Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Kronieken van Leest
    bij Mechelen
    21-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een reis door Rwanda en Oost-Zaïre. Deel IV.

    Wijzigingen/aanvullingen Kronieken van Leest.

    Vervolg : LEEST – GETY en TERUG…

    Vrijdag 6 juli

    Wanneer ik lui in pyjama door mijn venster kijk, staat er vlak voor het raam een neger een auto te wassen.
    Plots klinkt er klaroengeschal, enkele straten verder. Groet aan de vlag, officiële ceremonie. Onze autowasser laat de spons vallen en komt fluks in houding.
    Na enige aarzeling besluit ik ook maar mee te doen en daar sta ik in pyjama voor het open venster, in geef-acht.
    Het is immers toch maar de tweede dag van de revolutie en het is als blanke geraadzaam niemand in zijn Rwandese nationale gevoelens te kwetsen.
    Bij het ontbijt weet de eigenares van het hotel te vertellen dat de drie Belgische officieren die deel uitmaken van het garnizoen van Gisenyi gisteren nog naar Kigali zijn vertrokken om instructies te halen.
    Zij hoopt dat ze vandaag zullen terugkeren, dan zal de grens wel vlug open zijn.
    Zo vernemen wij dus dat de Belgische officieren niet enkel bij de opleiding bedrijvig zijn, maar in het leger zelf zijn ingeschakeld.
    Stel u even voor dat bij de militaire staatsgreep van gisteren, eenheden trouw zouden gebleven zijn aan de President, en dat de militairen mekaar te lijf zouden gegaan zijn. Wat zouden onze Belgische officieren dan gedaan hebben ?
    Het is een gevaarlijk iets als militairen aan ontwikkelingshulp doen. Wij wandelden naar de Prefecture.
    De Prefect is er niet, wellicht afgesteld, verjaagd, gevlucht.
    De militairen zijn er baas en lopen druk over en weer.
    Niemand weet ons echter te zeggen wanneer de grens open gaat.
    Op de post is het onmogelijk een telegram naar België te doen; de verbindingen met het buitenland zijn verbroken, zo heet dat in officiële taal.
    Langs het Kivumeer wandelen wij nu nog maar eens naar de grens.
    Aan de grenspost altijd nog hetzelfde beeld, toch is het nu al mogelijk de grens over te gaan, te voet en zonder papieren.
    René gaat eens een kijkje nemen aan de Zaïrese kant, maar komt terug zonder veel nieuws.
    Sinds gisteren volgt ons overal waar wij gaan een kleine jongen van een jaar of twaalf. Hij is van Bukavu in Zaïre.
    Met een boot is hij het meer overgestoken naar Rwanda omdat hem hier werk beloofd was. Men heeft hem echter bedrogen zegt hij, hij heeft geen werk gevonden en vraagt nu om met ons mee terug naar Zaïre te kunnen rijden.
    Een ontroerend verhaal, maar René heeft hem toch al gezegd dat er geen plaats is in de auto.
    Wanneer wij langsheen het strand naar een groep negerjongens staan te kijken zegt er ene dat wij moeten oppassen voor die jongen die ons overal volgt omdat hij de grootste dief is van de streek.
    Best dat wij zijn verhaaltje niet geloofd hadden.
    Op het strand liggen enkele blanken met hun kinderen te zonnebaden. Het zijn Vlamingen, zij spreken over hun tijd in Leuven en aan de Zoete Waters.
    Hun grote dochters kennen enkel Frans, er zijn immers geen Vlaamse scholen meer.
    Na het middageten vraagt René aan de hotelhoudster of wij in Belgisch geld de rekening kunnen betalen.
    Luid antwoordt ze ontkennend zodat haar zwart personeel haar onkreukbaarheid kan horen.
    Stil doet ze echter teken van in een bureel te komen, en daar worden de degelijke Belgische frankskens in dankbaarheid aanvaard.
    De rekening valt best mee : 450 fr voor overnachting en driemaal eten. René vindt dit echter schrikkelijk duur voor Afrikaanse maatstaven.
    Het is nu klaar dat we nog een dag in Rwanda zullen vastzitten en we gaan maar op zoek naar een Missie om de volgende nacht door te brengen.
    Wij rijden langsheen het meer, 9 km ver. Daar is een Centre d’Acceuil (ontvangstcentrum) van de zusters Benedictessen : vlak bij het water een grote villa, hun destijds geschonken door een vertrekkend koloniaal.
    Het interieur is sfeervol ingericht met inlandse kunst en alles is er kraaknet (in tegenstelling met de andere missies waar het meestal gezellig rommelig is).
    Om 4 uur zitten wij aan tafel voor koffie, thee, koekjes en verschillende soorten inlandse vruchten die met vork en mes worden gegeten.
    Wij maken kennis met onze metgezellen : de oud-abt van Maredsous (ring met grote edelstenen aan de vinger), enkele familieleden van één der zusters, een jong Engels koppel, een koffieplanter, een dokter met vrouw en ambetante kinderen.
    Het gesprek -niemand kent Nederlands- gaat over de grote privémaatschappijen, de belangen die de ene maatschappij in de andere heeft, de waarde van de aandelen.
    Wij zitten er stilzwijgend bij.
    Op een gegeven moment word ik al dat gebluf beu en kom ik tussen in het gesprek om enkele onwaarheden die verteld zijn -en waarvan ik beroepshalve op de hoogte ben- recht te zetten.
    Ik stijg in de achting om vlak daarna weer te dalen wanneer ik moet bekennen dat ik niet kan bridgen.
    Wij zijn te gast bij de high-life, die het toch maar geklaard hebben van op een van de mooiste plekjes van Midden-Afrika te zitten.
    In de villa ernaast leven de Borgmans : man en vrouw, een goed stuk in de zestig, en gekend in gans Rwanda en Zaïre.
    Lange tijd zijn ze ook parochianen van René geweest.
    Als we er aankomen zitten ze samen elk in een luie ligzetel bij het meer. Op een toon van vóór de onafhankelijkheid roept mevrouw op één van haar boys om zetels en drank (martini-gin-whisky, enz.) aan te brengen.
    Het is er heerlijk zitten en de gin smaakt.
    De Borgmansen zijn oud-kolonialen en mijnheer laat zich niet pramen als ik hem vraag over zichzelf te vertellen. “Jeune homme,” zegt hij vaderlijk, “avant la guerre, ben ik als militair - ik had als ingenieur de militaire school uitgedaan - bij de Kongolese Force Publique gekomen.
    Ik heb het er tot majoor gebracht en als anderen dan nog heel jong naar België terugkeerden om er van hun zwaar pensioen te genieten, ben ik hier gebleven. Ik was van dit land gaan houden.
    Ce magnifique pays. Ik zag de kansen van het toerisme.
    Op de prachtigste plaatsen richtte ik hotels op en organiseerde zelf reizen. Ik stak er al mijn geld in.
    Toen kwam de onafhankelijkheid en de troebelen.
    Maar ik hield vol. Ik ben zelfs een tijdlang raadgever geweest bij de Rwandese regering voor toerisme.
    Plannen zijn er genoeg, maar er komt niets van terecht.
    U hebt zelf gezien hoe mooi het hier is, hoe hier alles anders is dan in Europa, wat al kansen op toeristisch gebied.
    Maar u gaat mijn hotel wel zien, in Zaïre op de Mont Hoyo.
    U gaat er toch overnachten hé René, Jean, een halfbloed, houdt het open als ik er niet ben”.
    Dan gaat het gesprek verder, sterke verhalen over oud-kolonialen die ze beiden gekend hebben, fantasten die van alles begonnen zijn, soms lukten, maar meestal mislukten.
    Het wordt al donker wanneer wij terugkeren naar onze Benedictessen en wij moeten ons haasten om voor 6 u-speruur-binnen te zijn.


    Zaterdag 7 juli

    René heeft al mis gelezen als hij ons komt wakker maken met te zeggen dat hij naar de grens rijdt om te gaan kijken of die al open is.
    Vanuit onze kamer springen wij in het meer : 22 graden warm en geen schrik van krokodillen of billarsiose (een soort wormen die het meeste water in Afrika ongeschikt maakt voor het zwemmen), dit door de gassen van vulkanische oorsprong die in het meer aanwezig zijn.
    Een beetje verder dobbert de oude abt in een rubberbootje op het meer. Verderop staan er appelsienen- en citroenbomen.
    Wij plukken er enkele vruchten af, ze smaken heerlijk.
    René komt terug, hij straalt. “De grens is open”, inpakken en wegwezen.
    Militairen verzekeren de dienst aan de grens.
    Zij zijn vriendelijk en helpen ons met het invullen van vele papieren : van waar komen wij, waar gaan wij naartoe, wat is het doel van onze reis, enz.
    Op het laatste ogenblik komen de Benedictessen met vader abt aangereden en vragen heel vriendelijk of we nog twee grote pakken met boeken over de grens kunnen meenemen.
    Die worden dan boven onze valiezen gestapeld.
    Met een klein hartje dan naar de Zaïrese grenspost.
    Men heeft ons reeds zoveel over strenge controle verteld en onze valiezen zitten immers overvol. Vooral naar medicamenten wordt uitgekeken.
    Ons geld hebben wij veiligheidshalve in kousen en onderbroek gestopt. Men is immers verplicht voor elke dag dat men in Zaïre verblijft 1.800 Belgische franks op te doen.
    Dit geld moet men bijhebben, aan de grens aangeven en het wordt in het visum ingeschreven.
    Bij het verlaten van het land moet men dan een bewijs van de Zaïrese bank voorleggen dat men al dat geld tegen de officiële koers gewisseld heeft. Die officiële koers is dan juist dubbel zo duur als de vrije of zwarte koers.
    Wij stoppen juist voor de slagboom.
    Een oude Zaïrese douanier komt op ons af. Hij draagt een soort tropenhelm op het hoofd.
    Het is het type van de vroegere politieagenten in de tijd van de Belgen, zegt René. Hij kijkt in de VW waarvan de achterste bank volgeladen ligt en vraagt de pakken met de boeken te openen.
    De pakken worden opengescheurd en het zijn inderdaad boeken. Daarmee is de douane controle afgelopen. Oef !
    Nu nog de paspoorten. In het bureau niemand te zien.
    Uiteindelijk komt een jonge man aan en verontschuldigt zich dat hij ons heeft laten wachten.
    Aan een jonge vrouw die in verwachting is en daar ook staat te wachten biedt hij heel galant een stoel aan. Andere formulieren, zelfde reeks vragen.
    Als wij met dat werk klaar zijn, zegt de jonge man dat het in orde is. René vraagt echter om in ons paspoort de inreisstempel te slaan. “Spijtig, ik heb de stempel niet, de chef heeft hem meegenomen. U kunt zo doorgaan ofwel wachten op de terugkomst van de chef”, zegt de ambtenaar.
    René wil wachten, wij willen zo vlug mogelijk weg. René legt uit dat hij die stempel in zijn paspoort zeker nodig heeft anders kunnen ze hem op elk ogenblik uit het land zetten.
    Wij echter wijzen op onze valiezen en ons geld, zijn blij dat wij er zo gemakkelijk doorgekomen zijn, er moest eens een andere komen die alles doorsnuffelt.
    Dit alles staan wij in schoon Vlaams te bediscuteren terwijl de negers op ons staan te kijken.
    Er wordt besloten dan maar door te rijden naar Goma, de stad vlak bij en daar op de immigratiedienst onze stempels te gaan halen.
    Op die dienst kunnen ze ons echter niet helpen. René zal dan alleen naar de grens rijden en na een uurtje komt hij inderdaad terug met een stempel in elk paspoort.
    Wij zijn in Zaïre binnengeraakt! Goma is een grote stad onder vuil grijs stof. De stad is immers op lava gebouwd.
    Het is zaterdagnamiddag en wij rijden nog even langs de grote VW garage, gehouden door een jonge Duitser die er gouden zaken doet. Ook hier geen stop voor het benzinereservoir !

    Wij eten op de Precuur van de Witte Paters aan de rand van de stad. Een grote refter met wel een dertigtal paters.
    De Bisschop, een gemoedelijke neger, zit voor.
    Zijn hulpbisschop, een magere lange neger in witte toog geeft heel intelligente opmerkingen over de toestand in Rwanda en Zaïre.
    Als nieuweling zit ik een beetje ongemakkelijk te luisteren, soms is het moeilijk om te weten of je moet lachen, of instemmen of afkeuren.
    Na het eten zitten wij gezellig te praten met enkele paters in het Nederlands. Telkens wanneer een inlandse pater zich bij ons voegt schakelen wij over op het Frans, kwestie van hun achterdocht weg te nemen.
    De missie grenst aan de inlandse wijk, de cité, waar duizend negers opeengepakt leven aan de rand van de stad.
    Wanneer wij verder rijden nemen wij een verkeerde weg en komen zo midden in de cité terecht.
    De mensen kijken er heel wat minder vriendelijk, met een air van “wat kom jij blanke hier doen ?”
    Eindeloze rijen hutten, straten van grijs lavastof en zonder riolering. “Van wat leven die allemaal ?” vragen wij aan René.
    Antwoord van iemand die meer dan 20 jaar Afrika achter de rug heeft : “Ja, van wat ?”
    Wij vragen de weg aan iemand die er iets beter uitziet dan de anderen. Hij draagt het kenteken van de MPR, de partij van Mobutu.
    Hij wijst ons correct de weg.

    Even buiten Goma, rijden wij tussen twee hoge vulkanen door.
    De ene is nog in werking en een rookpluim stijgt op uit zijn krater.
    De weg is archislecht. René moet voortdurend van links naar rechts van de baan rijden om de grootste stenen te vermijden, wij halen nauwelijks 20 km per uur.
    Langs de baan bieden negers alle mogelijke groenten te koop aan : wortelen, prei, bloemkolen.
    Vulkaangrond is vruchtbare grond.
    Dan rijden wij kilometers lang voorbij een koffieplantage : zij zijn nu allemaal van één en dezelfde koloniaal; zijn naam staat op grote borden langs de weg : Van de Vijver.
    Hij heeft alle plantages van de kolonialen die weggegaan zijn opgekocht en kan zich nu staande houden door goede maatjes te spelen met de grote mannen van Kinshasa.
    Over Rutshuru rijden wij naar Jomba, daar kent René verscheidene paters en zullen wij overnachten.
    Als wij op de missie aankomen worden wij verwelkomd door een vijftal Belgische zusters. Zij zijn opgewonden.
    Totaal onverwacht mogen er drie van hen ’s anderendaags naar België met vakantie vertrekken.
    Zij moeten vlug hun pakken maken want om 2 uur ’s nachts zullen ze met de landrover naar Goma rijden om hun vliegtuig te halen.
    Dit is ook voor ons een kans om met een van die zusters een brief mee te geven naar huis.
    Het opstellen van die brief gebeurt in gemeenschap : ik schrijf naar mijn vrouw, Georges naar Simonne. René naar zijn moeder en een van de paters moet er ook nog wat aan toevoegen, en dat allemaal op één en dezelfde brief.
    Het is laat geworden als wij gaan slapen.
    De motor die elektriciteit geeft wordt afgezet.
    Met in de ene hand een kaarspan en in de andere een fles gefilterd water (daar zal ik ’s anderendaags mijn tanden mee spoelen) trek ik naar bed.

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -Zicht van uit ons hotelvenster met in de verte het strand en vooraan links de man die de vlag neerstreek.
    -De moderne laan langs het Kivumeer naar de grens met Zaïre werd meerdere keren op en af gereden maar de grens bleef gesloten.





    21-01-2017 om 15:02 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een reis door Rwanda en Oost-Zaïre. Deel III.

    Wijzigingen/aanvullingen Kronieken van Leest.

    Vervolg : LEEST – GETY en TERUG…

    5 juli 1973

    Dit zal een speciale dag worden voor Rwanda.
    ’s Morgens worden wij vroeg gewekt door een laag overvliegende helikopter. Wij geven er toch geen speciale aandacht aan.
    Na het ontbijt -boterhammen (elke missie bakt immers zelf haar brood), ei, kaas, confituur, ananas en bananen- raadt men ons aan alvorens verder naar Zaïre te rijden, eerst een ommetje te maken naar de Foyer de Charité, een retraitehuis, een twintigtal kilometers ver, prachtig gelegen in de bergen met een meer ervoor en in de achtergrond de bergen die zich uitstrekken over Oeganda, Zaïre en Rwanda.
    Tot onze verrassing vernemen wij dat het een stichting is van priester D’Heu van Bonheiden.
    Men is er nog volop aan het bijbouwen.
    Het is één grote bouwwerf, de stenen worden ter plaatse zelf gemaakt : uit klei met de hand gevormd, in de zon gedroogd, daarna in grote blokken opgestapeld met onderaan gangen waarin men acht dagen lang hout zal stoken tot de steen hard gebakken is.
    Kostprijs per steen : 20 centimes ! en ze moeten echt niet onderdoen voor hun Boomse broertjes.
    Jef, een man van de bouworde leidt er de werkzaamheden.
    Een joviale vent, hij is er nog maar drie maand, toont ons ook met trots zijn pas aangelegde groentenhof en ik moet toegeven dat zijn tuintje er beter voorkomt dan het mijne (is ook niet moeilijk zullen diegenen zeggen die mijn groentenhof al eens gezien hebben).
    Er is juist een retraite bezig.
    Toch vindt een der vrouwen “welkom, ik heet Hilda” de tijd om ons een fris biertje voor te zetten en een babbeltje te slaan.
    Vanop het terras genieten wij van het prachtige landschap.
    “Wij zijn hier met 3 lekenhelpsters,” zegt Hilda. “Ik ben hier nog maar enkele maanden. Voordien was ik 5 jaar in Martinique.
    Daarna ben ik in België met verlof geweest.
    Wat ben ik verschoten van de luxe die er op die 5 jaar bijgekomen is : auto’s, kleuren-tv’s, kleding, eten !!”

    Langs een bergrivier met vele watervallen, groot en klein, rijden wij terug.
    De streek is dicht bevolkt, eigenlijk overbevolkt.
    Overal zien wij mensen op weg, vooral vrouwen en kinderen.
    De vrouwen meestal met een grote korf of met een bussel hout in evenwicht op het hoofd.
    Velen ook met een kindje achteraan op de rug in het kleed gebonden. De man draagt niets, hij is de baas.
    Mensen langs de wegen, mensen altijd ergens op weg.
    Mensen die u blij groeten, met de arm wuiven terwijl een brede lach op hun gelaat komt.
    Honderden malen hebben wij door het autoraam moeten terugroepen “jambo sana” wat zoveel wil zeggen als “ook een grote goeien dag”.
    Ik zal nooit vergeten dat, waar wij ook reden, overal de kinderen naar de weg toekwamen gelopen, de vrouwen voor hun hut ophielden met maniok te stampen en de mannen hun “palabers” staakten om ons breed lachend te groeten.
    Zo was het trouwens de karwei van degene die naast de chauffeur vooraan in de auto zat, al die vriendelijkheid te beantwoorden.
    Karwei die wel eens zeer aangenaam was, want zelfs in mijn legerdienst heb ik nooit naar zoveel meisjes kunnen “lachen en zwaaien”.
    Wij hebben nog even de gelegenheid om op de Missie van Rwaza de sigarenmakerij te bezichtigen.
    De tabaksbladeren worden er geweekt, gesneden en met de hand op de bil tot sigaar gerold.
    Voor één keer rieken wij niet de brousse, maar tabak.
    Ook de kistjes worden er gemaakt : zware boomstammen worden er in planken gezaagd : de stam wordt hiervoor boven een put gerold, twee man in de put, twee man erboven, en dan maar zagen.
    Wij krijgen een kistje cadeau.
    Het zit steviger ineen als die prullen hier.
    Wij moeten ook de weverij van de zusters bezoeken.
    In een donker lokaal zitten langs de muur een hele rij jonge meisjes parels te steken.
    Als wij binnenkomen stuiven ze giechelend uit mekaar en komen om het hoekje terugkijken.
    Grotere meisjes zitten aan een weefgetouw tapijten te vlechten met hoekige bantoe-motieven.
    Mijn oog valt op de muur op twee prenten van het H. Hart van Jezus en van het H. Hart van Maria : allebei heel blank en heel zoeterig. Deze prenten zullen er wel blijven hangen tot een antiekjager uit Europa ze ginds ooit zal gaan opkopen.
    Buiten staan bij een gebouwtje enkele negers te wachten : het is het bureel van de burgerlijke stand.
    Enkele vrouwen komen er hun pasgeboren kindje laten opschrijven : ja, de planken van de voeten van die kindjes zijn rozig wit.

    Door de bergen, met hier en daar bonenvelden, rijden wij tegen de middag terug naar de Procuur van Ruhengerie.
    Ze zitten er reeds aan tafel.
    Een tikkeltje zenuwachtig vertelt de pater aan René dat er afgelopen nacht een staatsgreep heeft plaats gehad : Kayanda, sinds 11 jaar president, werd afgezet en de macht werd in handen genomen door de militairen; de radio speelt militaire muziek en roept herhaaldelijk een communiqué rond van de generaal en de 11 kolonels en majoors.
    Er werd geen bloed vergoten en alles is rustig in het land.
    Paris-Inter heeft het nieuws ook al omgeroepen, ze zullen het in België dus al weten.
    Wanneer de pater zijn uitleg gedaan heeft, kijkt hij ons even aan.
    Wij staan er wat bedremmeld bij.
    Wij zijn pas één dag in Afrika, en daar zitten wij dan midden een staatsgreep. Ze zullen thuis wel ongerust zijn.
    René besluit na het eten zo vlug mogelijk naar de grens te rijden, weg uit Rwanda.
    Onderweg valt het wel op dat de mensen in groepjes met mekaar de gebeurtenissen staan te bespreken, dikwijls is dat rond iemand die een draagbaar radiotoestel heeft, een van die blauwe kastjes van Philips.
    Er is niet veel aan maar het speelt, deze minimum-radio, waar de negers zo fier mee rondlopen.
    Rond 4 uur komen wij aan in Gisenyi, de grensstad aan het Kivumeer en rijden meteen door naar de grenspost, een klein gebouwtje en een slagboom.
    Op de dorpel zitten 6 soldaten van het Rwandese leger, de camouflagevest losjes om het lijf, de Fall (dat Belgisch geweer aan de spits van de techniek) met lader erop, nonchalant naast hen en in de handen een fles inlands bier.
    De grens is gesloten. Wanneer open ? Morgen misschien of overmorgen.
    Wij staan daar nog wat te draaien en te keren.
    Een vijftigtal meter verder is de Zaïrese grenspost, daar staan meerdere auto’s te wachten.
    Op Rwandese kant zijn wij de enigen.
    Een klein jongetje brengt op een fiets zonder banden bier aan voor de soldaten.
    Wij keren dan maar terug naar de stad Gisenyi en gaan op zoek naar een hotel voor het donker wordt. René kent er een : Edelweiss, gehouden door een Zwitserse.
    Wanneer wij het gevonden hebben en er aan alle deuren zijn gaan aankloppen vinden wij er toch ergens een boy : de Zwitserse dame heeft wegens ziekte de zaak overgelaten en de huidige baas slaapt en mag niet wakker gemaakt worden.
    Dan maar verder op zoek.
    Wij stoppen aan een VW garage, nog altijd om een dop op de benzinebak te vinden.
    Een neger zegt ons dat de garage gesloten is omdat er geen werk is. Als u ze sluit, zal er wel nooit werk komen, zeggen we onder elkaar.
    Wij rijden nu naar de rand van het Kivumeer.
    Er staat een hotel Palm Beach.
    Wij moeten even wachten op de bazin. Er is plaats en wij krijgen elk onze kamer.
    Oef, dat is in orde. Nu die zorg van ons af is, krijgen wij oog voor de pracht van de natuur waar wij nu vastgelopen zijn.
    Het meer met de bergen er rond, het strand, bloemen, struiken, cactussen in alle kleuren, de rotsen langs het water, de palmbomen.
    Gisenyi was vroeger eens de luxe-badstad.
    De rijke colons en de gearriveerde administrateurs kwamen in dit paradijselijk gebied met mekaar wedijveren in weelde.
    Nu is dit nog enkel vergane glorie.
    In de villa’s langsheen het meer wonen nu negers : de nieuwe rijken van het systeem.
    Hun vrouwen stoken vuur binnen in huis zoals zij dat vroeger in hun hut deden. Waar eens de blanke dames lui in een ligzetel op de pelouse hun verveling verdreven, ligt nu de negerwas te drogen of spartelen negerkinderen.
    Wij wandelen langsheen het strand. Niemand te zien.
    Of toch. In de verte zit een blanke op het staketsel, de benen los boven het water. Het is al een oude heer, hij leest een boek.
    Wanneer wij hem aanspreken kijkt hij nauwelijks op. “De staatsgreep, och zo kan het niet blijven duren, de president had alle macht verloren, iedereen was baas.
    Die staatsgreep is trouwens met medeweten van de president gebeurd (later zullen wij hierover een heel andere versie horen, die ik echter moeilijk kan neerschrijven).
    Er moet een sterk gezag komen dat het hoofd kan bieden aan de stammentegenstellingen, aan de tegenstelling tussen Noord en Zuid (tiens, tiens, ginds ook).
    Anders een prachtig land. Voor de oorlog heb ik de Academie van Schone Kunsten gesticht in Kinshasa. Ik kan niet meer leven in Europa, ik blijf in Afrika”.
    Wij verlaten nu het strand en gaan naar de inlandse haven.
    Soldaten patrouilleren over straat of liggen lui tegen een of ander openbaar gebouw geleund.
    Wij komen in de inlandse haven.
    Grote prauwen vertrekken tegen valavond met een tiental vissers om tijdens de nacht op het meer te gaan vissen.
    Er is ook een markt, en vrouwen slaan hun was aan de oever.
    Een man maakt een brei van maniok klaar in een pot op een vuurtje. Wij kijken toe.
    De man maakt zich geweldig kwaad op ons.
    Wij gaan gauw verder, nog lang achterna geroepen.
    Het is niet het ogenblik om last te krijgen met negers.
    René verklaart ons dat die man geaffronteerd was omdat maniok klaarmaken geen mannen- maar vrouwenwerk is.
    Als wij mannen al eens de afwas doen, hebben wij toch ook niet gaarne dat iedereen ons dan komt bekijken.
    Wij wandelen terug naar het strand wanneer onze hotelhoudster op ons komt toegelopen.
    Zij vraagt gauw te komen eten want om 6 uur mag niemand nog op straat : couvre-feu, avondklok.
    Bij het open raam van onze kamer zien wij hoe de avond valt over het Kivumeer.
    Wij zitten gedrieën op de kant van het bed.
    Buiten wuiven de palmen en beginnen de krekels in massa aan hun monotoon getjirp, eigen aan de tropennacht.
    Wij kunnen voor de eerste keer eens rustig met René babbelen.
    Wij spreken ook over thuis. Wat wordt het morgen ?
    Blijft de toestand wel zo rustig ?

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -De stenen moeten niet onderdoen voor hun Boomse broertjes.
    -Op de Missie van Rwaza was er naast de sigarenmakerij ook een atelier waar de kistjes werden gemaakt.
    -Georges heeft, de dag van de staatsgreep, het geronk van een laag vliegende helikopter gehoord.
    -In de schaduw, aan het strand van het Kivu meer, de dag van de staatsgreep.











    16-01-2017 om 09:13 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een reis door Rwanda en Oost-Zaïre. Deel Ii.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wijzigingen/aanvullingen Kronieken van Leest.

    Even buiten Kigali : haltgehouden aan de
    eerste
    hut en contact met de bevolking.

    Een reis door Rwanda en Oost-Zaïre

    Vervolg 4 juli 1973 : LEEST – GETY en TERUG…

    Wij eten op de missie van Kigali ons eerste Afrikaans middagmaal. Wanneer wij willen verder rijden zien wij dat de stop van de het benzinereservoir verdwenen is.
    In de garage van VW hebben ze geen enkele die past op de recente VW 1300 van 1972. Een vod zal dan maar dienst moeten doen als stop en diezelfde vod zal het dan ook moeten uithouden vermits wij in de drie garages die wij op onze lange reis tegengekomen zijn nergens de gepaste stop gevonden hebben.

    Na vlug een kaartje gestuurd te hebben -een kaartje met een hotel uit Nairobi- want van Kigali zelf zijn er geen kaartjes-, met een goed aangekomen erop, verlaten wij de hoofdstad, richting “Zaïre”.

    Pas zijn wij buiten de stad of wij zitten volop in de “brousse”. Het contrast is geweldig. Wanneer wij aan eerste hut voorbijrijden vragen wij aan René te stoppen.
    Op minder dan geen tijd zijn wij omgeven door een grote groep nieuwsgierige negers. De jongens met bloot bovenlijf en gescheurde broek, de mannen ook zo of ergens met een oude vest, de vrouwen met een panje, een gekleurd stuk doek om het lichaam tot onder de armen geslagen. Meteen ook schiet ons de reuk van de brousse in de neus : een fade, fletse reuk van rottend gebladerte,van speciale plantengroei, van rook en van as. Deze reuk zal ons tijdens gans ons verblijf vast in de neus blijven zitten…en wij zullen hem gewoon moeten worden, ook wanneer wij ergens in een hut aan tafel zitten, hoewel ik moet zeggen dat, wanneer hij te sterk werd, een sigaretje wel remedie bracht.

    Over wegen van rood stof met putten en steenblokken rijden wij nu verder aan 20 km en soms eens 30 km per uur.
    Moeizaam zoekt René van links naar rechts de goeie kant van de baan Het rood stof kruipt overal door, op de zetels van de auto, op onze valiezen en als ik mijn grijze broek bekijk ligt er een mooie rode schijn op.
    Soms kruisen wij een vrachtwagen en dan moeten wij vlug de ramen sluiten en vertragen tot het stof neergeslagen is en wij terug de weg kunnen zien. Zo een vrachtwagen is wel een heel spektakel. Boven op de vracht staan en hangen de negers en negerinnen met elk nog hun eigen bagage. De ene houdt zich vast aan de andere. Wanneer de wagen vertraagt springt wie ter bestemming gekomen is er af en in de bochten staan steeds wel meer kandidaten klaar om op de traag rijdende wagen te wippen en zo een lift te krijgen.
    Even Kigali voorbij bemerken wij enkele valeien en rijstvelden.
    De invloed van Chinezen die daar ook aan ontwikkelingshulp doen ! Rood China heeft immers een ambassade in Kigali.
    In de late namiddag verlaten wij de baan en over een steile weg vol stenen en putten -VW in de eerste versnelling- bereiken wij boven op de berg de missie Rulindo : een kerk met een groot plein ervoor, opzij de school en langs de andere kant de woonst van de paters.
    Wij stappen uit, de paters raden ons aan de wagen, hoewel die juist voor de deur staat, toch maar op slot te doen. Het is ons eerste contact met missionarissen. Maar het is ook het meest deprimerend verhaal dat wij op gans onze reis zullen horen.
    Wij vonden er drie ontmoedigde paters !
    Zij vertellen ons over de strijd tussen Hutu’s en Tutsi’s, de twee stammen van Rwanda die mekaar uitmoorden.
    Men spreekt van vele doden. Niemand durft echter cijfers noemen. Alles speelt zich af in de donkerte van de broussenacht of in de geheimnis waarmede men mekaar vergiftigt.
    Bij een kop slechte koffie met melk -neem maar een lepeltje poeder- dat is hier bij ons de melk- een grauwwitte suiker, zeggen ze ons doodgewoon dat zij enkele weken geleden nog slagen gekregen hebben.
    De leerlingen van de middelbare school waren in opstand gekomen, hadden de inlandse leraars van de school geschopt, waren de dorpen ingetrokken, hadden de hutten in brand gestoken en waren er met de meisjes in de brousse vandoor gegaan.
    Vanuit Kigali was een compagnie soldaten de orde komen herstellen. Met een “tot ziens en veel moed Pater”, nemen wij afscheid. (24 jaren later, in 1994, zullen in 100 dagen tijd 500.000 tot één miljoen Hutu’s en Tutsi’s mekaar uitmoorden)
    Het is bijna 5 uur.
    De zon staat niet meer pal boven ons hoofd, maar werpt nu schuin een zacht licht over de rode wegen en over de heuvels.
    Het wordt avond.
    Wij moeten ons haasten om nog voor de duisternis op onze bestemming in Ruhengeri aan te komen.
    Om 6 uur is het donker; in België is het nu nog maar 5 uur.
    Plots denken wij er aan dat wij al een dag, een nacht en weer een dag op de baan zijn zonder slapen.
    Wij rijden Ruhengeri binnen in de complete duisternis; vuren bij de hutten, schimmen van negers in de koplampen van onze auto.
    Verschillende keren vraagt René de weg naar de missie.
    Wij rijden verloren, dan maar omkeren. Ik word nerveus. Ik heb het gevoel van heel ver van huis te zijn.
    En maar verder zoeken, nog een weg om. En plots zijn wij er. Hartelijke verwelkoming door een Vlaamse pater, een Hollandse broeder en een Canadese zuster.
    “Hier zijn uw kamers, daar kunt ge u wassen, zet de valiezen maar neer en komt eerst eten”.
    Gepeperde spaghetti en boontjes, gewonnen brood, ananas en bananen.
    Van puur kontentement geven wij elk een appel, van onze appels die eigenlijk voor René bestemd waren.
    Na het eten drinken wij een Primus, een biertje dat niet slecht is en dat eigenlijk niet ver van onze Pils staat. Het is gemaakt in de brouwerijen met Belgische en Nederlandse (Heineken) ingenieurs. Ge kunt er goed uw dorst mee lessen want het zijn literflessen.
    Ruhengeri is een groot centrum, vroeger in de tijd van de Belgen, was Rheinhard, de broer van Juffrouw Rheinhard, hier lange jaren beheerder.
    Het is ook sinds 9 jaar een bisdom; men is reeds aan zijn derde inlandse bisschop.
    De eerste werd vergiftigd, de tweede hield het 6 jaar vol en de derde is moeten vluchten omwille van de stammentwisten.
    De Hollandse broeder spreekt over Nederland en de Nederlandse kerk; hij voelt er zich niet meer thuis. Hij schijnt ook al over een zekere Barend Servet gehoord te hebben.
    “Dégoutant” zegt hij in mooi Hollands.
    Voor wij gaan slapen doen wij onze valiezen voor het eerst open. René is echt blij met al wat we hebben meegesleurd. “Maar toch, veel te veel, ik heb dat niet nodig”.

    Vervolgt.

    16-01-2017 om 08:46 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een reis door Rwanda en Oost-Zaïre. Deel I.

    Wijzigingen/Aanvullingen Kronieken van Leest –

    Het verhaal van Karel Duysburgh : Een reis door Rwanda en Oost-Zaïre in 1973

    Bezoek aan René De Laet, missionaris uit Leest in Afrika.

    LEEST – GETY en TERUG…

    Voorwoord

    In de Leestse periodiek van Milac “De Band” verscheen in het nummer van juli 1973 het eerste verslag van Karel Duysburgh van zijn bezoek aan de Witte Pater René De Laet op zijn missiepost in Gety-Zaïre. Een drieweekse reis die Karel ondernam samen met Georges De Laet, een broer van de pater.
    Zijn reisindrukken en belevenissen verschenen in afleveringen in het maandblad en tonen ons een beeld van de leefwereld van de missionarissen in Afrika begin jaren ’70, van de Afrikaanse mentaliteit en van de nog jonge republiek Zaïre onder Mobutu.
    Toen ik op dat eerste verslag botste, bij het uitpluizen van dat heimatblad voor mijn blog “Kronieken van Leest”, raakte ik onmiddellijk gecharmeerd door zijn reportage en zijn heldere schrijfstijl.
    Enkele jaren geleden had ik Karel al eens gecontacteerd i.v.m. een gepubliceerde brief van zijn dochter Els vanuit Concepcion in Chili in dezelfde “Band”. Els Duysburgh zat toen in haar voorlaatste jaar geneeskunde en de universiteit had haar de mogelijkheid geboden een deel van haar stage in een ontwikkelingsland te doen. Karel heeft me toen met veel genoegen verder geholpen met de nodige achtergrondinformatie en foto’s wat resulteerde in een mooi artikeltje in mijn blog.
    Ook nu weer stond hij open om zijn verslag te laten publiceren maar niet nadat hij het eerst nog eens zou nalezen. Veel heeft hij aan de initiële tekst niet gewijzigd en zijn bevindingen zijn te lezen aan het eind van dit journaal. En ook nu weer heeft hij gezorgd voor fraaie foto’s en die voorzien van de nodige onderschriften.
    Bedankt Karel voor uw medewerking en bedankt dat je uw ervaringen hebt willen delen met uw medemensen.
                     Marcel Van Hoof Blaasveld, januari 2017.

    4 juli 1973

    Daar stonden we nu op het vliegveld van KIGALI, de hoofdstad van Rwanda. In elke hand een valies, zwaar geladen : 35 kg handbagage per man. Eigenlijk mochten we slechts 20 kg meedragen, maar voor één keer dat wij naar Zaïre gingen, moesten wij het er maar op riskeren wat “overgewicht” mee te dragen. En wij zijn overal met onze bol kaas, hesp, salami, conserven, 3 rollen filmen, 2 amortisseurs, 10 kg geneesmiddelen, enz. goed doorgeraakt.
    Onze eerste verrassing wanneer wij in Kigali voet op de grond zetten was dat het er niet warm was, eerder fris, nog geen 20 graden en een aangenaam windje. De zon scheen reeds helder hoewel het nog maar 9 u was, maar heet zou het er nooit worden, zelfs niet op de middag omdat wij op meer dan 1500 m hoogte waren. Wat een verschil met de hitte op Zaventem bij het vertrek, meer dan 30 graden.
    Bij het aanschuiven daar -2 uur lang- om alle inschepingsformaliteiten te vervullen, droop het zweet van ons af. Wij leefden hier toen immers in juni in een volle hitteperiode. De reis was prima verlopen. Een Boeing 707 had zijn 200 passagiers in een lange trek van 8 uur van Brussel naar het hartje van Afrika gebracht.
    Om 1 uur waren we opgestegen en in de nacht vlogen wij over de Alpen, Italië en de Middellandse Zee.
    Het werd licht wanneer wij over de Lybische woestijn vlogen; uren lang zand en duinenheuvels waar de opkomende zon lange schaduwen wierp; een echt maanlandschap. Toen werd het landschap groen en kwamen er kleine wolkjes, wij vlogen toen over Soedan en Oeganda. Eindeloze bergen en bossen met ertussen rode wegen en zilveren riviertjes die er zich als een lint doorheen slingeren.
    Onze vlieger begint te dalen; wij zien reeds duidelijk dorpen met hun kring van hutten en wij kunnen reeds een eenzame auto onderscheiden die op de wegen een rode stofwolk doet opjagen.
    Dan volgt “Veiligheidsgordels vast”. Onze Boeing maakt enkele scherpe bochten tussen de bergen in, gaat dan snel naar beneden, met zijn wielen op de grond juist bij het begin van de landingsbaan, remt af al wat hij kan om dan op het einde van de baan te stoppen. Wij zijn geland.
    De eerste negers die wij zien zijn de pompiers van het vliegveld; zij liggen lui op een blusauto die eerder op zijn plaats zou zijn in een brandweermuseum dan op een vliegveld.
    Wij haasten ons naar het enige gebouw dat de luchthaven rijk is; de mensen staan er buiten reeds hun bezoekers te verwelkomen. Het is er een gezellige boel, overal de sfeer van blij weerzien.
    Ik herinner mij plots diezelfde sfeer van vroeger toen in onze dorpsstationnetjes een trein toekwam en de familie hun reizigers kwamen afhalen.
    Wij kijken met spanning naar René, die, volgens afspraak, ons daar moet komen afhalen. Wat zouden wij doen moest hij er niet staan ? Wij hebben hem nog niet gezien. Wij kijken rond en beginnen al maar met de vele formaliteiten nodig om het land binnen te gaan.
    Een Belgisch kapitein van het Rwandees leger -Belgische technische bijstand- loopt in zijn elegant uniform heen een weer en maakt dat de valiezen wat vlugger bij de douane geraken.
    Plots komt René tevoorschijn. Een flinke handdruk : “Ik was wat laat,” verontschuldigt hij zich, “uw vliegtuig was net op tijd…en dat is hier de gewoonte niet”.
    Een beleefde douaneambtenaar laat alle valiezen van alle reizigers openen, ziet wat er in zit. Alle valiezen zitten proppensvol eetwaren, maar hij laat dan toch door. Aan mij vraagt hij de factuur van mijn fototoestel. Die heb ik niet, wel een bewijs van inklaring. Dat is echter voor hem niet voldoende. Het palaberen begint. Wanneer ik zeg dat wij niet in Rwanda blijven maar naar Zaïre gaan is plots alles voor hem opgelost en zonder dat wij onze valiezen moeten openen mogen wij door.
    Eerst hadden wij nog enkele minuten paniek doorgemaakt -mijn reisgezel had zijn portefeuille met geld en papieren erin- wat opvallend boven in zijn reistas laten liggen en nu was die weg. Wat nu gedaan. Enkele minuten later komt René terug en zegt dat wij ons geld beter moesten wegsteken en dat hij voor alle zekerheid de portefeuille maar had meegenomen. Oef, dat was even schrikken. Buiten het gebouw worden de klassieke foto’s genomen en weg zijn wij in de Volkswagen.
    Het zal een reis worden van acht dagen en meer dan 1.000 km (ongeveer de afstand van Leest naar Lourdes) eer wij op de missiepost van René zullen aankomen.
    Wij rijden de 11 km van het vliegveld naar de stad over de enige asfaltbaan die Rwanda bezit. Er moet dan ook tolgeld betaald worden om op die baan te mogen rijden, maar ja, dat moet ge op de Franse autowegen ook.

    Vervolgt.

    Foto’s :

    -De luchthaven van Kigali.
    -Bij de aankomst met Georges De Laet, samen wachtend op zijn broer. Ik was 42 en heb zopas de eerste vliegreis van mijn leven gemaakt.
    -Onze blauwe VW Kever en het rode stof op de wegen.







    12-01-2017 om 11:02 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg Steynemolen V.

    Vervolg Steinemolen.

    PUBLICATIES OVER DE MOLEN

    H. Van de Ven in het Vaartland nr.2 van 1976 :

    “In den echten Ouden Steinen Molen”.
    “Bejaarde Kapellenaren herinneren zich nog wonderwel de stenen molen, opgericht nabij de grens Kapelle – Leest, langs de Mechelseweg, enkele tientallen meter zuidwaarts van de spoorwegviadukt. Deze werd in 1807 gebouwd en, na zware stormschade, in 1912 gesloopt. De grondvesten en de vier stenen pijlers werden enkele jaren geleden weggeruimd en in de onmiddellijke nabijheid ervan werd een electriciteitscabine gebouwd. Het vroeger bestaan leeft echter onder de Kapelse en Leestse bevolking nog voort in de uitdrukkingen : “bij... van de staane meule..” Trouwens, de familie Van Winghe, laatste bewoners van het molenaarshuis worden haast uitsluitend door iedereen vernoemd met toevoeging van “Staane Meule” achter de voornaam. En dat is ook het geval voor de nakomelingen. Persoonlijk herinneren we ons heel goed dat er zich in de onmiddellijke omgeving van de gewezen stenen molen drie staminekes waren, haast deur tegen deur, en die onderscheidelijk de naam droegen van : a) In de Steinen Molen b) In de Oude Steinen Molen c) In de Oude Echte Steinen Molen.
    Een zekere onderlinge concurrentiegeest lag hierbij zeker aan de basis van de naamkeuze. En alhoewel ze opgericht waren in een weinig volksrijke omgeving floreerden ze buitengewoon. Immers, elke baas of bazin liet niets onverlet om klanten te lokken. Er ging, en dit gedurende jaren, geen weekend voorbij of er stond wat op het programma. Naast kaartavonden werden regelmatig wedstrijden georganiseerd op de vogelpik, op de “schietbak”, op de bollebaan en golfbiljart.
    Elk “etablissement” had daarbij haar “spaarkastje” en was de zetel van de ene of andere vereniging. En om ’t jonge volk te “lokken” werd er op de zaterdag- en zondagavonden bovenop nog gezorgd voor dansmuziek.
    Ingevolge overlijden sloten de twee eerstgenoemde inrichtingen hun deuren en dit enkele jaren na wereldoorlog II. “In den Echten Ouden Steinen Molen” hield stand tot voor een tiental jaren.”

    J.A.Huysmans in “De Band” – augustus 1980 : Steinen Molen

    “Op Oxdonk woonde op de hoeve Dunkema, een zeker Joriske, en die betaalde reeds lang, slechts zijn vorige maalrekening, doch nu bij het afhalen van een gisteren gebrachte zak graan, kreeg hij de rekening der twee bakzakken van voorgaande keer. Hij verweet de maalder diens eis tot die dubbele betaling als een moedwillige vergissing.
    De zonen van den “Steinen Meulenreus” namen dat niet en grabbelden Joriske bij zijn kraag, bonden hem aan armen en benen en duwden het poefboerken in een graanzak, vulden die aan met kaf, er bovenop een briefken met vermelding dat na betaling van drie bakzakkenloon, het eetwaar mocht worden afgehaald, en snoerden met een molenaarsknoop de vracht toe.
    Een paar uur later komt Joris’boerin op het molenerf, en ziet daar hun geladen kruiwagen staan, en vraagt naar Joris.
    “O,” zei één der zonen , “we hadden wat molenpanne en uwe man moest wat wachten. Hij is onderwijl een glaasje gaan drinken naar den “Droogen Hoek”, voert gij liefst uw bakzak naar huis, want ge weet, als uw ganske Joriske bier ziet...”
    De stoere Marjan, van geen klein gerucht vervaard, die duwt geen kruiwagen, maar trekt die achter zich naar huis. Wat daarna is gebeurd heeft de molenaar nooit geweten maar Joriske kwam ditmaal en later om zijn bakzak met gereed geld.
    De twee eeuwen oude grondvesten van den “Steinen Meulenreus” zijn grotendeels verdwenen, enkel de wijk wordt nog naar zijn naam vermeld.”

    “De Band” van januari 1983 : De Windmolen aan Steynemolen

    De verste uithoek van het negende kaartblad van landmeter Jan Van Acoleyen uit 1723 was dat jaar nog onbebouwd. Het ligt thans over de spoorlijn, tussen de oude Capellebaan en de Steynemolenbeek. Daar werd in 1785 een windmolen gezet met boerderij en stokerij. Op deze “nieuwen molen” woonde in aanvang Frans VAN BREEDAM (“pistrinarius et agricola” = mulder en boer) geboren te Blaasveld in 1759, met zijn knecht Petrus De Vleeschauwer.
    Frans Van Breedam trouwde in 1787 met Anna Van Doorslaer uit Kapelle op den Bos.
    Van hun acht kinderen bleven er vijf in leven : Katrien (1789), Dorotea (1790, “innocens”= achterlijk gebleven), Maria (1794), Marianne (1797) en Colette (1806). Ook een broer van Frans, Jacobus Van Breedam (1765-1826) woonde bij hen in. Frans Van Breedam werkte er met een “maeldersgast”, met drie “boerenknegten” en met een “meyt”.
    Hij stierf in 1836 en zijn vrouw volgde hem kort nadien in de dood (1839).
    Hun dochter Marianne Van Breedam (1797-1851) was inmiddels getrouwd (1829) met Jan Baptist Dierckx (1803) “maelder en pagter” uit Pulderbos.
    Zij bleven op de molen en hadden vier kinderen : Egidius (jonggezel 1832-1886), Coleta (1835), Emmanuel (1838) en Victor (1841).
    Rond 1890 is de boerderij bewoond door het gezin Frans VAN WINGHE (Hombeek 1861) – DE BOECK Theresia uit Leest (1867).
    Er kwamen vier kinderen : Melanie (1890), Marie Hortense (1894), Louis (1896) en Maria Coleta (1902).
    Frans Van Winghe overleed in 1905. Kort daarop werd de molen afgebroken.
    Weduwe Van Winghe – De Boeck bleef op de hoeve met haar twee oudste dochters, terwijl zoon Louis na zijn huwelijk in 1919 met Maria Emerance Peeters zijn huis bouwde aan de overkant van de straat. Hun zoon Emiel Van Winghe zou als krijgsgevangene in mei 1940 met zijn kameraden verdrinken, toen hun boot op een zeemijn liep voor de Hollandse kust te Willemstad.

    Gazet van Mechelen van 19/9/1936 : ‘De Molen van Blaasvelt’ :

    Huwelijk maalder Franciscus Van Breedam met zijn Leestse nicht Coleta Van Breedam.

    “…Franciscus Van Breedam (Noot : maalder van de Molen van Blaasveld) de nieuwe maalder, huwde te Leest op 20 mei 1835, Coleta Van Breedam, geboren te Leest op 27 april 1806, dochter van Petrus Frans en van Anna Van Doorselaer. Zij waren dus gebroeders kinderen. Franciscus, voormeld, op bezoek bij zijnen oom Petrus Frans Van Breedam, maalder, op Steine Molen te Leest, vroeg men hem wanneer hij ging trouwen. ‘Dit kind daar in de wieg, Coleta, mijne eigene nicht, zal mijne echtgenote worden’, was zijn antwoord en inderdaad hij huwde er mede in 1835.
    Trouwen gelijk de maalder is nu nog in den volksmond gekend en verteld te Blaesvelt.
    De echtelieden Van Breedam-Van Breedam hadden volgende kinderen, allen te Blaesvelt ter wereld gekomen :

    A.-Anna Antonia, °3/3/1836, +Mechelen 14/9/1917. Huwde Carolus Andreas Josephus Boonaerts, dokter te Thisselt (°Tisselt 12/6/1827, +Blaasveld 4/8/1899).
    Anna Antonia, door typhus aangetast en stervende nabij, werd met ware toewijding bijgestaan door dokter Boonaerts. Na de genezing zijner dochter kwam haar vader dokter Boonaerts voldoen en hem zijnen dank uitdrukken erbij voegend, niet te weten hoe zijne erkentenis te betuigen. Geef mij uwe dochter, het is mijn vurigsten wensch, antwoordde de geneesheer en korte maanden daarna werd het huwelijk voltrokken.

    B.-Joannes Domenicus, °23/9/1837, +Blaasveld 10/6/1919. Bleef ongehuwd.

    C.-Ludovicus, °28/11/1839, +Mechelen 8/9/1910. Huwde op 5/4/1875 Maria T.H. Proost.

    D.-Anna Rosalia, °28/2/1841, +Blaasveld 10/2/1860. Bleef ongehuwd.

    E.-Maria Van Breedam, °6/8/1843, overleed te Blaasveld, bleef ongehuwd.

    F.-Livinus, °14/2/1845, +Blaasveld 16/4/1931. Bleef ongehuwd. Hij en zijn broeder Dominicus waren de laatste maalders geweest van Blaesvelt.”

    Jan Verbergt in “De Band” van oktober 1975 over zijn grootvader : “In die tijd woonde op Steynemeulen Gielen Dierckx. Dat was een mulder, landbouwer en jeneverstoker. Daar ging m’n grootvader Toon Verbergt jenever kopen.”

    Op 26 september 1930 verzocht het gemeentebestuur van Leest de NMBS om een machtiging “tot aanbrengen van draden voor de elektrische straatverlichting, om verlichting te kunnen geven onder de tunnel aan Steinenmolen te Leest, doorgang gevende onder den aangehoogden spoorweg Mechelen-Dendermonde, voor den buurtsteenweg van Hombeek naar Kapelle op den bosch.
    Daar den steenweg langsheen den spoorweg loopt, zoo is het doorrijden van den onverlichten tunnel bij avond en nacht tengevolge van het groot verkeer, zeer gevaarlijk...” (Brief Gemeente Leest)

    “Leestse ‘gevarenbocht’ blijft schrik voor autobestuurders”, blokletterde Het Laatste Nieuws in de editie van 14 april 1984. De krant trok van leer tegen de vele ongevallen die de “negentiggradenbocht aan de tunnel Steinenmolen aan de Kapellebaan,”veroorzaakte.

    Bronnen : LG, DB diverse nummers, Gazet van Mechelen, H. Van de Ven, Dr. J. Lindemans, schepenakten van Mechelen, gemeentearchief Leest.

    Afbeeldingen :
    -Puinresten van de “Steinen Molen” en gewezen molenaarswoning.
    -Emiel Van Winghe verdronk bij de scheepsramp te Willemstad.





    07-01-2017 om 10:46 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg Steynemolen IV

    Vervolg Steynemolen.

    Dezelfde periodiek publiceerde in november 1977 een interview met zijn zoon Jan Frans Slachmuylders :

    “Veel mensen denken dat het hier Steynemolen heet omdat er een molen stond aan de overkant van de Kapellebaan, maar dat is niet zo, een zekere Jan Van Stijnemolen bezat hier een kasteel en daar rond veel land, “Stijnenmolenveld”.
    In de beek hier een beetje verder is er zo’n klein watervalleke, het water stroomt daar klotsend over “een zulle” en m’n vader (Giele) heeft altijd gezegd dat dat de zulle was van den oven van ’t kasteel. Mijn broer Frans heeft hier langs de beek een bungalow gebouwd. Toen hij z’n garage heeft gezet is hij ook op ’n zulle gestoten. Misschien is dat die van ’t kasteel ?
    Mijn ouders waren van Hombeek. Mijn vader Willem Jan was gehuwd met Lauwens Rosalie van ’t bos van Aa (Zemst-Laar).
    Hij heeft me altijd verteld dat de boerderij voortgekomen is van Gravin De Merode. We hebben nog een oude foto van die gravin, ze lijkt zo’n beetje op onze koningin. Hare man is verongelukt met z’n paard. Op de foto draagt ze nog een medaillon aan haren arm met hare man in.
    In 1911 ben ik hier geboren en in 1919 kochten m’n ouders de boerderij met de omliggende velden van Italiaanse prinsen van koninklijken bloede. Die hadden alles geërfd van de Merodes. De koopakte bezit ik nog.
    In 1925 hebben we gecementeerd, ook aan de stallingen hebben we gewerkt. Men is eens hier geweest om te vragen of de boerderij nog in haar oorspronkelijke staat was, anders hadden ze ze geklasseerd.
    In het begin hadden we wel 25 ha grond om te bewerken. We kregen toen veel werkvolk, die kwamen hier helpen voor “paardenarbeid”, in die tijd ging dat zo. Maar later begon ieder op z’n eigen stukje grond te bouwen en wij moesten machines kopen. Dan hielpen we mekaar nog met de pikdorser enz.
    Graan, patatten, koren (rogge) en ook al bloemkool hebben we van begin af gezet. De laatste 25 jaar zijn daar spruiten bij gekomen.
    In 1938 ben ik getrouwd en met m’n vrouw heb ik de boerderij overgenomen. Mijn ouders gingen terug naar Hombeek wonen.
    Nu ben ik gepensioneerd en met mijn 1 ha grond heb ik mijn handen wel vol.
    Wat ik nooit zal vergeten is onze schuur. Onze schuur hier langs het woonhuis, dat was nog met ouwe eiken balken. In 1918 sloegen de Duitsers de schuur aan om de wacht op te trekken bij de tunnel. Een groep met hunne officier sliep in de schuur. Een soldaat die te laat op post was, was met een sigaret in de schuur ingeslapen. “Baas brand ! Baas brand!” klonk het in de nacht, onze schuur stond in lichtelaaie. De brandweer van Mechelen is nog opgedaagd maar was te laat, de schuur brandde helemaal uit.”

    (Noot : deze brand is vermeld in de Kronieken van Leest op datum van 1 augustus 1915 : “ W. Slachmuylders is gewekt geworden door de wacht der Duitsche soldaten en heeft bestatigd dat den brand veroorzaakt was in de manege waar twee der Duitsche soldaten sliepen. Slachmuylders had aan de Duitsche soldaten verboden in die manege te slapen, aangezien er in de kamer, door hem in zijn pachthof afgestaan, negen man kon logeren en ingezien het logeren in die manege gevaarlijk was. In de logeerkamer was nog plaats genoeg aangezien er slechts 5 soldaten logeerden.” Een onderzoek werd ingesteld door “den Kaiserlijken Krijgschef van Mechelen”.)

    “Aan de overkant van de Kapellebaan stond er een molen. We waren nog jonge gasten toen die is afgebroken. Ik weet het nog goed. De molen was van een zekere Van Winge. Toen die molen was afgebroken rolden en tolden we van het molenbergsken af. Maar nu zie je daar niks meer van.”

    Jan Frans Slachmuylders was te Leest geboren op 10 november 1911 en hij overleed te Mechelen op 20 september 1978 :

    “Een doorgoed echtgenoot, vader, familielid en vriend is de eeuwigheid ingegaan, na een leven van stille eenvoud en zachtmoedigheid. Een leven dat scherp in ons geheugen zal gegrifd blijven, omdat het niet gemakkelijk was en voor ons allen een voorbeeld is geweest. In de volle bloei van zijn jaren maakte het meedogenloze gif van een ziekte zijn ledematen stram en gebrekkig. Geheel zijn leven is een pijnlijk gevecht geweest, ontelbare keren heeft hij zijn stram lichaam gebogen om de vruchten uit de schoot der aarde op te nemen en zo zijn geliefd gezin en zijn mooi bedrijf in stand te houden. Nooit liet hij ook maar een klacht over zijn lippen komen en zijn gelaat straalde zoveel goedheid en zachtmoedigheid uit, dat je er stil van werd. Moge de aarde, waarover hij zich heel zijn leven heeft gebogen, zich over zijn lichaam ontfermen en moge de Heer zijn ziel opnemen in het lichter licht van de eeuwigheid,” dixit zijn doodsprentje.

    Zijn echtgenote Celine Muyldermans was te Kapelle-op-den-Bos geboren op 23 januari 1922 en overleed in het R.V.T. De Wijtshage te Reet op 19 februari 2010.

    Vervolgt.

    Afbeeldingen :
    -Jan Frans Slachmuylders
    -Celine Muyldermans





    26-12-2016 om 07:16 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg Steynemolen III.

    Vervolg Steynemolen.

    De kadasterkaart van Popp leert ons verder, dat rond 1850 gans het domein, zowel oud als nieuw Steynemolen, boerderij inkluis, eigendom was van graaf Felix Amaury Ghislain de Merode, een “rentenier” uit Everberg.
    Alles te zamen bezat hij te Leest 31 ha, 2 a, 15 ca.
    In 1885 kwamen deze bezittingen door erfenis in handen van de koninklijke familie van Italië, namelijk aan de drie gebroeders prinsen van Savoie d’ Aoste : Emmanuel-Filibert hertog van Aoste, Victor-Emmanuel, graaf van Turijn en Lodewijk-Amedee de Savoie hertog der Abbruzen, allen wonende te Turijn.
    Ze verkochten ten slotte de boerderij “Steynemolen” met hun 22 Ha 58 a 7 ca eigendommen te Leest in 1920 aan het echtpaar Gulielmus ‘Giele’ Slachmuylders – Lauwens, beiden afkomstig uit Hombeek, maar wonende te Leest.
    Dit echtpaar huurde reeds het pachthof sinds 1889.

    “Giele” Willem Jan SLACHMUYLDERS was te Hombeek geboren op 18 januari 1865. Hij overleed op 6 maart 1967. Zijn zoon Jan Frans SLAGMUYLDERS, gehuwd met Celine MUYLDERMANS, was de laatste boer op deze boerderij. Na zijn dood werd het hele gedoe verkocht. (“De Band”, november 1977 en december 1982)

    In ‘De Band’ van juli 1959 verscheen een interview met Giele Slachtmuylders, toen de oudste inwoner van Leest :

    “… Giele Slachmuylders, geboren te Hombeek de 18e januari 1865 in de Bankstraat. Nu woont die goeie, brave man op de Steinemolenhoeve, daar aan het viaduct van de Kapellebaan. In de omgeving kent men hem best als ‘Giele van d’hoef’ ; zo spreekt men ook van Jan en Frans van d’hoef, zijn twee zonen die daar bij hem inwonen.

    Toen ik er binnen kwam, was Giele bezig met bidden aan zijn Paternoster. Zijn schoondochter –een vriendelijk vrouwtje- zei me dat Giele er veel paternosterkens ‘doorhaalt’ op ’n dag. Ik riskeerde het toch maar, Giele in z’n gebed te storen.
    Hewel Giele, zei ik, ik ben eindelijk eens afgekomen op verzoek van de ‘grote baas’ om u eens te horen vertellen over de goeie oude tijd. Om het u gemakkelijk te maken zal ik vraagskens stellen.

    -Ge zijt in Hombeek geboren, hoelang hebt gij er gewoond ?
    -Tot ik 27 jaar was, dus (ik tel voor hem) tot 1892.
    -Waart ge toen al getrouwd ?
    -Ik trouwde op mijn 35 jaar, dus in 1900. Juust.
    -Hoe zag er de streek uit Giele, in uw jonge tijd ?
    -Huizen waren er nog niet zoveel. En degene die er stonden waren opgetrokken in stro en leem. Er waren enkele grote boeren en vele kleine boerkens. Op het land won men sloren (koolzaad), vlas, patatten Krüger, industrie, de Deinze-patatten, rode, blauwe en blekblauwe patatten. De opbrengst was niet zo groot en ze waren niet zo vroeg, dat schol wat. In ’t volle seizoen, als er vele waren, kostten de patatten 5 fr de 100 kg ; de vroege gingen tot 13 à 14 frank. Ik heb eens geweten dat men te Mechelen aan de statie 23 frank betaalde voor 100 kg.
    -Giele, waren de mensen content in uwen tijd ?
    Hij richt zijn hoofd op en met een kordaat ‘J A !’ wil hij zeggen : ‘veel contenter dan nu’. De mensen waren meer bevriend met elkaar, voegt hij er aan toe, ze konden elkaar beter betrouwen.
    -Kreegt ge altijd roggebrood ?
    -In de week wel, maar ’s zondags kregen we elk één witte boterham.
    -In welk jaar hebt ge de eerste velo zien bollen en hoe zag die er uit ?
    -In 1870, ik was toen 5 jaar oud. Het waren andere velo’s dan nu : een klein wiel van achter, een groot wiel van voor ; freins waren er niet aan.
    -Hoe moest gij dan remmen als ge de berg afreedt ?
    -Ge moest dan maar wrikkelen met uw voorste wiel, van links naar rechts tot ge stilstondt. Ge stondt op een zijstuk aan ’t achterste wiel met uw ene voet, ge duwde uwe velo vooruit en intussen sprongt ge op uw zadel … Er waren ook houten velo’s, zegt Giele lachend, zonder handen : men maakte zich banden van koorden en van versleten zelen van windmolens, zelen dus waarmee men de zakken op en af had getrokken. Weinig mensen konden zich de luxe permitteren van een velo. We gingen dan maar te voet, naar Londerzeel, naar Willebroek, naar Mechelen, naar O.L.Vrouw Waver, vooral als ’t kermis was…Voorts bleven we thuis de zondag en wij kegelden, schoten doel met 20 man (die de roos schoot, kreeg de hele pot : 20 centen) of we gingen vissen. Als we van huis gingen, dan moesten die van 14 à 16 jaar voor de donkerte terug thuis zijn. Die van 16-20 jaar mochten al wat langer weg blijven, maar er werd toch achter hun ‘veren’ gezeten. In de zomer mochten we langer wegblijven (volgens de klaarte), in de winter iedereen binnen te 7 uur ’s avonds.
    -En het ‘verkeren’ Giele ?
    -Wel dat ging niet zo straf als nu. Eens per week, de zondag, mochten we eens naar elkaar toe. Het gebeurde wel eens, als men weinig werk had, dat men er ook in de week al eens op af trok. De koppels mochten bij mekaar blijven tot de ouders gingen slapen.
    -Werd er vroeger veel gedanst ?
    -In alle staminees zat er toen een harmonikaspeler om polka, wals, kwadrille, scottisch te begeleiden. Als de jongens alleen waren, dansten ze met elkaar, de meisjes deden in dat geval hetzelfde. Voor elke dans moest men 3 centen betalen, wat gelijk stond met een streep (glas) bier. Soms mochten de meisjes daar ook eens van drinken.
    -In een juninummer van verleden jaar, heeft Victor Van den Bempt iets verteld over het ‘loten’. Weet gij nog iets over die tijd, Giele ?
    -Ik ben geen soldaat moeten worden, omdat ik me er uit had getrokken : twee van m’n broers hebben een remplacant kunnen vinden, mits te betalen natuurlijk. De ouders van een soldaat trokken per maand 10 frank, terwijl de soldaat zelf een ‘solde’ had van 15 centen ; daarvan moesten ze o.a. de blink kopen om het paardengetuig te poetsen. Enkel de ouders die niet al te welstellend waren, trokken die 10 frank. Het gebeurde wel eens dat iemand aan zijn gebuur zijn hond verkocht (waarvoor hij anders 2 frank belasting moest betalen…): zo werd hij dan gerekend bij degenen die voor hun zoon-soldaat konden trekken, omdat hun financies niet hoog genoeg meer stonden.
    -Wel, Giele, gij zijt hartelijk bedankt omdat ge ons zo bereidwillig te woord hebt gestaan, en ook gij, Frans en Louis, die nu en dan een handje hebben toegestoken. Tot ’n volgende keer !
              De Intervieuwer.” (Noot : Jan De Decker)

    Willem Jan Dagobert ‘Giele’ Slachmuylders was te Hombeek geboren op 18 januari 1865 en hij overleed te Leest op 12 september 1962, hij was 97 geworden.
    Giele was gehuwd met Maria Rosalia Lauwens van Zemst-Laar. In 1894 had hij, als enige Leestenaar, een jachtbrief afgeleverd gekregen (GA).

    “De goede vader is heengegaan. God heeft hem getrouw bevonden in het vervullen van zijn plicht. Als oudste inwoner van het gewest was zijn leven één offer, één gebed, vooral tijdens de laatste maanden, wanneer hij zijn einde nabij wist. Gelaten, tot het einde is hij de weg gegaan zoals Gij, o Heer, hem had bevolen. Hij was eenvoudig, hartelijk en oprecht, een voorbeeld voor zijn kinderen. Voor iedereen die hem kende was hij een ware vriend.”

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -Willem Jan Dagobert ‘Giele’ Slachmuylders.
    -Steinemolenhoeve in 1983.





    23-12-2016 om 16:42 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wijzigingen/aanvullingen - Steinemolen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De hoeve in 1983. Ze dateert van 1781 maar het vroegere domein stond niet op de huidige plaats maar wel aan de overkant van de aardeweg. Op de kaart van 1723 staat het aangegeven als een “pachthof en speelhuys met vijver en wallen”.


    Vervolg Steynemolen.

    Over “Steynemolen” gaf Dr. J. Lindemans in “Toponymie der gemeente Hombeek” volgende uitleg : “Eertijds een windmolen op Leest, bij de grens Hembeek en Leest, vervangende wellicht een nog oudere watermolen. Hof aldaar, zetel van een heerlijk goed, naar hetwelk het oorspronkelijk geslacht van Steynemolen genoemd werd”.
    Zeker is dat daar kortbij, op het grondgebied van Hombeek een windmolen stond, die in 1912, na zeer zware stormschade, werd gesloopt.
    De “van Steynemolens” waren goudsmeden die in de 14de eeuw naar Mechelen kwamen en er als oude adellijke familie veel aanzien had.
    Jan van Steynemolen die in 1346 vermeld werd als schepen van Mechelen had er eigendommen als ook te Heffen en te Leest. Hij was de stamvader van een aanzienlijk geslacht tot hetwelk verschillende schepenen, doch ook geleerden, zoals Rombout van Steynemolen (16de eeuw) behoorden.
    Het geslacht stierf uit einde 17de eeuw.
    Vermeldingen in de loop van de geschiedenis :
    1346 : Jan van Steynenmolen, schepen van Mechelen...
    1347 : “...ad V bonaria prati te Steinemolene inter Sigerum de Steinenmolene et Nycol. De Molendino.” (GM)
    1397 : “...het oude hof te Steynemolen...”(GM)
    1401 : “...mansio thof van Steynemolen sit in Leest apud locum dictum Steynemolen.” (GM)
    1401 - 11 juli : Eggerik van Steynemolen verkoopt aan Jacob De Wael drie vierdelen
    rogge erfelijke pacht op de helft van het land “de Moirterblok” onder Leest, op de
    Biest, op de helft van een bos, beemd en op een vierdeel rogge erfelijke pacht op
    een half bunder land voor de stenen molen, allen onder Leest. (MS,nr.815)
    1403 : Johannes de Steynemolen dedit Johanni de Berlair suam partem mansionis dicte
    thof van Steynemolen cum orto et pommario sit in Leest apud locum dictum Steynemolen. (GM)
    1414 : “...quart.terre perpetue se micultur. situm in Leest apud Steynenmolen et terram Godefridi filii qd. Sigeri de Steynenmolen.” (GM)
    1418 : “...hered. et terram Eggherici de Steynenmolen partomi pascualem et partim nemosam continen. circ. III bonaria dicta in vulgari den Moirtere sitam in Leest in de biest juxta mansionem dictam thof ten Eynde inter Reyneri de Steynemolen et Willelmi Poirtere.” (GM)
    1436 : “...in Leest te Steynenmolen opte beke...”(GM)
    1451 : Godefridus en qd. Reynerus de Steynemolen hebben goederen op het Cleynaersland. (GM)
    1475 : “Juffrouw Margriete wilen Jans dochter van Steynemolen heeft uit sake van wisselingen voir andere erven opgedragen tot behoef van meester Jan de Leeuw twee viertelen rogs erffelichen pachts die si hadde op een hoeve geh. Tgoedt te Steynemoelen binnen de prochie van Leest gelegen. In totaal 12 bunderen groot”. (GM)
    1484 : Mechelse schepenakte onder de goederen nagelaten door Jan De Leeuw : “Een huys geheeten ’t berchhuys steynenmolen metten winhove, groeten ende cleynen bogaerden ende alle andere toebehoeren daer neven liggende, gelegen in prochie van Leest in totaal 12 bunderen groot.” (MS)
    1556 : “...derfgenamen ende executeurs van wylen meester Louys Claerhaghe advocaet in den grooten raedt tot Mechelen in syn tijt hebben vercocht het Hoff van Steynenmolen, metten winnende landen bempden gronden...voor alsoo veele als die gelegen syn onder de prochie van Leest...
    Meester Jan van Walem heeft gecalengiert ende vernaerdert van bloetswegen tvoors Hof van Steynemolen.” (AM)
    1605 : “Jan de Leeuw als man ende mombois van Jouffr. Anna Snellincx ende hare kinderen heeft verreyct een steynen huys met pachthove, stallinghe, bogaerd, land, bempde, gronde, etc. genaampt thoff van Steynemolen, groot omtrent 30 bunder onder de prochie van Leest toebehorende Jouffr. Ysabeau Manteau ende Peeter Lansloots haere sone.” (GM, 1605 f°23)
    1607 : “...eene hoeve metten steynen huyse stallinghen bogaerden landen beemden bosschen gronden...thoff van Steynemolen genaempt uit geheel omtrent XLIX bunderen gel. bij die Vaert van Brussel zoo onder leest ende zoo onder Raemsdonk gelegen.” (AM)
    1608 : Ridder Jean Vanderlaen, heer van Schriek en Grootlo was eigenaar. (DB-november 1977)
    1676 : Coh. van Leest : Peeter VanHove tot Londerseel een bosch gel. Aen de bane van Capellen bij de Hove van mijnheer Steenhuyse groot omtrent 1 dachwant.
    “In 1723 zien we op de kaart van Jan Van Acoleyn dat het “pachthof met speelhuys en vijver en wallen” tot de eigendom behoort van de heer Van Reyneghem.
    Dit omwald buitengoed met pachthof lag echter niet op de plaats van de huidige boerderij, maar wel aan de overkant van de aardeweg die van de steenweg naar de Biest loopt. De akker echter waar de huidige boerderij werd gebouwd, heette in Acoleyns ‘ tijd (1723) reeds “Steynemeulevelt” en behoorde toe aan een zekere heer Swerts.
    In 1740 stond het ledig. Het werd “Op den nieuwen molen” of “Nova Mola” (1786) genoemd.
    Uit de “Visitationes decanales” (verslagen van de kerkvisites door de deken) blijkt dat in
    1774 een private kapel bestond op het hof van Steinemolen.
    Tijdens de Franse overheersing was het in eigendom van Baron Norbert de Spanghen uit Brussel, men sprak toen van het “Chateau de Spanghen”.
    Zijn dochter huwde graaf Werner de Merode.
    De nieuwe boerderij Steynemolen kwam er in 1781.
    Ze staat afgebeeld op de figuratieve kaart uit 1785 met als bewoner Jan Frans KAUWENBERGH (Guilliam KEYENBERG) uit Hombeek die gehuwd was met Maria Anna VAN DEN HEUVEL uit “Baeyghem”. Het echtpaar kreeg er vijf kinderen : Jan Baptist (°1781), Maria Francisca (°1782), Corneel (°1785), Peeter (°1788) en Jan (°1791). Op de hoeve werkten vier knechten en twee meiden.
    Kort daarop verdwijnt deze familie uit de gemeente en vanaf 1814 wordt nieuw Steynemolen uitgebaat door het gezin Peeter Jan VERHOEVEN (°Capellen 1785) die gehuwd was met BAETENS Annemarie (°Leest 1788). Zij hadden 4 kinderen : Joanna Katarina (°1816), Michiel (°1818), Jan (°1820) en Maria Paulina (°1821).
    Die periode schoot van het oude complex Steynemolen aan de overzijde van de aardeweg nog enkel het kasteeltje over : “het speelgoed van den heere Spangen genaemt Steyne Molen”.
    In 1828 werden ook deze resten van het “Oude Steynemolen” afgebroken.


    Vervolgt.

    23-12-2016 om 16:21 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wijzigingen/aanvullingen - Steinemolen.

    WIJZIGINGEN en AANVULLINGEN KRONIEKEN VAN LEEST

    Ongeveer vijf jaar geleden heb ik voor het eerst gegevens gepost op de blog “Kronieken van Leest”.
    Intussen zijn er een pak bijgekomen.
    Inlichtingen en foto’s die me bezorgd werden door Leestenaars, kranten die hun archief hebben openbaar gemaakt, bijkomende opzoekingen in het Stadsarchief en notarisakten, de uitgaven van Guido en Wilfried Hellemans over Rust Roest en de Sint-Niklaasparochie en nog vele andere nieuw aangeboorde bronnen.
    Uit mijn eerste kennismaking met alle nummers van het Leestse heimatblad “De Band” puurde ik een massa gegevens waarvan de meeste een plaatsje kregen in deze blog.
    Veel informatie heb ik toen echter onaangeroerd gelaten, zoals brieven van de Leestse missionarissen en kloosterzusters, van de miliciens vanuit hun kazernes.
    Zoals het verhaal van pater René De Laet over zijn ervaringen in 1964 in Kongo tijdens de opstand van de Simba’s en de reisbelevenissen van Karel Duysburgh “Leest-Gety en terug”, over zijn bezoek aan Zaïre en dezelfde pater De Laet.
    Gedetailleerde verslagen van vergaderingen en activiteiten van Leestse verenigingen.
    Sportverslagen van de Leestse voetbalclubs en de Leestse wielrenners.
    Kortom een massa gegevens heb ik bovengespit, overgetypt en meestal chronologisch geplaatst al dan niet voorzien van achtergrondinformatie en afbeeldingen.
    Het eerste item dat bewerkt werd is Steynemolen en de aanpalende molen.
    Veel leesgenot,
           Marcel.

    1347 – Eerste bekende vermelding van Steinemolen.
    “...ad V bonaria prati te Steinemolene inter Sigerum de Steinenmolene et Nycol. De Molendino.” (GM)


    “STEYNEMOLEN”


    De huidige boerderij aan de Kapellebaan dateert van 1781. Het vroegere domein van Steynemolen stond echter niet op de huidige plaats, maar wel aan de overkant van de aardeweg.
    Op de kaart van 1723 van Jan Van Acoleyn staat het aangegeven als een “pachthof en speelhuys met vijver en wallen” (zie onderaan).


    Op een andere kaart, uit 1785, is de toen pasgebouwde huidige boerderij reeds te zien.
    Van het oude Steynemolen bleef enkel nog een buitengoed over : “het Speelgoed van den heere Spangen”. De resten daarvan werden afgebroken in 1928. (afbeelding onderaan)


    Steynemolen heeft een lange geschiedenis.
    Misschien is daar zelfs de oudste nederzetting van Leest te zoeken.
    De Kapellebaan maakte immers deel uit van de vroegere Romeinse heirbaan die Utrecht verbond met Bavay in Noord-Frankrijk en die liep over Breda, Mechelen, Merchtem, Asse...
    Diverse opgravingen aldaar versterken deze stelling. In 1939 door de Mechelaar J. Uytterhoeven en in 1983 en 84 door de Archeologische Vereniging Oud- Mechelen.
    “Aan de heer J. Uytterhoeven uit Mechelen was een overlevering bekend over een “kasteel” dat verzonken lag in een weide te Leest, daar waar de huidige steenweg Hombeek-Kapellen onder de spoorbaan doorloopt. In de volksmond heette het dat dit kasteel in de grond verzonken was als een straf van God omdat de kasteelheer zwart goed zou hebben gekocht.
    Bij ondervraging van de mensen aldaar, bleek dat het vertelsel van het “verzonken kasteel” nog door sommigen gekend was, doch ook een andere versie werd vernomen :er zou aldaar een villa gestaan hebben en de bewoner dezer villa kon geen voet verzetten zonder dat de maalder van de Steinemolen (een 200 meter daarvandaan) zijn bewegingen had afgeloerd. De villaheer werd deze toestand te sterk : hij brak de villa af en daar liggen nu nog de stenen “rond te rijden” “. (J.D.D. in DB 1957)

    Op 60 cm diepte vond amateur archeoloog J. Uytterhoeven in een tarweveld aan Steynemolen de vloer van een Romeinse woning. Hij veronderstelde dat het om een “mutatio”, een wisselplaats voor paarden en muilezels, ging. De gedachte aan een “mutattio” steunde hij op de aanwezigheid van een heirbaan, het vinden van tal van kleine hoefijzers bij het graven van een vijver in de onmiddellijke omgeving en de afwezigheid van weeldetekens in het gevondene.
    Latere opgravingen gedaan door de archeologische vereniging “Oud Mechelen” in 1983 en 84, herriepen deze veronderstelling. Deze vereniging kwam tot de vaststelling dat J. Uytterhoeven op een graanschuur was gestoten.
    Naast deze schuur werd de opgraving van de eigenlijke bewoning aangevat en kwamen er brokstukken te voorschijn van diverse muurschilderingen, alsook fragmenten van hypocausttegels (verwarmingsinstallatie) en honderden scherven van imbrex en tegula (dakpannen) wat wees op een woning van weelderige herkomst, een villa.
    Grondpeilingen wezen op het bestaan van verschillende gebouwen in de onmiddellijke omgeving. Uit de fundering aan de zijkant van het gebouw bleek dat de villa zelfs een badplaats bezat en in een waterput werden vele voorwerpen, daterend van de derde eeuw na Chr., teruggevonden. Het badgebouw dat te Leest werd blootgelegd was in twee verdeeld : een koud- en een warmwaterbad. Uit dit alles concludeerden de archeologen dat deze Romeinse villa destijds werd bewoond door een belangrijke familie.
    De opgravingen wezen ook uit dat er ooit een felle brand op de hoeve plaatshad.
    De villa werd bewoond tijdens de 2de -3de eeuw en verdween naar alle waarschijnlijkheid in de Middeleeuwen.
    Tijdens deze opgravingswerken werden er ook resten teruggevonden van een houtbouw daterend uit de 1ste eeuw. Het belangrijkste was hierbij de vondst van een zeer goed bewaard gebleven waterput. Ook heel wat gebruiksvoorwerpen werden gevonden : aardewerk, groen vensterglas en het belangrijkste (door de zeldzaamheid) was een deel (beenstuk) van een Romeinse sandaal.

    Vervolgt.


    Foto’s, afbeeldingen :
    -Fragment uit het 8ste Kaartboek van Jan Van Acoleyn uit 1723.
    Boven : de huidige Kapellebaan lopende van Mechelen naar Kapelle-op-den-Bos, met de bocht die de baan maakt aan Steynemolen. De spoorweg staat er natuurlijk nog niet op.
    Zoals men zien kan, was het “speelgoed” met de hoeve toen volledig omwald en lag het ongeveer op de plaats waar later de familie Frans Slachmuylders woonde, aan de overzijde dus van de kleine Kapellebaan (de aardeweg lopende van de steenweg naar de Biest).
    Later werd met potlood op de kaart “Kasteel van Spangen” bijgeschreven.

    - Steynemolen in 1785 naar een figuratieve kaart van Bodumont.
    Hier ziet men de Capellebaan onderaan, met de windmolen op grondgebied Hombeek.
    Rechts van de veldweg “Capellebaan” het Speelgoed of kasteeltje behorende aan Van Spangen. De vroegere boerderij en de wallen zijn verdwenen. Aan de overkant van de aardeweg staat thans de nieuwe hoeve, gebouwd in 1881 (het woonhuis had kennelijk oorspronkelijk een andere gevel).
    Deze boerderij behoorde toen waarschijnlijk eveneens aan Van Spangen maar werd uitgebaat door Guilliam Keyenberg.

    - Steynemolen rond 1850 volgens de kadasterkaart van Popp.
    Onderaan de Capellebaan met de IJzerenweg en de windmolen op Hombeek. Het kasteeltje is verdwenen. Het werd afgebroken in 1825. Links van de aardeweg Capellebaan, de boerderij met de huidige gebouwen. Rechts van deze veldweg ziet men het wagenhuis van de boerderij (onder nr. 185a), dat er gezet werd kort na de hoeve. Dit wagenhuis werd later als woonhuis gerestaureerd door Vic Casteels die het kocht van weduwnaar Ceuppens. Het werd door dezze laatste als woonst gebruikt.

    -De boerderij van Steinemolen, tekeningen van de Kapellenaar Jacqui Van Laer.











    23-12-2016 om 14:15 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In de spotlights - Hugo Lauwens - Slot

    Vervolg : In de spotlights - Hugo Lauwens

    BASKET VEVOC

    Omdat de statuten van Vevoc enkel oud-chiroleden van Leest toelieten werd er in 1983 beslist om een ledenwerving te organiseren. Zaal ‘Forum’ in Hombeek, de oefenzaal van den basket, liep vol met potentiële liefhebbers.
    Er werd een gelegenheidswedstrijd gespeeld met 20 spelers, een normale match wordt betwist met 5 tegen 5, en niet iedereen was voorzien van gepaste kledij.
    Hilarisch toen Jef Verbeeck uit de Winkelstraat de hele match op zijn sloefen speelde.
    Willy Van Linden kwam nadien zelfs wekelijks trainen op zijn Zweedse klompen…
    Er waren vele gegadigden die nog een tijdlang bij BBC-Vevoc bleven trainen. Bert Schillemans, Wim Dons, Erwin Van Nobelen, Robert Van Steenwinkel en Rudy Goyvaerts (de dokter van Leest-Dorp) kwamen het team versterken, vele anderen lieten na een tijdje verstek gaan. BBC Vevoc speelde in de competitie van de Antwerpse Vriendenclubs. Het ontstaan werd bezegeld op het zolderkamertje van ‘De Drij Gapers’.
    Onder impuls van Eddy Moortgat begon de ploeg met veel ambitie en groeide dra uit tot een begrip in de Antwerpse basketregio.
    Het bestuur bestond uit Voorzitter Kris De Laet, Ere-Voorzitter Louis Vloebergh, Secretaris Hugo Lauwens, Manager Mille Peeters, Penningmeester Vera Lauwers en leden Eddy Moortgat, Chris Van den Bergh, Vera Ceuppens en Danny Polfliet.
    Financieel was de club afhankelijk van Vevoc maar werd ook gesponsord door Karin De Laet, exploitante van café ‘De Drij Gapers’. Vaste stek in de ploeg hadden o.a. de Leestenaars Jurgen en Hans De Laet, Luc Peeters, Danny Polfliet, Erwin Van Nobelen, Hugo Lauwens en Luc Nuytkens.
    Eddy Moortgat werd speler/coach.
    Later werden de statuten aangepast en kreeg den basket versterking uit Mechelen en Blaasveld.
    Patrick Sleeckx (‘de Slekke’) was iedere match goed voor minstens 30 punten. Jo en Koen De Mulder en Frank en Eric Boeckx werden de andere ‘Amerikanen’.

    LEGERDIENST

    Hugo vervulde zijn legerdienst in Peutie.
    Zowel de datum van zijn oproeping, september 1981, als de locatie waar hij diende, had hij te danken aan aalmoezenier George Herregods. De aalmoezenier toonde hem een lijst met kazernes en Hugo had maar uit te kiezen.
    Peutie was niet ver van Leest en hij kon zijn lief niet missen, dus… Hugo werd tewerkgesteld in de keuken en George had er voor gezorgd dat hij KROO (kandidaat reserve onderofficier) werd.
    De nieuwbakken sergeant kreeg meteen de verantwoordelijkheid voor de avondbanketten.
    De Leestse afdeling van Milac, met de aalmoezenier als organisator, waren er meerdere keren te gast en die Leestenaars werden met de nodige egards behandeld. Op een cognacje meer of minder werd er toen niet gekeken…
    Door de aalmoezenier mocht Hugo koken op de basis van het Belgisch leger in Corsica. Daar was toen ook prins Philip, de latere koning genoot er een opleiding tot piloot.

    Het traject Leest-Peutie legde hij dagelijks per fiets af. Hard labeur in die eerste dagen maar oefening baart kunst.
    Een andere gekazerneerde in Peutie was toen streekgenoot en wielrenner Patrick Verschueren, een zoon van fietsenwinkel René Verschueren uit de Bankstraat in Hombeek. Patrick reed voor Johan Museeuw en hij was snel, trainde elke dag en zat in de nationale selectie van de Landmacht.
    Door zijn dagelijkse rit naar Peutie was Hugo’s conditie intussen zo toegenomen dat hij Patrick bijna kon volgen en dat met een fiets zonder versnellingen…
    Zijn recordtijd van Peutie naar Leest bedroeg 28 minuten…

    “De Band”, het maandblad van ‘Milac-Leest’, publiceerde in het nummer van augustus ’82 volgende schertsende brief van Hugo :

    Waarom is het leger genietbaar ?

    Na een negentien jaar schoolgaande jeugd kwam dan eindelijk de trip die ik van de Belgische staat gewonnen had, namelijk 10 maanden A.B.L.
    Ik had 1 maand tijd om alles in orde te brengen.
    Gauw kleren kopen, even naar de kapper gaan, een beetje geld wisselen, mijn fotoapparatuur laten nakijken en met pak en zak beladen stapte ik de trein op, richting Ekeren-Hoogboom.
    Het onthaal was enorm.
    We kregen daar ontspanningskledij en alles wat erbij hoort.
    Alles was kaki, waarschijnlijk omdat we dan gecamoufleerd zouden zijn wanneer we op safari-tocht moesten gaan en zodoende onze prooien niet zouden opschrikken.
    Ook werden er verschillende sport- en speldagen georganiseerd.
    Zeer interessant natuurlijk. Een hotel met zoveel verschillende ontspanningsmogelijkheden, dat had ik nooit van deze reis verwacht. Spijtig dat er geen telefoon op de kamer was, maar teveel van het goede is ook niet goed.

    Na een maand verblijf in Hoogboom trokken we verder met een hele bende toeristen naar het volgende logement waar we met speciaal ingelegde bussen naartoe gevoerd werden.
    Turnhout was de stad die we 1 maand mochten bezichtigen. En ook hier was het onthaal fantastisch.
    We kregen ongeveer dezelfde ontspanning hier, alleen was er ook een snelcursus koken die erbij kwam, waarschijnlijk om bij eventuele expedities naar vreemde oorden ons potje zelf te kunnen klaar stomen.
    De wandelingen waren hier niet meer zo talrijk dus had ik meer tijd om eens te kunnen rusten en contacten te leggen met andere vakantiegangers.
    Het eten was hier zeer verzorgd, maar spijtig, wééral geen telefoon op de kamer.
    Na dit rustige maandje vertrok de bus weeral met ons naar het volgende hotel “Peutie”.
    Hier was het zeer modern en rustig gelegen met goede verbindingen naar de hoofdstad en mits een vijftig frank opleggen per dag, was er ook de mogelijkheid om een kamer met uitzicht op de autosnelweg te krijgen.
    In Peutie bleef m’n inspanning beperkt.
    Het was een rustkuur die aan te raden is bij hartlijders. En om mijn rust te onderbreken doorliep ik af en toe de snelcursus die ik in Turnhout gekregen had.
    Ook hier wéér geen telefoon op de kamer, maar die had ik niet nodig aangezien ik mijn boodschapjes schriftelijk kon regelen.
    Om deze hele trip af te sluiten kreeg ik 14 volle, zonnige, warme, aangename dagen Corsica bovenop. Waarschijnlijk omdat ik niet gereclameerd had op die telefoon, want ik was ook de enige van heel de bende toeristen die ze al negen maanden vergezeld hadden.
    In Solenzara, het kamp, waren alle mogelijkheden om me te amuseren. Van diepzeeduiken tot aquaplanning en van pedallovaren tot waterski of speedboot varen.
    Ook de georganiseerde wandeltochten waren van de partij, maar dan met dit verschil dat deze echt toeristisch waren uitgestippeld en de andere wandelingen om te wandelen.
    Ook hier hernam ik af en toe mijn snelcursus koken.
    Dat was nodig want ik was praktisch de enige die die cursus gekregen had en zo kon ik voor de lege magen zorgen die m’n collega’s opliepen tijdens hun zwempartijtjes.
    De dagen waren hier geteld en het vliegtuig maakte zijn motoren al warm.
    Terug in Peutie aangekomen ging ik naar de hotelmeester en zei dat ik dringend een telefoon wou op de kamer, en die man werd zo kwaad dat ik op slag naar huis moest gaan.
    En zo is mijn gewonnen reis “10 maanden A.B.L.” verlopen.
    Eigenlijk wel spijtig dat ze al om zijn.

    Hugo is nu Opi van Sieme en Moona Liya, wekelijks staat hij wel een keer aan de schoolpoort om zijn schelmen af te halen na een dagje kleuterklas.
    Ook zijn ouders in de Kouter bezoekt hij nog regelmatig en met zijn vrienden in Leest blijft hij in contact via Facebook.
    Zo blijft hij verbonden met het dorp van zijn jeugd.

    Foto’s :
    -Chiroleden op bivak – Zutendaal 1972 : boven van l. naar r. : leider Frans De Decker, Marc Keulemans, Eddy De Smet, Lieven Hellemans, Bart Lauwens, Hugo Lauwens, Marc De Prins, Frank De Prins, Joost Duysburgh en leider Jan Van den Heuvel.
    Onder : Franky Lauwens, Stef De Laet, Ludwig D’Hollander, Walter Fierens, Jef Lamberts, Rik Verschueren en Willy Gobien.

    -De Sloebers en de Prutskes met hun leiding in 1982.
    Van l. naar r. : Hildegarde D’Hollander, Renhilde Robijns, Christel Keulemans, Luc Peeters en Hugo Lauwens.

    -Vevoc basketploeg. Boven van links naar rechts : Hugo Lauwens, Frank Boeckx, Jo De Mulder en Luc Peeters.
    Onder : Eric Boeckx, Danny Polfliet en Hans De Laet.

    -Een basketploeg van Vevoc. Boven van links naar rechts : Hugo Lauwens, Frank Boeckx, Jo De Mulder, Luc Peeters en Eric Broeckx. Onder : Hans De Laet, Danny Polfliet en Erwin Van Nobelen.

    -Opi Hugo met zijn oogappels Sieme en Moona Liya.

    In de wijzigingen/aanvullingen die hierna volgen komen nog veel soldatenbrieven aan de beurt. Brieven die de miliciens uit Leest naar de periodiek van Milac “De Band” geschreven hebben.











    08-12-2016 om 08:15 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-11-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg - In de spotlights - Hugo Lauwens.

    Vervolg : In de spotlights - Hugo Lauwens

    Reeds van zijn 16de speelde Hugo volleybal bij Vevoc ook al was hij nog lid van de Chiro.
    Vevoc Volley speelde in de KWB - Falos competitie.
    Er waren 3 ploegen actief :

    -Vevoc A waren de mannen met de meeste ambitie met spelers als Jan Van den Heuvel, Geert de Gryse, Paul Lefever, Jan de Decker, Frans de Decker, Eddy Moortgat, Polle Cleymans, Toine Solie , …

    -De B ploeg bestond voornamelijk uit echte KWB-ers zoals Fons Huysmans, Jan Thirry, Theo Van Moer, Maurits De Gryse, Jan Voet, Marcel Van Medegael, Fikke Smets, Franske Lauwers…

    -De C ploeg was meestal samengesteld met de meest avontuurlijken. Hugo was er daar eentje van, samen met o.a. Jurgen De Laet, Herman Van De Poel, Stef De Laet, Hedwig De Decker, Roland De Laet, Maurits Vets, Hans De Laet,…en als er een gebrek aan spelers was kwam de populaire cafébaas Fikke De Maeyer de ploeg versterken.

    Een opmerkelijk tegenstrever van de ploeg was het volleyteam van de gevangenis van Mechelen. Alle uitwedstrijden van die ploeg werden op de Liersesteenweg gespeeld, en gek genoeg, steeds stond de ploeg uit Leest tegenover andere tegenspelers…

    Voetballen bij Vevoc deed hij maar enkele keren, maar hij houdt er leuke herinneringen aan over.
    Veel medespelers is hij vergeten, maar dikwijls was de ploeg bemand met de helft van de familie Lefever, Rudi Van Hoof, Frans Lamberts, Frans Spoelders( + ), de Lucien “ Lusse” Andries, Piere Van Praet, Jean Van Praet, Rikske Muyshondt, Julleke Selleslagh, en nog vele anderen…

    Hugo houdt van alle genres van muziek, maar Pink Floyd heeft toch zijn hart gestolen. Hij ging naar vele concerten, meestal met zijn neef Hedwig De Decker. Rijsel, Rotterdam, Parijs…maar het grootste evenement was het concert in Berlijn.
    " The Wall " werd in 1990 gespeeld in de nabijheid van Potsdammerplatz voor een uitzinnige menigte van 350.000 mensen. In 1989 had Roger Waters van Pink Floyd in een interview gezegd dat hij “The Wall” alleen nog een keer zou opvoeren als de Berlijnse muur viel. Toen dat totaal onverwacht een paar maanden later gebeurde kon hij niet anders dan zijn belofte nakomen.
    Het concert werd bovendien live uitgezonden in 52 landen voor honderden miljoenen mensen. Hugo stond tussen die 350.000. Heavy, maar alles is vreedzaam verlopen en dat concert zal voor altijd een onvergetelijke herinnering blijven in zijn mentale dagboek.

    Over de ontstaansgeschiedenis van Hoera, van Basket-Vevoc en over zijn ervaringen in het leger laten wij hem zelf aan het woord :

    HOERA, de voorloper van BEEB.

    Tijdens het kampvuur van het chiro- bivak te Neerpelt, eind jaren ’70, speelden drie leden een beetje muziek om het geheel op te fleuren. Daar is een muzikale vonk ontsproten en de kiem van een rockbandje gegroeid.
    Stuwende kracht en mentor van het groepje was Erwin Van Nobelen, de latere voorzitter van Vevoc, hij speelde gitaar.
    Hugo Lauwens speelde ook gitaar en orgel en werd zanger.
    Bart Lauwens werd de drummer.
    Tijdens hun eerste repetitie in de chirolokalen werd nagedacht over een groepsnaam. Deze was vlug beslist toen iemand spontaan uitriep: “HOERA , we zijn een band”.

    De groep teerde vooral op de smartlap “M’n lieveling”, eigen werk van Erwin. Een heel melodieus liedje dat mits enige ondersteuning zelfs de hitlijsten zou kunnen halen.
    Hoera nam deel aan Ontdek de Ster- wedstrijden met een gevarieerd oeuvre en won zelfs de Prijs van het Publiek tijdens de Leestse Volksfeesten, toen gepresenteerd door Jan Thijs.
    De tango en “M’n lieveling” werden met zoveel bravoure gebracht dat de helft van het publiek op Hoera stemde. Enkel de prijs viel toen wat tegen, een haardroger was aan de mannen niet besteed.

    Zoals in die tijd gebruikelijk was hadden ook de bandleden een bijnaam. Erwin was “De Smalle”, allusie op zijn figuur.
    Hugo was “De Vennekes” omdat hij als kind zo genoemd werd door zijn familie. Bart was “Den Ted” naar zijn idool Ted Nugent.

    Tijdens een knotsgekke repetitie werden er voor de vuist weg wat bluesnoten gespeeld en de Vennekes moest dringend plassen. Hij vond er niet beter op dan zijn ongemak te verwerken in de tekst. Hij zong : “Ik moet gaan pissen”, en voegde de daad bij het woord. De anderen speelden nietsvermoedend verder en toen de zanger terug kwam veranderde hij de zin in : “Ik z’n gaan pissen”. Algehele hilariteit en er werd een lang liedje van gemaakt met een passende tekst. Dit lied werd het uithangbord van Hoera.

    Op free podia was de groep heel populair. Zalen liepen letterlijk vol in Klein-Brabant wanneer hun naam op de affiche stond. De specialiteit van Hoera was vooral de samenhang tussen muziek en cabaret. Het was lachen geblazen met de fratsen van den Ted en de reacties van de Smalle en de Vennekes.

    Later werd uitgekeken naar een andere zanger omdat Hugo zich ging toeleggen op basgitaar en de combinatie zang/bas niet zag zitten. Korte tijd werd Jan Lambert uit Schelle leadzanger maar de afstand was er te veel aan. Zijn opvolger was een voor de hand liggende keuze. Paul “Polle” Van Roy was een goede vriend van de bandleden.

    Op 28 mei 2005 speelden de muzikanten van “Hoera” hun laatste concert op het dorpsplein van Leest. Het optreden was tijdens het concept “Leest Zingt”. Hoera nam het eerste deel voor zijn rekening, het tweede deel was BEEB de grote act.
    Hun optreden werd extra gekruid door een samenzang met Glenn Degendt, oud lid van de jongensband Get Ready en later nog uitbater van een café op “Leest Heide”.

    BEEB is nog steeds actief.
    De groepsleden zijn Bart Lauwens, Erwin Van Nobelen, Erwin Vloebergh en Bart Verlinden.
    Hun repertoire bestaat uit rock, pop, blues, meezingers en levensliederen.
    In 2014 bracht de groep het warme “Och was ik maar 2 panda’s – please hou van mij” uit. Een sneer naar het contrast in media-aandacht tussen asielzoekers en de komst van de Chinese panda’s in het dierenpark Pairi Daïza en een oproep voor een warmere samenleving.

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -Opbouw van het concertpodium voor “The Wall”.
    -Aan de restanten van de Berlijnse muur.
    -“De Smalle” (Erwin Van Nobelen) en “de Vennekens” (Hugo Lauwens) legden de basis voor “Hoera”, de voorloper van BEEB.
    -“Hoera” in actie, van links naar rechts : “de Vennekens, Polle Van Roy, “de Smalle” en “den Ted”.
    -Met Glenn Degendt van de jongensband “Get Ready”.











    30-11-2016 om 00:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-11-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    In de spotlights : Hugo LAUWENS

    Ontelbare keren heb ik voor deze Kronieken van Leest al beroep kunnen doen op Hugo Lauwens, de tweede zoon van Rik en Josephine.
    Het was onder zijn impuls en met zijn hulp dat de “Schijnwerper op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet” tot stand is gekomen.
    Als medestichter van de Leestse muziekgroep “Hoera” de voorloper van “Beeb” en van de basketploeg van Vevoc.
    Als oud-leider van de Chiro, actief lid van Vevoc…altijd stond hij klaar om zijn kennis en ervaringen te delen.
    Hugo is zoals ik een uitgeweken Leestenaar met een gezonde fascinatie voor het dorp van zijn jeugd en steeds kon ik op hem rekenen als ik met vragen zat.
    Bovendien beschikt hij over een goeie pen.
    Voor mij redenen genoeg om hem voor het voetlicht te plaatsen.

    Hugo Lauwens werd te Mechelen geboren op 31 maart 1962 en huwde op 10 december1983 Chris Van den Bergh die hem drie kinderen schonk :

    -Jonas Lauwens, geboren te Leuven op 6 september 1986 en er twee dagen later overleden.

    -Linne Lauwens, geboren te Bonheiden op 10 juni 1988.
    Linne woont samen met Helmut Keustermans (°Merksem 12/12/1972). Zij hebben twee kinderen : Sieme Keustermans (°Bonheiden 12/9/2013) en Moona Liya Keustermans (°Bonheiden 2/4/2015).

    -Ruud Lauwens, geboren te Bonheiden op 30 september 1991.

    Het huwelijk van Hugo en Chris Van den Bergh liep uit op een scheiding en sinds het jaar 2000 is Hugo samenwonend met Breg Vanderheyden.
    Het paar woont in Berchem / Antwerpen.

    Hugo werd, evenals zijn vader, kok en was jarenlang werkzaam in de keukens van Paribas, Artesia, Dexia en Ikea.
    Bij Paribas en Artesia werkte hij voornamelijk in het geklasseerde " Osterriethhuis " op de Meir in Antwerpen.
    Daar kreeg hij als chef van de directiekeuken dikwijls te maken met indrukwekkende gasten.
    De ganse Belgische diplomatieke top zat regelmatig aan tafel omdat zijn directeur, Leon Rochtus, naast bankier ook consul van Zuid - Afrika was.
    Eind jaren ' 80 van vorige eeuw was Carlo De Benedetti, de man die de Generale bank op een illegale wijze wou overnemen, ook zijn gast. Deze wou zijn mislukking verwerken met een andere strategie, en wou Paribas een bod doen. Te zoute patatten deed wonderen, de deal ging niet door.
    Doordat Baron Heylen Van Oirland, de eigenaar van de Rex-cinema op de De Keyzerlei een goede klant was van de Paribas, werden vele feestjes na een premiére bij Hugo besloten.
    Zo was Urbanus, met zijn eerste film "Hector" bijvoorbeeld zo’n gast en Jean-Paul Belmondo, in ’t gezelschap van enkele Franse “beautés”, likt nu nog zijn vingers af…

    Chiro Leest

    Op zijn 5de werd Hugo lid van de Chiro, een jaar te vroeg, maar voor hem werd een uitzondering gemaakt.
    Daar was Dirk Leemans zijn eerste leider.
    Andere leiders dat jaar waren o.a. Walter Lefever, Guido Mollemans, Rikske Verschueren uit de Scheerstraat, Roger Gobien en Mark Leemans, de broer van Dirk.
    Later werd hij er zelf leider. Eerst bij de aspiranten met Bart Lauwens en Jef Lamberts.
    Daarna werd hij, samen met Joost Duysburgh, Paul Van Roy en Luc Peeters, verantwoordelijk voor de allerjongsten, de Sloebers.
    Tijdens zijn leiderschap waren respectievelijk Jos Lamberts , Joost Duysburgh en zijn jeugdvriend Marc Keulemans hoofdleider.

    Voor de Pater, “Mien”, Karel Van Aken had en heeft hij een enorme boon. Alles heeft zijn tijd vertelde hij, maar de Pater is heilig in Leest en meer dan wie ook verdient deze een standbeeld.
    Deze hippe, moderne geestelijke, stuwende kracht voor de jeugd, onderging zijn populariteit heel sereen. Hij had waarlijk geen vijanden en werd terecht tot ereburger van Leest benoemd.

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -Hugo is een uitgeweken Leestenaar die nog steeds begaan is met het dorp van zijn jeugd.
    -Als kok in de keuken van Dexia.
    -Zijn vriendin Breg Vanderheyden in 2016.
    -Zijn dochter Linne Lauwens in 2013 met zoontje Sieme.
    -De Chef met zijn zoon Ruud.
    -Zijn kleinzoon Sieme Keustermans.
    -Kleindochtertje Moona Liya Keustermans.
    -De Aspiranten van de Chiro van Leest in 1981.

















    26-11-2016 om 09:15 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-11-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg en slot : Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Vervolg – Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Tot slot : RIK en JOSEPHINE.

    Op dinsdag 16 juli 1957 traden Rik en Josephine te Leest in het huwelijk.
    Uit hun nageslacht ontsproten tot dusver drie kinderen, zeven kleinkinderen en twee achterkleinkinderen :

    -Willy Lauwens, geboren te Mechelen op 3 juli 1958 en gehuwd met Carina Vander Veken (°Mechelen 28 juli 1959).
    Uit dit huwelijk : Floris Lauwens, geboren te Bonheiden op 15 augustus 1983.
    Lina Lauwens, geboren te Bonheiden op 28 juni 1985.

    -Hugo Lauwens, geboren te Mechelen op 31 maart 1962 en gehuwd in 1983 met Chris Van den Bergh (°Mortsel 17/2/1963) en echtgescheiden. Sinds 2000 samenwonend met Breg Vanderheyden (°Wilrijk 19 april 1977).
    Uit het huwelijk met Chris Van den Bergh :
    Jonas Lauwens, geboren te Leuven op 6 september 1986 en aldaar overleden op 8 september 1986.
    Linne Lauwens, geboren te Bonheiden op 10 juni 1988.
    Samenwonend met Helmut Keustermans (°Merksem 12 december 1972). Zij hebben twee kinderen : Sieme Keustermans, geboren te Bonheiden op 12 september 2013. Moona Lia Keustermans, geboren te Bonheiden op 2 april 2015.
    Ruud Lauwens, geboren te Bonheiden op 30 september 1991.

    -Maryse Lauwens, geboren te Mechelen op 15 juli 1966 en gehuwd met Bart Hellemans, later echtgescheiden.
    Uit dit huwelijk :
    Annelies Hellemans, geboren te Bonheiden op 1 september 1993. Maryse hertrouwde in 1997 met Tony Vandevelde (°Roeselare 17/2/1964).
    Uit dit huwelijk :
    Thomas Vandevelde, geboren te Bonheiden op 4 juni 1997.

    Alhoewel ze niet door de reismicrobe aangetast waren hebben Rik en Josephine toch een stukje van de wereld gezien. Ze bezochten o.a. Rome, Monaco, Saint-Tropez en Tenerife. Verkenden Normandië, Noord-Italië en Oostenrijk en via de fanfare Nederland en Londen. Met de kinderen trokken ze vaak naar de Ardennen.
    Zoon Hugo heeft nog warme herinneringen aan de vakanties in Burg-Reuland en Oberhausen in het Oostkanton. Dan was de familie in het gezelschap van Rik’s boezemvriend Bert Robijns en diens echtgenote Virginie De Wit.
    Rik en Bert waren fervente vissers en menige forel uit de Our eindigde ’s avonds in de pan.

    Op vrij jonge leeftijd kreeg moeder Marie De Prins de ziekte van Alzheimer, mogelijk zat de vroege dood van haar man daar voor iets tussen. Ze was te jong voor een bejaardentehuis en er moest opvang voorzien worden.
    Toen hebben Rik en Josephine achteraan hun huis, bovenop de keuken, een studio gebouwd om Marie onderdak te geven. Ze nam er haar intrek samen met haar dochter Maria en wanneer deze laatste uit werken ging, werd moeder opgevangen door Josephine en haar gezin.
    Een edele daad van Rik en Josephine.

    Een hoogtepunt uit het leven van Rik en Josephine was de viering van hun 50-ste huwelijksverjaardag op 17 juli 2007.
    Naast het klassieke feest met geschenken en gelukwensen van familie en vrienden hadden de kinderen voor een verrassing in regel gezorgd : de realisatie van een exceptionele en luisterrijke DVD van en voor de feestelingen.
    Dit met de medewerking van de families Lauwens en Polfliet + Willy, Ruud, Thomas, Hugo, Mies, Floris, Tony, Carina, Breg, Linne, Lina en Annelies en een pak BV’s die elk een persoonlijke boodschap in petto hadden voor het gouden paar.
    Onder hen : Pol Goossen,Vanya Wellens, Martine Jonckheere, Gerd De Ley, Marleen Merckx, Steph Goossens, Noureddine Farihi, Lea Cousin, Arnold Willems, Cary Goossens en Gaston Berghmans.
    Het project was er gekomen met medewerking van de acteur-schrijver-dichter Gerd De Ley, een persoonlijke vriend van zoon Hugo, die de vedetten voor de camera haalde en Marco Vander Veken, een zoon van de broer van de vrouw van Willy Lauwens, die voor de montage verantwoordelijk was. De DVD is te bekijken op You Tube : https://www.youtube.com/watch?v=gpKQbfU9t1Y&feature=em-upload_owner

    Op zijn 80ste doet Rik het wat kalmer aan.
    Met de actieve muziek is hij al een tiental jaren gestopt en zijn dirigeerstok heeft hij doorgegeven in 2009.
    In de zomer werkt hij wat in zijn tuin en in de winter is er de televisie.
    Josephine en Rik kokkerellen nog steeds graag, al is het voor een geringer aantal personen dan vroeger. Hun eigen potje bereiden ze samen.
    Ook genieten ze vaak van concerten van fanfares en koren in de regio.
    Maandelijks vergezellen ze de P.W.C. (de Polfliet-Wandelclub), niet om mee te stappen, maar om na de wandeling een pintje te drinken en gezellig te keuvelen met de familie.

    Rik en Josephine kunnen met fierheid terugblikken op hun rijk gevuld leven waarin ze zoveel hebben gegeven.
    Wij hopen dat ze nog jaren van mekaar kunnen genieten en dat in de allerbeste gezondheid.

    Foto’s :
    -Rik en Josephine tijdens hun trouw.
    -Maryse, Hugo en Willy Lauwens.
    -Boezemvrienden Bart Robijns en Virginie De Wit.
    -2007 : Rik en Josephine bezochten Monaco.
    -Op hun 50ste huwelijksverjaardag.

    Hierna : In de spotlights : Hugo Lauwens.











    09-11-2016 om 09:27 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vervolg - Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet. Josephine : huismoeder en naaister.

    Vervolg – Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Josephine : huismoeder en naaister

    De lagere school volgde Josephine in Lembeek . Na het zevende studiejaar besliste de directie om er een extra achtste aan toe te voegen en de veertienjarige meisjes kregen een jaar lang snit en naad.
    Eigenlijk stonden deze naailessen in het teken van de heropleving na de oorlog. De leerlingen leerden kleren maken voor de gezinsleden thuis.
    In 1946 werd de jongste zus Renilde geboren en moeder Marie besliste dat Josephine moest participeren in het huishouden. Elf kinderen alleen verzorgen was teveel voor de moeder.
    Wel mocht Josephine een halve dag per week naar de grote school in Halle om verder te leren naaien. Daar leerde ze mooiere dingen maken, ook weer in het teken van het gezin.
    Zo maakte ze er onder andere kinderkleedjes in zijde voor Renilde die volgens de nonnetjes zo gaaf waren dat ze tentoongesteld werden. Later mocht ze toch nog verder studeren, ditmaal in het Franstalige Tubize. Daar werd er gespecialiseerd, patronen gemaakt en met delicate stoffen gewerkt.
    De zussen werden allen door haar gekleed.
    Zo maakte ze onder andere een mooie “Loden“ voor zus Maria en de communiekleedjes voor zus Hilda.
    Destijds liep de communieviering over twee dagen en Josephine had voor haar zus twee totaal verschillende ensembles ontworpen.
    De eerste dag in de stoet was Hilda getooid in een ‘Robe Jezus’, een kleedje met plooien en voor de tweede dag had Josephine haar in een klassiek communiekleedje uitgedost.
    Een prestatie op zulke jonge leeftijd.
    Na de schoolperiode was Josephine een tijdlang werkzaam in twee Brusselse etablissementen : een semiconfectie bedrijf en een artistiek artisanaal atelier.

    Terug in Leest en na haar huwelijk werd ze, zoals de meeste vrouwen van haar generatie, huisvrouw.
    De man was de kostwinner en de vrouw was verantwoordelijk voor de werkzaamheden in het huishouden zoals dat ging in die tijd.
    In het bevolkingsregister wordt een huisvrouw nog steeds ten onrechte als iemand “zonder beroep” aangeduid maar het takenpakket was en is niet min : boodschappen doen, eten koken, huis schoonhouden, wassen, plassen, strijken, de kinderen opvangen…
    Door haar ervaringen in Lembeek had ze echter een streepje voor en naast haar huishoudelijke taken kon ze nu en dan een handje toesteken in het atelier van haar buurvrouw Josephine Peeters, de echtgenote van Cé Van Steenwinkel.
    Destijds deden de meeste Leestse dames voor hun mooiste kledij beroep op de plaatselijke naaister en de mannen gingen naar de kleermaker.
    Josephine heeft ook nog meegewerkt aan de kostumering van theatervoorstellingen van het Mechels Miniatuur Theater.

    Kokkin

    Josephine is ook een uitstekende kokkin.
    Vanaf eind 1960 en het grootste deel van de jaren ’70 maakte ze deel uit van het befaamde kookteam van Pelagieke Verschueren dat in die tijd de meeste festiviteiten in de streek van banketten voorzag.
    Dat was toen waarschijnlijk een gat in de markt want nadat Pelagieke met haar catering gestopt was, betekende dit meteen de start voor twee andere kookteams, waarvan de meeste leden uit de initiële ploeg kwamen.
    Leonore Mees, Yvonne Van Hoof, Rozalieke Hermans en Jef Vloeberghen namen feesten aan en zo ook Josephine samen met José Keulemans en Roza Verlinden.
    Later begon Josephine met de hulp van haar echtgenoot voor eigen rekening te koken. Meestal op communies en trouwerijen.
    Sommige huwelijksfeesten telden meer dan 200 genodigden, dan werden bevriende koppels en familieleden ingeschakeld.
    Samen met vele vrijwilligers verzorgden ze ook de eetdagen van de fanfare St.-Cecilia, de Vrije Basisschool en de KGB, de plaatselijke vereniging voor gehandicapten.
    Tijdens de Ceciliadagen was er ook een gelegenheidsrestaurant waarin zij een belangrijke rol speelden. Voor de fanfare werkten zij uiteraard altijd pro deo.
    Hun activiteiten bleven niet beperkt tot Leest en omgeving, hun faam deinde uit tot in het Pajottenland, Oost-Vlaanderen en de Kempen waar ze vele feesten opluisterden met hun kookkunsten.
    Het gezin was vrij professioneel uitgerust.
    Potten en pannen werden steevast vervoerd in hun kleine Volkswagen “Derby”, waarin voor de gasflessen een eigen ruimte voorzien was. Soms was die wagen zo volgestouwd dat de passagiers nog allerlei vaatwerk op hun schoot moesten nemen…
    Ruim 35 jaar lang zou Josephine de koksmuts dragen.

    Josephine als entertainer

    Josephine liet zich ook niet pramen als er leute diende gemaakt te worden.
    Op carnavalbals, op teer- en ledenfeesten van de fanfare en de KBG was ze een graag geziene gaste.
    Haar act met de kip was legendarisch.
    In het fanfareblad “Toeters & Trompetten” verscheen een verslag van Maggy De Borger over de Teerfeesten van ’93 en over het optreden van Josephine noteerde ze het volgende :
    “Niet de special act, maar een internationale act stond eveneens op het programma. Een aankondiging had clown Josephine niet nodig. Vlot (??) in drie (vier) talen kondigde ze zichzelf aan : ‘Vandaag, enig in deze zaal, nog nooit gebeurd in België, het buitenland dat weet ik niet juist, maar hier in zaal St.-Cecilia voor het eerst de act van de slapende kip.
    Mesdames et messieurs, aujourd’hui ici dans la salle St.-Cecilia, la grande act de voir la poule fricassé dormant.
    Damen und Herren, heute sullen sie sehen in diese Sahle, für die erste mahle, achter die krieche von Adolf und seine Freunde, die act von die schlafende kippe, achter schlaf sacht mein kindje schlaf sacht.
    Ladies and Gentlemen, yes, yes today, yes,…(en de opstoker liet het afweten) Het was iets van de greatest Albert Hall en een soort chicken soep.’ We verstonden het toch allemaal.
    En daar was ze dan, een echte kouterse kip. Alle dagen een eike, een spiegeleike, een pierre-oog, ma ze leit er. Na een paar goocheltrukken, gezwier en gezang was de kip haar bewustzijn verloren en daar lag ze dan…”

    Ook op familiefeesten scoorde Josephine met de hypnose van haar kip. Het beest raakte snel in trance maar het was vooral de dolkomische manier waarop ze de act bracht die voor hilariteit zorgde.

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -Het kookteam van Pelagieke Verschueren in 1974.
    Van links naar rechts : Leonore Mees, Josephine Polfliet, Pelagie Verschueren, José Keulemans, Delphine Campion en Roza Verlinden.
    -Josephine samen met enkele andere helpsters op een evenement van de Koninklijke Fanfare Sint Cecilia Leest.
    -Rik en Josephine op één van de feesten die zij culinair verzorgden. Deze foto was een gift van een erkentelijke klant. “Met dank voor het lekkere festijn” stond er achteraan genoteerd.
    -Josephine en haar kip.









    28-10-2016 om 08:59 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet - "Peit Klet".

    Vervolg – Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    De stunt van “Peit Klet”, Coletha Van Praet,

    de grootmoeder van Josephine Polfliet.

    De Sussen en de Blekken in Leest, thans folklore, maar tot het jaar 1964 van voorgaande eeuw, bij het uiteenvallen van de Sussen, steevast verwikkeld in een vinnige dorpsstrijd.
    Althans bij elke gemeenteraadsverkiezing.
    Tot maanden ervoor en maanden erna stonden de grootste fanatici als kat en hond tegenover elkaar.
    In het dagelijkse leven en buiten de verkiezingsstrijd waren de menselijke relaties tussen de modale Blek en Sus normaal en goed. Men had elkaar nodig en bood hulp waar nodig ook bij de andersgezinden.
    Toen de fanfare “St. Cecilia” in 1899 werd gesticht, een jaar na de oprichting van “Arbeid Adelt” was dit het resultaat van de politieke emancipatie die enkele jaren voor de eeuwwisseling was opgetreden. Zo kwam er een oppositie te Leest en meteen twee dorpspartijen, in de volksmond “Sussen” (Arbeid Adelt) en “Blekken” (St. Cecilia), die mekaar om beurten het burgemeestersambt zouden betwistten.

    De gemeenteraadsverkiezingen van 1952 waren bikkelhard. “Sussen” en “Blekken” spaarden niets of niemand in hun verkiezingspamfletten.
    Op zondag 12 oktober, de dag van de verkiezingen, zou Coletha (“Peit Klet”) Van Praet, de grootmoeder van Josephine Polfiet, geschiedenis schrijven.
    Een van de grote twistpunten tussen de partijen was de herstelling van het dak van de kerk geweest. De pastoor, toen Z.E.H. Coosemans, had zich moeten uitsloven en smeken om het dak hersteld te krijgen. Eerst wou de Kerkfabriek van Leest tussenkomen voor 75.000 frank. Uiteindelijk kwam de Kerkfabriek niet meer tussen in de kosten en moest de gemeente opdraaien voor het totale bedrag. De pastoor kon het vermoedelijk niet langer verdragen dat de Blekken nu rondbazuinden dat zij prima hadden gezorgd voor de herstelling van het dak van de kerk.
    In de vroegmis tijdens de preek vloog hij uit naar de kandidaten van de lijst St.-Cecilia en hij noemde de kandidaten van de “Ware Leestenaar” (Noot : onder die naam verschenen de verkiezingsfolders van de Blekken) in de mis van 06u30 in zijn preek “ware leugenaars”. Georgette Daelemans uit de Alemstraat, een kleindochter van “Peit Klet”, was daar getuige van en vertelde het door aan haar grootmoeder die toevallig de nacht doorgebracht had in de beenhouwerij van haar zoon Ferdinand “Nante” De Prins.
    Nante stond overigens op de 6de plaats van de Blekkenlijst.
    Helemaal opgeladen begaf “Peit Klet” zich naar de mis van 8 uur en toen de stoelen naar de preekstoel gedraaid waren en de pastoor zijn preek begon stond ze op en sprak de legendarische woorden : “Mijnheer pastoor, wij zijn zowel christelijke mensen als gij, misschien nog christelijker.”
    In die tijd waren de meeste Leestenaars trouwe kerkgangers en de uitspraak van de pastoor was niet in goede aarde gevallen bij de Blekken. De mannen hadden, bleek van woede, hun kwaadheid zitten te verbijten, maar waren als versteend blijven zitten.
    De pastoor reageerde verbouwereerd na de interventie van Coletha en er ontstond chaos in de kerk.
    Er werd geroepen, geprotesteerd en in de handen geklapt.
    De hele aanhang van de Blekken deed mee.
    De Sussen daarentegen waren het met de pastoor eens en er ontstond een echt tumult.
    Onderpastoor De Decker verwijderde zelfs enkele personen uit de kerk. Pastoor Coosemans zag in dat hij de situatie niet meer de baas kon, stopte zijn preek en zette de mis verder.
    Een groot aantal Blekken verliet uit protest de kerk maar Peit Klet bleef en toen de communie werd uitgereikt raadde haar zoon Frans haar aan om niet te gaan. “Wat, ik niet te communie gaan ? We zullen eens zien !” foeterde ze en kleindochter Alida die naast haar zat in de kerk vertelde later : “ons Peit had de gewoonte als eerste naar voor te gaan en ze vertrok, met haar gat achteruit naar de communiebank en ze heeft de communie gekregen.”

    De Blekken die de kerk verlaten hadden togen niet onmiddellijk huiswaarts maar verwittigden hun medestanders.
    Velen onder hen gingen de volgende missen bijwonen en naar verluidt hadden er heel wat aardappelen op zak gestoken met de bedoeling deze naar de preekstoel te gooien indien de pastoor opnieuw partij zou kiezen.
    Pastoor Coosemans hield zich echter verder op de vlakte en na de hoogmis ging ook hij zijn stem uitbrengen.
    Heel wat Blekken stonden hem op te wachten bij zijn tocht naar het gemeentehuis waar de verkiezing werd georganiseerd en sommigen hoonden en beschimpten hem.
    Van dan af werd hij door de Blekken beschouwd als een Sus.

    Na de verkiezingen is hij zijn verontschuldigingen gaan aanbieden bij de kopmannen van de Blekken.
    Hij verklaarde dat hij zich het hoofd op hol had laten brengen door de pamfletten van de Sussen en dat hij het niet zag zitten dat er ooit “socialisten” in het Leestse gemeentebestuur zouden zetelen.
    Later heeft hij zich niet meer gemengd in de dorpspolitieke strijd.

    Na afloop van deze verkiezingen waren er bij de Sussen mandatarissen die vonden dat sommige van hun kopmannen te ver waren gegaan. Ze stelden dat ze met een gematigde campagne meer zetels zouden gehaald hebben.
    De tegenstellingen bij de Sussen groeiden en dit resulteerde in twee lijsten van Sussen in 1958 met het gevolg dat de Blekken zeven van de negen zetels zouden binnenhalen.
    Na de verkiezingen van 1952 bedankte de fanfarevoorzitter en burgemeester Pieter De Prins de kiezers. In de bedankingsbrief werd aangekondigd dat het gemeentebestuur open stond voor de voorstellen van alle Leestenaars.
    Ook de Blekken hadden hun les geleerd uit het voorval in de kerk.
    Ze wilden in de toekomst dergelijke toestanden vermijden. Daarom werden de fanfareleden vanaf dat jaar op het ledenfeest duidelijk voorgelicht. In zijn jaarlijkse toespraak op het teerfeest gaf secretaris Lauwers aan wat het bestuur gerealiseerd had en wat er voor de toekomst was gepland.
    Vanaf dat moment werden voorgestelde werken aan de pastorij en aan de kerk niet meer op zo’n lange baan geschoven maar uitgevoerd volgens de financiële mogelijkheden van de gemeentekas.
    De beide partijen hadden in 1952 geleerd dat het beter was dat iedereen best op zijn terrein bleef : de pastoor op het godsdienstige en de politici op het wereldlijke.

    Voor Peit Klet was de zaak nog niet van de baan. Na de mis werd ze uitbundig gefeliciteerd, maar naargelang het avond werd was ze er toch niet gerust in. Wat zou ons Marie (Noot : haar dochter Maria De Prins) zeggen want die was ondertussen met de andere stemgerechtigden terug uit Lembeek.
    Marie heeft niet veel gezegd en de Blekken wonnen de verkiezingen met zes tegen drie.
    Zoals het toen de gewoonte was reed de winnaar van de verkiezingen met een wagen met buizen en begeleid door de fanfare, triomferend de gemeente rond.
    Bij Peit Klet in de Alemstraat werd halt gehouden voor een dankbare serenade en de heldin kreeg van de fanfare een mooi kruisbeeld ten geschenke.
    Daarmee was het verhaal niet afgelopen, er werd klacht tegen haar ingediend (volgens dochter Alida zou er een petitie tegen haar zijn opgestart) en Peit Klet was bang dat ze geëxcommuniceerd zou worden.
    Toen is ze met haar dochter Marie naar het paleis van de bisschop in Mechelen getrokken. Ze kende de koster van Kapelle-op-den-Bos en die was verwant met Mgr. Everaert. Deze laatste was echter afwezig en zijn vervanger, Mgr. Schoenmaeckers, vroeg of zij het met hem ook kon doen. Hij wist duidelijk van de zaak en stelde haar gerust. Het is wel niet de gewoonte om te antwoorden op de preek van de pastoor, zei hij, maar zo erg was dat toch allemaal niet… (Samengevat uit de verslagen van Stan Gobien, Miel en Alida Pofliet)

    Coletha Van Praet “Peit Klet”, grootmoeder van Josephine langs moederskant, was te Leest geboren op 21 juli 1882 en overleed er op 14 november 1961. Zij was gehuwd met Jan Baptist De Prins (°Leest 6/10/1876, +Leest 20/2/1947).

    “Zij was een moeder, in de ware zin van het woord. Moeder zijn betekende voor haar, zich gans geven. De wijze waarop zij zich, gedurende haar toch reeds zo gevuld leven, heeft ten dienste gesteld van haar gezin, dwong de achting af van allen. Samen met haar reeds eerder ontslapen echtgenoot, is zij er in geslaagd haar gezin hoger op te voeren. En dit niet enkel op het louter stoffelijk vlak, ook op godsdienstig niveau wist zij als christene en moeder steeds een voorbeeld te zijn voor haar kinderen en verder nageslacht. Ondanks de gezegende ouderdom, die zij mocht bereiken, was zij steeds te vinden daar waar te helpen en te troosten viel. Haar gedachtenis zal voor allen, die haar kenden, steeds een steun zijn.”
    (Mooie woorden uit haar gedachtenisprentje)

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -Coletha “Peit Klet” Van Praet, de heldin van de “Blekken”.
    -Pastoor Coosemans die de “Blekken” tegen zich in het harnas had gejaagd.
    -Alida Polfliet zat naast haar grootmoeder in de kerk toen die de pastoor van antwoord diende.







    18-10-2016 om 10:27 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vervolg - Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Vervolg – Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Familie POLFLIET

    Enkele voorouders van Josephine in rechtstreekse lijn :

    Petrus POLFLIET,overleden op 16/01/1878 te Bornem. Gehuwd met :
    Maria Ludovica VAN LEEUW, dagloonster, geboren circa 1819.
    Uit dit huwelijk :

    Egidius Josephus/Felix POLFLIET, werkman aan den ijzeren weg, dagloner, landbouwer.
    Geboren op 26/3/1862 te Bornem. Overleden op 10/09/1929 te Leest op 67-jarige leeftijd.
    Woonde in 1896 op de Tisseltbaan.
    Hij huwde op zijn 29ste (15/7/1891) te Leest met :
    Maria Clementina DE MUYER, 22 jaar oud, bareelwachtster. Geboren op 24/06/1869. Zij overleed op 07/12/1896 te Leest op 27-jarige leeftijd. Ze was een dochter van Joannes Franciscus De Muyter, landbouwer en herbergier en van Maria Martha Diddens, landbouwster, herbergierster ‘In de Wijngaert’.
    Egidius hertrouwde op 36-jarige leeftijd voor de kerk op 12/01/1899 te Hombeek met :
    Anna Maria Josephina REYNIERS, 33 jaar oud. Zij was landbouwster en geboren te Hombeek op 31/07/1865. Zij overleed op 62-jarige leeftijd op 9/6/1928.
    Kinderen uit zijn eerste huwelijk :
    1.Felix Livinus (°Leest 19/3/1892,+Leest 25/11/1972), gehuwd met Maria Philomena Hooghe.
    2.Ludovicus Franciscus (°Leest 13/03/1894,+Mechelen 7/4/1988), gehuwd met Maria Leonia Campion.
    3.Josephus Alphonsus (°Leest 7/1/1896).
    Kinderen uit zijn tweede huwelijk :
    4.Maria Ludovica (°Leest 8/10/1899,+Mechelen 14/6/1932), gehuwd met Isidorus Piscador.
    5.Alphonsus Josephus, gedoopt te Leest op 10/7/1901.
    6.Carolus Edmundus, zie hierna.
    7.Joannes Josephus (°Leest 6/10/1905). Gehuwd met Anna Maria Emmerechts.
    8.Maria, gedoopt te Leest op 15/5/1910. Gehuwd met Carolus Ludovicus Achiles (Louis) Van Wauwe. Hij schoot in 1932 een bruinvis neer in de Zenne en stelde hem op tweede Paasdag tentoon op het dorpsplein.

    Carolus Edmundus (Karel) POLFLIET, (°Leest 10/7/1903, +Brussel 28/1/1952).
    Hij huwde op 25-jarige leeftijd (12/2/1929) te Leest met :
    Maria Clementina DE PRINS, (°Kapelle-op-den-Bos 23/9/1905,+Duffel 26/11/1977).
    Uit dit huwelijk :
    -Miel, (°Kapelle-op-den-Bos 25/6/1929,+Mechelen 28/2/2013), gehuwd met Mariette Coeckelbergh (°Leest 12/7/1932, +12/6/1976) en na haar overlijden met Fernande Hamers.
    -Josephine (°Kapelle-op-den-Bos 15/3/1931) gehuwd met Rik Lauwens.
    -Fe, gehuwd met Maria De Prins.
    -Maria, (°Mechelen 25/12/1933, +Mechelen 10/10/1984)
    -Louis, (°Leest 27/5/1935, +Bonheiden 15/10/2000) gehuwd met Leontine Geens.
    -Hilde Polfliet, gehuwd met Frans Lambrechts.
    -Alfons, gehuwd met Maria Huysmans.
    -Fernand, gehuwd met Rita Verheyden.
    -Alida, (°Lembeek 9/2/1941) gehuwd (echtgescheiden) met Louis Nuytiens (+Sion Zwitserland 15/7/2009)
    -Agnes, gehuwd met Vic Vanheerswynghels.
    -Renilde, gehuwd met Staf Tuyaerts. Speelde bij “Rust Roest”, won in 1991 de televisiekwis op VTM “De Vraag van 1 miljoen” met als onderwerp Eddy Merckx.

    Josephine POLFLIET

    Josephine Polfliet werd op 15 maart 1931 thuis geboren als dochter van Karel (°Leest 10/7/1903, +Brussel Zuid 28/1/1952) en van Marie De Prins (°Kapelle-op-den-Bos 23/9/1905,+Duffel 26/11/1977), officieel op grondgebied Kapelle-op-den-Bos in de toenmalige Alemstraat, de straat van drie gemeenten : Leest, Kapelle-op-den-Bos en Tisselt.
    Reeds voor de Tweede Wereldoorlog verhuisden haar ouders met het gezin naar Lembeek (bij Halle), op een paar honderd meter van Tubize, de taalgrens, en een paar honderd meter van de huidige brouwerij Boon. Vroeger was dit een fabriek die de statige naam “Les Fonderies De Blander” droeg.
    Op hun zoektocht naar oud ijzer voor de aankoop van een echte voetbal, was de ijzersmederij voor de kinderen Polfliet de grootste sponsor.
    Omwille van zijn werk, vader Polfliet werkte bij “den IJzerenweg”, diende hij zich tussen Brussel en Braine-le-Comte te vestigen.
    Het gezin koos voor het laatste Vlaamstalige dorp waar de familie in een routehuis van de NMBS terecht kwam.
    Volgens dochter Alida deden haar ouders, vooral moeder, weinig moeite om zich aan te passen en werd er streng op toegekeken dat de kinderen het met Frans doorspekte Lembeekse dialect niet eigen zouden maken. Boter aan de galg, zij werden echte Lembekenaren. Zo richtte zoon Miel (°Kapelle-op-den-Bos 25/6/1929,+Mechelen 28/2/2013) er, samen met enkele vrienden, de Chiro op.
    De dochters werden er lid van de kajotsters en in het dorp kregen de Polflieten dra de bijnaam “de Ketjes” mee. Zij kwamen immers uit het verre Noorden, zoals de Brusselaars…
    Voor de kinderen Polfliet was de omgeving een paradijs.
    Ze hadden het rijk voor zich alleen.
    De Zenne meanderde tussen het glooiende landschap en was op bepaalde plaatsen zelfs doorwaadbaar.
    Niet alleen de “Forges de Clabecq” en de ovens van Quenast maakten deel uit van de skyline maar ook het mooie Lembeekbos, met in de lente de geurige paarse boshyacinten. Als het goed weer was kon je vanuit het bos de Leeuw van Waterloo zien.
    In het gezin was er veel ambiance, er werd gezongen, toneel gespeeld, aan atletiek gedaan en de eerste vakantiedag werd er steevast pijl en boog gemaakt om hun krachten te meten.
    In 1952 sloeg het noodlot toe.
    Een gure winterdag met enorme sneeuwval.
    De dag was nochtans prachtig geëindigd voor de familie Polfliet. Zoon Louis, 17 jaar oud, mocht de hoofdrol vertolken in een toneelstuk, niet toevallig “Ketje”, de belevenissen van het Brusselse boefje. Heel het dorp was opgetrommeld, zo ook de ganse familie Polfliet. Het werd een klapper van jewelste en Louis was de ster van Lembeek en van zijn familie.
    Eens thuisgekomen kreeg vader Karel (“Charel”) een oproep van “den ijzeren weg” om zich snel naar het Brusselse Zuidstation te begeven. De wissels aan dat station zaten vol ijs en sneeuw. “Chef-Piosser” (“Eerste Spoorleggersbaas”) Pofliet was snel ter plaatse en toog aan het werk samen met zijn team.
    Toen gebeurde het.
    De seingever die de rode lamp bediende, een verplichte veiligheidsmaatregel, verwachtte de aankomende trein uit Charleroi op een andere wissel. Een fatale vergissing met dramatische gevolgen. Karel zag het naderende onheil en riep zijn mannen toe om weg te duiken. Voor hem was het echter te laat. De aanstormende kolos raakte hem in zijn rug en Karel stuitte neer met ingedrukte borstkas. Een paar uur later zou hij overlijden.
    De familie Polfliet kwam van de hemel in de hel terecht.
    Heel Lembeek was in diepe rouw maar ook in Leest stond de wereld stil. “Charel van Pier Pios” was een populaire figuur en zijn weduwe Marie De Prins, zus van beenhouwer en gemeenteraadslid Nante, moest voor hem niet onderdoen.
    Hij werd begraven te Leest. Zijn graf bevindt zich op het kerkhof, op de eerste rij, rechts van de parochiekerk.
    Moeder Maria, pas 46 en weduwe, keerde met het ganse gezin terug naar Leest, naar de woning in de Kouter naast het kasteeltje van Moyson. Hoewel zij in het verleden steeds gehunkerd had naar haar geboortedorp, had ze alle moeite van de wereld om zich ook hier weer aan te passen. Ook voor de kinderen werd het een enorme aanpassing.
    Dochter Alida beschreef het zo : “Voor mij was de kindertijd voorbij. Mijn lievelingsbroer en speelkameraad vloog op internaat naar het Klein Seminarie. Adieu school, ruimte, pijl en boog, stekelbaarsjes, salamanders, hazelwormen, wilde aardbeien, wilde look en mispels…”

    Uit het gedachtenisprentje van Maria De Prins :

    “Moederke,
    laat ons nog eens met jou praten.
    We zijn je zo dankbaar !
    Veel heb je ons gegeven,
    leven van je leven,
    vlees van je vlees,
    bloed van je bloed.
    In elk van ons leeft een stukje van je verder.
    Doe ons jou in mekaar erkennen
    en liefhebben.
    Dan blijven wij altijd één in liefde.
    Zo heb je het toch gewild.
    Het leven dat je ons gegeven hebt
    heb je ons ook schoon en gelovig leren leven.
    Op het einde van je leven
    heb je ons leren sterven.
    Alles los te laten
    en alleen God over te houden.
    Als we eens niet meer weten
    en niet meer kunnen
    zullen we naar je opkijken.
    Dan weten we weer hoe het kan en
    hoe het moet.
    Blijf nu maar in je goede hemel bij God.
    Wacht daar op ons
    en lach ons dagelijks toe
    met die enig mooie lieve lach van jou.”

    Vervolgt.

    Foto’s :

    -Josephine Polfliet.
    -Louis Van Wauwe met zijn bruinvis.
    -Haar vader Karel “Charel” Polfliet.
    -Haar moeder Maria “Marie” De Prins.
    -Miel Polfliet, derde van links, was medestichter van de Chiro van zowel Lembeek als Leest.
    -Charel en Marie Polfliet-De Prins met hun dochters voor het routehuis in Lembeek.
    -Vijf van de zes dochters Polfliet.
    -Ferdinand "Nante" De Prins was beenhouwer en gemeenteraadslid.

















    13-10-2016 om 00:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet. Rik als muzikant en koorleider.

    Vervolg : Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Rik als muzikant en koorleider

    Op 31 oktober 2009 werd Rik gevierd voor zijn 40 jaar als koorleider. Er werd een dankmis gecelebreerd door pastoor Callebaut en de paters Van Aken en De Laet.
    In het speciaal voor deze gelegenheid gedrukte misboekje dankten de geestelijken, Rik en zijn echtgenote Josephine, alle aanwezigen, evenals de toen actieve koorleden : Lieve Van Obbeghen, Michel De Win, Monique Mets, Roza Plaskie, Rosa Verbruggen, Leonie Windelen, Maurice Van de Sande, Raf Selleslagh, Bertha Smulders, Rosa Somers, Lea Baes, Fé Polfliet, Hilda Polfliet, Renilda Polfliet, Alida Polfliet, Miel Polfliet, Maria Geerts, Maria Emmeregs, Jozef Tooten, Pierre Van Hove, Ferre Van der Hasselt, Luc Plasqui, Maria Phlippo, Louis Vloebergh en Hilde Silverans.
    Bij dit gebeuren werden ook de volgende overleden koorleden herdacht : Paula Lauwens, Richard Van Praet, Alfons Hellemans, Lodewijk Verbruggen, Victor De Laet, Felix Van der Hasselt, August Van Roy, Louis Polfliet, Elisa Boey en Jozef Lauwers.

    Onder de titel “Rik Lauwens 40 jaar koorleider” plaatste “Kerk en Leven”, in het nummer van 18 november 2009, Rik in de spotlights : “Er zijn zo van die avonden die deugd doen.
    Het zal je zeker verwonderen dat wij dat durven zeggen van een kerkdienst die meer dan twee uur duurde. En toch.
    De parochie Leest heeft op zaterdag 31 oktober Rik, de dirigent van haar koor bedankt en gehuldigd met een feestelijke viering.
    Veertig jaar lang heeft hij het koor geleid.
    Even ter vergelijking : er zijn maar bitter weinig mensen die veertig jaar in hetzelfde bedrijf werken. Dit getuigt van inzet en volharding. In een zo lange geschiedenis met ups en downs bleef Rik de standvastige leider.
    En hij was ook muzikaal en artistiek de voortrekker.
    Uit het ruwe stemmenmateriaal van de zangers wist hij telkens weer een harmonieus koor te kneden waarbij moeilijke stukken niet uit de weg werden gegaan maar waar ook een geest van vriendschap heerste, af en toe overgoten op café.
    Bij kerkelijke feesten maar meer nog bij uitvaarten heeft Rik met zijn koor de Leestenaars ontroerd en getroost.
    Kunnen zingen voor iemand die je bij leven goed gekend hebt geeft inderdaad een diepe troost.
    Voor dit alles heeft Rik en bij afstraling ook zijn koor, van de Parochie en van veel volk van ons dorp en de omliggende dorpen, de oververdiende waardering gekregen.
    Want er was veel volk, de kerk was bomvol, hoofd- en zijbeuken.
    Drie priesters deden de mis, pastoor Callebaut, pater Van Aken en pater De Laet, wat een luxe in deze tijd !
    Het koor stond vooraan achter het altaar te blinken van trots.
    Er werden werken gebracht van o.m. F. Mawet, Mozart, Bach en Lloyd Webber. Het was mooi, zeer mooi.
    Na de mis werden Rik en zijn echtgenote vooraan in de kerk op twee speciale stoelen gezet om de speeches met lof en sympathie te aanhoren. En natuurlijk volgden telkens de geschenken en een daverend applaus.
    Volgend fragment uit één van de teksten verhaalt hoe het allemaal begon : “Toen Leo Hellemans in het huwelijksbootje stapte, Leest vaarwel zei en Kerstmis naderde, stelde pastoor Lornoy jou aan als dirigent en ondanks jouw terughoudendheid trok je de stoute schoenen aan en vroeg of je de vrouwtjes mocht meebrengen. Pastoor Lornoy had de vrouwtjes al aan het werk gezien en was onmiddellijk akkoord. Voor het mannenbastion was dit wel eventjes slikken.
    Onder jouw invloed onderging het kerkkoor een ware metamorfose. Er werd geoefend en geschaafd tot het in jouw oren klonk als hemels gezang.
    Pasen 1970 was dan ook de grote dag. Onder jouw leiding bracht het kerkkoor, zoals in de volksmond gezegd wordt, de mis van Mawet. Het enthousiasme was groot en bleef groot.
    Talrijke vieringen werden opgeluisterd.
    In jouw hart had KVG een speciale plaats. Niet alleen de Kerstmis werd opgeluisterd, nadien werd er ook nog toneel gespeeld met dans, zang en verkleedpartijen. Het was een ware Hoogdag én voor de leden van KVG én voor het koor.”

    Op de receptie, aangeboden door de Kerkfabriek en verzorgd door Oxfam Wereldwinkel achteraan in de kerk, die de viering afsloot werd tastbaar, ja kon je echt voelen hoeveel deugd en vreugd de aanwezigen aan dit parochiefeest beleefd hadden.
    En ergens onder die vele kerkgangers zat een koppel dat op dezelfde 31 oktober, dag op dag, 50 jaar geleden getrouwd was.”

    FEESTLIED RIK LAUWENS
    (Tekst : Pater Van Aken. Melodie : “Here Jezus aan het woord”)

    Vroeger moest Rik naar de kerk
    om de missen te gaan dienen
    maar zijn knikkers wensten werk
    en een treden-dans te vieren.
    Rikke-tikke naar beneden…
    hij zat voor geen grap verlegen.

    d’Eerste noten van de zang
    kropen alzo in zijn oren
    en dat is hem levenslang
    als refrein blijven bekoren.
    Rik was zo meteen gevangen
    door een veelvoud van gezangen.

    Ooit gaf hij zijn “stoksken” door
    maar dat is niet zo gebleven.
    Zingen vergt een “mensenkoor” :
    dirigeren, repeteren..
    ’t Is met mensen samenkomen
    en dan zingen naar behoren.

    Jaren -lang voor menig mens
    is het zangkoor hier te horen.
    En zoals naar ieders wens :
    waardig is hun “dienst” verlopen.
    Moesten doden kunnen spreken
    kwaamt gij zeer veel lof te weten.

    Is dit liedje bijna uit,
    zingen doen we om te danken.
    “Veertig jaren”, naar verluid,
    nu applaus uit alle banken.
    Rik – Josfien, voor zoveel diensten :
    “open hemel” als verdienste.”

    Vervolgt.

    Foto’s:
    -Het voorblad van het misboekje voor de viering van 40 jaar koorleider.
    -De koorleider aan zijn “pupiter”.
    -Het feestlied ter ere van Rik.
    -Het eigenhandig door de Pater geïllustreerde gedicht.
    -De koordirigent in actie.











    08-10-2016 om 07:46 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rik Lauwens als muzikant en koorleider.

    Vervolg schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Rik als muzikant en koorleider

    Zijn oom “Rik van ’t kot” had hem niet alleen de fijne kneepjes van het beeldhouwen bijgebracht, hij was ook verantwoordelijk voor zijn liefde voor muziek en onderkende snel het talent van zijn petekind. Onder zijn leiding ontwikkelde Rik zich tot een puik muzikant die verschillende instrumenten beheerste : trompet, hoorn, trombone en tuba.
    Ook het slagwerk kreeg hij onder de knie.
    Wat een aanwinst voor de Kon. Fanfare St.-Cecilia.
    Zijn reputatie was ook doorgedrongen tot andere fanfares en brassbands en naast de fanfare uit Leest speelde hij ook in de fanfares van Tisselt, Kalfort en in de Brassband “Midden-Brabant” van Nossegem.
    Deze Brassband nodigde hem ooit uit om een beroepstrombonist te vervangen bij een optreden in de Londense “Royal Alberthall”.
    De man zou zich misschien niet kunnen vrijmaken en voor de trombone was er een belangrijke solo weggelegd.
    Rik oefende tot hij het moeilijke stuk onder de knie had en toen het moment van optreden daar was mocht hij niet meespelen, de ‘professional’ was immers komen opdagen.
    Deze laatste ging echter volkomen de mist in want toen de solo er aan kwam vergat hij in te vallen…
    Rik hield er een gratis citytrip Londen aan over.

    Als leider van het gemengd kerkkoor heeft hij ook geschiedenis geschreven.
    In 1969 had Rik de aandacht getrokken van pastoor Lornoy, van koster Plaskie en van pater Van Aken toen hij als gelegenheidsdirigent optrad tijdens een speciale misviering ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van de Leestse K.W.B.
    De toenmalige dirigent van het kerkkoor Leo Hellemans was na zijn huwelijk een heel eind uit de buurt gaan wonen en diende vervangen te worden.
    Voor de meestal oudere koorleden was meester Hellemans hun gedoodverfde opvolger en toen pastoor Lornoy Rik verzocht om het koor onder zijn hoede te nemen zag hij daar tegen op.
    Ook de koster en de pater opteerden voor een jongere dirigent die bovendien ook muziekpartituren kon lezen.
    Schoorvoetend aanvaardde Rik de functie en bij zijn debuut als koorleider moest hij, naast meester Hellemans, werken met veteranen zoals Felix Van der Hasselt, Sooi Beullens en Victor De Laet en die mannen wilden enkel in ’t Latijn zingen.
    Ze kwamen uiteindelijk tot een vergelijk en op zaterdagen zongen ze in ’t Nederlands en op zondagen tijdens de 10-urenmis zongen ze in ’t Latijn.
    Toen Rik met de idee van een gemengd koor afkwam rees er weer protest op.
    Pastoor Lornoy had de dames echter al aan het werk gezien en hij steunde zijn nieuwe dirigent.
    Onder leiding van Rik Lauwens onderging het koor een ware metamorfose en lang heeft het niet geduurd voor de oude krokodillen “bekeerd” waren.
    Sommigen zouden later hun excuses komen aanbieden voor hun tegenwerking in de beginperiode.

    Op zaterdag 13 mei 1989 werd Rik gehuldigd voor zijn 20 jaar als zangkoorleider, hij ontving de Zilveren Sint-Romboutsmedaille.
    Deze viering vond plaats na het einde van de Pinkster-eucharistieviering :

    “Voor Rik
    Als dirigent de zang aanleren
    en noten langzaam-aan ‘verteren’.
    Hij hield het twintig jaar vol.
    Het ‘stokske’ heeft hij doorgegeven
    maar is van plan ‘niet af te haken’,
    komt steeds nog zingen als elk ander.”
    (Kerk en Leven, 25/5/1989)

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -Rik was ook een talentvol muzikant.
    -Met zijn broers Antoon en Willem. De familie Lauwens was erg muzikaal. Naast zijn drie zonen was ook vader Jan spelend lid van de Koninklijke Fanfare Sint Cecilia Leest.
    -Pastoor Frans Lornoy verzocht Rik het kerkkoor onder handen te nemen…
    -Rik met zijn koor.









    06-10-2016 om 08:54 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet. Beeldhouwer.

    Vervolg - Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Beeldhouwer

    Nadat hij de lagere school in Leest doorlopen had ging Rik Lauwens naar de Technische Scholen Mechelen op de Melaan en in 1952 behaalde hij daar zijn diploma van ‘beeldhouwer’ (sculpteur).
    De praktijk werd hem bijgebracht door zijn oom Rik De Bruyn, een kei in het vak.
    Zelf ontwikkelde hij zich tot een waar kunstenaar.
    In zijn living kan men nog enkele van zijn vele werken bewonderen : pareltjes van vakmanschap en creativiteit.

    Rik restaureerde de sculpturen aan het orgel van Hombeek.
    Een restaurateur vroeg daarvoor in een offerte 750.000 frank, Rik deed het gratis.
    Zo kreeg hij stilaan faam in dat wereldje en hij restaureerde nadien o.a. ook de orgels van de Lanscommanderij in Alden Biesen en die van de kerken van Baardegem, Kampenhout Elst en Sint-Jozef Arbeider in Dendermonde Keur.
    Dat laatste, een modern pijporgel, kwam er in 1986 onder impuls van pastoor Paul De Baere.
    De eikenhouten kast draagt de spreuk 'Soli Deo Gratia' (J.S. Bach). Het halfverheven beeldhouwwerk van de vier deurtjes waarachter de pijpen van het borstwerk zichtbaar zijn, werd ontworpen door Leo De Beul en door Rik op voortreffelijke wijze uitgevoerd.
    Het nieuwe orgel werd op zondag 5 juni 1988 ingezegend door Vicaris-Generaal Georges De Lange en op 23 oktober 1988 ingespeeld door Peter Pieters, organist van de Mechelse Sint-Romboutskathedraal.
    De vervanger van pastoor De Baere was toen de restaurateur uit Leest vergeten uit te nodigen, een euvel dat door eerstgenoemde gelukkig tijdig werd rechtgezet.

    Jarenlang was Mechelen de meubelstad bij uitstek.
    Reeds in de tijd van Keizer Karel was de stad gekend voor zijn houtsnijwerk.
    Het vakmanschap van de Mechelse beeldsnijders, van generatie op generatie in de ateliers doorgegeven, resulteerde in de typische zwaar gesculpteerde Mechelse meubelen, eeuwenlang een internationaal begrip.
    Na de Tweede Wereldoorlog ging het stilaan bergaf met het Mechels meubel. Modern design en serieproductie waren maar enkele van de vele oorzaken en Rik moest in 1970 op zoek naar ander werk.
    Dat vond hij bij een dochteronderneming van de Société Générale : Union Minère (het latere Umicore).
    Hij kreeg er een betrekking in de hoofdzetel te Brussel (Broekstraat) waar hij tewerkgesteld werd als ‘nettoyeur’.
    Drie jaar later werd hij, onder zachte dwang, verplicht in de keuken tewerkgesteld ook al had hij daar totaal geen ervaring mee.
    Het begin van een nieuwe carriére.
    Rik werd kok in de grootkeuken van het bedrijf waar dagelijks zo’n vijfhonderd monden moesten gevoed worden.
    Het was hard en verantwoordelijk werk maar hij deed het met liefde en inzet tot zijn oppensioenstelling in 1990.
    De Kon. Fanfare St.-Cecilia en Josephine zouden er hun voordeel mee doen : Rik kookte op haast alle evenementen van deze vereniging en met zijn echtgenote zou hij later een succesvol kookteam vormen.

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -Rik was een naarstige leerling aan T.S.M.
    -Zijn diploma van beeldhouwer.
    -Enkele pareltjes van zijn imponerend vakmanschap.
    -De kerk van Sint-Jozef Arbeider in Dendermonde Keur.
    -Het orgel dat aldaar door Rik Lauwens werd gerestaureerd.

















    03-10-2016 om 08:13 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-09-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vervolg - Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Vervolg - Schijnwerpers op Rik en Josephine Lauwens-Polfliet.

    Meester Huysmans schetste in 1983 een portret van Rik en diens oma Ida Peeters.

    In zijn rubriek “Leestenaars treden zo uit de oude doos” in “De Band” was een opstel uit 1948 van de toen 13-jarige Rik over zijn grootmoeder, voor meester Huysmans in 1983 een aanleiding om zijn vroegere leerling in het daglicht te plaatsen.
    Het opstel en het lyrisch verslag van de meester verschenen dat jaar in de nummers van mei en juni, evenals een boeiende levensschets van Ida Peeters, de grootmoeder waarvan sprake.

    Grootmoeders portret

    "Grootmoeder is oud. Zij is ruim 65 jaar.
    Haar haren zijn witgrijs, haar wezentrekken liggen diep; zij heeft vele rimpels op het voorhoofd en de kaken, en diepe groeven in de hals. Zij heeft al haar tanden verloren en daarmee is de mond wel wat ingevallen.
    Grootmoeder ziet niet goed meer, daarom draagt zij een bril, die langs de bovenkant dient om ver te zien en langs de onderkant om dichtbij te zien.
    Zij hoort nog tamelijk wel.
    Als ze in haar leunstoel zit leest ze de krant of stopt kousen of breit. Grootmoeder is de goedheid zelf : zij ziet de kinderen zo gaarne !
    Van tijd tot tijd gaat ze er mee wandelen of speelt ze zelfs mee.
    Soms vertelt ze wonderschone dingen. Als de kinderen alleen niet braaf zijn, geeft grootmoeder ze wijze raad.
    Heel de familie houdt zeer veel van haar. Met grootmoeders verjaardag komen ze allen haar geschenkjes brengen.
    Ik dank God voor onze grootmoeder en bid dat ze nog lang gelukkig zou mogen leven.”

    Commentaar van Meester Huysmans

    De schrijver Hendrik LAUWENS :
    -Tijdens het schooljaar 1947-’48 leerling in het 8ste leerjaar. -Geboren te Leest op 31 december 1934.
    -Oudste zoon van Lauwens Jan (°Blaasveld 19/4/1903, +Mechelen 28/1/1991) en De Bruyn Mathilde (°Bornem 26/12/1907,+Leest 29/5/1977), Dorpstraat 22. (gezin met 8 kinderen).
    -Gehuwd met Polfliet Josephine.
    -Wonende Kouter 82.
    -Beroep : tot 1970 beeldhouwer in Mechelse meubelzaak, werkt thans in personeelskeuken van Brussels S.G. -grootbedrijf.
    -Kinderen : Willy, Hugo en Maryse.
    -Studies na 4de graad : 2 jaar Oefenschool Mechelen, daarna 3 jaar vakonderwijs, houtbewerking A3.
    Jarenlange praktische finesse-scholing ten huize van zijn oom Rik De Bruyn (houtsnijkunst).
    -Hobby’s : 1. Wijnmaken : experimenteren met zelfproductie wijn. (van pruim, appel, rabarber en kriek). Van deze laatste kan ik getuigen, dat hij prima, haast superieur is : wijn als een veulen in een zonnige lentewei, fris en fruitig als verse vruchten.
    2. Muziekliefhebber : a) koorleider van het gemengd kerkzangkoor. b) trombonist in de fanfare.
    3. Ornamentsnijder (hout). Als men zijn living betreedt verrassen, ja imponeren, zelfs overdonderen, u de zelfbewerkte meubelen in schoonheid, getuigend van karakter en vakmanschap, die heel charmant aandoen. Ik sta in bewondering voor die weelde van aangebrachte versiering en bloemmotieven, creaties met zuiltjes, pilasters en frontons, gestrikte guirlandes, palmetten, rozetten en lauwerkransen, zelfs decoraties uit de erfenis der Romeinen.
    De buffetkast, inzonderheid de salontafel, zouden zo bijgeplaatst kunnen worden in één der rijke zalen van het Palacio Real te Madrid. Een tafel van ettelijke tienduizenden schattingswaarde.
    Erg nieuwsgierig vraag ik naar zijn werkplaats…
    Hier betreed ik aandachtig zijn ‘heiligdom’, laat me toe het zijn ‘atelier’ te noemen. Op de werkbank liggen allerlei soorten beitels, de hamer en de passer, netjes gereid : de bolletjessteker, de halfrondbeitel, de kantbeitel, vele tientallen soorten, meestal op elkaar gelijkend, toch kleintjes verschillend in steekvorm, snijbreedte, dikte, ronding en uitholling…
    Verder bemerk ik pas aangezette werkstukken, verder halfafgewerkte, boven aan de wanden, links en rechts stapels getekende ontwerpen, siermotieven en figuren; onderaan, voor en achter houten blokken, machinaal tot ruwe vorm reeds aangezet, gereedschap om te bekappen en aan te snijden, en waarin men nu reeds de nog verborgen schoonheid kan vermoeden…
    Wat verderop, en bovenop ligt er een muziekpartituur. Dit wijst erop, onderwijl hij het harde verduldige hout bekapt, strelend besteekt, voorzichtig besnijdt, hij ter afwisseling, als verpozing, al eens een moeilijke reeks notengroepen voor zijn trombone overkijkt, of een alleluja-passus voor koor instudeert…
    Proficiat. Ge moet het maar kunnen en ge moet maar willen. Groot geduld, moed en volharding, creatief denken en bezig zijn. Tenslotte liefde voor handwerk en het schone.
    Waar een opstel uit de oude doos me naartoe heeft geleid !
    Treedt er nog eens een verborgen talent uit die doos ? Het zou me zeer verheugen. Zo ver zijn we echter nog niet.

    Wie is de geportretteerde grootmoeder ?
    Dit is Ida PEETERS, echtgenote van Leopold DE BRUYN, destijds wonende Juniorslaan, aan de spooroverweg te Leest.
    Beiden waren afkomstig uit Bornem. Hun gezin telde 5 kinderen : Jeanne, Mathilde, Hendrik (“Rik”), Giljom en Frans.
    Ida Peeters werd geboren te Bornem in 1882 : een tijd van honger en armoede voor de volksmens in Vlaanderen.
    Heel vroeg stierf haar moeder, zodat ze haar niet heeft gekend. Eens 9 jaar geworden, was haar schooltijd reeds gedaan –wat toendertijd niets uitzonderlijk was,- en trok ze dagelijks te voet naar Weert, om er wijmen manden te vlechten. Kinderarbeid, 10 tot 12 uur per dag tegen een hongerloon, was heel gewoon.
    Haar man was van gegoede boerenafkomst, maar er was slechts plaats voor 1 zoonopvolger op de hoeve, zodat Leopold bij de spoorweg Mechelen-Terneuzen uitweg zocht en in dienst kwam.
    Eens Ida voor zich gekozen en gewonnen, kreeg hij de keuze : mogelijkheid een huisje van de IJzeren Weg te bewonen, ofwel in Temse ofwel in Leest. Aangezien er in Temse geen centiare grond bij dit huis was, en in Leest wel een lapje grond, en ’t BOERENBLOED in hem dwingend sprak, kozen ze voor Leest. We noteren hier het jaar 1908. Leopold werkte bij de spoorweg Mechelen-Terneuzen.
    Ida had de taak van bareelwacht en toezicht op de stopplaats Leest. De barelen toedraaien en terug openen. Een taak met verantwoordelijkheid naast haar gezinsbezigheden.
    De oorlogsjaren 14-18 brachten hierin een onderbreking, want vader moest voor soldaat optrekken. Ze ging met haar kinderen terug te Bornem wonen.
    In 1919 komen ze in Leest opnieuw hun zelfde werk vervullen en heeft moeder Ida ook al hulp van de kinderen voor de bareelwacht. Vooral bij mistig en erg slecht weer viel er op te passen. Goed uitkijken, vooral richting Blaasveld, waar bij nadering van de trein in de verte, aan de draai, een rood seinlicht waarschuwend branden ging.
    In 1922 werd de halte Leest afgeschaft. Tot in 1933 ongeveer. Toen werd de stopplaats Leest weer ingevoerd. Met een nieuwigheid erbij : er moesten dan ook coupons uitgeschreven worden, en aangezien Ida luttele lees- en schrijftechnieken bezat, schrikte dit werk haar af. Neen, dit nam ze er niet bij. Dit werd voor haar het einde van de bareelwacht en hun verblijf in “’t Routekot”, als ik het op zijn Leests cru mag zeggen (Noot : zo weten de lezers meteen waarom men haar oudste zoon, de populaire dirigent van de K. Fanfare, “Rik van ’t Kot” noemde).
    Het gezin Robbens volgde hen op.
    Vele jaren lang heeft Ida met haar man en kinderen aan de spoorweg gewoond. Van in ’t begin waren ze goed onder de omwonenden ingeburgerd en de Leestse Heidelucht deed hen deugd.
    Wie van de geburen weet er nog wat van de plezante avonden, telkens als haar man met de gratis-coupons van de Spoorweg zo dikwijls naar Terneuzen bommelde om er krabben te gaan vangen met stukjes paardenvlees aan een stok, en telkens met rijke buit terugkeerde en Ida de groengrijze kruipedingen tot smakelijke lekkertjes kookte ?...en dan smullen maar, geburen allen samen… Maar ’t gebeurde ook dat ze de dood nabij was van de schrik. Zo die keer, toen de trein reeds kortbij naderde en ze zag, dat midden op de spoorweg, het kindje Florent PISCADOR, pas een lopertje rustig neergehurkt met keien zat te spelen…Ze begon luidkeels te huilen, te rennen, te gillen, de armen in de hoogte…Vader Isidoor Piscador had de alarmkreten gehoord, kwam, zag, sprong dwars door de haag en redde, nipt geplukt, zijn kind… -Florent Piscador woont nu te Heffen. En die andere keer, toen de trein een paar minuten te vroeg misschien, of Ida wel wat laat ? (wie zal het zeggen ?) buiten sprong om de bareel dicht te draaien. Ze was zo uitermate verrast van wat ze zag…Toon STOOP schommelde met zijn hondenkar vol melkstopen, pal op de overweg…Hij was op weg naar ’t Heike voor zijn Brusselse melktoer…en de trein zo dichtbij, mensen !!! Zo nabij, dat het haast een wonder was, dat hij ’t achterste hoekje van ’t karreke er juist niet afreed…Och Gottekestoch, Ida was er ziek van…

    Ida, als grootmoeder door haar kleinzoon Hendrik Lauwens op 13-jarige ouderdom, karig, maar kleurig en kinderlijk-kunstig beschreven, is overleden in mei 1963 op 81-jarige ouderdom. Ook voor haar was het leven een sneltrein. Op haar gedachtenisprentje lezen we : ‘De dood heeft ons, niet haar, verrast. Een leven, gelouterd door talrijke beproevingen, geleid door liefde en stille vreugde…zo waren de jaren, die God aan onze dierbare schonk. Dat hare ziel in vrede ruste.’
    Moge deze gedachtenis en bovenstaand beeld ons bijblijven.

    Ida Peeters was te Bornem geboren op 14 december 1882 en ze overleed in het ‘Gesticht van de H. Familie’ te O.L.Vrouw Waver op 12 mei 1963.

    Vervolgt.

    Foto’s :
    -Meester Huysmans wijdde zijn rubriek aan Rik en zijn grootmoeder.
    -Rik De Bruyn, de oom waarvan Rik jarenlang praktijklessen kreeg.
    -Grootmoeder Ida Peeters.
    -Het gezin Lauwens-Polfliet met grootmoeder Ida Peeters. Boven van l. naar r. : Louis Vivijs (politiek gevangene Nacht und Nebel), zijn echtgenote Julia Lauwens, Josephine Polfliet, haar man Rik Lauwens, Jozef De Decker (echtgenoot van Paula Lauwens), Frans De Decker (zoontje van Jozef en Paula), Paula Lauwens, Willem Lauwens, Antoon Lauwens, Jeanne Lauwens, Moeder Mathilde De Bruyn en vader Jan Lauwens. Onder : Maria Lauwens, Ursula Peeters (zus van Ida, ook “Tizzela” of “Tanneke” genoemd en echtgenote van Jan De Schoenmaeker), Jan (“Zjang”) De Schoenmaeker, grootmoeder Ida Peeters en Leo Lauwens.
    -Gedachtenisprentje van Ida Peeters.











    28-09-2016 om 11:11 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 25/11-01/12 2024
  • 18/11-24/11 2024
  • 11/11-17/11 2024
  • 04/11-10/11 2024
  • 21/10-27/10 2024
  • 14/10-20/10 2024
  • 07/10-13/10 2024
  • 30/09-06/10 2024
  • 23/09-29/09 2024
  • 16/09-22/09 2024
  • 09/09-15/09 2024
  • 02/09-08/09 2024
  • 26/08-01/09 2024
  • 19/08-25/08 2024
  • 12/08-18/08 2024
  • 29/07-04/08 2024
  • 22/07-28/07 2024
  • 15/07-21/07 2024
  • 08/07-14/07 2024
  • 01/07-07/07 2024
  • 24/06-30/06 2024
  • 17/06-23/06 2024
  • 10/06-16/06 2024
  • 20/05-26/05 2024
  • 06/05-12/05 2024
  • 29/04-05/05 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 15/05-21/05 2023
  • 08/05-14/05 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 24/04-30/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 26/12-01/01 2023
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 03/10-09/10 2022
  • 26/09-02/10 2022
  • 19/09-25/09 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 22/08-28/08 2022
  • 15/08-21/08 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 10/08-16/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 15/06-21/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 16/12-22/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!