Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Kronieken van Leest
    bij Mechelen
    31-08-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wijzigingen - aanvullingen.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    1944 – Woensdag 19 april : Brandbommen in de Kouter en bombardementen boven Mechelen.

    Deze woensdag werden rond 18u30 formaties vliegtuigen opgemerkt over Leest richting Mechelen. Ze wierpen dwarrelende dingen uit die er van op afstand uitzagen als zilverpapiersnippers. De werkelijkheid was anders. Eens ze de grond raakten spatten ze open en zetten ze de omgeving in vuur en vlam. In de Kouter vielen er enkele neer maar het grootste deel raakte de stad Mechelen. Twintig minuten later volgde een tweede formatie bommenwerpers. Ze bombardeerden de spoorlijnen en het Arsenaal en honderden brisant- en brandbommen richtten ook een enorme schade in de stad zelf aan. Mechelen stond in brand. Een zwarte bladzijde in de Mechelse geschiedenis.

    De balans was verschrikkelijk : 138 doden, 12 vermisten en 123 gewonden. Daarnaast waren er 362 vernietigde en 1507 beschadigde gebouwen. En het ergste moest nog volgen…https://stadsarchief.mechelen.be/vandaag-in-de-mechelse-ges…

    1945 – 12 maart : Franciscus VAN DER ELST vond de dood in het concentratiekamp van Flossenberg.

    Franciscus Van der Elst was te Leest geboren op 4 oktober 1895. Hij was schilder bij de NMBS en was tijdens de tweede wereldoorlog actief in de partizanengroep Boortmeerbeek. Frans was de enige (geboren) Leestenaar die de kampen van de Nazi’s niet heeft overleefd. Hij werd in zijn woning te Hofstade in de nacht van 23 mei 1944 door de Feldgendarmen van Antwerpen opgepakt op verdenking van het bezit van springstoffen en overleed in het concentratiekamp van Flossenberg op 12 maart 1945. Zijn stoffelijk overschot werd pas in 1956 ontgraven en gerepatrieerd naar België.
    Meer details in deze Kronieken : 12 maart 1945.

    1945 – Einde tweede wereldoorlog : Mechelaars zochten veiligheid in Leest.

    Hugo Lauwens : “Toen de tweede wereldoorlog op zijn einde liep werden er nog bommen gedropt. Vooral steden en fabrieken waren doelwitten. Mechelaars gingen vluchten naar de randgemeenten waar hoogstens een verloren bom viel. Het gezin van Willy Van Hoof, uitbaters van een groentenwinkel uit de Adegemstraat, werd opgevangen door Nante De Prins (de beenhouwer op het dorpsplein) en zijn vrouw Alida De Wit. De vrouw van Van Hoof was hoogzwanger en is er bevallen van hun tweede kindje Lydia. Het kindje moest gedoopt worden, maar er was niemand die de doop kon doen. Iedereen was weg, waarschijnlijk ook op de vlucht. Vroeger was er bij elke doop ook een koster aanwezig. Zo werd aan de toen 23-jarige Herman Rheinhard gevraagd om de doop te doen in vervanging van zijn vader. Herman werd ook peter van Lydia. Omdat ze ook een meter nodig hadden werd aan mijn grootmoeder Mathilde De Bruyn gevraagd om aanwezig te zijn bij de doop en werd haar het meterschap geschonken. Wanneer de rust weerkeerde in Mechelen ging het gezin Van Hoof terug naar hun huis. Lydia kwam wanneer ze groter werd ook nog steeds haar meter bezoeken. De oudere zus van Lydia heette Yvonne Van Hoof.”

    Vervolgt met : 1946 – 8 september : Philomena VAN PRAET trad in bij de Dochters van Maria.

    Foto’s :

    -De opgebaarde slachtoffers van het bombardement van 19 april te Mechelen.

    -Franciscus Van der Elst.

    -Zijn gedachtenisprentje.

    -Lydia Van Hoof









    31-08-2019 om 16:43 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-08-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    1944 – 19 maart : Jean Baptist BROOTHAERS overleden na vergiftiging door bezoedeld water.

    Jean Baptist Broothaers was te Leest geboren op 19 december 1923 als zoon van Francois (°Londerzeel 11/2/1896, +Mechelen 17/4/1965) en van Roos Van den Brande (“Roos Lapan”).
    Swa Broothaerts en Roos woonden in de Molenstraat, in het huis dat later bewoond werd door Pierre De Wit (Aluminiumwerken). De gevel van dit huis bevindt en bevond zich op straatniveau en de achterzijde lag toen in de zennebeemd.
    Het Zennewater was in de beemden beland en overspoelde ook de kelder van de familie Broothaers. De zoon van Roos en Swa is toen overleden door het eten van aardappelen die vergiftigd waren door het bezoedelde water. Hij was nog geen 21.

    Rik Lauwens was, samen met Miele Van Steen, misdienaar toen Jean Baptist begraven werd. En hij vertelde aan zijn zoon Hugo het volgende over de begrafenis :

    …de pastoor en de misdienaars waren het lijk en de stoet in de Molenstraat gaan ophalen. Eénmaal in de kerk ging men over tot het protocol (wierook-zegeningen…), toen plots een hevige knal weerklonk, hoorbaar tot in de wijde omgeving. De pastoor noodde de misdienaars om verder te doen wat ook gebeurde. Na de mis werd de oorzaak duidelijk : er was een obus gevallen in de Molenstraat, daar waar net de stoet met het dode lichaam en zijn gevolg gepasseerd was…”

    Roos “Lapan” Van den Brande is later verhuisd naar een woning in de Dorpstraat.

    “Als een snel voorbijvliegende schaduw is hij te midden van ons verschenen en spoedig verdwenen, minzaam en vriendelijk, goedhartig en rechtzinnig, bemind van God en van de menschen. De kunst der geneesheren, de aanhoudende gebeden zijner Ouders en familie, alles was vruchteloos, omdat zulks den Heer beliefde…” Uit zijn gedachtenisprentje.

    Bronnen : Rik en Hugo Lauwens.

    Vervolgt met : 19 april 1944 – Bombardement op Mechelen.

    Foto’s :

    -Jean Baptist Broothaerts.

    -De bewuste woning (Molenstraat nr. 14) in 1981.

    -En in 2019.

    -De toenmalige misdienaars Rik Lauwens en Mille Van Steen (in 1947).

    -Het doodsprentje van Jean Baptist Broothaerts.













    12-08-2019 om 09:01 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-07-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest. 

    1944 – 24 januari : Pieter Frans VAN DER TAELEN klokluider benoemd.

    Pieter Frans Van der Taelen, (roepnaam Frans) geboren te Willebroek 22/8/1882, wonende Dorp 11 Leest, aangesteld “ten tijdelijken titel als klokluider en torenuurwerkverzorger der gemeente”.
    Hij verving Alfons Scheltiens die naar Mechelen was verhuisd.
    Zijn jaarwedde : 1800 fr. (GR)

    Pieter Frans was arsenaalwerkman en gehuwd met Regina Van Aken (°Leest 25/2/1869, +Leest 7/1/1946).
    Hun enige zoon Franciscus “Frans” (°Leest 21/4/1908, +Mechelen 12/4/1983) was gehuwd met Clotilde Hoebanckx (°Heindonk 20/5/1908, +25/3/1974).
    Zij woonden in het Pensenstraatje en kregen op hun beurt één dochter : Aline Van der Taelen die huwde met Frans Verschooten (°O.L.Vrouw Waver 2/9/1931, +Leest 16/5/2010).
    Aline woont nog steeds in het Pensenstraatje.

    Haar grootvader Pieter Frans werd vereerd met de “Medalie van 1e Klas van de Weggevoerden 1914-1918”, hij was lid van de Bond van het Heilig Hart en lid van de Koninklijke fanfare “St. Cecilia” Leest.
    Pieter Franciscus Van der Taelen overleed te Leest op 5 april 1954.
    (Bronnen : Gemeentearchief en Lieve Huysmans)

    1944 – 25 februari : Overlijden van de religieuze Victoria VAN DEN HEUVEL.

    Anna Maria Victoria Van den Heuvel werd te Leest geboren op 11 juli 1898 als dochter van Henricus Theodorus "Dorreke" en van Francisca Rosalia Jacobs, landbouwers en herbergiers in “Sint-Cecilia”, hoek Molenstraat, Pastoor De Heuckstraat.
    Zij was o.a. de zus van Sophie Van den Heuvel, echtgenote van Gerard Somers, die "Sint-Cecilia" later zouden uitbaten onder de naam “Op ‘t Hoekske” (thans “Drij Gapers”).

    Ze ging binnen in de Congregatie der christelijke scholen van de heilige Jozef Calasanz te Vorselaar en werd zuster Serafina.
    Ze overleed te Westmalle op 25 februari 1944.
    (“De St-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)

    Vervolgt met : het dramatische overlijden in 1944 (19 maart) van Jean Baptist BROOTHAERS.

    Foto’s :

    -Pieter Frans Van der Taelen en zijn zoon Frans anno 1950 in café Sint-Cecilia. (Foto Hugo Lauwens)

    -Het gedachtenisprentje van Frans Van der Taelen senior.

    -Het kleine huisje rechts in het Pensenstraatje werd bewoond door de familie Van der Taelen. Aline woont er nog steeds.

    -Victoria Van den Heuvel, zuster Serafina.

    -Oude postkaart van het café “Sint-Cecilia” van 1910. De vader van Victoria staat met zijn bestelschotel in het deurgat.

    -Haar gedachtenisprentje.













    26-07-2019 om 11:24 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-07-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wijzigingen - aanvullingen. Overlijdens religieuzen.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    1943 – 29 juni : Overlijden van Clementina BRUGGHEMANS, religieuze uit Leest.

    Victoria Clementina Brugg(h)emans werd op 29 maart 1910 geboren te Leest in de Alemstraat. Zoals haar Leestse jaargenote Leonie Fierens stierf ze als drieëndertigjarige te Rumst op 29 juni 1943, een dag eerder dan zuster Maria Berchmans. Ze werd er ook begraven. (‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’, W. Hellemans)

    Clementina is een dochter van Petrus Cornelius Brugghemans en van Maria Ludovica Hendrickx, landbouwers in de Alemstraat.

    1943 – 30 juni : Overlijden van Leonie Fierens (Zuster Maria Berchmans).

    Leonia Constantia Fierens was te Leest geboren op 28 januari 1910 en ze overleed te Rumst op 33-jarige leeftijd. Al heel vroeg was haar diepste verlangen naar het klooster te gaan. Na een door haar vader verplichte ‘wachttijd’ trad ze, op 20 januari 1935, in in de congregatie van de Dochters van O.L.Vrouw van het Heilig Hart te Buggenhout. Haar professie als zuster Maria Berchmans volgde anderhalf jaar later, op 25 augustus 1936.
    Daar ze weinig gestudeerd had en bv. alleen haar naam kon schrijven, werd ze werkzuster in het klooster te Rumst. Tijdens de oorlog kwam ze af en toe naar haar familie in Leest om wat eten voor de zusters. (‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’, W. Hellemans)

    Leonie is een dochter van Jacobus “Jaak” Ludovicus Fierens en van Maria Elisabeth Cuypers en een zus van Frans “Fak”, landbouwers op Scheurcappruyn in de Winkelstraat. (Meer over deze eeuwenoude hoeve in deze Kronieken bij het jaar 1417)

    Jaak en Elisabeth kregen zeven kinderen waarvan er twee voortijdig stierven. Eén ervan overleed tijdens de Eerste Wereldoorlog te Boom vertelde Fak aan de Band. Toen hij met het lijkje in een doos op een peloton Duitsers botste, werd hij aangemaand om de doos te openen. Toen die Duitsers de inhoud zagen, verplichtte hun officier hen om allemaal het lichaampje te groeten.

    Leonie leerde uiteindelijk toch schrijven. Hierna een –niet gedateerde- brief vanuit de Dochters van O.L.Vr. van het H. Hart Missiezusters Burggenout, gericht aan haar moeder, broer en schoonzus : “Beste Moeder, Fak en Anna. Welhaast staat de vasten voor de deur en daar je weet dat wij dan niet schrijven kom ik nu eens schrijven. Maar daarom moet gij niet laten te schrijven want een brief van huis is altijd welkom. Anna nu verwacht ik eens nieuws van U, want ik geloof dat onze Fak zijn vingeren stijf zijn want anders zou ik wat meer van huis weten. Hier zijn ze nu bezig aan de kapel dat is nog al een spel, nu ligt er een put in onze hof en ze rijden met den trein om de aarde weg te vuren want ze gaan nog al diep. Den eerste maart gaat het ouderlingen huis open, ik geloof dat dat in het begin zal varen maar ja, ne mensch geraakt aan alle gewoon. Voorts gaat het hier alles zijne gewone gang. Moeder, Fak en Anna, nu ga ik sluiten want ik weet niets meer en tot Paschen. Moeder als ge nog iets van de menschen over mij hoort zeggen, gelooft er niets van, want het gaat met mij goed. Dag beste moeder, Fak en Anna en tot ziens. Van uw dankbaar kind en zuster, Z.M.Berchmans D.V.O.L.Vr.v.h. H. Hart.”

    Op 1 oktober 1938 stuurde ze vanuit Rumst volgend briefje met felicitaties aan haar broer en schoonzus : “Beste Frans en Anna, Op dezen uw geluksdag kom ik U van ganscher harte mijne beste heilwenschen aanbieden ! Schoon en groot is de verbintenis van twee zielen die elkaar voor alltijd trouw zweren, onder Gods milde zegen ! Moedig en vertrouwvol met uwe jeugdige geestdrift stapt ge ’t bootje in, om als het God belieft, te varen over een mooie rustige zee, maar ook als ’t moet de baren te trotseren, elkander steunend door trouwe liefde. Het leven ligt daar voor U schoon en wijd open en verlangend en betrouwvol staart ge de toekomst in. In de stemmigheid van uw stil en vredig familiegeluk, zingt Uw vreugde maar uit en laat het door uw hemelhuis weergalmen. Aan Gods altaar zijt ge door wederzijdsche belofte nu één geworden, moge de Heer dan ook uw trouw zegenen met zijn besten zegen en U geleiden en beschermen met Vaderlijke hand. Blik blij uwe toekomst in met de kracht van uw jeugd en uw liefde en maak dan uw tehuis zoo gezellig, zoo kristelijk als het maar kan, dan wordt het in waarheid een echt Hemelhuis. Mijn wenschen – mijn beste – volgen U als ook den steun mijne trouwe gebeden. Leve lang in geluk en vree, tot troost en steun onzer lieve Moeder. Uwe zuster Z.M.Berchmans D.V.O.L.Vr v.h. H.Hart.”

    Leonie Fierens overleed veel te jong op 30 juni 1943 aan de gevolgen van tbc. Ze was, zoals Clementine Brugghemans, amper 33.

    Vervolgt met : 24 januari 1944 : Pieter Frans VAN DER TAELEN klokluider.

    Foto’s :

    -Clementine Brugg(h)emans.

    -Tweemaal Leonie Fierens (zuster Maria Berchmans)

    -Enkele sfeerbeelden van Scheurcappruyn waar Leonie opgroeide.

    -Haar doodsbericht.









    18-07-2019 om 08:53 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-07-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wijzigingen - aanvullingen. Maria Van Dam, slechtoffer van het luchtbombardement in Mortsel.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    1943 – 5 april : Maria VAN DAM slachtoffer van het luchtbombardement te Mortsel.

    Op 5 april 1943 werd Mortsel het slachtoffer van het zwaarste bombardement ooit in de Benelux. Amerikaanse bommenwerpers wilden de Erla-fabriek, de voormalige Minerva-autofabriek, vernietigen. Op die locatie repareerden Belgische arbeiders onder de supervisie van de bezetters jachtvliegtuigen.
    Slechts enkele bommen troffen doel, de rest viel op de woonwijk Oude-God. De balans was gruwelijk : 936 doden, onder wie 209 kinderen onder de 15 jaar en Maria Van Dam, een 33-jarige vrouw uit Leest. Verder 89 vermisten en 1342 gekwetsten.

    Maria Ludovica Van Dam was te Leest geboren op 29 maart 1910 en de echtgenote van Eduard Vloeberghen die haar twee kinderen schonk : Jozef en Paula. Zijzelf was opgegroeid in café “In den Bareel” tegenover de kerk.
    Eduard en Maria baatten een kruidenierswinkel uit in de Antwerpsestraat te Mortsel. De details van haar tragisch overlijden zijn hierna te lezen o.a. in de getuigenis van zoon Jos.
    Tijdens de vakanties kwamen hun kinderen Jozef “Jos” en Paula na de tragedie vaak naar Leest en dan logeerden ze in het café waar hun moeder was opgegroeid. Na de oorlog heeft Eduard de winkel heropgebouwd en verder uitgebaat met zijn kinderen.

    Getuigenis van Jos Vloeberghen.

    In het Nieuwsblad van 3/4/2004 en op de blog van Jasper Kuylen op 21/1/2011 verscheen de getuigenis van zoon Jozef “Jos” Vloeberghen. (https://www.nieuwsblad.be/cnt/gqj53tt8 en http://jasperkuylen.blogspot.be/2011/01/jos-vloebergen-77-overleefde-het.html)
    Daarin verklaarde Jos dat hij zich nog elk detail van die rampdag herinnert. Jos woonde toen met zijn ouders en zijn zusje Paula in de Antwerpsestraat in het centrum van Mortsel. Zijn ouders baatten samen een kruidenierswinkeltje uit. Zijn vader Eduard Vloeberghen was op 12 februari 1910 te Leest geboren en in 1932 gehuwd met Maria Ludovica Van Dam. Hij zou na haar overlijden hertrouwen met Margaretha Van den Veyver en in het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen te Edegem overlijden op 30 april 1994.
    Die 5de april 1943, Jos was 9 jaar, stond hij ’s middags met zijn moeder aan de vaat tijdens de schoolpauze. Dat was de laatste keer dat hij zijn moeder zou zien. Om 13 uur wandelde hij terug naar zijn school in de Eggestraat, eigenlijk aan de overkant van de straat. Die dag was het turnles op de speelplaats, vertelde Jos, en hij hoorde gebrom en zag stippen verweg aan de hemel en die stippen veranderden in vliegtuigen. Dat was niet ongewoon omdat er voortdurend bommenwerpers overvlogen richting Duitsland. Maar plots kwamen die vliegtuigen hun richting uit en heel dichtbij. De leraren brachten de kinderen naar de veiligheidsgang en nog terwijl ze naar die gang liepen begonnen de eerste bommen te vallen. Alles begon te schokken en te daveren en de kinderen stonden stokstijf van angst en overdekt met stof. Het eigenlijke doelwit van de Amerikanen was de Erla-fabriek omdat daar onderdelen voor de Duitse luchtmacht werden gefabriceerd. Het bombardement bleef verder duren en niet alleen rond de fabriek. Ook rond de school van Jos. “Toen kwam er een pauze,” vertelde hij, “en heeft de leraar de kans gekregen om de tweede gangdeur te sluiten maar alles begon opnieuw en veel dichterbij…” Heel het centrum van Mortsel werd vernield. Eén bom viel op het klaslokaal naast de gang waar Jos zat, geen tien meter daar vandaan, maar het was gelukkig een blindganger.
    Na het bombardement overliepen de leraren de namen van hun leerlingen. Wie zich gemeld had, kon naar huis. Op de hoek van zijn straat met die van de school bleef hij met stomheid geslagen staan. Hun huis was verdwenen. Minutenlang stond hij daar wezenloos naar het gat te staren waar ooit hun huis en dat van hun buren gestaan had. Een paar straten verder woonde zijn tante Bertha maar ook haar huis was platgegooid. Even ging Jos er van uit dat hij alleen op de wereld achtergebleven was. Dat hij nog een zus had en familie in Leest kwam niet bij hem op. Niet wetend wat te doen keerde Jos terug naar de ruïnes van het ouderlijk huis en daar vond hij zijn vader, zoekend in het puin naar overlevenden. Eduard had zich gelukkig kunnen verschuilen onder de toonbank van zijn winkel en dat had zijn leven gered. Zijn vader kon niets anders uitbrengen dan dat moeder onder het vernielde huis lag. Ze stond achteraan in de winkel tijdens het bombardement en was door de luchtdruk weggeblazen met fataal gevolg. Vader Eduard overhandigde zijn zoon een zwarte zak met belangrijke documenten en stuurde hem om zijn zusje naar de Sint-Lutgardisschool in het centrum, amper 150 meter verder, maar de weg was bezaaid met puin en overal lagen dode lichamen. De school van zijn zusje was voor de helft verdwenen en hij kon haar niet terugvinden. In de consternatie is hij die papieren kwijtgespeeld maar gelukkig kon hij zijn zusje heelhuids terugvinden. Zij was gaan schuilen in de kelder van de dokter tegenover de school.
    Die avond brachten ze door in de schuilkelder, samen met hun buren die hun twee kinderen verloren hadden in dat bombardement. Daags nadien vertrokken ze naar Leest, naar familie van moeder. Daar zouden ze een jaar vertoeven en toen ze terug in Mortsel kwamen stierven daar nog steeds mensen aan de gevolgen van het bombardement.

    In Leest werden ze goed opgevangen. De kinderen liepen er school en Jos mocht in het kerkkoor zingen, mocht zelfs de pastoor bijstaan bij het opnemen en noteren van aanwezigheden tijdens de catecheseles en hij kon ook terecht op de boerderij van de familie in de Tiendeschuurstraat waar hij soms een handje toestak. Ook het volgen van de nederlagen en overwinningen van de Duitsers en geallieerden behoorde vanaf dan tot de dagelijkse kost. Door dat bombardement was de oorlog plots veel dichter gekomen vertelde hij, en die ging hij van dan af veel bewuster volgen.

    Vader Eduard startte zijn zaak al snel terug op want zijn stock was niet verloren door de bommen en ze verhuisden nog verschillende keren naar grote winkelpanden, allemaal in Mortsel. Die gruwelijke dag is voor altijd op het netvlies van Jos blijven staan en het hilarische wist hij achteraf, was dat de verantwoordelijken voor dit drama de bevrijders waren. Over goeie en slechte mensen in de oorlog had Jos volgend antwoord klaar : “Mensen die hun land verraadden, samenwerkten met de SS, die niet in hun land bleven om het draaiende te houden. Dat zijn de lafaards, de slechten. De Duitse soldaten waren niet slecht. Dat waren brave vaders en toffe kerels die gewoon orders opvolgden. Zij waren ook niet tevreden met die Hitler, maar hen werd geen keus gelaten.” Al bij al vond hij dat de oorlog voor hem redelijk vlot verliep. Natuurlijk was er het drama met zijn moeder maar veel tijd om verlies te verwerken was er niet. “Als je niet werkt, kom je nergens. Dus ik werkte altijd. Er was geen tijd om aan verwerking te denken. Het voorval heeft me alleszins zelfstandig gemaakt maar zal voor eeuwig op mijn netvlies gebrand staan.”

    9 april 1943, de dag van de begrafenis.

    Vier dagen na de luchtaanval werd het grootste deel van de 936 slachtoffers begraven. Tot vandaag herinneren de talloze witte kruisjes ons aan de doden. Het afscheid op die vrijdagochtend was een nationaal eerbetoon.. Na een mis voor tien vermisten in de kathedraal van Antwerpen, vertrok een stoet tot in Mortsel. Op het Gemeenteplein wachtten de andere slachtoffers in houten kisten geladen op camions. Er werd een ceremonie gehouden onder leiding van de kardinaal. Van daaruit ging de stoet met alle slachtoffers verder naar de begraafplaats.

    Getuigen vertellen.

    “Ze lagen in kisten zo dun als appelsienbakjes. Er waren spleten tussen, zodat je die mensen zag liggen. Ze werden op camions geladen, want alle lijkwagens waren al in gebruik.”

    “Aan de begrafenis kwam precies geen einde. Wij stonden met onze school aan weerskanten, terwijl alle soorten vrachtwagens voorbijkwamen. Er waren duizenden mensen. Het duurde uren vooraleer die stoet het kerkhof had bereikt.”

    “Voor het kerkhof op het plein stond een grote menigte te wachten. Telkens als er een camion stopte aan de poort, kwam er een ceremoniemeester. Hij had een zwart pak met een hoge hoed. Hij had een lijst en las telkens de naam voor van de persoon die afgeladen werd. Zo kon de familie het lichaam volgen tot aan het graf.”

    Eremonument.

    In 1954 werd een eremonument opgetrokken om de slachtoffers te herdenken. Ieder jaar organiseert de gemeente een herdenkingsplechtigheid om ervoor te zorgen dat de herinnering aan die tragische dag niet verloren gaat.

    Op 5 april 2018 sneed het jankende geluid door merg en been in Mortsel. Veel mensen herdachten daar het bombardement van 75 jaar geleden. Met behulp van “Geef hen een plaats in je hart-doosjes” werden alle overledenen permanent herdacht op de begraafplaats in Mortsel-dorp. Heel wat familie en vrienden maar ook nieuwe generaties Mortselaren trotseerden lange rijen om hun doosje op te pikken. Bedoeling was dat zij iets persoonlijks in het doosje achterlieten en nadien een plekje gaven op de begraafplaats in Mortsel-dorp. De dag nadien werd het vernieuwde ereperk ingehuldigd. Intussen zocht Mortsel nog volop naar foto’s van slachtoffers want heel wat doosjes hadden nog geen gezicht.

    Op zondag 8 april van dat jaar bezocht ik samen met mijn echtgenote het kerkhof van Mortsel-Dorp en we konden het graf van Maria niet terugvinden. Dat kon ook niet. Hugo Lauwens wist me nadien te vertellen dat Maria, onder massale belangstelling, te Leest was begraven. Zijn vader, Rik Lauwens, was misdienaar op 12 april 1943, tijdens de plechtige koorlijkdienst in de Sint Niklaaskerk te Leest.
    Haar graf is er weggehaald, gelukkig bezat Gerda De Laet er nog een foto van die ze met veel plezier wou delen.
    (Bronnen : Peter Serrien “Tranen over Mortsel”, Gerda De Laet, Hugo Lauwens en de websites : https://www.nieuwsblad.be/cnt/gqj53tt8 en http://jasperkuylen.blogspot.be/2011/01/jos-vloebergen-77-overleefde-het.html) .

    Vervolgt met : 1943 – 29 juni : Overlijden van Clementina BRUGG(H)EMANS, religieuze uit Leest.

    Foto’s :

    -Maria Ludovica Van Dam.

    -Huwelijksfoto van Eduard en Maria uit 1932.

    -Haar gedachtenisprentje.

    -Foto van het, intussen verdwenen, graf van Maria op het kerkhof van Leest.

    -Eduard met zijn twee kinderen Jos en Paula in 1945.

    -Jos en Paula Vloeberghen op oudere leeftijd.

    -Het vernieuwde erepark van Mortsel in 2018.















    10-07-2019 om 11:13 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-07-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wijzigingen - aanvullingen. De kerkklokken weggeroofd.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    De kerkklokken weggeroofd.

    1943 – “...Tijdens de tweede wereldoorlog, en wel in 1943 werden ook te Leest de kerkklokken weggehaald ; zij wogen respectievelijk 928 en 234 kg. De derde klok was gebarsten en bleef ter plaatse...” (Luc in DB- 1977, “Uit de oude doos, onze klokken”.)

    Na de oorlog werden drie nieuwe klokken aangekocht want de derde klok was ondertussen ook gebarsten. Deze nieuwe klokken werd op 23 april 1950 door Mgr. Van Eynde gewijd.
    De zwaarste klok weegt 969 kg, heeft een FA-toon en draagt de naam van de kerkpatroon “Niklaas” met het volgend opschrift in ’t Latijn : “Nu de vrede hersteld is en de klokken teruggevonden, danken de burgers God door de stem van Nikolaas”.

    De kleinste klok weegt 325 kg en heeft als toon DO. Ze draagt het volgende opschrift, eveneens in ’t Latijn : “Heilige Jozef, voornaamste patroon van het vaderland en tweede patroon van onze parochie, bid voor ons. Het is aan mij, Jozef, gegeven, de mensen tot het hogere op te roepen door mijn dagelijks gelui. Leest 1950.”
    Peter van deze klok was Pieter De Prins, toenmalige burgemeester, en meter was Julie De Laet – Meuldermans.

    De middenklok draagt de naam “Maria”, weegt 560 kg en heeft als toon LA. Ze draagt het vroegere opschrift in rijmen : “Gij, christenen, weest toch eendrachtig. Maria rein zal uw bijstand zijn, waarachtig. Leest in eendracht nu zal maken, macht in vele als goede zaken”. Peter was hierbij Edward Van Steenwinckel, voorzitter van de kerkfabriek en meter mevrouw Van den Brande-Piessens.

    Deze drie klokken hebben samen 123.776 frank gekost. Sinds juli 1950 functioneren zij elektrisch, dat vergde toen een uitgave van 27.000 fr.

    Die klokken hadden vroeger nog een andere taak te vervullen. In het reglement van politie van de gemeente Leest “alsoo gedaan en vastgesteld door den Gemeenteraad van Leest, in zitting van 13 november 1878 :

    Artikel 1 : De openbare plaatsen, alwaar men drank verkoopt zullen de 1 november tot den 31 maart alle dagen worden gesloten ten 9 ure ’s avonds, en ten 10 ure van den 1 april tot den 31 oktober.

    Artikel 2 :Telken dage zal de klok een kwart ure voor degene hierover bepaald worden geluid, ten einde een ieder van die sluiting te verwittigen.

    Echter in geval van feesten, openbare verlustingen of in buitengewone omstandigheden dit uur mogen verschuiven, of zelfs bevelen dat de AFTOCHTSKLOK niet geluide worden.” (“LG”, blz. 42, Luc Beterams in “DB” januari 1977)

    Vervolgt met “Maria Van Dam, slachtoffer van het luchtbombardement Mortsel.”

    Foto’s :

    -"José van Sinne" en een dochtertje van dokter Stuyck namen afscheid van de klokken op de vrachtauto die ze wegbracht.

    -De klokken werden door de Duitse bezetter weggeroofd om ze tot kanonnen om te gieten. (Foto's : Greta Geerts)

    -De klokken in de toren anno 2018. (foto’s Hugo Lauwens)

    -De voorzitter van de Kerkfabriek Edward Van Steenwinckel was peter van de middenklok “Maria”.











    06-07-2019 om 10:42 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-07-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wijzigingen - aanvullingen.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    1942 – 10 juni : Hendrik Driesen werd onderpastoor te Leest.

    Hij was geboren te Turnhout op 30 mei 1899 en trad in bij de paters norbertijnen te Averbode. Daar werd hij ‘regulier kanunnik’ en priester gewijd op 29/9/1925. Twee jaar later, op 12/9/1927, werd hij onderpastoor te Rillaar en op 10/6/1942, tijdens de bezetting, volgde zijn benoeming te Leest. Hij doopte er 110 kinderen van 7/6/1942 tot 31/7/1946 en hij zegende er 4 huwelijken in van 3/5/1943 tot 23/7/1946. Niet als deservitor, maar als ‘vicario economo’ zegende hij nog één huwelijk in op 7 augustus 1946.

    Gevraagd naar zijn Leestse herinneringen schreef hij (in 1956) : “het neerstorten van een Britse bommenwerper aan de hoeve ‘Scheers’, de val van een vliegende bom rechts van de Juniorslaan met het instorten van een alleenstaand huis; de behulpzaamheid der bevolking, vooral de landbouwers in die dagen…

    Op 14 november 1947 werd hij onderpastoor te Eindhout waar hij op 25 oktober benoemd was. Later, op 24/10/1954, werd hij er pastoor. Hij overleed te Antwerpen op 6 mei 1970.
    (“De Sint-Niklaasparochie in Leest”, Wilfried Hellemans)

    Vanuit Eindhout schreef hij volgende brief naar het jubileumnummer van ‘De Band’ in augustus 1957 : “Het vredig Kempisch Eindhout hier, heeft de laatste jaren een modern uitzicht gekregen met zijn nieuwe betonbanen en gaanpaden. Het verkeer is er sindsdien wel tienmaal toegenomen. Binnen een paar jaar zal de autostrade Antwerpen-Duitsland dit stille dorp inschakelen bij het internationaal verkeer en de strook tussen autostrade en Albertkanaal, aan industrie voorbehouden, het misschien helemaal moderniseren. Het mooiste stuk natuurschoon zal daarmee ook verdwijnen…Met dit vooruitzicht is hier de Aktie ingezet van deze tijd : de Mariale Aktie. De laatste vijftig jaar heeft Onze Lieve Vrouw meerdere boodschappen verkondigd en redding beloofd aan gebed, versterving en apostolaat. Het Marialegioen met haar doordrijvend apostolaat ijvert om de zielen te Eindhout geleidelijk te winnen voor onze Hemelmoeder en hen zo te sterken voor de komende tijden. Een sterke stoot in dezelfde richting wordt verhoopt van de plaatsing aan de voorgevels der huizen van Mariakapellekens door het werk ‘Belgium Mariae’, gepaard eveneens met Mariale godsvrucht. Al wat Mariaal is, wordt ingezet en uitgewerkt om de mensen een diepe en vaste godsdienstige beleving te geven. Bij ervaring mogen we getuigen dat de Middelares van alle genaden in deze werking de hoofdrol speelt en in ’t welgelukken de onverwachte doorslag geeft. Hartelijke groeten aan alle Leestenaren.”

    1942 – 21 september : Te Leest overleed rustend priester J.Baptist Luciaan ANSIAU.

    Jan-Baptist Luciaan Ansiau was te Mechelen geboren op 28 augustus 1861. In 1887 tot priester gewijd. Van 1887 tot 1905 onderpastoor te Yzeringen. Hij overleed te Leest op 21 september 1942.

    J.B. Ansiau woonde tijdens de oorlog twee jaar bij het gezin van burgemeester De Laet in de Tiendeschuurstraat. Hij was samen met zijn zus Jeanne op 11 mei 1940 per koets uit Mechelen gevlucht waar ze woonden op de Van Benedenlei. De familie De Laet stond toen juist vertrekkensklaar om eveneens te vluchten voor de oprukkende Duitsers. Maar de twee bejaarde mensen konden ze onmogelijk mee nemen en daarom liet Victor De Laet een auto van het Rode Kruis naar Leest komen om ze terug naar Mechelen te brengen.
    Daar overleed Jeanne Ansiau op 4 juni. Haar laatste verzoek aan Victor was dat J.B. op logies mocht komen in Leest. Zo verbleef hij daar tot aan zijn overlijden in september 1942.
    (Lieve Huysmans citeerde uit de notities van René De Laet)

    Gegevens uit zijn bidprentje en de enige die wij vooralsnog over hem hebben kunnen terugvinden. “Het geheugen zijner deugden, zijn aangenaam en zijn bevalligen omgang, waarvan wij, helemaal beroofd zijn, doen ons bittere tranen storten. Wij beweenen zijn verlies, maar veel meer het onze. Zijn goede inborst won hem vele vrienden en de edele gevoelens gevoegd bij eene minzame spraakzaamheid verwierven hem de algemene achting…

    Vervolgt met ”kerkklokken weggeroofd”.

    Foto’s :

    -Hendrik Driesen.

    -Herinnering aan zijn inhaling in Eindhout.

    -Gedachtenisprentje van Jan-Baptist Luciaan Ansiau.







    01-07-2019 om 06:24 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-06-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wijzigingen - aanvullingen. Het aardappelcontract van Frans Geerts.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    1942 – 30 april : Aardappelcontract.

     

    Die dag kocht Frans Geerts 360 kg aardappelen van zijn Hombeekse schoonvader Eduard Soli. Dat werd geofficialiseerd door een contract : “Ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening. NATIONALE LANDBOUW EN VOEDSELCORPORATIE 533025 HOOFDGROEPERING “AARDAPPELEN”. Contract voor levering van late aardappelen in 1942.

    Tusschen de ondergetekenden : M. Soli Eduard wonende te Hombeek Heike landbouwer enerzijds en M. Geerts Frans Paula Soli wonende Leest dorp 10 werd overeengekomen wat volgt: M. Soli Eduard gaat de verplichting aan aan M. Geerts Frans, Paula Soli : Eduard zoon driehonderd sestig kilogram late aardappelen te leveren, gesorteerd op meer dan 28 millimeter, met ingang van een door het Ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening te bepalen datum. Deze levering zal geschieden aan den officieelen prijs ten voordeele van MM. Geerts Frans, Paula Soli, Eduard Geerts. Gestempeld op de gemeente Hombeeek 30 april 1942.

    Op de keerzijde van het contract stonden de “BIJZONDERE BEPALINGEN” : “De partijen mogen vrij bijzondere bepalingen opmaken inzonderheid : Betreffende de minimum oppervlakte die de landbouwer dient te bebouwen om aan zijn leveringscontract te voldoen : betreffende zekere door het gezinshoofd aangegane verbintenissen, namelijk de levering van plantgoed, het bewaken van het veld, het uit te voeren werk (planten, rooien, enz.),de te leveren variëteit, het vervoer (levering ten huize of op de hoeve, enz.).

    Onderrichtingen voor de koopers-contractanten. De kooper-contractant is persoonlijk verantwoordelijk voor al de bestuursformaliteiten die in verband met de geldigheid van het contract worden vereischt. Dit moet in vijf exemplaren worden opgemaakt en de kooper zal te werk gaan als volgt :

    1.hij stelt de vijf exemplaren van het contract op in overleg met den landbouwer en onderteekent ze samen met dezen laatste;

    2.hij gaat naar het gemeentebestuur van de plaats der verbouwing om het zegel van dit gemeentebestuur op al de exemplaren van het contract te laten stempelen en er de datum van deze afstempeling te laten opzetten;

    3.hij gaat naar het gemeentebestuur van zijn woonplaats om er dezelfde formaliteiten te te vervullen : op dat oogenblik houdt dit bestuur het voor hem bestemde exemplaar in en rangschikt het; het overhandigt daarna aan de kooper-contractant de andere vier exemplaren;

    4.binnen acht dagen volgend op deze formaliteit, bezorgt de kooper-contractant de exemplaren, bestemd voor de Hoofdgroepering, voor het gemeentebestuur van de plaats van verbouwing en voor den landbouwer : hij bewaart het exemplaar dat voor hem bestemd is.

    N.B. – Formules voor deze contracten kunnen door het publiek aangekocht worden tegen 1 frank per exemplaar. Geldig voor vervoer van 360 Kg aardappelen vanaf Hombeek tot Leest. Het vervoer geschiedt op 12 oktober 1942.

    De Leestenaar Frans (“Frans van de Fijne”) Geerts huwde in 1939 met de Hombeekse Paula Soli waarna het echtpaar zich in het Pensenstraatje vestigde om in 1945 te verhuizen naar de Scheerstraat (Ten Moortele). Frans (°Leest 15/10/1917, +Mechelen 10/1/1984) was afgestudeerd als scheikundige en ging, na een periode als laborant gewerkt te hebben, aan de slag bij de NMBS waar hij zich opwerkte tot bureelhoofd. Paula (°22/9/1915, +19/1/2013) was een dochter van Karel Edward Soli (°Hombeek 16/6/1875, +Hombeek 24/11/1956) en Maria Theresia Van den Eynde (°Mechelen 30/3/1882, +Hombeek 10/2/1963).

    Frans en Paula kregen drie kinderen : : Eduard, Maria (overleden op 6 maanden) en Greta Geerts. Toen Paula moest bevallen van Greta was er in Leest nog een moeder hoogzwanger en beiden deden ze beroep op dezelfde vroedvrouw Maria D’Hollander. Paula heeft het ettelijke keren verteld : het was een stormnacht en Maria reed met haar fiets van huis naar huis. Van de familie Geerts naar de familie Huysmans en terug en opnieuw…Telkens als de vroedvrouw vertrok uit de Scheerstraat nam ze afscheid met : “hou uw benen gekruist hé Paula, zodat het niet komt terwijl ik naar de andere moeder ga.”
    Op 13 maart 1947 kwam Lieve Huysmans als eerste op de wereld, een uur later volgde Greta, maar dan stond de kalender reeds op 14 maart. Die meisjes hebben nadien alle klassen in Leest gedeeld en ook samen hun communies gedaan. Zevenentwintig jaar later heeft diezelfde vroedvrouw in het moederhuis aan de Maurits Sabbestraat de dochter van Greta, Anja De Wit, op de wereld helpen brengen. Maria herkende Paula nog toen die op bezoek kwam. Het pasgeboren kindje, Anja, zou later schepen worden in het gemeentebestuur van Lier.
    (Met dank aan Greta Geerts voor de info en de foto’s.)

    Vervolgt met : 10 juni 1942 - Hendrik Driesen werd onderpastoor te Leest.

    Foto’s :

    -Kopie van het aardappelcontract uit 1942.

    -Huwelijksfoto van Frans en Paula uit 1939.

    -Het gezin van “Frans van de Fijne” : moeder Paula, Ingeborg (dochtertje van Eduard), Greta, Eduard en vader Frans.









    25-06-2019 om 09:07 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-06-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    1942 – 10 april : Grondvergunning voor Clement De Rooster.

    Aan Clement De Rooster (toen woonachtig in Boom) werd op het kerkhof van Leest een grondvergunning toegestaan van 59 vierkante meter. Op die plaats liet hij een monumentale grafkelder bouwen.
    In “De Band” van juli 1982 haalde Anselms Jedrie (synoniem van Albert Huysmans) onder de titel “Pinksteren soldaatjes” herinneringen op aan de Heffenaar Clement De Rooster. Albert was, in zijn soldatenperiode, ordonnans van Luitenant Generaal De Longeuville te Woluwe St. Pieter. Wij laten hem zelf aan het woord : “De generaal die sprak geen Vlaams...Eens in het salon, waar ik siermeubels borstelde, vroeg onze in haar zetel toeziende Madame, tussen ’n babbeltje met mij : “Albert, daarstraks heeft een bode twee kistjes tomaten, selder en porei binnengebracht, vanwege een zekere heer Clement, directeur van de groentekweek tuinschool te Heffen, ik ben wel geboren en getogen in ons kasteel te Zemst, doch ik ben in uw dorp en die buurt nooit geweest, kent gij die daar bestaande instelling ?” Ik zei zulks al wel gehoord te hebben maar nog niet gezien... Ik wist wel dat die Clement, van als hij pas uit de korte broek was gegroeid, reeds in meerdere handelsavonturen was verwikkeld, en de laatsten tijd trachtte hooileverancier te worden voor het leger... (Ergens in een boek heb ik nog een oude snipper dagbladnieuws, van na den oorlog 1940-’45, over dien waaghals : alsdat hij wegens collaboratie met de Duitsers tot de doodstraf werd veroordeeld, plus ’n te betalen schadevergoeding van 90 miljoen frank. Hij was de hoofdaannemer geweest voor het roven van duizenden bomen en die als palen te plaatsen in beemden en open velden in onze streek, om mogelijke vliegtuiglandingen der geallieerden te verhinderen.) Toch bleef hij nog jaren de kasteel hereboer van Heindonk...Nu rust hij in zijn familiepraalgraf, vooraan links bij de Leestse kerk...”

    In “Oorlogstribulaties” gepubliceerd in De Band van december 1981 had Frans “Susse” Teughels het ook over Clement De Rooster : “…Spoedig werden plannen ontworpen om ons land tot landingsvrije zone te maken. De rest van Europa lieten ze min of meer ongemoeid. De heer De Rooster uit Heindonk was eigenlijk een boerenzoon, gewonnen en geboren op de Warande en bij ons beter gekend als Clementje. In het begin van de oorlog begon hij met opkopen van strooisel en van paardenvoeder voor de bezetter. In minder dan vier jaar tijd had hij zich opgewerkt tot één der grootste aannemers van gans Europa. Daarom werden die grootse verdedigingswerken tegen zijn eigen wil aan hem opgedragen. In een minimum van tijd werden ook de boerenzoons en de resterende paarden opgeëist. Onze nog weinige bossen werden ontgonnen, de bomen van takken en bladeren ontdaan en dan weggesleept naar de vlakten van beemden en landerijen. Vele boeren hebben toen hun eigen bomen moeten vellen en als staken gaan planten op het eigen veld. In minder dan veertien dagen zag ons land er uit als de rug van een oud stekelvarken ; hier en daar stak een kale, bovenaan gepunte boomstam als piek de hoogte in. Op die manier wilden de Duitsers de kartonnen zweefvliegers beletten aan de grond te komen…”

    In “Mechelen blogt” publiceerde Jan Smets op 20 oktober 2017 een vraaggesprek met Clement De Rooster van de Warande, naamgenoot en neef van de collaborateur. Over deze laatste wist hij het volgende te vertellen : “mijn overgrootvader Willem die van Duffel naar Leest was gekomen, had vier zonen waarvan mijn vader Victor er één was. Er was ook nog een andere zoon: Jacob - Tist' , en die had dan weer een zoon: Jan Baptist - Clément De Rooster. Hij was rijk geworden, en dat kwam vooral ook doordat hij collaboreerde met de Duitse bezetter in de Tweede Wereldoorlog. Hij kocht het Kasteel De Borcht aan de Rupeldijk in Heindonk, en bewoonde dat vanaf 1941. In 1944 stierf zijn eerste vrouw Maria Sels op de leeftijd van amper 37 jaar. Hij zou nadien trouwen met z'n schoonzus. Maar de zaakjes die hij deed met de bezetter brachten hem na de oorlog in nauwe schoentjes en zijn kasteel werd verbeurd verklaard. Het is deze De Rooster die een concessie aanvroeg voor dit grote grafmonument dat we nu nog kennen. Alles van deze Clément De Rooster werd aangeslagen, behalve de grafkelder. Heel de stam van Tist De Rooster ligt daar begraven. Met Allerheiligen wordt die kelder nog eens opengelegd. Clément stierf in 1963 in Heidelberg. Af en toe kwam hij wel eens op bezoek op de boerderij, bij zijn neef, mijn vader. Maar ik vond het wel 'ne speciale'...

    Jan Baptist Clement De Rooster was te Mechelen geboren op 10 september 1904. Clement was achtereenvolgens gehuwd met Maria en met Florine Sels. In 1941 werd hij eigenaar van het kasteel de Bocht te Heindonk. Dit kasteel aan de Rupeldijk was oorspronkelijk een jachtpaviljoen van de Graven van Hoorn, in 1698 vermeld als speelhuis en vervallen kasteel. Het huidig classicistisch kasteel werd circa 1797 opgericht voor de familie de Meester. De neogotische toren dateert van de jaren 1850-1860 . Clement De Rooster overleed na een kortstondige ziekte te Heidelberg (Duitsland) op 3 oktober 1963. Op zijn doodsprentje stonden volgende veelzeggende lijnen : “Hij was een trouwe zoon van zijn Volk, een Vlaming uit één stuk. Hij was een noeste, taaie werker, een rusteloze, ondernemende geest. En bij dat alles was hij een goed, een edelmoedig mens, die in de meest beproefde omstandigheden met raad én daad zijn evenmensen geholpen heeft. Zelf zwaar getroffen, was hij nog steeds tot hulp bereid. Hij heeft zijn Volk en zijn overtuiging in alle oprechtheid gediend, ook waar sommigen hem niet begrepen hebben. Doch dit laatste is steeds het lot van zeldzame mensen. Dat hij zou sterven in een door hem geliefkoosd landschap, waar hij een nieuwe taak gevonden had, buiten de grenzen van een klein land, in het hart van Europa, was als een speling van het lot, dat hem als Vlaming ook tot Europeër had gemaakt. Zijn werk, zijn leven, getuigen voor hem over het graf en de dood heen. Zijn dierbare vrouw en kinderen verliezen een voorbeeldige en edele man en vader. Zijn vrienden verliezen een van de getrouwsten en de besten. Wie hem gekend heeft, zal hem blijven eren en gedenken...”

    Vervolgt met het aardappelcontract van Frans Geerts van 1942.

    Foto’s :

    -De monumentale grafkelder van de familie De Rooster op het kerkhof van Leest.

    -Clement De Rooster kocht het kasteel de Bocht aan de Rupeldijk te Heindonk in 1941

    -Het gedachtenisprentje van Clement.







    18-06-2019 om 08:51 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-06-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wijzigingen - aanvullingen.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Stichting Mannenbond van het Heilig Hart.

    1942 – Dat jaar werd (volgens “De Band”) de Mannenbond van het H.-Hart gesticht. In 1954 was St. De Decker proost en Cyriel Selleslagh secretaris. De Bond telde toen 15 ijveraars :

    -Hellemans Alfons, wijk Dorp met 13 leden en 8 ereleden.

    -Selleslagh Cyriel, wijk Dorpstraat met 24 leden en 13 ereleden.

    -Polspoel Alfons, wijk Scheerstraat met 12 leden en 4 ereleden.

    -Keulemans Gaston, wijk Kouter met 48 leden en 27 ereleden.

    -Fierens Frans, wijk Vink-Elleboogstraat, met 18 leden en 6 ereleden.

    -De Boeck Frans, wijk Winkelstraat met 16 leden en 11 ereleden.

    -Verbruggen David, wijk Tiendeschuurstraat, 27 leden en 20 erel.

    -Solie Louis, wijk Tiendeschuur+Elleboogstr., 15 leden en 8 ereleden.

    -Peeters Frans, wijk Tisseltbaan+Rennekauter, 17 leden en 9 ereleden.

    -Van Linden Juul, wijk Blaasveldstraat en Hertstraat, 15 leden en 6 erel.

    -Mollemans August, wijk Grote Heide, 12 leden en 7 ereleden.

    -De Prins Edmond, wijk Alemstraat, 16 leden en 8 ereleden.

    -Mertens Florent, wijk Bist, 16 leden en 3 ereleden.

    -De Prins Frans, wijk Kleine Heidestraat met 17 leden en 6 ereleden.

    -Absillis Alfons, wijk Juniorslaan+Blaasveldstraat, 18 leden 4 ereleden.

    Totaal aantal leden : 284, waarvan 140 ereleden. Bondsbladen : 97. De wijk met het grootste aantal leden was de Kouter met de ijveraar Gaston Keulemans. Van die wijk woonden er 40 regelmatig de bondsmis bij. (DB,1954)

    In “De Sint-Niklaasparochie in Leest” twijfelt Wilfried Hellemans aan deze stichtingsdatum. Wellicht werd de Bond gesticht halfweg in de twintiger jaren onder pastoor Beuckelaers. De “Bonden van het H. Hart” waren opgezet door de paters jezuïten. Daarbij rekenden zij op de intense medewerking van de parochiegeestelijkheid ter plaatse. Die moest een net van wijkmeesters of ijveraars in het leven roepen. Die ijveraars bezorgden persoonlijk elke maand de kaart met de uitnodiging voor de bondsmis. In de mis namen zij de kaarten bij de communiegang aan en voorzagen die van een stempel, zodat ze klaar waren voor de uitnodiging van de volgende bondsmis. Wie elfmaal in een jaar zijn bondsplicht vervulde, werd erelid. De grafsteen van die ereleden kreeg een tijdlang een groengeel herinneringsplaket van 15 op 11 cm. Volgens Wilfried Hellemans werd de devotie tot het Heilig Hart van Jezus aan het eind van de 19de eeuw gepopulariseerd en kreeg die in 1920 een krachtige impuls door de heiligverklaring van de Franse Margaretha Alacoque (1647-1690), aan wie Christus, zijn hart tonend, in haar visioenen was verschenen. Het feest van het H. Hart op vrijdag na het octaaf van Sacramentsdag was toen al voorgeschreven in de gehele kerk.

    De eerste Leestse vermelding van een “communiebond” met 233 leden staat in een visitatieverslag (1927). En ook de volgende jaren bleef hij opgeschreven. Was dat al de Leestse afdeling van de “Bond van het Heilig Hart”, gepropageerd door de jezuïeten vraagt Wilfried zich af ? Hat kan. Pas in 1936 is er een uitdrukkelijke vraag naar : a) het bestaan van een bond van het H. Hart van Jezus; b) met hoeveel leden; c) hoeveel daarvan er maandelijks trouw communiceren. Toen telde de bond 360 leden waarvan 285 maandelijks getrouwen. In 1951 werd afzonderlijk gevraagd naar het aantal mannen en vrouwen : nationaal werd de vrouwenbond pas in 1936 opgericht. Toen waren er 294 mannen en 350 vrouwen aangesloten. Op school propageerde vooral hoofdonderwijzer De Leers mee deze devotie : de leerlingen werden er ca. 1950 aangespoord om negen opeenvolgende eerste vrijdagen van de maand te biechten en te communie te gaan. In 1953 waren er te Leest 269 mannen en 322 vrouwen lid met respectievelijk vijftien en zestien ijveraars(ters).

    In “De Bonden van het H. Hart in het Aartsbisdom begin 1953”, een vijfjarig verslag voor de verantwoordelijken van de parochies schreef de Aartsbisschop van Mechelen, Kardinaal Van Roey: “Eerwaarde Paters, Met voldoening en erkentelijkheid hebben wij het vijfjaarlijks overzicht van de Bondsbeweging overlopen. Achter deze nuchtere en hoge cijfers schuilt een onmetelijke massa, stille, geduldige en ook gezegende arbeid en toewijding van uw secretariaat, van honderden priesters-bestuurders en van duizenden trouwe ijveraars en ijveraarsters. Aan allen betuigen Wij hier Onze oprechte dank. De laatste jaren zijn uitermate woelig geweest. Nu klaart de toestand langzamerhand op. Wij constateren verval en afval op menig gebied. Het is des te meer troostend en opbeurend te zien hoeveel goeds ook stand hield en zelfs nog beter werd. De Bonden van het H. Hart hebben over het algemeen stand gehouden, en soms hun posities nog verbeterd. Dank aan het Goddelijk Hart, bron van alle zegen. Dank ook aan de degelijkheid van de methode der Bonden en aan de trouw waarmee zij wordt toegepast. Op enkele na zijn al onze parochies van bonden voorzien. Dit verheugt ons werkelijk. Met genoegen zien wij dat in meerdere parochies waar reeds een mannenbond werkte, nu ook een bond voor de vrouwen werd gesticht. In hun bonden krijgen onze goede parochianen een meer dan ooit onmisbare steun, om hun zieleleven –hun sacramenteel leven vooral- op peil te houden, en om hun gebed apostolisch vruchtbaar te maken voor de ganse Kerk. In de kaders van ijveraars en ijveraarsters vinden de beste onzer parochianen een geschikte gelegenheid om zich als ware leke-apostelen te betuigen. Aan onze priesters –aan de jongeren vooral- biedt de Bondsbeweging een beproefde en aangepaste methode van degelijke zielzorg. Wij wensen dat de Bonden, in de eerstkomende jaren, zich ijverig toeleggen op verdieping; dat de geest van het Apostolaat van het Gebed, door Z.H. Pius XII aangeprezen als “summa quae dam curae pastoralis et forma vitae christianae perfectissima”, dat deze geest van eucharistisch en apostolisch gebed, meer en meer doordringe in ziel en hart van al de leden, in hun Zondag- en werkdag. Zo dat het innerlijk gehalte meer en meer beantwoorde aan het hoge aantal. Hiervoor hoeft de methode van de Bonden niet gewijzigd; zij moet enkel zo getrouw en stipt mogelijk toegepast. Onze oudere zielzorgers waarderen terecht hun Bonden van het H. Hart. Dat onze jonge priesters met geloof en betrouwen de hun toevertrouwde bonden verzorgen, en zij zullen er dezelfde rijke en rijpe vruchten oogsten. Het nieuwe lustrum wordt ingeleid door een Maria-Jaar. Moge het Onbevlekt Hart van Maria milde zegen bekomen voor de Bonden, tot glorie van Jezus-Christus haar geliefde Zoon en tot heil van zeer vele zielen. J.E. Kard. van Roey Aartsb. van Mechelen.”

    In het verslag staan de resultaten van alle decanaten van het aartsbisdom Mechelen vermeld. Leest vonden we terug onder decanaat Mechelen-Zuid (zie kopie hierna) en daaruit blijkt dat de parochie tot de betere leerlingen van de klas behoorde.

    In 1959 bezorgde de toenmalige secretaris van de mannenbond van het H. Hart in januari het volgend verslag aan “De Band” : “Ledenaantal begin 1959 289. Worden geschrapt , zij die nooit of slechts éénmaal aanwezig waren. Dit jaar tellen we 167 ereleden. Er werden in 1958 vier nieuwe wijkmeesters aangesteld. Het aantal aanwezigen gedurende het laatste kwartaal van 1958 : oktober : 212, november : 205, december : 216. Er wordt ook op aangedrongen dat de leden zoveel mogelijk in de BONDSMIS (=vroegmis,derde zondag) zouden communiceren, daar reeds geruime tijd vastgesteld wordt, met spijt, dat meer dan de helft der leden in andere missen communiceren, wat enkel zou mogen gebeuren voor de bondsleden in uitzonderlijke gevallen waarin zij op de derde zondag de vroegmis niet kunnen bijwonen.” Lidmaatschap van de Bond v.h. Heilig Hart impliceerde een engagement om minimum éénmaal per maand te biechten en te communiceren.

    Vervolgt met : Grondvergunning op het kerkhof voor Clement De Rooster.

    Foto’s, bijvoegsels :

    -Onderpastoor Stany De Decker, de proost van de Mannenbond van het Heilig Hart.

    -Het verslag van het decanaat Mechelen-Zuid.





    15-06-2019 om 06:02 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-06-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wijzigingen - aanvullingen.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    1940 – 17 mei : De brug over de Zenne te Leest werd opgeblazen door Belgische geniesoldaten.

    Op 17 en 18 mei werden in Willebroek de 5 bruggen vernield. Verder langs de Willebroekse vaart, Zenne, Schelde en Rupel werden er nog eens zoveel opgeblazen.
    Volgens Emiel Geens in Vaertlinckcontact nr.3 van juli 2015 werden de bruggen van Hombeek, Leest en Heffen op 17 mei rond 12u20 opgeblazen. De reden was de doorbraak van Duitse Panzers op 13 mei aan de Maas bij Yvoir en Sedan. Om een mogelijke omsingeling door de Duitsers te vermijden moesten Belgen, Britten en Fransen de goed ingerichte KW-linie (met bunkers) verlaten en terugtrekken achter de Schelde. De 1ste infanterie Divisie kreeg opdracht om met haar 3 regimenten stand te houden aan het kanaal tot alle aangewezen troepen uit de KW-linie waren gepasseerd. Door de vernieling van vele bruggen werd de opmars van de vijand vertraagd. Uiteindelijk zou het vernietigen van deze bruggen een beperkte inpact hebben op het oorlogsgebeuren, want de Duitsers hadden voldoende geprefabriceerd brugmateriaal. Na de gevechten werden her en der noodbruggen en pontons gelegd.

    Die 17de mei werd de woning van de familie Neefs aan de brug zwaar toegetakeld door de luchtverplaatsing. De kasseien vlogen door de ontploffing tot in de Scheerstraat (Ten Moortele). Dan hebben de Duitsers een noodbrug aangelegd met pontons die door de Engelsen bij hun aftocht op de Schelde te Kruibeke waren achtergelaten.

    1940 – 1 november : Alfons Hellemans werd ontvanger C.O.O. benoemd.
    “DB”, november 1957)

    1941 – 11 oktober : Marcella Van Aken trad in het klooster.

    Marcella Van Aken was afkomstig uit de Bist waar zij werd geboren op 5 maart 1925. Zij trad in bij de Zusters Annuntiaten te Heverlee en legde er haar beloften af als zuster Albert Marie in 1943 en 1946. Ondertussen was ze er onderwijzeres gediplomeerd (Franse taalrol, 1945 met daarbij het getuigschrift van grondige kennis van het Nederlands). Van dan af gaf ze les in Franstalige scholen van de congregatie. Zo in “St-Aleydis” Schaarbeek van 1945 tot 1952 en het daaropvolgende schooljaar aan de Gemeentelijke Meisjesschool Nodebais. Vervolgens twee schooljaren aan het H. Hart Instituut Heverlee (van 1/9/1953) en opnieuw de Gem. Meisjesschool Nodebaes (1/9/55). Van 1956 tot 1986 gaf ze les in Hamme-Mille waar ze bovendien ‘chef d’école’ (of schoolhoofd) was. Na haar pensioen was ze nog werkzaam in Woluwe-Saint-Pierre en verbleef (sinds 1998) in huize ‘Bethanië’ te Heverlee.
    Ze overleed te Heverlee op 13 augustus 2006. Haar uitvaartdienst vond er plaats in de jezuïetenkapel op 19 augustus om 10.30 uur waarna ze te Heverlee werd begraven. (“De Sint-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)

    In “De Band” van augustus 1957 schreef Zuster Albert Marie : “Mijn beste Leestenaren, elke keer ik het genoegen heb, DE BAND te doorlopen, zegde ik bij mijzelf : ‘Wel, wel, en zeggen dat zoiets komt van Leest…’ Proficiat hoor, aan allen die rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken zijn bij het opstellen van dit locaal maandblad. Mijn beste gelukwensen ook aan al de Leestenaren, want als de gazetten voor de helft vol leugens staan (men moet ze toch vol krijgen), dan durf ik toch veronderstellen dat DE BAND de pure waarheid zegt. LEEST heeft bijgevolg een reuzenstap gezet op alle gebied en zich aangepast aan het tempo van de moderne tijd ! Ja, ik zie dat de stoere werkkracht, die ons duurbaar volk altijd kenmerkte, nog vertiendubbeld is. Ik moet U rechtuit bekennen dat in uw blad niemand vergeten wordt. Het hoekje waar ik het meest van houd, is dat van ‘humor’ : daar kan men zich een bult bij lachen. Misschien vraagt U zich misschien wel eens af : ‘Waar zit die Leestenaar nu ook weeral verzeild?’ Ik zit in Waals-Brabant, te Nodebais, langs de grote baan Leuven-Namen. Van mijn eerste jaar onderwijs af sta ik in de Franse klas ; mijn hart en mijn ziel zijn nochtans 100% Vlaams gebleven hoor ! Nodebais is een klein dorp van ongeveer 450 inwoners. De bevolking is zeer sympathiek. Er zijn bij ons maar drie klassen. De meester heeft al de jongens van de lagere school, mijn medezuster heeft de kleuterklas en ik de meisjes van de lagere school. Indien wij ons niet kunnen beroemen op een prachtige school met een machtige schoolbevolking –zoals die van Leest voor ’t ogenblik – kregen wij toch dit jaar het voorrecht van het H. Sacrament te bewaren in onze kleine huiskapel. Onder het oog van de beste der Vaders, leven wij hier gelukkig ons Annunciatenleven en trachten goed te doen aan onze eenvoudige, brave, nieuwe dorpsgenoten.
    Van een Oud-Leestenaar, Zuster Albert-Marie Marcella Van Aken (nog een van de Bist !)”

    Christine De Laet (Zuster Melanie), een ver familielid van Marcella in “De Band” van december 1978 : -“1941 : Feest van het Goddelijk Moederschap van O.L.Vrouw. Mevrouw Van Aken (Marie Van den Brande) uit de Bist, brengt haar Marcella naar ’t klooster van het H. Hart Heverlee.Ik weet niet wie, op die zaterdag 11 oktober, God het aangenaamst moet geweest zijn : of het kind dat zich zo totaal en onherroepelijk aan Hem geeft, of de moeder, die in algeheel zelfvergeten, Hem dit kind terugschenkt : want die moeder brengt haar enig kind…en ze is weduwe. Haar echtgenoot, Kamiel Van Aken, werd haar vroegtijdig door de dood ontrukt. Twee harer kinderen ontvielen haar : Maria, een wichtje nog, daarna en vooral de veertienjarige Julia, een meisje van veel verwachting. Na het afsterven van haar zuster Monika, nam Mevrouw Van Aken het verweesd achterblijvend neefje, Albert Denys, bij zich op. Ze zwoegde en wroete op de hoeve voor de kinderen en voor haar bejaarde ouders, tot deze laatsten tot de eeuwige vergelding werden geroepen. Uitgeput van de haar krachten te boven gaande arbeid, en onder de klamp van reumatisme, stortte moeder zelf ineen en werd voor weken aan een ziekbed gekluisterd, terwijl Marcella en Albert deden wat ze konden. Ook familie en geburen sprongen behulpzaam bij. Zodra moeder echter passabel hersteld is, staat ze alweer koen aan haar taak.
    Maanden verliepen nu. Albert had inmiddels kennis aangeknoopt met een Leuvens meisje dat reeds een vaste positie had : hij scheen dus spoedig aan tante’s zorgen te kunnen ontgroeien. Marcella, op de Normaalschool te Heverlee, was een spiegel voor haar gezellinnen en een klepper ook : steeds primus van de klas. Wat beleefde moeder een vreugde aan dat kind. Nog een paar jaartjes en Marcella zou in ’t onderwijs staan, terwijl moeder rustig op de hoeve haar dagen zou slijten. Moeder droomt haar schone droom…tot plots in dit volmaakt huiselijk geluk, als een voltreffer de vraag klinkt : ‘moeder, mag ik naar ’t klooster gaan ?’ Mevrouw Van Aken staat als verwezen aan de grond genageld. Wie die het niet heeft ondervonden, bevroedt er, wat in zulke omstandigheden een moederhart lijden kan…Wat moet er van haar geworden ?... 1941 : Wat zal het verder verloop zijn van de wereldramp ? Honderden jongens worden dagelijks naar Duitsland gevoerd. Morgen zou ook Albert volgen…En Marcella ook nog zo jong…ampertjes zestien jaar : ze had immers nog tijd genoeg voor een beslissing. Maar toch zo’n ernst boven haar jaren in dit kind…Moeder zegt niet neen : ze wacht, ze onderzoekt, ze bidt…ze verlangt, wat ook van haar gevraagd worde, in offergave en overgave, vaardig te staan voor Gods wil. Een half jaar verder. Op een avond komen ze met hun beitjes, moeder en Albert, hier dapper aanzeilen om de schikkingen mee te delen : Albert zal huwen en bij ’t gezin van zijn vrouw komen inwonen. Moeder, uit liefde tot haar aangenomen kind, dat ze met al haar zorgen en toewijding wil omringen zolang ze kan, komt mee. Zij die met al de vezels van haar wezen had wortel geschoten in de goede boerendoening te Leest, wordt nu, zo oud ze reeds is, naar de stad verplant : een veldbloem onder een stolp gebracht, een boom van te lande, die niets liever doet dan weelderig groeien in de gezonde buitenlucht, waar hij onbelemmerd vrij naar oost en west zijn forse armen kan uitslaan, nu ingemuurd en als de adem afgesneden… De hoeve wordt verkocht…Realiseren we, wat dit feit betekende in 1941 ? Verhuizen naar de stad waar iedereen uit wegvluchtte toen, wijl elkeen er verhongerde. ..De boerderij te Leest, het ouderlijk erfstuk, dat heilig pand waar alle dierbare herinneringen mee verbonden zijn, en waar het hart als het ware, zich met al zijn grijpvermogen wil blijven aan vastklampen, wordt afgestaan. Roekeloosheid en hoogste wijsheid. Moeder spreekt haar “fiat’ uit over haar ganse toekomst. Ze geeft haar kind, en in een elan van Godsvertrouwen, waagt ze de sprong in het duistere onbekende. Het is hard doch heerlijk met volle overgave in het leven te staan, met Newman’s bede op de lippen : ‘Heer, ik vraag U niet de verre weg te zien, ik vraag U slechts licht voor één stap.’ Moeder zette haar zwoegen voort. ‘Bonnemama’ zaliger, vergde op het einde veel zorgen, en hoe teder mild ontving ze die. Er is een oude oom, er zijn de kinderen vooral : ‘Godelieve, Magda, Elly’ komen achtereenvolgens het gezin vergroten. ‘Tante’ en ‘Pekke’ is in de weer, zonder verpozen, van ’s morgens tot ’s avonds, voor elk en elkeen. Ze is waarschijnlijk de ‘ziel’ van het gezin. Het moge weer zijn of geen, te 6u. ’s morgens ziet men haar schaduw langs de huizen glijden, en verdwijnen in de kloosterkapel van de Sint-Martensstraat. De dagelijke H.Mis en communie zijn de kern en krachtcentrale van moeders leven, het geheim van haar onverstoorbaar christelijk optimisme. En voor en na, schuiven de kralen van haar paternoster door de knoestige werkvingers, voor levenden en overledenen, voor al de belangen van Gods kerk.

    Nacht 11-12 mei 1944 : een vreselijk bombardement zaait dood en vernieling over de weerloze stad. Bij dageraad komen hier de vluchtelingen toe : bleke bange mensjes, met holle verdwaasde blik. En daar is plots moeder ook : zulk weerzien na zulk een nacht ! Een van-kelder-voorziene klas wordt in een bijgebouw klaargemaakt. Het huisraad wordt overgebracht. Moeder en gezin blijven, met vele anderen, enkele maanden te gast bij ons, tot de achteruitrukkende Duitse legers, op de voet gevolgd door de Engelsen, hier binnenvallen met tweeduizend bedden en ’t commando : ‘alles leeg en weg, voor de inrichting van een algemeen hospitaal.’ De vluchtelingen sukkelen terug naar huis. Moeder gaat heen, als gisteren, als immer, met moedig, eerbiedafdwingend betrouwen de heilige en heiligende wil van God aanklevend. Het leven kent geen ontgoochelingen voor grote zielen. Mevrouw Van Aken leeft stellig intens van geesteswaarden. Van cinema en al dat modern (en dikwijls aangebrand) goedje, vermoedt ze ternauwernood het bestaan. In augustus, als de anderen naar zee of elders uitvliegen, neemt ze haar ontspanning : dan komt ze nog eens weer naar de lieve heimat te Leest, naar de oude trouwe geburen van voorheen, en nog een scheutje verder dan ook, naar Kapelle, naar Louise, haar zus, en Georges en zijn gezin, en brengt ze eventueel mee naar Heverlee, want driemaal ’s jaars op onze bezoekdag, komt ze naar hier. –De deur gaat open. Moeder, telkens wat ouder, wat strammer, wat gehavender door de last der jaren, doch gewaarmerkt met de vredige glimlach van een edele ongebogen ziel. Verzusterd als ik ben met zuster Albert Marie, haar geliefd kind, in eenzelfde roeping en religieuze gemeenschap, is ze werkelijk ‘onze’ moeder geworden. Haar warme greep omklemt ons beider hand in één impuls van hartelijkheid. En dan gaat moedertje aan ’t vertellen, met de rake pittigheid en sappige kleurigheid van de malse Leestse volkstaal. Mevrouw Van Aken heeft een radde tong : een andersdenkende zou er deerlijk bij van zijn pluimen laten, want ze heeft, in dienst harer christelijke overtuiging, een verbluffend combatieve durf en vaardigheid. Ons dierbaar Leest leeft sprankelend in haar voort. Een woord van paus Pius XI wordt in haar schone werkelijkheid ‘ook afgeslagen stukken gouderts bevatten goud.’ “ (‘DB’, nr.3 – 1955)

    De lans die ze hier brak was voor de moeder van Marcella Van Aken (°05/03/1925, +13/08/2006) die ze meestal ‘moeder’ of ‘Mevrouw Van Aken’ noemde. Vooraan in dit artikel gaf ze haar meisjesnaam mee : Marie Van den Brande. In een brief naar ‘De Band’ van 1974 noemde ze de moeder van haar vriendin Marie Alewaters : “…ik lees nog veel, de wijze raad indachtig : ‘dat houdt de mot uit de benen’. Die pittige spreuk is van iemand van jullie, die vol volkse geestigheid zat tot in haar tenen : Marie Alewaters : we zeiden Marie Van Aken. (ik heb jaren geleden eens een artikel over haar geschreven voor De Band, weet je nog ?). Ze is de moeder van onze zuster Albert-Marie, Marcella Van Aken, uit de Bist, die in de zomer ook wel eens even naar Leest komt doorgaans. Ze is schoolhoofd in ons bijhuis te Hamme-Mille, en al geef ik dit hier als een achteraanbengelend berichtje, ze doet het ginds prima. Petje af voor Marcella, ze is een hele piet!”

    Vervolgt met : Stichting van “de Mannenbond van het H. Hart”.

    Foto’s :
    -De woning van de familie Neefs na de explosie. (Foto’s : Eddy Apers)
    -Alfons Hellemans, de nieuwe ontvanger van de Commissie van Openbare Onderstand.
    -Marcella Van Aken (Zuster Albert-Marie).
    -Christine De Laet (Zuster Melanie
    ).











    09-06-2019 om 06:15 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-06-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wijzigingen - aanvullingen. Vervolg Herinneringen aan W.O. II.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Herinneringen aan W.O.-II

    Fourageren.

    “In die tijd kwamen er alle dagen mensen van de stad naar ons dorpken, niet dat het opeens zo bewonderenswaardig geworden was, maar ze kwamen om iets te vinden wat eetbaar was. De winkels in de stad hadden nog maar alleen raapkolen te bieden. Ook nog wel andere dingen die niet gerantsoeneerd waren, maar dat was niet vet. Daarom trokken ze naar den buiten. De ene gekleed alsof hij naar een bruiloft ging, de andere in lompen.
    In Leest bolde er toen nog geen autobus. Ze kwamen dan meestal te voet, sommigen hadden nog wel een fiets, maar velen hadden geen banden, die reden dan maar op blote velgen, ijzerenband noemden we dat, het maakte een hels lawaai en sturen kon men bijna niet. Ik heb wel eens een fiets gezien met vodden rond de wielen, maar dat bolde ook niet goed.
    Er kwamen allerlei mensen, ouderen van dagen, mannen, vrouwen, jongens, meisjes, tot zelfs nog kinderen toe. Allen hadden ze iets bij waarmee ze in de grond konden woelen, ’t zij een riek, een schup, een rijf, of een hark, zelfs bloemenrijfjes brachten ze mee. Maar iets hadden ze wel gemeen, een jute zakje om de buit in te doen, een vaderlandertje noemden we dat, ze waren in de mobilisatie en de tiendaagse voettocht overal langs de weg te vinden, met hele pakken, en ze kwamen nu goed van pas. Zo kwamen ze dan naar hier om op het veld waar graan of aardappelen gestaan hadden hun geluk te beproeven, om toch nog maar iets te vinden, al was het niet veel, want de boeren namen zoveel mogelijk zelf mee, zelfs een kleine groen geworden patat was voedsel voor de beesten. Maar iemand die een beetje geluk had kon wel eens iets opvissen wat de boer ontgaan was. Als de mensen dan na een ganse dag rijven, klieven of kappen een handvol van die vruchten gevonden hadden keerden ze vermoeid maar tevreden huiswaarts..." (‘Blote Benen’ De Band van mei 1979)

    Dagelijks leven

    “Zoals we in het leven van elke dag het opkomen of ondergaan van de zon nog nauwelijks merken omdat we er aan gewoon zijn, zo ook waren we er ons die tijd amper van bewust dat we in oorlogstijd waren. De berichten van radio Brussel waren altijd ongeveer dezelfde. Die van radio Londen ook, maar daar vertelde men juist het tegenovergestelde. Alleen scholen, hospitalen en kerken werden langs beide zijden getroffen ; militaire doelen bleven ongedeerd. De legers van beide kampen waren niet te stuiten in hun opmars. Zo waren ook de geluiden van elke dag zowat dezelfde. Het begon bij het invallen van de duisternis dat we vanuit het westen het eentonige geronk van vliegtuigen hoorden. Eens dichterbij gekomen ontaarden deze trillingen zich tot een zwaar gedreun dat de ruiten in de vensters ervan daverden. Met ganse formaties zwaar beladen bommenwerpers trokken ze oostwaarts. Wanneer ze dan een paar uur later westwaarts vlogen leek het geraas van de motoren veel lichter te zijn dan bij de heenreis. Alleen werd de eentonigheid soms onderbroken door het geronk van een lager vliegend toestel dat onderweg defect of getroffen geraakte. Ondertussen schoot de flak lichtbundels in de duistere hoogte, wijl ze onophoudelijk haar spetterende projectielen naar die grote vogels joeg. Gewoonlijk was het geluid van die terugtrekkende hommels nog niet uitgestorven als op de dorpsplaats het geklets en gerammel van blikken dozen begon. De mannen van de boerenwacht speelden liever voetbal met zo’n ledige conservendoos dan gedurende de nacht de donkere velden te bewaken. Tegen de dageraad aan waren hun uren geklopt en trokken ze huiswaarts. Tegen die tijd ving dan het ratelen van die bandeloze fietsen aan, waarmee de mensen naar de stortplaats van Battel trokken om daar een ganse dag ‘koolkens’ te gaan ziften. Sommigen deden dat om zich bij de lange winteravonden gezellig te kunnen warmen achter een altijd knetterende, spetterende kachel. Anderen gingen naar de ‘ersatzkoolmijn’ om de weggeworpen afval van voor de oorlog weer op te graven en terug te verkopen aan de stadsmensen die deze zaken voor de oorlog op die plaats gedeponeerd hadden. Zo moesten die mensen om hun vroeger weggeworpen eigen huisvuil weer te hebben nog veel geld betalen.
    Aldus kregen we iedere nacht zowat dezelfde geluiden te horen maar men werd eraan gewoon. Moest er één nacht tussen geweest zijn zonder dat lawaai, we zouden er niet van in slaap geraakt zijn. Bij klaarlichte dag waren de decibels minder. Af en toe kwam er wel een door ossen getrokken wagen of kar voorbij, per uitzondering zelfs nog een auto. Dan was het echter meestal een Duitse legerwagen of een van die blauwgrijze auto’s waarmee de Gestapo achter de jongens aanzat om ze naar Duitsland te voeren. Met de dag werd het erger met die mannen. Ze kwamen meer en meer. Was hun wagen bij hun terugkomst ledig, dan hadden alle mensen daar pret in, zat er een slechtoffer in dan wisten we een hele dag waarover praten. Ook vliegtuigen kwamen er meer en meer. Af en toe viel er zelfs zo een vogel uit de lucht. Dan waren de feldgendarmes er als de kippen bij om de levenden van de bemanning op te sporen. De doden lieten ze een tijdje liggen als reklame.

    Die tijd was er niets raars mensen aan een of ander kapelletje te zien bidden om van de H. Maagd een of andere bescherming af te smeken. In de omliggende dorpen hadden er zelfs al georganiseerde rozenkransavonden plaats. Het kon niet anders, Leest moest daarin niet achter blijven. Zekere zondag riep de paster van op de predikstoel de mensen op om voortaan iedere woensdag- en vrijdagavond naar de kapel op de Juniorslaan te komen om er samen te bidden voor de vrede. Van ieder huisgezin werd minstens één persoon verwacht. Van dat moment af waren die twee oudere broers van mij de woens- en vrijdagen in de vooravond niet meer te vinden. Wat ik verwachtte werd waarheid. Dat ging weer een karweitje voor mij worden. Wie anders ?...t’ Was nog niet genoeg, iedere morgen naar de mis ; al mochten we nog geen kwaad doen, toch iedere week te biechten, ’s zondags naar de mis en te communie, in de namiddag naar de catechismus van volharding. Andere jongens ontsnapten daaraan doch dat moest over het kerkhof gebeuren en dat konden ze van bij ons door het venster zien, dat was niet te vertrouwen. Daarbij kwam dan elke keer dat lof nog. En nu moest ik ook naar de rozenkrans gaan. In die tijd liep ik nog wel bijna over van devotie maar te veel is te veel of wilden ze misschien op één jaar nen heilige van mij maken…” (“De Band”, februari 1981,’De Paternoster’)

    Schatten op zolder.

    “…Heinke van den Berg liep daar met zijn bel van deur tot deur, wat hij erbij riep was niet goed meer te verstaan…door dat eeuwige herhalen was zijn keel wel hees geworden. Wat het eigenlijk was wisten we maar eerst de volgende dag, een zondag. De veldwachter stapte zonder hoogtevrees op de grote blauwe hardsteen, welke naast de trappen van de kerkpoort lag. Eerst gebood hij stilte en verkondigde dan met luide stem : “…volgens de wet van 12 mei 1943….volgens artikel 376 van het wetboek…ingeschreven onder het nummer…paragraaf…is volgens besluit van de beschermende overheid, iedere Belg welke in een huis woont, verplicht de zolders te ruimen en op te kuisen…daarbij te plaatsen : vier emmers gevuld met onbrandbaar zand…dit alles teneinde de branden, ontstaan door vijandelijke bombardementen onmiddellijk te kunnen blussen.” Tussen de tanden vervolgde hij dat de plaatselijke politie en de aangestelden van de burgerlijke bescherming controle zouden uitoefenen…en dan weer met luide stem : dat diegenen welke de wet overtreden zouden gestraft worden met een geldboete van 100 tot 2000 frank of een gevangenisstraf van 2 tot 15 dagen. De meeste mensen pikten het al lachend op. Anderen vonden het niet zo prettig en vonden dat blussen in feite het werk van de pompiers was. Fons van Nellekens wist eigenlijk het fijne van de zaak…Vorige week was de commandant van de brandweer met zijn ploeg, niet wetend wat gedaan, maar beginnen te kaarten. Juist wanneer hij een abbondance in handen had ging het alarm…schuur in brand te Leest in de Kouter. En dat juist op het moment dat hij die negen slagen zo maar af te leggen had. Vlug heeft hij dan het spel uitgespeeld, ’t geld ontvangen en dan zo rap ze konden een bruikbare brandweerwagen ingesprongen om te komen blussen. Onderweg was de man niet aan te spreken, dat was nu al de vijfde maal dat hij zo iets voorhad. Hij vond het allemaal goed en wel dat die Engelse vliegers zonder te kijken zomaar hun bommen losten, maar volgens hem konden ze die evengoed in het vrije veld kwijtraken en had hij er geen last van. Toen ze eindelijk bij die schuur gekomen waren hadden de buren het vuur reeds gedoofd. In koleire moet hij dan de volgende morgen naar de Ortskommandant gegaan zijn en daar is dan die nieuwe wet tot stand gekomen.

    Gustje, welke bij hoog en bij laag gezworen had aan de Duitsers en aan al hun nieuwe wetten de broek te vagen, was de eerste welke we die zondag met de kruiwagen vol oude spullen naar de vuilnisbelt achter de pastorij zagen trekken. ’t Ventje dierf eigenlijk niet goed op te kijken want zijn vrienden stonden achter hun ramen met hem te lachen. Maar wat kan een mens doen als hij van ’t wijf te kiezen krijgt : “Eerst de zolder of geen fret !”

    In de loop van de namiddag was het één bedrijvige mierennest in het dorp. We moesten wel goed uit onze doppen kijken, want overal stonden of liepen we in de weg. Hier en daar ging er een zolderraamken open en kwam er van alles naar beneden te vallen; het meest nog donkere wolken. Eens dat stof was weggetrokken, kreeg men dan een goede kijk over al die schatten die zolang onder de dakpannen gestoken hadden. De oude Zenne welke als een slotwal achter de hof van de pastoor lag is die dag wel tien meter kleiner geworden. Van alles werd er ingekapt ; op tijdspanne van een uur of twee was ze herschapen in een ware rommelmarkt. Wat oud spul dat de mensen vroeger allemaal bijhielden…ongelooflijk…zulke bazaar. Oude kasten, stoelen en tafels, van die sleuren waar leeuwenkoppen en andere figuren ingekapt waren, oude luchters en kandelaars, zelfs nog van die koperen, helemaal zwart geworden door de ouderdom…” (“De Band”, juni 1981 “Schatten op zolder”.)

    Oorlogspret en Oorlogswee

    “Het openbaar vervoer werd hoe langer hoe meer ontredderd. Alles wat troepentransport en bevoorrading inhield kreeg voorrang over de gehele lijn. De nog resterende wagens die nog vrij gegeven werden voor gewone passagiers zaten altijd volgepropt. Op een half uur kon men ook niet kijken. Zo ook was het met de overvol beladen autobussen. Meestel vertikten ze het aan de Battelbrug te stoppen om nog iemand bij te laden. Tussen de bezette stoelen en banken stond het vol volk. Al wat binnen kon, reed mee. Van zich ergens vast te houden was geen sprake, het was trouwens ook niet nodig want men werd werkelijk samengeperst, de ene hield de andere recht. Tot buiten aan de deuren hingen mensen, zich krampachtig vasthoudend aan alles wat vatbaar was. Hoofdzaak was zo vlug mogelijk ter bestemming komen.
    Tot overmaat van ramp liet die oude, voor brandstof hout verbruikende omgebouwde motor het af en toe eens afweten. Aan snelle herstelling viel niet te denken, kon wel een dag duren. De ganse menigte was dan genoodzaakt af te stappen en al lachend of morrend de weg verder marcherend af te leggen. ’t Was bijna alle dagen hetzelfde liedje. Het abonnement voor de bus in de zak hebben en te te voet naar school moeten. Waarom dan nog geld aan dit bonnetje geven ? Die centen konden we beter gebruiken. Daar konden we bij de Fons verschillende sigaretten voor kopen aan vijftig centiem het stuk…of snuisterijen op de zwarte markt, daar hadden we ook een adre voor ; zelfs voor crème glacé wisten we waar naartoe. …” (Uit “Oorlogspret en Oorlogswee”, De Band van oktober 1981)

    Vervolgt met diverse aanvullingen…

    Foto’s :

    -Frans “Susse Teughels met bovenaan zijn echtgenote Gilberte Van de Vliet.





    05-06-2019 om 08:08 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-06-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wijzigingen - aanvullingen. Nog oorlogsherinneringen van Susse Teughels.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Herinneringen aan W.O.-II

    Hierna nog enkele oorlogs- en jeugdherinneringen van Frans ‘Susse’ Teughels (°Leest 21/1/1930, +Bonheiden 15/4/1996), binnenhuis architect, bouwkundig tekenaar en samen met zijn broer exploitant van de gelijknamige schrijnwerkerij vlakbij de kerk van Leest.

    Zegeltjes bons of punten.

    “In diezelfde nazomer…De Duitsers hadden een paar keer Engeland trachten te bereiken maar zijn er niet in geslaagd. Vele Duitse schepen zijn daarbij de grond ingegaan en hele garnizoenen soldaten zijn daardoor verdronken, sommigen zelfs verbrand. De Engelsen hadden bij het naderen van de Duitse schepen de zee in brand gestoken. De aanvallers zijn dan gestopt…met de uitleg dat het maar uitstel was. Het lied : “Und wir fahren recht nach Engeland”, zo machtig dreunend in het begin van de oorlog werd nu maar flauwkens gezongen door de soldaten die door onze straten marcheerden. Parademarsen zagen wij ook bijna niet meer. De Duitsers trokken dan ook grotendeels hun troepen uit het Westen terug, om in het Oosten de Russen van het communisme te bevrijden. Een paar eenheden bleven nog in ons land…om de Belgen te beschermen.
    Hier was alles vredig en rustig. Buiten de berichten op de radio, hoorden wij bijna niets meer van de oorlog. Gedaan was die nog niet, want dagelijks hoorden we de bel van Heinke Van den Berg. Heinke…met luide stem roepend : “Vandaag op het gemeentehuis bons voor schoenen…of bons voor hemden…of voor klederen…of rantsoenzegels van 9 tot 11 uur op het gemeentehuis…of punten voor dit en voor dat…” Van huis tot huis ging dat getingel van de bel, zo de ganse gemeente door.
    Zo snel ze konden gingen onze mensen toen naar het gemeentehuis om daar in lange rijen aan te schuiven voor de begeerde zegeltjes, bons of punten. Met die plakkende papierkens konden ze in een vooraf bepaalde winkel -wanneer de waar voorhanden was- en als ze geld bij hadden alles kopen. Per persoon en per dag : 300 gr brood, 50 gr boter, 200 gr patatten…zo was alles per man en etmaal berekend…iedere dag een beetje minder. Soms liep Heinke met zijn bel wel tweemaal de gemeente af.
    Voor onze boeren is toen een slechte tijd aangebroken. Bijna dagelijks moesten ze naar het gemeentehuis. Koeien, varkens, kippen en ander vee moest aangegeven worden. Het koren, tarwe, haver en alle andere gewassen welke bij ons geteeld werden moesten ook gemeld worden. De boeren moesten laten registreren hoeveel grond ze wel bewerkten. Het spreekt vanzelf dat er nooit zo veel en zo hard gelogen is dan in die tijd op het gemeentehuis. Boeren, die voor de oorlog varkens kweekten van wel 200 kg, kregen hun zwijnen nu niet vet, het waren allemaal doorjagers. De kippen waren ook al niet beter : ze legden nog amper één ei per week. De koeien waren ook allemaal droog gevallen : ze gaven bijna niets meer.
    Met Leest zelf was het ook erg gesteld. In oppervlakte nog amper de helft van voor de oorlog. Waar de boeren vroeger zo graag over hun hektaren pochten, was een hektare nu nog een dagwant, nog veel minder, een plekske van vijf are, de moeite niet om over te klappen en een roe was in het geheel niets meer. Elke dag zaten er dan ook één of twee controleurs op het gemeentehuis. De ene voor dit, de andere voor dat, nog één voor zus en nog één voor zo. Zij moesten trachten het maximum uit de boeren en de grond te halen. Het was bij die mensen dat de boeren met hun klachten moesten komen. Al zegt men soms : de boeren die kunnen klagen, toch lieten ze in die tijd zulk werk meestal aan de vrouwen over, die konden er soms ware drama’s van maken als ze hun noodtoestand verklaarden. Sommigen hadden altijd een zakdoek nodig om hun tranen te drogen wanneer ze verklaarden dat ze niet meer wisten hoe hun eigen kinderen nog eten te kunnen geven. Zo groot was de mizerie, zo triestig was dat. Wanneer het vertelsel dan wat al te tragisch werd, knipoogden de boeren die achteraan in de rij stonden wel eens naar mekaar. Degenen die vooraan stonden beaamden gewoonlijk wat aan de beambten verteld werd, deden er zelfs nog een schupken bij. Wanneer de controleur dan bereid was de minder productie te aanvaarden en zulks op papier had gezet, liepen gewoonlijk die wenende madonna’s al lachende de trappen af en zuchtten : dat is weeral gelukt.
    De meeste boeren kochten toen een nieuwe fiets met echte rubberen banden zoals voor de oorlog. Die oude lelijke zware antieke meubelen moesten ook buiten. Er zouden mooie beplakte nieuwe meubelkens in de plaats komen…”(“De Fiets”, De Band van maart 1979)

    Vervolgt met “Fourageren”.

    Foto’s :

    -Frans Teughels tussen Marcel Gobien en Victor De Boeck.
    -Frans enkele jaren later.





    03-06-2019 om 06:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-05-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wijzigingen - aanvullingen. Vervolg Willy Verbruggen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Herinneringen aan W.O.-II

    Vervolg Willy VERBRUGGEN.

    Slechts één keer ben ik in verlof mogen komen in 1943. Meer dan twee jaar van huis en maar één keer naar huis geweest. Mijn brieven naar huis werden opengedaan en gecontroleerd. Daar ben ik eens een keer niet goed van geweest : na een hevig bombardement van de Engelsen op Hannover, had ik geschreven : ‘onze vrienden zijn hier geweest en ze hebben hun werk goed gedaan’. Ik moest bij de Gestapo komen, werd drie dagen ‘eingespert’ en heb veel slagen gekregen. Het meest slagen kregen wel de Polen, die deden ook veel aan sabotage. Wij verstonden ons zeer goed met de Polen, dat zijn fijne mannen, ik heb er eerbied voor. Wij hebben ook veel, dat wij konden scheef slagen, met mekaar gedeeld.

    Ik heb ook eens 200 mark boete moeten betalen. Wij reden vlak voor Hannover en werden plots door een Engelse vlieger aangevallen. Ik sprong van de locomotief en de beemd in. Er zijn toen veel doden gevallen, ook mijn machinist Flackbaert is toen gestorven. De boete die heb ik toen gekregen omdat ik de trein niet stilgelegd had en omdat ik hem verlaten had voor hij stilstond, maar ik ging toch niet wachten tot ze me doodschoten !

    Op 22 juli ’43 reden wij Hamburg binnen juist als het grote bombardement begon. Sommermeier was toen mijn machinist, hij had asthma. Door het stof en het puin zijn wij, ik hem met mijn arm ondersteunend, naar een schuilkelder van de U-Bahn gelopen. Drie dagen en twee nachten heeft het bombardement geduurd. Als het gedaan was zijn we naar onze trein gaan kijken : de tender stond loodrecht in de lucht. En ik zie nu nog scherp het beeld, ik kan het zo tekenen, van twee oude mensen : man en vrouw, met de ene hand mekaar vasthoudend en in de andere hand wat prullen die ze hadden kunnen redden, zo plots over straat gaande, plots valt er een hoge puinmuur om, ze zijn bedolven. Dat was Hamburg.

    Ook Hannover was erg. Vanuit ons dakvenster zagen wij de vliegers komen en voor we het beseften waren ze aan het bombarderen. Wij de trappen af en gaan lopen. Ik zie nog altijd Max van ‘Parijs’ met de kader van de kapotte dakvenster rond zijn hoofd weglopen…Wij hebben hem nooit meer teruggezien. Een vol uur heb ik dan buiten op de grond gelegen, eerst toen ik rechtstond zag ik allemaal bloed aan mijn been, ik kwas gekwetst en had er niets van gevoeld.

    Daar ons logement verwoest was, ben ik dan bij Willem gaan inwonen. Willem was een Duitser, maar een anti-nazi. Hij luisterde naar de Engelse radio, maar als één van zijn twee dochters thuis was dierf hij niet, die was nazi-gezind en hij was bang dat ze hem zou verraden. Willem is na de oorlog hier verschillende keren op bezoek geweest. Door onze tussenkomst bij de bevrijding is trouwens zijn zoon door de Engelsen als burgemeester aangesteld.

    Op het einde waren wij ook nog bij de brandweer ingelijfd. Zo ben ik naar Berlijn -6 u.ver- gaan blussen in het gebouw van het Verkeersministerie, juist naast de Rijkskanselarij. En wij maar spuiten op die prachtige luchters en meubels om ze kapot te krijgen. Daar heb ik gezien dat een Rus die ook bij de brandweer was en die sigaretten wegnam uit een bureau door Duitsers betrapt werd en terstond gefusilleerd werd.
    In Hannover heb ik zo bij het blussen dik geluk gehad. Daar er veel druk zit op die slangen en die druk u zou kunnen wegslingeren, hadden wij ons twee aan twee vastgemaakt aan een poutrel. Een muur viel om, we konden niet wegspringen omdat we vastzaten, de man naast mij was dood.

    De oorlog naderde zijn einde. De machinist waarbij ik toen stond hadden wij ’t baronneken genoemd : hij droeg altijd witte handschoenen en was even proper als hij na de rit uit de locomotief stapte als wanneer hij vertrok. Urenlang heb ik met die man over de Krieg gesproken. Men geraakt immers op mekaar afgesteld als men zo dagenlang samen op een machien staat. Als hij zo na een lange rit naar huis ging, was hij overtuigd dat de Duitsers gingen verliezen, als hij terugkwam van huis had hij weer moed en gingen de Duitsers terug winnen.
    Maar er waren toch ook fanatiekelingen bij. Ik herinner mij nog goed toen onze trein met benzinetanks beschoten was. De ene tank na de andere vloog in de lucht in een zee van vuur. Uit het nabijgelegen dorp kwamen jonge mannekens van de Hitlerjeugd blussen. Een jonge gast van 14-15 jaar werd hierbij volledig verbrand. Ze riepen zijn ouders erbij en als die bij hem kwamen riep hij : ‘Heil Hitler’, dat waren zijn laatste woorden.

    Toen kwam de bevrijding van Hannover. In de nacht van 2 op 3 mei zijn de Engelsen met tanks binnengetrokken. Er waren geen Duitsers meer te zien. De Engelsen waren razend : ze schoten op alles wat er te zien was. Zo zijn ook nog veel Polen en Russen die onvoorzichtig aan het feestvieren waren doodgeschoten.
    Die Polen waren toch mannen, voor de bevrijding, voor er Engelsen gezien werden, waren zij al luid de plaat ‘It’s a long way tot Tipperary’ aan het spelen, hoe ze aan die plaat geraakt waren, wie kan het zeggen. Achteraf kwam dan de verklaring voor de razernij van de Engelsen. Die hadden juist het concentratiekamp van Bergen Belsen, in de nabijheid van Hannover bevrijd. En wat dat was heb ik enkele dagen nadien ook gezien. Voor de Engelsen moesten wij met de nog bruikbare wagons de mensen uit Bergen Belsen gaan weghalen. Wat ik daar gezien heb is onbeschrijfelijk. Ik ben er ziek van geweest, ik heb er staan overgeven. Wij hebben die mensen dan op de wagons helpen steken en hebben ze dan naar de stad Celle gevoerd, 40 km van Hannover, daar was een hospitaal. Omdat er in het hospitaal geen plaats genoeg was, werden er ook ondergebracht in een koekjesfabriek : daar hebben er velen zich doodgegeten : met de handen stompten ze hun mond vol met deeg en suiker. Ik heb daar nog suiker van meegebracht naar Willem.

    En toen kwam de repatriëring. Terug naar huis. Wij werden in kampen samengebracht : eerst ontluisd, door een dokter onderzocht en dan op transport gezet : in vrachtwagens van het Amerikaans leger met negers die stuurden met de benen op het stuur. Zo acht dagen van kamp tot kamp door het verwoeste Duitsland. In Rhijnen werden wij in een reusachtig kamp bijeengebracht, met duizenden bijeen. Ik heb daar nog een blaffetuur van een gebouw afgehaakt om niet op de grond te moeten slapen. Dan op de trein gezet en zo over Hasselt naar Leuven. Daar zetelde een onderzoekscommissie. Dat ik aan mijn been gekwetst was heb ik niet durven zeggen, om het onderzoek niet te verlengen en rap thuis te zijn. Al ons opgespaarde marken werden omgeruild voor…200 fr. Zo kwam ik met 200 fr. thuis. Daar noch mijn vader, noch ik het laatste jaar geld hadden kunnen opsturen, had ons moeder, alleen met twee kleine kinderen thuis, haar plan moeten trekken.

    Op 14 mei ’45 kwam ik thuis. Ik was toen 21 jaar. De schoonste jaren van mijn leven waren verpest door al dat oorlogsgeweld.’ ”

    (“De schoonste jaren van mijn leven…” “De Band” van oktober 1986)

    Vervolgt met nog enkele oorlogs- en jeugdherinneringen van Frans “Susse” Teughels.

    22-05-2019 om 09:03 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-05-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wijzigingen - aanvullingen. Oorlogsherinneringen van Willy Verbruggen uit de Warande.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Herinneringen aan W.O.-II

    Willy VERBRUGGEN.

    Willy Verbruggen uit de Warande werd te Heffen geboren op 9 juni 1924 en hij overleed te Mechelen op 14 maart 2005. Hij was gehuwd met Pelagie Diddens. In 1986 nam “De Band” hem een interview af dat in het nummer van oktober verscheen onder de titel :

    De schoonste jaren van mijn leven…” :

    Willy Verbruggen woont juist over de Zennebrug, langs de kant van Battel. Gans zijn verhaal heeft hij in één keer verteld, de ene belevenis na de andere, het ene detail na het andere. Zenuwachtig zat hij op het randje van zijn zetel, met zijn handen gebaren trekkend. Als we na zijn verhaal weggaan en bijna bij de deur staan zegt hij : ‘En dat hadden dan de beste jaren van ons leven moeten zijn’. Ik denk terug aan die grote Amerikaanse film die de thuiskomst beschrijft van drie soldaten en hun moeilijke overgang naar het burgerleven. Ook zij waren getekend. De titel van die film : ‘The best years of our life’.We laten hier nu Willy aan het woord:

    ‘Ik had de technische school gevolgd in Mechelen en was dan als tekenaar gaan werken op de ‘Méchanique Générale’ in Edegem. Ik was 18 jaar toen ik opgeëist werd om naar Duitsland te gaan werken : opgeroepen naar de Werkbestelle in Antwerpen, gekeurd en op 8 maart ’43 om 8 uur vertrokken wij uit de statie van Antwerpen : een lange trein, allemaal opgeëisten. Frans De Laet was daar ook bij (Noot : de waard van café “In den Barreel”). Wij reden dwars door Duitsland, in Duisburg werden wij midden in de nacht gebombardeerd – uit de trein het veld in. En koud dat het was; we stookten zelf vuur met karton op de trein. In Hannover werd ik met een 50-60 man uit de trein gehaald en naar het Arbeitsambt gebracht. ‘Was bist du?’ vroeg men er. Alhoewel ik nog nooit aan een machine had gestaan, antwoordde ik : ‘Schlosser’ (bankwerker). Die kregen de beste jobs. Met 4 man werden wij dan toegewezen aan de Spoorwegen. Ik kreeg mijn opleiding als Aushilfsheisser (aus=ausländer; buitenlandse helper stoker). Dat was gewoon meerijden met een ervaren machinist, in ’t begin korte afstanden, rangeren en goederentransport naar het bijgelegen vliegveld van Hamburen. Mijn eerste machinist heette Flacksbaert, was 84 jaar en was als vrijwilliger terug in dienst getreden. Hij zag niet goed meer, ik moest de signalen in het oog houden. Na enkele maanden en omdat ze wat Duits kenden, werden de Vlamingen op de grote lijnen gezet, maar steeds als helper van een Duitser. Zo heb ik de sneltrein gedaan Leipzich-Hamburg-Bremen-Berlijn. Wij woonden boven de locomotiefhalle zelf : daar hadden de Duitsers zalen ingericht voor de vreemde arbeiders, want naast Vlamingen waren er ook Fransen, Mongolen, Russen en Polen. Wij verdienden wel goed, 220 mark en zegeltjes omdat wij Germanen waren. Maar het was hard werken : dag en nacht op de trein. Slechts ene zondag vrij op de maand. En dan, ongelooflijk ! Op een dag, ik was nog aan ’t slapen, stond ineens een Pool aan mijn bed te roepen : ‘uw broer is daar’. ’t Was mijn vader. Ik wist van niets. Mijn vader was ook opgeëist en was ook stoker. Hij heeft ook daar gans Duitsland gekruist, ene keer is hij zelfs met zijn trein naar Mechelen gekomen. Kwam je zo van een dagenlange reis terug dan moest je eerst je patatten schillen; ik ben dikwijls bij de kachel in slaap gevallen terwijl de patatten stonden te koken. Aan eten geraken was ook een dagelijkse bekommernis. Daar waren wij specialisten in geworden. Er mocht geen wagon in de statie staan of wij wisten wat er in zat. En dan was er Louis Possemiers, nen Antwerpenaar, dat was een krak. Wat die allemaal dierf en wat die allemaal aan de Duitsers wijs maakte ! Wij hadden een beurtrol gemaakt en ieder van ons moest met de Louis mee op strooptocht : wagon open, een half varken, een vaatje gelei eruit en schoon terug een nieuw loodje aan de wagon. De gepikte zakken bloem reden wij op een fiets tot bij een Duitse bakker. We zegden dat die bloem uit België kwam en hoewel die dat maar half geloofde, bakte hij ons er broden voor. Op het einde van de oorlog werd het te gevaarlijk en dierven we dat niet meer. Dan bakten wij ons brood zelf. Eens heeft de Louis een ganse kist sigaren gepikt : een deel gaf hij met een groot gebaar aan Duitsers, uit het andere deel haalden wij de tabak uit en rolden die tot sigaretten met gazettepapier. De Louis is ook op het einde van de oorlog bij een Duitse weduwe gaan inwonen. Het dak van haar huis heeft hij volledig hersteld. Na de bevrijding is hij teruggkeerd naar België, maar eerst heeft hij al de pannen terug van het dak gegooid. Een andere uit Lier, die ook bij een Duitse gaan wonen was, is daar gebleven. Als loodgieter is hij ginder een ‘dikke burger’ geworden.

    Vervolgt.

    Foto’s :

    -Willy Verbruggen.
    -Frans De Laet.





    16-05-2019 om 06:44 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-05-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Herinneringen aan W.O.-II

    Vervolg Georges VEILLER.

    Ik moest mij dan naar een grote weide begeven die omringd was met gewapende Duitse soldaten. Ik verbleef daar tot rond 17 uur. Een Duitse Feldwebel begon er dan de entlassungsscheinen uit te delen. Wij waren op dat ogenblik al terug met ongeveer 4.000 manschappen samen gedreven. Op bevel van een Duitser moesten wij ons allen per 5 zetten en langzaam de weide verlaten. Buiten het kamp stonden er wel 50 wachtposten klaar om ons te vergezellen. Waar naartoe dat wisten we nog niet. Min of meer een uur hebben we gemarcheerd en wij kwamen aan een kleine statie waar wagons klaar stonden. Het waren terug wagons waar ze dieren in vervoeren. Maar ditmaal lag er strooi op de bodem. Met 54 soldaten in een wagon en we kregen er een brood, een worst en drinken.
    Het was op een woensdagavond toen wij daar vertrokken en het was zondagmorgen toen we vaststelden dat we in Hasselt aangekomen waren. Een reis van drie dagen en vier nachten. De tweede halte in België was Mechelen en rond 11 uur kwamen wij in het centraal station van Antwerpen aan. Daar moesten we verzamelen in de kelders van het station, kregen daar drank, een stempel en twee sigaretten. Ik kreeg de toelating mij van Antwerpen naar Brussel te begeven. Bij mijn aankomst te Brussel in het Noordstation werd ik opgewacht door personeelsleden van het Rode Kruis. Deze verzochten mij naar het grootwarenhuis Grand Bazar te gaan om er mij te laten verzorgen en te eten. Rond 17 uur was ik terug in vrijheid.
    De volgende dag was ik verplicht op bevel van de gemeente-overheid mij te laten onderzoeken door een dokter in Tervuren. Deze stelde vast dat ik 16 kg van mijn gewicht verloren had plus een tweede breuk en een wonde aan het voorhoofd. Het duurde niet lang of terug een operatie, ditmaal in het St.-Pietershospitaal te Brussel. Deze heelkundige bewerking werd gedaan door Dr. Deloyer. Na mijn herstel was ik verplicht mij aan te bieden bij de Duitsers en de wacht bij een kabel te houden. Deze zou volgens hen 1,5 m onder de grond gelegen hebben. Dat was in de gemeente Lombeek op de grote baan van Brussel naar Namen. Deze kabel was volgens hen gesaboteerd en allen vlogen wij naar de werkbestelle te Brussel. Ik werd na onderzoek vrijgesteld tengevolge van de opgelopen kwetsuren in krijgsgevangenschap. Enkele dagen later werd ik in dienst gesteld aan de U.L.B. te Brussel waar (later) de Amerikanen de gewonde Duitse gevangenen bewaakten. Ik verbleef daar zeven jaar. Hierna kreeg ik bericht van het Ministerie van Landsverdediging dat ik mij mocht aanbieden in de kazerne Panquin te Tervuren waar ik aangeduid werd voor de kazerne Lampereur in dezelfde gemeente. (…)”

    Georges Veiller werd dan naar Ekeren (Luchtbal) gemuteerd, bij het 6e Linie Regiment. Hij slaagde in een proef van ‘specialist kok’ en werd overgeplaatst naar de Baron Michel kazerne te Mechelen waar hij aangesteld werd als chef-kok in de officieren-mess. Georges was een bezig baasje. Na zijn loopbaan in de Belgische Krijgsmacht baatte hij samen met zijn echtgenote café De Zwaan uit, op de hoek Dorpstraat-Kouter (later ‘Vivelamour’) . In 1969 werd hij secretaris van de zieltogende Nationale Strijdersbond Leest die toen amper 10 leden telde. Een jaar later waren er dat al 39 en in 1980 51. Hij was ook politiek actief. Zo was hij voorzitter van het wijkbestuur van de PVV (thans Open VLD) en voor die partij deed hij in de jaren ’80 elke vrijdag aan dienstbetoon in het café van zijn opvolger Vic De Maeyer. Op 26 juli 1980 ontving hij, na het plechtig Te Deum, tijdens een receptie op het oud gemeentehuis, de onderscheiding van ‘Ridder in de Orde van Leopold II’.

    Afbeeldingen :

    -Georges werd “specialist kok”.

    -December 1983 : vergadering wijkbestuur van de PVV. Als tweede van links Miel Vloebergh naast de Mechelse schepen Vanderwaren en Georges Veiller als derde van rechts.

    -Handtekening van Georges Veiller.

    Vervolgt met Willy Verbruggen.







    11-05-2019 om 11:33 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-05-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog. Vervolg Georges Veiller.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Herinneringen aan W.O.-II

    Georges VEILLER. 

    Ik verbleef daar 2 maanden in een tent, nummer 19. Vooraleer daar te vertrekken op 15 augustus werden onze haren afgesneden. Eén bad en meer dan 3 uur zonder klederen met plus minus 100 soldaten waren wij verplicht plaats te nemen in een zaal waar vensters en deuren open stonden. De deuren en ramen bleven dicht en vooraleer onze klederen teruggegeven werden, hebben ze alles doorzocht en hier en daar waren er dingen gestolen. Nu terug op de trein en ’s morgens kwamen wij op een kleine plaats in de gemeente Eichelsdorf. Daar kregen wij onderdak op de eerste verdieping van een onbewoond huis. De volgende morgen en zonder eten moesten wij ons opstellen op de dorpplaats. De landbouwers kwamen ons daar weghalen om op hun bedrijf te gaan werken. De afstand was ongeveer anderhalf uur heen en weer. In deze gemeente kreeg men om een appel van een boom te trekken slagen, dat heb ik meegemaakt.

    In deze gemeente heb ik ongeveer twee maand gewerkt van 7 uur ’s morgens tot 16 uur in de zagerij en dan nog tot 20 uur op het veld. Dit elke dag en de zondag tot 12 uur ’s middags. Daar moesten we dan terug weg en brachten ze ons terug per trein op 15 en 16 augustus naar de gemeente Lengen. Een gemeente aan de Werra. Hier werden wij opgesloten in een zaal in het dorp zelf. Ook hier waren de vensters afgemaakt met prikkeldraad. We kregen er een beddebak met twee verdiepingen en een deken. De volgende dag werd ik aangeduid om bij een smid op ongeveer 100 m van het commando 639 te gaan werken. Mijn werk bestond daar in het slijpen van hakken. Een week later kwam men mij zeggen dat ik samen met mijn kameraden moest bomen afhakken in het bos op ongeveer 2 km van de gemeente Lengen. Met 27 man daar naartoe. Ik werd aangesteld om de afgehakte takken samen te brengen en te verbranden. Ik herinner mij heel goed dat ik op een morgen een hoop takken in brand had gestoken waar buiten mijn weten een Duitse wachtpost was opgesteld. Een wachtman verweet mij en slingerde mij woorden naar het hoofd zoals spioen, zwijnhond en nog. Als straf hiervoor twee zondagen werken aan de straten.

    Enkele weken later hebben ze mij verplicht te gaan werken in een zagerij in de gemeente Heringen. Die lag op ongeveer 4 km van de gemeente Lengen waar wij verbleven. Elke dag waren wij verplicht tweemaal die afstand af te leggen onder het toezicht van twee bewakers. Wij werkten daar van 7 uur ’s morgens tot 7 uur ’s avonds. Het was bijna elke dag 20 uur als wij in het lager aankwamen. Op een zekere morgen begonnen wij te werken en had ik niet gezien dat een boom aan het vallen ging. Ik kreeg een slag en viel op de grond. De Duitsers brachten mij naar een ziekenhuis dat door hen lazaret werd genoemd op enkele kilometers van de gemeente Heringen. Daar stelde men vast dat er een tweede breuk werd opgelopen. Ook een wonde aan het voorhoofd dat een schedelbreuk vertoonde. Als ik het ziekenhuis mocht verlaten brachten ze mij terug naar het commando 639 waar ik dan poetser geworden ben van de kommandoführer. Mijn dagelijks werk was nu het bureel zuiver houden en de kleding van de kommandoführer onderhouden. Nu kreeg ik elke dag na 17 uur de toelating mij in verbinding te stellen met de burgers in de gemeente om wat meer eten te bekomen. Op zekere dag was ik op het bureel van de kommandoführer en zag daar een brief liggen waarop vermeld stond dat alle Belgische krijgsgevangenen naar huis mochten. Enkele dagen later waren er jongens die mochten vertrekken maar ik met nog anderen konden nog blijven. Nu waren wij allen verplicht een witte driehoek op de rug van onze jas te naaien. Ook op de linker broekspijp. Ik vernam daar van de burgers dat het was om ons van op afstand te herkennen. De volgende dinsdag kwamen de wachtposten ons rond 19 u halen. Met pak en zak marcheerden wij door de sparrenbossen maar ditmaal met veel angst. Wij wisten niet waar wij naartoe moesten. Rond 2 uur in de morgen hadden wij ons doel bereikt en waren wij terug in krijgsgevangenlager Stalag IX A te Ziegenheim. Wij werden terug opgesloten in verschillende afdelingen. Ditmaal niet meer in tenten maar wel in barakken. Met het eten was het terug hetzelfde, 1/8ste brood, vis of bietensoep, een soeplepel marmelade en water om te drinken. Deze miserie duurde terug een tiental dagen.
    Op een zeker ogenblik waren wij verplicht ons één voor één aan te bieden op het bureel. Ik herinner mij heel goed dat ze me daar gevraagd hebben waar ik in België woonde. Ik heb als antwoord gegeven tussen Leuven en Brussel. Ze vroegen me ook of ik in Duitsland wilde blijven werken. Ik antwoordde dat ik toch liever naar België zou gegaan hebben. Ze brachten me naar een andere barak, waar ze me ingeënt hebben en mijn krijgsgevangenplaat afgenomen hebben.

    Vervolgt.

    Bijgevoegd : (tekeningen Georges Herregods) 

    -Een wachtman slinderde mij woorden aan het hoofd zoals spioen, zwijnhond….

    -In het lazaret.

    -Ik werd ingeënt en mijn krijgsgevangenplaat werd afgenomen.







    07-05-2019 om 08:48 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-04-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Herinneringen aan W.O.-II

    Georges VEILLER.

    Georges ‘Jos’ Veiller, de waard van café “De Zwaan” was te Elsene geboren op 26 juni 1919 en gehuwd met Eugenie Roofthoofd. Hij overleed in het O.L.Vrouwziekenhuis te Mechelen op 3 januari 1993.
    Voor het plaatselijke Milacblad schreef hij als “den Dikke van den Hoek” zijn ervaringen neer over het leger (hij was beroepsmilitair), de oorlog en als krijgsgevangene.
    De tekeningen zijn van de hand van Georges Herregods.

    Georges Veiller was van de klas van 1938 en reeds onder de wapens als hij juist 18 geworden was. Als karabinier en gekazerneerd in de Prins Boudewijnkazerne op het Daelijplein te Schaarbeek volbracht hij 17 maanden dienst in de DK Kie van het 3de Bataljon onder het stamnummer 131/92319. Na drie maanden was hij bevorderd tot 1ste hoornblazer van zijn compagnie en nam in die functie deel aan de manouvers in Spa, Borgworm en Aywaille aan de Amblève.
    Bij zijn terugkomst in het garnizoen werden ze gemobiliseerd. Na acht dagen werden de opgezochte soldaten gedemobiliseerd maar Jos kon blijven. Hij moest nog 11 maand onder de wapens blijven.

    Op 28 september 1939 kwam er een tweede mobilisatie als hij voor de tweede maal terugkwam van een kamp in Beverlo. Drie dagen heeft hij geslapen onder een kar in het hooi terwijl in de dag alles klaar gemaakt werd om te velde te trekken. Hij vertrok naar Halle waar hij in de keuken werd opgesteld en er drie maanden verbleef.
    Op een zeker moment moesten zij de stellingen afstaan aan een ander regiment en vertrokken zij naar Lombardzijde en dit tot begin januari 1940. Dan naar Klein Soest in de Kempen waar ze bleven tot 10 mei 1940.

    Jos in “De Band” van november 1979 : “In de vroege morgen vlogen daar duizenden vijandelijke vliegers boven onze stellingen. Toen wij vernamen dat de Duitsers het vliegveld van Schaffen bombardeerden werd alles opgeladen en moesten wij ons terugtrekken tot in de gemeente Meerhout waar er kort nadien hevige gevechten ontstonden tussen de karabiniers en de vijand met verliezen langs beide kanten. Ons regiment is dan teruggeslagen geweest langs Herentals, Lier en Duffel tot in Walem waar wij terug stellingen konden innemen in het fort. De vijand viel voortdurend aan en wij waren verplicht daar terug te vertrekken. Ditmaal naar Mechelen en zo naar Willebroek waar wij amper enkele minuten de brug over waren als deze werd opgeblazen door onze troepen om de vijand te beletten de Belgische soldaten aan te vallen. Wij waren verplicht een nieuwe brug over het kanaal te leggen.
    Op de weg van Puurs naar Dendermonde werden wij gedurig aangevallen door de vliegers. Hoeveel maal we op die afstand in de gracht hebben moeten springen weet ik niet. Er bleef ons niets anders te doen dan altijd maar terugtrekken en gedurende kilometers achter de veldkeuken te lopen tot in Eeklo waar ook enkele van onze jongens sneuvelden.
    De volgende dag bevonden wij ons te Maldegem ‘Kleut’ vanwaar wij konden zien dat Eeklo of Oost-Eeklo in vuur en vlam stond. In onze omgeving mitrailleerde de vijand van uit de vliegers onze soldaten, de koeien in de weide en de bossen waar onze artillerie was opgesteld. De volgende morgen bevonden wij ons te Snellegem waar wij rond 7 uur ’s morgens vernamen dat Koning Leopold III gecapituleerd had. Dezelfde dag vertrokken wij daar om naar huis te gaan. In Deinze aangekomen werd ik opgewacht door de Duitsers en zij stopten mij in een fabriek van de heer Marcel Liebaert waar ik de ganse nacht heb doorgebracht in een magazijn. ’s Morgens vertrokken wij dan tot in de Munten waar wij allen in een weide werden afgesloten.
    Enkele uren later terug weg op rijen van 5 man in een kolonne van kilometers lang. Rond 21 uur kwamen wij in Dendermonde in een oude kazerne aan. Alvorens te gaan rusten werden wij verplicht verschillende van onze persoonlijke bezittingen af te geven.
    Nu kregen wij een achtste brood met water voor het vertrek en terug, zonder te weten waar naartoe, de baan op tot wij bij een water aankwamen waar vier boten klaar stonden om ons naar Duitsland te brengen. En nu pas werd ons gezegd dat wij krijgsgevangenen waren.
    Onze reis per boot duurde 4 dagen en 5 nachten en als voeding kregen wij voor de ganse reis een brood en water van de Rijn om te drinken. Op elke boot waren er 2.500 soldaten geladen. De boot waarop ik plaats had genomen bracht ons tot in Reims waar wij onmiddellijk in een gebombardeerde fabriek opgesloten werden tot de volgende morgen. Ikzelf was van de 22 Kie. Groep voor groep vertrokken wij daar totdat we rond 14 uur aankwamen in een kleine statie waar terug wagens klaarstonden om ons te laten vervoeren. Wagens waarin normaal kalk vervoerd werd. Hierin hebben wij de ganse nacht doorgebracht. Tijdens die reis waren wij bijna gestikt van het stof. ’s Morgens marcheerden wij nog meer dan 4 uur door de velden en over de bergen. Gedurende onze mars wierpen de kinderen met stenen en spuwden op onze kameraden. Als de burgers ons drinken wilden aangeven sloegen de Duitse soldaten de tassen uit onze handen. Rond 15 uur kwamen we in Ziegenheim aan in een kamp. Dat was krijgsgevangenkamp Stalag IX A. De ingangspoort was van bomen gemaakt en het terrein was met een dubbele prikkeldraad afgemaakt. Op de hoeken stonden mitrailleuzen opgesteld om ons te beletten te gaan lopen. Daar kregen wij te eten : 1/8 brood met vissoep en een lepel marmelade. Kon ik nu gaan rusten.

    Vervolgt.

    Foto’s en afbeeldingen :

    -Georges Veiller zoals de meeste Leestenaars hem hebben gekend, achter de tapkast van café De Zwaan. (foto César Apers)

    -Georges de hoornblazer.

    -Hij werd in de keuken opgesteld.

    -Gevangene in Stalag IX.

    Tekeningen van Georges Herregods.









    27-04-2019 om 10:05 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-04-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog : Victor Van hoof - "Duitsland".

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Herinneringen aan W.O.-II

    Veldwachter Victor VAN HOOF.

    Duitsland

    Via Antwerpen en Turnhout de Hollandse grens over tot Hengelo. In Holland werd onze trein letterlijk door de bevolking bestormd. Honderden mannen, vrouwen en kinderen liepen met onze trein mee, bedelend om eten. Wat wij konden missen werd uit de wagons gegooid : conserven, sigaretten, chocolade...
    Dit waren toestanden die wij in België met de bevrijding niet hadden ervaren, hier werd nog echt honger geleden. In Hengelo stapten we over op vrachtwagens, de grens over tot in Mofrika en in Wezel de Rijn over op een pontonbrug die door de Engelsen was aangelegd. Over Osnabruck, Diepholz tot Freistatt waar we werden ondergebracht in een oud-mannengesticht. Elk van ons kreeg een apart kamertje, prachtig ingericht met een goed bed en prima sanitair, een verademing na onze tenten en strozakken. Hier werden we belast met de bewaking van een groot depot van de Rasc, dat waren frontrantsoenen, sigaretten en kleding van het Engelse leger. Italiaanse krijgsgevangenen stonden tot onze beschikking voor het opknappen van allerlei karweien, doch die stalen zoals de raven. Die bestolen ons terwijl we er bij stonden, ongelooflijk wat die allemaal flikten, die waren ons in alles te slim af. In het begin was het hier voor ons zeer streng, niet ongewapend het cantonnement verlaten, nooit alleen buiten en “no fraternisation”, absoluut geen contact, geen verbroedering met de Duitsers, op straf van krijgsraad. De eerste weken werd dat door ons zelfs niet overwogen, wij benaderden ze met de grootste terughoudendheid. De Duitsers zelf waren opmerkelijk beleefd, onderdanig, ja zelfs kruiperig, ze waren ook gelaten en angstig, gingen voor ons opzij en velen namen hun hoed of pet af als ze ons passeerden. De Engelse MP’s waren zeer streng en onverbiddelijk zeker zolang de oorlog duurde. In Diepholz was een groot Pools kamp, waar die Polen door de Duitsers als slavenarbeiders waren ondergebracht. Nu waren ze vrij en men moet niet over veel verbeeldingskracht beschikken om zich te kunnen voorstellen hoe die zich gedroegen tegenover hun vroegere bazen. Stelen, plunderen, alles wat niet te heet of te zwaar was sleepten ze naar hun barakken.
    In Sulingen was een groot transitkamp opgericht, van hieruit werden vrijgekomen gevangenen en arbeiders naar hun respectievelijke landen gezonden. Alle mogelijke nationaliteiten zaten hier samen wachtend in barakken, op vervoer naar huis. Die uit het westen, Belgen, Hollanders, Fransen konden snel weg, maar Polen, Russen, Joegoslaven moesten langer wachten en velen durfden zelfs niet meer terug. Onder deze mensen waren gevaarlijke sujetten, ze waren gewapend met weggegooide Duitse wapens en gingen ’s nachts op rooftocht bij de Duitsers. Ze stalen en roofden alles wat in hun handen viel en namen het weinige dat de Duitsers nog hadden, af.
    In Sulingen verbleven ook veel “Zebra”s”, dat waren bevrijde gevangenen uit de kampen, velen uit Bergen-Belsen. Die waren nog gekleed in hun gestreepte pijama. Van hen vernamen we gruwelijke verhalen over hun verblijf in die kampen. Bij de boeren in Freistatt waren veel vluchtelingen uit het Rijnland en de Roer ondergebracht en die konden nu ook naar huis, terug naar hun gebombardeerde steden. De Duitse bevolking moest om 10 uur van straat en wee degene die een minuut te laat was, die werd onbarmhartig opgepakt en tot de volgende ochtend opgesloten. Hierbij werden vele soldaten die over hun militaire kledij een burgerjas hadden getrokken, opgepakt en naar een krijgsgevangenkamp gevoerd. Hier letten we vooral op SS-ers, maar we hebben er nooit een kunnen pakken. Ons werd dagelijks gewezen op de Duitse weerstand “Weerwolf” doch wij hebben hier nooit iets van gemerkt, de meeste Duitsers hadden hun nederlaag nog niet verteerd, waren nog te zeer ontgoocheld. Hun geloof in de fürer was te groot geweest en nu bij het zicht van duizenden en duizenden ordeloze soldaten die zich hadden overgegeven en onder strenge bewaking naar achter werden gevoerd, moesten ze er zich wel bij neerleggen. De bevolking zelf leed honger en had gebrek aan alles. In de steden verbleven ze in overgebleven kelders. In de dorpen die overbevolkt waren van gevluchte stedelingen werd ook het voedsel schaars en zoals bij ons onder de bezetting, verkochten hier de boeren ook aan de meestbiedenden.

    Wij hadden een paradijselijk leven, niet werken, lekker eten, veel geld... Als ontspanning werden we ’s avonds naar Bremen, Hannover of Sulingen gevoerd. Naar een bierkelder of een filmvertoning en na de film steevast in de houding voor het “God save the King”. Met mijn moto verkende ik de ganse omgeving en mijn vele verlofdagen bracht ik door in steden als Bremen, Hannover, Dusseldorf en Berlijn. Daar zag ik Russische soldaten fietsles krijgen, tot groot en ingetogen plezier van de Duitsers. Komisch en onvergetelijk. Hier bestond ook een grote ruilhandel tussen soldaten van verschillende nationaliteiten. De Russen waren verzot op Amerikaanse sigaretten, terwijl de Amerikanen hiervoor polsuurwerken en vodka aannamen. Die uurwerken waren toch afkomstig van de Duitsers, de Russen was toegestaan alles wat hen bruikbaar was als oorlogsbuit mee te nemen. Ik heb Russen gezien met drie, vier horloges aan elke pols.

    Kerstmis 1945 brachten we door bij de Amerikanen in Bremen. Nabij de Dom in de huidige Ratskeller was hun kantine ondergebracht. Onvergetelijke sfeer met bier, wijn a volonté, de vrouwen hadden echter nog geen toegang. Als we ons verplaatsten konden we overnachten in Amerikaanse of Engelse transitkampen en hun kantines hadden altijd voldoende stock aan sigaretten, zeep, tandpasta, enz. Betalen met Duitse marken en die hadden we genoeg. In het najaar van 1945 werd de omgang met de Duitsers losser, krijgsgevangenen en ook burgers werden in de cantonnementen tewerkgesteld. De Duitse tewerkgestelden brachten allerlei voorwerpen mee om te ruilen tegen voedsel, ook smokkelaars doken op. Vooral sigaretten, bonen, koffie en nylonkousen waren zeer gegeerd maar ook dozen vlees en ander voedsel was in trek. De bevolking leed immers honger, meer dan ik ooit in België had gezien. De boeren werden door de stadsbevolking nog feller belegerd dan bij ons in het hongerjaar 1941. Maar stilaan werd alles min of meer normaal, de bevoorrading geraakte terug op gang, in de steden begon men puin te ruimen en ieder toog aan het werk. Ook de omgang met burgers werd toegestaan, bals werden ingericht en vluchtelingen kwamen terug naar huis.

    Na Freistatt kwamen we in een aantal kleinere plaatsen terecht tot we in het voorjaar 1946 naar Leese verhuisden. Een kleine provinciestad nabij Hannover. Hier werden we ondergebracht in een door Russische slavenarbeiders nieuw gebouwde fabriek. Grote betonnen bunkers, een verdieping ondergronds, een verdieping bovengronds, zwaar en kunstig gecamoefleerd met sparrenbomen, tot op de daken toe. Hier werden onderdelen gemaakt voor de beruchte V-bommen. Een aanzienlijk aantal lag nog klaar voor verzending, via een spoorweg die eveneens onzichtbaar was vanuit de lucht met hoogopschietende sparren, waarvan de kruinen hoog boven de sporen aan elkaar waren gebonden. De geleerden die vroeger voor de nazi’s hadden gewerkt, werkten verder, thans onder Engels gezag. De heren Professoren, zoals ze door de Duitse werklieden werden genoemd, werden door Engelse officieren van de geheime dienst in burgervoertuigen gebracht en opgehaald. Wat zij daar uitrichtten gebeurde in de grootste geheimhouding. De gewone arbeiders werden bij het verlaten van de fabriek door ons gefouilleerd maar deze heren moesten we ongemoeid laten. De bunkers waren uitgerust met de meest moderne machines en de magazijnen staken nog vol met allerlei materiaal. Er was strenge controle en wij mochten niets aanraken, alles was immers bestemd voor Engeland of de USA..

    Half april 1946 was onze taak daar afgelopen en na een treinreis van een dag en een nacht belanden we in Bastenaken. Hier kwamen we in een totaal vernielde stad, we waanden ons terug in Duitsland. Platgeschoten huizen, waarvan de bewoners in de kelders verbleven, in de velden nog veel stukgeschoten Duitse en Amerikaanse tanks en ander oorlogsmateriaal. We werden ondergebracht in de kazerne die door de Amerikanen voor ons was ontruimd en we hingen opnieuw af van het Belgisch leger : weer oefeningen, dat was maanden geleden. Belgische kost : bouletten, saucissen, slecht en veel te weinig... en of er gemord werd. We waren van de hemel in de hel terechtgekomen.
    Door een afdeling van onze compagnie werd deelgenomen aan de eerste steenlegging van de Mardassonheuvel, een gedenkteken voor de Amerikaanse strijdkrachten. Na een verblijf van enkele weken ging het naar Bergen, waar we in een leegstaande school hokten en belast werden met het ophalen en wegbrengen van Duitse krijgsgevangenen die in de koolmijnen moesten werken. Gelukkig heeft dit niet lang geduurd, op 23 juni 1946 werden we totaal onverwacht bedankt en met onbepaald verlof naar huis gestuurd. Terug burger, dit vergde een enorme aanpassing...”

    Vervolgt met : Georges Veiller.

    Foto’s :

    -Berlijn 1945 : Sovjetsoldaten en Amerikanen ruilen horloges om. Deze foto’s werden eigenhandig door Victor genomen.

    -Verwoest Berlijn in 1945. Ook deze foto’s werden door Vic geschoten.















    19-04-2019 om 11:35 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-04-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog : Victor Van Hoof.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Herinneringen aan W.O.-II

    Veldwachter Victor VAN HOOF.

    Het Fort van Breendonk

    Met mijn vriend Jan Baetens stapte ik naar Willebroek, we gingen ons melden in het Fort van Breendonk om de aangehouden zwarten te bewaken. Ook tientallen Duitse krijgsgevangenen werden daar binnengebracht en opgesloten.
    Nu moesten wij hun fouilleren. Alles wat ze niet in gevangenschap nodig hadden werd hun afgenomen. Wat een contrast : kruiperige onderdanigheid was in de plaats gekomen van hun vroegere arrogantie.
    Ik herinner me nog die Duitse officier die zich enkel door een andere officier wilde laten ontwapenen en aftasten. Dat gebeurde ook, een Belgische officier nam de egards waar, maar ’s nachts alleen in zijn cel kreeg hij een speciale behandeling en schoot er van zijn waardigheid niet veel meer over.
    De collaborateurs die werden aangevoerd kregen ook een speciale behandeling, zij werden vooraan de straat afgezet en moesten tussen een driedubbele haag losgelaten gepeupel lopen. Hierbij werden ze geslagen, gestampt, beschimpt, met de haren getrokken...ze haasten zich naar de min of meer veilige gang van het fort...
    Daar werden ze opgesloten in de kamers van de vroegere kampbewoners. Tijdens de dag werden ze met allerlei karweien belast en ook bij nacht werden ze niet gespaard, althans die eerste dagen niet.

    Na enkele dagen werden wij belast met het bewaken van de zennebrug te Leest. We hadden ons wachtlokaal op het gemeentehuis. Bewapend met een geweer, een tricolore band om onze arm en een Duitse gordel om het lichaam waaraan een koppel Duitse handgranaten, zo deden we in ploegen van twee dienst op de brug. Alle vreemdelingen werden gecontroleerd en door onze ploeg werden twee in burger geklede Duitsers aangehouden en aan de Engelsen uitgeleverd. Voedsel werd bereid in Willebroek en per vrachtwagen aangevoerd, het was goed en overvloedig.
    Na enkele weken werd alles stilaan normaal en de meesten gingen terug aan het werk. Ik kon mijn oude job weer opnemen in de garage bij De Baere doch het werk aldaar bestond hoofdzakelijk uit puin ruimen, wat mij minder beviel. Ik besloot nog even de kat uit de boom te kijken.

    Soldaat Oorlogsvrijwilliger Van Hoof

    Ik vernam dat ze oorlogsvrijwilligers vroegen en ik heb me gemeld in Antwerpen. Dat was op 23 oktober 1944, op de Rubenslei nr. 22. Toen ik daar volledig uitgekleed in een hokje stond te wachten sloeg er in de onmiddellijke omgeving een bom in. Kalk viel van muren en plafond, doch de keuring ging ongestoord verder. Ik werd goedgekeurd en opgeroepen naar de Panquinkazerne te Tervuren.
    Na een zestal weken tamelijk zware opleiding werd ik Soldaat Oorlogsvrijwilliger Van Hoof Victor bij het 8ste bataljon fuseliers 3de compagnie met stamnummer F8/479 en met specialisatie chauffeur motocyclist. Volledig uitgerust met Engels materiaal, de platte Engelse helm incluis. Te Joli-bois, bij Waterloo, werden we ondergebracht in een danszaal en stonden in voor de bewaking van Engelse benzine- en munitiedepots, die talrijk verspreid lagen in de weiden rond de Leeuw van Waterloo. Ook te Bosvoorde, aan de paardenrenbaan, had ik munitie te bewaken en te Koningslo Vilvoorde stonden we in voor de bewaking van een groot Duits krijgsgevangenenkamp, dit samen met de Engelsen. Het kamp bevond zich op een open veld en was omringd door hoge wachttorens.
    De gevangenen sliepen in tenten, ik heb altijd gehoord dat er zo’n 110.000 bij elkaar zaten. Whermacht soldaten, SS-ers, Vlaamse SS-ers, Zeemacht..alles zat er door elkaar. Sommige Vlaamse SS-ers lachten ons uit en verweten ons voor “Bleukens”. Wij maakten ons beklag daarover bij onze officieren die dat doorspeelden aan hun Engelse collegas maar die begrepen niets van onze situatie en zij traden niet op, voor hen waren alle gevangenen Duitsers. Voor de afzondering en de ondervraging van de SS-ers moesten speciale eenheden komen. Wel was er een detensionbarak, waar de meest arrogante en weerspannige elementen werden in ondergebracht. Die werden daar door Engelse MP’s aan een speciale training onderworpen, een training die niet onderdeed voor wat zij destijds met velen van ons hadden gedaan. Hier bleven we tot april 1945 en dan de trein op naar Duitsland.

    Vervolgt met : “Duitsland”.

    Foto’s :

    -Soldaat Oorlogsvrijwilliger Van Hoof.

    -Zijn “soldier’s pay book”.

    -Een mooie herinnering aan 1945. Vic zit in het midden van de tweede rij.







    06-04-2019 om 07:53 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 25/11-01/12 2024
  • 18/11-24/11 2024
  • 11/11-17/11 2024
  • 04/11-10/11 2024
  • 21/10-27/10 2024
  • 14/10-20/10 2024
  • 07/10-13/10 2024
  • 30/09-06/10 2024
  • 23/09-29/09 2024
  • 16/09-22/09 2024
  • 09/09-15/09 2024
  • 02/09-08/09 2024
  • 26/08-01/09 2024
  • 19/08-25/08 2024
  • 12/08-18/08 2024
  • 29/07-04/08 2024
  • 22/07-28/07 2024
  • 15/07-21/07 2024
  • 08/07-14/07 2024
  • 01/07-07/07 2024
  • 24/06-30/06 2024
  • 17/06-23/06 2024
  • 10/06-16/06 2024
  • 20/05-26/05 2024
  • 06/05-12/05 2024
  • 29/04-05/05 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 15/05-21/05 2023
  • 08/05-14/05 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 24/04-30/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 26/12-01/01 2023
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 03/10-09/10 2022
  • 26/09-02/10 2022
  • 19/09-25/09 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 22/08-28/08 2022
  • 15/08-21/08 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 10/08-16/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 15/06-21/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 16/12-22/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!