1691 31 januari
Schepenbrief van Mechelen : Elisabeth Van Hoof, weduwe van Jorisxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De Hont ontvangt van Peter De Kegel
en Joanna De Hont 200 gulden kapitaal
tegen een jaarlijkse rente,
verzekerd voor het derde deel van het huis de Drie
Vriessen in de O.L.V.straat.
1692 29 december :
De meyer Jan Bouxstuyns voerbaen soude bedienen de meyerije
van Heffen, Leest, Hombeeck,
Battel, Auweghem ende Geerdeghem.
(Geschiedenis van Hombeek, blz.31)
1693 Omtrent het
jaer 1693 is tot Mechelen eerst in gebruyck gekomen het drinken
van het Lovensche Bier.
De eerste herberg waer men dit bier
tapte was In t Uylenkotje genaemd, in de
Onze Lieve Vrouwestraete, alwaer
dagelijks vele advocaeten, doctors en andere
die tot Loven gestudeert hadden,
die kwamen drinken.
De tweede herberg was in het
Vlasch-Bloemeken en de derde in het
LEESTJEN in de Cathelijne
straete. (huisnummer 89)
Het eerste Lovens bier, dat aldaer
getapt werd, was zoo sterk dat de luyden met
drij pinten te drinken zoo dronken
waeren dat men hen thuys moeste voeren.
(Mechelse Kronieken)
1694 Joannes
Anthonis Van den Male volgde pastoor Gijsens op van april dat jaar tot
aan zijn dood op 22 februari 1723.
Hij ligt begraven in de
linkerzijgang van de parochiekerk.
1699 4 april :
Willem De Wint bekent dat de Putterie hem 200 gulden heeft
overgemaakt tegen 12 gulden 10
stuivers intrest op 5 dagwand land onder Leest.
(MS,nr.4823)
1701 De Sint-Jozefskapel
Bouw van de Sint Jozefkapel in de
Dorpsstraat. Dit gebeurde grotendeels op
kosten van pastoor Van den Male en
enkele vrijgevige parochianen. (DB-1958)
In het Mechelse stadsarchief ligt
een schets van deze kapel in 1790 met volgende
tekst :
xml:namespace prefix = v ns = "urn:schemas-microsoft-com:vml" />
St-Josephs-Kapel. Deze kapel wierd
gebouwd omtrent 1690 door den
Eerweerden Heer Joannes Antonius
Van de Maele, pastoor te Leest ; denselve
die het godshuys van de H.Magdalena
in den ham begiftigde.
De kapel wierd onder het fransch
schrikbestuer afgeworpen omtrent 1798.
Doch is later wederom opgebouwd op
de oude fundamenten opde zelve wijze
bijna als zij te voren was.
Deze bouwdatum was foutief vermits deze pastoor Leest vervoegde
in 1694...
In Gazet van Mechelen van 18
september 1959 publiceerde J. Uytterhoeven
volgende bevindingen over de Sint
Jozefskapel :
Tussen Leest en Tisselt, aan de
zoom der oude Romeinse buurtbaan die aldaar,
en nu nog in de dorpskom van
Tisselt Hoogstraat heet, en die niets anders is dan
het vervolg der Oude Leestse Baan
die, over de Warande van Mechelen komt,
staan er twee oude en schilderachtige
kapellen : de Sint Jozefkapel op Leest en de
Hoflandkapel op Tisselt.
De St-Jozefkapel is eigenlijk nog
gelegen in het dorp Leest zelf, links van de
steenweg naar Tisselt, op
nauwelijks 200 m van de kerk.
Deze kapel is in baksteen gebouwd,
maar alles is beplakt en wit geverfd. Boven
de ingang komt een arduinsteen voor
waarop tweemaal geschilderd werd Maria,
help ons in allen nood, heden schier
niet meer zichtbaar.
In de rechterzijmuur komt een steen
voor met een jaartal dat echter niet meer te
ontcijferen is, doch waarschijnlijk
het jaar aangaf waarin de kapel, na de Franse
revolutie, gerestaureerd werd.
Voor de ingang staat een oude
linde.
Van binnen is de kapel geheel
gewitkalkt, van weerskanten en tamelijk hoog, een
getralied venster met negen ruitjes
die echter heden bijna tot de laatste door het
keuteljacht met steenworpen kapot
zijn gekegeld. Binnenwaarts is de kapel 3,50
bij 4,50 m. De oude deur voorzien
van een getraliede opening en van een
offerblok is, aan de binnenkant
beslagen met een metalen plaat en sluit met een
zeer oud slot.
Wanneer men even door de getraliede
deur kijkt staat men enigzins verwonderd
over wat er daar binnen te
aanschouwen is. Men ziet daar een houten
Renaissance-altaartje dat zonder
twijfel speciaal voor deze kapel vervaardigd is
geweest. Het retabel vormt een
troontje waarop drie oude gepolychromeerde
beeldjes staan, de H.Familie
voorstellend en het staat vast dat deze beeldjes
vroeger in de processie gedragen werden.
Op de altaartafel staan aan
weerskanten twee houten verzilverde kandelaars. Op
de antipendiumplank staat het
monogram van O.L.Vrouw geschilderd. Maar op
de altaartrap staan twee
reusachtige en voorzeker oude houten beelden, geheel wit
geschilderd. Links St-Jozef, rechts
St-Niklaas en dit is zo maar geen toeval want
St-Niklaas is de eerste patroon van
de parochie en St-Jozef de tweede.
Deze beelden zijn alvast geen
knoeiwerk, ze hebben een zekere allure en doen aan
werk van een FaydHerbe denken.
Beide beelden komen vermoedelijk uit de kerk,
want voor de kapel zijn ze veel te
groot.
Dit vermoeden wordt alvast
versterkt door het feit dat er in een kerkrekening van
Leest, zo maar uit het jaar 1597,
de volgende post voorkomt : item betaelt voor
Het repareren van een Sint Niclaes,
te maken een hant metten staf ende het
cuypken met de drij kinderkens II
gulden VIII stuivers.
Beide beelden zijn veel te mooi om
ze daar langer aan de vernielzucht van het
keuteljacht prijs te geven, want de
kapel schijnt niet meer onderhouden te worden.
Al wat we weten is dat de kapel er
reeds stond in 1702, als blijkt uit een toelating,
op
23 augustus van dat jaar door aartsbisschop Humberto a Precipiano
verleend,
om in de Sint-Jozefskapel te Leest
wekelijks een mis te lezen.
Er is ook spraak van in een
vragenlijst in 1716 voor het kerkvisiet voorgeschreven
door aartsbisschop Thomas Philipp
dAlsace de Bossu.
Uit nagelaten notas van pastoor J.
Van Heymbeke in 1744 en door pastoor De
Heuck in 1774 blijkt dat de kapel
is begiftigd geweest door baron de Spangen en
vrouwe wwe. de Saint Roman
Koninxsteen om er s zondags en op de feestdagen
mis te lezen. (GvM 18/9/1959)
Op 6 februari 1974 deed pastoor
Lornoy bij veldwachter Van Hoof aangifte van
inbraak en diefstal in de Sint Jozefkapel. Hij
ging er van uit de de diefstal werd
gepleegd tijdens de nacht van 1 op
2 februari 1974 omdat er toen ook was
ingebroken in de Sint Annakapel.
In de St-Jozefskapel gingen de dieven aan de haal met een zestal houten
barokke
kandelaars en met het
gepolychromeerd houten H. Familiebeeldje uit de 17e eeuw.
Uit de St-Annakapel ontvreemden ze
een 16e eeuws houten beeldje.
Het altaar in de St-Jozefskapel uit
1764 was vroeger een zijaltaar in de
parochiekerk.
In de altaarnis staat een gipsen
mariabeeldje seder sapientiae (stoel der
wijsheid).
Met de afschaffing van de
processies verdween ook het jaarlijkse onderhoud aan
kapellekens. Vroeger werd immers
bij elke processie de kapel schoongemaakt
door de buren. Zo werd er ook bij
die gelegenheid wit zand gestrooid omheen de
Sint-Jozefskapel en verse
bloemetjes geplaatst op het altaar.
In 1977 stonden de Leestse
kapellekens er dan ook armzalig en treurig bij.
Gelukkig telde Leest onder haar
inwoners ene Georges Herregods. De
aalmoezenier-kunstenaar lanceerde
een aktie Veldkapelleken en met een aantal
vrijwilligers zorgde hij voor een
prachtige sanering.
Zo bracht hij boven de toegangsdeur
van de St-Jozefskapel, in zijn typische stijl,
een ploegende Leestse boer aan en
op de zijgevel een Romaanse Kristusfiguur,
twee werken in steengoedklei.
In het kader van deze aktie
Veldkapelleken gaf de burgemeester van Mechelen
opdracht om plantsoenen omheen de
kapellen van Sint Jozef en Sint Anna aan te
planten en deze regelmatig te onderhouden.
|