegknooppunt van Mechelen en de spoorwegwerkplaatsen van het zogenoemde Arsenaal, dienstig voor de oorlogsindustrie. De verwoesting in de stad was enorm.
    Op 15 mei 1944 liet kardinaal Van Roey een herderlijke protestbrief aflezen in alle kerken waarin hij de geallieerden verzocht in naam van België have en goed van de burgers te ontzien “daar anders de beschaafde wereld zich eens met afschuw rekenschap zal geven van de ontzettende behandeling, die een onschuldig en loyaal land heeft moeten verduren.”
    Bombardementen van grote omvang bleven van dan af achterwege. Rik weet nog dat de Duitsers in 1944 op de vele open weiden langs de Zenne twee meter hoge boomstammen en balken in de grond hadden gestopt om te beletten dat vliegtuigen of zweefvliegtuigen er zouden landen. Ze werden omwikkeld en verbonden met prikkeldraad. De bezetters waren bang voor een invasie. Onvergetelijk was zijn eerste kennismaking met de Engelsen.
    Het was een gewone schooldag en plots zagen ze een colonne legervoertuigen van het Engels leger voor de jongensschool halt houden. De bevrijders eisten de hele schoolinfrastructuur op en alle jongens mochten naar huis.
    Onder het afdak werd een veldkeuken geïnstalleerd die doorliep tot in een grote tent op de koer en de drie eerste klassen werden omgetoverd tot eetzaal. Slapen zouden de soldaten in zaal St.-Cecilia in de Dorpstraat.
    De kinderen moesten geruime tijd niet naar school en sommigen, waaronder Rik, verbroederden met de Engelse soldaten die ook hun eten deelden met de Leestse jeugd.
    Rik was ook van de partij toen ze een partijtje voetbal gingen spelen met de Engelsen op het plein van Heffen.
    Schone liedjes duren niet lang, er moest een oplossing gevonden worden voor de schoolverlaters.
    De jongens werden uiteindelijk ondergebracht in de meisjesschool waar ze een halve dag les kregen in de namiddag en de meisjes in de voormiddag.

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -De vier Leestse meesters van Rik Lauwens : Meyers, De Leers, Selleslagh en Huysmans.
    -Mei 1944 : geallieerde vliegtuigen overvliegen Leest.
    -Pachter Jef Beullens van het Hof ten Broecke met zoon Torre tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hun paard was door de bezetter opgeeist. Rechts achteraan de kerkhofmuur.







    24-09-2016 om 18:30 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vervolg Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Vervolg Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Enkele voorouders in rechtstreekse lijn van de stam

    van Rik LAUWENS-Josephine POLFLIET

    Jacobus LAUWENS (°Leest 13/2/1791, +Leest 7/9/1859) gehuwd met :
    Catharina Anna VERTOMMEN (ook Vertongen) (°Leest 1/10/1790, +Leest 13/9/1859) Jacobus was een zoon van Johannes Baptist Lauwens en van Maria Anna Blommaerts Hij was landbouwer en handwerker.
    Catharina was een dochter van Petrus Johannes Vertommen en van Anna Huysmans. Zij was dagloonster.
    Jacobus en Catharina huwden op 24 september 1811 te Leest. Getuigen waren haar stiefvader Cornelius Eeckelaers, veldwachter Guilielmus Brion, hovenier Matthias Van Asch en gemeentesecretaris Johannes Baptist Fremie. Zij overleed 6 dagen na haar echtgenoot. Het echtpaar kreeg 11 kinderen.

    Franciscus LAUWENS (°Leest 8/10/1830, +Leest 23/9/1906) gehuwd met :
    Anna Paulina VAN DEN HEUVEL (°Leest 6/11/1832)
    Hij was het 10de kind van voorgaand echtpaar. Franciscus huwde met Anna Paulina te Leest op 20 juli 1857. Getuigen waren Guilielmus Nees, Johan Bapt. Huysmans en Adrianus De Wit. Franciscus en Anna Paulina waren dagloners.
    Het echtpaar kreeg negen kinderen.

    Johannes Baptist LAUWENS (°Leest 3/12/1874, +Leest 31/10/1945) gehuwd met :
    Catharina Paulina ABSILLIS (°Leest 7/12/1875, +Leest 27/12/1963)
    Johannes Bapt. was de tweelingbroer van Alphonsius (°Leest 3/12/1874, +Blaasveld 17/2/1949) en zij waren de jongsten uit het nest van voorgaand echtpaar.
    Het echtpaar huwde op 8 november 1900.
    Zij kregen 10 kinderen.

    Jan Baptist LAUWENS (°Blaasveld 19/4/1903, +28/1/1991) gehuwd met :
    Mathilde (“Mathilleke”)DE BRUYN (°Bornem 26/12/1907, +Leest 29/5/1977)
    Jan Baptist was de tweede oudste van tien.
    Mathilde “Mathilleke” was een zus van Rik De Bruyn (“Rik van ’t Kot”).

    Het gezin van Jan en Mathilleke LAUWENS

    Het echtpaar woonde eerst in het Pensenstraatje (Dorp 12) en verhuisde op 17 juli 1936 luttele meters verder naast de herberg “De Rooselaer” waar thans het gebouw van KBC neergepoot is. Een paar weken later (2 augustus) werd daar zoon Antoon geboren.
    Op 14 april 1948 verhuisden Jan en Mathilleke naar de grotere herenwoning in de Kouter (huisnummer 5 later gewijzigd in nummer 6).
    Het echtpaar kreeg negen kinderen :
    -Johanna “Ida” (°Leest 29/3/1928, +Leest 25/8/1928). Dit kindje werd amper 5 maanden.
    -Julia (°1929), gehuwd met Louis Vivijs uit Tisselt (Lid van de verzetsbeweging ‘de Zwarte Hand’ en politiek gevangene Nacht und Nebel, broer van Staf, de auteur van “Onder Duitsen Knoet”).
    -Paula (°Leest 8/10/1931, +Duffel 27/10/1970), gehuwd met Jef De Decker (°Leest 11/1/1931, +Leest 25/2/1998).
    -Jeanne (°Leest 21/5/1933, +Bonheiden 15/1/2009), gehuwd met Jozef Ceulemans (Bonheiden).
    -Hendrik (“Rik”) (°Leest 31/12/1934), gehuwd met Josephine Polfliet (°Kapelle o/d Bos 15/3/1931) : drie kinderen Willy (°Mechelen 3/7/1958), Hugo (°Mechelen 31/3/1962) en Maryse (°Mechelen 15/7/1966).
    -Antoine (°1936), gehuwd met Agnes Piessens (Leest).
    -Willem (°1938), gehuwd met Anny De Prins (Tisselt).
    -Leo (°1944), gehuwd met Roza Doorlaeghe (Leest).
    -Maria (°1946), gehuwd met Willy De Roover (Hofstade).

    Uit het gedachtenisprentje van Jan Lauwens :

    “Gewone mensen
    wondere mensen !

    Zij hebben geen naam, die genoemd
    wordt in kranten en journaals.
    Zij zijn oneindig
    Verdraagzaam.

    Zij hebben genoeg verstand,
    om wat dagelijks over hun hoofd
    wordt uitgeschut te verwerken.

    Mensen waardoor een stroom
    van liefde in stilte over de wereld gaat.
    Zo leefde ons vader
    voor zijn kinderen, kleinkinderen
    en achterkleinkinderen.

    Bedankt vader voor alles.”

    Uit het gedachtenisprentje van Mathilde De Bruyn :

    “Moeder is uit ons midden gegaan, een toonbeeld van goedheid voor iedereen.
    Een plaats is nu leeg, het hoekje waar kinderen en ook kleinkinderen zich thuis konden voelen, een plaats waar de familie het dichtst bij elkaar was.
    Het is onbegrijpelijk dat ze van ons is heengegaan.
    Wij hebben dank kunnen zeggen voor al het goede dat we van haar mochten ondervinden.
    Haar beeld staat nog scherp in onze herinnering, maar de wonde in ons hart is nog lang niet geheeld.
    Het leven gaat verder, zonder haar, maar je kunt toch niet nalaten af en toe een traan weg te pinken om dat verlies.
    Dan word je stil van binnen en je vraagt je af of het leven niet gans anders zou zijn als zij nog in ons midden was.
    Heb dank, Heer, voor haar leven, waarvan zovelen getuigen waren. Laat haar leven in het licht des aanschijns, waar ook wij eens met haar zullen verenigd zijn in Uw eeuwige liefde.”

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -Het Pensenstraatje. Het laatste huisje rechts werd een tijdlang bewoond door de familie Lauwens-De Bruyn.
    -Vader en moeder Lauwens met hun kroost. Van links naar rechts : Willem, Rik, Julia, vader Jan, Leo, moeder Mathilde, Maria, Paula, Jeanne en Antoine.
    -Jan Lauwens op rijpere leeftijd naar een schets van Georges Herregods.







    24-09-2016 om 07:40 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-09-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    In de SCHIJNWERPERS

    RIK en JOSEPHINE LAUWENS- POLFLIET,

    telgen van twee prominente Leestse geslachten

    Op bezoek bij Rik en Josephine Lauwens-Polfliet

    Via hun zoon Hugo, een vriend die me al vaak geholpen heeft met weetjes over Leest, kwam ik in contact met zijn ouders Rik en Josephine Lauwens-Polfliet. Telgen uit twee oude en respectabele Leestse families.
    Er werd een afspraak gemaakt en op 14 november 2014 mocht ik voor het eerst langskomen.
    Ze ontvingen me zeer gastvrij in hun gezellige woonst aan de Kouter en Rik en Josephine hadden zoveel te vertellen over hun rijk gevuld leven dat het niet bij die ene afspraak zou blijven.
    Vooral Rik is een praatvaar.
    Aanvankelijk schoorvoetend maar eens op gang transformeerde de diesel in een sneltrein, daarbij geholpen door zijn eega die af en toe wat toevoegde en verduidelijkte.
    Beide tachtigers beschikken nog over een feilloos geheugen en ik kreeg van hun beider families zoveel informatie te verwerken dat ik die geïmplementeerd heb in aparte items, aangevuld met toelichtingen van familieleden zoals Alida, Antoon, Patrick en Hugo Lauwens, stamboomspecialiste Lieve Huysmans en de Kronieken van Leest.

    Familie Lauwens

    Het mammoetwerk van Patrick Lauwens

    Patrick Lauwens uit Berlaar bouwde een indrukwekkende website op van zijn familie en aanverwanten : www.laurentii.be

    De genealogie van de naamdragers “van Laurentius” begon met een zoektocht naar de families Lauwens in het vroegere hertogdom Brabant, in België en in Nederland.
    Livien Lauwens uit Kapelle-op-den-Bos bracht zijn stamboom in kaart tot Peeter Lauwers, een voorouder die in 1655 te Leest huwde met Johanna Persoons.
    Lauwens en Lauwers bleken algauw varianten van dezelfde familienaam. Tot die bevinding was ook Lucien Lauwers uit Scherpenheuvel gekomen. Lucien had er toen al meer dan twintig jaar archiefonderzoek op zitten.
    Er bleken ook andere varianten in de familiegeschiedenis voor te komen: Lauwereyns, Laureys, Lauwaert(s), Lauwen, Lawen(s), Laurens,...
    Daarom koos Patrick voor de verzamelnaam "Laurentii" voor zijn project, de Latijnse benaming voor alle naamvarianten.
    Om deze informatie te kunnen delen, kreeg deze website vorm.
    De informatie gaat terug tot 1410.
    Op deze website kan men de Hombeeks-Leestse tak in het hertogdom Brabant terugvinden tot bij een nazaat van Deense Vikings, kruisvaarder Odin Lauwereyns, die werd vermeld in 1247 in Brugge in het graafschap Vlaanderen.
    Nakomelingen weken uit naar het hertogdom Brabant tijdens de daaropvolgende eeuwen.

    De Hombeekse stamlijn gaat terug tot Geert Lauwers, rentmeester voor de hertogen van Brabant te Kapelle-op-den-Bos, geboren in 1440. Vanaf de 16de eeuw zijn de gegevens van deze familie volledig gedocumenteerd en van dan af is er sprake van de Hombeeks-Leestse tak.
    Aan de hand van verschillende bronnen reconstrueerde Patrick de gezinnen en de resultaten werden stelselmatig verwerkt per gemeente, per landstreek, per land of per parochie.
    De vele teruggevonden verhalen werden chronologisch gerangschikt en er werd ook aandacht besteed aan de geneografie : origine volgens DNA.

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -Leest.
    -Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.
    -Hugo Lauwens.
    -Rik en Josephine met rechts op de achtergrond de wapenschilden van de families Lauwens (onderaan) en Polfliet (bovenaan).
    -Patrick Lauwens.











    21-09-2016 om 11:55 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-09-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Slot

    Vervolg en slot van “Terugblik op mijn kindertijd in Leest”.

    De meeste jongens en meisjes van mijn generatie hebben nooit oorlog, honger, koude, noch werkloosheid gekend en onze materiële situatie is als maar verbeterd.
    Ons leven verschilde in veel opzichten van dat van de hedendaagse jeugd.
    Als kind zaten we in een auto zonder gordel en zonder airbags. Aids bestond nog niet en ADHD moest nog benoemd worden.
    Konden wij nog ongestoord op de straat spelen omdat het veiliger was en in een tijd waarin iedereen iedereen kende en de mensen elkaar hielpen waar mogelijk, dan krijgen de kinderen van nu veel meer kansen en vrijheid.
    Kleding en speelgoed in overvloed, op vakantie gaan is vaak een ‘happy problem’, waar gaan we dit jaar naartoe ?
    Ze hebben de keuze uit verschillende sportclubs en jeugdverenigingen, hebben minder religieuze verplichtingen, minder taboes.
    Lijfstraffen en kinderarbeid zijn afgeschaft en alles is veel gemoedelijker en menselijker geëvolueerd.
    De jeugd is ook mondiger geworden, sneller volwassen en heeft overal meer inspraak.
    Daartegenover staat dat zowel kerk als school aan gezag hebben ingeboet.
    Dat de politiek niet meer wordt vertrouwd en het gezin zijn rol niet meer speelt.
    Ook jeugdverenigingen weten vaak niet meer op welke koord te dansen.
    Het teveel aan mogelijkheden leidt bij de kinderen soms tot keuzestress.
    Dat begint al bij de overvolle kleerkast van de kleuters : ‘Wat wil je aan vandaag ?’
    En welke sportclub moeten ze uitkiezen. Gaan ze naar het judo, turnen, volleybal of dans ?
    Valt dit te combineren met de muziekles ?
    En dan is er nog playstation, nintendo, de computer, internet, iphone…
    En de 101 verschillende zenders op televisie…

    Ook de rol van de ouders is veranderd.
    Vroeger gebeurde opvoeden meer instinctief en waren er weinig moeders die buitenshuis werkten.
    Ouders van nu worden overladen met informatie over opvoedingsmethodes die zichzelf vaak tegenspreken en iedereen heeft zijn mening over de beste aanpak.
    Dat was vroeger veel simpeler.

    Ook de leefomgeving is fel gewijzigd.
    Sinds 1950 is de bevolking in ons land met 35% aangegroeid. In 1948 telde Leest 1864 inwoners, in 2003 waren er dat 2815, een aangroei van 51%.
    Laten we ook de groeiende multiculturaliteit niet uit het oog verliezen, 60 jaar geleden waren er amper moslims in ons land en was er van een terreurgroep zoals IS totaal geen sprake.
    Mijn leeftijdgenoten en ik werden in onze jeugd niet geconfronteerd met stressvolle gebeurtenissen die ons gevoel van veiligheid verbrijzelden.
    In onze contreien was het wachten tot het begin van de jaren ’70 op de “Vampier van Muizen” en begin jaren ’80 op de “Bende van Nijvel” en de “CCC” (Cellules Communistes Combattantes).

    Maar uit alle objectieve data blijkt dat de Vlaming nooit rijker en gezonder is geweest dan tegenwoordig.
    Kinderen die thans geboren worden zullen gemiddeld langer leven dan elke generatie voor hen.

    "De jeugd van tegenwoordig houdt alleen maar van luxe, heeft slechte manieren en veracht de autoriteit. Ze heeft geen respect voor oudere mensen…”
    Dit zou een uitspraak van een generatiegenoot van mij kunnen zijn, maar het is er één van Socrates, van pakweg 2400 jaar geleden.
    Als dat iets leert, is het wel dat er eigenlijk helemaal niks verandert. Jeugd zal altijd jeugd blijven en zo keken en kijken vorige generaties naar jongere…

    Alles heeft zijn voor- en nadelen, zo ook de periode waarin iemand opgegroeid is.
    Als je het mij vraagt opgroeien vroeger of nu, ik zou niet kunnen kiezen…

                                              Marcel Van Hoof.

    Het Dorp

    Thuis heb ik nog een ansichtkaart
    Waarop een kerk, een kar met paard
    Een slagerij, een juffrouw op de fiets
    Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets
    Maar het is waar ik geboren ben
    Dit dorp, ik weet nog hoe het was
    De boerenkinderen in de klas
    Een kar die ratelt op de keien
    Het raadhuis met een pomp ervoor
    Een zandweg tussen koren door
    Het vee, de boerderijen

    En langs het tuinpad van m’n vader
    Zag ik de hoge bomen staan
    Ik was een kind en wist niet beter
    Dan dat ’t nooit voorbij zou gaan

    Wat leefden ze eenvoudig toen
    In simp’le huizen tussen groen
    Met boerenbloemen en een heg
    Maar blijkbaar leefden ze verkeerd
    Het dorp is gemoderniseerd
    En nou zijn ze op de goede weg
    Want ziet, hoe rijk het leven is
    Ze zien de televisiekwis
    En wonen in betonnen dozen
    Met flink veel glas, dan kun je zien
    Hoe of het bankstel staat bij Mien
    En d’r dressoir met plastic rozen

    De dorpsjeugd klit wat bij elkaar
    In minirok en beatle-haar
    En joelt wat mee met beat-muziek
    Ik weet wel het is hun goeie recht
    De nieuwe tijd, net wat u zegt
    Maar het maakt me wat melancholiek
    Ik heb hun vader nog gekend
    Ze kochten zoethout voor een cent
    Ik zag hun moeders touwtjespringen
    Dat dorp van toen, het is voorbij
    Dit is al wat er bleef voor mij
    Een ansicht en herinneringen

    Toen ik langs het tuinpad van mijn vader
    De hoge bomen nog zag staan
    Ik was een kind, hoe kon ik weten
    Dat dat voorgoed voorbij zou gaan.

                              Wim Sonneveld

    Foto’s :
    -Op weg naar de volwassenheid. Deze foto sierde mijn eerste paspoort.
    -De auteur in een meer recente tijd.
    -Een ansicht met herinneringen...

    Hierna worden Rik en Josephine LAUWENS-POLFLIET, samen met hun families, in de schijnwerpers gezet, telgen van twee prominente Leestse geslachten. Daarna volgen nog honderden paginas met aanvullingen…







    09-09-2016 om 00:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-09-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terugblik op mijn kindertijd in Leest.

    Vervolg - Terugblik op mijn kindertijd in Leest

    Op zondagnamiddagen kwam heel de familie bij elkaar bij grootmoeder Tien in de Blaasveldstraat.
    Terwijl de mannen kaartten of luisterden naar de voetbaluitslagen op de radio met hun pronostiek van Prior bij de hand, speelden de vrouwen met de ‘lotjes’ of zaten met hun voeten rond de Leuvense stoof gezellig te keuvelen.
    ‘Bon’ had een heel arsenaal oude liedjes die ze met graagte zong. Vooral het ‘vlooienlied’ zal me altijd bijblijven :

    “Vrienden ik zal u gaan verklaren,
    t is voorwaar ne viezen toer,
    Hoe dat ik zijn gevaren, hoe die vlooien geven snoer.
    En ze willen toch niet verhuizen,
    daar zitten er wel duizend in ons bed.
    Ze bijten nog erger dan de luizen
    en springen in mijne nek.

    Rik tak, rik tak, rik tak, ik lig niet op mijn gemak
    en ze geven maar knap op knap
    En ze waren nog zo gezond
    van te bijten aan mijn kont.

    De eersten die mij kwamen te plagen,
    dat waren gasten uit de Kongo,
    Ze waren zwart gelijk ne moren,
    elke vlo woog ne kilo.
    Hunnen bek was fijn geslepen
    ging er door gelijk een snoer,
    Vrienden ge moogt het zeker weten,
    het is voorwaar een paardentoer.

    Rik tak,…

    Dan kwam er een oude weegaal,
    hij was voorzeker wel honderd jaar.
    Hij had ne gang lijk een oude peter
    ’t was ne Gentse moordenaar.
    Hij deed zijn ronde langs mijn ooren
    en hij danste daar ne wals,
    Dan begon hij straf te boren
    en te bijten in mijne hals.

    Rik, tak…”

    Deze tekst, en nog vele andere, heeft ze ooit voor me neergeschreven. Die liedjes bracht ze ook op de samenkomsten van de Leestse gepensioneerden.
    Soms liet ze haar hondjes kunstjes uitvoeren. Die konden op bevel gaan zitten en opstaan, een pootje geven en ook dansen en daar was ze fier op.
    Elke samenkomst werd besloten met een gemeenschappelijke maaltijd : ‘balletjes met pruimen’, uiteraard op grootmoederswijze…

    Soms mocht ik bij mijn andere grootouders logeren in Blaasveld, in de woning die we thans betrekken.
    Dat was daar een drukke bedoening met de winkel en de bakkerij. Met mijn neven Jan en Eddy gingen we zwemmen in het openluchtbad van Willebroek op de Dr. Persoonslaan, later afgebroken en omgevormd tot postkantoor dat daar intussen ook al verdwenen is. Ik kon toen nog niet zwemmen maar dook wel al van de driemeter plank met een fietsband.
    Terug thuis werden we opgewacht door ‘Moemoe’ met een halve meter boterhammetjes, dik besmeerd met ‘goei boter’ en perenstroop. Die berg ‘bokes’ smolt als sneeuw voor de zon.
    Moemoe was een verwenner en vaak maakte zij voor ons ‘koekskes met boter’, dan liet ze petit beurs smelten in warme melk en daar een flinke klad van weer die ‘goei boter’ er overheen…

    Op zaterdagavond gingen we naar de boerderij van Fikske Van de Vondel in de Bezelaarstraat waar je op primitieve houten banken voor vijf frank kon genieten van den Dikke en den Dunne en andere Charly Chaplins.
    Willebroek bezat in die tijd drie bioscopen : de Palace en de Rio in de Nieuwstraat en de Cinex in de A. Van Landeghemstraat, waar thans het Volkshuis is gevestigd. Met tante Janet en haar vriendin Philomene trokken we er te voet naartoe. Per vertoning werden er, naast het nieuws van Belgavox, twee films afgespeeld : een zogenaamde B-film en een hoofdfilm.

    ‘Vava’, mijn grootvader langs moederskant, heb ik vaak vergezeld op zijn bakkersronde. Hij reed met een Renault Dauphine die achteraan vol brood gestouwd was. Zij ronde startte in Blaasveld en liep over Heffen, Heindonk, Willebroek en Tisselt.

    De ‘Mees’, zoals hij genoemd werd, was een aimabel man, attent, behulpzaam en een enorme werker. Hij was te Leest geboren in de Kleine Heide als zoon van een landbouwer die op zijn beurt een zoon was van een boswachter uit Steenhuffel die in dienst was van een graaf uit Londerzeel.

    Vervolgt…

    Foto’s :
    -De katholieke gepensioneerden van Leest in de jaren ’50. Links onderaan grootmoeder Florentien ‘Tien’ De Schoenmaecker.
    -“Bon” met haar hondjes. Links haar dochter Jeanne. Onderaan kleindochter Josée Tourné.
    -Mijn grootouders langs moederskant : Jan Baptist Mees en Sofie De Schoenmaeker.
    -Fikske Van de Vondel was gebeten door de filmmicrobe.









    05-09-2016 om 18:53 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-08-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terugblik op mijn kindertijd in Leest.

    Vervolg - Terugblik op mijn kindertijd in Leest

    Een barbecue zoals we die nu kennen bestond nog niet. Met een kuil en daar wat bakstenen omheen kwamen we dicht in de buurt. Op het menu vooral haring.
    Eensgezind werd door de buurt ‘crème-glace’ en ook bloedpensen gemaakt. Iedereen droeg zijn of haar steentje bij en het artisanaal eindproduct was authentiek en buitengewoon lekker.
    Het toestel om ‘crème-glace’ te maken leek op een houten emmer met binnenin een metalen wand. In de emmer zat een koker met daarrond ijs. In de koker werd een mengsel van verschillende ingrediënten gedaan en deze koker werd met behulp van een hendel rondgedraaid tot de crème ‘ijskreem’ werd.

    Toentertijd werden de varkens nog op de boerderij geslacht. Maandenlang was aan het mesten van de krulstaart de nodige zorg besteed en even lang was er reikhalzend uitgezien naar het ogenblik waarop hij zwaar genoeg werd bevonden om gekeeld te worden. Alles van het varken werd gebruikt. Met de ogen kon je knikkeren, de darmen werden gebruikt om worst van te maken, de hammen gedroogd en in de kelder opgehangen. Het vet dat vrij kwam tijdens het bakken van spek, werd bewaard om ander vlees te braden of om op de boterham te smeren, een pure cholesterolbom maar lekker en voedzaam.
    Voor de kinderen was het belangrijk om de varkensblaas te bemachtigen. Daarmee kon men voetballen, gaan zwemmen en ook rommelpotten fabriceren.

    Als kind was ik altijd geboeid door het ritueel van koffie maken door mijn grootmoeder. Ze gebruikte daarvoor een oude vierkanten houten koffiemolen, zette die tussen haar knieën en draaien maar. De aroma’s die toen bovenkwamen, hemels…

    Groenten werden gesteriliseerd en van aardbeien, pruimen en kersen werd confituur gemaakt. De potten werden afgedekt met een laagje parafine.
    Ook taarten werden meestal zelf gebakken en kroketten zelf gemaakt : puree met verse boter en eieren, dan door het ‘kroketmachien’, op maat snijden, vervolgens door het eiwit en de ‘chapelure’ en klaar was kees.

    1955 was een turbulent jaar op politiek vlak. Niet enkel voor België, ook voor de gemeente Leest en ditmaal waren het niet de Sussen tegen de Blekken, maar katholieken eensgezind tegen socialisten en liberalen.
    Het jaar voordien had de socialistische minister Collard de hele onderwijspolitiek herzien en de tweede ‘Schoolstrijd’ was een feit. Leo Collard probeerde dat jaar de toename van de subsidies aan het vrije middelbaar-, technisch- en normaalonderwijs uit de vorige homogeen-katholieke regeerperiode terug te draaien, en bovendien de wedden rechtstreeks aan de leraren uit te betalen, hetgeen tot een hevige reactie van het vrij onderwijs in België leidde.
    Collard liet een groot aantal rijksscholen bouwen. De leerkrachten werden door hem verplicht in het bezit te zijn van een diploma zodat talrijke niet gediplomeerde priesters niet meer in aanmerking kwamen om les te geven.
    Het protest aan kerkelijke zijde tegen de wet-Collard was zeer hevig en er kwam zowel in het parlement als op de straat een hevige oppositie op gang.
    Gevolggevend aan de oproep van het ‘Comité voor Vrijheid en Democratie’ richtten de verschillende katholieke Leestse organisaties op 1 maart 1955 een eigen comité op. Die protestbeweging maakte er onmiddellijk werk van en op 20 maart trok er een proteststoet door het dorp met meer dan 250 deelnemers waaronder de leden van de twee fanfares, de Chiro, de Kwb…
    Er werd geronseld om deel te nemen aan de mars op Brussel en de betoging te Antwerpen.
    Op 24 maart moesten alle ouders hun kinderen thuishouden van school en nadat de toenmalige CVP-voorzitter Theo Lefévre een oproep had gedaan aan de katholieke ouders om hun spaargeld bij de ASLK weg te halen maande het Leestse comité de ouders aan om niet langer aan schoolsparen te doen.
    Wij, als kinderen, begrepen er niet veel van.
    De slogan ‘Collard buiten !’ is me altijd bijgebleven evenals de verbranding van een ‘Collardpop’ in het dorp na de terugkomst van een betoging.
    De voorzitter van het comité, Jan De Prins, werd verwelkomd als een held. Hij was door de ordediensten opgepakt en in de amigo gegooid. Andere helden waren Fons De Smet, Julien Piessens en Felix Polfliet die kennis hadden gemaakt met ‘de sabel en de matrak’ en Frans Van Neck die een hoef van een Rijkswachtpaard op zijn voet had gekregen…
    Ik herinner me nog de wapperende zwarte vlag uit de galmgaten van de kerk, de vele plakbrieven en de slogans die op de openbare weg gekalkt waren…

    In 1955 werd in Leest een ‘Korps voor Burgerlijke Bescherming’ (Ook ‘Passieve Luchtbescherming’ genoemd, de latere ‘Civiele Bescherming) opgericht. Aan de basis van de oprichting in België lag het bombardement van de burger bevolking in het Spaanse Guernica, in ’37 nog door Picasso vereeuwigd.
    Ik zie die mannen nog, onder leiding van hun overste Frans Neutiens, het gemeentehuis beklimmen met touwen.
    Alle kinderen van het Dorp keken met open mond toe.

    Datzelfde jaar was er ook veel commotie in het dorp toen de secretaris beschoten werd, gelukkig zonder erg.
    Er volgde een reconstructie die heel wat volk lokte.

    Wanneer ik de ‘Kronieken van Leest’ uit die periode er op nalees dan valt het op hoeveel landlopers er toen in het dorp rondliepen. Ze werden door mijn vader, vaak op eigen verzoek, overgedragen aan de Rijksweldadigheidskolonie van Wortel waar ze de winter op een behaaglijke manier konden doorkomen.

    Vervolgt…

    Foto’s :
    -De socialistische minister van onderwijs Leo Collard lag aan de basis van de tweede schoolstrijd.
    -De toenmalige voorzitter van de CVP Théo Lefèvre die later eerste minister zou worden.
    -Julien Piessens en Felix “Fé” Polfliet hadden kennis gemaakt met de sabel en de matrak van de rijkswacht.
    -De “Guernica” van Picasso.











    25-08-2016 om 17:11 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-08-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terugblik op mijn kindertijd in Leest. Reizen.

    Vervolg - Terugblik op mijn kindertijd in Leest

    Ik had het geluk dat mijn ouders graag op reis gingen.
    Een auto bezitten in het begin van de vijftiger jaren was geen evidentie. Mijn vader was echter, voor hij garde werd, automecanicien in een Mechelse garage en toen er zich een opportuniteit voordeed hapte hij toe en kon zo een Renault C4 uit 1946 op de kop tikken.

    Een trip naar de Belgische kust of de Ardennen was toen nog een heus avontuur maar dat autootje bracht ons, soms met onverwachte averij, naar in die tijd exotische bestemmingen als Luxemburg, Duitsland, Zwitserland en de Spaanse grens, dit na een bezoek aan Lourdes.
    Nederland werd verschillende keren per jaar aangedaan.
    Boter, kaas, koffie, jenever en sigaretten waren daar veel goedkoper en die producten werden van Breda naar Leest gesmokkeld…

    In Terneuzen gingen we krabben vangen. Een stok, een touw en een reep paardenvlees, meer hadden we niet nodig om die beestjes van tussen de golfbrekers te vissen.
    Ook de Efteling in Kaatsheuvel werd verschillende keren bezocht. Intussen is dat park uitgegroeid tot een themapark van wereldformaat met vele spectaculaire attracties maar toen was er enkel het Sprookjesbos, de authentieke draaimolens en schommels op het Anton Pieckplein en ‘Holle Bolle Gijs’ wiens kreet ‘Papierrr Hierrr’ zeer snel overal weerklank zou vinden.

    Met de school gingen we ook op reis. Die schoolreizen waren meestal educatief van opzet.
    In Dinant bezochten we met onze klas ooit de Citadel en het historisch- en wapenmuseum.

    De samenhorigheid onder de mensen was in die tijd ook groter dan nu. Samen reizen met de buren gebeurde frequent.
    In 1955 bezochten verschillende families uit het Dorp samen de Bloemencorso van Zundert (NL) en in ’58 de Wereldtentoonstelling in Brussel.
    Op die Expo heb ik toen voor het eerst in mijn leven en in levende lijve een zwarte medemens gezien. Ik was tien.
    Later, toen mijn vader me meenam naar de thuiswedstrijden van Racing Mechelen, keek ik vol ontzag naar ‘Zwette Jef’ met zijn borstbollen tegen de hoest. De man kreeg geregeld spotternijen naar zijn hoofd die hij steeds met een guitige glimlach beantwoordde.

    Ook de moeders van de Scheerstraat trokken er samen en met hun kroost op uit. Met de fiets naar het Rijksdomein Hofstade of naar de fameuze speeltuin ‘De Koekoek’ in Aartselaar. Een speeltuin waar we op een gesloten circuit ongestoord tegen elkaar konden racen met go-carts en waar we voor het eerst kennis maakten met de loop- of draaitonnen en de ‘Vliegende Hollander’.

    Mijn vader heeft zich als ‘garde’ nooit moeten doodwerken maar gerust was hij nooit. Zelfs niet als hij een dagje verlof had genomen, er kon altijd iets gebeuren en hij was de enige politieman op het dorp. Om die reden bouwde hij zich, begin jaren ’60, een kleine chalet in Westende, op een gloednieuw aangelegde camping.
    Er stonden amper 16 huisjes op de grote wei van de familie Soetaert toen het zijne klaar was en dat werd chalet 17.
    Zijn vriend en collega uit Heffen, Staaf Mampaey, kreeg niet toevallig chalet 18 toegewezen.
    Later opteerden de uitbaters van camping Westende voor de opstelling van stacaravans en zouden de meeste chalets afgebroken worden.
    In het kielzog van de twee gardes volgden vele streekgenoten waaronder de Leestse families Verschuren, Apers, Huybrechts, Van der Auwera, Ceuppens-Tourné, De Keersmaecker-Colpin, De Borger en nog vele anderen zoals de familie van eeuweling Stanne Van den Broeck. Deze laatste werd daar in de jaren ‘80 op onvergetelijke wijze gevierd als ‘oudste kampeerder van België’.
    Men sprak toen niet ten onrechte van Klein-Leest als men het over camping Westende had.
    Vaak zochten de Leestenaars elkaar op voor gezamenlijke activiteiten. Zo was ‘teppeschieten’, ook ‘flotschieten’ of ‘solschieten’ toen het meest in trek, dit zowel bij de mannen, de vrouwen als de kinderen.
    In dat spel plaatste iedere deelnemer een geldstuk van 1 frank op een wijnkurk (de ‘tep’) en de bedoeling was om met de sol (een koperen ronde schijf) de ‘tep’ om te gooien en de munten zo dicht mogelijk bij zijn eigen sol te krijgen.

    Vervolgt…

    Foto’s :
    -Met dit autootje doorkruisten we een flink stuk van Europa.
    -Idem met moeder en op de wagen met neef Eddy Meiremans.
    -Op de top van de Tourmalet met van l. naar r. : mijn ouders, ikzelf, neef Eddy Van Hoof, zijn ouders Elodie Selleslagh en Louis Van Hoof en achteraan Melanie Selleslagh en Edmond Polspoel.
    -Met de buren naar Zundert. Bovenaan van l. naar r. : Paula Solie, Victor Van Hoof, Frans Geerts, Maria Mees, Louis Van Hoof, Elodie Selleslagh.
    Midden : de baby Rudi Van Hoof en Maria Busschot.
    Onder : Clara Van Beveren, Yvonne Van Hoof, Greta Geerts, Eddy Van Hoof, Marcel Van Hoof en Celine Van Beveren.
    -Bezoek aan Lourdes. Links mijn moeder met mijn zus en broer.
    -Met de buren naar de Expo van 1958 in Brussel. Van links naar rechts : mijn vader die raak schoot, Clara Van Beveren, Yvonne, Maria Busschot en Celine Van Beveren.
    Onderaan mijn broertje.
    -Camping Westende begin jaren ’60. Eén van de eerste ansichtkaarten van deze camping. Rechts voor zijn chalet staat de garde van Leest met enkele familieleden. Het chaletje links ervan hoorde toe aan zijn collega uit Heffen.
    De meeste vakantiehuisjes op de foto zijn thans verdwenen en vervangen door luxueuze stacaravans die elke vrije meter van het kampeerterrein hebben ingenomen.
    -‘Flot- of Solschieten’ was erg in trek. Op de foto waagt Vic Verschuren een poging naar de kurk. Enkele Leestenaars kijken toe.

















    18-08-2016 om 09:40 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-08-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terugblik op mijn kindertijd in Leest. - Dr. Stuyck.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vervolg - Terugblik op mijn kindertijd in Leest.

    Dokter Stuyck.

    Nog een vertrouwde figuur uit onze jeugd was dokter Stuyck.
    Hij was zijn praktijk te Leest begonnen in het huis van Madame Voet aan de Sint-Jozefskapel in 1930. Achteraf bouwde hij z’n woning een tiental meter verder in de Dorpstraat.

    Marcel Stuyck werd, als oudste van drie, geboren te Antwerpen op 11 augustus 1900. Een zusje stierf jong, een broer werd apotheker te Londerzeel en een andere werd pastoor te Lier.
    Marcel Stuyck studeerde aan het St. Jan Berchmanscollege te Antwerpen waar hij in 1918 het einddiploma behaalde van “Oudere Humaniora”.
    In 1925 behaalde hij het doctoraat in de geneeskunde aan de Katholieke Universiteit te Leuven.
    Te Boechout oefende hij praktijk uit van 1926 tot februari 1932.
    In 1931 huwde hij Maria Magdalena De Bot die hem vijf kinderen schonk : Els, Hugo, Lieve, Greet en Walter.

    ‘Stuyck’ bezocht zijn patiënten per fiets en zag hij iemand op het veld staan aan wie hij geboden had binnen te blijven, dan stak hij zijn vuist op.
    Aan het soldatenblad “De Band” verklaarde hij in 1954 waarom hij de fiets prefereerde :

    “Wel, de fiets dwingt ons nog wat aan sport te doen en houdt ons fit. De fiets is een ontspanning en kan dienen om er rustig op na te denken en om eens rond te kijken naar het natuurschoon. Daarbij komt nog dat men dichter bij het volk staat en dat autorijden een aanhoudende spanning van de aandacht vraagt…”

    In dezelfde periodiek schreef hoofdredacteur Jan De Decker :
    “In dokter Stuyck vinden wij een ware katholiek en een man van de daad. Eenvoudig en oprecht, nederig en loyaal, gewetensvol geneesheer en oppasser van zijn zieken : zo is onze dokter.”

    “Stuyck” was een echte volksdokter en zijn vrouw rolde zijn sigaretten.
    De dokter trok ook tanden en draaide zelf zijn pillen.
    ‘Zachte heelmeesters maken stinkende wonden’ was zijn devies. Onze buur, Rik Van Beveren, vertelde me ooit dat hij eens met schele tandpijn zat. Mechelen was ver af en dokter Stuyck dichtbij.
    Zonder verdoving begon de dokter aan de zere tand te trekken en de sleuren… Brullend van pijn is Rik toen met stoel en al tegen de vlakte gedonderd maar de dokter gaf geen krimp. Met zijn knieën op de borst van zijn patiënt slaagde hij er uiteindelijk in de slechte kies te verwijderen…

    Op school diende hij ook de vaccins toe tegen o.a. polio. Daar zag iedereen tegen op. Sommige kinderen trokken toen zelfs met ware doodsangst naar school.
    Ik herinner me nog dat die prikken op de speelplaats gegeven werden en dat vele jongens van hun stokje gingen…

    Op kerstavond 1962 sloeg het nieuws in als een bom : dokter Stuyck was verongelukt.
    Op de Steenweg op Blaasveld te Heffen werd hij bij het oversteken van de baan verrast door een auto, tegen de grond gesmakt om zielloos te blijven liggen.
    Tweeëndertig jaar lang hadden de Leestenaars hem door het landschap zien fietsen.
    Op zaterdag 29 december werd hij, voorafgegaan door de K.Fanfare St.Cecilia en een massa volk, ten grave gedragen.
    De kerk van Leest was veel te klein om alle rouwenden op te vangen en op het gemeentelijk kerkhof volgden nog ontroerende afscheidsgroeten uitgesproken door Gust Lauwers en door de Voorzitter van het Geneesherenverbond.
    Marcel Stuyck was amper 62.

    Vervolgt…

    Foto’s :
    -Dokter Marcel Stuyck.
    -Deze vacature verscheen in september 1938 in een Mechelse krant.
    -Nog enkele herinneringen aan de populaire dokter : een ziektebriefje, een bewijs van inenting, een overlijdensverklaring, een ereloonafrekening (van verstrekte medische zorgen aan mijn overgrootvader), zijn doodsbrief en gedachtenisprentje.



    n













    05-08-2016 om 08:21 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-08-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terugblik op mijn kindertijd in Leest.

    Vervolg - Terugblik op mijn kindertijd in Leest.

    Leest had toen ook zijn wielervedetten : Frans Croon, Louis en Frans Selleslagh, Miel Ceuppens, Maurice Van Camp, Stanne De Prins, Lowieke Geets...

    In 1954 werd op de Heide de wielerclub ‘de Croons’vrienden’ opgericht en datzelfde jaar kreeg het Dorp ook zijn club : ‘Het Vliegend Wiel’.

    Het jaar nadien organiseerde men in zaal ‘St.-Cecilia’ een sportavond met verschillende plaatselijke vedetten waaronder de KV Mechelen coryfee Torke Lembrechts. Hoogtepunt van de avond was de ‘koers op rollen’ tussen de renners van Leest.

    Er werden regelmatig wedstrijden georganiseerd, vnl. voor nieuwelingen en liefhebbers. Ook de cyclo-crosswedstrijden in Leest trokken veel volk.

    In 1953 won Roger De Clercq, vader van de latere wereldkampioen en coach Mario, een veldrit voor beroepsrenners in het dorp.
    De Leestenaars supporterden voor de vedetten van de streek, Rene De Rey en Frans Feremans, deze laatste was jarenlang ‘facteur’ in Leest.

    Een andere vedette, vooral van de kinderen uit het Dorp, was ‘Jangske den Bakker’.
    Jan Baptist De Smedt, ook ‘de Giele’ genoemd en zijn vrouw Virginia ‘Virske’ Van Crombruggen waren echte dorpsfiguren.
    Zij woonden op het Dorpsplein, tegenover de herberg ‘De Zwaan’ van ‘Emerence van de Croes’.
    ‘Jangske’ was vanaf zijn prille jeugd een Uilenspiegel en met zijn fratsen op de Leestse schoolbanken werd jaren later nog gelachen. Als volwassene ontpopte hij zich tot een onverbeterlijke optimist met een onverwoestbaar goed humeur en een grote kindervriend.
    De kinderen iets beloven was zijn lust en zijn leven. Paardjes, ezeltjes, koetjes, konijntjes…Jangske zou er voor zorgen.
    Geen enkel kind heeft het ooit gekregen, want dan was het plots gestorven, het was gaan lopen of het had maar drie pootjes meer…Jarenlang bakte het echtpaar brood en voerde het uit.
    Later schakelden zij over op melk.
    De helft van hun leven hebben ze, met paard en kar, Mechelen bevoorraad.

    Als je toen aan een Leestenaar gevraagd had naar Jan Baptist De Smedt bleef die het antwoord schuldig.
    Haast iedereen had een bijnaam, ik citeer uit het vuistje : “Den Disser”, “Heinke van Tien”, “De Plekker”, “Den Broze”, “Den Boerekes”, “Die van Sus”, “Toine van Amelie”, “Beire van Sus”, “de Fakke”, “de Robber”, “den Bats”, “de Wikkes van Ston”, “Frans van Speleman”, “Pieterke”, “Beire van Piër Prins”, “Louis van Waïkke”, “Fakke van Sus Flot”, “den Dré van Peit”, “Juul van den Baté”, “de Kepper”, “Dikke Gust”, “Den Beddekes”, “de Fluiter”, “Gust van Bonnes”, “Koster”, “Faro”, “Per Jan” ook “Staf van Kolet”, “Jet van Moon”, “Géne van Speir”; “Mieke van Rik van den Do”, “Maria van Trees”, “Leo van Mathilleke”, “Den Blokmaker”, “Dikke Bertha”, “André van Moon”, “Kobelates”, “Het Kosterke”, “Lok van Sus Flot”, “Vanger”, “Maria van Zillekes”, “Pispot”, “Fons van Muske”, “den Brozes”, “Jeanne van Net”, “Pandoer”, “De Witte van den Do”, “Roos van den Ossenboer”, “Nie Bareel”, “Pol van Sooike”, “De Wikkes van de Croes”, “Lowieke van Dore”, “Gust van Trien”, “Maria van Ston”, “Speir van Busschot”, “Georges van Pasj”, “Jan van den Diet”, “Frans van de Fijne”, “Rik van ’t Kot”, “Agnes van den Blokmaker”, “de Wieter”, “den Atlas”, “Jan van Poeles”, “Zjeine van de Sjeit”, “Klopper van den Bon”, “Frans van Paykes”, “Fak van Mieke van Rik van den Do”, “Fons van Zjein Schoen”, “Zjeine van Jefkes” ook “Zjeine de Grafmaker”, “Leonore van de Garde”…

    Vervolgt…

    Foto’s :
    -Frans “Swa” Croon.
    -Emiel “Mille” Ceuppens.
    -Constant “Stanne” De Prins in de herfst van zijn leven.
    -René De Rey.
    -Frans Feremans.
    -Aankomst van een veldrit voor beroepsrenners in 1953. Roger De Clercq haalde het voor Firmin Van Kerrebroeck en René De Rey.
    -Dorpsfiguren Virginia “Virske” Van Crombruggen en Jan-Baptist (“Jangske den bakker”) De Smedt.
    -Jangske gezien door kinderogen…

















    03-08-2016 om 11:02 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terugblik op mijn kindertijd in Leest.

    Vervolg - Terugblik op mijn kindertijd in Leest

    In de vijftiger jaren waren er in Leest geen voetbalploegen actief.
    Er was nergens geschikte infrastructuur voorzien, dat was geen prioriteit voor de toenmalige boeren-burgemeesters.
    Jaren later (1968) zouden cafébaas Jean Van Dam en bakker Fons Hellemans FC Telstar (het huidige SK Rapid Leest) oprichten en niet lang nadien deed Gust Emmeregs hetzelfde met VV Leest.
    Jonge Leestenaars die bij een club wilden aansluiten kwamen ofwel terecht bij KV- ofwel bij Racing-Mechelen.

    De meeste jongens uit het Dorp waren lid van de Chiro.
    Pas in 1956, na een gerichte campagne, kende de vereniging een doorbraak op de Heide.
    Eddy Beterams en Louis Vloebergh waren toen onze charismatische leiders. Zij werden omringd door de populaire ‘blotevoetenpaters’ Omer en Clementiaan.
    In die periode maakten wij voor het eerst kennis met coca-cola. Exaltatie alom…voor aanvang van de Chiro met onze zondagse ‘pree’ om een flesje van dat heerlijke, onbekende donkere vocht in ‘De Fruitkorf’ van Georges (Gobien) en Julia (Cop) op het dorpsplein. Goddelijk…
    In dat winkeltje kochten we ook ons ‘kalichenhout’. Een brokje zwarte ‘pek’ en dat werd in een flesje gestopt met water uit de kraan en dan schudden maar ! Het schuim dat ontstond werd zorgvuldig opgezogen.

    De Chiro was toen ietwat op militaire leest geschoeid, een adequate voorbereiding op onze latere legerdienst. Dat kwam vooral tot uiting tijdens het bivak.

    Ik heb er twee meegemaakt : in 1958 Kasterlee met een 60-tal deelnemers en het jaar nadien Lichtaart.
    Een dag op bivak verliep toen als volgt : 06u30 signaal van opstaan en volledige stilte bewaren tot na de mis. De jongens knielend voor hun bed, hun ‘morgenopdracht’ biddend, gevolgd door drie weesgegroeten. Sportuniform aangetrokken en een kwartiertje ochtendturnen in openlucht. Daarna volgde het ochtendtoilet, ook buiten en men waste zich in emmers en kommen. De leiders keken er nauwlettend op toe dat er goed geschrobd werd… Nadat iedereen in zijn uniform gestapt was riepen de trompetten op voor de openingsformatie. Rond de vlaggenmast weerklonken de vendelkreten en elke vendelleider deed de naamafroeping van zijn vendelleden. De leiders inspecteerden elke jongen op de netheid van zijn uniform. Was hij goed gewassen, gekamd ? Zoniet, herbeginnen… Elke dag werd er een gebed opgedragen tot een bijzondere intentie en dan werd traag, onder trompetgeschal, de vlag gehesen. Elke dag werd ook een ander wachtwoord gegeven : blijdschap, kameraadschap, kranigheid…en daar werd dan extra op gewerkt.
    Dan werd de erewimpel geschonken door de onderpastoor aan het vendel dat zich de dag voordien het best had onderscheiden door tucht, spel, stijl. In marsorde ging het dan in alle stilte naar de kerk waar de onderpastoor, geassisteerd door twee Chirojongens, de mis opdroeg. Na de gezamenlijke communie volgde nog een Marialied of een Christus-Koninglied. Met roffelende trommels en zinderende trompetten op kop, met daarachter de groepsvlag en de vendelvlaggen, rond half negen terug naar de bivakplaats marcheren. In stilte aan tafel, een gebed en eindelijk konden ze toetasten. Boterhammen met vlees, op vrijdag met kaas. Nu ging het er luidruchtig aan toe want sinds 21 uur van de vorige dag hebben ze met mekaar niet mogen babbelen… Na het ontbijt bedden opmaken en inspectie. De lakens moesten schoon liggen, de dekens er netjes geplooid bovenop, het uniformhemd moest goed zitten evenals de das. Eindelijk tijd voor ontspanning. Per afdeling en in spelkledij zochten ze het bos op. De oudere jongens hadden nog enkele taken te vervullen : afwassen, patatten schillen, vloer vegen…en de bivakmoeders begonnen met de voorbereiding van het middagmaal. 11u30 : terugkomst van een bende hongerige wolfjes. Handen wassen,in stilte aan tafel, het ‘Angelus’ gebed en toetasten. Dikke gezonde tomatensoep, patatten met groenten en één of meerdere stukken vlees met saus. Koekjes als dessert. Buikje vol, harteke rust. Tot 13u30 lag iedereen op zijn bed en kon in stilte wat bladeren in de Zondagsvriend of wat rusten. Dan volgde een zangoefening en herhaling van ‘kampvuurnummers’ waarna met heel de bende de bossen werd opgezocht voor een groepsspel.
    Om half vijf verdwenen tientallen broden in hongerige magen, met gelei of confituur. Soms waren het al eens gestoofde peren of rabarber.En dan weer op tocht tot 19u45 voor het Angelus en het avondmaal. Nog een korte avondwandeling, opnieuw uniform aan en rond 21 uur stonden ze terug in slotformatie rond de vlaggenmast en het Mariakapelletje, dat stemmig verlicht was door een flikkerende kaarsvlam. Voor allen die hen duurbaar waren werd nog een tientje gebeden waarna de proost nog een kort slotwoord bracht. De groepsleider maande iedereen aan de volledige stilte te bewaren tot de volgende ochtend na de mis en in de duisternis weerklonk gedempt het avondlied : ‘Daal in d‘ avondzon o vlag, Christus-Koning goede nacht’ waarna de vlag langzaam neerstreek, slechts zichtbaar door de lichtstraal van een zaklamp. Geluidloos ging iedereen naar binnen en bleef rechtop staan voor zijn bed. De ‘completen’ werden gebeden en gezongen waarna de jongens voor hun bed neerknielden en Maria bedankten voor al het schone dat ze die dag ervaren hadden…
    (Een mix van eigen ervaringen en het verslag van Louis Vloebergh in ‘DB’ nr.9 van 1954)
    Niet verwonderlijk uiteindelijk dat ik in die periode missionaris wou worden, Eugène Sue stak daar een paar jaar later een stokje voor…

    Vervolgt…

    Foto’s :
    -De eerste leiding van de Chiro van Leest.
    -De Chiro van Leest in de jaren ’50. Het jongetje met brilletje zittend op de tweede rij ben ik.
    -Pater Clementiaan (Clement De Wilde).
    -Bij Georges en Julia Gobien-Cop leerden we coca-cola kennen.
    -Bivak in Kasterlee 1958. Midden : mijn neef Eddy Meiremans. Onderaan zijn ouders : nonkel Frans en tante Jeanette. Zij was een zus van mijn moeder.













    03-08-2016 om 09:56 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terugblik op mijn kindertijd in Leest.

    Vervolg - Terugblik op mijn kindertijd in Leest

    Een jaarlijkse traditie was ‘Sinte-Mette’.
    Met een mijter van behangpapier op ons hoofd, uitgedost met een namaakmantel en wat schmink op ons gezicht gesmeerd, trokken we er in groepjes van twee tot vier op uit.
    Elk huis van het Dorp werd aangedaan en dan brachten we onze eigen en ingekorte versie van het Sinte-Mettelied :

    “Sinte Mette van de ruggeruggerugge,
    Ha me zane grazen baad
    Juffrake wilde me kabaske es vulle,
    En let ons ni lang ne mie staan,
    Want a hoest, a hei een valling.
    Geft em een pastilleke en ’t zal overgaan”.

    In de meeste huizen hadden de mensen een grote voorraad klein geld, snoepgoed en fruit klaarliggen en dat was nodig want haast alle kinderen zongen ‘Sinte-Mette’.
    Wanneer we voor een gesloten deur bleven staan en we wisten dat er iemand in huis was zongen we :
    “Oeg huis, liëg huis, da zit een gierige pin in huis”.

    In januari deden we dat met Driekoningen nog eens over.
    Met een gewijzigde outfit, geïnspireerd op Caspar, Melchior of Balthasar en sommigen met een draaiende ster, zongen we uit volle borst :

    “Driekoningen, Driekoningen, geef mij ne nieuwen hoed.
    Mijne ouwe is versleten,
    ons moeder mag het niet weten.
    Ons vader heeft het geld,
    op de rooster geteld”.

    Soms waren de Driekoningen slechts met twee, soms met vier. ‘Goud, Wierook noch Mirre’ is ons ooit te beurt gevallen en terug thuis werden al onze opgehaalde schatten netjes verdeeld.

    Kattenkwaad is van alle tijden en dat liep zelden uit de hand aangezien de sociale controle zeer groot was. Ook de buren hadden het recht een kind op zijn gedrag te wijzen en pa en ma lachten niet wanneer er iemand terechte of onterechte klachten over hun spruiten uitte want : ‘wat zouden de andere mensen daar niet van zeggen?’ Als we op school straf kregen, kregen we er thuis nog een extra straf bij…
    De appelbomen in de pastorijtuin moesten er dikwijls aan geloven en vaak werden we op heterdaad betrapt door de pastoor of zijn meid en dan moest je over snelle benen beschikken…
    Op 1 april was het ‘verzenderkensdag’ en dan moest je op je hoede zijn. Bijna iedereen is op die dag ooit in de maling genomen.

    Sommigen onder ons vergezelden de ‘Compagnie van Scherpenheuvel’ op de jaarlijkse bedevaart. Van mijn ervaringen in ’60 en ’61 herinner ik me nog dat we heel vroeg moesten opstaan. De tocht in 1960 werd voorafgegaan door een mis om 3 u ’s morgens waarna de start, na een kort woordje van de onderpastoor, werd gegeven aan de St-Annakapel. Reeds bij de eerste stappen werd de Rozenkrans gebeden. Ontbijt werd genoten in Keerbergen en dan via Tremelo, Baal, Betekom -haast constant biddend- werd Aarschot bereikt voor het middagmaal. Rond 13 uur ging het verder over Rillaar om rond half vier Scherpenheuvel te bereiken. Om vier uur lof, gecelebreerd door de onderpastoor gevolgd door ‘enkele stille stonden rondgang’ rond het altaar van O.L.Vrouw, de gezamelijke Rozenkrans, de Heilige Kruisweg en dan pas waren we vrij.
    Na een korte nacht, om 4 uur opnieuw naar de Mis en de communie werd niet vergeten, vatten we de terugtocht aan.
    Vooraan het kruis met vrolijk wapperende vlaggetjes.
    Ontbijt te Aarschot en daar ontmoetten we de eerste Leestenaars die ons tegemoet waren gekomen met de fiets.
    Middagmaal te Keerbergen waar de Compagnie trakteerde op een bord soep of een glas bier. Dan al biddend naar de eindstreep over Bonheiden, Mechelen en Battel, met de pater-onderpastoor op kop, tot de St-Annakapel. Daar werden we opgewacht en hartelijk onthaald door familie en vrienden.
    Er volgde nog een ontroerend woordje van de onderpastoor die bedankt werd omdat hij ons had vergezeld en hierna de gewone gebeden, de zegen en het proficiat van de pastoor.
    Dan naar de kerk voor de zegen met het H. Sacrament. Uiteindelijk mochten we vermoeid maar gelukkig naar huis…

    Ons dorp kende drie kermissen en daar werd maanden op voorhand naartoe geleefd. Het was de plaats bij uitstek om anderen te ontmoeten, om oude bekenden, schoolkameraden of familie (terug) te zien.
    Nog steeds keren uitgeweken Leestenaars graag terug naar de gemeente waar ze opgroeiden (‘Posse Leest’).
    Ze houden hun traditie omtrent kermis in ere.
    Zo hadden en hebben veel families een typisch kermisgerecht, een stamcafé waar wordt afgesproken na het kermisbezoek of een vaste datum waarop de kermis met de familie gevierd wordt.

    Voor de ‘thrillseekers’ van tegenwoordig die gewend zijn aan duizelingwekkende achtbanen en andere spannende attracties die een ijzersterke maag vereisen, zou het bezoek aan een kermis uit onze jonge jaren uitdraaien op een grote teleurstelling.
    De spectaculairste attracties van toen waren : een zwiermolen met kettingen en schommels in de vorm van varkens of bootjes, de “moddermolen” of het “apekot” voor de groteren, dat was een soort schommel met een goed afgesloten bak. Als je hard genoeg ging, draaide je helemaal rond de as.
    Verder de klassieke paardenmolen, het ballenkraam, de schiettent en de ‘Rups’, een soort carrousel die al hobbelend z’n rondjes draaide. Aan het eind van de rit klonk er een sirene en werden alle wagentjes bedekt met een groot dekzeil. Tijdens die minuut van duisternis reed je samen met je vriendinnetje in het pikkendonker en dan was het toch wel de bedoeling dat er enige actie ontplooid werd.
    Gelukkig klonk er ook nog een tweede sirene, die aankondigde dat het daglicht weer aankwam, zodat je je weer, braaf naast elkaar gezeten, kon vertonen aan het toekijkend publiek.
    Vele jonge Leestenaars leerden er voor het eerst zoenen…

    Zeer gegeerd waren ook de smoutebollen van de Tisseltse kermisfamilie Cooreman. Die verkochten ook bommetjes en ‘fusées’ waar de jongens dol op waren. Die bommetjes, met de omvang van een grote erwt, werden voor de voeten van nietsvermoedende meisjes gegooid waarna die gillend opsprongen tot groot jolijt van de daders. Maar die laatsten keken wel groen als de zoveelste ‘fusée’ in hun handen ontploft was. Dat was een staafje van ongeveer 5 cm waaraan een lont bevestigd was van 2 cm. Die lont werd aangestoken met een lucifer en vaak was de wind spelbreker en ontplofte het speeltje tussen hun vingers met alle bloedige gevolgen van dien…

    Ik herinner me nog dat er op een Leestse kermis ooit een grote houten ton werd geïnstalleerd waarin iemand alle wetten van de zwaartekracht scheen te tarten met zijn motor. Later, bij de natuurkundeles op school, werd mij pas duidelijk dat de middelpuntvliedende kracht de grote bondgenoot van deze waaghals was.
    Een ‘Kop van Jut’ heb ik er ook weten staan : met een flinke mokerslag was het de bedoeling om een gewicht naar boven te schieten en aldus een bel te laten rinkelen.
    Bij de cakewalk kon iedereen op straat meegenieten als een slachtoffer op de lopende band onderuit ging, alvorens in het inwendige van de tent de dansende bruggetjes en de rollende tonnen te moeten trotseren.

    Later kreeg de kermis van Leest een moderner tintje door ‘Swa’ Van Aken, die na zijn huwelijk met een dochter van de Cooreman-clan, een autoscooter aankocht. Een kaskraker.
    Nog later kwam ‘Swa’ met zijn ‘grijpkraam’ aanzetten. In die hijskraantjes kon je, na inworp van een muntstuk, o.a. een horloge naar boven takelen, iets wat meestal mislukte.

    Mijn vader moest de kramen en attracties een plekje geven en kreeg daarom altijd handen vol vrijkaartjes. Zo vierde ik goedkoop kermis en waren er jongens bij de vleet die met Leest kermis om me heen zwermden.

    Vervolgt…

    Foto’s :
    -Er wordt nog steeds “Driekoningen” gezongen. Hier een groepje zangertjes van de Vrije Basis-en Kleuterschool in 1983 die toen 20.000 fr. ophaalden voor een goed doel.
    -Jaren ’50 : de “Compagnie van Scherpenheuvel” passeert het “fabriekske” in Battel, waar thans Happyland gevestigd is.
    -1951 : met mijn ouders, grootmoeder Florentien De Schoenmaeker en nicht Josée Tourné voor de basiliek van Scherpenheuvel.
    -Sfeerbeelden van“Posse Leest” lang geleden.
    -Tegenwoordig heb je Facebook, “Vind je lief” en ontelbare dating sites om een lief te vinden. Wij hadden de rups…













    31-07-2016 om 08:17 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terugblik op mijn kindertijd in Leest.

    Vervolg - Terugblik op mijn kindertijd in Leest

    Naast de bakker en de melkboer kwamen ook de ‘scharensliep’, de kolenboer, de voddenman en de mandenverkoper aan huis. Deze laatste verkocht o.a. rieten ‘mattenkloppers’ waarmee de moeders het stof uit hun tapijten klopten.
    ‘Den Ezel’ (Jef De Keersmaecker, uit Tisselt) leurde met mosselen (een nakomeling van hem werd jaren later voorzitter van de Belgische Voetbalbond) en Guske Lauwers bracht zijn flessen butaangas tot bij de mensen.
    In de meeste huishoudens werd gekookt op butaan en voor de verwarming behielpen ze zich met kolen- en mazoutkachels. Koelkasten of diepvriezers waren er nauwelijks, wij bewaarden ons eten in de kelder en alles werd vers gekocht.
    Regelmatig stuurde mijn vader me naar Emmerence van café De Zwaan met een grote glazen stoop om een liter schuimig Lamotbier, rechtstreeks van ’t vat.
    Drank werd nog niet in plastic verkocht. Melk was in flessen evenals frisdrank en bier en die flessen werden leeg en omgespoeld teruggebracht naar de winkel.
    Niet iedereen had waterleiding of een badkamer en de mensen wasten zich in een kom of een houten of ijzeren kuip, vaak met regen- of putwater.
    Mijn ouders beschikten over een grote zinken badkuip waarin de temperatuur van het water op peil werd gehouden door ons moeder die er regelmatig en voorzichtig kokend heet water in loosde.

    De meeste toiletten stonden apart van de woning en waren uitgerust met een houten bril maar zonder doorspoelsysteem en elk gezin had een ‘pispot’ op de slaapkamer.

    Er waren amper wasmachines, de was werd afgekookt in grote ketels en sommige vrouwen wasten met de hand op een houten plank waarna de was te drogen werd gehangen aan waslijnen.
    Mensen die thuis geen tuin hadden brachten hun propere was in een mand met een kruiwagen naar de Zennedijk. Daar spande men een koord tussen twee bomen en de was kon drogen.
    Kousen met gaten in werden in die tijd nog eigenhandig ‘gestopt’. Een klusje voor mijn vader. Losse of afgevallen knopen werden door hem vastgezet of opnieuw aangenaaid. Mijn moeder was daar niet zo handig in, die onhandigheid heb ik overigens van haar overgeërfd.

    Elk jaar dienden we een nieuw ‘taxplaatje’ op onze fietsen te bevestigen. Een heffing van belasting van de provincies. Die blikken plaatjes kregen elk jaar een ander kleurtje en zijn thans een heus ‘collectors item’.

    In 1956 telde de gemeente 32 telefoons. de meeste ‘abonnees’ waren middenstanders.

    Televisie bestond nog niet en toen die opkwam waren het enkel de rijkste mensen die er eentje konden kopen.
    Er werd vaak naar de radio geluisterd, vooral ’s avonds. En dan lachte iedereen met de grappen van de humoristen op de ‘Bonte Avonden’. In de parochiezaal werden ook van die avonden georganiseerd met goochelaars, zangers en acrobaten.
    Ook films werden daar geregeld afgedraaid. ‘Heidi’, ‘De Familie Trapp‘, ‘De Chinese Muur’ en ‘Sissi’ kenden een enorm succes.
    De eerste tv’s zonden uit in zwart-wit en hadden een schermpje ter grootte van een zakdoek.

    Op elk huis met een televisie verscheen er een antenne bovenaan het dak om de beelden te kunnen ontvangen. Soms kreeg je storingen op je toestel als er weer eens een ontstoorde ‘brommer’ voorbij je woning zoefde, ook sommige auto’s waren boosdoeners.
    Niet veel later had elk huis zijn tv en zijn antenne, het straatbeeld werd er niet door verfraaid.

    Een van de eerste televisiebezitters in ons dorp was café De Zwaan en daar mochten alle kinderen elke woensdagnamiddag gaan kijken naar de TV Ohee Club met Nonkel Bob en tante Ria. Wij keken onze ogen uit naar de eerste Vlaamse jeugdfeuilletons zoals ‘Jan zonder Vrees’ (1956), ‘Schatteneiland’ (1957), Manco Kapac’(59), ‘Het geheim van Killary Harbour’ met de onvergetelijke Cyriel Van Gent (60), ‘Tijl Uilenspiegel’(61), ‘Zanzibar’ (62)…
    Populair waren ook “Lassie”, “Flipper”, “Texas Rangers”, ‘Ivanhoe’ en van eigen bodem ‘Schipper naast Mathilde’.

    De jongens hielden snelheidswedstrijden met de fiets of kwamen samen aan ‘den hogen berg’ om ‘koerske te lopen’. In het relatief vlakke Leest was de zachte helling in de Vinkstraat in onze kinderogen een aanzienlijke berg…

    Gevoetbald werd er op de chiroweide naast het ‘Patronaat’ of op de braakliggende akker van Verschueren in de Scheerstraat.
    Wij leerden elkaar zwemmen tussen de koeienvlaaien in de vijver van ‘Piër Prins’ (Rendelbeekhoeve) en als zwemband gebruikten we de binnenband van een fiets of een auto.
    Later reden we ‘met de vlo’ naar de ‘plage’ in Hofstade of de zwembaden van Mechelen of Willebroek.
    De Brugse Metten werden uitgevochten aan de ‘Bleukes’ op de Zennedijk of op de zandbergen aan de Warande. Als degen gebruikten we stokken en als schild het deksel van een steriliseerketel of een vuilnisvat.
    Daar namen de cowboys het ook op tegen de Indianen.
    Met wat buigzaam hout en een touw fabriceerden we bogen en aan een jonge, stevige v-vormige tak bevestigden we een elastiek en we hadden een ‘mik’ (katapult). De projectielen waren steentjes, knikkers of kastanjes.
    We maakten onze vliegers ook zelf. Frans Geerts (‘Frans van de Fijne’) uit het Pensenstraatje was daar een ‘crack’ in. Met twee stokjes, wat papier,een touw en een papje van bloem en water ontwierp hij ‘vliegaards’ waar Daedalus een puntje kon aan zuigen. Buitenspelen waren ook ‘Versparde weg’, ‘Potteke Stamp’ en op stekelbaarsjes en dikkopjes (wij noemden die ‘pippeliëunkes’) vissen in de Stenen Beek.
    Het bikkelspel was ook erg geliefd. Een zeer oud spel waarin we ‘pekkels’ of ‘biggels’ gebruikten. Kleine blokjes lood die bovenaan voorzien waren van een opening. Heel lang geleden gebruikte men daarvoor een beentje uit de hiel van een schaap.
    Het spel werd gespeeld met vier of vijf bikkels die eerst werden uitgestrooid op de grond en dan volgens bepaalde spelregels terug werden opgenomen. Een variatie was met een balletje. Dan gooide je die bal omhoog en trachtte je zo snel mogelijk de vier bikkels die op de grond lagen om te draaien en de bal op te vangen.

    Een rage in Leest was de ‘trekboek’. Elke jongen trok met een dik boek, meestal een afgevoerde en versleten roman of een missaal, naar school. Tussen de bladen van dat boek zaten tientallen prentjes of santjes verstopt. Die prentjes, meestal afbeeldingen van filmsterren, auto’s, bekende voetballers of wielrenners, zaten vroeger bij de chocolade. Voor één prentje of santje mocht je een trekpoging wagen. Dat ging als volgt : de eigenaar van het boek kneep dat stevig met beide handen dicht, waarna de trekker met een vingernagel de plaats markeerde waar het boek moest geopend worden. Staken daar prentjes, dan werden die zijn eigendom. Soms had je geluk en botste je op een ‘zevenslag’.

    Andere rages waren steltlopen –die stelten vervaardigden we zelf of lieten ze maken door onze vaders-, Jojo, hoelahoepen, rolschaatsen, diabolo…

    ‘Trottinetten’ is ook een tijdlang in geweest en knikkeren. Dan lijnden we, met een gedumpte soeplepel, een baan uit op een berg zand waarna de knikkers tegelijkertijd –de startlijn bevond zich op het hoogste punt- gelost werden. De laatste knikker over de eindstreep viel telkens af en de overblijver was de winnaar.

    Konden we het onderstel van een kinderwagen op de kop tikken dan waren we de koning te rijk. Er werd een bak op gemonteerd en zo konden we ons laten voortduwen.
    Op een bepaald moment bezaten bijna alle jongens uit de Scheerstraat hun eigen zeepkist.

    Jongens speelden met jongens, meisjes met meisjes. Samenspelen werd met een schuin oog bekeken.
    Typische meisjesspelen waren o.a. hinkelen, hoelahoepen en touwtje springen. De meisjes speelden met poppen of creëerden allerlei dingen met ‘Scoubidou’, een rage die in 2004 opnieuw de kop zou opsteken.

    Verder konden wij genieten van Zonneland, van Kuifje en Robbedoes twee stripbladen die ons een nieuwe wereld leerden kennen. Die van “Piet Fluwijn en Bolleke”, “De Familie Snoek”, “De Lustige Kapoentjes” en de eerste strips van “Suske en Wiske”, “Nero”, “de Rode Ridder” “Piet Pienter en Bert Bibber” en “Jommeke”.
    Met de reeks ”Alex de Galliër” leerden we op speelse wijze de Klassieke Oudheid verkennen. Die strips werden aan elkaar uitgeleend en behandeld als kostbare schatten.

    Sommige jongens verzamelden postzegels, anderen sigarenbandjes. Sigaren werden in die tijd geringd met een papieren bandje waarop een plaatje voorkwam. Deze bandjes waren er in vele vormen, stijlen en zeer fraai ontworpen.

    Met de ‘Meccano’ konden we uren, dagen bezig zijn. Kranen en auto’s in mekaar steken en terug afbreken…

    Bij regenachtig weer en in de winter werd het Ganzenbord bovengehaald, of het ‘lotjesspel’ (Lotto), of het ‘paardjesspel’ (Mens erger je niet).

    Wippen, fretten, liegen of pressen waren de kaartspelletjes die haast iedereen onder de knie had en wanneer het hard genoeg had gevroren en de vijvers en beken dicht lagen, gingen we ‘sloeven’ (glijden). Haast niemand bezat toen schaatsen. Volwassenen namen soms deel aan onze sneeuwballengevechten en dat vonden we leuk.

    Over de kledij van destijds kan ook een en ander gezegd worden. Kinderen droegen vaak afdankertjes van oudere broers en zussen en kregen niet meteen gloednieuwe kleren. Vanaf november gingen we naar school in een fluwelen smokkelbroek en met schoenen of bottinnen. In de zomermaanden liepen we met een korte broek die werd opgehouden door een elastiek of door bretellen. Slechts enkele kinderen bezaten een echte broeksriem. Aan onze voeten hadden we ‘zeesloefen’, een soort rubberen schoenen met gaten in. Die hielden we aan om te gaan vissen of zwemmen. Om te gaan zwemmen droegen sommigen een gebreide zwembroek : lekker zacht aan het poepeke als ze droog was, maar ze hing tussen je knieën als je uit het water kwam…

    Vervolgt…

    Foto’s :
    -Een scharesliep.
    -Café “De Zwaan” van Wikkes en Emmerance in ’61. Achteraan in uniform en met cape, mijn vader.
    -Het gezin van de garde waste zich een tijdlang in zo’n zinken badkuip.
    -Een taksplaatje voor fietsen van het jaar 1956. Dat jaar waren die allemaal geel gekleurd.
    -Zonneland…
    -“Schipper naast Mathilde”was ontzettend populair.
    -Rendelbeek met grazende koeien aan de vijver…















    28-07-2016 om 06:28 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terugblik op mijn kindertijd in Leest.

    Terugblik op mijn kindertijd in Leest - Vervolg

    Drie keer per jaar moesten we mee opstappen in de processie.
    De meeste mensen van de gemeente namen daar aan deel en degenen die thuisbleven plaatsten een altaartje, een tafeltje met daarop een kruisje of een Heilig Hartbeeldje, kaarsen en wat bloemen, voor hun deur.
    De weg waarlangs de processie kwam, werd versierd met wit zand en bloemblaadjes.
    Sommige meisjes droegen mandjes mee met bloemblaadjes en papiersnippers die ze onderweg rondstrooiden. Ze droegen speciale gewaden, eigendom van de parochie. De andere meisjes droegen allemaal een lang kleed en een witte strik in hun haar. De communiekleding werd daarna nog zo lang mogelijk als processiekleding gebruikt.
    In die processies gingen, naast de schoolkinderen, alle katholieke verenigingen van het dorp evenals de fanfares, de misdienaars en de pastoor die het Allerheiligste meedroeg onder een zware hemel.
    Als die passeerde knielden alle toeschouwers.
    De processie werd afgesloten door de leden van de gemeenteraad en de kerkfabriek, geflankeerd door de veldwachter.

    De chirojongens moesten ook elke zondag naar het lof, dat was een saaie middagkerkdienst.
    Elke parochie had een pastoor en een onderpastoor en die waren, evenals de nonnekens, zeer streng. Maar als ze goedgezind waren of als je iets goeds had gedaan zoals uw catechismus goed had geleerd, beloonden ze je met een santje, een heiligen- of bidprentje en als we zo iets kregen waren we de gelukkigste kinderen van de hele wereld.

    Op vrijdag mochten we ook geen vlees eten, dat mocht niet van de kerk, dus stond er overal vis op het menu.
    Als er iemand gestorven was werd er een groot kruis voor de woning geplaatst en het huis bedekt met rouwfloers, een groot zwart rouwkleed en de familieleden droegen een hele tijd een zwarte rouwband om hun bovenarm zodat iedereen kon zien dat ze treurden om het verlies van hun geliefden.

    Leest was een agrarische gemeente en de meeste kinderen van landbouwers moesten meer dan één handje toesteken op de boerderij.
    De zwaarste klus die ik, als zoon van de veldwachter, moest opknappen was mijn bezoek aan het ‘stort’ op de Juniorslaan. Mijn vader had een stootkar ineengetimmerd en daarmee bracht ik steevast twee keer per week het huisvuil van ons gezin weg. Later verhuisde het ‘stort’ naar de Molenstraat (waar momenteel houthandel Hendrickx gevestigd is) wat mijn traject gevoelig inkortte. Die plaats krioelde van de ratten.
    Vanaf 1961 werd het huisvuil door de gemeente opgehaald.

    In die tijd werd er door de meeste mannen nog gerookt.
    Pijp, sigaren, maar voornamelijk sigaretten. In café’s, op restaurants, lijnbussen, in de trein, in de bioscoop, tot dokterskabinetten toe, iedereen vond dat normaal en het stond chic en stoer. Ook de meesters in de klas kenden er wat van.
    De spreuk : ‘Het is geen man die niet roken kan’, hing vroeger in menig huis en herberg.
    Belga, Bastos, Peter Stuyvesant, Zemir, Alaska, Groene Michel en Johnson waren toen bekende en populaire sigarettenmerken en met de blaadjes van Rizla werden de sigaretten gerold.

    Vervolgt…

    Foto’s :

    -Mijn latere schoonouders en echtgenote, heel devoot, tijdens de doortocht van een processie.
    -De meisjes onder toezicht van Juffrouw Bradt op het Leestse dorpsplein tijdens de samenstelling van een processie.
    -Afsluiting van de processie met leden van de gemeenteraad en de garde.
    -Centraal in beeld met programmaboekje tijdens een evenement in de parochiezaal Jan Baptist Coosemans, de pastoor van mijn jeugd.
    -1953 : Begrafenis van mijn grootvader. Aan de woning was rouwfloers bevestigd.
    -Dezelfde begrafenis : de rouwstoet nadert de kerk.













    26-07-2016 om 08:04 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terugblik op mijn kindertijd in Leest.

    Terugblik op mijn kindertijd in Leest

    Toen we zes waren moesten we naar de grote school. Ook de meesters in de jongensschool waren streng maar naar mijn gevoel veel menselijker. De meetlat was nooit ver weg en onze oren en haren moesten het soms ontgelden maar veel van die boerenzonen waren geen doetjes.

    Talrijke leuke herinneringen heb ik overgehouden aan die meesters. Zo speelde Meester Selleslagh soms mee tikkertje op de speelplaats als hij in de winter moest toezicht houden en dienden sommige schavuiten zichzelf een pak rammel te geven van Meester De Leers. Deze laatste was toen al een dorpsfiguur. Hij was bijzonder fier op de oorlogswonde onder zijn rechteroog, hij was oud-soldaat en had het vaderland verdedigd in de oorlog van 14-18.
    Meester Huysmans kon dan weer op boeiende wijze verhalen vertellen en voorlezen. Hij gunde ons een blik op een wereld die groter was dan Leest, België of zelfs Europa.
    Meester Meyers rookte veel, ook in de klas. Zijn vingers stonden vol gele aanslag staat in mijn herinnering gegrifd, maar hij was een plichtsbewust en gemotiveerd onderwijzer.

    In het midden van onze klas stond een grote ronde stoof met een enorme schouw. In de winter moest de meester die dan zelf aanmaken met papier, hout en kolen. Elke leerling had een metalen kruik met koffie mee en om die te verwarmen werd die op die kachel geplaatst.
    Toen kregen we ook alle dagen een flesje A-melk voorgeschoteld en moesten we van de meester een lepel levertraan proeven, een soort olie afkomstig van walvissen. Walgelijk van smaak, iedereen had daar een hekel aan maar we moesten dat oplikken om aan te sterken en gezond te blijven. 
    Vulpennen, biccen, potloden of papier hadden we toen nog niet. Wij leerden schrijven op een lei (een soort schrijfplaat gemaakt van een donker gesteente waarrond een houten randje opdat ze niet te snel zouden breken) met een griffel, dat is een speciale schrijfstift en die lei werd telkens opnieuw schoongeveegd.
    Wat later kreeg elke leerling een pen en een inktpot en de meesten van ons zaten vol inktvlekken op vingers, handen en kleren...

    De lessen van toen verschilden wel wat met de huidige. Zo was godsdienst zeer belangrijk. Wij kregen toen ruim een half uur morgengebed en catechismusvragen aan het begin van de dag. ’s Namiddags voor we naar huis gingen ook nog een half uur gewijde geschiedenis. Tijdens de rekenlessen tekende meester De Leers bij de getallen allerlei dingen die wat te maken hadden met zijn soldatenleven. Belgische vlaggetjes, geweren, bommen en helmen. Wij zaten in oude, brede banken met z’n vieren naast elkaar. We leerden er rekenen op een telraam. Het was veel ‘commandorekenen’ of hoofdrekenen in die tijd. De meester zei ‘drie plus vier’ en wees toen met zijn biljartkeu een leerling aan en deze moest dan direct het antwoord zeggen.
    De biljartkeu diende ook om tijdens de schrijflessen de knokkels bij of weg te werken…

    Naast de gewone vakken kregen we in het zesde leerjaar ook wat praktische lessen : hovenieren, zaaien, planten en verplanten en de meisjes leerden het huishouden doen : wassen, strijken, handwerk en koken.

    We moesten ook elke week naar de mis. De vroegmis duurde drie kwartier en was in ‘t Latijn. De preek werd in het Nederlands gehouden en dat was het enige moment dat we gewoon op onze stoel mochten zitten. De rest van de tijd zaten we op onze knieën op omgedraaide stoelen. De priester stond helemaal vooraan in de kerk, met zijn rug naar de mensen gekeerd. De stoelen in de rechterbeuk waren voorbehouden aan de mannen, de linkerbeuk aan de vrouwen. De rijke mensen hadden hun eigen kerkstoel. Gewone zwarte stoelen voor de mannen, kussenstoelen met floer (velours) voor de vrouwen. Iedereen was op zijn paasbest om naar de kerk te gaan. Van de vrouwen en meisjes werd verwacht dat ze handschoenen en een hoed droegen. De mannen en jongens moesten hun hoed of pet bij het betreden van het kerkgebouw afnemen, de vrouwen daarentegen moesten hun hoofd bedekken.
    Iedere donderdag voor de eerste vrijdag van de maand moesten we gaan biechten.
    Op ons elfde moesten we regelmatig naar de catechismuslessen als voorbereiding van de plechtige communie. Tegen het moment dat we onze plechtige communie deden, werd er verwacht dat we de hele catechismus van buiten kenden, alle gebeden en alle vragen…

    In 1960 was het dan zover. We mochten onze plechtige communie doen. Drie keer op één dag werden we in de kerk verwacht voor de vroegmis, de hoogmis en het lof. En drie keer werden we gekeurd door de omstaanders. We kregen ook een missaal, die was gedrukt door de uitgeverij Brepols.
    Ik zat die dag met een gezwollen kaak opgescheept, veroorzaakt door een abces op één van mijn tanden en herinner me nog dat ik tijdens het feest voor het eerst in mijn leven dronken werd. Te veel rode wijn…Nonkel Luc heeft toen een vinger in mijn keel gestopt en me leren kotsen. Een hele opluchting was dat toen.
    In die periode vroegen enkele oudere jongens ooit : ‘Hoe ist met jullie nonkel Janet ?’ Het heeft nog jaren geduurd vooraleer ik wist wat zij bedoelden. Tante Janet was toch de zus van mijn moeder ? Nonkel Luc woonde toen samen met een andere man en beiden baatten ze restaurant ‘Heidelberg’ uit in Rotselaar.

    Vervolgt…

    Foto’s :
    -De wat excentrieke Meester De Leers.
    -Meester Selleslagh speelde mee tikkertje op de speelplaats.
    -Meester Huysmans gunde ons een blik over de grenzen.
    -Meester Meyers was een plichtsbewust onderwijzer die veel rookte.
    -Van links naar rechts : de meesters Selleslagh, Meyers en Huysmans. Zittend meester De Leers.
    -De officiële communiefoto.
    -En de gasten op het feest, boven van links naar rechts : Elodie Selleslagh, haar man Louis Van Hoof, het feestvarken, moeder Maria Mees, vader Victor Van Hoof, Jeanne Van Hoof, Sylvia Keppens, Emmerence Van den Heuvel, Jean De Croes en mijn grootmoeder Florentien De Schoenmaeker. Onderaan : Rudy Van Hoof, zijn broer Eddy Van Hoof, mijn broer Rudi Van Hoof, Martin Tourné, Joseé Tourné en Ludo Tourné.















    26-07-2016 om 07:37 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 15/05-21/05 2023
  • 08/05-14/05 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 24/04-30/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 26/12-01/01 2023
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 03/10-09/10 2022
  • 26/09-02/10 2022
  • 19/09-25/09 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 22/08-28/08 2022
  • 15/08-21/08 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 10/08-16/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 15/06-21/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 16/12-22/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!