xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
1736 25 januari :
Antoon De Maeyer woont Puurs gewezen voogt der wezen van
Antoon Peeters x Barbara De Maeyer,
Jan Peeters woont te Leest kocht van de
erfgenaam land te Willebroek.
(Notaris Jan De Cock, Willebroek)
1737 In 1737 was de
pastorij zodanig aan het vervallen dat pastoor Van Heymbeke een
oproep deed tot de abdij van
Kortenberg om de pastorij te laten restaureren.
Vermits dit klooster de inkomsten
van de parochie opstreek, moest het ook
instaan voor het onderhoud van
pastoor, kerk en pastorij. Het klooster hield zich
echter van de dove. Zo kwam het tot
een proces tussen de pastoor van Leest
en de
abdis van Kortenberg over de
kwestie wie de herstelling aan de pastorij diende te
betalen.
Dit proces begon aldus :
Het pastoreel huys is in zoo
slechten staet dat de daeken drijgen in te vallen, de
gevel drijgen te beswijken ende den
kelder des winters vol waeter staet, ende de
vensters en solders veroudert ende
verrot. Daerenboven is het voorseyde huys soo
cleyn ende vernepen dat den heere
Pastor genootsaect is te slaepen onder het
dack, uytgestelt aen coude, windt
ende hitte ende andere ongemacken,...
De herstelling werd geschat op
1.600 gulden. De zaak kwam voor de Grote Raad
van
Mechelen en na lang aanslepen kwam de beslissing op 4 april 1742 : de
reparaties kwamen op kosten van de
abdis van Kortenberg. De pastorij werd
grondig hersteld en hoger
opgetrokken.
1739 De tweede klok
(van 1649) barstte in 1739 en werd hergoten door Lambertus
Franquin uit Mechelen, op kosten
van de parochie. Ze werd gewijd op 11
december 1739 en kreeg de naam
Maria.
Roger W. Borguelmans, meier van het
distrikt Mechelen, was peter en Amelia
Reyntjens, echtgenote van Philipus
Fierens was meter.
1740 Leest telde dat
jaar 759 inwoners. (DB, nr.11-1958)
1741 In de nacht van
15 op 16 februari 1741 werd er ingebroken in de sacristij.
De dieven verdwenen met een
aanzienlijke buit : een kostbare vergulde zilveren
ciborie, een zilveren kelk, een
zilveren pixis om de communie aan de zieken
te dragen, een paar zilveren chrismapotjes
en al het lijnwaad dat voorhanden was.
Enkele dagen later kwam de reaktie
van het bisdom onder vorm van een brief,
voor te lezen in de kerk : Wij
komen te verstaan dat abominabele booswichten
in de sacristije der kercke van
Leest ingebroken hebbende aldaer gestolen hebben
niet alleenelijck alle lijnwaet,
maar ook de HH.Vaeten, hebbende met hun
onsuyvere handen daer uitgestort de
HH.Oliën, jae oock (O schroomelijk
schelmstuk) het heylich der
heyligen...
Het bisdom stelde dan verder voor
op de eerstvolgende zondag, 18 februari, te
Leest een publieke biddag te houden
met uitstelling van het sakrament en met
processie om te vercrijgen dat de
goddelijke barmhertigheyt de vreese en
benautheyt aenjaege aen sulck
booswichetelijck gespuys... Wie de biddag
meemaakt krijgt veertig dagen
aflaat. (WLS, blz.15)
1741 September : 75
sterfgevallen van de rode loop. (Sermoenen van pastoor Joris)
1746 14 april :
Peter Apers zoon van Cornelis woont te Leest sterk voor Elisabeth
Corens zijn moeder afwezig en voor
Adriaan zijn uitlandige broer, huurt van huis
te Ruisbroek 2 Guilliam De Maeyer 2
de Hoogstraat 3 de kapel van St. Catharina
en Gerard Verhelst 4 het goed van
het gasthuis van Antwerpen.
(Notaris Jan De Cock, Willebroek)
1747 In de periodiek
De Band publiceerde Georges Herregods in het nummer van
december 1981 het proces van Joanna
Jaske De Ridder uit Willebroek die tegen
de lamp was gelopen na
verschillende geestesbezweringen.
Zijn bronnen : Kerkarchief Leest nr.29 31 (Rijksarchief Antwerpen),
Parochie-Archief Leest nr 41 en 42,
(Parochieregisters) nr 51 (status animarum)
en het Kaartboek van Jan van
Acoleyn 1723.
Een
Heksenproces te Leest.
...In deze omtrent de maent van mey in het
jaer 1747 in den stal van Berbel Vermeylen weduwe van wijlen Christiaen Lauwens
woonende in de parochie van Leest, eene van
haere koyen sieck synde, om te weten d
oirsaeck van die sieckte heeft doen roepen eene
sekere vrouwe gemynelyck genaemt de Sias oft
Jaske woonende onder de parochie van Willebroeck.
Dese omtrent tien uren morgens aldaer gecomen
synde, is gegaen in den stal van de verseide weduwe, ende heeft geseyt dat op
die siecke koye eenen geest sagh sittende in de gedaente van een wit konijn :
dit geseyt hebbende issy gegaen in huys seggende den geest niet te connen doen
spreken tensy ten twelf uren van den dagh oft van den nacht ;
omtrent twelf uren van den dagh is sy wederom
gegaen in den stal ter presentie van de voorscreve weduwe, haren soone Gillam
Lauwens, Annemi Lauwens haer dochterken, ende Jenna Kauwenbergh.
In den stal synde heeft doen ontsteken de
geweyde keersse, doen bybrenghen geweyt water, doen lesen de vrijdaegse en
saterdaegse letanien, seggende aen Janna Kouwenbergh leserse der geseyde
letanien : siet wel toe dat ge geen woorden van de letanien en mist oft den
duyvel sal u den hals breken.
Terwylen dat se in den stal waeren ist geschiet
dat de gewyde keerse gebroken is, waerop die Jas geseyt heeft : nu siet ge wel
dat hier eenen geest resideert aengesien de keerse breeckt.
De letanien geeyndight synde heeft dese Jas
geweyt water geworpen naer de siecke koye ende geseyt dat se den geest , den
welcken sy te voren in de gedaente van een wit konyn hadde sien sitten op de
koye nu sagh in de gedaente van eenen mensch sonder beenen, ende heeft tot den
geest geseyt : syde van Godtswegen spreckt, syde van duyvelswegen wyckt, waarop
den geest tot haer (de andere tegenwoordighe niet hoorende spreken) geseyt
heeft : ick ben den geest van Christiaen Lauwens den man van de voorseyde
weduwe nu overleden elf à twelf jaeren, daer moeten tot Hanswyck gehoort worden
2 gelese missen dry bedewegen gedaen worden naer Heyendonck, twee naer
Calfvoert, eenen naar Peuti, eenen naer Brussel in de Savelkercke, drij naer
Sinte Rombouts Capelle, ende eenen naer het capelleken van den boom buyten
dEcherspoelpoort alwaer moeten gelesen worden 22 vaderonsen.
De weduwe heeft van deze Jas gevraeght hoeveel
sy daer voor hebben moest, dewelcke gevraeght drij per misse schellingen
dewelcke haer van de weduwe gegeven zijn.
Twee maendt daernaer omtrent den hoist de
weduwe sieck sijnde heeft deselve Jas wederom doen roepen om van de selve te
weten welck doirsaeck was van haer sieckte, is daer gecomen omtrent elf uren
aen het bedde van de voorseide weduwe ende heeft geseyt aen de sone Gillam
Lauwens, oft hij den geest van synen vader in de gedaente van eenen man niet en
sagh waer op hij antwoorde : nee, waerop sij wederom seyde dat sy hem sagh
sitten op het hert van sijne moeder in de voorscreve gedaente. Omtrent twelf
uren heeft se de gewijde keerse doen ontsteken, doen lesen de letanien van
vrijdags ende saterdags dewelcke gelesen sijnde heeft se weyde water gesproyt
ende eenighe woorden gesproken tot den tot den geest die de tegenwoordighe niet
en verstonden, ende oock ten lesten geseyt tot den geest : sijde van Godtsweegs
spreekt ende seyde van duyvels weghe
wijckt.
In de tegenwoordigheyt van den siecken, van
Gillam Lauwens ende Jacobus Bulens, Annemi Lauwens.
Dit geseyt hebbende heeft geantwoordt dat tot
Heyendonck moesten geschieden drij gelese missen, ende dat daerom bij haar
quamp om van haer geholpen te worden ende dit
gedaen sijnde dat den geest dan saligh was,
ende sy heeft oock tot de siecke geseyt, dat nu noch in tijdt was, ende
waerthat de siecke voor 24 uren gewaght hadde van haer te roepen, dat er seker
soude gesterven hebben. Twee schellinghen.
Omtrent Bamis de tweede koede van Berbel
Vermijlen sieck sijnde is de geseyde wederom gehaelt en gecomen omtrent tien
uren in huys,ende weynigsken geseten hebbende is gegaen in den stal, ende seyde
dat sij den geest sagh in de gedaente van een vrouwpersoon sittende op de koede gecleedt met grouwt
lijfken hebbende verrimpelt aensicht ende brandende ooghen in het hooft dan
isse wederom in huys gecomen seggende den geest niet verder te connen spreken
als ten twelf uren.
Die uer gecomen sijnde isse naer den stal
gegaen daer bij sijnde Gillam Lauwens, Berbel Vermijlen, Anne Mi Lauwens,
Cornelis N. Heeft doen ontsteken de geweyde keerse, doen lesen de vrijdaeghse
ende saterdaeghsche letanien. De welcke gelesen sijnde begonst sij te lesen
ende eenighe woorden te spreken de welcke de tegenwoordighe niet en verstonden
ende die woorden gesproken sijnde heeft se geweyt water geworpen naer den geest
ende geseyt sijde van Godtweghe etc... ende heeft den geest gevraagt hoe sij
hiet, ende heeft geseyt dat se was de
moeder van de weduwe.
Den geest geseyt hebbende wie hij was, soo
heeft sij gevraaght tot wat eynde sij daer quamp, waarop den geest geantwoordt
heeft, dat se daer elf jaeren geresideert hadde, ende gevraeght sijnde wat sij
versocht, heeft geantwoordt datter twee gesonghe missen moesten gehoord worden
tot Caffvoert, een gelese misse tot Halle gehoort worden ende den geest heeft
geseyt dat dandere kinderen dien last moesten helpen draghen : gegeven twee
schellingen...
Deze feiten kregen een
staartje : Jaske werd opgesloten en veroordeeld tot twee jaar boeteklooster,
met nadien de gebruikelijke publieke vergiffenis :
...In de saecke van officie voor ons gevoert
ende ongevonnist hangende tusschen den promotor van ons Hof aenklager van den
eenen cant, ende Joanna De Ridder verlate huysvrauw (gelijck sij seght) van
Joannes Adriaenssens van den anderen cant ;
de acten hier van gesien hebbende, op alles wel
gelet sijnde ende rijpelijck alles overwogen hebbende besonderlijck verschijde
haere antwoorden ende belijdenissen, ende haere ootmoedighe onderworpinghe soo
antwoordende op den beschuldigende boeck van den promotor als op onse verbale
ondervraginghe uyt officie gedaen, aenroepen hebbende den naam van Christus,
met raet ende toestemminghe der rechtsgeleerde, definitivelijck recht doende,
declameren wij, de geseyde gevangene overtuyght te sijn, dat sij van over veel
jaeren de siecke menschen ende beesten heeft trachten te exorciseren oft
belesen, ende dat sij vermetelyck getal te licht geloovende volck heeft wijs
gemaeckt de voorseyde menschen ende beesten van eenighe vremden geest beseten
te sijn, ende dat sij haer selven geveynst heeft ende een andere bedrigelijck
geseght heeft, dat se dien sagh onder verscheyde gedaente van een conijn, dwijf
ende menschen van over lanck gestorven, dat sij dien aensprack ende dat hij
haer antwoorde, tot dien eynde misbruyckende de ceremonien ende gebeden der
kercke, met een ijdele oplettentheyd van tijdt ende met een groeter
ontsteltenisse van haer selven als van het bijstaende volck, ende dit niet
alleen in de parochie van Willebroeck alwaer haer wooninghe is, maer oock in de
bijgelegene en veer afgelegene parochien : besonderlyck in de parochien van Leest, Heffen, Hombeeck ende
Schriecke ;
hierom vonnisse wij de gedaeghde, dat sij
provisionelijck van de plaetse haerder gevangenisse sal gebraght worden in t
Huys van t H. Cruys bij de vaert in dese stadt, ende om aldaer over alle haer
geseyde uytsporigheden een waere ende oprechte penitentie te doen, ende tot
dien eyndesal sij met den eersten aen een geapprobeerden Bichtvader doen een
algemijne bichte van altemael haer sonden, sal een geheele maent over ander
daghs vasten in het broodt van quelling ende int water van droefheyt, ende dat
se provisionelijck sal besorghen ende sonder uytstel door den mont van
Eerw.Heeren pastoors der geseyde parochien sal doen vergiffenis vraghen van t
scandaele van haer gegeven, met gelofte van in t toecomende diergelijcke
saecke niet meer te doen, dat se alle maenden te minsten soo lanck als sij in
dat geseyt huys blijven sal, sal doen aen den geseyden geapprebeerden
bichtvader eene sacramentele Bicht ende alle vrijdaghen op den tijdt van haer
verblijvinge sal herhaelen den vasten int broodt van quellinghe ende int water
van droefheyt, dat se voor de twee jaeren niet en sal losgelaten worden ende
dat op een geen andere conditie als dese dat als wanneer sij sal wederom
gekeert sijn naer haere wooninghe, dat sij op den sondagh immediatelijck
volgende op gebooghde knien, ende een keerse van geel coleur hebbend in haer
handen vantbeginsel der Hooghmisse tot eynde op eene plaetse gesepareert van
dandere sal stellen, ende de vergiffenisse, dewelcke provisionelijck door den
mondt van haeren Eerw.Heer Pastoor gevraeght hadde, self tegenwoordigh sijnde
met haeren mondt sal hervraghen ende sal bekennen dat sij het al te light
geloovende volck met haere superstitien bedroghen heeft, ende dat sij meyt uyt
haere parochie op wat pretexe dat het soude moghen wesen, en sal gaen sonder
oorlog van haere Heer Pastoor, ende dat sij aen hem ten minste alle maenden
sacramentelijck sal biechten ende volgens sijn voorscrijvinghe sal entfanghen
het lichaam van ons Heer...
Bij het verlaten van
het dorp, op de Tisseltbaan, eventjes voorbij het kapelleke van de
Boerinnegilde, stonden in 1747 twee huizekes : het eerste werd bewoond door
Gilliam Bradt, het tweede door het gezin Christiaen Lauwens Barbara (Barbel)
Vermijlen. Dit laatste huisje stond ongeveer op de plaats waar later de weduwe
Emiel Baetens zou wonen.
In dat boerderijtje
vonden deze feiten plaats (geestesbezweringen).
In 1747 was vader
Christiaen Lauwens elf jaar gestorven (23/11/1736), hij had zijn vrouw Barbel
twee kinderen nagelaten : Guillam en Annemie.
Bij ziekte van mens of
vee deed Berbel telkens beroep op een zekere Joanna De Ridder (Jaske) uit
Willebroek.
Guillam Lauwens huwde
nadien met Joanna Van Campion en betrok het naburige huisje van Gilliam Bradt.
Dochter Annemie Lauwens trouwde met Jan Steenmans en bleef bij haar moeder
wonen. Dit jonge gezin kreeg twee kinderen : Petrus (1766) en Jacobus (1778).
Berbel Vermijlen overleed er op 22 januari 1775 op de leeftijd van 77 jaar 7
maanden en 11 dagen. (Georges
Herregods)
|