Georges De Laet was te Leest geboren op 18 december 1919 als vijfde kind in het gezin van elf van burgemeester Victor De Laet en Julie Meuldermans. Georges trouwde op 22 augustus 1951 met Simonne Vebruggen die hem acht kinderen zou schenken : Vick (1952), Myriam (1955), Kris (1956), Carine (1958), Stefaan (1960), Geert (1961), Hans (1964) en Jurgen (1967). Georges De Laet overleed te Leest op 12 juli 1999.
De Jongste Soldaat van Leest.
“Op 16 november 1939 ben ik binnengegaan, zegt Georges, in de kazerne Baron Michel in Mechelen, bij het 16e Linie Regiment. Ik was toen 18 jaar. Enkele maanden ervoor was ik naar ‘de keur’ geweest –nu noemen ze dat uw drie dagen gaan doen in het Klein Kasteeltje. In onze tijd was dat ‘de keur’ en ik herinner me nog dat ik daar was met een dorpsgenoot en toen de officier hem vroeg vanwaar hij afkomstig was antwoordde hij ‘uit de Geuzenhoek’.
De mobilisatie.
Onze opleiding was met de paarden leren rijden, dat gebeurde op een terrein aan de Racing ; ik was zelfs ne keer met mijn paard tot aan huis gereden. Twee keer zijn wij naar de tir geweest om te leren schieten. Maar na een tijd ben ik toch in de keuken terecht gekomen. Eind februari ’40 was de opleiding gedaan. We werden toen uitgezet in barakken in Herenthout. Maar er was bijlange geen plaats genoeg om iedereen in die barakken onder te brengen. De rest werd dan bij de boeren gelogeerd. Met het gevolg dat ik na enkele weken alleen nog in ons barak, waar 60 man inkon, achterbleef. Iedereen verkoos het logement bij de boeren (dochters). Ik stond toen ook in de keuken. Veel was er niet te doen, alleen op zondagmorgen kwamen ze allemaal af : dan was het rozijnenbrood met cacao. Iedere dag reed ik met de fiets naar huis van Herenthout naar Leest langs Koningshooikt, daar was de ijzeren muur van de K – W (Koningshooikt – Waver ) linie die de Duitse tanks moest tegenhouden. Ik zat daar ne ganse dag niets te doen, oefeningen waren er niet. Ik ben dan ook met mijn fiets schoolvriendinnen, die met ons Julia in Antwerpen op school gezeten hadden en daar in de omtrek woonden, gaan bezoeken. Wat mij toen opgevallen is, is dat de boeren het daar zeker niet breed hadden.
De oorlog breekt uit.
Op 10 mei ’40 was ik met congé thuis. Over de radio hoorden wij dat de oorlog uitgebroken was. Ons moe zei ‘Jongen, trek maar op’. Ik reed dus op met mijn fiets naar Herenthout. In Koningshooikt was de weg versperd en werd ik tegengehouden. Hoewel ik al mijn papieren bij had heb ik daar een uur moeten palaberen. Ze dachten dat ik een vermomde Duitse parachutist was. Eindelijk mocht ik door. In Herenthout aangekomen, tegen de middag, waren ons mannen al weg. Niets meer te zien van onze compagnie. Ik heb dan maar wat in de omgeving rondgereden tot ik mannen met paarden en drie kanonnen tegengekomen ben. Die kwamen van Wiekevorst. Ik ben op een van die kanonnen gekropen en zo zijn wij de Vlaanders ingetrokken. Bij elk kanon waren vier paarden. Officieren waren er niet meer bij. Waarheen wij moesten wisten wij niet, wij volgden maar steeds de stroom van soldaten en vluchtelingen over de wegen. Af en toe werden wij door vliegers beschoten. De derde nacht hebben wij geslapen aan een molen en ik weet het nog goed, uit schrik heb ik mij buiten gelegd onder de molenstenen, die schuin tegen de muur stonden. We trokken van boerderij naar boerderij. Die boerderijen waren meestal verlaten. Dan was het koekenbak en feest. Al wat er te vinden was werd opgegeten of opgedronken. Want er zaten ‘beesten’ bij die soldaten : ik heb gezien dat ze een varken de keel overgesneden hebben in het bed van de boer en duiven hebben ze op een keer van het hok gehaald, ze allemaal met hun kop aan een koord gebonden en ze zo achter het kanon gehangen. Ook heb ik gezien hoe soldaten een pelswinkel leegplunderden…ge had dat moeten zien : jonge soldaten in uniform en daarboven nen pelsen frak. We hebben ook veel vluchtelingen, die allemaal naar Frankrijk trokken, meegevoerd op ons kanon. Dikwijls ook zaten de schuren al vol vluchtelingen. Zo zijn wij dan in Oostende geraakt, in de volledige verwarring, niemand die zich iets van ons aantrok, zodat wij wel zelf voor ons eigen moesten zorgen. Ik had wel een kanon, maar ik had geen geweer. In Oostende stonden officieren. Die hielden iedereen tegen en gaven ons de keuze : proberen over zee Engeland te bereiken of terugkeren landinwaarts, maar de kanonnen en de paarden achterlaten. De officieren raadden zelfs aan het uniform uit te trekken en via de binnenwegen thuis te geraken. Ik betrouwde het water niet en met 3 man –ene uit Breendonk en ene uit Ruisbroek- zijn wij op stap gegaan, maar onze uniform hielden wij aan. Aan een kruispunt aan een grote steenweg in de omgeving van Brugge zijn we dan op Duitsers gebotst. Het waren de eerste Duitsers die we zagen. Ze waren zeer vriendelijk en deden ons in een wei gaan waar nog veel andere krijgsgevangenen werden samengebracht. Mijn oorlog was voorbij zonder een schot gelost te hebben.
Krijgsgevangenschap.
’s Avonds werden wij naar de statie gebracht ergens tegen Brugge en met 60 man in een beestenwagen op de trein gezet. Toen besefte ik voor het eerst dat ik krijgsgevangen was. In Dortmund werden wij in een velodroom ondergebracht en daar hebben wij geslapen, eten hadden wij nog niet gekregen. Wel herinner ik mij nog dat wij ergens in België voorbij een bareel reden, daar stond een vrouw met een lang stokkebrood, en een van de soldaten heeft dat van uit de trein vanonder de arm van die vrouw gegrabbeld. Van Dortmund ging het dan naar Maagdenburg, en van daar uit naar het kamp Altengrabo. Dat was een kamp met pinnekensdraad en wachttorens. Daar heb ik 2 maand gezeten. Er waren enkel Vlamingen. Wij moesten er niets doen maar waren er scheel van de honger : ’s morgens kregen wij wat raapkolensoep en een snede bruin bood, daar moest ge het de ganse dag mee stellen. Na twee maand kwam er verandering. Wij werden met een ganse groep naar een marktplein, zo een typisch Duits plein, van een boerendorp gereden. Daar moesten wij uitstappen en rondom ons zagen wij allemaal Duitse boeren, oude mannen –de jonge waren aan het front- die met hun karren gekomen waren. En zo werden wij aan die boeren ‘verkocht’. De sterksten waren eerst weg en ik weet het nog goed : ik bleef de laatste over. Ik woog nog 38 kg. Thuisgekomen bij de boer zie ik nog altijd het gezicht van de boerin tegen de boer, zo van wat hedde u nu weer in uw handen laten stoppen. En echt ze hebben me direct op de baskuul gezet en zo weet ik dat ik maar 38 kg woog. Ik kon direct het hooi gaan keren en ’s avonds de koeien melken – dat viel de boer wel mee dat ik kon melken. ’s Avonds moesten dan al de krijgsgevangenen verzamelen op de dorpsplaats en een uur marsjeren onder begeleiding van een wacht naar een zoutmijn. Daar sliepen wij dan in bedden, 3 man boveneen. Iedere morgen de weg terug. Dat is zo gans de tijd gebleven. De boer kon vloeken en tieren, maar in zijn hart was hij beter dan dat hij zich uitgaf. Hij had 1 dochter, ze was zeer Hitler gezind. Haar lief woonde twee dorpen verder. Ze is getrouwd wanneer ik daar was en ik ben op het trouwfeest mogen blijven. Voor die ene keer moest ik niet terug naar de zoutmijn. Haar man is in het leger, kort na de trouw, opgeroepen geworden en is vroeg gesneuveld –ze was toen al in verwachting. Dan is ze veel minder oorlogsgezind geworden. Het werd zomer en het leven was nu veel dragelijker. Wij konden brieven schrijven en kregen er ook. In de zoutmijn zaten ook Fransen, die hadden het veel minder goed. Ik heb nog dikwijls in een fles gemolken en eieren gepikt en die dan ’s avonds in de zoutmijn aan de Fransen gegeven. In de barakken zegden ze ook dat wij de Duitsers zoveel mogelijk moesten kl…door bijvoorbeeld distels uit te zaaien. Achteraf stelden wij vast dat de boeren ginds de distels afmaaiden en maalden tot eten voor de varkens. Eerst moest ik apart eten, maar op de duur mocht ik bij hen aan tafel zitten. Er was ook een tijdje een jonge gast van 14-15 jaar van de Hitlerjeugd als hulp. Op een dag was de vulpen van de dochter verdwenen. Ik was natuurlijk de eerste verdachte. Later is het uitgekomen dat die jonge gast het gedaan had en is die met klikken en klakken weggevlogen. Na 6 maand zaten wij in de barakken in de zoutmijn allemaal vol luizen, luizen van 6 verschillende kleuren. Ze hebben ons dan naar een ontsmettingskamp gebracht : al ons haar af, als ons kleren uit en als we ze terug kregen waren ze gekrompen. Ge had ons daar moeten zien staan : plekkop in veel te kleine kleren. De winter van 40-41 was zeer koud. Wij hebben toen veel afgezien. Stilaan begon het nieuws door te sijpelen dat de Vlamingen naar huis zouden mogen gaan. De boer vroeg me verschillende keren om te blijven, maar ge ziet dat van hier. In maart ’41 was het dan zo ver. Ik mocht naar huis. Ik had nog een Belgisch stuk van 50 fr en twee grote zakdoeken. Die heb ik gegeven aan een Pools meisje dat bij een oude boer werkte. De boer bracht me met zijn kar naar de statie. Hij gaf me twee sigaren en hij weende. Ik dacht bij mezelf ‘ontplof, ik ben hier toch weg’. Ik reed met de trein naar Maagdenburg. Ene van Tisselt zat ook op de trein. In Maagdenburg waren ze juist aan het bombarderen. Ik bibberde uiteen van de schrik. Thuisgekomen had ik nog een plekkop en ik zat terug vol luizen, ze hebben me in de bassin afgeschrobd. Ik heb gegeten dat ik er ziek van werd en ze ’s nachts naar de dokter moesten lopen.
Dit is het lang verhaal van Georges. Zelf heeft hij het in nauwelijks een uur verteld. Toen hij het beleefde was hij amper een groot kind : 18 jaar oud. Nu, zoveel jaren later vertelt hij alles in een trok. De oorlog zit diep in de mens gegrifd.” (Gepubliceerd in “De Band” van november 1986)
Vervolgt met Ferdinand “Nante” De Prins.
Foto’s :
-Georges De Laet en Simonne Verbruggen tijdens een uitstap.
Vervolg 1940 – Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog
Frans DE BRUYN.
Weggevoerde en werkweigeraar.
Frans De Bruyn was te Leest geboren op 2 juni 1924 en hij overleed in het woon- en zorgcentrum “Akapella” te Kapelle-op-den-Bos op 20 november 2007. Deze bescheiden man was schilder en werkte bij de spoorwegen. Hij was de jongste uit zijn gezin en in Leest bekend als “het Bruinke”. In het dorp stond hij ietwat in de schaduw van zijn broer “Rik van ’t Kot”, de populaire dirigent van de fanfare St.-Cecilia en van zijn zussen “Mathilleke” en “Jeanne van Soei” (van café en zaal Sint-Cecilia).
Frans was een zogenaamde “stille Blek”, hij speelde geen instrument maar was wel een tijdlang lid van het zangkoor Sint–Cecilia en hij was ook één van de eerste wielertoeristen van Leest. Hij was gehuwd met Leonia “Nieke” Lauwers (° Hombeek ) . Het echtpaar vestigde zich in de Lindelaan (Kloosterhoeveweg) en kreeg één kind : Agnes De Bruyn (°15/6/1949) die op 30 mei 1970 huwde met François “Swake” Geerts, ook “Swake van Jan van den Dockx” genoemd, (°5/10/1947) van de Bist ( Aland ). François en Agnes kregen twee kinderen : -Tim Geerts, geboren op 10 juni 1972 en -Hans Geerts, geboren op 1 mei 1980 en vier kleinkinderen : -Ewout Geerts (°16/4/2003) -Jorun Geerts (°24/11/2005) -Lieze Geerts (°7/2/2008) -Paulien Geerts (°15/5/2013).
Tijdens de tweede wereldoorlog werd Frans De Bruyn door de bezetter opgeeist en naar een kamp in Hannover getransporteerd waar hij verplicht tewerkgesteld werd. Het toeval wou dat er zich in dat kamp nog een Leestenaar bevond : de iets oudere Louis D’Hondt, een zoon van de schrijnwerkerij uit de Elleboogstraat.
De dorpsgenoten moesten onder dwang boeren helpen in de omgeving. Omdat ze goede werkkrachten waren en zo in de gunst gevallen waren, kregen ze, na veel aandringen, een vakantievergunning.
Terug in Leest weigerden ze echter om opnieuw terug te keren naar Duitsland. Louis hield zich schuil bij Miel Verschueren op het Hof ter Haelen waar diens collaborerende zoon Cyriel geen probleem vormde. Dit asiel van vader en het stilzwijgen van zoon Verschueren heeft hen na de oorlog geen windeieren gelegd. Miel Verschueren kon opnieuw de burgemeestersjerp omgorden en voor zijn zoon betekende deze verzachtende omstandigheid strafvermindering.
Frans De Bruyn verschool zich bij Kamiel Van de Vondel in de Kouter. Als er razzia’s aankwamen werd hij door de dorpsbewoners verwittigd en dan ging hij zich verschuilen in de Bleukens.
Uit het bidprentje van Frans De Bruyn :
“Jij stelde geen hoge betrachtingen in dit leven, jij was tevreden met wat het leven bood voor jezelf. Jij wist nochtans het geluk te benaderen door zelf te geven wat je bezat : je arbeid en je hart. De vreugde die jij daardoor anderen verschafte, was voor jou meer dan genoeg. Iedereen die je kent, heeft het mogen ervaren. Bompa, bedankt voor alles. Wij zullen je heel erg missen. Je kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.” (Met dank aan Hugo Lauwens voor de info en de foto’s.)
Vervolgt met de oorlogservaringen van Georges De Laet.
Foto’s :
-Frans De Bruyn als kind.
-Frans enkele jaren later.
-Met zijn wielervrienden van Leest.
-Drie broers De Bruyn : Frans, Guillaume ( Jomme ) en Rik.
-Frans op zijn bidprentje.
-Schoonzoon Francois Geerts en dochter Agnes De Bruyn.
Vervolg 1940 – Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog
JULES BOONEN (deel 2)
’t Voor in Nieuwenrode
Toen ik nog maar goed thuis was, vroeg onze va : "Jules, wat gade gij doen, terugkeren of blijven ?" Ik antwoordde : "ik zou gaarne blijven". Er was trouwens al van geklapt tegen mijn nonkel, de broer van mijn moeder, Jules Siebens, die in ’t Voor in Nieuwenrode woonde. De volgende zondag kwamen nonkel Jules en tante Germaine. ‘Kom bij ons’, zei nonkel Jules, ‘ge zult er goed zijn’. En zo ben ik dan ondergedoken.
’t Voor was een speciale streek, bijna in elk huis zat er een ondergedokene. En omdat zij zo afgelegen was, kon men er ook buitenkomen. Ik heb er veel op ’t land gewerkt, tegen het bos aan en ver van de weg. Zo was ik eens met de paarden aan het ploegen. Er stopte in de verte een Duitse auto op de steenweg, Duitsers stapten er uit en met een verrekijker keken ze naar mij. Dan heb ik een stommiteit gedaan : ik heb de paarden laten staan en ik ben gaan lopen. Een andere boer had het gezien en is naar de paarden gegaan en heeft verder geploegd alsof er niets gebeurd was. De Duitsers zijn dan verder gereden. De sjampetter –de veldwachter- was ook ne goeie : hij heeft ons dikwijls verwittigd wanneer er controle in het dorp was. Dan gingen wij ons wegsteken in het bos of in huis. Op de slaapkamer was er een val, die moest ge wegtrekken en daardoor kon je vluchten langs de hooizolder. Zelfs konden wij naar ’t café gaan, bij de ouders van Boogmans. Soms kwamen daar wel meer dan 10 verstekelingen samen. Dan stonden er wel 4 – 5 boeren buiten op de wacht. Af en toe dierf ik ook naar huis gaan. Meestal ’s morgens vroeg om 4 uur, met de velo, langs het sas van Kapelle, over Oxdonk, onder de brug van Steinenmolen en zo langs binnen. Ik was zo eens bij mijn toekomstige schoonouders, die toen woonden in de boerderij onder aan de wijk, waar nu Mertens woont (Noot : Hof ten Broecke). Ik ging de paarden voederen en ik liep met een emmer haver in de hand en een bussel hooi onder de arm rond de stalling. Op enkele tientallen meters stond daar een Duitse soldaat voor mij. Ik spring terug, loop binnen, ze steken mij in de kelderkamer, schuiven het bed opzij, doen een val open en steken mij in een donker kot : en zo kwam ik terecht in de smokkelkelder van mijn schoonouders : dat lag daar vol met eten en graan. Die Duitse soldaat is gewoon verder gewandeld, het was er een van het afweergeschut in Hombeek. De zuster van mijn lief is ook in die periode getrouwd en ik ben op de trouwfeest geweest. De nacht ervoor zat ik ondergedoken in Blaasveld en daar hebben ze mijn feestklederen gebracht. De nacht van het feest zelf ben ik bij Jefke Verbruggen in de Scheerstraat gaan slapen, ik weet het nog goed, ik heb de pijpen van de broek van mijn schoon kostuum opgerold om zo door het lang nat gras en over de velden te kunnen lopen.
Grote schrik heb ik gehad toen ze Frans van den Ossenboer opgepakt hebben, dan was ik ook toevallig thuis. Wij hoorden ze schieten, ik ben dan gaan lopen tot achter het kasteel aan de grot.
Acht maanden ben ik ondergedoken. Acht maanden gene moment gerust, opgejaagd als honden. Altijd die spanning. En dan is de bevrijding gekomen. Ik was thuis en onze va zei : ‘jongen, ga niet terug, ’t is te gevaarlijk, de Engelsen zijn op komst en de Duitsers trekken af.’ Mijn vader had de oorlog van 14-18 meegemaakt. Die mannen hebben zo een gevoel. En een beetje nadien kwam Mijnheer De Meester voorbij, en die zei dat ze al in Mechelen waren. En zo kwam het einde van dat ondergedoken zitten. Mijn jeugd was voorbij. Ik had mijn ouderdom om te gaan trouwen…en wij hebben nog wat moeten wachten hé Melanie, tot in 1946…” (Gepubliceerd in “De Band” van december 1986)
Vervolgt met Frans De Bruyn, weggevoerde en werkweigeraar.
Foto’s :
-Jules was aanwezig op het huwelijk van Mariette Beullens, de zus van zijn lief, met Louis De Bondt in april 1944.
-Jules en Nieke Boonen-Beullens tijdens hun huwelijksdag.
Soldaat in mei ’40 – Opgeëist tewerkgesteld in Berlijn – Ondergedoken in Nieuwenrode.
Jules Boonen was te Leest geboren op 24 oktober 1920 en gehuwd met Melanie “Nieke” Beullens (°Kapelle-o-d-Bos 8/12/1919, +Edegem 9/10/1998). Hij overleed te Leest op 21/9/1990. Jules was ploegbaas bij de NMBS en samen met zijn echtgenote teelde hij ook asperges. Jules was een hevige “Sus” terwijl Nieke de dochter was van een gemeenteraadslid van de “Blekken”, de twee folkloristische dorpspartijen van Leest. Dat gaf, vooral rond de gemeenteraadsverkiezingen, zoals in vele gemengde Leestse gezinnen, heel wat spanningen.
Het echtpaar kreeg drie kinderen : -Marie-Louise (“Wikke” of “Wiske”) Boonen (°16/7/1948) gehuwd met Marc Leemans. -Francois (“Soïke”) Boonen (°19/7/1950) gehuwd met Maria De Keersmaeker. -Vera Boonen (°13/1/1959) gehuwd met Jan Mariën.
“En toen kwam de bevrijding, ik kon terug onder de mensen komen. En wij konden beginnen denken aan trouwen”, zegt Jules, terwijl hij naar zijn Melanie kijkt met een vertedering waarmee enkel mensen op ouderdom naar mekaar kunnen kijken. “Ja” zegt Melanie, “maar dat trouwen is eerst maar in 1946 gebeurd…kwestie van sparen, meubelen, een huis…”
Soldaat in mei ‘40.
“Ik was van de klas 40 en ben binnengegaan”, zegt Jules, “in februari ’40 in de Dossinkazerne te Mechelen bij het 57e Linie. Daar kreeg ik mijn opleiding en ik trof het : mijn kommandant was Meester Dons van Tisselt en Meester Huysmans was er Luitenant. Die twee gingen ’s avonds naar huis en hadden met mij afgesproken dat als er iets was, ik gauw naar hen thuis zou rijden en hen verwittigen. Daarom stond mijn fiets in een café bij de kazerne en had men de cafébaas verwittigd dat hij ook ’s nachts moest opendoen als er geklopt werd. En zo gebeurde het dat ik op 10 mei in de nacht uit mijn bed gehaald ben en ik naar Tisselt gereden ben om Meester Dons te verwittigen dat de oorlog uitgebroken was. Ik zelf mocht eerst nog eens langs thuis passeren en dan terug naar de kazerne waar wij die eerste dag gebleven zijn. De 11de mei zijn wij dan ’s morgens vroeg te voet vertrokken. In Kapelle op den Bos kwamen wij aan de brug : die was de avond ervoor door de Duitsers gebombardeerd, de huizen waren in puin, alles was nog aan het roken en er waren vele doden gevallen. Ineens wisten wij wat oorlog was. Wij waren nog maar pas verder of wij zaten in het bombardement van de brug van de autostrade over de spoorweg in Londerzeel. Ook daar huizen plat en doden. Te voet zijn wij dan tot in Kortrijk getrokken. Daar heeft men ons dan op een trein geladen en 6 dagen en nachten -rechtgehouden met soldatenkoeken- zijn wij dan dwars door Frankrijk gereden tot vlak bij de Spaanse grens. Lisle Jourdain heette dat plaatsje waar we terecht kwamen. Wij werden daar links en rechts ingekwartierd, ik lag in een oude pastorij. Veertien dagen hebben we daar niets gedaan. Ik was wel de ordonnans van Meester Dons geworden, gans zijn leven heeft Meester Dons mij ‘ordonnans’ genoemd, ook wanneer wij vele jaren later samen eens een pintje pakten. De Franse bevolking was zeer vriendelijk tegen ons, maar aan die vriendelijkheid kwam ineens een einde als Koning Leopold III gekapituleerd had. Ik zie nog altijd Fransen het portret van onze Koning over de straatstenen sleuren. Plots kregen wij dan het bevel om voor Parijs tankversperringen te gaan aanleggen en wij terug van waar wij gekomen waren. Maar eer wij in Parijs waren hielden ze ons al tegen omdat de Duitse troepen al zo dicht waren. Wij zijn dan 4 dagen terug te voet achteruit gegaan. De 4de dag, een zondag, zaten wij in een grote boerderij. In de verte lag er een steenweg en daar trokken de Duitsers voorbij. Daarmee waren wij krijgsgevangen. We werden naar St. Germain bij Parijs gebracht en hebben er de nacht doogebracht in een grote hal van een vliegveld. ’s Anderendaags moesten wij per kamion haver gaan laden voor de paarden. En toen moesten wij in een school komen, in een bureau. En wie zat daar : Meester Dons, die gaf ons de papieren, echte goeie papieren met stempels op, dat wij naar huis mochten gaan. Aan hem is het te danken dat wij ginder zo rap weg waren. Wij zijn dan naar Parijs gegaan en hebben er geslapen in de kazerne. Dat was ook nen toer. Enkele anciens, die veel slimmer waren dan wij, deden ons in ’t gelid op rijen van drie, al marcherend in die kazerne binnengaan. Niemand vroeg ons iets. En op dezelfde manier, al marcherend dus, zijn wij ’s anderendaags ook uit die kazerne geraakt. Wanneer wij zo die grote boulevard afgemarcheerd en uit het zicht waren hebben wij ons verspreid in groepjes van vier. Dan zijn wij eigenlijk autostop gaan doen en een Duitse legerkamion heeft ons opgeladen en gevoerd tot in…Kortrijk. Daar hebben wij wel mee moeten helpen munitie laden. Maar op 1 dag waren wij van Parijs in Kortrijk. In Kortrijk kom ik dan ’s anderendaags ’s morgens op de Grote Markt Gene Dockx en Jean Briat tegen. En die mannen hadden geld. Wij lopen zo wat rond en wij zien een jong koppelken wat zitten flikflakken in een kleine kamion. Die twee mannen daar naartoe : ‘Makker wat moet dat kosten om ons naar Mechelen te voeren ?’ Die verschieten maar uiteindelijk laat hij zich toch overhalen. En zo wordt ik afgezet in Leest dorp zelf, want in Blaasveld zegden ze ons dat wij niet over Heffen naar Mechelen konden omdat daar de brug gesprongen was. En zo was ik op een dag en half thuis van Parijs. ’t Was nog in den aspergetijd. Want ik weet het nog goed : de eerste die ik zag was mijn lief – allé, ’t was toen eigenlijk nog niet aan – op het aspergeveld. Wij dronken met de chauffeur een pintje, waar nu de Telstar is. En voor mijn pint ingeschonken was kwamen mijn vader en broer al in de café binnengelopen, ze hadden al horen zeggen dat ik thuis gekomen was.” (Gepubliceerd in “De Band” van december 1986)
Berlijn – Bahnhof Tempelhof.
“Sinds maart ’41 werkte ik in Mechelen aan de Spoorweg. Daar werd ik opgeëist om in Duitsland te gaan werken. Maar ik ging mij niet aangeven. Ze zijn mij op het werk dan komen opzoeken, maar ik was er niet, ik had met de nacht gestaan en ik was thuis. Dan zijn twee Gestapo mannen, zo van die mannen met een ijzeren plaat op de borst, thuis komen zoeken. Ik ben gauw op de zolder gevlucht en mijn zuster zei dat ik gaan ‘arbeiden’ was op het ‘bahnhof’. Uit schrik dat ze iets zouden doen aan mijn vader of mijn broer, ben ik me dan ’s anderendaags gaan aangeven op de ‘Werkbestelle’. Ik mocht terug naar huis en drie dagen later moest ik op de Bruul zijn. Daar ben ik nog met andere mannen op een kamion geladen en naar Antwerpen gevoerd, recht naar het gevang in de Begijnenstraat. Daar heb ik dan veertien dagen gezeten met zes man in een cel en ik heb er veel stampen gekregen. Op een maandagmorgen zijn wij dan met een speciale tram en onder gewapende begeleiding naar het Centraal station gevoerd. Wij werden in een speciale wagon opgeladen en alle deuren werden afgesloten. Toch zijn daar twee mannen van Willebroek kunnen ontsnappen omdat een chef-garde van de spoorweg hen zijn speciale sleutel gooide waarmee ze hun deur konden openen : die mannen zijn over vele sporen gelopen recht in een trein die al aan het rijden was naar Brussel. Wij die uit het prison kwamen, wij zaten in voituren 2e klasse met pluchen zetels en de vrijwilligers die zaten in 3e klasse op houten banken : dat was wel plezant. Als wij in Berlijn aankwamen moesten wij in een doorgangslager, precies een mensenmarkt. Daar is een bediende van Bahnhof Tempelhof me komen halen samen met ene van Hombeek en twee man van de Elzenstraat. We lagen daar in een groot lager waar wel 700 man in ondergebracht was, bijna allemaal Fransen, wij waren er slechts met 7 Hollanders en 9 Belgen. Wij waren daar niet slecht : ik moest helpen aan de verzending : met verhuiswagens getrokken door paarden werden de goederen aangebracht en overgeladen in spoorwegwagons. De Duitsers die wij als chef hadden waren goei mannen, ze waren allemaal al oud, de jongste was 64 jaar. De meesten hadden de oorlog 14-18 meegemaakt en als ze met ons alleen waren dierven ze zeggen dat ze hetzelfde gat ingingen als in 14-18. Ik ben verschillende keren bij die mannen thuis geweest en dan dierven ze ook zeggen wat ze meenden, behalve als er hun kinderen bij waren, dan zwegen ze. ’s Morgens als ze binnenkwamen bij ons op ’t werk, zegden ze ‘Gute morgen’ maar als er een andere Duitser bij ons was, dan ging de arm naar omhoog en was het ‘Heil Hitler’. Ik had er een goed werk en bij brave mensen. Maar toch heb ik er veel meegemaakt : 17 bombardementen, ik heb schrik gehad. Het lager is gans uitgebrand. Ik had niets meer, van huis hebben ze dan kleren moeten opsturen. Gust Neutjens, die ginder ook in Berlijn was, kwam af en toe op bezoek om zich eens grondig te wassen. Hij heeft voor mij een valies gemaakt van triplex, de scharnieren heeft hij van een WC-deur gehaald. Die valies bewaar ik nu nog, dat is een familiestuk. Na 11 maanden mocht ik dan in 1943 in verlof komen.
Vervolgt met “’t Voor in Nieuwenrode”.
Foto’s :
-Jules en Melanie “Nieke” Boonen-Beullens.
-Luitenant Constant Huysmans.
-De vernielde brug van Kapelle-op-den-Bos in 1940. (Foto : Frans De Gendt)
-Zijn lief, maar ’t was nog niet aan…
-Gust Nuytkens en zijn echtgenote Julia Van Erp voor hun huisje in het Pensenstraatje.
Op 8 mei 2018 bracht ik samen met Hugo Lauwens en zijn vader Rik een bezoek aan Florent “Florang” Boonen en zijn echtgenote Josephine Van Asch in de Lareveenstraat te Zemst-Laar, in het ouderlijk huis van haar ouders.
Rik en Florent zijn al jarenlang bevriend en de bedoeling was om oorlogservaringen uit te wisselen. Die van Rik zijn hierna terug te vinden, Florent had over dat item minder te vertellen maar des te meer over zijn leven en ervaringen als melkboer.
Florent is een zoon van de melkhandelaar uit de Kouter Frans Hendrik Boonen (°Leest 24/5/1891, +Leest 27/2/1963) en Louise Siebens (°Nieuwenrode 23/2/1894, +Leest 10/4/1969). Dit echtpaar zette naast Florent nog twee kinderen op de wereld : -Jules Boonen, gehuwd met Nieke Beullens (kinderen : Marie-Louise, Francois en Vera). -Victorine Boonen, gehuwd met Herman Rheinhard (kinderen : Jos, Gerda en Wilfried). -Een vierde kind werd in het gezin opgevoed : Miel Jacobs (°1931) maar iedereen noemde hem Miel Boonen en voor zijn gezinsleden was hij “Onze Miel”. Deze jongen was een zoon van buur August “Gust” Jacobs bijgenaamd “den Ossenboer” (°Leest 8/9/1886), een man met een dubieuze reputatie. Bij Virginie Diddens had “den Ossenboer” 6 kinderen gemaakt en 3 bij Marie Van Loo. Vader Boonen ontmoette het verwaarloosde kind in een café en overmand door medelijden nam hij het mee en op in zijn gezin. Later wilde den Ossenboer zijn zoon terug maar die weigerde kordaat en bleef voor altijd onvermurwbaar en bij zijn pleegouders wonen. Miel Jacobs huwde met een (?) Van Dijck die hem drie kinderen schonk : Rudi, Dirk en Steven. Miel was beroepsmilitair en werkte een tijdlang in de haven van Antwerpen.
Florent “Florang” Hendrik Boonen was te Leest geboren op 9 april 1925 en hij huwde in 1948 met Josephine Van Asch die geboren was te Zemst-Laar op 27 september 1925. Het echtpaar kreeg één zoon : Francois, boekhouder bij Esso.
Vader Boonen baatte een lucratieve melkhandel uit met een ruime klantenkring in Mechelen en de periferie en daarbij kreeg hij hulp van zijn jongste zoon. Na zijn huwelijk met Josephine trok deze laatste bij haar schoonouders in en ze hielp haar man en schoonvader met de melkronde. Het eerste jaar van hun huwelijk werkten Florent en Josephine nog pro deo, voor kost en inwoon. Het tweede jaar kregen ze de helft van de verdiensten maar het derde jaar liep het scheef. Vader Boonen kon het werk niet meer aan maar weigerde zijn zaak, die al een hele tijd volledig gerund werd door Florent en Josephine, door te geven. De ruzie escaleerde en het jonge paar vestigde zich bij haar ouders in Zemst-Laar en bouwde van daar uit de zaak verder uit. Later zou er gelukkig een verzoening komen tussen de beide partijen. Toen hij zijn vader begon bij te staan was Florent amper 14 jaar. In het begin leverden we nog een tijdlang met de hondenkar vertelde Florent. Later met paard en kar en uiteindelijk met verschillende wagens. Respectievelijk een FN, een Ford, nog een Ford, drie Volkswagens en twee Citroëns. In het begin was de melk afkomstig van eigen koeien en van de koeien van de buren. Ze werd fris gehouden door de kruiken onder te dompelen in een welput (bornput). De concurrentie was hard, alleen al in Leest-Dorp waren er 5 melkventers actief, maar de ronde van Florang en Josephine situeerde zich vooral in het centrum van Mechelen waar ze de meeste winkelstraten bevoorraadden en vooral bij de horeca goeie zaken deden. Toen het “gasthuis” van Mechelen een aanbesteding uitschreef voor een zuivelleverancier werd dit contract totaal onverwacht in de wacht gesleept door Florent en Josephine. Meer dan 15 jaar lang zouden ze het ziekenhuis in de Keizerstraat voorzien van melk, boter en eieren. Na een tijd kon moeder Josephine de melktoer van de Heffenaar Tooten overnemen en een hele tijd lang was het zeven op de zeven dagen hard werken van zes uur ’s morgens tot acht uur ’s avonds. Josephine werkte simultaan met een “triporteur”, een driewielige bakfiets die ze voortduwde. Dagelijks zetten ze meer dan 20 kg boter, 200 liter melk en 400 eieren af. Daarbovenop nog vele kilo’s aardappelen..
In 1990, na 51 jaar deur-aan-deur verkoop, zette Florent een punt achter zijn broodwinning en kon zich opnieuw toeleggen op zijn tuin en akkers, terwijl Josephine zich opnieuw kon bezighouden met haar oude liefde het naaien.
De Oorlog.
Veel herinneringen aan de oorlog heeft Florent niet meer. Toen Louis Symons “De Pitte” op de vlucht vertrok, op weg naar de provincie Brabant, met een hoog volgeladen kar achter zijn pony, torende daar bovenuit het hoofd van pastoor Beukelaers die op die kar had plaatsgenomen. Een hilarisch beeld vond Florent dat en onvergetelijk… Schrikken deed hij toen er plots drie Duitsers per fiets op hun erf stonden. De eerste bezetters die hij te zien kreeg. Hij was er ook getuige van hoe, op het einde van de oorlog, de amper 18-jarige Tony Teughels plots van achter de pastorij kwam opdagen met twee Duitse soldaten in burgerkledij die hij had gevangen genomen. Tony was gewapend met een geweer en de Duitsers hieven hun armen heel hoog ten teken van overgave. Wat ze niet bemerkt hadden was dat het geweer waardeloos was, de trekker ontbrak…
Antoon “Tony” Teughels was een zoon van Door Teughels uit de Roozelaar en zou in 1947 Jef Rheinhard opvolgen als koster van Leest. Hij trouwde met de uit Hombeek afkomstige Maria Publie die hem vijf kinderen zou schenken. Toen het gezin in 1952 naar Hombeek verhuisde zegde hij zijn kerkdienst in Leest op.Tony Teughels overleed als 58-jarige te Mechelen bij de zusters Franciscanessen in de Katelijnestraat op 24 mei 1985. Hij werd te Leest begraven maar zijn sobere grafsteen werd er in 2001 verwijderd. De daad van de jonge Leestenaar wekte in Leest veel bewondering op. De reden van zijn interventie lag in het feit dat hij de Duitsers had betrapt op plundering.
In die tijd was het de gewoonte dat de boeren hun jonge aardappelen in zakken aan de straatkant plaatsten waar ze vlot konden worden opgehaald. Er werd toen een “Boerenwacht” in het leven geroepen. Die bestond uit twee vrijwilligers die ’s nachts de wacht optrokken. Ook Florent maakte deel uit van de Boerenwacht. Meestal vormde hij een team met Torre Somers of Torre Beullens.
Hierna volgen de ervaringen van Florent’s broer Jules Boonen.
Foto’s :
-Florent Boonen.
-In de schuur bewaren ze hun oude bakfiets.
-Tony Teughels.
-Je zou het hen niet aangeven : Florent is 93, Josephine in september.
Enkele Leestenaars hebben hun oorlogservaringen, soms uitvoerig, soms beknopt, neergeschreven of doorverteld. Van anderen hebben we enkele noemenswaardige, niet exact gedateerde, weetjes opgevangen. Vooraleer de chronologie van 1940 aan te vatten komen hierna hun ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog aan beurt. Achtereenvolgens komen aan bod :
-Beullens Pieter Jozef “Jef”, de pachter van het Hof ten Broecke.
-Boonen Florent, melkhandelaar.
-Boonen Juul, diens broer, uit de Kouter.
-De Bruyn “Bruinke” Frans.
-De Laet Georges uit de Scheerstraat.
-De Prins Ferdinand “Nante den beenhouwer”.
-Fierens Jan uit de Winkelstraat.
-Huysmans Jacob Albert “Bert” (“Anselms Jedrie”).
-Lauwens Hendrik “Rik” uit de Kouter.
-Polspoel Frans uit de Vinkstraat.
-Selleslagh Raphäelle “Raf” (°13/1/1933) uit de Dorpstraat.
-Strykowski Jacques uit de Larestraat.
-Teughels Frans “Susse”, van de gelijknamige schrijnwerkerij uit het dorp.
-Van den Broeck Constant, “Stanne” de eeuweling uit de Scheerstraat.
-Van Hoof Victor, de laatste “garde” van het autonome Leest.
-Veiller Georges “Jos”, de waard van café “De Zwaan” (Later “Vivelamour”).
-Verbruggen Willy van de Warande.
Verder in de Kronieken per datum :
-10/4/1942 : Clement De Rooster (Grondvergunning voor familiekelder).
-5/4/1943 : Maria Van Dam, slachtoffer van het luchtbombardemert op Mortsel.
-26/4/1943 : Frans De Laet aangehouden.
-23/6/1943 : De vliegtuigcrash aan de Kroningerhoeve.
-12/3/1945 : Franciscus Van der Elst vond de dood in concentratiekamp.
Pieter Jozef “Jef” BEULLENS.
Jef Beullens was te Hombeek geboren op 9 mei 1882 als zoon van de schepene Frans Beullens (°Leest 22/6/1857, +Leest 5/8/1931) en van Maria Victoria Neefs (°Hombeek 29/9/1856, +24/9/1893). Frans Beullens was vader van 13 kinderen toen zijn eerste echtgenote overleed. Hij hertrouwde te Leest op 14 mei 1895 met zijn meidje Joanna Maria De Hertogh die hem op haar beurt nog 14 kinderen schonk. Van het 25ste was koning Albert peter en het jongetje werd dan ook naar zijn peter genoemd zoals dat toen de gewoonte was. Op de derde oorlogsdag, 12 mei 1940, sneuvelde deze Albert, op Sinksendag, te Lummen. Hij was soldaat bij het 36ste Linieregiment (zie foto).
Jef, pachter van het eeuwenoude Hof ten Broecke, zorgde, zoals zijn vader, ook voor een kroostrijk gezin. Hij was gehuwd met Maria Clementina Robijns (°Kapelle-op-den-Bos 20/3/1887, +Blaasveld 25/8/1949) (zie foto).
Het geweer van vader Beullens.
Jef Beullens had een jachtgeweer en daar was hij trots op. Reeds in het begin van de oorlog verplichtten de Duitsers het gemeentebestuur om alle wapens in de gemeente aanwezig, op te halen en in te leveren. Jef weigerde tot groot ongenoegen van zijn eega en uiteindelijk kwamen ze tot de overeenkomst dat hij het zou begraven onder een grote boom in hun tuin. Zo gezegd, zo gedaan. Niet lang nadien werd hun huis omsingeld door gewapende Duitsers en de hele familie werd, toeval of niet, tegen de bewuste boom geplaatst. “Waar is dat geweer ?” brulde een feldwebel. “Wij hebben geen geweer, nooit gehad” antwoordde Jef met bibberende stem. De Duitsers hielden hun wapens gericht op de pachter en zijn vrouw en kinderen die doodsangsten uitstonden. Uiteindelijk hebben ze Jef geloofd en zijn ze vertrokken. Achteraf vertelde Rachel Beullens tegen haar oudste dochter Marieke De Veirman : "Hadden ze dat geweer gevonden, dan waren wij er allemaal aan geweest…” Nog heel lang heeft ze aan dat voorval angstdromen overgehouden. Wie de Duitsers getipt had hebben ze nooit kunnen achterhalen.
Johnny.
Toen hun paard door de Duitsers was opgeeist en om de continuïteit van het werk te verzekeren vond vader Jef de oplossing in Tienen. Daar konden ze een os op de kop tikken die hun paard moest vervangen. Johnny werkte even goed als een paard. Hij was braaf en intelligent en de hele familie hield van hem. Als hij, bij winterachtig weer, moest plassen, maakte dochter Pauline steevast gebruik van de eindeloze warme waterstraal om haar handen te warmen. In 1944 stapte Johnny met één van zijn poten in een balein en liep een ontsteking op. Tot groot verdriet van de familie moest hij worden afgemaakt. De slachter was Frans De Schoenmaecker, de vader van de bekende beroepsrenner en knecht van Eddy Merckx, Jos De Schoenmaecker.
Vervolgt met Florent “Florang” Boonen.
Foto’s :
-Albert Beullens, een halfbroer van Jef, sneuvelde op Sinksendag 1940.
-Jef Beullens en Maria Clementina Robijns.
-De omvangrijke familie Beullens met bovenaan van links naar rechts : Sooi, Rachel, Louis, Jet, Frans, Marie, Roos en Torre. Onderaan : Nie, vader Jef Beullens, Moeder Maria Clementina en Pauline.
-Johnny aan het werk. Rechts zoon Torre en vader Jef.
-Dochter Pauline die niet afkerig was van Johnny’s warme waterstraal.
Dit jaar was geen jaar zoals een ander. Op vrijdagochtend 10 mei 1940 om halfzeven kwam het radiobericht : “Duitse troepen zijn België binnengevallen”. Eben-Emael, het modernste Belgische fort, cruciaal voor de verdediging, was onaangekondigd aangevallen door Duitse parachutisten. Duitse troepen hadden op dat ogenblik Tsjecho-Slovakije, de helft van Polen en heel Denemarken in handen en vochten in Noorwegen. België had in september 1939 zeshonderdduizend man onder de wapens geroepen waardoor het economische leven nagenoeg werd lamgelegd. Ondanks talrijke waarschuwingen dat een Duitse aanval op handen was, werd op 9 mei 1940 het normale verlofstelsel voor de soldaten ingevoerd en de dag erna vielen de Duitsers België, het groothertogdom Luxemburg en Nederland binnen. Franse en Britse versterkingen trokken ons land binnen in de hoop de Duitse aanval te stuiten, maar slechte organisatie en coördinatie verhinderden een succesvolle samenwerking. De Duitse aanval en vooral de snelle successen van de Blitzkrieg joegen honderdduizenden mensen op de vlucht en zorgde voor een ware schokgolf in ons land. In het kader van de “Vijfde-Kolonnepsychose” hielden de Belgische autoriteiten talrijke verdachten aan. Belgische nieuwe Orde-leden, communisten, Duitse spionnen en naar België gevluchte Joden werden systematisch opgepakt.
Op 10 mei wierpen Duitse vliegtuigen bommen uit over Mechelen. Op 15 mei capituleerde Nederland waardoor Duitse troepen vrijkwamen voor de aanval op België. Op 17 mei werden Mechelen en Brussel veroverd, op 18 mei Antwerpen, op 23 mei viel Gent in Duitse handen. Achttien dagen na de Duitse inval capituleerde koning Leopold III onvoorwaardelijk. Hij weigerde zijn regering in ballingschap te volgen : het begin van wat later de Koningskwestie zou worden. Ongeveer 6.000 Belgische soldaten en ongeveer evenveel burgers hadden het leven gelaten door de militaire operaties. De Britten waren ondertussen ingescheept vanuit Duinkerke, maar ook vanuit Oostende, Nieuwpoort en De Panne vertrok men richting de Engelse Kanaalkust. Het Franse leger staakte de strijd op 22 juni. Ruim 225.000 Belgische militairen werden naar Duitse gevangenenkampen gebracht. Na enkele maanden werden de meeste Vlamingen vrijgelaten. De bezetting zou duren tot de uiteindelijke bevrijding op 1 oktober 1944. Later werd nog een deel van België bezet tijdens het Ardennenoffensief. België bleef, samen met Noord-Frankrijk tot 7 juni 1944 onder militair bestuur en de Pruisische generaal Freiherre Alexander von Falkenhausen werd als militair gouverneur aangewezen. Direct na de inval werd er een oproep gedaan om in Duitsland te gaan werken. In België zaten 500.000 mensen zonder werk, terwijl er in Duitsland volop werk was in de oorlogsindustrie. Velen gingen noodgedwongen vrijwillig op de oproep in. Op 6 oktober 1942 werd er een verplichte tewerkstelling afgekondigd. Mannen tussen 18 en 50 jaar en vrouwen tussen 21 en 35 jaar konden opgevorderd worden. Dat leidde tot massaal protest en zorgde ervoor dat velen onderdoken om aan de opvordering te ontkomen.(Knack van 8/5/2002 en Wikipedia)
Slachtoffers.
In “De Band” vonden we een lijst van de soldaten en burgers die in de Tweede Wereldoorlog voor het vaderland gestorven zijn.
Soldaten :
-Beullens Pieter Albert, soldaat van het 36ste Linieregiment. Geboren te Leest 3/6/1909, gesneuveld te Lummen op 12/5/1940.
-Brugghemans Pieter Jan, geboren te Leest op 6/4/1914, gesneuveld te Kessel-Lo op 14/5/40.
-Janssens Albert Jozef, geboren te Leest op 16/5/1910, gesneuveld te Oostende 27/5/1940.
-Van Winghe Emiel, geboren te Leest 24/10/1919, gevallen bij de scheepsramp van Willemstad op 31/5/1940.
Burgers :
-De Prins Frans Roger, geboren te Mechelen op 16/10/1925, gevallen in een luchtbombardement te Grand Fort Filippe (Fr) op 25/5/1940.
-Ernemann Bernard Lud. Cecilia, 54 jaar oud, gevallen op zee op 11/11/1943. Geen verdere details van teruggevonden.
-Janssens Hendrik L.F., geboren te Mechelen 5/2/1915, gevallen bij een scheepsramp te Willemstad (Nl) op 7/6/1940.
-Van den Brande Maria Nathalie, geboren te Leest 3/3/1898, slachtoffer van een V-bom in de nacht van 27 op 28 oktober 1944.
-Verbruggen Joannes, geboren te Leest 17/11/1890, echtgenoot van Maria Van den Brande, slachtoffer van dezelfde V-bom in de nacht van 27 op 28 oktober 1944.
-Verbruggen Lodewijk, geboren te Leest 17/6/1927, zoon van voorgaande, slachtoffer van de bom in de nacht van 27 op 28 oktober 1944.
-Vloebergh Remy Albert, geboren te Leest 29/10/1916, gesneuveld te Calais (Fr) 11/6/1940.
Archief Provincie Antwerpen.
De gebeurtenissen in 1940
1. Leest bleef gans buiten de beschouwingen van het Belgisch militair gezag en er werden geen verdedigingsmaatregelen genomen.
2. Ook in de meidagen ’40 hadden alhier geen andere gebeurtenissen plaats dan dat de Genie op 17 mei ’40 te 12 uur de Zennebrug liet springen. Drie gebouwen in de buurt van die brug werden verwoest.
3. Als burgerlijke slachtoffers dier dagen te vermelden : Vloebergh Remi Albert, 25 jaar oud, die te Kales omkwam. De Prins Frans Roger, 14 jaar oud, gedood te Grand Fort Philippe. Ernemann Bernard Lud. Cecilia, 54 jaar oud, op zee omgekomen. Verbruggen Jan, 54 jaar oud, die de dood vond te Leest. Verbruggen Louis, 17 jaar oud, omgekomen te Leest. Van den Brande Maria Berthilia, 46 jaar oud, omgekomen te Leest.
4. Als militairen uit onze gemeente die sneuvelden in de meidagen ’40 hebben we te vermelden : Beullens Pieter Albert, gevallen te Lummen. Janssens Albert Joseph, gevallen te Oostende. Brugghemans Pieter Jan, gesneuveld te Kessel-Lo. Van Winghe Emiel Louis Emerantia, omgekomen te Willemstad (Nederland).
De bezettingstijd.
1. Merkwaardige gebeurtenissen hebben zich in onze gemeente niet voorgedaan in deze periode. Ten hoogste kunnen wij verpalingswerken vermelden in augustus ’44 uitgevoerd door de Firma De Rooster.
2. Verscheidene malen had onze gemeente te lijden onder bombardementen : de Kapellebaan werd gebombardeerd op 10 mei ’40 te 19 uur. Hertveld, V1 op 28 oktober 1944 te 3 uur. De Kouter kreeg brandbommen op 19 april ’44. De Alemstraat werd gebombardeerd op 1 mei 1944 te 23u30.
Heel het gemeentebestuur bleef in functie gedurende de bezetting. Verwikkelingen met “zwarten” kwamen in onze gemeente niet voor. Ook vielen geen inwoners als slachtoffers van Duits geweld en gevangenschap. Een paar arbeiders werden naar Duitsland meegevoerd : Voet Jan, Van Camp Lodewijk, De Laet Frans en Vloebergh Jaak.
Onze gemeente kende de bezetting door Duitse troepen : Genietroepen in 1940, Cavalerie in 1941 en gemotoriseerde eenheden in 1941. Zij werden op de hoeven ondergebracht. De oversten zijn niet bekend. Twee klokken van de gemeente werden uit de toren gehaald : de grote en de kleine klok. Verder had onze gemeente opeisingen van 5 fietsen, van paarden, van hooi en van prikkeldraad.
De bevrijding.
Zonder verwikkelingen en verwoestingen werd onze gemeente bevrijd op 4 september 1944 te 11u30 door Engelse regimenten. Burgerlijke slachtoffers vielen niet te betreuren. De rol van de Witte Brigade heeft zich beperkt tot het bewaken van de Zennebrug.
Na de bevrijding.
We vermelden de aanhouding van enkele “zwarten”. Verder bleef alles kalm. Geen uitspattingen bij die gelegenheid. Geen verdere bezetting door geallieerde militairen. Geen thuiskomst van politieke gevangenen. Slechts drie vliegende bommen zijn op ons gebied neergekomen : een V1 op het Hertsveld op 28 oktober 1944 om 3 uur, en twee in de Bist. Drie slachtoffers vielen er. Een huis werd vernield en drie andere huizen werden beschadigd. Over oorlogsgebeurtenissen werd tot nog toe niets gepubliceerd. (Deze gegevens waren afkomstig van de gemeente Leest.)
"Op de 20ste editie van de IJzerbedevaart las Juliaan Platteau een lijst af met namen van gemeenten die er in hadden toegestemd dat de namen hunner gesneuvelden in de IJzertoren mochten komen. Ook Leest werd afgeroepen. (GvM, 21/8/1939)
1939 – 30 augustus – GvM : Bevindingen van archeoloog J. Uytterhoeven.
“…in de maand januari 1939 groef een boer, bij het uitzavelen van den Berg der Warande, hier op ons gehucht Battel, een Belgo-Romeinsche begraafplaats uit. Dank zij het inititatief van den heer WUYTS, toen gemeentesecretaris te Leest, kwamen een kruik en een schoteltje in mijn bezit. Deze keramiek behoort volgens Dr J. Breuer van het Museum Jubelpark, tot het einde der 2de , begin 3de eeuw. Vroeger werden daar nog dergelijke vondsen gedaan, zooals ik ter plaatse vernam en er doet nog steeds een vertelsel de ronde over een ‘Gouden Zadel’ dat er zou bedolven liggen…”
1939 – 4 september : Openbare verkoop bij gedwongen onteigening.
Gemeente Leest.- Vloeibeemd
Koop 5 : een perceel vloeibeemd ter plaatse ‘De Groote Bleuken’, ten kadaster gekend wijk A deelen van nr 487 a en 488, groot 67 a 75 ca. De verkoop vond plaats in de verhoorzaal van het Vredegerecht in de Keizerstraat te Mechelen. (GvM, 31/8/1939)
1939 – 11 oktober : Wipschutting te Leest.
Ons Vermaak.- 44 schutters. Hooge : Valkaerts (Duffel) Zijden : Vervloesen en Van Beveren Kallen : De Groot en K. Leemans. (GvM, 12/10/1939)
1939 – Zondag 12 november : Alfons Verbruggen zeer ernstig gekwetst.
“Zondagavond deed zich te Willebroek een zeer ernstig verkeersongeval voor. De autobestelwagen van de brouwerij Van Roey uit Wieze, kwam langs den Dendermondschen Steenweg gereden, waar hij in botsing kwam met den auto, gevoerd door Van Hecke uit Zwevegem. Door de geweldige aanrijding werd de auto op de fietsbaan geslingerd waar zich op dit oogenblik juist de wielrijder Verbruggen Alfons, 43 jaar, landbouwer, wonende te Leest, Tinneschuurstraat, bevond, die ten gronde werd geslagen. De fietser werd door toegesnelde personen opgenomen en met vreselijke verwondingen en gebroken been naar het gasthuis te Willebroek ter verdere verpleging overgebracht. Een streng onderzoek werd ingesteld.” (GvA, 15/11/1939)
1939 – 20 november : Uitslagen wipschutting Leest.
Ons Vermaak – 48 schutters Hooge : Leemans (Leest) Zijden : Em. Janssens, J. Dentje Kallen : Vloeberghs, Pepermans Laatste : Pandoer. (GvM, 23/11/1939)
1939 – 7 december – GvM : Voor onze Leestsche gemobiliseerden.
“Zooals er in alle steden en dorpen organisaties en vereenigingen van het land overvloedig steun wordt verleend aan de weder-opgeroepenen onder wapens, wil ook de gemeente Leest niet ten achter blijven om hare circa 120 gemobiliseerden (1/15 der bevolking), geldelijk of in natura te steunen. Een geldinzameling werd reeds gedaan en van het bedrag zal men tot Paaschen degelijke lectuur aan onze jongens kunnen verstrekken. Nu wordt er alweer geijverd, doch thans voor ‘Het Pakje voor den Soldaat’. Daarom wordt er op zondag 17 december, een speciale Bal-avond ingericht, ten voordeele van de Leestsche wapenbroeders. Het gemeentebestuur hoopt op een flinke opkomst, vanwege de inwoners alsmede dezer der omliggende gemeenten, ten einde elke gemobiliseerde overmatig te kunnen bevredigen.”
1939 – Nacht van 10 op 11 december : Dieven aan het werk.
“In den nacht van zaterdag op zondag zijn dieven binnengedrongen in een 3-tal woningen te Leest. Zij drongen eerst binnen bij F. De Prins, beenhouwer, waar zij een som van 1000 fr., 3 gouden ringen, een gouden armbanduurwerk en een hesp hebben kunnen buitmaken. Wat verder, bij T. Vloebergh, café “In ’t Kruispunt”, namen ze de schuiflade met geld en al mede, met nog twee pakken sigaretten. De schuif werd later op het veld teruggevonden. Bij P. Van den Eede, café “In den Boerenhandel”, drongen de booswichten binnen, zonder veel buit te maken.” (GvM, 12/12/1939)
Hierna : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog.
Foto’s :
-De toenmalige gemeentesecretaris van Leest Louis Wuyts bezorgde archeoloog Uytterhoeven enkele antieke voorwerpen.
“Dat Leest een eigen maandblad bezit, wist ik wel, maar dat het reeds in ’t goud zit, dat had ik nooit vermoed ! Tussen haakjes : DE BAND mag er zijn ! IN ZIJN GENRE IS HET IETS VAN ’T BESTE DAT IK KEN. De redactie kent haar stiel en de technische verzorging is van de bovenste plank. Een pluimpje daarom voor de stille noeste werkers ! En nu komt eigenlijk de kat op de koord. Want, wat zou DE BAND van ’n oud-Leestenaar, reeds 32 jaar weg, wel willen vernemen in dit krabbeltje ? Ik heb mijn artikel maar ‘Leestse sigaren’ gedoopt, wat U vermoedelijk wel zal doen denken aan de ‘VLIEGENDE SIGAREN’ van het parochieblad, waarin ondergetekende reeds 12 jaar week na week tracht…geen blad voor de mond te houden. Ik weet niet of gij die rubriek regelmatig leest ; in ieder geval weet ge nu dat ge er af en toe uw zaligheid krijgt vanwege ’n oud-dorpsgenoot, die zijn herkomst camoefleert achter de naam ‘Sinjoorke’, en die, op één jaar na, sedert 1942 te Antwerpen woont.
Een dag die ik nooit zal vergeten is 20 augustus 1939 : dag van mijn eremis. Zo geestdriftig en spontaan heeft heel onze gemeente toen meegevierd, meege…zweet (’t was die dag danig heet) en meege…dronken… ! Ik hoor de kanonskens nog bulderen, ik hoor de muzikanten nog blazen hun schoonste stapmarsjen !...
Acht dagen daarop was ’t mobilisatie. Toen begon een andere kermis ! Mijn werk (hoofdzakelijk redactie en propaganda van ’t parochieblad) brengt mee, dat ik vrij veel op de baan ben. Naar schatting heb ik tot nog toe zowat 250.000 km afgeketst op Vlaanderen’s goede en…slechte wegen. Zo is het te begrijpen dat ik nog al eens naar Leest overwaai, meestal dan voor een soort blitzbezoek in de Tiendeschuurstraat. Mijn indruk is dan altijd : ten slotte is Leest tussen dit en 30 jaar niet heel veel veranderd. De mensen zijn er nog altijd even werkzaam als godsdienstig, twee kolossale eigenschappen waar Leest fier mag op gaan ! En waaraan ieder Leestenaar moet blijven houden. Verder hoor ik zeggen dat het meer zou moeten regenen voor de boeren, dat de patatten veel te goedkoop zijn, dat het parochiehuis goed floreert en de cafés niet minder en…dat er met de kiezing soms aardig wat haarkepluk wordt gedaan, maar dat zulks dan toch weer rap vergeten is.
Waar IEDER Leestenaar in elk geval moet helpen voor zorgen is dat onze gemeente een door-christelijke parochie blijve ! Welja, ik kom graag naar Leest maar…die ellendige wegen er naartoe ! Ik bedoel vooral de weg via Hombeek (Hombeekse stwg) en…de wijdvermaarde autostrade Battel-Leest !...Geloof me, zo iets komt ge in heel West-Europa niet meer tegen ! En dan die sierlijke bocht, juist voor de Zennebrug ! Enkele confraters die Leest bezochten, onthouden er drie dingen van : ’n sympathiek dorp, zeggen ze, maar…die kwaaie weg vanuit Battel en die geurige Zenne, de machtige prachtige vloed, die ons dorp van Mechelen scheidt…Totdat ik zeg, dat de Zenne bevaarbaar is voor schepen van kleine tonnemaat en dat dit schilderachtig, dartel rivierke bovendien een blijvende rijkdom betekent voor de hooischuren van heel ’t gewest. Is’t waar of niet ?
Uit mijn schooljaren te Leest herinner ik mij nog goed de drie onderwijzers, nu zowat de patriarchen van de jongensschool geworden : meester De Leers, de ‘bovenmeester’, die ons de eerste notities van tuinbouw en Frans heeft ingepompt ; meester Selleslagh, de ster van ’t hoogzaal van wie ik nog eens veel stokslagen heb gekregen ; en meester Meyers, bij wie ik niet meer in de klas heb gezeten, maar die ik heb weten starten als versgebakken onderwijzer.
Toen ik 12 jaar was, had ik heel de universitaire cyclus der Leestse jongensschool doorlopen. Toen kwam E.H. Frans De Hondt, op dat moment professor aan ’t Klein Seminarie te Hoogstraten, zekere dag bij ons thuis binnen vallen om vader en moeder ervan te overtuigen dat ik misschien wel pastoor kon worden. In september 1925 trok ik dan, gelaarsd en gespoord, en bovendien geladen met 2 grote valiezen, naar Hoogstraten. Charelke Lamberts en Felix Van der Hasselt waren de twee andere slachtoffers. We reisden af als twee dikke boerkens onder ene paraplu…
K. Emmeregs o.p.”
Als vierenzestigjarige overleed hij in de Heilig-Hartkliniek te Tienen op 6 november 1977 : ‘mijn boekhouding is afgesloten, ik ben klaar. Ik ben een gelukkige dominikaan geweest,’ waren zijn afscheidswoorden. Zijn uitvaart gebeurde in de Dominicaanse Sint-Germanuskerk te Tienen op 10 november. Hij werd in de buurt begraven op het kerkhof van Bost. Op 14 november vond nog een pl. Eucharistieviering plaats in de St.-Niklaaskerk te Leest.
Zijn gedachtenisprentje :
“Ik heb de goede strijd gestreden. Het geloof bewaard. Nu wacht mij de kroon der gerechtigheid. Deze gedachte begeleidde onze goede confrater toen we hem die zondagavond het Viaticum hebben gegeven. Zijn groot en machtig middel was de pen. Meer dan dertig jaar heeft hij de Vlaamse kerkgemeenschap met zijn pareltjes van artikels in Kerk en Leven aangesproken op een diepe en volkse toon. Hij heeft als goed dominikaan de waarheid van het geloof gediend. Om deze dienst aan zijn dierbare kerkgemeenschap had hij de achting van velen in de lande. Zijn rijke voorraad haalde hij uit zijn theologische dominikaanse vorming, gedragen door permanente zelfstudie en een pastoraal gevoed geloofsleven. Waar onze confrater ook geweest is, steeds was hij een graag opgezochte geestelijke begeleider. Vele jaren was hij de geestelijke adviseur van het godsdienstige bezinningscentrum te Tienen en tot aan zijn overlijden de geliefde geestelijke begeleider van de dominikaanse Lekenorde. Met een rustig gemoed en een mild oordeel was hij voor velen een steun en toeverlaat. Opgegroeid in een mooi christelijk gezin bleef hij steeds de guitige en trouwe broer in zijn familie. Met een dankbaar hart vertelde hij steeds over zijn familie. De kiemen van het christelijke gezinsleven schoten wortel in zijn geliefd Klein Seminarie te Hoogstraten en droegen rijke vruchten in zijn dominikaans priesterleven. Voor ons, zijn confraters, was hij een innig goede medebroeder. Als overste en econoom droeg hij jaren de zorg van de communauteit. Zijn sprankelende aanwezigheid nodigde uit tot samenwerking. Hij was zelden gejaagd en steeds bekommerd om ons samenleven. In klooster en kerk was geen dienst hem teveel. In de trouwe dienst aan onze Tiense gemeenschap zullen wij hem deerlijk missen. Heb dank, heel veel dank, goede confrater, voor alles wat u voor ons, voor de Tiense en Vlaamse kerkgemeenschap gedaan en betekend hebt. U was een trouw religieus en een goede priester. Dat Moeder Maria u moge begeleiden tot de Heer. Voor Haar hebt u steeds de gelovige aandacht gevraagd in het gebed van de Rozenkrans en de Rozenkransbedevaart. Wij blijven u vroom en dankbaar gedenken in ons gebed bij de Heer. De Paters Dominikanen en de families Emmeregs en Andries, danken u om uw vrome blijken van christelijke deelneming."
A.Menu : Gelukkige Dominikaan.
“De jonge Kamiel Emmeregs begon zijn noviciaat bij de dominicanen te Gent op 23 september 1932. Hij was oud-leerling van het Klein Seminarie van Hoogstraten. Na zijn filosofie- en theologiestudies werd hij op 6 augustus 1939 tot priester gewijd. Hij begon zijn apostolaatsleven in het klooster van Antwerpen, verbleef een jaar te Genk en werd in 1947 geroepen naar Antwerpen-Linkeroever als medewerker van P.B. Janssens aan het Studiecentrum voor Zielzorg en Predikatie. Dat was het begin van zijn lange activiteit aan het parochieblad. In 1959 werd hij overgeplaatst naar Tienen : hij was er overste van 1959 tot 1965. Ik lees in de catalogus van de Vlaamse dominicanen, jaar 1973, bij de naam Emmeregs : “Procurator, promotor van de afdeling van de Dominicaanse Lekenorde, Verantwoordelijke voor het Rozenkransapostolaat, Biechtvader voor de studenten van de Normaalschool, Animator van het Centrum voor Godsdienstige bezinning te Tienen, Lid van de redactieploeg van het parochieblad Kerk en Leven, Directeur der Broeders Alexianen te Tienen”. De laatste jaren was zijn activiteit wel verminderd om reden van zijn gezondheidstoestand, maar hij was en bleef een mens met hart en ziel bekommerd en gegeven aan de mensen. Een rasechte dominicaan. Beste Kamiel, op zondag 6 november, twee uur voor uw dood, hebt gij heel eenvoudig aan uw overste gezegd : “ik ben altijd een gelukkige dominicaan geweest”. Dat was echt zo, Kamiel omdat gij altijd “waar” “echt” zijt geweest. Gij wist als zoon van een gezonde, diepchristelijke landbouwersfamilie, dat gij in alles van God afhankelijk waart. Maar gij wist vooral dat het niet ging om een verhouding van slaaf en meester maar wel om een verhouding van liefhebbende vader en uitverkoren kind.”
“Die overtuiging hebt gij gevoed en verdiept door de Dominicaanse leer en spiritualiteit van Gods genadigheid, van de primauteit van de genade. Daarom zijt gij onze Orde zeer dankbaar geweest, waart gij fier dominicaan te zijn.”
“Daarom was uw leven een leven van gebed : ontmoeting met God in bewonderend beschouwen, in dankbare en vreugdevolle lofbetuiging voor zijn grote heerlijkheid. Die begeestering voor God dreef U en sterkte U om U met blijheid en volledige toewijding te geven aan al wie U toevertrouwd was of met U in aanraking kwam.”
“Omdat Gij een gelukkig dominicaan waart, bewust van Gods genadige barmhartigheid, waart ge zelf barmhartig, zonder daarom het kwaad goed te praten. Gij waart, als Nathanaël uit het Evangelie iemand in wie geen bedrog was. – Gij liet U niet ontmoedigen door tegenslag, tegenkanting, onbegrip, lijden en afzwakken van uw werkbekwaamheid, want gij geloofde in de almacht van Christus’ machteloosheid op het kruis.”
“Kamiel, wij danken U voor wat gij voor ons zijt geweest ; samen met U danken wij God voor uw schoon en gelukkig leven; Wij zijn blij omdat gij nu voor altijd met God en voor ons leeft.”
M. Van Helsen : Sinjoorke.
“Voor het eerst hadden we met elkaar contact toen ik dertig jaar geleden op het parochieblad terechtkwam. Ik zie hem nog in zijn witte pij, met tintelende ogen achter de bril, glimlachend en steeds behulpzaam om een mens wat thuis te brengen in de doolhof van het blad. Maar hij was niet veel thuis in de zandput op de oude pastorie van St.-Anna. Steeds zeer actief bezig met de redactie van het parochieblad was hij ook regelmatig op de baan, pastoors bezoekend, om propaganda te maen voor het parochieblad. De zondag zelf preekte hij veelal in een van de vele parochies. Geen hoekje van Vlaanderen was hem onbekend. Op de tafel van de administratie deponeerde hij na elke tocht een mooi gedetailleerd verslag met alle nodige gegevens om weer in een aantal parochies met het blad te starten. Samen met enkele andere dominicanen verrichtte hij het pionierswerk voor het parochieblad. Als redactiesecretaris verbeterde hij zelf wekelijks de drukproeven, zocht de foto’s uit en stond aan de steen naast de invormer van het blad. Hiertoe dook hij regelmatig de tunnel door naar de verschillende drukkerijen waar het parochieblad destijds werd gedrukt. Hij kon zich erg verheugen in het groeiend aantal parochies en abonnementen en de uitbreiding die stilaan aan de plaatselijke kroniek en het aantal bladzijden kon gegeven worden. Ook alle publicaties, buiten het parochieblad, hadden zijn belangstelling en werkten mee aan de dienst perskeuring. Hij was op de hoogte van al wat gepubliceerd werd in tijdschriften en boeken. Intussen vond hij nog af en toe de tijd om met enkele mensen van de parochie nog wat gregoriaans in te oefenen voor de zondagsviering. In feite kende iedereen en niemand u. Iedereen kende Sinjoorke, schrijver van de cursiefjes in het parochieblad onder de titels “Spijkertjes”, “Vliegende Sigaren” en “Vrij Commentaar”. Maar praktisch niemand, buiten zijn eigen omgeving, wist dat pater Emmeregs de auteur was en daar kon hij zich heimelijk in verheugen. Zo had hij een gesprek met een aantal priesters over de teksten die Sinjoorke schreef, maar ondanks al de lof hiervoor bleef hij verzwijgen dat hij het was. Hij stond niet echt graag in de belangstelling, bescheiden zoals hij steeds geweest is.
Sinjoorke was voor velen een begrip. Op een volkse manier en met de nodige dosis humor – die hem steeds heeft gekenmerkt- schreef hij over al wat de kerk en mens aangaat. We vragen ons af of er nog wel onderwerpen zijn waarover hij gedurende die 32 jaar zijn pen niet heeft geroerd of zijn ‘zegje’ heeft gehad. In het begin van de vijftiger jaren had hij het regelmatig aan de stok met de linkse pers. Tot het einde van de jaren vijftig bleef hij zich actief inzetten voor het parochieblad. Dan kreeg hij een andere taak toegewezen te Tienen. Maar zijn kroniekje bleef hij schrijven. Ze werden nog steeds gretig gelezen dat bewezen de vele brieven die we ook nu nog regelmatig naar Tienen moeten doorzenden. Hij maakte er een erezaak van op elke brief persoonlijk te antwoorden, ook al waren het al eens negatieve reacties. En al was hij dan niet meer zo rechtstreeks met het parochieblad verbonden, steeds bleef hij zich interesseren voor het blad, het aantal parochies, de oplage, de plannen voor de toekomst. Hij was de laatste jaren duidelijk wat ouder geworden en hij voelde dit zelf ook wel, maar in zijn kroniekjes was dat niet altijd te merken. Toch kwam hij nog steeds glimlachend binnen voor de maandelijkse vergadering van de uitgebreide redactieraad. Met de nu startende vernieuwing van de drukkerij keek hij hoopvol uit naar de resultaten. En zoals hij onlangs nog zelf schreef, bij gelegenheid van de dag van de media, heeft hij, naast de gewone dagelijkse dingen, mee de geschiedenis verteld van Kerk en land van de laatste dertig jaar. Van in de tijd van repressie, koningskwestie, schoolstrijd, Kongo, naar het Concilie, de post-concillaire tijd en de evolutie inzake moraal, theologie en pastoraal. Dit alles heeft hij omgezet in een duidelijke, begrijpelijke en volkse taal, gekruid met schalkse humor, maar soms ook hard er tegenaan.
Twee van zijn laatste kroniekjes handelden over de dood en eeuwigheid waar hij zelf, onverwacht, zo dicht bij stond. Wij zouden U durven aanzetten, lezer, de nummers 41 en 42 van Allerheiligen nog eens op te diepen en op de voorlaatste bladzijde te lezen wat hij schreef over de ‘Tuin van Vrede’. In deze tuin rust voor eeuwig de priester die zich steeds met de glimlach heeft ingezet om Gods boodschap op een eenvoudige manier bij zoveel mogelijk mensen te brengen."
De hoofdredacteur van “Kerk en Leven”, Felix Dalle publiceerde volgend IN MEMORIAM :
“Ik heb u vooral gekend als medewerker van KERK EN LEVEN. Uw leven was getekend door het parochieblad, 32 jaar hebt u onder de schuilnaam SINJOORKE wekelijks, stipt, uw bijdrage geleverd aan ons blad. U hebt er nooit een decoratie voor gekregen, maar u zou die nooit hebben willen dragen op uw witte dominicanerkleed. Op de laatste algemene redactievergadering van ons blad was uw stoel leeg. We hebben U even piëteitsvol herdacht. Nu zullen vele lezers nog maanden lang uw naam in Kerk en Leven zoeken. Dat ze even stil worden, bidden tot de Heer en bezinnen over de vergankelijkheid van het leven. Dat is uw pothume bijdrage en we weten dat u om die korte bezinning blij zou zijn. Voor een paar maanden laten we uw stoel, uw rubriek VRIJ COMMENTAAR open.
We waren op uw uitvaart. De dominicanerkerk in Tienen, die de uwe was, is voor een goed jaar volkomen uitgebrand. We weten dat ook dit u aan het hart is geslagen en dat het de grote beproeving was die de Heer van u vroeg. Misschien was dit de lanssteek in uw kommervol hart. We zullen proberen enkele van uw raadgevingen in piam memoriam op te volgen. ‘Stoor je niet aan wat ze zeggen, wanneer je je pen in trouw aan de Kerk hebt gebruikt !’ (Over de velen die u zelf lasterlijk hebben beschuldigd en pijn gedaan). ‘Probeer altijd de armsten te verdedigen !’ ‘Wees klaar in je uitspraken !’ ‘Haal het goede uit het verleden, maar kijk altijd voor je uit !’ ‘Geloof dat de Heer je zegent als je oprecht bent in je woord !’ Toen U reeds overleden was zijn in ons blad nog drie bijdragen van u verschenen : uw laatste drie van de ongeveer achttienhonderd. Uit één van die laatste schrijven we over : ‘van sommige heiligen wordt verhaald, dat zij de dood ‘lachend’ tegemoet traden. Wellicht hebben we last om dit te geloven. En nochtans, psychologisch gezien lijkt dit ten volle te doorgronden en te verwerken. Daarom ook is het, dat men in de moderne uitvaartliturgie volop vreugdevolle alleluia’s is gaan zingen.”
Tot slot een kursiefje van “Sinjoorke”.
“Het christelijk geloof leert ons dat we verbonden blijven met hen die zijn heengegaan. We kunnen hen helpen door ons gebed. Door voor hen een H.Mis te laten opdragen. Want, misschien waren zij, op het ogenblik dat zij ons verlieten, nog niet helemaal klaar om onbevangen voor Gods aanschijn te verschijnen. De verdiensten van Jezus’ kruisoffer, waarvan iedere eucharistieviering een werkelijke vernieuwing is, kunnen de totale loutering van onze overledenen bespoedigen, zo leert ons de kerkelijke traditie. Wat een enorme troost zit er in het christelijk leerstuk van de gemeenschap der heiligen vervat. U weet het wellicht ook : er werd de laatste jaren ontzettend veel geschreven over het mysterie van de dood. De wetenschap heeft er zich met ongewone belangstelling op geconcentreerd. Onder meer ook om te komen tot een aangepaste en verantwoorde stervensbegeleiding. Geloof het maar, dit is en blijft een bijzonder moeilijke en hachelijke opgave. Het christelijk geloof, met zijn eigen stervensbegeleiding, met zijn indrukwekkende ziekenliturgie, met zijn mooie begrafenisliturgie, is en blijft voor ons allen van onschatbare waarde, én voor de stervenden én voor hen die zij achterlaten.”
(Bronnen : ‘LG’, ‘De Band’, ‘Kerk en Leven’ , GvM en ‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’, W. Hellemans)
1939 – 6 augustus : Kamiel Emmeregs alias “Sinjoorke” tot priester gewijd.
Te Leuven werd Kamiel M. Emmeregs tot priester gewijd.
Kamiel EMMEREGS
Duizenden zouden hem later leren kennen als “Sinjoorke” uit zijn eenvoudige en volkse artikels in het parochieblad “Kerk en Leven”. In de loop van 30 jaar zou hij meer dan 1.800 artikels neerschrijven.
Kamiel Emmeregs was te Leest geboren op 14 april 1913 als oudste uit een landbouwersgezin van zeven kinderen. Na humaniorastudies als intern te Hoogstraten trad hij in bij de dominicanen te Gent (1932). Hij werd er geprofest als pater Koenraad (24/9/1933) en legde zijn plechtige geloften af in het Leuvens klooster (1937).
Op 6 augustus 1939 werd hij te Leuven tot priester gewijd. Zijn eremis vond plaats op 20 augustus datzelfde jaar te Leest. De dag nadien moest hij onder de wapens. Gazet van Mechelen van 19 augustus bracht toen volgend artikeltje : Zondag 20 augustus 1939 :
Plechtige eremis van Kamiel Emmeregs
“Zondag a.s. zal de gemeente Leest volop in feest zijn ter gelegenheid van de H. Eeremis van den E.P. Frater Koenraad, Dominikaan, in de wereld Karel Emmeregs. Het is ruim 12 jaar geleden dat hier een priester werd gewijd. Thans is het de eerste maal dat nederige dorpsmenschen het geluk beleven een uitverkorene onder hen, een boerenzoon als E.P. Koenraad, tot de waardigheid van priester verheven te zien.
Nu wil de gemeente Leest, als blijk van vreugde haar Godsgezant op een plechtige wijze huldigen en hem in triomf naar de parochiekerk van den H. Nikolaus brengen, waar hij het H. Misoffer om 10 uur op plechtige wijze zal opdragen. Aan de Nutting zal de H. Communie uitgereikt worden. Aan het altaar wordt de Eerw. Pater bijgestaan door twee vroegere medestudenten, thans priester. E.P. Pauwels der Dominicanen zal een gelegenheidssermoon houden. De twee maatschappijen zullen in den stoet tegenwoordig zijn, alsook de schoolkinderen, Communiebond, enz.
Wij wenschen den jongen Pater en zijn ouders van harte geluk.”
Kamiel Emmeregs werkte korte tijd te Genk en te Gent, langer op Antwerpen-Linkeroever (1947) en vooral te Tienen (sinds 1957) waar hij overste was (1959-1965) en van 1959 tot aan zijn dood woonde. ‘Midden in de oorlog’, zo schreef zijn confrater R. Van Wassenhove, ‘werd hij aangezocht om mee te werken aan het parochieblad en het ermee verbonden studiecentrum…’ Zo werd hij kerkelijk journalist. En inderdaad, meer dan 30 jaar, week na week vanaf 9 juni 1946, schreef hij bijdragen in het parochieblad ‘Kerk en Leven’ onder de schuilnaam Sinjoorke. Het werden er meer dan 1800 !
Eerst heetten ze ‘Vliegende Sigaren’, dan ‘Spijkertjes’ en tenslotte ‘Vrij Commentaar’. In een van die stukjes schreef hij : ‘Onder meer in ‘Vrij Commentaar’ heeft het parochieblad eerlijk gepoogd een kritisch klankbord te zijn van alles wat er in ’s Heren Kerk reilt en zeilt…en dat is meer dan een beetje !’ En elders ‘(…) waar we wel allemaal zouden moeten van wakker liggen, is de vraag : hoe slaagt het christendom erin, onze razendsnelle tijd te volgen, om hem vandaag en vooral morgen met succes de evengalieboodschap te brengen.’
In zijn Tiense periode was hij ook nog de moderator van het centrum voor Godsdienstige Bezinning te Tienen waar hij jaarlijks een tiental conferenties organiseerde.
Vervolgt.
Foto’s :
-Kamiel Emmeregs geeft zijn eerste priesterzegen aan de uitgang van de parochiekerk in Leest. De mobilisatie was volop in gang. Daags na deze eremis moest hij ook onder de wapens. Geknield en rechts van de jonge pater zijn moeder Octavie Andries. (Foto : "LG".)
-Een blijde herinnering aan zijn priesterwijding en eremis.
1939 – 2 februari – GvM : Uitslag wipschutting Leest. Liggende wip : 47 schutters. Hooge : Janssens (Mechelen). Zijden : Scheltjens en Hellemans. Laatsten : Scheltjens en Huyghe.
1939 – 5 februari – GvM : Gespan door trein verrast.
“LEEST – Aanrijding. – Aan den onbewaakten barreel van Leest-Heike, werd het gepan van landbouwer Ongenae, gevoerd door den knecht, door den trein verrast. De kar werd gansch stukgeslagen : gelukkig liepen voerman en knecht slechts lichte kneuzingen op.” (GvM, 5/2/1939)
En dezelfde krant van 8 februari : Gespan door trein verrast te Leest aan onbewaakte overweg. “In de Tienenschuurstraat, te Leest, gebeurde ’s morgens, aan den onbewaakten spooroverweg, een erg ongeluk. Landbouwer Jozef Ongenae, van Hombeek, die door den mist het zicht belemmerd was, werd geva&t met zijn driewielkar door den reizigerstrein, die om 8 uur uit Blaasveld in de richting van Mechelen vertrekt. De ring, die het paard aan de driewielkar verbond, werd in stukken gerukt. Het is dank aan dit maneuver, dat het paard niet werd meegesleurd. Boer Ongenae mocht van geluk spreken dat hij juist den spoorweg had overgestoken.”
1939 – 15 maart : Leestenaar benoemd tot onderwijzer in Heffen.
“HEFFEN.- Woensdag dezer, kwam de gemeenteraad bijeen, om over te gaan tot het benoemen van een onderwijzer. Heer De Rooster, uit Leest behaalde 5 stemmen en heer Jacobs L. 4. Er werden zoo maar 20 aanvragen ingediend.” (GvM, 17/3/1939)
1939 – 30 maart – GvM : Uitslag Wipschieting Leest.
Lokaal Scheltjens. Hooge : Fr. Van Lint Zijden : Fr. Van Lint – De Coster Kallen : Pelgrims – De Bockser.
1939 – 9 april : Overlijden van Henri Frans Willem KERO – begraven te Leest.
“Men verzoekt ons het overlijden te melden van Mijnh. Henri Frans Willem KERO wed. van Mevr. Eudoxia BOELENS, geboren te St. Jans-Molenbeek, op 1 october 1864, overleden te Mechelen op 9 april 1939. Bediend van de HH. Sacramenten. De plechtige lijkdienst gevolgd van de bijzetting in den familiekelder te LEEST, zal plaats hebben donderdag 13 april, ten 11 ure in de dekenale kerk van O.L.Vrouw over de Dijle. Vereeniging ten sterfhuize Graanmarkt, 51, ten 10.30 ure.” (GvM, 12/4/1939)
Op 30 mei 1938 reed een autobus, waarin werklieden van het Albertkanaal, aan Zandhoven Heikant, eene melkkar het onderste boven. Er bleef een dode en 7 personen werden gewond. Meerdere personen stelden zich burgerlijke partij samen met de nabestaanden van den doode, tegen F.D.B., autovoerder te LEEST, bestuurder van de bus, in den dienst van den textieluitbater K.C. van Mechelen. De zaak werd in ’t lang en ’t breed bepleit tijdens meerdere zittingen van de achtste kamer der rechtbank. Fr. De B. kreeg met uitstel 4 maanden gevang en 700 frank boete, zijn baas werd burgerlijk verantwoordelijk gesteld en aan de burgerlijke partijen werd in totaal 277.627 frank toegekend.” (GvM, 6/5/1939)
1939 – Zaterdag 3 juni : Burgemeestersbenoeming.
Bij Koninklijk Besluit van 3 juni 1939 werd Emiel Verschueren burgemeester benoemd van de gemeente Leest. (GvM, 6/6/1939)
“Zaterdag kwam de officieele mededeeling toe dat tot burgemeester van Leest benoemd werd de heer Emiel Verschueren. De nieuwe burgervader werd geboren te Leest op 31 juli 1889. Kanonschoten en klokkengelui kondigden de blijde boodschap aan.”(GvM, 4/6/1939)
1939 – Maandag 5 juni : Gouden Bruiloft Jan Lauwers – Flor. Beulens.
“Uit Leest. – Morgen maandag, zal de naburige gemeente volop in feest zijn, en zulks ter gelegenheid der viering van den gouden bruiloft der echtelingen Jan Lauwers en Flor. Beulens, wonende aldaar in de Winkelstraat. De geburen en dorpsgenoten willen deze blijde gebeurtenis mee maken door dapper mee te feesten, en hebben al zoo een feeststoet en zoo meer ontworpen. Om 10 uur wordt in de parochiekerk eene plechtige dank- en jubelmis opgedragen. Daarna ontvangst ten gemeentehuize, enz. De ‘Gazet’ stuurt van heden af reeds een hartelijk proficiat aan de jubilarissen ‘Jan en Flor’. En nog vele jaren hoor !” (GvM, 4/6/1939)
1939 – Vrijdag 16 juni : Geweldige brand te Leest – Landbouwerswoning door het vuur verslonden.
“Vrijdagnamiddag, rond 2.15 uur, is brand ontstaan in de landbouwerswoning van Jaak Fierens-Peeters, gelegen Koeistraat 6, te Leest. De bewoners waren op dit oogenblik afwezig. Voorbijgangers merkten voor het eerst de rookwolk op en verwittigden de geburen. Daar het vuur een geweldige uitbreiding nam, gelukte men er enkel in drie koeien en een kalf te redden. Gansch de inboedel en het geld werden door het vuur verslonden. De oorzaak is niet bekend.” (GvM, 17/6/1939)
1939 – Maandag 17 juli : Gouden Bruiloft.
Die dag vierden, te Hombeek, Hendrik Beullens en Johanna Maria Coleta Van Camp hun gouden bruiloft. Hendrik was geboren te Leest op 13 november 1864 en trad op 17 juli 1889 in het huwelijk met Johanna Maria Coleta Van Camp die te Hombeek geboren was op 16 april 1868. Het echtpaar kreeg 16 kinderen waarvan er op de dag van hun gouden bruiloft nog 9 in leven waren, evenals 23 kleinkinderen. Het feest werd ingezet met een Mis om 10 uur, ingezegend door pastoor Nijs in de parochiale kerk St Martinus van Hombeek. Daarna volgde een plechtige ontvangst in het gemeentehuis door het Schepencollege en de gemeenteraadsleden. De jubilaris zetelde zelf 12 jaar in de gemeenteraad. ’s Avonds bracht de Kon. Harmonie, waarvan Hendrik Beullens ondervoorzitter was, een feestserenade. (GvA, 14/7/1939) (Foto onderaan)
1939 – 28 juli – GvM : Plaats van gemeentesecretaris te begeven.
“Plaats van GEMEENTESECRETARIS te begeven te Leest met de volgende voorwaarden : Minstens 30 jaar oud zijn op 1 augustus 1939 en geen 35 jaar geworden zijn, oud-strijders en gelijkgestelden 5 jaar meer. Belg zijn. Van goed gedrag en zeden. Diploma bezitten van bestuurswetenschappen 1ste en 2de studiejaar der prov. Antwerpen. Getuigschrift van middelbare studiën van den lageren graad. Aan zijn militieplicht voldaan hebben. Wedde volgens de wet. De gemeente bewonen zes maand na de goedkeuring der benoeming. Aanvragen met de noodige bewijsstukken per aangeteekend schrijven te sturen aan den heer Burgemeester te Leest, voor 13 augustus 1939.” (GvM,28/7/1939)
Op 22 augustus 1939 werd Egied Bradt met 8 stemmen op de 8 verkozen tot gemeentesecretaris van Leest. (zie foto)
1939 – 30 juli : Examenuitslagen.
In de Provinciale Middelbare Landbouwschool Deurne behaalde Irma Selleslagh haar einddiploma met onderscheiding. (GvM)
Vervolg burgemeester Emiel Verschueren deel 6 en slot.
Wijzigingen – aanvullingen Kronieken van Leest.
Vervolg Burgemeester Emiel Verschueren (Deel 6 en slot).
Miel Verschueren overleed te Leest op 1 februari 1975. L.B. publiceerde in “De Band” volgend In Memoriam :
“Een goed en geliefd mens ging heen ! De mars van zijn overlijden op 1 februari l.l., één dag voor zijn geboortedag, deed zich als een donderslag gevoelen. Daags tevoren, bij de jaarwisseling, bracht hij deze nog door in familiekring, om in diezelfde nacht, rustig en kalm, in den Heer te ontslapen. Een dienstvaardig mens was de gemeente Leest ontvallen. Hoevelen hebben geen beroep gedaan op hem, hij stond immer ter beschikking van iedereen. Hoevelen werden er niet geholpen ? Dienstvaardigheid aanzag hij als de grootste plicht ! Het werd een grandioze uitvaart. Een overtalrijke menigte had er aan gehouden hem ter kerke te vergezellen. Onder treurmarsen, uitgevoerd door de Koninklijke Fanfare St.-Cecilia, waaraan hij gans zijn leven had gewijd, trok de droevige stoet langs de Leestse straten ter kerke toe waar de schoolkinderen een haag vormden en meewarig toekeken. Bij de intrede van de Sint Niklaaskerk werd door het zangkoor de Intredezang aangeheven en na de mis, alvorens het huis Gods te verlaten werd door de heer Polspoel, Eerste Schepen, namens de gemeente, en door een afgevaardigde van de K.F. Ste Cecilia een afscheidswoord gesproken waarin de mens van wijlen Emiel Verschueren werd belicht. Dit gebeurde mits de toestemming van Z.E.H. Pastoor. Bij het verlaten van de kerk werd het TEN PARADIJZE gezongen : “Ten Paradijze geleiden U de engelen, en in het Vaderhuis verwelkomen U de martelaren en geleiden U tot voor de troon van God in ’s Hemels Jeruzalem. Het koor van alle engelen juicht en jubelt U toe en met Lazarus, die eens zo arm was, geniet ge nu van de rust in alle eeuwigheid.” Op de dodenakker namen de muzikanten en omstaanders afscheid. EEN GOED EN GELIEFD MENS GING HEEN !
Uit het gedachtenisprentje van Emiel Verschueren :
“Dank, beste Vader : omdat je pichtsgetrouw samen met Moeder aan je groot gezin, het beste van jezelf hebt gegeven ; omdat je door je voorbeeld van waarheidsliefde en vergevensgezindheid, de mensen die je opzochten, kon benaderen en helpen met een mild hart en fijn begrijpen ; omdat je steeds met de nodige humor, de hardheid van het leven wist te verzachten ; omdat je op jouw leeftijd nog steeds die grote kindervriend bent gebleven, bewijs van je eenvoud en innige goedheid ; omdat je ons hebt leren houden van de natuur, verwijzend naar de Schepper van zoveel schoons. Heer, moge alles waarin Vader groot is geweest, tot ons blijven spreken nu hij gestorven is. Genadige Jezus, geef hem de eeeuwige rust !”
Foto’s en afbeeldingen :
-Rechts schepen Edmond Polspoel die een afscheidswoord uitsprak. Links zijn collega Henri Van den Heuvel.
-Gedachtenisprentjes van Emiel Verschueren en zijn echtgenote Maria Catharina Lauwers.
-Zijn doodsbrief.
-Emiel Verschueren, zoals zijn generatiegenoten hem gekend hebben.
-De laatste rustplaats van Miel en Cato op het kerkhof van Leest.
Ook voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1964 waren er in Leest drie kandidatenlijsten. De Sussen wijzigden hun naam in Gemeentebelangen en de twee traditionele Leestse partijen kregen het gezelschap van een voor Leest nieuwe lijst, de Socialistische Partij. De verkiezingen gaven de volgende uitslag. Voor de Socialisten werd Louis Lauwers verkozen. Voor de Blekken waren dat Emiel Verschueren, August Lauwers, Henri Van den Heuvel, Ferdinand De Prins en Juul Geens. Gekozenen van de Sussen waren Frans De Prins, Raymond Verhasselt en Alfons Verbruggen. Oud-burgemeester Emiel Verschueren verliet de politiek na deze verkiezingen en zou in de raad worden opgevolgd door Frans De Decker maar die overleed kort na de verkiezingen en daardoor kwam Jef Vloeberghen als tweede opvolger in de gemeenteraad. Vanaf 1965 werd Emiel Verschueren als burgemeester opgevolgd door zijn neef August Lauwers.
Gouden huwelijksjubileum.
In februari 1964 vierden Emiel Verschueren en Catharina Lauwers hun gouden bruiloft. Dat ging niet onopgemerkt voorbij. Zowel voor “De Band” als voor de Gazet van Mechelen was dat groot nieuws : Luk Beterams in “De Band” :
Leest was in feest !
Inderdaad de echtelingen Verschueren, Elleboogstraat, vierden hun gouden bruiloftfeest. Maar Leest was nog meer in feest omdat het hier over de Burgemeester ging. Van ’s morgens vroeg wapperden aan de huizen de driekleurige vlag en van bij de ingang van de dorpsplaats tot aan de parochiekerk en anderzijds tot aan het gemeentehuis stonden dennenboompjes aaneengestrengeld met kleurige guirlandes. Het was eenvoudig, maar schoon ! Vooreerst werd in de parochiale kerk een H. Dankmis opgedragen en werden de jubilarissen door de Z.E.H. Pastoor van harte geluk gewenst. Wanneer de auto’s met de gevierden en andere familieleden in de gemeentekom toekwamen, moesten zij door een haag gevormd door de schoolkinderen, allen met een vlaggetje waarmee de jeugd spontaan hun burgervader toewuifde, en menig toeschouwer was ten zeerste aangedaan, maar ook de jubilarissen waren er door ontroerd ! Op het gemeentehuis, waar gans het gemeentebestuur aanwezig was, op één na, werd door eerste schepen Frans De Prins volgend huldeadres afgelezen : ‘Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Achtbare familie, reeds verscheidene malen hebben wij de eer en het genoegen gehad een gouden bruiloft te mogen vieren. Doch deze maal is het een gouden bruiloft van uitzonderlijke betekenis, die ons met meer vreugde en fierheid vervult dan anders. Immers hoe dikwijls heeft een gemeente de kans een gouden bruiloft te vieren van haar geliefde burgemeester en gade ? Wij zijn fier en blij, mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, dat wij in naam van al de burgers van Leest u hier kunnen vieren. Wij zijn verheugd onze burgemeester en zijn vrouw hier bij ons te hebben in stralende gezondheid en omringd door een mooie en talrijke kroost. Vijftig jaar is een heel stuk van een mensenleven. Vijftig jaar zijt u nu getrouwd. Gans die tijd hebt u samen liefdevol de vreugde en het verdriet van het leven doorgemaakt. U hebt samen hard en zonder versagen gewerkt, samen hebt u voor uw kinderen een ware toekomst voorbereid. Op een heuglijke dag als deze, is het ons wel toegelaten een welgemeende hulde te brengen aan onze jubilarissen voor de wijze waarop zij hun huwelijksleven, dat soms hard maar van de andere kant toch zo grenzeloos schoon en voorbeeldig is geweest, te hebben beleefd. U zijt en blijft een voorbeeld voor alle getrouwde paren van de gemeente. Zij mogen u beiden, die vijftig jaar lang een sprekende getuigenis hebt gegeven van een schoon en vruchtbaar huwelijksleven, tot voorbeeld nemen. Mevrouw, wij zijn fier u vandaag te mogen huldigen en danken voor de wijze waarop u, uw man en onze burgemeester trouw terzijde hebt gestaan. Nooit kwam u op het voorplan, steeds hebt u als een nederige maar beste moeder gewerkt voor uw kinderen. En u, burgemeester, uw leven was het leven van een echte Vlaamse boer, hard maar schoon, ijveren voor iets, voor veel, voor velen in verschillende richtingen, daarvoor strijden alleen de besten. Het was voor u een bewijs dat ge leefde en meeleefde met de gemeente, iets dat dan aan uw leven reliëf en betekenis geeft. Bij al dat, zijt u onverwoestbaar, door niets of niemand te breken, een eerlijk optimist, die kan lachen en doen lachen in alle omstandigheden. Als blijvende herinnering aan deze heuglijke dag hebben wij het genoegen u beiden dit geschenk aan te bieden. Wij hopen dat dit u nog vele jaren van nut moge zijn. Met deze welgemeende wens hebben wij het glas op de gezondheid van Mevrouw en Mijnheer de Burgemeester. Prosit !”
Ook de gemeenteraadsleden hadden er aan gehouden hun burgervader niet te vergeten en boden hem een prachtig geschenk aan. Zo werd het tijd om naar de Patronaatzaal te gaan waar het grote familiefeest moest plaats hebben. Merken we maar dadelijk op dat ook daar de versiering oppebest was aangebracht, en de zaal ook aangepast was aan deze gebeurtenis.
Door de Koninklijke Fanfare Ste Cecilia werd des avonds een serenade gegeven in het Parochiehuis zelve. Wat volk mensen, werkelijk formidabel, allen lachende gezichten, allen in feestroes, en ook daar werd door de Secretaris August Lauwers een toespraak gehouden en dit in naam van deze Fanfare. Hier ook werd een geschenk aangeboden vanwege de Fanfare waarna in het lokaal zelf, een gezellig samenzijn plaats had. De muziektonen dreunden door het dorp, want Leest was in feest ! Wij wensen aan het gouden paar nog vele jaren in ons midden, door Gods Zegen ! L.B.”
Het feestgedicht van August Lauwers : 1914-1964
Een Burgemeester wordt gevierd ! Geloof me, dat ’t een feest is ! Vooral als het een man zal zijn Die steeds geliefd is !
EMIEL VERSCHUEREN is de naam, Deze dag schijnt hem een wonder ! Hij viert zijn gouden huwelijksfeest, Verheugt zich ook bijzonder !
En CATO LAUWERS, zijn vrouw, Is even fier als hij is, Geloof me, dat ’t haar heel wat doet En dat zij even blij is !
In Leest geboren, allebei, Behoren zij bij elkander ! Vraagt ge Emiel : “Hoe is ’t met Cato ?” Zegt hij : “’k Ben stapel van d’er !”
Zij hebben voor elkaar geleefd, Niets kon ’t geluk verhinderen, En met drie zonen en vijf dochters nog Hebben zij een pracht stel kinderen !
Spreekt de bruid er van, dan leeft zij op, Dan lacht zij stil…en bloost er van. Acht kinderen…dat kan er door… Waarvan eentje in het klooster !
De heer Verschueren is een man Die ’t leven wist te leven, En als Burgemeester heeft hij ook Zijn beste krachten gegeven !
Hij houdt ook heel veel van muziek Plezier ! Dat is je ware ! Hij is al vijftig jaren lid Van Ste Cecilia de fanfare !
Als Ere-Voorzitter is hij Onmisbaar voor de leden, En is hij nu…vandaag de dag… Zo was hij in ’t verleden.
Voor de gemeente staat hij pal, Daar wist hij voor te werken. A1 waar het nodig was wist hij Te steunen en te sterken !
Vroeger was hij eerste schepene, Hij kwam tot ’t volk steeds nader, Nu is hij reeds zes jaar benoemd, Tot onze burgervader !
En wij zijn werkelijk fier op hem Z’n geestdrift is niet te remmen, En stelt hij zich als kandidaat Krijgt hij de meeste voorkeurstemmen !
Dit is toch wel het beste bewijs Dat hij heel graag gezien is, Wijl zijn aard en zijn humeur Zo stralend bovendien is !
En nu vieren wij het jubilé Van vijftig huwelijksjaren ! Een halve eeuw heeft hij nu al De huwelijksboot bevaren !
Zijn vrouw voer dapper met hem mee Geen tegenslag kon hinderen, Zij hees de zeilen…klom in ’t want… Voor haar man en voor haar kinderen !
En vandaag hebben we slechts ene wens, Dat God U moge sparen, U beiden en Uw ganse kroost Voor ons lang mag bewaren !
Blijf ook nog Burgemeester, vriend, Ik zal me niet vergissen Wanneer ik zeg, dat niemand in Leest U graag zou willen missen !
En dat er nog een feest eens komt Dat wij weer allen hier zijn, En dat we op U allebei Dan nog eens dubbel zo fier zijn !
Dat U dan ZESTIG jaar zult zijn getrouwd, En men juicht langs alle kanten ! Dat uw beider huwelijkskroon zal zijn VERSIERD MET DIAMANTEN !
Gazet van Mechelen :
Burgemeester Emiel Verschueren vierde zijn gouden huwelijksjubileum te Leest
“Het is in een kleine gemeente geen alledaagse gebeurtenis dat men een bruiloftviering meemaakt van een burgemeester. Dit was echter vorige zaterdag te Leest het geval met de echtelingen Emiel Verschueren- Catharina Lauwers, wonende op de mooie boerderij “Hof ter Halen” in de Elleboogstraat 18. Zij vierden er immers de 50ste verjaardag van hun huwelijk. Beiden zijn geboren Leestenaren.
Emiel zag er het levenslicht op 31/1/1889, zijn echtgenote op 10/8/1890. In de Sint Niklaasparochie werd op 14 februari 1914 hun huwelijk ingezegend door wijlen Z.E.H. Beukelaers. Aan het hoofd van de gemeente stond toen wijlen burgemeester Bernaerts. Hun huwelijk werd gezegend met 8 kinderen die thans allen nog in leven zijn, namelijk 5 meisjes en 3 jongens. Eén van de dochters werd kloosterzuster. Verder hebben ze reeds 19 kleinkinderen. Miel Verschueren heeft samen met zijn geliefde vrouw hard gewerkt, want benevens de opvoeding van de schone kroost hadden ze 12 ha land dat diende bewerkt te worden. Ze hebben echter het wel en wee samen goed weten te dragen. Terecht zijn ze daar thans zeer fier over. Daarom ook wilden ze deze heuglijke dag niet onverlet laten voorbij gaan, want niet iedereen krijgt die gelegenheid. Maar niet alleen voor zijn gezin heeft Miel zich verdienstelijk gemaakt, zijn goed hart en bekommernis voor de gemeenschap reikte nog veel verder, zo kwam het dat deze gevierde jubilaris zich in de gemeentepolitiek ging moeien. Hij werd dan ook verkozen en thans staat hij aan het hoofd als burgemeester van Leest. Tevens was hij een der grondleggers van de Kon. Fanfare St.-Cecilia waarvan hij heden nog het ere-voorzitterschap waarneemt. Dat de familie en de burgervader op de handen worden gedragen, werd zaterdag afdoende bewezen. Rond de woning, in het dorp, langsheen de kerk en op het gemeentehuis was het een pracht van vlagjes, bloemen en spreuken. Toen ze met de prachtige auto’s langs de versierde straten naar de kerk reden, brachten talrijke inwoners met sympathiek handgebaar hulde aan het echtpaar. De jubelmis werd opgedragen door Z.E.H. Bernaerts, onderpastoor te Ganshoren en neef van de jubilarissen. Aan het altaar werd hij bijgestaan door pastoor Coosemans en onderpastoor Verbist. Onder de dankmis hield Z.E.H. Bernaerts een korte maar mooie toespraak waarin het zeer verdienstelijk leven van het bruiloftspaar in ’t licht werd gesteld. Na de dankmis werden zij geluk gewenst door Z.E.H Coosemans en E.H. Verbist. Hierna gingen ze in stoet tussen de leerlingen der gemeenteschool die een erehaag hadden gevormd naar het gemeentehuis. Daar werden ze ontvangen door schepenen Ferdinand en Frans De Prins in aanwezigheid van de raadsleden, secretaris Bradt en veldwachter Van Hoof. Het was Frans De Prins die de taak van de burgemeester moest overnemen, hij deed dit op zeer treffende wijze, en verklaarde fier te zijn nu zelf eens de burgemeester en zijn familie in de bloemen te mogen zetten. Na zijn toespraak kwam de burgemeester met tranen in de ogen zelf aan het woord, hij vond geen woorden genoeg om in naam van zijn gezin en familie zijn dank te betuigen voor de grote eer hem en zijn familie aangedaan. Hierna werden twee mooie klubzetels, namens de bevolking overhandigd, en vanwege het gemeentebestuur een prachtige vulpen aangeboden. Vervolgens werd de erewijn gedronken en als slot van deze feestzitting dankte de oudste zoon Cyriel Verschueren het gemeentebestuur voor de goede ontvangst welke hen was te beurt gevallen. Hierna begaven de feestelingen zich naar de parochiezaal, waar het feestmaal te wachten stond. ’s Avonds bracht de Kon.Fanf. St.-Cecila zijn ere-voorzitter nog een serenade, en werd hen als geschenk een 900-dagen klok aangeboden.”
Emiel Verschueren en Catharina Lauwers kregen samen acht kinderen :
-Pelagie (°Leest 20/6/1914, +O.L.Vr.Waver 31/1/1995, gehuwd met Jozef Broothaers).
-Alfonsine (°Leest 14/7/1915, +Londerzeel 1/1/2000, gehuwd met Louis Schellemans).
-Cyriel (°Leest 17/8/1916, +Gent 28/1/1974, gehuwd met Yvonne Jacobs).
-Victor (°Leest 23/8/1919, +Mechelen 1/9/2001, gehuwd met Anna De Kerf).
-Maria (°Leest 16/4/1921, +Leest 29/12/2011, gehuwd met Jan Spoelders).
-Emiel Verschueren en Catharina Lauwers 50 jaar getrouwd. Van l. naar r.: veldwachter Van Hoof, schepen Henri Van den Heuvel, Constant Buelens, Rik De Bruyn en Juul Geens, raadsleden. Onderaan : Schepen Frans De Prins, Burgemeester Verschueren, secretaris Bradt, Catharina Lauwers, raadslid Pieter Verbeeck en Schepen Ferdinand De Prins.
-In 1965 werd Miel Verschueren opgevolgd door zijn neef August Lauwers. Op 7 maart dat jaar overhandigde hij de burgemeesterssjerp aan zijn opvolger.
Louis Verbruggen, secretaris van de Commissie van Openbare Onderstand :
(...)..na de weken van aarzeling die uwe benoeming hebben voorafgegaan, heeft de hogere Overheid niet anders kunnen besluiten, diende rekening te houden met de uiting van de volkswil op 12 oktober ll., en heeft ten slotte de ware democratie gezegevierd.(...) Gedurende uw eerste ambtsaanvaarding, heeft de Commissie nooit tevergeefs beroep op u gedaan ; de laatste zes jaren hebt gij gezeteld in het Komiteit van verzoening, opgericht in de schoot van de openbare onderstand ; wanneer de vergadering geen éénparig besluit kon treffen, hebt gij welbewust van uwe verantwoordelijkheid als voorzitter van dit organisme, steeds voor alle gevallen een minnelijke schikking weten voor te stellen, welke altijd voldoening heeft geschonken aan de noodlijdenden van de gemeente.
Door uw vorig Burgemeester- en Schepenambt, waart gij gedurende al die jaren de plichtbewuste toezichter over de werking van de C.O.O. ; geen enkel behoeftig gezin heeft ooit uiting gegeven van ontevredenheid wegens onvoldoende ondersteuning ! Het schoonste bewijs daarvan is, dat bij de voorgaande gemeenteverkiezingen, de C.O.O. nooit in het gedrang werd gebracht. (…) Uw eerstvolgende taak in de maand april a.s. zal dan zijn voor de vernieuwing van de C.O.O. te zorgen ; zij durft dan hopen dat u zoals de vorige maal, plichtbewuste personen zult aanstellen die hun opgedragen taak gewetensvol en in onpartijdigheid tot een goed einde zullen brengen. (…)
Grote moeilijkheden en tegenkanting zult u in uw aanstaande bestuursambt nog ontmoeten, maar gesteund door rechtgeaarde medewerkers, kunt gij altijd het Vlaamse spreekwoord toepassen : “DOE WEL EN ZIE NIET OM !” (…)
Francois Van der Taelen, namens de Oudstrijders :
(…) Van heden af staat ge weer aan ’t hoofd van uw gemeente, waar gij het hoogste gezag in het land vertegenwoordigt. Gedurende zes jaren zal het een onafgebroken komen en gaan zijn van alle Leestenaren. Men zal u raad en bijstand komen vragen. Maar de taak, die nu op uw schouders rust, zult ge met veel plichtsbesef volbrengen. Al degenen, die bij u zullen aankloppen, zullen niet teleurgesteld vertrekken. Integendeel, waar het u mogelijk is en waar het u wettelijk verantwoord is, zult gij zeker helpen. Maar ieder wil geholpen worden. Altijd gaat dit niet. U zijt gebonden door wetten en reglementen en niet altijd zult ge aan de verzuchtingen voldoening kunnen schenken. Zo ontstaat er soms wel misnoegdheid. Voor iedereen goed doen is niet altijd gemakkelijk en dat is dan ook de schaduwzijde die aan uw taak verbonden is. Die kleine gevallen zullen u zeker niet ontmoedigen en wij delen de vaste overtuiging dat ge het in de toekomst even goed zult doen als in het verleden en dat gij alleen om het algemeen welzijn bekommerd zult wezen.
Moge uw kranig gestel het u nog lange tijd mogelijk maken een reikende hand te schenken aan al degenen die e’r u zullen om verzoeken. Dat is dan ook de wens die ons allen bezielt.
Jan De Decker, namens al de parochiale organisaties:
(...) Samen met heel onze dorpsgemeenschap, feliciteren wij u van harte voor uw benoeming tot burgemeester van Leest. Heel oprecht wensen wij u alle nodige kracht en moed, vastberadenheid en trouw om uw niet altijd gemakkelijke taak naar uw beste vermogen te vervullen, en dit tot stoffelijke welvaart en bloei van de gemeente die u de eer en de last heeft te besturen. Het is onze vurige wens dat u eendrachtig zult samenwerken met de geestelijke overheid, tot welzijn van al de inwoners, voor wie u wéér de titel van burger/VADER moogt dragen. (…)
Door het Feestcomité werd ons, naar ons bescheiden oordeel, in het koor van huldewensen dat nu tot u opstijgt, de gepaste plaats toegewezen. Immers, wij mogen onze gevoelens en wensen vertolken na Zeer Eerwaarde Heer Pastoor, geestelijk hoofd van de parochie, en na een afgevaardigde van het onderwijzend personeel. In dit kader komt het sprekender tot uiting dat de parochiale werken de vormende taak van de school verder zetten bij onze opgroeiende jeugd en bij de volwassenen. Het zijn wij die, als leken, uit en tussen ons volk, naar ons beste vermogen en onder leiding van onze priesters, de Kerk mogen helpen om hier ter plaatse Haar heiligende zending te volbrengen en om onze dorpsgenoten te helpen worden : voorbeeldige, strijdende katholieken, vooraanstaande, sociaal-gevormde mensen en, sta het ons toe, eersterangsburgers van ons duurbaar Leest. Als katholiek mandataris en als katholiek burgemeester van een katholiek dorp, Heer Burgemeester, zult u weten dat een gemeentebestuur dat aan zichzelf overgelaten wordt en louiter is toegericht naar de triomf van het louter stoffelijke en naar een zelfgenoegzame bevrediging van menselijke passies, -slechts een grof failliet wordt op elk gebied van de menselijke bedrijvigheid. Ook burgerlijk bestuur en beleid moeten doordrongen worden met de geest van God en de adem van een levend en strevend Kristendom. Daarom moet deze feestelijke dag overstemd worden met de bezielende gedachte dat u door uw radicale kristelijke persoonlijkheid wil en zal ijveren opdat aan onze parochiale organisaties met hun honderden leden de plaats zal toegekend worden die hun in het dorpsleven in rechte toekomt. (…)
Met een bijna kinderlijk vertrouwen richten wij ons tot u om u te zeggen dat wij zo vrij willen zijn, op u en op uw gezag beroep te doen om op tijd en stond een hulp te zijn voor onze parochiale werken. Het is toch ook een zegen voor de burgerlijke overheid als het op alle gebied goed gaat in de gemeente en daaraan werken wij toch ook krachtdadig mee. (...)
Heer Gemeente-bestuurder, het gezag dat u zult uitoefenen is een DIENST die moet : voorzien, organiseren, gebieden, coördineren, controleren en besturen. Dat gezag en deze dienst betekenen dat u zoveel mogelijk uitgaat van het genomen initiatief, dat u waardeert waar het openbloeit, aanvult waar het, vooral FINANCIEEL, ontoereikend is, richt en leidt waar het in gebreke blijft, vormt en bevordert waar het vatbaar is voor verrijking, beveelt waar het verkeerd loopt en terechtwijst waar het stremt in onwil. Vooral zult u in al die delicate schakeringen open oog en nog meer open hart hebben voor het eigen karakter, de eigen gevoelens en de levensproblemen van hen die u te leiden en te besturen heeft. Samen met onze hulde en onze diepgemeende gelukwensen, hopen wij dat het u mag gegeven zijn er het uwe toe bij te dragen opdat uw burgers geestelijk-schoner en cultureel-rijker kunnen “gewonnen en getogen” worden in een Leestse atmosfeer waarin het goed is te leven –soms-, soms ook bitter... (...)
August Lauwers, secretaris van de Kon.Fanfare St.-Cecilia :
(...) Uwe benoeming, heer burgemeester, mag om verschillende redenen verdiend genoemd worden. Zo zal het dan in 1959 zestig jaar geleden zijn dat uw vader, Theofiel Verschueren zaliger, de basis legde aan het tot stand komen van onze vereniging en wel als de stichter van de fanfare Sinte-Cecilia mag genoemd worden. En gij, heer burgemeester, die toen nog uw kinderjaren doormaakte, u was er zich wellicht niet van bewust welk een edel werk vader zaliger daarstelde, en wat een schitterende loopbaan u als politieker te wachten stond. Wanneer we de geschiedenis van onze vereniging doorbladeren, dan komt de naam Verschueren vanaf ons ontstaan tot op heden veelvuldig voor. Wij waren er ons van bewust dat u er prijs op stelde, al was het dan nog in de herft van uw levensdag, nog eenmaal als hoogste burgerlijk gezagsdrager in onze gemeente te worden aangesteld : deze wens is thans in vervulling gegaan. Driemaal hebt gij uw kandidatuur gesteld bij de gemeenteraadsverkiezingen, driemaal de lijst “St.-Cecilia” de overwinning helpen bezorgen en driemaal wist gij het hoogst aantal voorkeurstemmen te behalen vandaar dat uw benoeming gewettigd is. Uw heraanstelling als burgemeester is ook een bewijs dat uw houding en handelingen gedurende de laatste 20 jaar onaanvechtbaar en onberispelijk waren. Een reden te meer dat gij het ambt van burgemeester waardig zijt.
Onze gedachten gaan vandaag ook naar uw voorganger, onze voorzitter, de heer Pieter De Prins, die ondanks zijn wankele gezondheid steeds trouw op post is geweest, en de belangen van alle Leestenaren op een eerlijke manier heeft gediend. We zullen hem er immer dankbaar voor blijven.
Uw hoofdbekommernis, heer burgemeester, zal er in bestaan de goede verstandhouding en vriendschap onder allen te bevorderen ; iedereen zonder uitzondering en van gelijk welke opinie, zal bij u op het gemeentehuis welkom zijn. U zijt burgemeester van alle Leestenaren, de vriend van alle mensen van goede wil. Reik de hand vandaag aan allen om in samenwerking met de geestelijke overheid, onze collega’s van schepencollege en gemeenteraad, verder te bouwen naar een groter en schoner wordend Leest. Dat God u van alle onheil spare, tot vreugde van uw familie en tot welzijn van onze gemeente. Ik sluit nu met mijn hartewens : “LANG LEVE EMIEL VERSCHUEREN !”
De Burgemeester dankt :
Zeer Eerwaarde Heer Pastoor, Eerwaarde Heer Onderpastoor, Eerwaarde Zusters, Mevrouwen, Mijneheeren, Beste medeburgers en vrienden, Ik dank u allen oprecht voor de vele blijken van genegenheid en aanhankelijkheid die ik in het verleden en bijzonder vandaag mocht in ontvangst nemen. Het is zeer schoon, maar zoveel was wel niet nodig. Het doet mij genoegen dat omzeggens de ganse gemeente zich bij deze hulde heeft aangesloten en aldus haar tevredenheid over mijn benoeming uitdrukt. Onze kleine landelijke gemeente telt zovele verenigingen die mij allen hun beste wensen toestuurden : ik dank ze allen voor de eer mij aangedaan. Ik heb nooit mijn verantwoordelijkheid ontweken ; gelijk ik in het verleden geweest ben, zal ik in de toekomst zijn.
En als laatste, maar niet het minste, gaat mijn dank naar hen die vele jaren naar best vermogen onze gemeente hebben gediend : als schepene, mijn vriend Prosper Busschot en als burgemeester, mijn vriend Pieter De Prins. Hij zorgde voor de aflossing van de wacht, als ik mij zo mag uitdrukken. En nu zijn gezondheidstoestand de taak voor hem te zwaar maakt, heeft hij mij terug de wachtpost toevertrouwd, ons daarbij de jonge steun van zijn zoon als schepene toezeggend. Ik wil onder U staan als uw gelijke, als iemand die de vriendschap en het vertrouwen waard is van alle eerlijke mensen.
Ik dank u nogmaals allen, nu ik weet dat ik tussen alle rangen, boven alle persoonlijke meningen uit, vele vrienden tel. Ik dank ook de nieuwe schepenen en gemeenteraadsleden voor het vertrouwen in mij gesteld. En als O.L.Heer mij temidden van mijn brave vrouw, kinderen en kleinkinderen nog enkele jaren gezondheid wil schenken, laat ons dan samenwerken voor een steeds schonere en welvarende gemeente onder de nationale leuze : “Eendracht maakt macht” en Leest ten bate. Ik dank U.
Ook “De Band” wijdde in het nummer van maart 1959 een artikel aan de nieuwe burgemeester en zijn aanstelling :
Ons dorp in feest !! Emiel Verschueren – Inhaling en Viering.
In het Belgisch Staatsblad van zondag 8 februari 1959, nr. 39 blz. 815, verscheen het Koninklijk Besluit van 31 januari 1959 waarbij EMIEL VERSCHUEREN werd benoemd tot burgemeester van Leest. Maandagavond 16 februari kwamen afgevaardigden van plaatselijke organisaties op het gemeentehuis bijeen om de officiële viering van de nieuwe burgemeester te regelen. Deze vergadering werd voorgezeten door schepenen Frans en Ferdinand De Prins. Waren verder aanwezig : Louis Verbruggen en Jozef De Decker (C.O.O.), Flor Meyers, schoolbestuurder, Constant Busschot (Boerenfront), Jan Verbruggen sr (Boerengilde), Frans Van Der Hasselt (Arbeid Adelt), Victor Selleslagh (Rust Roest), Richard Van Praet en Louis Solie (KWB), August Lauwers en Frans Polspoel (St.-Cecilia), Alfons Hellemans sr (Davidsfonds), Maria Rheinhard (Vrouwengilde), Edward Van Steenwinckel (Kerkfabriek) en Jan De Decker (Milac). Schepen Frans De Prins aanvaardde het voorzitterschap van het feestkomitee.
Zondag 22 februari : feestelijke dag.
Te 15 uur bood burgemeester Verschueren een receptie aan in zijn woning. Oud-burgemeester Pieter De Prins overhandigde aan zijn opvolger de driekleurige sjerp. Namens de K. Fanfare St.-Cecilia werd aan de nieuwe burgemeester een bloemtuil aangeboden door Leopold Piessens, terwijl de muzikanten een feestmars uitvoerden. Ondertussen regelden Richard Van Praet en Emiel Polfliet de volgorde van de optocht, waarin werden opgemerkt : de Chiro met haar muziekkapel, vaandels en vendelvlaggen. De jongensschool, de meisjesschool, Oud-soldatenbond, Boerenfront, Katholieke Werkliedenbond, BJB-meisjes, Vrouwengilde, Toneelkring “Rust Roest”, BJB-jongens, Boerenbond, Kon. Fanfare St.-Cecilia, Kerkfabriek, Commissie van Openbare Onderstand en de Gemeenteraad. De burgemeester en zijn dame, oud-burgemeester De Prins, Z.E.H. Pastoor, W.E.P. Onderpastoor en de schepenen volgden in een wagen.
De optocht ging langs de Elleboogstraat, Tisseltbaan en Dorp naar het kerkhof waar de burgemeester een mooie ruiker neerlegde bij de gedenksteen der Gesneuvelden en Oorlogsslachtoffers. Een minuut stilte werd in acht genomen. De K.F.S.C. voerde er de Nationale Hymne uit. Bij de poort van het kerkhof werd een erehaag gevormd door de schoolkinderen. Na verloop van de korte plechtigheid op het kerkhof, schreden de burgemeester en zijn gevolg naar het gemeentehuis terwijl een grote menigte toejuichte.
In de trouwzaal van het gemeentehuis had de officële hulde plaats. Op het balkon waren luidsprekers opgesteld zodat het publiek de toespraken kon horen. Aan de eretafel hadden plaats genomen : de burgemeester en z’n dame, oud-burgemeester De Prins en Z.E.H. Coosemans, pastoor. Rondom de eretafel bemerkten wij : E.P. Clementiaan o.f.m., onderpastoor, de oude en de nieuwe gemeenteraad, de secretaris en afgevaardigden van onderwijzend personeel en plaatselijke organisaties. Het woord werd achtereenvolgens gevoerd door : oud-burgemeester De Prins, pastoor Coosemans, meester Meyers namens het onderwijzend personeel, Jan De Decker namens de parochiale organisaties, Frans Van der Taelen namens de oudstrijders, August Lauwers namens de Koninklijke fanfare “Sinte Cecilia” en Louis Verbruggen namens de C.O.O. De burgemeester dankte al de sprekers en beloofde al zijn krachten in te zetten voor het welzijn van de gemeente en van al de inwoners. Verder dankte hij al de kiezers en sympatisanten. Het officieel gedeelte van de viering werd ten gemeentehuize besloten met het drinken van (meerdere romers) champagne.
Aan de schoolkinderen werd de volgende dag vrijaf gegeven. Zij werden verder nog bedacht met chocolade.
In de zaal “Sinte-Cecilia” bij Frans Huybrechts werd door de burgemeester een “tournéé génerale” aangeboden...
Pieter De Prins, aftredend burgemeester :
“Alles heeft een eind, zelfs de openbare opdrachten. Maar alles kan herbeginnen, ook de openbare opdrachten. Zeker zal ik mij niet als profeet voordoen, dit is een gevaarlijk spel, en gevaarlijke spelen zijn niet meer voor mijn leeftijd. Tenminste mogen wij hopen dat, voor het werk verricht tijdens deze enkele jaren, de bevolking zich onpartijdig zal tonen in haar beoordeling, en ik denk dat wij in dit geval de toekomst optimistisch mogen tegemoet zien. (...) Ik heb misschien mijn plicht vervuld. Maar U, burgemeester en de heren van de gemeenteraad, U deed het met een geweten, een verkleefdheid, een begrijpen en een kennis van de publieke en sociale vraagstukken, die mijn bewondering uitmaakten gedurende de enkele jaren die wij samen doorbrachten. De bewijzen van de doeltreffendheid van uw optreden zijn gemakkelijk te geven. Zij springen in het oog. Bekijk de financies. Kunnen ze gezonder zijn ? En de begroting ? Deze is in evenwicht. En welke werken werden de laatste tijd uitgevoerd ? De herstelling van kerk en pastorij. De vernieuwing van de Grote Heide, Scheer- en Vinkstraten in cementbeton, alsmede de Kleine Heide en Bist. De bekleding met cut-bac verharding der Tisseltbaan, Elleboogstraat, Winkelstraat en Tiendeschuurstraat. De verbeteringswerken van het gemeentehuis en het schoolhuis zijn in aanvang genomen. (...)
Ja, heer burgemeeester, ik ben U en de andere raadsleden veel schuldig. En niets vermag mij uw kostbare samenwerking te doen vergeten. Er blijft mij slechts over u vanwege onze bevolking een zo objectieve zienswijze te wensen en ik meen dat in dit geval de toekomst gunstig mag beschouwd worden. Ik acht mij dan ook gelukkig de sleutels van het gemeentelijk patrimonium te mogen overhandigen aan mijn trouwe opvolger : burgemeester Emiel Verschueren, die ik alle heil toewens.
Floriaan Meyers, schoolbestuurder :
In naam van het onderwijzend personeel en van gans de schoolgaande jeugd heet ik U van harte welkom als burgemeester van Leest. (...) Dat U nog altijd de waardering en de genegenheid van de bevolking geniet, bewijst de aanwezigheid van zovelen op deze luisterrijke plechtigheid. Het moet voor U een gelukkig en tevens een aandoenlijk ogenblik wezen te mogen bestatigen, dat Gij nog niets van de vroegere sympathie hebt verloren. (...)
Mijnheer de Burgemeester, U weet dat ik steeds dankbaar geweest ben tegenover de familie Verschueren en ik zou het mijn ganse leven betreuren door een kleine vergissing dat wederzijds vertrouwen in het gedrang te brengen. Indien het mij echter veroorloofd is enige suggesties naar voren te brengen en uw bijzondere aandacht durf te vragen, dan doe ik zulks maar alleen in het belang van het kind. Het zal U zeker niet ontgaan zijn en U zult wel opgemerkt hebben bij Uw bezoek, enkele dagen geleden, in tegenwoordigheid van de heren schepenen, dat de school een nijpend gebrek aan degelijk materiaal heeft om een onderwijs te verstrekken, dat onder alle opzichten volledige voldoening kan schenken. Het ligt voorzeker niet in mijn bedoeling het vorig gemeentebestuur hiervoor aansprakelijk te stellen, want ik heb de overtuiging dat men evenveel goede wil heeft betoond voor de jongens- als voor de meisjesschool, waar alles tip-top in orde is. (…) …toch dring ik er op aan, dat ge minstens éénmaal om de maand, ons een bezoek zoudt brengen, contact komt nemen met het onderwijzend personeel en vooral met de schoolgaande jeugd. Door uw menigvuldige bezoeken aan de klassen zult ge niet alleen het hart veroveren van de kinderen, maar tevens de wensen en de verlangens vernemen van de leerkrachten, die met de opvoeding van de jeugd belast zijn. (…)
Moge u nog lange tijd een flinke gezondheid blijven genieten om uw taak met veel toewijding te kunnen volbrengen. (…)
Z.E.H. Coosemans, Pastoor:
Bij deze plechtige aanstelling houd ik er aan U van harte een voorspoedige ambtsperiode toe te wensen. Wij staan hier in de schaduw van het Kruis op de schouw, van Kristus-Koning, het Opperste Gezag, van wie alle gezag voortkomt. Hij legt vandaag een deel van zijn gezag op uw schouders, weliswaar langs een omweg maar in werkelijkheid is Hij het toch die van zijn gezag meedeelt. Van heden af hebt Gij te zorgen niet alleen voor uw eigen welzijn, maar ook, en nog wel op de eeerste plaats voor het algemeen welzijn. Voorwaar geen gemakkelijke taak ! Wij leven in een tijd dat de levensstandaard van de mensen heel wat is gestegen. Wat voor vijftig jaar als een luxe werd beschouwd, wordt nu als een dringende noodzakelijkheid aanzien. De evolutie van het mensdom gaat nu veel rapper. Wat vroeger op tien jaar gebeurde, gebeurt nu op een jaar. De wetten en reglementen die Gij zult moeten toepassen worden dan ook maar steeds ingewikkelder en talrijker. (...) Wat vandaag verplichtend is, is morgen misschien verboden. Er is ook zoveel dat de mensen scheidt : standsbelangen, rijkdom, bekwaamheden. Maar dieper dan al dat uiterlijke is er toch iets dat hen bindt. Hier te Leest zijn het allemaal gedoopte mensen met dezelfde levensbeschouwing. Die geestelijke band is sterker dan de band van het bloed en voor die geestelijke band moet alle verdeeldheid wijken. Hier te Leest lopen de grenzen van de parochie samen met die van de gemeente. Ik heb geen andere parochianen dan burgers van Leest en alle burgers van Leest zijn parochianen. Meer dan op welk ander gebied ook zijn we dus geroepen om samen te werken.
Weliswaar is de taak die ons is opgelegd enigzins verschillend : de Uwe is meer van tijdelijke aard en de mijne meer van geestelijke aard. Maar het geestelijke en het tijdelijke zijn niet te scheiden, maar vullen elkander aan. Ons werkterrein is dus hetzelfde.
Mijnheer de Burgemeester, U moogt dan ook op mijn medewerking rekenen. Ik eindig dan met de vurige wens dat we Leest weer wat schoner en gelukkiger mogen maken.
De verkiezingen van 1946 werden eveneens gewonnen door de Blekken (“St Cecilia”) tegen de Sussen (“Arbeid Adelt”) met “vijf-vier”. Burgemeester Emiel Verschueren was voorlopig geen kandidaat meer en Pieter De Prins werd burgemeester en Prosper Busschot en Theofiel Maes werden schepen.
In oktober 1952 werden er opnieuw gemeenteverkiezingen gehouden en die werden door de Blekken gewonnen met zes tegen drie. Pieter De Prins werd opnieuw burgemeester. Emiel Verschueren kwam terug als schepen en Prosper Busschop begon in dezelfde functie aan zijn laatste ambtstermijn. Raadsleden waren : Ferdinand De Prins, Ernest De Win, Frans Van Der Hasselt, Pieter Verbeeck, Frans Verwerft en Lode Wuyts.
Oppositie aan het woord.
Als vooraanstaande “Blek” had Miel Verschueren het niet onder de markt met de oppositie van de “Sussen”. Volgende folder werd, tijdens een gemeentekiezing, in de Leestse brievenbussen gestopt :
Hulde aan Verschuren
Hij is daar weer het ferm baaske dat 8 jaar speelde kromme haaske hij mag nog geren een lekker glaaske en loopt dan zat als een dwaaske.
Twas oorlog, voor mijnheer Emiel viel den trein aan ‘boske altijd stil hij gaf ook 2 Engelsen een ferme pil en schonk aan den Duits zijn zoon Siriel.
Die zoon die zou er zich mee moeien de Duits die kwam de beesten schoeien. De mensen voelden hun koleire broeien maar Mieleke hield toch al zijn koeien.
Toen kon hij veel pakken boter vouwen, de Duits die kwam ook paarden sjouwe dan maar ’t portret van zijn zoon openvouwen. en Mieleke kon zijn paarden houwen.
In zijn jongheid had hij aventuren nu geeft hij weer blomkolen in zijn geburen maar ze zullen hem wandelen sturen dan kan ’t melk die koei verzuren.
Want nu denkt hij met een koe te winnen wat peist dat vent wel te beginnen die koei komt nooit voor de pinnen want de beste zullen winnen.
Want nooit meer gelukt Verschuren met al die fijn geslegen kuren om de gemeente in den ambras te sturen, neen dat kunnen we niet verduren.
Verkiezingen van 1958.
De Gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1958 werden overtuigend gewonnen door de Blekken van Emiel Verschueren. Zijn partij haalde 7 zetels, de Sussen slechts 2. De grootste overwinning uit het politieke bestaan van de Blekken. Dit kon omdat er binnen de Sussen verdeeldheid was ontstaan en er een scheurlijst van deze partij opkwam. Voor de Blekken werden Frans De Prins (een zoon van oud-burgemeester Pieter De Prins) verkozen, evenals Henri Van den Heuvel, Ferdinand De Prins, Rik De Bruyn, Juul Geens, Emiel Verschueren en August Lauwers. Deze laatste zou zich terugtrekken omdat hij familie was van Emiel Verschueren en werd als gemeenteraadslid opgevolgd door Pieter Verbeeck. Van alle kandidaten haalde Miel Verschueren de meeste voorkeurstemmen.
Op 17 januari 1959 werd de nieuwe gemeenteraad geïnstalleerd. Eerste schepen werd Frans De Prins, tweede schepen Ferdinand De Prins en Emiel Verschueren zou Pieter De Prins opvolgen als burgemeester. In het Belgisch Staatsblad van 8 februari 1959, nr.39, blz. 815 verscheen het K.B van zijn benoeming op 31 januari 1959.
De Sussen hadden toen met Frans Van der Hasselt en Constant Buelens twee vertegenwoordigers in de gemeenteraad. De derde lijst of scheurlijst van de Sussen met Frans Muysoms en Lodewijk Wuyts had geen zetels.
Na ongeveer één jaar ging schepen Frans De Prins, omwille van interne meningsverschillen, over naar de oppositie. Samen met hem stapte een vrij groot aantal muzikanten en ereleden op, vooral uit de buurt van de Kleine Heide. (“Leest in Feest”, Stan Gobien)
De aanstelling van burgemeester Verschueren in 1959 werd uitvoerig becommentarieerd in de media. Gazet van Mechelen :
Plechtige aanstelling te Leest van burgemeester Verschueren.
“Zondag 22 februari had de plechtige aanstelling plaats van burgemeester Emiel Verschueren. Talrijke Leestenaren kwamen dhr Verschueren aan zijn woning gelukwensen. Door dhr Leopold Piessens, ondervoorzitter, werd hem vanwege de fanfare St.-Cecilia een mooie bloementuil aangeboden. Hierna trok de stoet, gevormd uit verscheidene groepen en verenigingen, de raadsleden en de nieuwe burgemeester samen met schepenen en geestelijke overheid naar het gemeentehuis. Aan het gedenkteken van de gesneuvelden legde de nieuwe burgemeester zijn mooie bloementuil neer terwijl het “Te Velde” geblazen werd. Na deze plechtigheid had een ontvangst plaats op het gemeentehuis waar de aftredende burgemeester Petrus De Prins de nieuw verkozene verwelkomde, veel heil toewenste en hem de sleutels overhandigde. Hierna werden toespraken gehouden door Z.E.H. Coosemans namens de geestelijke overheid, meester Meyers vanwege het onderwijzend personeel, Jan De Decker namens de parochiale werken en Frans Van der Taelen namens de Oud-Soldaten. Gust Lauwers, secretaris van de Kon. Fanfare St.-Cecilia sprak namens de maatschappij en Louis Verbruggen namens de C.O.O. Tot slot dankte de nieuwe burgemeester allen voor de eer hem aangedaan en beloofde in de toekomst een goede burgervader te zijn om van Leest een vooruitstrevende gemeente te maken. Hierna werd de erewijn geschonken en had bij Frans Huybrechts nog een gezellig samenzijn plaats.”
Vervolgt.
Foto’s :
-Eerste schepen Frans De Prins ging over naar de oppositie.
-Tweede schepen Ferdinand De Prins.
-De handtekeningen van burgemeester en gemeenteraadsleden.
-De nieuwe burgemeester ontving bloemen uit handen van Pol Piessens, namens de fanfare St.-Cecilia. Rechts zijn echtgenote Catharina Lauwers.
-De bevolking werd uitgenodigd op de inhuldiging en de optocht.
1939 – Emiel Verschueren wordt burgemeester en dit tot 1944.
Later zou hij een tweede termijn vervullen van 1958 tot 1965.
Emiel VERSCHUEREN (Deel 1)
Emiel Verschueren was een zoon van de vroegere burgemeester Theofiel (°Leest 26/3/1853, +Leest 26/5/1942) en van Petronilla Victoria Selleslagh (°Leest 21/7/1853, +Leest 22/7/1907). Joannes Theophiel Emiel Verschueren werd te Leest geboren op 31 januari 1889 en huwde er op 11 februari 1914 met Maria Catharina Lauwers. (°Leest 10/8/1890, +Leest 1/5/1966) Beiden woonden eerst in de Dorpsstraat : naast zijn bedrijvigheid als boer en kolenhandelaar was Emiel Verschueren beheerder van de zaal “Sint-Cecilia” . Later, in 1931, werd hij eigenaar en uitbater van het Hof ter Haelen.
Gemeenteraadsverkiezingen 1927 en 1932.
Met de gemeenteraadsverkiezingen van 1927 waren de Sussen terug aan de macht gekomen. Burgemeester werd toen Victor De Laet en die zou dat blijven tot 1938. Voor de Blekken zetelden toen Theofiel Verschueren, Alfons Polspoel, Prosper Busschot en Pieter De Prins. Tijdens de verkiezingen van 1932 hadden de Sussen een pamflet laten drukken op naam van de Blekken. Dat pamflet werd de dag voor de verkiezingen huis aan huis bedeeld. Op dat pamflet stond gedrukt : “Weg met Klooster en Kerk en Scholen, de laatste steen moet weg van Leest !” De Blekken dienden klacht in omdat ze van oordeel waren dat ze door deze ongeoorloofde praktijken de verkiezingen van 1932 hadden verloren. Dit voorval zorgde er mede voor dat er tot en met de fusie van gemeenten in 1977 nooit een relatie van vertrouwen is ontstaan tussen de Blekken en de Sussen.
Verkiezingen van 1938.
Met de verkiezing van 16 oktober 1938 wonnen de Blekken met Pieter De Prins, Johannes Nuytkens, Prosper Busschot, Emiel Verschueren en J. Beullens vijf zetels. De Sussen werden in deze raad verkozen met de vroegere burgemeester Victor De Laet, de vroegere schepenen J. Apers en F. Boonen en met een nieuw raadslid K. Silverans. Emiel Verschueren volgde Victor De Laet op als burgemeester van Leest.
Ontslag.
In het Staatsblad nr. 155-156 van 4 en 5 juni 1945 werd zijn ontslag als burgemeester afgekondigd : “Bij besluit van den Regent dd. 17 Mei 1945 is de heer Verschueren Jan-Emiel, uit zijn ambt van burgemeester der gemeente Leest ontzet. Dit besluit is als volgt gemotiveerd : “Overwegende dat de heer Verschueren, Jan-Emiel, burgemeester van de gemeente Leest, niet geaarzeld heeft tijdens de bezetting rantsoeneeringszegels in ontvangst te nemen, die hem recht gaven op een dubbel rantsoen en die hem door den bezetter werden toegekend wegens het feit dat zijn zoon in het Duitsch leger als vrijwilliger dienst genomen had ; Overwegende dat de heer Verschueren, Jan-Emiel, door deze handelwijze, de eer en de waardigheid van zijn ambt van burgemeester op ernstige wijze in opspraak heeft gebracht.”
Nochtans had Miel in de oorlog veel mensen geholpen en zelfs een toevluchtsoord verleend aan werkweigeraar Louis D’Hondt uit de Elleboogstraat. Louis was door de Duitsers opgeeist en naar een kamp in Hannover getransporteerd waar hij verpicht tewerkgesteld was. Na een verlof weigerde hij terug te keren naar Duitsland en kon zich verschuilen in het “Hof ter Haelen”. Deze asielverlening van vader Verschueren en het stilzwijgen van zijn collaborerende zoon zorgde er later voor dat Miel zijn burgemeestersjerp opnieuw kon omgorden en ook voor verzachtende omstandigheden en strafvermindering voor zoon Cyriel.
Vervolgt.
Afbeeldingen en foto’s :
-1939 : De nieuwbakken Burgemeester Miel Verschueren tussen zijn schepenen Pieter De Prins (Openbare Werken) en rechts Prosper Busschot (Onderwijs).
-Het woonhuis van het “Hof ter Haelen” in de Elleboogstraat toen het in 1931 door Miel Verschueren werd aangekocht van de familie de Meester de Ravestein. Het woonhuis werd in 1967 vervangen door een modern burgerhuis.
-Miel Verschueren met fanfare-wijkverantwoordelijke Jef Mollemans.
-De vermelding in het staatsblad van 4 en 5 juni 1945.
Jaak Van Hoof werd Koning van de liggende Wipmaatschappij ‘St Niklaas Vrienden’ Leest. (Foto onderaan)
1938 – Zondag 10 juli : Knaap door een auto te Leest overreden.
“Een schooljongen, Leon Tussyn, uit Mechelen, was zondag op vakantie te Leest bij Koekelberg Eduard, in de Scheerstraat. Rond 2 ure, moest de kleine eene boodschap gaan doen en reed per trottinet. Het was bij het terugkeeren op den betonnen steenweg, in het dorp, dat de kleine werd aangereden door een auto, gestuurd door Lodewijk T. Het knaapje werd opgenomen met kneuzingen aan handen en over gansch het hoofd. Dadelijk werd dokter Engelen, van Hombeek verwittigd en heeft hem de eerste zorgen toegediend en naar de kliniek te Mechelen overgebracht, waar men vaststelde dat het sleutelbeen gebroken was.” (GvM, 12/7/1938)
1938 – 16 juli : Alfons Piessens – erg ongeval.
“Zaterdag voormiddag, rond 10 uur, had er aan Battelbrug een zwaar ongeval plaats. Landbouwer Alfons Piessens, van de Mechelbaan te Leest, zat op zijne kar. Bij het verschrikken van zijn paard dat stijgerde, sloeg de man van zijn kar en werd door dezelve overreden. Piessens werd met gebroken ribben, arm en been opgenomen en ter verpleging naar de St. Romboutskliniek te Mechelen overgebracht. Zijn toestand werd aldaar zorgwekkend beoordeeld.” (GvM, 17/7/1938)
Dezelfde krant van 19 juli meldde het tragisch nieuws : Dodelijk verloop.
“De ongelukkige landbouwer Alfons Piessens, 65 jaar, van de Mechelbaan te Leest, die zaterdagvoormiddag, zoo als wij mededeelden, aan de Battelbrug door zijn eigen gespan overreden en naar eene kliniek moest worden overgebracht, is in den nacht van zondag op maandag, aan de gevolgen der bekomen kwetsuren overleden.”
Op19 juli gaf Karel ridder Dessain, de burgemeester van Mechelen, toelating om de overledene te begraven op het kerkhof van Leest : “Wij Karel ridder Dessain Burgemeester der Stad Mechelen; Gelet op de overlijdensakte van Joannes Alphonsius Piessens, landbouwer, geboren te Breendonk den 24 juli 1873, gehuisvest te Leest, overleden te Mechelen den 18 juli 1938, echtgenoot van Angelina Clementia Coeckelbergh, zoon van Petrus Henricus en van Maria Francisca Van Aken. Gelet op de toelating tot begraving afgeleverd door den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand dezer stad ; Gelet op de vraag gedaan door Eduard Piessens, zoon van den overledene. Laten toe, dat het lijk van genoemde Joannes Alphonsius Piessens overgebracht worde naar Leest om er begraven te worden. Diensvolgens is de overhandiging van het lijk, ingesloten in een houten kist, gedaan aan bovengenoemden aanvrager, die hetzelve onder zijne verantwoordelijkheid moet vervoeren en vertoonen aan den Burgemeester van Leest samen met het tegenwoordig proces-verbaal ondertekend door Ons en den aanvrager. Gedaan te Mechelen, den 19 juli 1938.”
1938 – 1 augustus – GvM : Examenuitslagen.
Middelbare Land- en Tuinbouwschool van Mechelen, aangenomen door de Provincie Gaan over van het tweede naar het derde studiejaar : -met onderscheiding : Victor Verbruggen Leest. -met voldoening : Joris Lauwers Leest.
1938 – 4 augustus – GvM : Examenuitslagen.
Provinciale Middelbare Landbouwhuishoudschool Deurne. Slaagden in het examen van het 2de studiejaar : -met onderscheiding : Irma Selleslagh Leest.
“Gevr. meid, 16-17 jr. vr alle werk. Aanb. bij Dr. Stuyck, Leest bij Mechelen.”
1938 – 28 november – Advertentie GvM : Gemeente Leest zocht vleeskeurder
“BERICHT.- Plaats van Vleeschkeurder is te begeven in de Gemeente Leest. Wettelijke voordeelen en voorwaarden. De kandidaten moeten veearts zijn. Aanvragen bij den Burgemeester voor 16 december 1938. Leest, den 25 nov. 1938. Bij bevel : de sekretaris L. Wuyts, de burgemeester V. De Laet.”
1938 – 2 december : Aanbesteding Openbare Autobusdienst.
“OPENBARE AUTOBUSDIENST BREENDONK – TISSELT – LEEST – HOMBEEK – MECHELEN. Aanbesteding. Op 2 december 1938, zal er op het Provinciebestuur van Antwerpen, Schoenmarkt 2, ten 11 ure, overgegaan worden tot de openbare aanbesteding van een openbaren autobusdienst, tusschen Breendonk-Tisselt-Leest-Hombeek-Mechelen. De inschrijvingen moeten overeenkomstig de bepalingen van artikel 13 van het Koninklijk Besluit van 25 augustus 1938, toegezonden aan den heer Gouverneur der Provincie Antwerpen.” (GvM, 9/11/1938)
1938 – 6 december : Uitslagen wipschieting
“Leest – ‘St.Niklaas Vrienden’, 64 schutters. Hooge : Fr. Van Lint. Zijden : Scheltjens, De Wachter. Kallen : Rens, Leroy.Laatsten : Van Dyk, Van Hoof.” (GvM, 8/12/1938)
1938 – 12 december – GvM : Advertentie Huis te Koop.
“Te k. uit ter hand, werkmanswoning m. hof, geleg. Scheerstr., 6 (dorp) Leest. Prijs 12.000 fr.”
Foto’s :
- Jaak Van Hoof.
-De toelating tot begraving in Leest van burgemeester Dessain.
Rond 09u10 kwam er een militair vliegtuig neer in de Tisseltbaan. De twee inzittenden (26 en 23 jaar) kwamen om het leven.
Het Nieuwsblad zaterdag 18 juni 1938 :
Militair vliegtuig stort te pletter te Leest-Mechelen.
“De twee inzittenden op slag gedood. Het toestel is tegen hoogspanningsdraden aangevlogen en viel een driehonderdtal meter verder neer. De twee verminkte lijken der slachtoffers werden naar het militair gasthuis overgebracht.
Vrijdagmorgen tien minuten na negen uur, heeft zich te Leest een vliegtuigongeval voorgedaan, waarbij twee militairen uit Brussel die een proefvlucht ondernamen, den dood hebben gevonden. Zij waren even voor negen uur te Brussel opgestegen, toen het toestel boven het grondgebied van Leest, in de hoogspanningskabels die de stad Mechelen met Aalst verbinden, verward geraakte en van daaruit een driehonderdtal meter verder te pletter stortten. Zowel de piloot, luitenant Joie, verbonden aan den vliegdienst van Evere als luitenant Jones, van het 2de regiment Lanciers, werden op slag gedood.
Een ongeval dat groote opschudding verwekte. Wij hadden vrijdagvoormiddag te Leest gelegenheid verschillende personen te ondervragen die het ongeval zagen gebeuren. Zeggen wij vooraf dat het vliegtoestel neerstortte in het korenveld van den h. K. Rottiers, wonende Koeistraat te Leest. De man was niet thuis en familieleden moesten eerst door geburen van het ongeval worden op de hoogte gebracht. Een gebuurvrouw, Mevr. Lemmens, bevond zich achteraan het huis, toen zij kort na negen uur een militair vliegtoestel, een honderdtal meter boven den grond zag rondcirkelen. De motor liet enkele knallen hooren en toen het toestel aan de hoogspanningskabels was gekomen zag Mevr. Lemmens dat het toetel erin geraakte. Het schommelde met groote bewegingen naar links en naar rechts en viel te pletter achter hare woning in een korenveld. Dadelijk snelde zij ter plaatse en vond het toestel met het voorste gedeelte diep in den grond geboord.
Menschen leeft gij nog ?
Mevr. Lemmens kon haar oogen niet gelooven. En in een eerste opwelling riep zij uit : ”Menschen leeft gij nog ?” Dan kwam ook de tweede getuige K. Verbeeck, toegesneld. Beiden moesten vaststellen dat de twee inzittingen deerlijk verminkt werden en geen teeken van leven meer gaven. Van alle zijden kwam nu het volk toegestroomd, onder meer ook soldaten van het 7de Linieregiment van Mechelen, die in de omgeving op een 800 tal meter oefeningen maakten onder leiding van luitenant Gilson. Dadelijk werd een ordedienst ingesteld die de nieuwsgierigen die weldra tot honderdtallen aangroeiden, op afstand te houden. Dr . Stuyck van Leest werd verwittigd en deze stelde vast dat luitenant Jones, 24 jaar oud, nog licht ademde. Kort daarop was hij echter ook een lijk. E.H. De Vits, onderpastoor te Leest, heeft de twee slachtoffers, in extremis, de laatste sacramenten toegediend. De twee verminkte lijken waren nog vastgebonden in het toestel, toen men ze ter plaatse ontdekte. Eerst nadat de gendarmen en de soldaten ter plaatse waren, werd de staart van het toestel, dat de lucht instak, neergehaald en werden de twee ongelukkigen uit hun zitting genomen. Luitenant Joie, 27 jaar oud, was de schedel verbrijzeld. Hersenstof lag in het korenveld rondgespreid. De ongelukkige was ook de vingers van een hand gerukt. Luitenant Jones, die als waarnemer in het vliegtoestel had plaatsgenomen, vertoonde een diepe snede van het oog tot aan den mond. De ongelukkige was daarbij de beenen op verschillende plaatsen gebroken.
Het toestel.
Het vliegtoestel was een Fairy Fox 99 Nr AF – 6170 van het centrum van Evere-Brussel. Het was gemonteerd met een machinegeweer, zoodat ’t wel een proefvlucht gold. Het toestel zelve was volkomen vernield. Terwijl honderden aanwezigen zich op de plaats van het ongeval verdrongen en de nabije aardappelvelden letterlijk overrompeld werden, cirkelden tien militaire vliegtuigen rond en brachten de militairen groet aan hun verongelukte makkers.
Het eerste onderzoek.
Uit het eerste onderzoek ter plaatse bleek dat de piloot reeds den naphtetoevoer had afgesneden, wat een voorbereiding is voor de landing. Zoo is het ook uit te leggen dat het toestel dat nog 300 liter brandbare stoffen inhield, niet is in brand geschoten en de lijken niet werden verkoold. Daar het toestel slechts op een geringe hoogte vloog, hebben de inzittenden geen gebruik kunnen maken van hun valscherm. De soldaten van het 7de Linieregiment zagen het toestel boven het dorp cirkelen. De piloot zocht waarschijnlijk een landingsplaats en hij zou waarschijnlijk in dit maneuver zijn geslaagd als het toestel niet tegen de kabels was gevlogen. Twee kabels waren gebroken.
Het parket ter plaatse.
Omstreeks 11 uur is het militair parket van Evere ter plaatse afgestapt...”
Het verslag van GvA (18/6/1938) : Vreeselijke vliegramp te Leest bij Mechelen
De piloot en de waarnemer van een neerploffend vliegtuig op slag gedood.
“Om 9.10 ure bemerkten landbouwers, die te Leest-bij-Mechelen, op het veld aan den arbeid waren, dat een militair vliegtuig op een 100-tal meter, zeer traag vloog en in nood bleek te verkeeren. Onmiddellijk daarop zagen zij het tuig neerstorten in het veld van landbouwer P. Rottiers, Tisseltbaan, op een honderdtal meter achter de hoeve van voornoemden pachter, op de scheidingslijn van een koren- en aardappelveld.
Ter hoogte van de brug, te Leest, bevond zich luitenant Gilou met enkele manschappen op oefening. Hij ook had de abnormale doening bemerkt van het vliegtuig en had zich met zijn manschappen op looppas gezet, ten einde bij gebeurlijke ongevallen de noodige hulp te kunnen bieden. Hij voorzag zeker een noodlanding, doch hij had niet kunnen denken dat hier zoo plots een ramp zou kunnen geschieden, want toen hij ter plaatse kwam waar het tuig neerstortte, bleek alle hulp overbodig. Vooraleer het militair vliegtuig neerplofte, werd opgemerkt, dat het onderdoor de kabels vloog er hoogspanning Mechelen-Aalst, waar een stroom opstaat van 70.000 volt. Twee van deze draden werden aangehaakt en knakten af. Onmiddellijk daarop steeg het vliegtuig nog enkele meter en dan plofte het neer.
De ramp
Het vliegtuig sloeg met volle geweld met den neus in het veld, en drong meters diep in de mulle aarde. Een der vleugels bleef boven uit steken, wijl de andere verbrijzeld werd. De cabien waarin beide militairen gezeten waren werd totaal ingedrukt. Toen luitenant Gilou ter plaatse kwam, zag hij beide ijselijk verminkte vliegers in de cabien gepletterd zitten en begon onmiddellijk met de ongelukkigen te bevrijden.
De slachtoffers.
Het verongelukte vliegtuig is een Faircy-Fox, 99, A.S. 6-17 en was bemand met als piloot luitenant Joye en als waarnemer luitenant Jones van het 2de cavalerie der lanciers, in garnizoen te Brussel. Denkelijk waren beiden uit Evere vertrokken en rond Mechelen op oefening. Zoodra de lichamen bevrijd waren, werd vastgesteld dat luitenant Joye op slag moet gedood geweest zijn, daar zijn gansche schedel open lag en zijn armen en benen gebroken waren. Volgens De. Stuyck, die dadelijk ter plaatse snelde, moet luitenant Jones, wiens aangezicht geheel doorkorven was en wiens ledematen ook gebroken waren, nog enkele stonden na de ramp geleefd hebben. De E.H.Pastoor van Leest kwam ook ter plaatse en diende aan beide slachtoffers het H. Oliesel toe.
Het militair parket ter plaatse.
Twintig minuten na het ongeval vlogen enkele militaire vliegtuigen over de plaats waar de ramp gebeurd was en zochten ogenschijnlijk naar hun kameraden, die zij niet zagen terugkomen. In de gansche omgeving van Leest alsmede in de stad Mechelen, waar men dit smartelijk ongeval had vernomen, was de ontroering zeer groot.”
Foto’s :
-“Te Leest-bij-Mechelen vloog een militair vliegtuig tegen een electrische hoogspanningsdraad, waardoor het neerstortte. De piloot en de waarnemer werden beiden gedood. Hieronder het vernielde vliegtuig, vooraan onder het zeil, beide verongelukten. (Zondagsvriend 23/6/1938)
-De lichamen van de slachtoffers.
-“Mevrouw Lemmens een der voornaamste getuigen van het vliegongeval”.
-Dokter Stuyck kwam dadelijk ter plaatse.
-“Onder grote belangstelling werden de lijken van de twee slachtoffers in den ambulance-wagen geladen”. (Het Nieuwsblad 18/6/1938)
1938 – Tweede Paasdag 18 april – Advertentie : Loopkoers Leest Heide
“LOOPEN, te LEEST (Heide). Maandag 18 april, cross-country voor kadetten en scholieren, ingericht door Union St. Gillis. Inschrijvingen bij Frans Lamberts, café ‘Welkom’, Tisseltbaan 38 Leest. Alle aangesloten en niet-aangesloten loopers mogen starten. Vertrek ten 3 u. Voor elke categorie 10 prachtprijzen. Kadetten : 1200 meter, scholieren : 2500 meter. De marathonlooper Louis Verschuren zal het vertrek geven.” (GvM, 16/4/1938)
In dezelfde krant van 20 april :
“Maandag, 2de Paaschdag, heeft te Leest eene loopkoers plaats gehad uitgeschreven door ‘Union’ van St. Gillis. 1ste Kategorie, kadetten, 1500 meter, afgedaan in 5 min. Kwamen in de hier volgende orde aan : 1. Van Ossel; 2.Coens; 3.Van den Eynde; 4.Nuytkens; 5.Ivens; 6.Goyens; 7.Vercammen; 8. Van den Broeck; 9. Ivens Guill.; 10. Colpin Marcel.
De marathonloper waarvan sprake in de advertentie was “de Witte van den Do” Louis Verschuren. Louis Verschuren werd te Leest geboren op 24 mei 1906. In Leest, waar hij zijn heel leven doorbracht aan de Leest-Heide in de buurt van het station en het “ruthuis”, was hij een historische figuur. Werken deed hij bij General Motors in Antwerpen en daar ging hij naartoe met bus en trein. Als hij zich te voet verplaatste leek het steeds of hij gehaast was. Verwonderlijk was dat niet, want Louis Verschuren was in zijn jonge jaren nog lange-afstandsloper geweest. Toen deed hij mee aan wedstrijden van 100 km of meer. Zijn “trainer” was Rik De Bruyn, die met de fiets achter hem aanreed (Noot : Rik De Bruyn woonde in zijn jonge jaren in het ‘ruthuis’). Rik reed met de fiets achter de Witte aan en gaf hem suikerklontjes als hij zich flauw begon te voelen of overhandigde een bus water als hij dorst begon te krijgen. Ze trainden dikwijls op het pad langs het treinspoor. Hij liep dan zo hard als een goederentrein destijds kon rijden en in een superdag stak hij die zelfs voorbij en liet die ver achter zich.
In de fanfare Sint-Cecilia was hij eremuzikant. Hij was er als leerling op veertienjarige leeftijd in 1920 begonnen en speelde bugel tot in 1971 waarna hij overschakelde op bariton. Tijdens één van de laatste stapmarsenwedstrijden die de fanfare meedeed in Tisselt, was hij de enige solo-bugel die bleef musiceren toen het korps in een bocht kwam. Terwijl hij toeterde draaide hij zich naar zijn medespelers en keek met kwade ogen zodat alle bugelspelers terug begonnen te spelen. Louis zou tot op zijn 78-ste muzikant blijven van deze vereniging.
Tijdens zijn vrije tijd had hij nog heel wat andere hobby’s. In zijn grote achtertuin heeft hij ooit een pretpark in ’t klein opgebouwd met een echte hoge schuifaf. Hij wou de jeugd van de Heide wat plezier laten beleven op de plaatselijke kermis. Dat duurde niet lang, want de eerste die naar beneden kwam gegleden barstte halverwege in een oorverdovend gejank los en greep naar zijn billen. De Witte was een spijker vergeten… Als gevolg van deze proefrit had de schuifaf op de Heide geen succes meer en Louis heeft dan zijn pretparkdromen definitief opgeborgen.
Later teelde hij ook groenten die hij dan op de Mechelse markt leverde. Hij was steeds fier dat hij zo’n prachtige groenten kon telen. En zijn aardbeien mochten er ook zijn ! Aan een struikje hebben zijn medemuzikanten ooit 126 bloempjes geteld. Daarbij kweekte hij konijnen. Het waren er niet zo’n beetje. Hij had er een 150-tal. In de jaren ’50 waren het angorakonijnen, diertjes die werden gekweekt om hun lange vacht. Later schakelde hij over op Vlaamse reuzen. Zijn konijnen waren steeds tot in de puntjes verzorgd.
Louis Verschuren was gehuwd met Josephine Van Lierde (°Mechelen 8/1/1908, +Leest 21/3/1987). Hijzelf overleed in het A.Z. “Imelda” te Bonheiden op 15 maart 1995. (“T&T”, juni ’95, “GvA” en “Leest in Feest”, Stan Gobien)
1938 – Zondag 22 mei : “Welgelukt wielrijdersfestival te Boom”.
Die zondagnamiddag organiseerde de Boomse vereniging ‘Nooit Vermoeid’ een ‘wielrijdersfestival’ voor clubs. Dit vond plaats in de St. Catharinaparochie te Boom. 23 clubs waren ingeschreven waarvan er uiteindelijk 16 op de afspraak waren. Onder deze laatsten één club uit Leest : “De Vlaamsche Pedaalridders”. (GvM, 23/5/1938)
Foto’s :
-Louis Verschuren met zijn echtgenote Josephine Van Lierde.